Cover
立即免费开始 Klinische Biologie - deel 2.pdf
Summary
# Laboratoriumdiagnostiek van rode bloedcellen
Dit onderwerp behandelt de analyse van rode bloedcellen, inclusief hun productie, indices, afwijkingen in grootte en vorm, en de detectie van inclusies en parasieten [3](#page=3).
### 1.1 Erythropoëse en reticulocyten
Erytropoëse, de productie van rode bloedcellen (RBC), vindt plaats in het beenmerg. Het proces omvat de ontwikkeling van pro-erythroblasten tot reticulocyten in ongeveer vijf dagen. Tijdens dit proces worden de cellen kleiner, rijpt het cytoplasma en wordt de kern uiteindelijk uitgestoten. Een reticulocyt is een jonge rode bloedcel die recent uit het beenmerg is vrijgekomen en een blauwe schijn vertoont door de aanwezigheid van ribosomaal materiaal, wat na 24-48 uur verdwijnt [3](#page=3).
* **Betekenis van reticulocyten:** De reticulocytentelling is een belangrijke parameter die aangeeft hoe actief het beenmerg RBC aanmaakt. Een toename van reticulocyten duidt op stimulatie van het beenmerg, bijvoorbeeld na bloedverlies [3](#page=3).
De gemiddelde levensduur van een rode bloedcel in het perifere bloed is ongeveer 120 dagen [3](#page=3).
### 1.2 Normoblasten in perifeer bloed
Normaal gesproken ziet men in perifeer bloed geen gekernde RBC of normoblasten bij gezonde personen. Er is een uitzondering bij neonaten, waar in het laatste trimester van de zwangerschap de foetale RBC-productie toeneemt, wat resulteert in de aanwezigheid van gekernde RBC en normoblasten in het perifeer bloed kort na de geboorte. De aanwezigheid van normoblasten in het perifeer bloed van volwassenen is meestal pathologisch en kan wijzen op [4](#page=4):
* Hyperplasie van de erytropoëse (compensatoir bij hemolyse) [4](#page=4).
* Extra-medullaire aanmaak van RBC buiten het beenmerg (bv. bij chronische hemolyse, fibrosering van het beenmerg, thalassemie, leukemie, of beenmergfiltratie door metastasen) [4](#page=4).
* Een erythroblastair bloedbeeld, wat een combinatie is van gekernde rode bloedcellen en myeloïde voorlopers [4](#page=4).
### 1.3 Rode bloedcelindices
Naast het tellen van RBC zijn er andere parameters die de toestand van deze cellen weergeven. De belangrijkste berekende parameters zijn [5](#page=5):
* **Hemoglobine (Hb) concentratie:** Spectrofotometrisch gemeten [5](#page=5).
* **Hematocriet (Ht):** Het volume van het bloed dat door RBC wordt ingenomen als fractie van het totale bloedvolume [5](#page=5).
* **Mean Cell Volume (MCV):** De gemiddelde grootte van één rode bloedcel. Het wordt berekend door de hematocriet te delen door het aantal RBC. Dit is een belangrijke index voor de evaluatie van anemie en geeft een indicatie van de celgrootte [5](#page=5).
$$MCV = \frac{Hematocriet \times 100}{\text{Aantal RBC}}$$
* **Mean Cell Hemoglobin (MCH):** De gemiddelde hemoglobine massa per rode bloedcel [5](#page=5).
* **Mean Cell Hemoglobin Concentration (MCHC):** De gemiddelde hemoglobine concentratie in de rode bloedcel [5](#page=5).
> **Tip:** Deze indices zijn cruciaal voor het classificeren van anemieën op basis van de grootte van de rode bloedcellen.
### 1.4 Afwijkingen in grootte van rode bloedcellen
De grootte van de rode bloedcellen wordt weergegeven door de MCV en kan variëren [7](#page=7).
* **Normocytair beeld:** Normale celgrootte, typisch tussen 85 en 95 femtoliter. Dit duidt op normale nucleaire en cytoplasmatische maturatie [7](#page=7).
* **Microcytair beeld:** Kleine rode bloedcellen (microcyten). Dit kan optreden bij bijvoorbeeld ferriprieve anemie (ijzertekortanemie). Bij microcytaire anemie is de cytoplasmatische ontwikkeling verstoord, terwijl de nucleaire maturatie normaal is [7](#page=7) [8](#page=8).
* **Macrocytair beeld:** Grote rode bloedcellen (macrocyten). Dit kan optreden bij vitamine B12- of foliumzuurtekort, myelodysplasie, leveraandoeningen of door medicatie (chemotherapie). Bij macrocytaire anemie is de nucleaire maturatie verstoord en de cytoplasmatische ontwikkeling verlengd [7](#page=7) [8](#page=8).
Andere oorzaken van normocytaire anemie omvatten chronische ziekten (inflammatoire anemie) en tekorten aan erytropoëtine (renale anemie) [7](#page=7).
### 1.5 Afwijkingen in vorm van rode bloedcellen (Poikilocytose)
Poikilocytose verwijst naar afwijkingen in de vorm van rode bloedcellen. Er zijn diverse afwijkingen die herkend kunnen worden, waaronder sikkelcellen, traandruppelcellen en schistocyten [9](#page=9).
Veel van deze vormafwijkingen kunnen ontstaan door:
* Mutaties in de hemoglobineketens (bv. sikkelcelanemie) [9](#page=9).
* Mutaties in genen die coderen voor eiwitten van het cytoskelet of celmembraan van de RBC (bv. hereditare schistocytose of elliptocytose) [9](#page=9).
#### 1.5.1 Schistocyten (fragmentocyten)
Schistocyten, ook wel fragmentocyten genoemd, zijn fragmenten van rode bloedcellen. Ze hebben een onregelmatige, vaak driehoekige, helmvormige of kommavormige structuur met scherpe randen en missen een centrale opklaringszone [11](#page=11).
* **Korte levensduur:** Schistocyten hebben een korte levensduur door verhoogde kans op hemolyse of verwijdering door de milt [11](#page=11).
* **Klinische relevantie:** Schistocyten zijn de enige RBC-vormafwijking die gekwantificeerd wordt (/1000 RBC) en zijn klinisch belangrijk omdat hun aanwezigheid duidt op ernstige, levensbedreigende aandoeningen die dringende behandeling vereisen [11](#page=11).
**Ontstaansmechanismen van schistocyten:**
* **Mechanisch:**
1. Vaatwandruptuur met toegenomen schuifspanning [12](#page=12).
2. Inflammatie van de vaatwand en vorming van fibrine [12](#page=12).
3. Vorming van schistocyten door doorsnijden van RBC door fibrinedraden [12](#page=12).
4. Hemolyse van de RBC-fragmenten (intravasculaire hemolyse) [12](#page=12).
* **Hitte:** In vitro bij 49°C, soms 46°C bij erfelijke vormen van hemolytische anemie [12](#page=12).
* **Osmotisch:** Bijvoorbeeld door brandwonden [12](#page=12).
**Aandoeningen geassocieerd met schistocyten:**
* Microangiopathische hemolytische anemie (MAHA) [13](#page=13).
* Trombotische trombocytopenische purpura (TTP) [13](#page=13).
* Hemolytisch-uremisch syndroom (HUS) [13](#page=13).
* Gedissemineerde intravasculaire stolling (DIC) [13](#page=13).
* Slecht functionerende hartkleppen / kunstkleppen [13](#page=13).
* Maligne hypertensie [13](#page=13).
* Brandwonden [13](#page=13).
* HELLP-syndroom [13](#page=13).
### 1.6 Inclusies in rode bloedcellen
Inclusies in rode bloedcellen zijn abnormale structuren binnen de cel die detecteerbaar zijn met microscopie [14](#page=14).
* **Howell-Jolly bodies:** Resten van de kern (DNA) die nog aanwezig zijn in het cytoplasma van een rijpe RBC. Normaal gesproken worden deze verwijderd door de milt. Vondst ervan wijst op asplenie (afwezigheid van de milt) of hyposplenie (verminderde miltfunctie) [14](#page=14).
* **Basofiele stippeling:** Basofiele inclusies die aggregaten van ribosomen voorstellen. Ze worden frequent gezien bij problemen met de erytropoëse [14](#page=14).
* **Lichaampjes van Pappenheimer:** Kleine inclusies die ontstaan door aggregaten van ferritine [14](#page=14).
* **Lichaampjes van Heinz:** Aggregaten van hemoglobine die denatureren. Deze zijn niet goed zichtbaar met standaard kleuringen en vereisen speciale methoden [14](#page=14).
* **Parasieten:** Diverse parasieten kunnen rode bloedcellen infecteren [14](#page=14).
### 1.7 Parasitaire infecties in rode bloedcellen
De meest frequente parasitaire infectie die in het laboratorium van hematologie wordt vastgesteld, is malaria [15](#page=15).
* **Malaria:** Veroorzaakt door *Plasmodium* species, zoals *P. falciparum*, *P. vivax*, *P. ovale*, *P. malariae*, en *P. knowlesi*. Malaria is een toenemend probleem, en met het toenemen van endemische risicogebieden zal de diagnostiek hiervoor toenemen [15](#page=15) [16](#page=16).
* **Andere parasitaire infecties:**
* Microfilaria (bv. *Loa Loa*) [15](#page=15).
* *Trypanosoma brucei* (slaapziekte) en *Trypanosoma cruzi* (ziekte van Chagas) [15](#page=15).
* *Leishmania* (Leishmaniose) [15](#page=15).
#### 1.7.1 Diagnostiek van malaria
De diagnostiek van malaria omvat verschillende methoden met variërende sensitiviteit [17](#page=17).
* **Moleculaire diagnostiek (LAMP assay):** Loop-mediated isothermal amplification assay, een kwalitatieve test met hoge sensitiviteit voor de detectie van *Plasmodium* species. Een hoge negatieve predictieve waarde laat toe om malaria-infectie uit te sluiten, wat belangrijk is in niet-endemische regio's [17](#page=17).
* **Rapid Diagnostic Tests (RDT):** Antigeen gebaseerde tests die immunochromatografische technieken gebruiken. Ze kunnen onderscheid maken tussen *Plasmodium falciparum* en non-*falciparum* species. Detectie geschiedt via histidine-rich protein 2 (HRP-2) voor *P. falciparum* en pan-*Plasmodium* parasite lactate dehydrogenase (pan-pLDH) voor andere species [17](#page=17).
* **Microscopie:**
* Dik druppel en uitstrijkjes [17](#page=17).
* Arbeidsintensief en tijdrovend [17](#page=17).
* Hoge Limiet of Detection (LOD), typisch 50 parasieten/µL, wat het moeilijk maakt om lage parasitemieën te detecteren [17](#page=17).
* **PCR:** Kan moleculair onderscheid maken tussen verschillende types [17](#page=17).
Bij een positieve LAMP assay wordt bepaald welke species aanwezig is en wat de parasitemie (het aantal geïnfecteerde RBC) is. Het onderscheid tussen *falciparum* en non-*falciparum* is cruciaal voor de behandeling. Hoge parasitemie kan leiden tot snellere opname van patiënten in het ziekenhuis [17](#page=17).
---
# Laboratoriumdiagnostiek van hematologische parameters
Dit onderwerp behandelt de analyse van belangrijke bloedparameters en de interpretatie van afwijkingen die wijzen op diverse hematologische aandoeningen, met een focus op rode bloedcelgerelateerde afwijkingen [5](#page=5).
### 2.1 Rode bloedcelindices
Naast het tellen van rode bloedcellen (RBC's) worden diverse andere parameters onderscheiden. De hemoglobineconcentratie wordt spectrofotometrisch gemeten. Het hematocriet (Hct) vertegenwoordigt het volume van het bloed dat door de RBC-fractie wordt ingenomen. Hieruit kunnen verschillende berekende RBC-parameters worden afgeleid [18](#page=18) [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 2.1.1 Mean Corpuscular Volume (MCV)
Het MCV is een belangrijke index die het gemiddelde volume van één RBC weergeeft. Het wordt berekend door het hematocriet te delen door het aantal RBC's. Het MCV is een parameter voor de uitwerking van anemie en geeft een indicatie van de grootte van de bloedcellen [5](#page=5).
#### 2.1.2 Mean Corpuscular Hemoglobin (MCH)
MCH staat voor de gemiddelde hemoglobine massa per RBC [5](#page=5).
#### 2.1.3 Mean Corpuscular Hemoglobin Concentration (MCHC)
MCHC vertegenwoordigt de gemiddelde hemoglobineconcentratie in de RBC [5](#page=5).
### 2.2 Hematocriet (Hct)
Het hematocriet is het volume van het bloed dat door de rode bloedcellen wordt ingenomen, weergegeven als een fractie van het totale bloedvolume [18](#page=18).
* **Referentiemethode:** Bloed wordt opgezogen in capillairen en via centrifugatie worden de vaste (cellen) en vloeibare delen (plasma) gescheiden. De waarden worden afgelezen van een schaal en uitgedrukt in procenten [18](#page=18).
* **Referentiewaarden:**
* Man: 39,9-51% [18](#page=18).
* Vrouw: 35,4-46,1% [18](#page=18).
* **Verhoogd Hct:** Kan wijzen op hemoconcentratie (primair of secundair) [18](#page=18).
* **Verlaagd Hct:** Kan wijzen op anemie door verschillende oorzaken [18](#page=18).
### 2.3 Hemoglobine (Hb)
Hemoglobine is verantwoordelijk voor het zuurstoftransport van de longen naar de weefsels. Hemoglobine is opgebouwd uit 4 globineketens. Bij HbA zijn dit meestal 2 bèta- en 2 alfa-ketens. HbA2 bestaat uit 2 alfa- en 2 delta-ketens. Elke keten heeft een centrale heemgroep met een ijzeratoom, waarop de zuurstof bindt [19](#page=19).
* **Meting:** In het laboratorium kan Hb in grote cel counters colorimetrisch worden gemeten. De cyaanmethemoglobine-methode resulteert in een roodgekleurd complex dat fotometrisch wordt gemeten, waarbij de concentratie van cyaanmethemoglobine correleert met de initiële hemoglobineconcentratie. Tegenwoordig worden cyanide-vrije methoden gebruikt, zoals de Sysmex SLS-methode met andere niet-toxische detergenten [19](#page=19).
* **Klinische significantie:** Een gedaald hemoglobine en hematocriet definiëren anemie [19](#page=19).
* **Diagnostische testen:** Hemoglobine-elektroforese kan worden uitgevoerd om verschillende hemoglobinevarianten van elkaar te onderscheiden, wat nuttige informatie geeft over abnormale Hb-varianten zoals bij sikkelcelanemie [19](#page=19).
### 2.4 Hemoglobineafwijkingen
Afwijkingen in de structuur en aanmaak van hemoglobine kunnen leiden tot diverse bloedaandoeningen.
#### 2.4.1 Thalassemie
Thalassemie is een erfelijke autosomaal recessieve bloedziekte waarbij er een verminderde aanmaak van alfa- of bèta-Hb-ketens optreedt (respectievelijk alfa- en bèta-thalassemie), waardoor de onderlinge verhouding tussen de verschillende globineketens verstoord is [20](#page=20).
* **Alfa-keten:** Bevindt zich op chromosoom 16 en er zijn twee verschillende genen, wat leidt tot 4 allelen. Pathologie kan variëren van een alfa-thalassemie-treed (1 van de 4 gemuteerd) tot een volledige mutatie (alle 4 gemuteerd, niet levensvatbaar). Alfa-globine ketens maken ook deel uit van foetaal Hb (2 gamma en 2 alfa), waardoor alfa-thalassemie al voor de geboorte problemen kan veroorzaken [20](#page=20).
* **Bèta-keten:** Bevindt zich op chromosoom 11 en er zijn 2 allelen [20](#page=20).
* **Pathologie:** De ernst van de aandoening is afhankelijk van welk globineketen en hoeveel genen zijn aangetast [20](#page=20).
#### 2.4.2 Hemoglobinopathieën
Hemoglobinopathieën zijn afwijkende hemoglobinevormen die ontstaan door puntmutaties in globineketens op chromosoom 11 (bèta) en 16 (alfa), zoals HbS (sikkelcelanemie), HbE, HbC, enz. [20](#page=20).
* **Sikkelcelanemie:** Een voorbeeld van een hemoglobinopathie, veroorzaakt door een puntmutatie op chromosoom 11 in de bèta-keten. Bij wijzigingen van de zuursturingsspanning of pH kan dit leiden tot globinisatie- en polymerisatiestoornissen. De structuur van Hb verandert, waardoor de RBC's een veranderde vorm krijgen, waaronder de sikkelcelvorm [20](#page=20).
* **Diagnose:** Diagnose wordt gesteld op basis van hemoglobine-elektroforese, waarbij HbA, HbA2 en HbF van elkaar gescheiden worden. Abnormale Hb-varianten zoals HbS leiden tot extra pieken op de elektroforese. Verdere diagnose kan plaatsvinden via moleculaire diagnostiek (PCR, NGS) [20](#page=20).
### 2.5 Interpretatie van afwijkingen in casussen
Casussen kunnen helpen bij het begrijpen van de klinische manifestaties van hematologische parameters.
#### 2.5.1 Casus met anemie
In een specifieke casus wordt een daling van Hb en hematocriet waargenomen, wat duidt op anemie. Een reticulocytose suggereert een compensatoire reactie van het beenmerg [22](#page=22).
* **MCV:** Het MCV is normaal tot licht verhoogd [22](#page=22).
* **Morfologisch uitstrijkje:** Hierbij wordt een sterke toename van grote, blauwverkleurde RBC's (reticulocyten) waargenomen. Kleine RBC's, zoals sferocyten (bolvormige RBC's), kunnen wijzen op een aandoening in het cytoskelet van de RBC, wat leidt tot een verlies van de centrale opklaring en een bolvorm. Deze bolvormige RBC's zijn osmotisch fragieler en worden gelyseerd in de milt, waardoor de levensduur van de RBC daalt tot 30-40 dagen, met optreden van hemolytische anemieën [22](#page=22).
* **Verklaring gestegen MCV:** Een gestegen MCV, duidend op een toename van het gemiddelde celvolume, kan verklaard worden door de reticulocytose en de aanwezigheid van grotere reticulocyten [22](#page=22).
* **Bevestiging:** Verdere onderzoeken zoals flowcytometrie, die een verminderde verkleuring kan aantonen en wijst op congenitale sferocytose, kunnen de diagnose bevestigen. Moleculaire diagnostiek of ectacytometrie (onderzoek van RBC-fragiliteit) kan eveneens worden ingezet [22](#page=22).
> **Tip:** Het interpreteren van rode bloedcelindices zoals MCV in combinatie met morfologische bevindingen en andere laboratoriumtesten (zoals reticulocyten en elektroforese) is cruciaal voor de diagnose van hematologische aandoeningen.
> **Tip:** Wees alert op de specifieke symptomen en labresultaten die wijzen op erfelijke aandoeningen zoals thalassemie en hemoglobinopathieën. Elektroforese is hierbij een sleuteltechniek.
---
# Laboratoriumdiagnostiek van witte bloedcellen
Dit deel behandelt de productie, aantallen, functies en diagnostiek van witte bloedcellen, met specifieke aandacht voor neutrofielen, lymfocyten en hun afwijkingen zoals neutropenie en lymfocytose.
### 3.1 Productie en algemene kenmerken van witte bloedcellen
Witte bloedcellen (leukocyten) worden geproduceerd in het beenmerg vanuit hematopoëtische stamcellen. Ze ondergaan differentiatie en proliferatie voordat ze hun functies in de weefsels uitoefenen, waarbij het bloed fungeert als transportband. De referentiewaarden voor leukocyten zijn over het algemeen 3,7–9,5 x 10³/µL voor mannen en 3,9–11,1 x 10³/µL voor vrouwen. Laboratoriumdiagnostiek van witte bloedcellen is van belang bij hematologische maligniteiten en voor de opvolging van therapieën zoals antibiotica, chemotherapie en radiotherapie [29](#page=29).
#### 3.1.1 Verschillende typen witte bloedcellen en hun functies
Witte bloedcellen kunnen worden onderverdeeld in polynucleaire en mononucleaire cellen. De belangrijkste celtypen, hun gemiddelde aantallen in perifeer bloed (PBO), functies en eigenschappen zijn als volgt [29](#page=29) [30](#page=30):
* **Neutrofielen:**
* Gemiddelde aantallen in PBO: 4150/µL (referentiebereik 1800–7300/µL) [30](#page=30).
* Functies: Behoren tot het aangeboren immuunsysteem. Essentieel voor fagocytose, met name bij bacteriële infecties, en geven cytotoxische granules vrij [30](#page=30).
* Levensduur: Minutentot dagen [30](#page=30).
* **Eosinofielen:**
* Gemiddelde aantallen in PBO: 165/µL (referentiebereik 0–700/µL) [30](#page=30).
* Functies: Beperkte fagocytose, vrijstelling van antihistamines, en spelen een rol bij allergische reacties en de bestrijding van parasitaire infecties [30](#page=30).
* Levensduur: Minutentot dagen [30](#page=30).
* **Basofielen:**
* Gemiddelde aantallen in PBO: 44/µL (referentiebereik 0–150/µL) [30](#page=30).
* Functies: Stimuleren de inflammatoire respons en zijn betrokken bij allergische reacties. Dit is een minder voorkomend celtype [30](#page=30).
* **Lymfocyten:**
* Gemiddelde aantallen in PBO: 2185/µL (referentiebereik 1500–4000/µL) [30](#page=30).
* Functies: Kerncomponent van het adaptieve immuunsysteem. Omvatten T-lymfocyten (inclusief T-helpercellen en cytotoxische T-cellen), B-lymfocyten, Natural Killer (NK) cellen en plasmacellen (geactiveerde B-lymfocyten) [30](#page=30).
* Productie: Ontstaan in het beenmerg, met secundaire productie in lymfatische weefsels [30](#page=30).
* **Monocyten:**
* Gemiddelde aantallen in PBO: 455/µL (referentiebereik 200–950/µL) [30](#page=30).
* Functies: Fagocyterende cellen en antigen-presenterende cellen. Ze verlaten de bloedbaan en differentiëren tot macrofagen [30](#page=30).
### 3.2 Neutrofiele afwijkingen
#### 3.2.1 Neutrofilie
Neutrofilie wordt gedefinieerd als een verhoging van de absolute concentratie van neutrofielen. De normale aantallen neutrofielen zijn afhankelijk van leeftijd, geslacht en ras [31](#page=31).
#### 3.2.2 Neutropenie
Neutropenie is een daling van het aantal neutrofielen onder de referentiewaarden. Een verhoogd risico op infecties is kenmerkend voor neutropenie, waarbij de ernst toeneemt naarmate de neutropenie ernstiger is [32](#page=32).
> **Tip:** Het is belangrijk om rekening te houden met etniciteit, aangezien personen van Afrikaanse afkomst fysiologisch lagere neutrofielconcentraties kunnen hebben (benigne etnische neutropenie) [32](#page=32).
De gradaties van neutropenie worden als volgt ingedeeld [32](#page=32):
* **Mild:** 1000–1500/µL
* **Matig:** 500–1000/µL
* **Ernstig:** < 500/µL
Oorzaken van neutropenie kunnen zijn [32](#page=32):
* Gedaalde aanmaak door het beenmerg (gedaalde granulopoëse).
* Destructie van het beenmerg (bv. bij HLH - Hemophagocytaire Lymfohistiocytose).
* Verstoorde vrijstelling van neutrofielen uit het beenmerg.
* Verkorte intravasculaire levensduur (bv. bij auto-immune neutropenie).
### 3.3 Lymfocytaire afwijkingen
#### 3.3.1 Lymfocytose
Lymfocytose wordt gekenmerkt door een toename van perifere lymfocyten tot meer dan 4000/µL [33](#page=33).
De differentiaaldiagnose van lymfocytose omvat [33](#page=33):
* **Leeftijd** [33](#page=33).
* **Morfologie** op een bloeduitstrijkje [33](#page=33).
* **Immuunfenotypering** met flowcytometrie [33](#page=33).
* **Moleculaire testen** zoals klonaliteitsanalyse via Ig en TCR genherschikkingen met Next-Generation Sequencing (NGS) [33](#page=33).
* **Acute infecties:** zoals mononucleosis infectiosa (EBV, CMV), kinkhoest, bof, rubella [33](#page=33).
* **Chronische infecties:** zoals TBC, brucellose, virale hepatitis, syfilis [33](#page=33).
* **Thyrotoxicose** [33](#page=33).
* **Chronische lymfoïde leukemie (CLL)** [33](#page=33).
* **Leukemische fase van lymfomen** [33](#page=33).
* **LGL (Large Granular Lymphocyte) leukemie** [33](#page=33).
#### 3.3.2 Lymfopenie
Lymfopenie is een daling van het aantal lymfocyten. Dit komt vaak voor bij acute stress, maar wordt dikwijls gemaskeerd door een simultane neutrofilie [34](#page=34).
---
# Evaluatie van nierfunctie
Het beoordelen van de nierfunctie is cruciaal voor het diagnosticeren en monitoren van nierziekten. Dit omvat het meten van de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) en het analyseren van specifieke markers in het bloed en de urine [51](#page=51).
### 4.1 Glomerulaire filtratiesnelheid (GFR)
De glomerulus fungeert als een filter in de nieren, waarbij ongeveer 180 liter filtraat per dag wordt gevormd, wat overeenkomt met 125 ml per minuut. De GFR is de snelheid waarmee dit filtraat wordt gevormd en dient als een belangrijke biomerker voor nierschade. Een daling van de GFR duidt op een verlies van nefronen en dus op verminderde nierfunctie [51](#page=51).
#### 4.1.1 Renale klaring
Renale klaring is een maat voor de GFR en wordt berekend op basis van de concentratie van een bepaalde stof in de urine ($U_x$), het urineproductievolume per tijdseenheid ($V$), en de concentratie van die stof in het plasma ($P_x$). De formule hiervoor is [52](#page=52):
$$Cl_x = \frac{U_x \cdot V}{P_x} \quad $$ [52](#page=52).
Om de klaring van een stof gelijk te kunnen stellen aan de GFR, moet de stof aan specifieke voorwaarden voldoen:
* De stof moet een stabiele concentratie in het plasma hebben [52](#page=52).
* Fysiologisch inert zijn [52](#page=52).
* Volledig gefilterd worden door de glomerulus [52](#page=52).
* Niet worden uitgescheiden, gereabsorbeerd, gesynthetiseerd, noch gemetaboliseerd door de nier [52](#page=52).
In de praktijk wordt de GFR meestal geschat met behulp van formules die gebaseerd zijn op serumcreatinine ($eGFR$). Indien deze schatting onnauwkeurig is, kan een gemeten GFR ($mGFR$) nuttig zijn. Een gemeten GFR vereist de toediening van een exclusief en volledig gefilterde stof via infuus; hoe sneller deze stof uit het bloed wordt geëlimineerd, hoe hoger de GFR en hoe beter de nierfunctie [53](#page=53).
#### 4.1.2 Markers voor GFR-meting
* **Gouden standaard (ideaal):**
* **Inuline:** Een exogene stof die 100% door de glomerulus wordt gefilterd, niet wordt gereabsorbeerd en niet door de tubuluscellen wordt geproduceerd [54](#page=54).
* **Probleem:** Het toedienen van inuline is invasief (via infuus) en zeer duur, waardoor het niet praktisch is voor routinematig gebruik [55](#page=55).
* Andere exogene stoffen die gebruikt kunnen worden zijn Iohexol en Iothalamaat [54](#page=54).
* **Endogene markers:**
* **Creatinine:** Een afbraakproduct van spiermetabolisme dat ontstaat door de hydrolyse van creatinefosfaat en creatine in de skeletspieren [56](#page=56).
* **Cystatine C:** Een eiwit dat door alle cellen met een constante snelheid wordt gemaakt en ook glomerulair wordt gefilterd [68](#page=68).
### 4.2 Creatinine
#### 4.2.1 Creatinine als nierfunctieparameter
Creatinine wordt beschouwd als een afbraakproduct van het stikstofmetabolisme en de concentratie ervan in het serum wordt bepaald door de spiermassa van de patiënt en de nierfunctie. Omdat de productie ervan in het lichaam relatief constant is, wordt het vaak gebruikt als parameter om de nierfunctie te bepalen. De creatinineklaring is echter een benadering van de GFR, vaak met een lichte overschatting tot 10-20% (#page=56, 61). Dit komt doordat creatinine niet alleen glomerulair wordt gefilterd, maar ook nog gedeeltelijk wordt gescreteerd ter hoogte van de niertubuli, wat leidt tot een hogere concentratie in de urine dan puur op basis van GFR te verwachten is [56](#page=56) [61](#page=61).
#### 4.2.2 Bepalingsmethoden voor creatinine
* **Jaffe-methode:** Een veelgebruikte methode waarbij creatinine reageert met picrinezuur, wat resulteert in een rood-oranje complex. Deze methode is goedkoop, maar gevoelig voor interferenties, wat kan leiden tot vals verhoogde waarden door eiwitten of vals verlaagde waarden door bilirubine (bij icterus) [57](#page=57).
* **Enzymatische methode:** Gebruikt enzymen (creatininase) om creatinine om te zetten in een meetbare kleurreactie. Deze methode is nauwkeuriger en minder gevoelig voor interferenties, maar duurder. De enzymatische methode heeft de voorkeur bij kinderen vanwege de kleinere kans op interferenties (#page=57, 66) [57](#page=57) [66](#page=66).
#### 4.2.3 Interpretatie van serumcreatinine
De interpretatie van serumcreatininewaarden is essentieel en moet worden gezien in de context van de patiënt. Factoren zoals spiermassa (bv. een bodybuilder versus een oudere man), dieet (bv. rode vleesconsumptie kan de waarde verhogen), koorts en infecties kunnen de serumcreatinineconcentratie beïnvloeden (#page=56, 59) [56](#page=56) [58](#page=58) [59](#page=59).
#### 4.2.4 GFR-afhankelijke stijging van serumcreatinine
Creatinine is geen zeer gevoelige parameter voor het opsporen van vroege nierfunctiestoornissen. In het begin van nierfunctieverlies heeft dit weinig impact op de serumcreatinineconcentratie. Pas wanneer de GFR significant daalt (bv. onder 70 ml/min), beginnen de serumconcentraties merkbaar te stijgen. Dit wordt de "blind range" van creatinine genoemd [60](#page=60).
#### 4.2.5 Creatinineklaring
* **Gemeten creatinineklaring:** Berekend aan de hand van urinaire en plasma creatinineconcentraties en het urineproductievolume (#page=61, 62) [61](#page=61) [62](#page=62).
* **Voordelen:** Endogeen, quasi volledig gefilterd (minimale tubulaire secretie bij gezonde personen), en gemakkelijk te bepalen [61](#page=61).
* **Nadelen:** De "productie" is niet constant en de formule is het meest betrouwbaar bij patiënten met een stabiel dieet, hydratatiestatus, nierfunctie en spiermassa. Het meten vereist een 24-uurs urinecollectie, wat tijdrovend is [61](#page=61) [62](#page=62).
* **Geschatte creatinineklaring (eCCr):** Er zijn formules ontwikkeld om de creatinineklaring sneller te schatten en de noodzaak van een 24-uurs urinecollectie te vermijden.
* **Cockcroft & Gault formule:** Gebruikt leeftijd, gewicht en serumcreatinine. Een correctiefactor voor vrouwen is inbegrepen. Deze formule is echter minder nauwkeurig bij zeer oude of jonge personen, en bij extreem magere of obese individuen [63](#page=63).
* **MDRD formule (Modification of Diet in Renal Disease):** Gebruikt leeftijd en serumcreatinine, maar niet het gewicht. Dit is een voordeel voor de dagelijkse praktijk. De formule is echter niet accuraat bij een GFR boven 60 ml/min en wordt vooral gebruikt bij gevorderde nierinsufficiëntie. De leeftijdsrange is 18 tot 70 jaar [64](#page=64).
* **CKD-EPI formule (Chronic Kidney Disease Epidemiology Collaboration):** Houdt rekening met geslacht (onderscheid tussen mannen en vrouwen) en leeftijd, en heeft een bredere leeftijdsrange. Deze formule wordt veel gebruikt [64](#page=64).
> **Tip:** Berekende GFR kan worden beïnvloed door factoren zoals dieet, ras en leeftijd. Het eten van vlees kan bijvoorbeeld de geschatte GFR verlagen door een verhoging van de serumcreatinineconcentratie [65](#page=65).
#### 4.2.6 Formules voor kinderen
Voor kinderen worden specifieke formules gebruikt vanwege hun andere fysiologie [66](#page=66).
* **Schwartz formule:** Gebruikt lengte en serumcreatinineconcentratie. Kinderen hebben vaak meer tubulaire creatinine secretie en variabele spiermassa. Bij kinderen heeft de enzymatische methode voor creatininebepaling de voorkeur [66](#page=66).
#### 4.2.7 Invloed van leeftijd
De nierfunctie neemt over het algemeen af met toenemende leeftijd. Zelfs bij gezonde personen kan de GFR op hogere leeftijd (70+) al in het laagste percentiel zijn gedaald [67](#page=67).
### 4.3 Cystatine C
Cystatine C is een alternatieve marker voor nierfunctie die door alle cellen met een constante snelheid wordt geproduceerd en glomerulair wordt gefilterd. De concentratie is omgekeerd evenredig met de GFR. De correlatie tussen cystatine C en de GFR is hoog (ongeveer 95%), vergeleken met creatinine (78%) [68](#page=68).
* **Voordelen:** Nuttig bij patiënten met een lage spiermassa, zoals bij spierziekten of na ledemaatamputaties [68](#page=68).
* **Nadelen:** Duurder dan creatinine. Kan beïnvloed worden door de schildklierfunctie [68](#page=68).
### 4.4 Ureum
Ureum is een afbraakproduct van eiwitmetabolisme, gesynthetiseerd door de lever. Verhoogde ureumwaarden kunnen wijzen op nierfalen, verhoogde eiwitinname of maag-darmbloedingen (bloed bevat veel eiwitten). Echter, ureum is geen betrouwbare marker voor het inschatten van de GFR omdat een aanzienlijk deel na glomerulaire filtratie passief wordt gereabsorbeerd in de tubuli (ongeveer 40%), wat zou resulteren in een onderschatting van de GFR [69](#page=69) [70](#page=70).
### 4.5 Urinezuur
Urinezuur is het belangrijkste afbraakproduct van purines afkomstig van nucleïnezuren. De eliminatie verloopt via filtratie, reabsorptie en secretie in de nieren, wat resulteert in een netto excretie van ongeveer 10% van de gefilterde hoeveelheid [71](#page=71).
* **Geen betrouwbare marker voor nierfunctie:** Vanwege de complexe eliminatiestappen is urinezuur geen betrouwbare indicator voor de GFR [71](#page=71).
* **Verhoogde urinezuurspiegels (Hyperuricemie):** Kan leiden tot nierstenen en jicht (#page=71, 72). Oorzaken van hyperuricemie zijn onder andere [71](#page=71) [72](#page=72):
* **Verhoogde productie:** Door toegenomen turn-over van nucleïnezuren, chemotherapie, Deficiëntie van hypoxanthine-guanine fosforibosyltransferase, extreme fysieke inspanning, en overmatige inname van purines of alcoholgebruik [71](#page=71).
* **Gedaalde excretie:** Nierinsufficiëntie, hypercalciëmie, medicatie (salicylaten, diuretica), acidose, en alcoholgebruik [71](#page=71).
> **Tip:** Niet iedereen met hyperuricemie ontwikkelt direct pathologie [72](#page=72).
* **Referentiewaarden:**
* Man: 2,0 - 7,5 mg/dL [71](#page=71).
* Vrouw: 2,0 - 7,0 mg/dL [71](#page=71).
---
# Urineonderzoek
Urineonderzoek omvat de analyse van de chemische samenstelling en microscopische bestanddelen van urine om informatie te verkrijgen over de gezondheid van de nieren, urinewegen en algemene metabole status van een patiënt [73](#page=73).
### 5.1 Historische en moderne benaderingen van urineonderzoek
Vroeger werd urine beoordeeld op uiterlijk, geur en smaak, zoals beschreven in de middeleeuwse "Urinis" kleurenschaal die urine classificeerde in meer dan 20 tinten, gekoppeld aan de humoraletheorie en orgaandysfunctie. Moderne methoden omvatten teststripanalyse, microscopisch onderzoek van het urinesediment en chemische analyse van urine [74](#page=74).
### 5.2 Standaardisatie en pre-analytische factoren
Effectief urineonderzoek vereist een correcte monstername, een gestandaardiseerde behandelmethode van urine, het gebruik van een geschikte microscoop en een correct verslag van bevindingen [76](#page=76).
#### 5.2.1 Belang van correcte staalname
De patiënt dient eenvoudige, schriftelijke instructies te ontvangen voor de monstername. Bij voorkeur wordt de eerste of tweede ochtendurine verzameld, waarbij zware lichamelijke inspanning vermeden wordt. Het uitwendige geslachtsdelen moeten gewassen worden; mannen dienen de voorhuid terug te trekken en vrouwen de schaamlippen te spreiden. De urine wordt als "midstream" verzameld, waarbij het middelste deel van de urine werd lozing wordt opgevangen. Urineverzameling tijdens de menstruatie dient vermeden te worden [75](#page=75).
#### 5.2.2 Factoren die de pre-analytische fase beïnvloeden
**Teststripanalyse:** Factoren die de pre-analytische fase van teststripanalyse kunnen beïnvloeden zijn onder andere geneesmiddelen, oxiderende stoffen (zoals ascorbinezuur), sterk oxiderende reinigingsmiddelen (zoals waterstofperoxide) en temperatuur [77](#page=77).
**Sedimentanalyse:** Voor sedimentanalyse zijn transport en opslag van urinemonsters cruciaal. Het gebruik van conserveermiddelen in de urineverzamelbuis, het type urineverzamelbuis (vacuümbuis versus aspiratiebuis), verdunning van het monster en interferentie door bijvoorbeeld jodiumhoudende contrastmiddelen zijn belangrijke factoren [77](#page=77).
### 5.3 Analytische fase van urineonderzoek
Het urineonderzoek wordt 24/7 uitgevoerd, waarbij urineteststrips en sedimentanalyses nog te vaak genegeerd worden in de klinische praktijk [78](#page=78).
### 5.4 Urineteststripanalyse
Urineteststrips, die sinds de jaren '50 en '60 worden gebruikt met de eerste Clinistix voor glucose en albuminedetectie, zijn tegenwoordig gecombineerd en meten diverse parameters. De aflezing is geautomatiseerd en de resultaten worden omgezet in semi-kwantitatieve waarden, waardoor de test kan dienen als diagnostische zeef [79](#page=79).
#### 5.4.1 Werkingsmechanisme van de urineteststrip
De teststrip bevat glucose oxidase die glucose omzet in gluconzuur, en waterstofperoxide wordt via peroxidase omgezet tot een substraat dat van kleur verandert. De kleurintensiteit wordt omgezet in een semi-kwantitatieve waarde [80](#page=80).
#### 5.4.2 Parameters gemeten met urineteststrips
De teststrips geven semi-kwantitatieve waarden en detectielimieten weer voor diverse parameters. Veelvoorkomende parameters die gedetecteerd kunnen worden zijn rode bloedcellen (RBC), witte bloedcellen (WBC), hemoglobine, leukocytenesterase, nitriet, pH, glucose, eiwit, ketonen en bilirubine [81](#page=81) [82](#page=82) [83](#page=83) [85](#page=85) [86](#page=86).
* **Hemoglobine:** De reactie is gebaseerd op de peroxidase-activiteit van hemoglobine. Vrij hemoglobine geeft een uniforme kleur, terwijl intacte rode bloedcellen lyseren en vrijgekomen hemoglobine een gespikkeld patroon veroorzaakt. Interferentie met myoglobine kan leiden tot fout-positieve resultaten [83](#page=83).
* **Leukocyten:** Wordt gedetecteerd via leukocytenesterase activiteit, wat indicatief is voor ontstekingen of infecties. Het is geen vervanging voor sedimentanalyse [83](#page=83).
* **Nitriet:** Positief door de omzetting van nitraat naar nitriet door nitraatreductase, een bacterieel enzym. Niet alle bacteriën beschikken over nitraatreductase, wat de sensitiviteit kan verlagen [83](#page=83).
* **pH:** De universele indicator voor zuurtegraad, die varieert afhankelijk van het dieet. Een stijging van de pH kan wijzen op infecties met urease-producerende bacteriën [85](#page=85).
* **Glucose:** Normaal afwezig in urine, gedetecteerd door de glucose-oxidase/peroxidase reactie. De nierdrempel voor glucose is hoog; pas bij zeer hoge bloedconcentraties verschijnt glucose in urine [85](#page=85).
* **Eiwit (Proteïne):** Voornamelijk albumine wordt opgespoord. Proteïnurie is een klassiek teken van nierlijden, maar kan ook fysiologisch voorkomen. De teststrip heeft beperkte gevoeligheid voor andere eiwitten dan albumine [83](#page=83) [85](#page=85) [88](#page=88).
* **Ketonen:** Een teken van onvolledige vetverbranding, zoals bij diabetische ketoacidose [85](#page=85).
* **Bilirubine:** Een indicator van leverlijden [85](#page=85).
* **Urobilinogeen:** Kan aanwezig zijn bij verstoorde leverfunctie of verhoogde hemoglobineafbraak [86](#page=86).
* **Soortelijk gewicht:** Parameters die de specifieke zwaartekracht of soortelijk gewicht van de urine meten, geven inzicht in de concentratie van de urine [86](#page=86).
#### 5.4.3 Voordelen en nadelen van urineteststriponderzoek
**Voordelen:** Geen specifieke uitrusting nodig, goedkoop en kan dienen als diagnostische filter of zeef. Indien de teststrip volledig normaal is, is de kans op abnormale bevindingen bij microscopisch onderzoek klein [87](#page=87).
**Nadelen:** Visuele aflezing kan leiden tot beperkte accuraatheid en precisie, niet altijd gestandaardiseerd, en vatbaar voor interferenties. Extremen in pH en sterk verdunde of geconcentreerde urine kunnen leiden tot valse resultaten [87](#page=87) [88](#page=88).
#### 5.4.4 Geautomatiseerde aflezing
De aflezing van urineteststrips wordt geautomatiseerd door reflectance photometry, waarbij de reciproque waarde van reflectantiemetingen proportioneel is aan de concentratie van het gemeten analyte volgens de Kubelka-Munk theorie. Dit resulteert in een omzetting naar een ordinale, semi-kwantitatieve schaal [89](#page=89).
### 5.5 Specifieke chemische analyses van urine
Bij afwijkingen op de urineteststrip wordt aanvullend microscopisch onderzoek en specifieke chemische analyses uitgevoerd [90](#page=90).
#### 5.5.1 Dosering van specifieke urinaire eiwitten
* **Microalbumine:** Een lage concentratie albumine in de urine die met gevoelige methodes kan worden bepaald. Het detecteert minieme glomerulaire schade en is nuttig voor de vroege opsporing van diabetische nefropathie [90](#page=90).
* **Alfa-1-microglobuline:** Kleine eiwitten die normaal volledig tubulair worden gereabsorbeerd. Detectie duidt op tubulair letsel, wat kan voorkomen bij hoge urineweginfecties, metaalintoxicaties of medicatietoxiciteit [90](#page=90).
* **Alfa-2-macroglobuline:** Geeft informatie over de oorsprong van hematurie. Indien dit eiwit de nierfilter passeert en in de urine terechtkomt, kan dit wijzen op een post-renale bloeding [90](#page=90) [91](#page=91).
#### 5.5.2 Urine-elektroforese
Urine-elektroforese kan helpen bij het bepalen van de oorsprong van proteïnurie. De oorzaken kunnen pre-renaal (overflow door hyperproteinemie, bv. multiple myeloom met M-proteïne, of toename van hemoglobine/myoglobine), glomulair (nier-/glomerulusschade, onderscheid tussen selectieve en niet-selectieve proteïnurie) of tubulair (letsel van de tubuli, verminderde reabsorptiecapaciteit) zijn [92](#page=92) [93](#page=93).
* **Selectieve glomulaire proteïnurie:** Kleine, negatief geladen laag moleculair gewicht (LMW) eiwitten zoals albumine en transferrine lekken door de glomerulus [94](#page=94).
* **Niet-selectieve glomulaire proteïnurie:** Naast kleine LMW eiwitten lekken ook grotere eiwitten door een sterk beschadigde nierfilter [94](#page=94).
* **Tubulaire proteïnurie:** Ontstaat door beschadigde tubuli die eiwitten niet kunnen reabsorberen [94](#page=94).
* **Overflow:** De tubulaire reabsorptiecapaciteit is verzadigd door een sterke toename van LMW eiwitten in plasma, zoals lichte ketens (kappa en lambda) bij multipel myeloom [94](#page=94).
### 5.6 Urinesedimentanalyse
Het urinesedimentonderzoek richt zich op deeltjes in de urine, zoals kristallen, cellen en cilinders. Na centrifugeren van de urine ontstaat een sediment dat geanalyseerd wordt. Dit kan handmatig of geautomatiseerd worden uitgevoerd, waarbij fasecontrastmicroscopie de gouden standaard is [95](#page=95).
#### 5.6.1 Partikels van nefrologisch belang
Deeltjes die geïdentificeerd kunnen worden omvatten cellen (van bloed en epitheel afkomstig uit de nier), lipiden, cilinders, kristallen en micro-organismen [97](#page=97).
* **Cellen van bloed:**
* **Erytrocyten (RBC):** Kan visueel waarneembaar zijn als hematurie (troebele, roodkleurige urine). Vanaf 5 RBC/microliter urine is dit klinisch significant. Onderscheid wordt gemaakt tussen isomorfe (normale biconcave vorm, vaak post-renaal) en dysmorfe (afwijkende vormen, typisch bij glomerulonefritis) erytrocyten [98](#page=98) [99](#page=99).
* **Leukocyten (WBC):** Duidt op inflammatie of immunologische aandoeningen. Voornamelijk polymorfonucleairen, maar ook eosinofielen en lymfocyten kunnen aanwezig zijn [100](#page=100).
* **Epitheelcellen:** Drie types worden onderscheiden: tubulair (proximaal, distaal), transitioneel (superficieel, diep) en squameus (superficieel, diep). Deze kunnen wijzen op uitgesproken schade, acute nefritis, necrose of glomerulaire ziekten [97](#page=97).
* **Cilinders:** Structuren gevormd in de distale en proximale niertubuli met een matrix van Tamm-Horsfall glycoproteïne. Elk deeltje in een cilinder is afkomstig uit de nier, zoals RBC-cilinders of WBC-cilinders .
#### 5.6.2 Bloed in urine
Hematurie (intacte RBC) en hemoglobinurie (vrij hemoglobine) kunnen verschillende oorzaken hebben, waaronder nierstenen, glomerulaire aandoeningen, pyelonefritis en blootstelling aan nefrotoxische stoffen. Fout-positieve resultaten kunnen optreden bij grote hoeveelheden bacteriën, oxiderende agentia of menstruatiecontaminatie [98](#page=98).
#### 5.6.3 Kristallen in urine
Kristallen kunnen normaal of pathologisch zijn, en hun vorming is vaak gerelateerd aan de pH van de urine .
* **Veelvoorkomende kristallen:**
* **Urinezuurkristallen:** Verschijnen bij een pH < 5,4. Verhoogde urinezuurconcentraties kunnen leiden tot acute renale nefropathie .
* **Calciumoxalaatkristallen (mono- en bihydraat):** Zien we bij een pH tussen 5,4 en 6,7. Typisch bij intoxicaties met antivries of ethyleenglycol. Ze kunnen ook wijzen op hypercalciurie of hyperoxalurie .
* **Triplefosfaat en calciumfosfaat:** Verschijnen bij een alkalische pH (≥ 7,0) .
* **Pathologische kristallen en medicijn-geïnduceerde kristallen:** Dit omvat cholesterol-, cystine-, leucine-, tyrosine-, bilirubine-, sulfadiazine-, amoxicilline-, indinavir- en acyclovirkristallen. Aanhoudende vondst van bepaalde kristallen kan wijzen op metabole aandoeningen .
> **Tip:** Automatische microscopie kan de analyse van urinesedimenten verbeteren, maar vereist nog steeds expertise voor herclassificatie en beoordeling van specifieke deeltjes [96](#page=96).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Erytropoëse | Het proces van vorming en ontwikkeling van rode bloedcellen in het beenmerg, waarbij precursorcellen evolueren naar volwassen erytrocyten. |
| Reticulocyt | Een jonge, onrijpe rode bloedcel die recentelijk uit het beenmerg is vrijgekomen. De aanwezigheid van ribosomaal materiaal geeft de cel een blauwe schijn en verdwijnt na 24-48 uur. |
| Erytrocyten | Rode bloedcellen, verantwoordelijk voor het transport van zuurstof van de longen naar de weefsels en kooldioxide terug naar de longen. |
| Hemoglobine | Het zuurstoftransporterende eiwit in rode bloedcellen, bestaande uit vier globineketens en een heemgroep met een ijzeratoom. |
| Hematocriet | Het volume van bloed dat ingenomen wordt door rode bloedcellen, uitgedrukt als een percentage van het totale bloedvolume. |
| MCV (Mean Corpuscular Volume) | De gemiddelde volume van één rode bloedcel, berekend door het hematocriet te delen door het aantal rode bloedcellen. Dit is een belangrijke index voor het classificeren van anemieën op basis van celgrootte. |
| MCH (Mean Corpuscular Hemoglobin) | De gemiddelde hoeveelheid hemoglobine per rode bloedcel. |
| MCHC (Mean Corpuscular Hemoglobin Concentration) | De gemiddelde concentratie hemoglobine in een rode bloedcel. |
| Normocyt | Een rode bloedcel van normale grootte, typisch tussen 85 en 95 femtoliter. |
| Microcytair | Verwijst naar rode bloedcellen die kleiner zijn dan normaal. Dit kan voorkomen bij bijvoorbeeld ferriprieve anemie. |
| Macrocytair | Verwijst naar rode bloedcellen die groter zijn dan normaal. Dit kan voorkomen bij vitamine B12- of foliumzuurtekort. |
| Poikilocytose | Een algemene term voor afwijkingen in de vorm van rode bloedcellen. |
| Sikkelcel | Een rode bloedcel met een afwijkende, sikkelvormige morfologie, veroorzaakt door mutaties in het hemoglobine. Kenmerkend voor sikkelcelanemie. |
| Schistocyten (fragmentocyten) | Rode bloedcelfragmenten die ontstaan door mechanische schade aan de bloedvatwand of door fibrinedraden. Ze hebben een korte levensduur en duiden op ernstige aandoeningen. |
| Howell-Jolly bodies | Kernresten die in het cytoplasma van rijpe rode bloedcellen aanwezig kunnen zijn, normaal verwijderd door de milt. De aanwezigheid ervan duidt op asplenisme of hyposplenisme. |
| Basofiele stippeling | Basofiele inclusies in rode bloedcellen, bestaande uit aggregaten van ribosomen, die duiden op problemen in de erythropoëse. |
| Pappenheimer bodies | Kleine inclusies in rode bloedcellen, bestaande uit aggregaten van ferritine. |
| Malaria | Een parasitaire infectie veroorzaakt door Plasmodium soorten, overgedragen door muggen, die rode bloedcellen infecteert. |
| RDT (Rapid Diagnostic Test) | Een antigeen-gebaseerde test die immunochromatografische technieken gebruikt om de aanwezigheid van malaria-parasieten te detecteren. |
| LAMP (Loop-Mediated Isothermal Amplification) | Een moleculaire diagnostische techniek voor de snelle en gevoelige detectie van specifieke DNA-sequenties, zoals Plasmodium species. |
| Microscopie (bloeduitstrijkje) | Een diagnostische techniek waarbij bloeduitstrijkjes onder de microscoop worden bekeken om cellen en parasieten te identificeren. Vereist expertise en heeft een hoge limiet van detectie. |
| Hemoglobine-elektroforese | Een techniek die wordt gebruikt om verschillende hemoglobinevarianten te scheiden en te identificeren op basis van hun lading in een elektrisch veld. Nuttig voor de diagnose van hemoglobinopathieën. |
| Thalassemie | Een erfelijke bloedziekte waarbij er een verminderde aanmaak van alfa- of beta-hemoglobineketens optreedt, wat leidt tot een verstoorde verhouding tussen de globineketens. |
| Hemoglobinopathie | Een aandoening die wordt veroorzaakt door afwijkende hemoglobinevormen, vaak door puntmutaties in de globineketens, zoals sikkelcelanemie. |
| Bloedbezinkingssnelheid (ESR - Erythrocyte Sedimentation Rate) | De snelheid waarmee rode bloedcellen in EDTA-volbloed neerdalen in een gestandaardiseerde buis gedurende één uur. Verhoogd bij inflammatie, maar een trage stijging en daling. |
| CRP (C-reactief proteïne) | Een acutefase-eiwit dat een indicator is van inflammatie. Reageert sneller op ontstekingen dan ESR. |
| Witte bloedcellen (Leukocyten) | Cellen van het immuunsysteem die betrokken zijn bij de verdediging van het lichaam tegen pathogenen. |
| Neutrofielen | Een type witte bloedcel dat een belangrijke rol speelt in de aangeboren immuniteit, met name bij de fagocytose van bacteriën. |
| Neutropenie | Een daling van het aantal neutrofielen in het bloed, wat het risico op infecties verhoogt. |
| Lymfocyten | Cellen van het adaptieve immuunsysteem, waaronder T-cellen, B-cellen en Natural Killer-cellen. |
| Lymfocytose | Een toename van het aantal lymfocyten in het bloed, wat kan wijzen op infecties of maligniteiten. |
| IJzermetabolisme | Het proces waarbij ijzer in het lichaam wordt opgenomen, getransporteerd, opgeslagen en gebruikt, met name voor de erytropoëse en zuurstoftransport. |
| Ferritine | Een eiwit dat ijzer opslaat in weefsels. Serumferritine is een gevoelige indicator van de ijzerreserves in het lichaam. |
| Transferrine | Het belangrijkste transporteiwit voor ijzer in het plasma. |
| Transferrinesaturatie | De verhouding van serumijzer tot de totale ijzerbindingscapaciteit (TIBC), wat de mate van ijzerbinding aan transferrine aangeeft. |
| Koolhydraatmetabolisme | Het proces van verwerking van koolhydraten in het lichaam, voornamelijk voor energieproductie en opslag. |
| Glycemie | De concentratie van glucose in het bloed. |
| Diabetes Mellitus | Een metabole stoornis gekenmerkt door chronisch verhoogde bloedglucosespiegels (hyperglycemie), als gevolg van problemen met insulineproductie of -werking. |
| HbA1c (Hemoglobine A1c) | Een glyceerd hemoglobine-eiwit dat ontstaat door de reactie van hemoglobine met glucose. De concentratie ervan is een maat voor de gemiddelde bloedglucosespiegel over de afgelopen 2-3 maanden. |
| Fructosamine | Een marker voor glycatie van plasma-eiwitten, voornamelijk albumine. Geeft informatie over de glucoseconcentratie over de afgelopen 2-3 weken. |
| Nierfunctie | De capaciteit van de nieren om bloed te filteren, afvalstoffen te verwijderen, water- en elektrolytenbalans te reguleren en hormonen te produceren. |
| Glomerulaire Filtratiesnelheid (GFR) | De snelheid waarmee bloedplasma wordt gefilterd door de glomeruli in de nieren, een belangrijke biomerker voor nierfunctie. |
| Renale klaring | De snelheid waarmee een stof door de nieren uit het bloed wordt verwijderd, een maat voor de nierfunctie. |
| Creatinine | Een afvalproduct van spiermetabolisme dat voornamelijk via de nieren wordt uitgescheiden. Serumcreatinineconcentratie is een veelgebruikte indicator voor nierfunctie. |
| Cystatine C | Een eiwit dat door alle cellen in het lichaam wordt geproduceerd en glomerulair wordt gefilterd. De concentratie is omgekeerd evenredig met de GFR en kan nuttig zijn bij patiënten met lage spiermassa. |
| Ureum | Een afvalproduct van eiwitafbraak dat door de lever wordt gesynthetiseerd en door de nieren wordt uitgescheiden. Verhoogde waarden kunnen duiden op nierfalen, maar het is geen betrouwbare marker voor de GFR door reabsorptie in de tubuli. |
| Urinezuur | Het belangrijkste afbraakproduct van purines, dat voornamelijk via de nieren wordt uitgescheiden. Verhoogde waarden (hyperuricemie) kunnen leiden tot jicht en nierstenen. |
| Urinemonster | Een monster van urine dat wordt geanalyseerd om de toestand van de nieren en urinewegen te beoordelen. |
| Urineteststrip | Een strook met chemische reagentia die kleurveranderingen ondergaat in reactie op specifieke componenten in de urine, gebruikt voor snelle screening. |
| Urinesediment | Het bezinksel dat ontstaat na centrifugatie van urine, waarin deeltjes zoals cellen, kristallen en cilinders worden onderzocht met behulp van microscopie. |
| Hematurie | De aanwezigheid van bloed (intacte rode bloedcellen) in de urine. |
| Hemoglobinurie | De aanwezigheid van vrij hemoglobine in de urine, meestal als gevolg van hemolyse van rode bloedcellen. |
| Leukocyturie | De aanwezigheid van witte bloedcellen in de urine, wat kan wijzen op een infectie of ontsteking. |
| Epitheliale cellen | Cellen die de wanden van de urinewegen bekleden; hun aanwezigheid in urine kan duiden op letsel of ziekte. |
| Urinaire cilinders | Structuren gevormd in de niertubuli, bestaande uit een matrix van Tamm-Horsfall-glycoproteïne, die de aanwezigheid van cellen of eiwitten in de tubuli weerspiegelen. |
| Kristallen in urine | Afzettingen van zouten en mineralen in de urine, die bij hoge concentraties kunnen leiden tot nierstenen. Hun vorm en samenstelling kunnen informatie geven over metabole aandoeningen. |