Cover
立即免费开始 ALS special cases_MPG45T_2526.pptx
Summary
# Speciale omstandigheden bij geavanceerde levensondersteuning
Dit document beschrijft de aanpassingen aan de standaard ALS-protocollen voor reanimatie in bijzondere situaties die afwijken van de normale omstandigheden, met specifieke aandacht voor de 4 H's en 4 T's.
### 1.1 Trauma
Traumatisch cardiaal arrest vereist een aangepaste aanpak waarbij luchtwegmanagement en het snel identificeren en behandelen van omkeerbare oorzaken cruciaal zijn. De 4 H's en 4 T's blijven centraal staan, maar de prioriteit kan verschuiven afhankelijk van de aard van het trauma.
#### 1.1.1 Omkeerbare oorzaken bij traumatisch cardiaal arrest
* **Hypoxie:** Door luchtwegproblemen (niet vrij, obstructie).
* **Hypovolemie:** Veroorzaakt door bloedingen.
* **Spanningspneumothorax:** Grote druk op de thorax door bijvoorbeeld een klap op de borstkas.
* **Harttamponade:** Vooral postoperatief of na trauma aan de thorax.
#### 1.1.2 Behandeling bij traumatisch cardiaal arrest
* **Luchtwegmanagement:** Snelle zekerstelling van de luchtweg, bijvoorbeeld met een I-gel of larynxmasker.
* **Extremiteiten:** Toepassen van tourniquets, drukverbanden en wound packing.
* **Bekken immobilisatie:** Gebruik van een bekkensling bij verdenking op inwendige bloedingen.
* **Thoraxdecompressie:** Standaard decompressie om een spanningspneumothorax te voorkomen, uitgevoerd mid-axillair in de 5e intercostaalruimte (scalpel, vinger, wiebelen) of naalddecompressie in de 2e intercostaalruimte. Naalddecompressie is niet voldoende; de vinger is altijd nodig.
* **Harttamponade:** Pericardiatocentese om druk rond het hart te verlichten.
* **REBOA (Resuscitative Endovascular Balloon Occlusion of the Aorta):** Inbrengen van een katheter in de arteria femoralis om de aorta af te klemmen, voornamelijk bij grote abdominale bloedingen om een gecontroleerde werkomgeving te creëren.
* **Transfusiebeleid:** Snelle aanvulling met vocht en bloedproducten.
**Tip:** Bij traumatische arresten is de prognose neurologisch beter dan in andere reanimatiesettings, ondanks een over het algemeen slechte prognose.
### 1.2 Anafylaxie
Anafylaxie is een systemische allergische reactie die zich kenmerkt door snelle symptoomontwikkeling, zoals Quincke-oedeem, luchtwegveranderingen (wheezing, hoesten, stridor), hypotensie en soms huid- of mucosale veranderingen, met een potentieel cardiaal arrest tot gevolg.
#### 1.2.1 Kenmerken en triggers
* **Kenmerken:** Gezwollen lippen, tong, huig; dyspnoe, wheezing, bronchospasmen, stridor, hypoxie, hypotensie. Gastro-intestinale klachten zoals braken, diarree en krampen kunnen ook voorkomen.
* **Belangrijkste triggers:** Voeding (pinda's), insectengif (wespen/bijen), medicatie.
#### 1.2.2 Behandeling bij anafylaxie
* **Eliminatie van de trigger:** Indien de trigger bekend is, moet deze onmiddellijk geëlimineerd worden (bv. stoppen medicatie of transfusie).
* **ABCDE-benadering:** Met nadruk op de luchtwegen en ademhaling.
* **Adrenaline:** Toediening van 0,5 mg intramusculair in het bovenbeen is de eerste stap, gevolgd door vochtbolus. Herhaling van adrenaline is mogelijk op basis van het klinisch beeld.
* **Overige medicatie:** Hydrocortison en chloorfenamine kunnen worden toegevoegd na adrenaline en vocht.
* **Positionering:** Patiënt in zittende positie indien er respiratoire problemen zijn, of liggend met benen omhoog indien hemodynamisch stabiel.
**Tip:** Denk bij acute respiratoire problemen zonder bekende cardiale problematiek, die zeer plots ontstaan, aan anafylaxie als differentiële diagnose.
### 1.3 Sepsis
Sepsis is een levensbedreigende toestand met multi-orgaanfalen, getriggerd door een infectie. Het primaire doel is preventie van cardiaal arrest door het snel herkennen en behandelen van septische shock.
#### 1.3.1 Kenmerken van septische shock
* Vasoplegie, tachycardie, hoge temperatuur, gemarmerde huid.
#### 1.3.2 Behandeling bij sepsis (en septische shock)
* **ABCDE-benadering:** Zuurstoftoediening, monitoring van lactaat.
* **Vochtbolus:** Aanpassen op basis van urinedebiet.
* **Vasopressie:** Snelle opstart is cruciaal indien vocht onvoldoende is.
* **Antibiotica:** Snelle toediening van breedspectrum antibiotica na afname van materiaal voor kweek.
* **Bij arrest:** Vochtbolus geven, veneus bloedgas afnemen, oorzaak identificeren en snel starten met antibiotica.
**Tip:** Denk aan sepsis, zelfs zonder koorts.
### 1.4 Elektrolytenstoornissen (Hypo- en hyperkaliëmie, calcium- en magnesiumstoornissen)
Elektrolytenstoornissen, met name hypo- en hyperkaliëmie, kunnen significante effecten hebben op de hartgeleiding en het risico op ritmestoornissen vergroten.
#### 1.4.1 Hyperkaliëmie
* **Bepaling:** Anamnese (dialyse, nierfalen, ziekte, medicatie, voeding), ECG-veranderingen (spits T-toppen, verbreed QRS-complex, afgevlakte/verdwijnende P-toppen).
* **Behandeling (5 principes):**
1. **Hart beschermen:** Calciumchloride of -gluconaat IV.
2. **Kalium naar de cel jagen:** Insuline met hypertone glucose 20%, salbutamol (Ventolin).
3. **Kalium uit het lichaam elimineren:** Orale middelen (werken echter pas na uren), dialyse bij refractair arrest.
4. **Kalium en glycemie monitoren.**
5. **Preventie:** Oorzaak opsporen (nierfalen, voeding, diarree, medicatie).
* **Medicatie:** Lasix kan nuttig zijn bij vochtverlies.
**Tip:** Bij ernstige hyperkaliëmie altijd een combinatie van therapieën toepassen.
#### 1.4.2 Hypokaliëmie
* **Kenmerken:** K+ ≤ 3 mmol/L, vergroot risico op ventriculaire ritmestoornissen zoals Torsade de Pointes of VF. Verlengd QT-interval, prominente U-golven op ECG.
* **Behandeling:**
1. **Kaliumgehalte optimaliseren:** Kalium IV, met een snelle startdosis gevolgd door een langzamere infusie.
2. **Controleren van "bezwarende omstandigheden".**
3. **Kaliumgehalte monitoren.**
4. **Herval voorkomen.**
* **Hypomagnesiëmie:** Vaak geassocieerd met hypokaliëmie en dient tegelijkertijd geoptimaliseerd te worden.
### 1.5 Hypothermie
Hypothermie, gedefinieerd als een centrale temperatuur ≤ 35°C, vereist een specifieke aanpak waarbij verdere afkoeling vermeden en actief opgewarmd wordt.
#### 1.5.1 Behandeling bij hypothermie
* **Prehospitaal:** Verdere afkoeling vermijden, passief opwarmen met thermische dekens.
* **Transfer:** Snelle transfer naar een ziekenhuis met ECLS-faciliteiten indien geïndiceerd.
* **Inhospitaal:** Actief opwarmen met bijvoorbeeld een 'bear hugger', warme infusievloeistoffen of bloed, ECMO.
* **Bij arrest:**
* Schokbare ritmestoornis die persisteert na de derde shock: eerst opwarmen tot kerntemperatuur ≥ 30°C, daarna pas hervatten met schokken.
* Kerntemperatuur ≤ 30°C: geen adrenaline toedienen.
* Kerntemperatuur 30-35°C: interval van adrenaline verdubbelen.
* Lange reanimatie met opwarming: LUCAS-apparaat en ECLS overwegen.
* Geen amiodaron toedienen bij hypothermie; eerst opwarmen.
**Tip:** Bij hypothermie is de patiënt gevoelig voor depolarisaties, wat kan leiden tot hartritmestoornissen. Minimaliseer manipulaties aan de luchtwegen indien niet strikt noodzakelijk.
### 1.6 Hyperthermie
Hyperthermie, met name 'heat stroke' (hitteslag), is een ongecontroleerde stijging van de lichaamstemperatuur boven 40°C, wat leidt tot een verstoring van de warmtebalans.
#### 1.6.1 Kenmerken en oorzaken
* **Kenmerken:** Verwardheid, agitatie, agressie, uitdroging.
* **Oorzaken:** Overmatige warmteproductie (inspanning, drugs, maligne hyperthermie) in combinatie met beperkt warmteverlies.
#### 1.6.2 Behandeling bij hyperthermie
* **Fysiek koelen:** Zo snel en agressief mogelijk koelen met water, ventilators, ijszakken, natte handdoeken.
* **Zuurstof:** Streven naar 100% zuurstoftoediening en normocapnie.
**Tip:** Hyperthermie door 'heat stroke' is anders dan koorts; bij koorts is de interne thermostaat verhoogd, terwijl dit bij 'heat stroke' niet het geval is, waardoor de temperatuur extreem kan stijgen.
### 1.7 Embolieën (Longembolie, coronaire occlusie)
Embolieën, zoals longembolieën en coronaire occlusies, zijn acute obstructies van bloedvaten die kunnen leiden tot cardiovasculaire collaps.
#### 1.7.1 Longembolie (PE)
* **Kenmerken:** Trombus in de arteria pulmonalis, ernstige hypoxie ondanks zuurstof, V/Q mismatch. Vaak geassocieerd met PEA (pulseless electrical activity) en lage ETCO$_2$ ondanks goede compressies.
* **Diagnostiek:** Echo, anamnese, 12-leads ECG.
* **Behandeling bij arrest:** Toediening van anticoagulantia, chirurgische embolectomie.
#### 1.7.2 Coronaire occlusie
* **Kenmerken:** Trombus in de coronaire arteriën, resulterend in een myocardinfarct (STEMI).
* **Behandeling:** Per- en transcutane coronarie-interventie (PCI), trombolyse.
**Tip:** "Time is tissue" is hierbij een cruciaal motto.
### 1.8 Harttamponade
Een harttamponade is de accumulatie van vocht in het pericardium, wat de hartfunctie belemmert en kan leiden tot cardiaal arrest. Het treedt vaak op na trauma of chirurgie aan het hart.
#### 1.8.1 Kenmerken en diagnostiek
* **Kenmerken:** Verhoogde centrale veneuze druk (CVD), pulsus paradoxus, gedempte harttonen, opgezette halsvenen.
* **Diagnostiek:** Anamnese, echo.
#### 1.8.2 Behandeling bij harttamponade
* **Bij arrest:** Snelle pericarddrainage of 'resuscitative thoracotomy' (RT).
* **Succes van RT hangt af van de "4 E's":** Equipment, Expertise, Environment, Elapsed time.
### 1.9 Spanningspneumothorax
Bij een spanningspneumothorax hoopt lucht zich op in de pleuraholte, wat leidt tot toenemende druk, verminderde veneuze retour en contractiliteit, met potentieel cardiaal arrest.
#### 1.9.1 Behandeling bij spanningspneumothorax
* **Bij arrest:** Snel ontluchten middels naalddecompressie of thoracostomie.
### 1.10 Peri-operatief arrest
Peri-operatieve arresten zijn zeldzaam, maar hebben een betere prognose. Ze worden vaak veroorzaakt door hypovolemie of embolieën.
#### 1.10.1 Benadering bij peri-operatief arrest
* **Witness arrest:** Indien de patiënt gezien is tijdens het arrest en de defibrillatiepads aanwezig zijn, direct toepassen van de ALS-algoritmes met nadruk op snelle opeenvolgende shocks (3 shocks binnen de eerste minuut) bij VT/VF.
* **Asystolie/extreme bradycardie:** Starten met pacing binnen de eerste minuut.
* **PEA:** Corrigeren van omkeerbare oorzaken.
* **ECLS (ExtraCorporeal Life Support):** Overwegen, met name bij arresten in het cathlab.
### 1.11 Arrest na verdrinking
Bij arrest na verdrinking is het belangrijk de eigen veiligheid te waarborgen, de patiënt horizontaal te evacueren en zo snel mogelijk ventilatie en compressies te starten.
#### 1.11.1 Benadering bij arrest na verdrinking
* **Veiligheid:** Eerst eigen veiligheid waarborgen.
* **Evacuatie:** Horizontaal uit het water halen, MILS (Manual In-Line Spinal Stabilization) indien geïndiceerd.
* **Reanimatie:** Starten met 5 rescue breaths, daarna 30:2 compressie-ventilatie verhouding aanhouden.
* **Intubatie:** Vroegtijdig intuberen indien mogelijk.
* **Overwegingen:** Hypothermie en intoxicatie moeten in overweging worden genomen.
**Tip:** Bij het uit het water halen is het belangrijk de patiënt horizontaal te houden om extreme bloeddrukdalingen te vermijden.
### 1.12 Arrest bij COPD / astma
Arresten bij patiënten met COPD of astma zijn vaak gerelateerd aan hypoxie en spanningspneumothorax.
#### 1.12.1 Benadering bij arrest bij COPD / astma
* **Zuurstoftherapie:** Hoge flow zuurstof (COPD: 88-92%, astma: 94-98%).
* **Ademhaling (B in ABCDE):** Grondige beoordeling van ademhaling, gebruik van hulpademhalingsspieren, saturatiemeting.
* **Diagnostiek:** Auscultatie, percussie, RX thorax, tekenen van spanningspneumothorax.
* **Behandeling:** Vroegtijdige intubatie, verneveling van bronchodilatoren, IV toegang met vocht en corticosteroïden. Bij astma ook MgSO$_4$.
**Tip:** Bij verdenking op spanningspneumothorax is snelle decompressie essentieel.
### 1.13 Arrest bij zwangerschap
Fysiologische veranderingen tijdens de zwangerschap beïnvloeden de reanimatie. Een multidisciplinaire aanpak en expertise zijn cruciaal.
#### 1.13.1 Specifieke aspecten en oorzaken
* **Fysiologische veranderingen:** Toename minuutvolume, circulerend volume, CO en O$_2$-consumptie. Druk van de foetus op abdominale bloedvaten kan veneuze retour en CO verminderen.
* **Specifieke oorzaken:** Longembolie, vruchtwaterembolie, bloedingen.
* **Bij arrest (zwangerschap ≥ 20 weken):** Handmatig verplaatsen van de foetus naar links om de vena cava vrij te maken (15-30° linker tilt). Cave aspiratie.
#### 1.13.2 Peri-mortem keizersnede
* **≤ 20 weken:** Niet aangeraden; foetale invloed op CO is onwaarschijnlijk.
* **20-23 weken:** Aangeraden voor moederlijke uitkomst; foetale overleving onwaarschijnlijk.
* **≥ 24 weken:** Aangeraden voor zowel moeder als kind (binnen 5 minuten na arrest).
**Tip:** De linker tilt van 15-30° dient altijd te worden toegepast, ook tijdens reanimatie indien geen keizersnede wordt uitgevoerd, ter verbetering van de veneuze retour.
### 1.14 Arrest bij intoxicatie
Intoxicaties met drugs, medicatie of alcohol vereisen een specifieke benadering, waarbij eigen veiligheid en de ABCDE-benadering centraal staan.
#### 1.14.1 Algemene benadering
* **Eigen veiligheid:** Essentieel bij vermoeden van intoxicatie.
* **ABCDE:**
* **A-B:** Luchtwegobstructie door bewustzijnsverlies en bradypnoe. Vermijd mond-op-mond beademing.
* **C:** Behandelen van (toxine-geïnduceerde) hypotensie met vocht of vasopressoren.
* **D:** GCS opvolgen.
* **E:** Identificeren van gebruikte middelen.
#### 1.14.2 Specifieke aanpak
* **Benzodiazepines:** Antidotum flumazenil (enkel bij mono-intoxicatie). Kan beschermend werken bij gemengde intoxicaties door hersenactiviteit te onderdrukken.
* **Tricyclische antidepressiva (TCA):** Bij TCA-geïnduceerde ritmestoornissen intraveneus natriumbicarbonaat toedienen. Kenmerken zijn bewustzijnsverlies, hypotensie, convulsies, coma, anticholinerge effecten.
* **Calciumantagonisten:** Intraveneus calciumchloride.
* **Bètablokkers:** Intraveneus glucagon.
**Tip:** Antidota kunnen ook diagnostisch worden gebruikt, maar de voordelen moeten worden afgewogen tegen de risico's.
---
*Disclaimer: Deze samenvatting is bedoeld als studiemateriaal en vervangt niet de officiële richtlijnen of professioneel medisch advies.*
---
# Behandeling van arrest bij specifieke aandoeningen
Deze sectie bespreekt de aangepaste benaderingen van reanimatie bij specifieke medische condities, waarbij de nadruk ligt op het herkennen en behandelen van omkeerbare oorzaken om de prognose te verbeteren.
### 2.1 Trauma
Bij een traumatisch arrest is de luchtwegmanagement van cruciaal belang. Naast de standaard ALS-algoritmes moeten de "4 H's" (hypoxie, hypovolemie, hypothermie, hyperkaliëmie) en "4 T's" (toxine, tamponade, spanningsthorax, trombose) specifiek worden geëvalueerd in de context van trauma.
#### 2.1.1 Specifieke interventies bij traumatisch arrest
* **Luchtwegmanagement:** Prioriteit voor een veilige luchtweg (bv. intubatie, I-gel, larynxmasker).
* **Bloedingscontrole:** Extreem belangrijk, met technieken als tourniquets, drukverbanden, wound packing en bekkenbanden voor inwendige bloedingen.
* **Spanningspneumothorax:** Preventieve decompressie is essentieel, zowel met naalddecompressie (in de tweede intercostale ruimte, mid-axillair) als met een scalpel-vinger techniek (vijfde intercostale ruimte, mid-axillair). Naalddecompressie is een handeling die door verpleegkundigen kan worden uitgevoerd.
* **Harttamponade:** Wordt vooral postoperatief of prehospitaal na een thorax-trauma gezien. Behandeling is pericarddrainage.
* **REBOA (Resuscitative Endovascular Balloon Occlusion of the Aorta):** Kan worden toegepast bij grote abdominale bloedingen om de aorta af te klemmen en zo een veiligere en drogere chirurgische omgeving te creëren. Dit is een techniek die vaak in gespecialiseerde centra wordt gebruikt.
* **Transfusiebeleid:** Snelle vulling met vocht en bloedproducten om de patiënt te stabiliseren.
> **Tip:** Bij een traumatisch arrest is de kans op een neurologisch beter resultaat groter dan bij andere reanimatiesettings, hoewel de algehele prognose vaak slecht blijft.
### 2.2 Anafylaxie
Anafylaxie is een systemische allergische reactie gekenmerkt door symptomen zoals angio-oedeem (Quincke-oedeem), luchtwegproblemen (wheezing, hoesten, stridor), hypoxie en hypotensie, wat kan leiden tot een cardiaal arrest.
#### 2.2.1 Benadering bij anafylaxie
* **ABCDE-benadering:** Met focus op luchtweg en ademhaling.
* **Elimineren van de trigger:** Identificeer en stop de oorzaak (bv. medicatie, voeding, insectengif).
* **Adrenaline:** Onmiddellijke toediening van 0,5 mg adrenaline intramusculair (IM), bij voorkeur in het bovenbeen. IV-toediening wordt vermeden vanwege het risico op ventrikelfibrilleren (VF) of ventriculaire tachycardie (VT). De toediening mag sneller herhaald worden op basis van de klinische toestand.
* **Vochttoediening:** Een IV-lijn plaatsen en een vochtbolus geven.
* **Overige medicatie:** Hydrocortison en chloorfenamine kunnen worden overwogen na adrenaline en vocht.
* **Positionering:** Patiënt in zittende positie of liggend met benen omhoog, tenzij dit de ademhaling belemmert.
> **Tip:** Bij acute ademhalingsproblemen zonder bekende cardiale problemen, denk aan anafylaxie als differentiële diagnose, vooral als de symptomen plotseling ontstaan.
### 2.3 Sepsis
Sepsis is een levensbedreigende toestand die multi-orgaanfalen veroorzaakt door een infectie. Het kenmerkt zich door vasoplegie, tachycardie, hypothermie of hyperthermie, en gemarmerde huid.
#### 2.3.1 Benadering bij sepsis en septische shock
* **Preventie van arrest:** Gerichte aanpak om een cardiaal arrest te voorkomen.
* **ABCDE-benadering:** Met nadruk op hoge-flow zuurstoftoediening en monitoring van lactaat.
* **Vochtbolus:** Toedienen en aanpassen op basis van urinedebiet om shock te optimaliseren.
* **Vasopressie:** Snelle opstart indien vocht alleen onvoldoende is om de bloeddruk te handhaven.
* **Bij arrest:**
* Vochtbolus toedienen.
* Veneus bloedgas afnemen.
* Identificeer de oorzaak van de sepsis en start snel met breed-spectrum antibiotica.
> **Tip:** Sepsis moet worden overwogen, zelfs bij afwezigheid van koorts.
### 2.4 Elektrolytenstoornissen (hypo-/hyperkaliëmie, calcium- en magnesiumstoornissen)
#### 2.4.1 Hyperkaliëmie
Hyperkaliëmie (kalium > 5,5 mmol/l) kan leiden tot ECG-veranderingen (puntige T-toppen, verbreding van het QRS-complex, afvlakking of verdwijnen van P-toppen) en verhoogt het risico op ventriculaire ritmestoornissen.
**Behandeling van hyperkaliëmie:**
1. **Hart beschermen:** Toediening van calciumchloride of -gluconaat om het myocard te stabiliseren. Dit is tijdelijk (30-60 minuten) en kan herhaald worden.
2. **Kalium de cel in jagen:**
* Insuline (10 eenheden) met hypertone glucose (20% 25 gram) om kalium naar de intracellulaire ruimte te verplaatsen. Dit werkt binnen 10-20 minuten en de duur is 4-6 uur. Monitoring van de glycemie is essentieel.
* Salbutamol (Ventolin®) kan ook kalium de cel in jagen, maar heeft minder effect in een arrest-setting.
3. **Kalium uit het lichaam elimineren:** Orale middelen (bv. Kaliumbinders) werken pas na enkele uren. Dialyse is een optie bij refractair arrest.
4. **Monitoren:** Continue evaluatie van bloedwaarden en glycemie.
5. **Preventie:** Oorzaak achterhalen (bv. nierfalen, medicatie, voeding).
> **Tip:** Bij een ernstige hyperkaliëmie dient de behandeling vaak gecombineerd te worden.
#### 2.4.2 Hypokaliëmie
Hypokaliëmie (kalium < 3 mmol/l) verhoogt het risico op ventriculaire ritmestoornissen zoals Torsade de Pointes of VF. Vaak is er een verband met hypomagnesiëmie.
**Behandeling van hypokaliëmie:**
* **Optimaliseren van kaliumgehalte:** IV-toediening van kalium (bv. 20 mEq per uur in de acute fase, met een snelle boost gedurende 10 minuten).
* **Controle van 'bezwarende omstandigheden':** Optimaliseer ook magnesium.
* **Monitoren:** Continue controle van het kaliumgehalte.
* **Preventie:** Oorzaak achterhalen en herval voorkomen.
> **Example:** Hypokaliëmie kan leiden tot een verlengde QT-tijd op het ECG, wat een risicofactor is voor levensbedreigende ritmestoornissen.
### 2.5 Hypothermie
Hypothermie wordt gedefinieerd als een kerntemperatuur van ≤ 35°C.
#### 2.5.1 Behandeling van arrest bij hypothermie
* **Prehospitaal:** Voorkom verdere afkoeling en pas passieve opwarming toe met thermische dekens.
* **Snelle transfer:** Naar een ziekenhuis met ECLS-mogelijkheden (Extracorporale Levensondersteuning) indien geïndiceerd.
* **Inhospitaal:** Actief opwarmen.
* **Bij arrest:**
* Schokbare ritmestoornissen: Na de derde schok, eerst opwarmen tot de kerntemperatuur ≥ 30°C is voordat er opnieuw geschokt wordt.
* Adrenaline: Niet toedienen bij een kerntemperatuur ≤ 30°C.
* Adrenaline-interval: Verdubbel het interval bij een kerntemperatuur tussen 30°C en 35°C (normaal 4 minuten, dan 8 minuten).
* Lange reanimatie/opwarmingstijd: Gebruik van LUCAS (mechanische compressieapparaat) en ECLS.
> **Tip:** Bij hypothermie kunnen patiënten gevoeliger zijn voor depolarisaties, wat kan leiden tot hartritmestoornissen. Vermijd onnodige manipulatie.
> **Tip:** Bij een kerntemperatuur lager dan 30°C dient men geen adrenaline of amiodaron toe te dienen; eerst opwarmen.
### 2.6 Hyperthermie
Hyperthermie, met name hitteberoerte (heat stroke), treedt op wanneer de lichaamstemperatuur ongecontroleerd stijgt boven de 40°C, door een verstoring in de balans tussen warmteproductie en warmteverlies.
#### 2.6.1 Benadering bij hyperthermie
* **Koelen:** Zo snel en agressief mogelijk fysiek koelen (bv. met water, ventilator, ijszakken, natte handdoeken).
* **Zuurstof:** Streven naar 100% zuurstoftoediening en normocapnie.
* **Oorzaken:** Kan veroorzaakt worden door inspanning in de zon, drugs, of maligne hyperthermie.
> **Example:** Hitteberoerte onderscheidt zich van koorts doordat er geen verhoogd setpoint van de thermostaat is; het lichaam produceert wel warmte, maar kan deze niet efficiënt kwijt.
### 2.7 Trombose (longembolie, coronaire occlusie)
#### 2.7.1 Longembolie (PE)
Een trombus in de arteria pulmonalis leidt tot een V/Q mismatch en ernstige hypoxie. Bij arrest is PEA (Pulseless Electrical Activity) een veelvoorkomend ritme met lage ETCO2-waarden ondanks goede compressies.
**Behandeling bij PE:**
* **Diagnostiek:** Anamnese, echo, 12-leads ECG.
* **Bij arrest:**
* Toediening van anticoagulantia.
* Chirurgische embolectomie indien mogelijk.
#### 2.7.2 Coronaire occlusie
Een trombus in de kransslagaders leidt tot een myocardinfarct (STEMI).
**Behandeling bij coronaire occlusie:**
* **Diagnostiek:** Anamnese, 12-leads ECG.
* **Reperfusie:**
* PCI (Percutane coronaire interventie) in het cathlab.
* Trombolyse bij STEMI, tenzij contra-indicaties.
> **Tip:** Tijd is cruciaal bij trombose; "TIME IS TISSUE".
### 2.8 Harttamponade
Een harttamponade ontstaat door een ophoping van vocht in het pericardium, vaak na trauma of chirurgie aan het hart. Kenmerken zijn verhoogde centrale veneuze druk (CVD), pulzus paradoxus, gedempte harttonen en gestuwde halsvenen.
#### 2.8.1 Behandeling bij harttamponade
* **Diagnostiek:** Anamnese en bevestiging met een echocardiogram (echo).
* **Snelle interventie:** Pericarddrainage of een "resuscitative thoracotomy" (RT) bij arrest na cardiale chirurgie of penetrerend thoracaal trauma.
* **Succes van RT:** Afhankelijk van de "4 E's": Equipment, Expertise, Environment, Elapsed time.
### 2.9 Spanningspneumothorax
Bij een spanningspneumothorax hoopt lucht zich op in de pleuraholte, wat leidt tot een toenemende druk. Dit vermindert de veneuze retour en contractiliteit van het hart.
#### 2.9.1 Behandeling bij spanningspneumothorax
* **Bij arrest:** Snel ontluchten middels naalddecompressie of thoracostomie.
### 2.10 Peri-operatieve arresten
Peri-operatieve arresten zijn relatief zeldzaam maar hebben een betere uitkomst. Vaak is er sprake van VF of PEA door tamponade of hypovolemie.
#### 2.10.1 Benadering bij peri-operatieve arresten
* **Bij arrest:**
* Ventrikelfibrilleren/Tachycardie (VF/VT): Geef binnen de eerste minuut 3 opeenvolgende schokken.
* Asystolie/Extreme bradycardie: Start binnen de eerste minuut met pacing.
* PEA: Corrigeer omkeerbare oorzaken.
* Overweeg ECLS.
> **Tip:** Betere uitkomst bij peri-operatieve arresten is vaak te danken aan goede monitoring en snelle reactie op de operatietafel.
### 2.11 Arrest na verdrinking
Bij verdrinking is het cruciaal om de veiligheid van de redder te waarborgen en het slachtoffer horizontaal te evacueren.
#### 2.11.1 Benadering bij arrest na verdrinking
* **Start reanimatie:** Zo snel mogelijk ventilatie (5 rescue breaths) en compressies (30:2) starten.
* **Intubatie:** Vroegtijdig overwegen.
* **Overweeg:** Hypothermie en intoxicatie als bijkomende factoren.
> **Tip:** Het horizontaal uit het water halen van het slachtoffer is belangrijk om hypotensie door wegvallen van de hydrostatische druk te voorkomen.
### 2.12 Arrest bij COPD / astma
De primaire oorzaak is vaak hypoxie, maar een spanningspneumothorax kan ook optreden door "air trapping".
#### 2.12.1 Benadering bij arrest bij COPD/astma
* **Zuurstoftherapie:** Hoge-flow zuurstof, gericht op een saturatie van 88-92% voor COPD-patiënten en 94-98% voor astmapatiënten.
* **Ademhaling (B):** Grondige beoordeling, inclusief het gebruik van hulpademhalingsspieren.
* **Diagnostiek:** Auscultatie, percussie, RX thorax, en alertheid op tekenen van spanningspneumothorax.
* **Behandeling:** Vroegtijdige intubatie, verneveling met bronchodilatoren, IV-toegang voor vocht en corticosteroïden. Bij astma kan magnesiumsulfaat (MgSO4) worden overwogen.
### 2.13 Arrest bij zwangerschap
Fysiologische veranderingen tijdens de zwangerschap beïnvloeden de reanimatie.
#### 2.13.1 Benadering bij arrest bij zwangerschap
* **Expertise:** Zoek direct hulp van een multidisciplinair team.
* **Positionering:** Patiënt ≥ 20 weken zwangerschap moet manueel naar links worden verplaatst (15-30 graden kantelen) om de vena cava te ontlasten. Dit is essentieel, ook tijdens de reanimatie zelf.
* **Peri-mortem keizersnede:** Aangeraden bij zwangerschap ≥ 24 weken, binnen 5 minuten na het arrest, om zowel moeder als kind te redden. Bij 20-23 weken is dit ter verbetering van de maternale uitkomst.
> **Tip:** De tilt naar links is cruciaal om de veneuze retour te verbeteren en de effectiviteit van compressies te optimaliseren.
### 2.14 Arrest bij intoxicatie
Intoxicatie met drugs, medicatie of alcohol vereist een doorgedreven ABCDE-benadering met aandacht voor de eigen veiligheid.
#### 2.14.1 Specifieke aanpak bij intoxicatie
* **Luchtweg (A-B):** Let op obstructie door bewustzijnsverlies en ademhalingsdepressie. Mond-op-mond beademing vermijden bij verdenking op drugs.
* **Circulatie (C):** Behandel hypotensie met vocht of vasopressoren.
* **Bewustzijn (D):** Monitor de GCS.
* **Omgeving/Exposure (E):** Identificeer de gebruikte middelen. Overweeg actieve kool.
**Specifieke antidota:**
* **Benzodiazepines:** Flumazenil, maar enkel bij mono-intoxicatie en indien er geen sprake is van gemengde intoxicaties waarbij een overdosis juist beschermend kan werken.
* **Tricyclische antidepressiva (TCA's):** Natriumbicarbonaat (NaHCO3) bij geïnduceerde ritmestoornissen. Anticholinerge effecten zijn frequent.
* **Calciumantagonisten:** Calciumchloride IV.
* **Bètablokkers:** Glucagon IV.
> **Tip:** Een antidotum kan ook diagnostisch gebruikt worden, maar weeg altijd het risico af. Narcan (naloxon) is geïndiceerd bij morfine-intoxicatie.
---
# De 4 H's en 4 T's bij circulatiestilstand
De meest voorkomende omkeerbare oorzaken van een circulatiestilstand worden gestructureerd rond de 4 H's en 4 T's, met specifieke aandacht voor analyse en prioritering in bijzondere omstandigheden.
### 3.1 Inleiding tot de 4 H's en 4 T's
De 4 H's en 4 T's vormen een cruciaal geheugensteuntje voor het identificeren en behandelen van omkeerbare oorzaken van een circulatiestilstand. In normale omstandigheden worden deze systematisch doorlopen volgens het ALS-algoritme. Echter, in specifieke situaties, zoals bij trauma of intoxicatie, kan de volgorde van analyse en behandeling gewijzigd moeten worden om de overlevingskansen te optimaliseren.
### 3.2 De 4 H's: Metabolische en Elektrolytische Oorzaken
De 4 H's vertegenwoordigen metabolische en elektrolytische verstoringen die tot een circulatiestilstand kunnen leiden.
#### 3.2.1 Hypoxie
Hypoxie, een tekort aan zuurstof, kan vele oorzaken hebben, waaronder luchtwegproblematiek (obstruction, verminderde ademhaling), hartfalen en longembolieën. Bij trauma kan dit bijvoorbeeld komen door een belemmerde luchtweg of een spanningspneumothorax.
#### 3.2.2 Hypovolemie
Hypovolemie, een tekort aan circulerend bloedvolume, is vaak het gevolg van ernstige bloedingen, bijvoorbeeld door trauma (inwendig of uitwendig) of een gastro-intestinale bloeding. Een effectieve bloedingscontrole en vochttoediening zijn essentieel.
#### 3.2.3 Hypothermie
Hypothermie, een te lage lichaamstemperatuur (kerntemperatuur ≤35°C), kan de metabolisme vertragen en de effectiviteit van reanimatiepogingen verminderen. Behandeling richt zich op het vermijden van verdere afkoeling, passief en actief opwarmen. Bij arrest kan de toediening van adrenaline en schokken worden uitgesteld totdat een bepaalde kerntemperatuur is bereikt.
* **Tip:** Bij hypothermie kunnen medicijnen, zoals adrenaline, minder effectief zijn. Eerst opwarmen is vaak cruciaal.
* **Tip:** Bij een kerntemperatuur onder 30°C mag geen adrenaline worden toegediend. Tussen 30°C en 35°C wordt het interval voor adrenaline verdubbeld.
#### 3.2.4 H+ ionen (Metabole Acidose)
Verhoogde concentraties waterstofionen (H+) leiden tot metabole acidose. Dit kan optreden bij verschillende omstandigheden, waaronder shock, intoxicaties, en ernstige nierinsufficiëntie. Correctie vindt plaats door de onderliggende oorzaak aan te pakken en indien nodig bicarbonaat toe te dienen.
### 3.3 De 4 T's: Mechanische en Toxische Oorzaken
De 4 T's duiden op mechanische obstructies of toxische invloeden die een circulatiestilstand kunnen veroorzaken.
#### 3.3.1 Toxines (Intoxicatie)
Intoxicatie met medicijnen, drugs of andere toxische stoffen kan leiden tot diverse cardiale en respiratoire problemen, inclusief circulatiestilstand. Een zorgvuldige ABCDE-benadering is noodzakelijk, met overweging van specifieke antidota indien van toepassing.
* **Voorbeeld:** Bij intoxicatie met benzodiazepines kan flumazenil worden overwogen, maar alleen bij monointoxicatie en indien er geen risico is op convulsies. Bij TCA-intoxicatie is natriumbicarbonaat geïndiceerd bij ritmestoornissen.
#### 3.3.2 Tamponade (Harttamponade)
Een harttamponade is een ophoping van vocht in het hartzakje (pericard), wat de contractiekracht van het hart belemmert. Dit komt vaak voor na trauma aan de borstkas of cardiale chirurgie. Diagnostiek omvat de anamnese (bijvoorbeeld de Triade van Beck: verhoogde centraal veneuze druk, paradoxale pols, gedempte harttonen) en echografie. Behandeling is het zo snel mogelijk evacueren van het pericardvocht.
#### 3.3.3 Spanningspneumothorax
Een spanningspneumothorax ontstaat wanneer lucht zich ophoopt in de pleuraholte, wat leidt tot verhoogde druk op de thorax. Dit belemmert de veneuze retour en hartcontractiliteit. Symptomen kunnen zijn: dyspneu, tachypneu, tachychardie, hypotensie en afwezige ademhalingsgeluiden aan één zijde. Behandeling is snelle ontluchting middels naalddecompressie of thoracostomie.
#### 3.3.4 Trombose (Longembolie en Coronaire Occlusie)
Trombose kan leiden tot een longembolie (trombus in de arteria pulmonalis) of een coronaire occlusie (bloedvat van het hart afgesloten).
* **Longembolie:** Veroorzaakt ernstige hypoxie ondanks zuurstoftoediening, vaak gepaard gaande met een lage ETCO$_2$ ondanks goede compressies tijdens reanimatie. Diagnostiek omvat echo, anamnese en ECG. Behandeling kan antistolling of chirurgische embolectomie omvatten.
* **Coronaire occlusie:** Een myocardinfarct. Behandeling is reperfusietherapie, zoals PCI (percutane coronaire interventie) of trombolyse.
### 3.4 Prioritering in Bijzondere Omstandigheden
In specifieke situaties kan de gebruikelijke volgorde van de 4 H's en 4 T's aangepast worden:
* **Trauma:** Bij polytrauma ligt de focus vaak direct op hypoxie (luchtweg), hypovolemie (bloedingen) en spanningspneumothorax. Een tamponade wordt meer als een post-operatieve of late complicatie gezien. Er kan sneller worden overgegaan tot invasieve procedures zoals naalddecompressie of zelfs REBOA (Resuscitative Endovascular Balloon Occlusion of the Aorta) bij grote bloedingen.
* **Zwangerschap (≥ 20 weken):** De linker tilt is cruciaal om veneuze retour te verbeteren. Er is een verhoogd risico op longembolie en vruchtwaterembolie. Een perimortem keizersnede kan overwogen worden binnen 5 minuten na het ontstaan van de arrest bij zwangerschappen van meer dan 24 weken.
* **Hypothermie:** De behandeling is primair gericht op opwarming, met aanpassingen in de medicatietoediening (adrenaline) en schokbeleid totdat de kerntemperatuur stijgt.
> **Tip:** Analyseer altijd de specifieke omstandigheden van de patiënt om de meest waarschijnlijke en meest urgente oorzaak van de circulatiestilstand te identificeren en de behandeling hierop af te stemmen. De 4 H's en 4 T's bieden een gestructureerd kader, maar klinisch redeneren is essentieel.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Geavanceerde Levensondersteuning (ALS) | Een medisch protocol dat wordt toegepast bij patiënten met een circulatiestilstand om levensbedreigende condities te behandelen en reanimatiepogingen te optimaliseren, inclusief geavanceerde technieken zoals medicatietoediening en intubatie. |
| Circulatiestilstand (Arrest) | Een acute medische noodsituatie waarbij de hartslag en ademhaling plotseling stoppen, wat leidt tot een gebrek aan bloedcirculatie en zuurstoftoevoer naar vitale organen. |
| Trauma | Letsel aan het lichaam veroorzaakt door een externe kracht, zoals een ongeval of een klap, dat kan leiden tot ernstige interne of externe schade en potentieel een circulatiestilstand kan veroorzaken. |
| Anafylaxie | Een ernstige, potentieel levensbedreigende systemische allergische reactie die snel optreedt na blootstelling aan een allergeen, gekenmerkt door symptomen zoals zwelling van luchtwegen, ademhalingsproblemen en hypotensie. |
| Sepsis | Een levensbedreigende orgaandisfunctie veroorzaakt door een ontregelde reactie van het lichaam op een infectie, die kan leiden tot een circulatiestilstand en multi-orgaanfalen. |
| Hyperkaliëmie | Een abnormaal hoge concentratie van kalium ($K^+$) in het bloed, wat kan leiden tot gevaarlijke hartritmestoornissen, waaronder ventriculaire tachycardie, ventriculaire fibrillatie en hartstilstand. |
| Hypokaliëmie | Een abnormaal lage concentratie van kalium ($K^+$) in het bloed, die kan leiden tot spierzwakte, vermoeidheid en potentieel levensbedreigende hartritmestoornissen zoals Torsade de Pointes en ventriculaire fibrillatie. |
| Hypothermie | Een gevaarlijk lage kerntemperatuur van het lichaam (onder 35°C), die de metabole processen vertraagt en de effectiviteit van reanimatiepogingen kan beïnvloeden, met een verhoogd risico op hartritmestoornissen. |
| Hyperthermie | Een gevaarlijk hoge kerntemperatuur van het lichaam (boven 37.5-38°C, significant verhoogd bij hitteslag tot >40°C), wat kan leiden tot orgaanschade, elektrolytenstoornissen en circulatiestilstand. |
| Embolie | Een blokkade van een bloedvat door een embolus, zoals een bloedstolsel, vetdeeltje of luchtbel, die kan leiden tot ischemie of infarct van het orgaan dat door het vat wordt voorzien. |
| Harttamponade | Een levensbedreigende medische aandoening waarbij een abnormale ophoping van vocht in het hartzakje (pericard) de pompfunctie van het hart belemmert door externe compressie. |
| Spanningspneumothorax | Een levensbedreigende aandoening waarbij lucht zich ophoopt in de pleuraholte, wat leidt tot een verhoogde druk op de long en het hart, waardoor de veneuze retour en de hartfunctie ernstig worden belemmerd. |
| Peri-operatief arrest | Een circulatiestilstand die optreedt tijdens of direct na een chirurgische ingreep, vaak geassocieerd met anesthesie, bloedverlies of andere complicaties gerelateerd aan de operatie. |
| Verdrinking | Een medisch noodgeval dat optreedt na het inademen van vloeistof, wat kan leiden tot hypoxie, longschade, en potentieel een circulatiestilstand, vaak gecompliceerd door hypothermie. |
| COPD (Chronische Obstructieve Longziekte) | Een progressieve longziekte die gekenmerkt wordt door langdurige ontsteking van de luchtwegen en alveoli, wat leidt tot ademhalingsmoeilijkheden, hypoxie en een verhoogd risico op circulatiestilstand. |
| Astma | Een chronische inflammatoire aandoening van de luchtwegen die gekenmerkt wordt door terugkerende episodes van bronchoconstrictie, piepende ademhaling, kortademigheid en hoesten, met een risico op een levensbedreigende aanval en arrest. |
| Zwangerschap | De periode waarin een vrouw een foetus draagt, wat fysiologische veranderingen met zich meebrengt die het risico op bepaalde complicaties, zoals embolieën en arrest, kunnen beïnvloeden. |
| Intoxicatie | Vergiftiging veroorzaakt door inname, inhalatie of absorptie van een toxische stof, zoals medicijnen, drugs of chemicaliën, die kan leiden tot diverse orgaansystemen en een circulatiestilstand. |
| 4 H's en 4 T's | Een geheugensteun die gebruikt wordt bij reanimatie om de belangrijkste omkeerbare oorzaken van een circulatiestilstand te identificeren: 4 H's (Hypoxie, Hypovolemie, Hypo-/Hyperkaliëmie/metabole oorzaken, Hypothermie) en 4 T's (Toxinen, Tamponade, Tensiepneumothorax, Trombose). |
| Omkeerbare oorzaken | Factoren die bijdragen aan een circulatiestilstand die potentieel kunnen worden gecorrigeerd, waardoor de kans op succesvolle reanimatie wordt vergroot. |
| Polytrauma | Ernstig letsel opgelopen door meerdere traumatische gebeurtenissen, vaak veroorzaakt door hoogenergetische ongevallen, met ernstige gevolgen voor meerdere orgaansystemen. |
| Hypoxie | Een tekort aan zuurstof in het bloed of de weefsels, wat een veelvoorkomende en omkeerbare oorzaak is van circulatiestilstand en orgaanschade. |
| Hypovolemie | Een gevaarlijk lage hoeveelheid bloed of circulerend vocht in het lichaam, vaak veroorzaakt door bloedingen, wat leidt tot verminderde perfusie van organen en een verhoogd risico op circulatiestilstand. |
| Tensiepneumothorax | Zie Spanningspneumothorax. |
| Tamponade | Zie Harttamponade. |
| REBOA (Resuscitative Endovascular Balloon Occlusion of the Aorta) | Een interventionele techniek waarbij een ballonkatheter in de aorta wordt geplaatst om de bloedstroom te beperken in geval van ernstige bloedingen, vaak gebruikt bij trauma. |
| Pericarddrainage | Een medische procedure waarbij overtollig vocht uit het hartzakje wordt afgezogen om de druk op het hart te verlichten, gebruikt bij harttamponade. |
| Thoracostomie (naalddecompressie) | Een spoedprocedure waarbij een naald of katheter door de borstwand wordt ingebracht in de pleuraholte om overtollige lucht of vocht te ontlasten, gebruikt bij spanningspneumothorax. |
| Vochtbolus | De snelle toediening van een grote hoeveelheid intraveneus vocht (bv. kristalloïden of colloïden) om de bloeddruk en circulerend volume te herstellen, vaak gebruikt bij hypovolemie of shock. |
| Vasopressoren | Medicijnen die de bloedvaten vernauwen en de bloeddruk verhogen, gebruikt bij shock en ernstige hypotensie, zoals in geval van sepsis. |
| Inotropie | Medicijnen die de contractiliteit van het hart verbeteren, gebruikt bij hartfalen en cardiogene shock. |
| Lactaat | Een stof die vrijkomt bij anaërobe stofwisseling, een verhoogde concentratie in het bloed kan duiden op weefselhypoxie en slechte perfusie, een belangrijke marker bij sepsis. |
| Breed-spectrum antibiotica | Antibiotica die effectief zijn tegen een breed scala aan bacteriën, gebruikt bij de behandeling van ernstige infecties en sepsis om de meest waarschijnlijke pathogenen te bestrijden. |
| Veneus bloedgas | Een analyse van het bloed afgenomen uit een ader, die informatie geeft over de zuurstof- en koolstofdioxidegehaltes, pH en elektrolyten, nuttig bij het evalueren van de metabole status. |
| ECG (Elektrocardiogram) | Een diagnostische test die de elektrische activiteit van het hart registreert, gebruikt om hartritmestoornissen, ischemie en andere hartafwijkingen te detecteren, cruciaal bij de beoordeling van elektrolytenstoornissen. |
| Spits T-toppen | Een kenmerk op het ECG dat duidt op hyperkaliëmie, waarbij de T-golf prominent en puntig is, wat een verhoogd risico op ernstige hartritmestoornissen aangeeft. |
| QRS-complex | Het deel van het ECG dat de depolarisatie van de ventrikels weergeeft; een verbreding ervan kan duiden op geleidingsstoornissen, zoals bij hyperkaliëmie. |
| Calciumchloride/gluconaat | Medicijnen die worden toegediend bij hyperkaliëmie om het myocard te stabiliseren en het risico op hartritmestoornissen te verminderen door de excitabiliteit van de hartspiercellen te verminderen. |
| Insuline | Een hormoon dat de bloedsuikerspiegel reguleert; bij hyperkaliëmie wordt het samen met glucose toegediend om kalium vanuit het bloed naar de cellen te transporteren, waardoor de kaliumspiegel daalt. |
| Salbutamol (Ventolin) | Een bronchodilatator die bij astma wordt gebruikt, maar ook de intracellulaire opname van kalium kan bevorderen, waardoor de bloedkaliumspiegel kan dalen. |
| Diuretica (bv. Lasix) | Medicijnen die de urineproductie verhogen en helpen bij de eliminatie van vocht en elektrolyten, waaronder kalium, uit het lichaam. |
| Torsade de Pointes | Een specifieke, gevaarlijke ventriculaire tachycardie die vaak geassocieerd wordt met een verlengd QT-interval, vaak gezien bij hypokaliëmie of andere elektrolytenstoornissen. |
| Verlengd QT-interval | Een afwijking op het ECG waarbij de tijd die nodig is voor de ventrikels om te depolariseren en te repolariseren (gemeten door het QT-interval) abnormaal lang is, wat het risico op levensbedreigende ritmestoornissen verhoogt. |
| U-golven | Kleine, positieve afwijkingen op het ECG die soms voorkomen bij hypokaliëmie, die na de T-golf verschijnen en de aanwezigheid van lage kaliumspiegels kunnen suggereren. |
| Hypercapnie | Een teveel aan koolstofdioxide ($CO_2$) in het bloed, vaak geassocieerd met ademhalingsinsufficiëntie. |
| Normocapnie | Een normale concentratie koolstofdioxide ($CO_2$) in het bloed. |
| Vasodilatatie | Verwijding van bloedvaten, wat kan leiden tot een daling van de bloeddruk. |
| Vasoconstrictie | Vernauwing van bloedvaten, wat kan leiden tot een stijging van de bloeddruk. |
| Maligne hyperthermie | Een zeldzame, potentieel fatale reactie op bepaalde anesthesiemiddelen die leidt tot een ongecontroleerde stijging van de lichaamstemperatuur en spierrigiditeit. |
| V/Q mismatch (Ventilatie/Perfusie mismatch) | Een onbalans tussen de ventilatie van de longen en de bloedperfusie van de longblaasjes, wat kan leiden tot hypoxie en een veelvoorkomende oorzaak is van longaandoeningen zoals longembolie. |
| Longembolie (PE) | Een blokkade van een arterie in de longen door een bloedstolsel dat elders in het lichaam is ontstaan en naar de longen is gemigreerd. |
| PEA (Pulseless Electrical Activity) | Een vorm van circulatiestilstand waarbij de elektrische activiteit van het hart aanwezig is, maar er geen meetbare pols is, vaak veroorzaakt door omkeerbare oorzaken zoals hypovolemie, tamponade, pneumothorax of embolie. |
| ETCO2 (Eindexpiratoire CO2) | De concentratie koolstofdioxide aan het einde van de uitademing, een belangrijke indicator van de effectiviteit van borstcompressies en de doorbloeding van de longen tijdens reanimatie. |
| Chirurgische embolectomie | Een chirurgische ingreep om een bloedstolsel (embolus) te verwijderen dat een bloedvat blokkeert, zoals bij een longembolie. |
| PCI (Percutane Coronary Intervention) | Een minimaal invasieve procedure om vernauwde of geblokkeerde coronaire arteriën te openen, zoals dotteren en het plaatsen van stents. |
| STEMI (ST-Elevation Myocardial Infarction) | Een type hartinfarct gekenmerkt door een specifieke verandering (ST-elevatie) op het ECG, wat duidt op een volledige blokkade van een coronaire arterie en onmiddellijke interventie vereist. |
| Trombolyse | Het gebruik van medicijnen om bloedstolsels op te lossen, vaak toegepast bij een hartinfarct of een longembolie om de bloeddoorstroming te herstellen. |
| Rescusitative Thoracotomy (RT) | Een levensreddende chirurgische procedure waarbij de borstkas direct wordt geopend om de bloedsomloop te stabiliseren, het hart te masseren, of een harttamponade of tensiepneumothorax te behandelen, vaak in acute situaties na trauma. |
| Cardiac Arrest | Zie Circulatiestilstand. |
| Vena Cava Syndroom | Compressie van de vena cava superior of inferior, vaak tijdens de zwangerschap, wat de veneuze terugvoer naar het hart belemmert en kan leiden tot hypotensie. |
| Perimortem Keizersnede | Een spoedkeizersnede die wordt uitgevoerd bij een zwangere vrouw in circulatiestilstand om de foetus te redden en de maternale hemodynamiek te verbeteren door de druk op de vena cava te verminderen. |
| Hypovolemische shock | Shock veroorzaakt door een ernstig verlies van circulerend bloedvolume. |
| Distributieve shock | Een type shock waarbij de bloedvaten abnormaal verwijden, wat leidt tot een relatief tekort aan circulerend bloedvolume, zoals bij sepsis of anafylaxie. |
| Bronchodilatoren | Medicijnen die de luchtwegen verwijden, gebruikt bij aandoeningen zoals astma en COPD om de ademhaling te vergemakkelijken. |
| Corticosteroïden | Ontstekingsremmende medicijnen die worden gebruikt bij de behandeling van diverse inflammatoire aandoeningen, waaronder ernstige astma-aanvallen en COPD. |
| Magnesiumsulfaat (MgSO4) | Een mineraal dat intraveneus kan worden toegediend bij ernstige astma-aanvallen om bronchospasmen te verminderen. |
| Fysiologische veranderingen | Veranderingen in de normale lichaamsfuncties die optreden als reactie op specifieke omstandigheden, zoals zwangerschap. |
| Minuutvolume | Het volume bloed dat het hart per minuut wegpompt ($Hartfrequentie \times Slagvolume$). |
| Circulerend volume | De totale hoeveelheid bloed in het lichaam. |
| Hartminuutvolume (CO) | Zie Minuutvolume. |
| O2-consumptie | De hoeveelheid zuurstof die het lichaam verbruikt. |
| Vruchtwaterembolie | Een zeldzame, levensbedreigende complicatie van de bevalling waarbij vruchtwater in de bloedsomloop van de moeder terechtkomt, wat kan leiden tot een anafylactoïde reactie en circulatiestilstand. |
| Multidisciplinaire aanpak | Samenwerking tussen zorgprofessionals uit verschillende disciplines om de best mogelijke patiëntenzorg te leveren. |
| Perimortem keizersnede | Zie Perimortem Keizersnede. |
| Actieve kool | Een absorberend middel dat wordt gebruikt om bepaalde gifstoffen in het maag-darmkanaal te binden en de absorptie ervan te verminderen. |
| Benzodiazepines | Een klasse medicijnen die sedatieve, anxiolytische, hypnotische en spierontspannende effecten hebben; overdoses kunnen leiden tot ademhalingsdepressie en coma. |
| Flumazenil | Een antagonist van benzodiazepines die wordt gebruikt om de effecten van een benzodiazepine-overdosis om te keren. |
| Tricyclische Antidepressiva (TCA) | Een klasse antidepressiva die, bij overdosering, ernstige cardiotoxische effecten kunnen veroorzaken, waaronder hartritmestoornissen en hypotensie. |
| Natrium bicarbonaat (NaHCO3) | Wordt gebruikt bij TCA-geïnduceerde ritmestoornissen om het plasma-pH te verhogen en de binding van TCA aan natriumkanalen te verminderen, wat de cardiotoxiciteit kan tegengaan. |
| Anticholinerge effecten | Effecten die worden veroorzaakt door de blokkade van acetylcholine-receptoren, wat kan leiden tot symptomen zoals droge mond, wazig zien, verhoogde hartslag en urineretentie. |
| Calciumantagonisten | Medicijnen die de instroom van calciumionen in cellen blokkeren, gebruikt voor de behandeling van hoge bloeddruk en hartritmestoornissen; overdosering kan leiden tot hypotensie en bradycardie. |
| Beta-blokkers | Medicijnen die de effecten van adrenaline op het lichaam blokkeren, gebruikt voor de behandeling van hoge bloeddruk, hartritmestoornissen en angina; overdosering kan leiden tot bradycardie en hypotensie. |
| Glucagon | Een hormoon dat de bloedsuikerspiegel verhoogt; bij intoxicatie met beta-blokkers kan het intraveneus worden toegediend om de effecten op het hart te overwinnen. |