Cover
立即免费开始 Acute nierschade AKI (1).pptx
Summary
# Oorzaken en classificatie van acute nierschade
Dit topic biedt een gedetailleerde uiteenzetting van de oorzaken en classificaties van acute nierschade (AKI), met een focus op prerenaal, renaal en postrenaal nierlijden.
### 1.1 Algemeen overzicht van acute nierschade
Acute nierschade (AKI) wordt gekenmerkt door een snelle achteruitgang van de nierfunctie, resulterend in een stijging van de plasmacreatinineconcentratie en/of een afname van de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR). De oorzaken van AKI kunnen worden onderverdeeld in drie hoofdcategorieën: prerenaal, renaal en postrenaal.
### 1.2 Classificatie van acute nierschade
AKI kan worden geclassificeerd op basis van de locatie van het letsel:
* **Prerenaal nierlijden:** Dit type AKI ontstaat door verminderde perfusie van de nieren, wat leidt tot een daling van de GFR.
* **Renaal nierlijden:** Dit omvat schade aan het nierparenchym zelf, zoals acute tubulusnecrose of acute glomerulonefritis.
* **Postrenaal nierlijden:** Dit wordt veroorzaakt door obstructie van de urinewegen, wat leidt tot een verhoogde druk in de nieren.
#### 1.2.1 Prerenaal nierlijden
Prerenaal nierlijden is de meest voorkomende oorzaak van AKI en wordt gekenmerkt door een verlaagde glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) als gevolg van een inadequate renale perfusiedruk.
##### 1.2.1.1 Oorzaken van prerenaal nierlijden
De belangrijkste oorzaken van prerenaal nierlijden zijn:
* **Hypotensie:** Lage bloeddruk, die kan ontstaan door bijvoorbeeld:
* Volume depletie (bv. door diarree, braken, overmatig zweten).
* Hartfalen.
* Levercirrose.
* **Bilaterale arteria renalis stenose:** Vernauwing van beide nierslagaders.
* **Medicatie:** Bepaalde medicijnen kunnen de autoregulatie van de nier beïnvloeden, zoals niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID's), ACE-remmers en angiotensine II receptorblokkers (ARB's). Deze medicatie kan, met name in combinatie met reeds bestaande nierproblemen of hypoperfusie, prerenaal nierlijden uitlokken.
##### 1.2.1.2 Klinische kenmerken van prerenaal nierlijden
Kenmerkend voor prerenaal nierlijden zijn:
* Verlaagde GFR.
* Oligurie (verminderde urineproductie).
* Stijgend serumureum en stijgend serumcreatinine.
* Leeg urinesediment (mogelijk met hyaliene cilinders).
* Lage natriumconcentratie in de urine ( [Na]$_U$ < 20 mmol/L).
* Hoge zoutreabsorptie en hoge waterreabsorptie door de tubuli.
* Geconcentreerde urine met een hoge concentratie aan afvalstoffen en lage natriurese.
* Lage fractionele natriumexcretie (FE$_{Na}$ < 1%).
De fractionele natriumexcretie (FE$_{Na}$) wordt berekend met de formule:
$$ \text{FE}_{Na} = \frac{\text{[Na]}_U \times \text{[Creatinine]}_S}{\text{[Na]}_S \times \text{[Creatinine]}_U} \times 100\% $$
waarbij:
* [Na]$_U$ = natriumconcentratie in urine
* [Na]$_S$ = natriumconcentratie in serum
* [Creatinine]$_U$ = creatinineconcentratie in urine
* [Creatinine]$_S$ = creatinineconcentratie in serum
> **Tip:** Bij patiënten die behandeld worden met diuretica kan de FE$_{Na}$ misleidend hoog zijn, en de urine natriumconcentratie kan ook verhoogd zijn. In dergelijke gevallen is een zorgvuldige interpretatie in de context van de klinische situatie essentieel.
##### 1.2.1.3 Behandeling van prerenaal nierlijden
De behandeling is gericht op het herstellen van de renale perfusiedruk en het corrigeren van de hypoperfusie. Dit omvat:
* Vochttoediening bij hypovolemie (geen diuretica).
* Behandelen van onderliggende oorzaken (bv. hartfalen).
* Vermijden van nefrotoxische producten.
* Vermijden van hypotensie.
* Stoppen van medicatie die de glomerulaire hemodynamiek negatief beïnvloedt (bv. NSAID's, ACE-remmers, ARB's).
* Dosisaanpassing van renaal geklaarde medicatie.
##### 1.2.1.4 Evolutie van prerenaal nierlijden
Bij tijdige herkenning en behandeling kan prerenaal nierlijden reversibel zijn. Indien de hypoperfusie aanhoudt, kan het evolueren naar acute tubulusnecrose (ATN).
#### 1.2.2 Renaal nierlijden: Acute tubulusnecrose (ATN)
Acute tubulusnecrose (ATN) is een vorm van renaal nierlijden waarbij de tubulaire cellen beschadigd raken.
##### 1.2.2.1 Oorzaken van acute tubulusnecrose
ATN kan worden veroorzaakt door:
* **Ischemische ATN:** Verlengde of ernstige ischemie, vaak als gevolg van langdurig prerenaal nierlijden.
* **Toxische ATN:** Blootstelling aan nefrotoxische stoffen, zoals:
* **Endogene toxines:** Myoglobine (bij rhabdomyolyse), hemoglobine (bij hemolyse).
* **Exogene toxines/medicatie:** Jodiumhoudend contrastmiddel, aminoglycosiden (bv. gentamicine, amikacine), cisplatinum, ethyleenglycol.
* **Sepsis:** Kan leiden tot hypoperfusie en directe tubulaire schade.
##### 1.2.2.2 Klinische kenmerken van acute tubulusnecrose
Kenmerkend voor ATN zijn:
* Verlaagde GFR.
* Oligurie of normale diurese.
* Stijgend serumureum en serumcreatinine.
* Urinesediment met granulaire cilinders, epitheelcelcilinders of een leeg sediment.
* Hoge natriumconcentratie in de urine ([Na]$_U$ > 40 mmol/L).
* Hoge fractionele natriumexcretie (FE$_{Na}$ > 2%).
* Gedilueerde urine, lage zoutreabsorptie, lage bicarbonaatreabsorptie.
* Acidose door verlies van bicarbonaat.
* "Back leak" van filtraat door de beschadigde tubuli.
De urinaire osmolaliteit is bij ATN meestal lager dan 350 mOsm/L, in tegenstelling tot bij prerenaal nierlijden waar deze hoger is dan 500 mOsm/L.
> **Tip:** Er is vaak overlap tussen ATN en prerenaal nierlijden, en ze kunnen als een continuüm worden beschouwd. De FENa is een nuttige marker, maar niet absoluut sluitend. Andere klinische en laboratoriumgegevens moeten altijd worden meegenomen in de diagnose.
##### 1.2.2.3 Behandeling van acute tubulusnecrose
De behandeling richt zich op het ondersteunen van de patiënt en het vermijden van complicaties:
* Optimaliseren van de vullingstoestand.
* Vermijden van nefrotoxische producten en medicatie.
* Stoppen van medicatie die de autoregulatie beïnvloedt.
* Vermijden van hypotensie.
* Dosisaanpassing van renaal geklaarde medicatie.
* Oorzaak wegnemen of behandelen.
* Bij overvulling: vochtbeperking, diuretica, ultrafiltratie via dialyse of hemofiltratie.
* Behandeling van complicaties zoals hyperkaliëmie, acidose en overvulling.
##### 1.2.2.4 Herstel bij acute tubulusnecrose
Herstel treedt doorgaans op na 7 tot 21 dagen. Tijdens de herstelfase kan er vaak polyurie optreden.
#### 1.2.3 Postrenaal nierlijden: Urinaire obstructie
Postrenaal nierlijden wordt veroorzaakt door een obstructie in de urinewegen, die leidt tot een verhoogde druk in de nieren en schade aan het nierweefsel.
##### 1.2.3.1 Oorzaken van urinaire obstructie
Oorzaken van postrenaal nierlijden zijn onder andere:
* Obstructie van de ureteren (bv. door stenen, tumoren, strikturen).
* Obstructie van de blaas (bv. door prostaathypertrofie, tumoren).
* Obstructie van de urethra (bv. door stenen, vernauwingen).
* Intra-abdominale processen die druk uitoefenen op de urinewegen.
##### 1.2.3.2 Klinische kenmerken van urinaire obstructie
De symptomen kunnen variëren afhankelijk van de locatie en ernst van de obstructie. Vaak voorkomend zijn:
* Pijn in de flank of buik.
* Oligurie of anurie (volledige afwezigheid van urineproductie).
* Verhoogd serumcreatinine en ureum.
* Mogelijk tekenen van infectie (koorts, leukocytose) indien er sprake is van een post-obstructieve pyelonefritis.
> **Tip:** Bilaterale obstructie is noodzakelijk om AKI te veroorzaken, tenzij er reeds sprake is van ernstige chronische nierinsufficiëntie aan één zijde.
##### 1.2.3.3 Behandeling van urinaire obstructie
De behandeling bestaat uit het opheffen van de obstructie, bijvoorbeeld door middel van katheterisatie of chirurgische interventie.
#### 1.2.4 Andere oorzaken van acute nierschade
Naast prerenaal, renaal en postrenaal nierlijden zijn er nog andere specifieke vormen van AKI:
##### 1.2.4.1 Acute interstitiële nefritis (AIN)
AIN is een ontsteking van de interstitiële ruimte van de nier.
* **Oorzaken:** Medicatie (NSAID's, antibiotica, protonpompinhibitoren, immunotherapie), infecties (leptospirose, legionella, virussen), auto-immuunziekten (lupus, sarcoïdose, Sjögren).
* **Klinische kenmerken:** Soms aspecifieke klachten, maar ook rash, koorts, flankpijn, oligurie, stijgend serumcreatinine. Typisch is eosinofilie in het bloed en urinesediment.
* **Diagnostiek:** Echografie toont vaak vergrote, gezwollen nieren. Urinesediment toont witte bloedcellen en witte bloedcelcilinders. Urinekweek is meestal negatief.
##### 1.2.4.2 Acute glomerulonefritis
Acute glomerulonefritis is een ontsteking van de glomeruli. Dit kan een gevolg zijn van infecties (bv. post-streptokokken) of auto-immuunziekten.
##### 1.2.4.3 Athero-embolen, vasculitis, maligne hypertensie, hemolytisch uremisch syndroom (HUS), pre-eclampsie
Dit zijn systemische aandoeningen die de nieren kunnen aantasten en AKI kunnen veroorzaken.
##### 1.2.4.4 Acute pyelonefritis
Dit is een bacteriële infectie van het nierbekken en nierweefsel, meestal veroorzaakt door opstijgende infectie vanuit de lagere urinewegen. Meestal is deze unilateraal.
##### 1.2.4.5 AKI door tubulaire kristalvorming
Bepaalde medicijnen, zoals antivirale middelen (acyclovir, protease-inhibitoren), sulfonamiden, methotrexaat, of intoxicaties (bv. ethyleenglycol, vitamine C), kunnen leiden tot kristalvorming in de tubuli en nierbeschadiging.
* **Preventie/therapie:** Voldoende hydratatie, geen overdosering van medicatie, aanpassen van de urinewegen pH indien nodig. Bij tumorlyse syndroom worden allopurinol en rasburicase gebruikt.
##### 1.2.4.6 Contrastgeassocieerde nefropathie (CIN)
Contrastmiddelen, met name jodiumhoudende, kunnen toxisch zijn voor tubulaire cellen en vasoconstrictie in de nier veroorzaken, leidend tot ischemie.
* **Risicofactoren:** Voorafbestaand nierlijden (CKD/AKI), hypovolemie, hartfalen, diabetes mellitus, multipel myeloom, hoge dosis contrast, interventionele procedures.
* **Preventie:** Adequate hydratatie voor en na toediening van contrastmiddel, stoppen van nefrotoxische medicatie (bv. NSAID's, metformine bij hoog risico).
* **Klinische kenmerken:** Creatinine stijging binnen 24-48 uur na toediening, meestal bewaarde diurese. Urinesediment is vaak leeg of bevat tubulaire cellen.
##### 1.2.4.7 Rhabdomyolyse
Rhabdomyolyse is de afbraak van spierweefsel, waarbij myoglobine in de urine vrijkomt en de tubuli kan beschadigen.
* **Oorzaken:** Trauma, extreme spierinspanning, medicatie (bv. statines), cocaïnegebruik, virusinfecties.
* **Behandeling:** Intensieve hydratatie en soms alkalisering van de urine.
##### 1.2.4.8 Hepatorenaal syndroom
Dit is een ernstige complicatie van levercirrose, gekenmerkt door snelle achteruitgang van de nierfunctie als gevolg van systemische vasodilatatie en renaal vasoconstrictie.
##### 1.2.4.9 Acute cortexnecrose
Een zeldzame, maar ernstige vorm van AKI, vaak veroorzaakt door diffuse intravasculaire stolling of sepsis.
##### 1.2.4.10 Multipel myeloom castnefropathie
Bij multipel myeloom kunnen abnormale eiwitten (M-proteïne) neerslaan in de tubuli en casten vormen, wat leidt tot AKI.
### 1.3 Acute vs. Chronische nierschade
Het onderscheid tussen acute en chronische nierschade is cruciaal voor de diagnose en behandeling.
* **Acute nierschade (AKI):** Recente klachten, snelle stijging van plasma creatinine, geen kleine nieren op beeldvorming, geen renale anemie.
* **Chronische nierschade:** Langdurige klachten, afwijkingen bij eerdere onderzoeken, stabiel serumcreatinine, kleine nieren op beeldvorming, renale anemie.
### 1.4 Onderzoek bij acute nierschade
Bij verdenking op AKI is een grondige anamnese, klinisch onderzoek, urineonderzoek, bloedonderzoek en echografie van het abdomen essentieel om de oorzaak te achterhalen en de classificatie te bepalen.
---
# Prerenaal nierlijden
Prerenaal nierlijden is een aandoening die wordt gekenmerkt door een verminderde doorbloeding van de nieren, wat leidt tot een verlaagde glomerulaire filtratiesnelheid (GFR).
### 2.1 Oorzaken van prerenaal nierlijden
Prerenaal nierlijden ontstaat door aandoeningen die leiden tot hypotensie of een verminderd circulerend bloedvolume. De belangrijkste oorzaken zijn:
* **Hypovolemie:** Dit kan het gevolg zijn van bijvoorbeeld dehydratie, braken, diarree, brandwonden of overmatig bloedverlies.
* **Cardiaal falen (hartfalen):** Een verminderde pompfunctie van het hart leidt tot een lagere systemische bloeddruk en daarmee een verminderde nierperfusie.
* **Levercirrose:** Bij levercirrose kan er sprake zijn van 'hepatorenaal syndroom', waarbij vasodilatatie in de perifere circulatie leidt tot verminderde effectieve circulerende volume en nierhypoperfusie.
* **Bilaterale nierarteriestenose:** Een vernauwing van beide nierslagaders vermindert de bloedtoevoer naar de nieren.
* **Medicatie:** Bepaalde medicijnen die de autoregulatie van de nier beïnvloeden, kunnen prerenaal nierlijden verergeren of veroorzaken. Hieronder vallen niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID's), ACE-remmers en angiotensine II receptorblokkers.
### 2.2 Kenmerken van prerenaal nierlijden
De belangrijkste kenmerken van prerenaal nierlijden zijn gerelateerd aan de verminderde nierperfusie en de pogingen van de nieren om het circulerend volume te herstellen:
* **Lage glomerulaire filtratiesnelheid (GFR):** De verminderde bloedtoevoer naar de glomeruli leidt direct tot een lagere filtratie. De normale GFR is ongeveer $125 \text{ ml/min}$ of $180 \text{ L/dag}$.
* **Lage perfusiedruk:** Dit is de directe oorzaak van de verminderde GFR.
* **Oligurie:** Een verminderde urineproductie is vaak aanwezig, hoewel niet altijd.
* **Geconcentreerde urine:** De nieren proberen water te reabsorberen om het circulerend volume te verhogen. Dit resulteert in urine met een hoge osmolaliteit, waarin afvalstoffen geconcentreerd zijn. De urine natriumconcentratie is laag.
* **Lage natriumconcentratie in urine:** Door maximale natriumreabsorptie in de tubuli is de natriumconcentratie in de urine lager dan $20 \text{ mmol/L}$.
* **Fractionele natrium excretie (FE$_{Na}$) laag:** De FE$_{Na}$ is een maat voor de hoeveelheid natrium die wordt uitgescheiden ten opzichte van de hoeveelheid die wordt gefilterd. Bij prerenaal nierlijden is deze laag (minder dan $1\%$), wat wijst op een efficiënte natriumreabsorptie. De formule voor FE$_{Na}$ is:
$$ \text{FE}_{Na} = \frac{[\text{Na}]_{\text{urine}} \times [\text{Creatinine}]_{\text{serum}}}{[\text{Na}]_{\text{serum}} \times [\text{Creatinine}]_{\text{urine}}} \times 100\% $$
Een andere manier om dit te berekenen is:
$$ \text{FE}_{Na} = 100 \times \frac{\text{hoeveelheid uitgescheiden natrium}}{\text{hoeveelheid gefilterd natrium}} $$
* **Leeg urinesediment:** Er worden geen afwijkingen zoals rode of witte bloedcellen, of eiwit in significante hoeveelheden aangetroffen. Er kunnen wel hyaliene cilindervorming optreden.
* **Stijgend serum ureum en creatinine:** Als gevolg van de verminderde filtratie hopen afvalstoffen zich op in het bloed.
* **Niet-renale oorzaken van verhoogd ureum:** Naast nierlijden kunnen ook aandoeningen zoals gastro-intestinale bloedingen of medicatiegebruik met corticosteroïden leiden tot een verhoogd serum ureum.
> **Tip:** De combinatie van oligurie, geconcentreerde urine met lage natriumconcentratie en een lage FE$_{Na}$ is sterk suggestief voor prerenaal nierlijden. Echter, bij patiënten die diuretica gebruiken, kan de FE$_{Na}$ misleidend hoog zijn.
### 2.3 Behandeling van prerenaal nierlijden
Het primaire doel van de behandeling is het herstellen van de renale perfusiedruk.
* **Herstellen van de renale perfusiedruk:** Dit kan door bijvoorbeeld intraveneuze vochttoediening bij hypovolemie of het verbeteren van de cardiale functie bij hartfalen.
* **Vermijden van nefrotoxische producten:** Dit omvat het staken van medicijnen die de nierfunctie negatief kunnen beïnvloeden.
* **Stoppen van medicatie die de glomerulaire hemodynamiek negatief beïnvloedt:** Dit zijn met name NSAID's, ACE-remmers en angiotensine II receptorblokkers, die de afferente arteriole vernauwen of de efferente arteriole verwijden, wat de intraglomerulaire druk verlaagt.
* **Dosisaanpassing van renaal geklaarde medicatie:** Medicijnen die door de nieren worden uitgescheiden, moeten mogelijk in dosis worden aangepast als de nierfunctie verminderd is.
* **Oorzaak wegnemen of behandelen:** De onderliggende oorzaak van de hypoperfusie moet aangepakt worden.
* **Geen diuretica bij hypovolemie:** Diuretica kunnen de hypovolemie verergeren en dienen daarom niet te worden ingezet bij patiënten met prerenaal nierlijden die door vochttekort wordt veroorzaakt.
> **Voorbeeld:** Bij een patiënt met ernstige diarree en braken die daardoor hypovolemisch is geworden en een stijging van het creatinine laat zien, zal agressieve intraveneuze vochttoediening de primaire behandeling zijn om de nieren weer van voldoende bloed te voorzien en de GFR te herstellen.
### 2.4 Evolutie en differentiatie
Prerenaal nierlijden kan zich ontwikkelen tot acute tubulusnecrose (ATN) als de hypoperfusie aanhoudt. Het onderscheid tussen prerenaal nierlijden en ATN is cruciaal voor de behandeling.
* **Prerenaal nierlijden:** Karakteristiek is de mogelijkheid tot herstel van de nierfunctie door verbetering van de renale perfusiedruk. Het urinesediment is meestal leeg, de urine is geconcentreerd met een lage natriumconcentratie en een lage FE$_{Na}$. De urine-osmolaliteit is verhoogd (hoger dan $500 \text{ mOsm/L}$).
* **Acute Tubulusnecrose (ATN):** Ontstaat door ischemie of toxiciteit van de tubulaire cellen. Kenmerkend is persisterend nierfalen ondanks correctie van de perfusie. Het urinesediment kan epitheelcellen en tubulaire celcilinders bevatten. De urine is minder geconcentreerd (vaak gedilueerd), met een hogere natriumconcentratie (meer dan $40 \text{ mmol/L}$) en een hogere FE$_{Na}$ (meer dan $2\%$). De urine-osmolaliteit is lager (lager dan $350 \text{ mOsm/L}$).
> **Let op:** Er kan overlap bestaan tussen prerenaal nierlijden en ATN, waarbij een continuum kan worden beschouwd. Sommige patiënten met prerenaal nierlijden kunnen een hogere FE$_{Na}$ hebben door onderliggende tubulaire schade (bijvoorbeeld bij chronisch nierlijden). Omgekeerd kan ATN soms een lage FE$_{Na}$ hebben in de vroege fase of bij specifieke oorzaken zoals contrastnefropathie of rabdomyolyse. De interpretatie van de FE$_{Na}$ dient altijd in de klinische context te gebeuren.
---
# Acute tubulusnecrose
Acute tubulusnecrose (ATN) is een ernstige vorm van acute nierschade die wordt gekenmerkt door schade aan de niertubuli, wat leidt tot een verminderde nierfunctie. Dit kan optreden als gevolg van ischemie (onvoldoende bloedtoevoer) of toxiciteit (blootstelling aan schadelijke stoffen).
### 3.1 Oorzaken van acute tubulusnecrose
De oorzaken van ATN kunnen worden onderverdeeld in ischemische en toxische factoren:
#### 3.1.1 Ischemische oorzaken
* **Langdurige of ernstige ischemie:** Dit is de meest voorkomende oorzaak van ATN en is vaak een progressie van prerenaal nierlijden. Wanneer de bloedtoevoer naar de nieren gedurende langere tijd of ernstig is verminderd, kunnen de tubulaire cellen beschadigd raken en afsterven. Oorzaken van ischemie zijn onder meer:
* Hypotensie (lage bloeddruk)
* Volumeverlies (bv. door braken, diarree, bloedingen)
* Hartfalen
* Levercirrose
* Bilaterale arteriestenose (vernauwing van beide nierslagaders)
* Sepsis
#### 3.1.2 Toxische oorzaken
Verschillende stoffen kunnen direct toxisch zijn voor de tubulaire cellen, wat leidt tot ATN.
* **Endogene toxines:**
* Myoglobine: Vrijgekomen bij rhabdomyolyse (spierafbraak).
* Hemoglobine: Vrijgekomen bij ernstige hemolyse (afbraak van rode bloedcellen).
* **Exogene toxines (medicatie en contrastmiddelen):**
* **Medicijnen:**
* Aminoglycosiden (bv. gentamicine, amikacine)
* Cisplatine (chemotherapie)
* Ethyleenglycol (in antivries)
* Niet-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID's)
* Calcineurineremmers
* Protonpompremmers
* Sommige antibiotica
* Antivirale medicijnen (bv. acyclovir, protease-inhibitoren)
* Methotrexaat
* Sulfonamiden
* **Jodiumhoudend contrastmiddel:** Gebruikt bij radiologische beeldvorming.
### 3.2 Diagnostische kenmerken van acute tubulusnecrose
De diagnose ATN wordt gesteld op basis van klinische presentatie, laboratoriumonderzoek en beeldvorming.
#### 3.2.1 Klinische presentatie
* **Gedaalde glomerulaire filtratiesnelheid (GFR):** Dit is het meest kenmerkende gevolg van ATN.
* **Oligurie of normale diurese:** In tegenstelling tot prerenaal nierlijden, waarbij oligurie (weinig urineproductie) bijna altijd aanwezig is, kan bij ATN de urineproductie normaal zijn of zelfs toenemen tijdens de herstelfase (polyurie).
* **Stijgend serum ureum en serum creatinine:** Dit weerspiegelt de verminderde klaring van afvalstoffen door de nieren.
#### 3.2.2 Urinesediment
Het urinesediment kan kenmerkende afwijkingen vertonen:
* **Granulaire cilinders:** Vormen zich in de tubuli door de afbraak van tubulaire cellen en eiwitten.
* **Epitheelcelcilinders:** Bestaan uit tubulaire epitheelcellen die zijn losgelaten en samengeklonterd.
* **Leeg sediment:** Soms kan het sediment relatief leeg zijn, maar dit sluit ATN niet uit.
* **Afwezigheid van witte en rode bloedcellen:** In tegenstelling tot interstitiële nefritis of glomerulonefritis, zijn deze doorgaans afwezig of slechts in kleine aantallen aanwezig, tenzij er een onderliggende oorzaak is voor hematurie.
#### 3.2.3 Urinaire elektrolyten en indexen
Verschillende urine-indices helpen bij het onderscheiden van ATN van prerenaal nierlijden:
* **Urine natriumconcentratie ([Na]U):**
* Bij ATN is de urine natriumconcentratie meestal hoog, vaak hoger dan 40 mmol/L. Dit duidt op een verminderd vermogen van de tubuli om natrium te reabsorberen.
* Bij prerenaal nierlijden is [Na]U meestal laag, minder dan 20 mmol/L, omdat de tubuli natrium maximaal proberen te reabsorberen om ook water te conserveren.
* **Fractionele natriumexcretie (FeNa):**
* De formule voor FeNa is:
$$ \text{FeNa} = 100 \times \frac{\text{[Na]}_{\text{urine}} \times \text{[Cr]}_{\text{serum}}}{\text{[Na]}_{\text{serum}} \times \text{[Cr]}_{\text{urine}}} $$
* Bij ATN is FeNa typisch hoog, meestal groter dan 2%. Dit betekent dat een groter percentage van het gefilterde natrium niet wordt gereabsorbeerd en in de urine wordt uitgescheiden.
* Bij prerenaal nierlijden is FeNa meestal laag, minder dan 1%, wat wijst op efficiënte natriumreabsorptie.
* **Urine-osmolaliteit:**
* Bij ATN is de urine-osmolaliteit lager dan 350 mOsm/L, wat duidt op een verminderd vermogen om de urine te concentreren.
* Bij prerenaal nierlijden is de urine-osmolaliteit hoger dan 500 mOsm/L, wat wijst op geconcentreerde urine.
* **Urine/plasma creatinine ratio (U/P Cr):**
* Bij ATN is deze ratio meestal lager (rond de 10-20) omdat de tubuli niet goed kunnen concentreren.
* Bij prerenaal nierlijden is deze ratio hoog (vaak boven de 20) door maximale waterreabsorptie.
* **Renal Failure Index (RFI):**
* De formule voor RFI is:
$$ \text{RFI} = \frac{\text{[Na]}_{\text{urine}}}{\text{(U/P)Cr}} $$
* Een RFI boven de 1 wordt vaak geassocieerd met ATN.
**Tip:** Hoewel deze indices zeer nuttig zijn, is er vaak overlap tussen prerenaal nierlijden en ATN, vooral bij patiënten die diuretica gebruiken of bij wie zich chronische nierschade voordoet. Het is daarom cruciaal om deze indices te interpreteren in de context van het gehele klinische beeld.
#### 3.2.4 Beeldvorming (Echografie)
Echografie van de nieren kan helpen om andere oorzaken van nierfalen uit te sluiten, zoals obstructie. De nieren kunnen normaal van grootte zijn of vergroot, met name in de acute fase. Chronische nierschade wordt gekenmerkt door kleine nieren.
### 3.3 Behandeling van acute tubulusnecrose
De behandeling van ATN is voornamelijk ondersteunend en gericht op het minimaliseren van verdere schade en het voorkomen van complicaties.
* **Optimaliseren van de vullingstoestand:** Zorgen voor een adequate circulatie van bloed naar de nieren is essentieel, vooral als de ATN ischemisch van oorsprong is.
* **Vermijden van nefrotoxische stoffen:** Stoppen van medicatie die de nieren kunnen beschadigen (indien mogelijk) en vermijden van contrastmiddelen.
* **Stoppen van medicatie die de glomerulaire hemodynamiek beïnvloedt:** Medicijnen zoals NSAID's en RAAS-blokkers kunnen de nierperfusie verder verminderen.
* **Aanpassen van doseringen van renaal geklaarde medicatie:** Medicijnen die normaal gesproken via de nieren worden uitgescheiden, moeten mogelijk in lagere doseringen worden gegeven om accumulatie te voorkomen.
* **Behandelen van de onderliggende oorzaak:** Indien mogelijk, moet de oorzaak van de ATN worden aangepakt (bv. behandelen van sepsis).
* **Voedingsbeperkingen en vochtbeheer:**
* **Vochtbeperking:** Bij overvulling kan vochtbeperking nodig zijn.
* **Elektrolytenbeheer:** De regulatie van kalium, natrium en bicarbonaat is belangrijk.
* **Dialyse of hemofiltratie:** Kan nodig zijn in geval van ernstige complicaties zoals:
* Hyperkaliëmie (hoog kaliumgehalte in het bloed)
* Ernstige acidose (verzuring van het bloed)
* Overvulling (vochtophoping)
* Persisterend nierfalen ondanks optimerende behandeling.
#### 3.3.1 Herstel na acute tubulusnecrose
Het herstel van ATN duurt doorgaans 7 tot 21 dagen. Tijdens de herstelfase is vaak sprake van polyurie (overmatige urineproductie) doordat de tubuli nog niet volledig functioneel zijn in het concentreren van de urine.
### 3.4 Belangrijke differentiaaldiagnoses en valkuilen
De belangrijkste differentiaaldiagnose van ATN is prerenaal nierlijden. De overgang tussen deze twee kan geleidelijk zijn, en het onderscheid kan soms lastig zijn.
* **Valkuilen bij prerenaal nierlijden met diureticagebruik:**
* De FeNa kan hoog zijn, wat misleidend kan zijn en kan wijzen op ATN.
* De urine natriumconcentratie kan ook hoog zijn.
* **Valkuilen bij ATN:**
* De FeNa kan laag zijn bij:
* Een combinatie van nefronen met ATN en nefronen met nog intacte tubuli.
* Glomerulonefritis, waarbij dan wel hematurie en proteïnurie op het urinesediment te vinden zijn.
* Prerenaal nierlijden met onderliggende tubulaire schade door chronische nierschade.
**Tip:** Interpreteer labresultaten altijd in de context van de patiënt. Een lage FeNa sluit ATN niet uit, en een hoge FeNa sluit prerenaal nierlijden niet uit. Combineer dit met het klinische beeld en andere onderzoeken.
### 3.5 Bijzondere vormen van acute nierschade (AKI) relevant voor ATN
* **Contrastgeïnduceerde nefropathie:**
* Karakteriseert zich door een creatinine stijging binnen 24-48 uur na toediening van contrastmiddel.
* Meestal is de diurese bewaard.
* Urinesediment kan tubulaire cellen bevatten, soms met epitheelcelcilinders.
* Contrast kan een vals-positieve dipstick voor proteïnurie geven.
* De FeNa kan soms lager zijn dan 1%.
* De diagnose is klinisch, waarbij andere oorzaken worden uitgesloten.
* Meestal reversibel met sneller herstel dan bij klassieke ischemische ATN (na 3-7 dagen).
* Preventie omvat adequate hydratatie voor en na toediening van contrast.
* **Rhabdomyolyse:**
* Bij rhabdomyolyse komt myoglobine vrij, wat toxisch is voor de tubuli.
* Behandeling omvat agressieve hydratatie en soms alkalisering van de urine.
* **Aminoglycosiden:** Deze antibiotica zijn bekend om hun nefrotoxiciteit en kunnen ATN veroorzaken.
---
**Vergelijking Prerenaal Nierlijden vs. Acute Tubulusnecrose:**
| Kenmerk | Prerenaal nierlijden | Acute Tubulusnecrose |
| :------------------------ | :------------------------------------------------- | :------------------------------------------------------- |
| **GFR** | Gedaald | Gedaald |
| **Urine-osmolaliteit** | Hoog (> 500 mOsm/L) | Laag (< 350 mOsm/L) |
| **[Na] Urine** | Laag (< 20 mmol/L) | Hoog (> 40 mmol/L) |
| **FeNa** | Laag (< 1%) | Hoog (> 2%) |
| **Urinesediment** | Leeg of hyaliene cilinders | Epiteelcelcilinders, granulaire cilinders, leeg |
| **Oorzaken** | Hypotensie, hypovolemie, hartfalen, levercirrose | Ischemie (langdurig/ernstig), toxines (medicatie, myoglobine, hemoglobine) |
| **Herstel** | Snel na correctie oorzaak | Duurt 7-21 dagen, soms met polyurie |
| **Diurese** | Oligurie | Oligurie of normale diurese |
| **Epitheelcellen** | Afwezig | Aanwezig, soms in cilindervorm |
| **Proteïnurie** | Meestal afwezig of mild | Meestal afwezig of mild (m.u.v. contrastnefropathie op dipstick) |
---
# Bijzondere vormen van acute nierschade
Dit gedeelte van de studiehandleiding behandelt specifieke en minder voorkomende oorzaken van acute nierschade, waaronder contrastnefropathie, rabdomyolyse, urinaire obstructie en acute interstitiële nefritis.
## 4. Bijzondere vormen van acute nierschade
Dit hoofdstuk verdiept zich in specifieke pathologieën die acute nierschade kunnen veroorzaken, buiten de meer algemene prerenaal, renaal (tubulair) en postrenaal beeld.
### 4.1 Contrastgeïnduceerde nefropathie
Contrastnefropathie, ook wel contrastgeassocieerde acute nierschade genoemd, wordt gekenmerkt door een stijging van het creatininegehalte binnen 24 tot 48 uur na toediening van contrastmiddelen. Meestal blijft de urineproductie (diurese) behouden. Het urinesediment kan leeg zijn, of tubulaire cellen met mogelijk epitheelcelcilinders bevatten. Een belangrijke kanttekening is dat contrast een vals positieve dipstick voor proteïnurie kan geven. De fractionele natriumexcretie (FeNa) kan soms lager zijn dan 1%, wat klassiek wordt geassocieerd met prerenaal nierlijden. De diagnose is in de meeste gevallen klinisch, waarbij andere oorzaken van nierschade moeten worden uitgesloten. De aandoening is doorgaans reversibel met snel herstel, vaak al na 3 tot 7 dagen.
Contrastmiddelen zijn toxisch voor tubulaire cellen en kunnen vasoconstrictie in de nier bevorderen, wat leidt tot ischemie van het niermerg. Daarom worden hematurie en leukocyturie doorgaans niet gezien.
#### 4.1.1 Preventie van contrastnefropathie
Risicofactoren voor contrastnefropathie omvatten reeds bestaand nierlijden (diabetische nefropathie, chronische nierziekte met een geschatte glomerulaire filtratiesnelheid (eGFR) lager dan 30 ml/min), verminderde renale perfusie (hypovolemie, hartfalen), multipel myeloom, en afhankelijkheid van de dosis, met name bij interventionele angiografie.
Preventieve maatregelen omvatten:
* Het behandelen van volume depletie vóór contrasttoediening.
* Het stoppen met NSAID's en andere niet-essentiële nefrotoxische medicatie voorafgaand aan het onderzoek.
* Het onderbreken van metforminegebruik bij patiënten met een hoog risico op acute nierschade.
* Toediening van vocht (hydratatie) pre- en postprocedure.
### 4.2 Rabdomyolyse
Rabdomyolyse is een aandoening waarbij spierweefsel afbreekt, wat leidt tot de vrijlating van intracellulaire inhoud, zoals myoglobine, in de bloedbaan. Dit kan acute nierschade veroorzaken.
Oorzaken van rabdomyolyse zijn divers en omvatten:
* Traumaspatiënten (crushsyndroom)
* Extreme spierinspanning
* Gebruik van cocaïne
* Gebruik van statines
* Virale infecties
* Langdurige immobilisatie
Bij rabdomyolyse is het essentieel om de vochtbalans te optimaliseren door middel van intraveneuze vochttoediening. Soms kan het alkaliniseren van de urine helpen om de nefrotoxiciteit van myoglobine te verminderen.
### 4.3 Urinaire obstructie
Urinaire obstructie, ook wel postrenaal nierlijden genoemd, treedt op wanneer er een blokkade is in de urinewegen die de normale afvloed van urine belemmert. Deze obstructie kan acuut of chronisch zijn en kan op verschillende niveaus in de urinewegen optreden.
#### 4.3.1 Oorzaken van urinaire obstructie
De oorzaken van urinaire obstructie zijn zeer gevarieerd en kunnen omvatten:
* Prostaathyperplasie of prostaatcarcinoom (vaak bij mannen)
* Blaasstenen of nierstenen
* Tumoren in het bekkengebied (gynecologisch, colorectaal)
* Striuren van de urethra of ureter
* Retroperitoneale fibrose
* Anticholinerge medicatie die de blaaslediging belemmert
#### 4.3.2 Diagnostiek en complicaties
De diagnostiek berust op klinische verdenking, beeldvorming (echografie, CT-scan) en het vaststellen van een postrenale oorzaak van verhoogde druk in de urinewegen. Bij een chronische obstructie kunnen urineweginfecties frequent voorkomen.
### 4.4 Acute interstitiële nefritis (AIN)
Acute interstitiële nefritis is een ontsteking van het interstitium van de nieren, vaak veroorzaakt door medicatie, infecties of auto-immuunziekten.
#### 4.4.1 Oorzaken van AIN
* **Medicatie:** Dit is de meest voorkomende oorzaak. Veelgebruikte medicijnen die AIN kunnen veroorzaken zijn:
* Niet-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID's)
* Antibiotica (met name penicillines, cefalosporines, sulfonamiden)
* Protonpompinhibitoren (PPI's)
* Immunotherapie (bijvoorbeeld checkpointremmers)
* **Infecties:**
* Leptospirose
* Legionella
* Virale infecties (bv. cytomegalovirus, epstein-barr virus)
* **Auto-immuunziekten:** (vaak subacuut of chronisch beeld)
* Systemische lupus erythematosus (SLE)
* Sarcoïdose
* Syndroom van Sjögren
#### 4.4.2 Klinische presentatie en diagnostiek
Patiënten met AIN presenteren zich soms zonder specifieke klachten, maar vaak met symptomen gerelateerd aan acute nierinsufficiëntie. Kenmerkend kunnen zijn:
* Rash (huiduitslag)
* Koorts
* Flankpijn
* Oligurie (verminderde urineproductie)
* Stijgend serumcreatinine
* Eosinofilie in het bloed en soms in de urine
Bij echografie kunnen de nieren vergroot en gezwollen zijn. Het urinesediment kan witte bloedcellen (leukocyturie) en witte bloedcelcilinders bevatten. Rode bloedcellen kunnen ook aanwezig zijn. Urinekweken zijn typisch negatief, wat AIN onderscheidt van een opstijgende pyelonefritis. Een witte bloedcelcilinder is een sterke aanwijzing voor AIN. In geselecteerde gevallen kan een nierbiopsie de diagnose definitief bevestigen, maar dit is gecontra-indiceerd bij ernstige stollingsstoornissen.
#### 4.4.3 Behandeling van AIN
De behandeling is primair gericht op het wegnemen van de onderliggende oorzaak, met name het stoppen van de causale medicatie. Corticosteroïden kunnen worden overwogen om de ontsteking te remmen, met name bij ernstige gevallen of wanneer de oorzaak niet duidelijk medicamenteus is.
### 4.5 AKI door tubulaire kristalvorming
Acute nierschade kan ook ontstaan door de vorming van kristallen in de tubuli van de nier. Deze kristallen kunnen de tubuli blokkeren, wat leidt tot obstructie en nierschade.
#### 4.5.1 Oorzaken van tubulaire kristalvorming
* **Antivirale medicatie:** Medicijnen zoals acyclovir en protease-inhibitoren (gebruikt bij HIV-behandeling) kunnen kristallen vormen.
* **Amoxicilline in hoge doseringen.**
* **Sulfonamiden.**
* **Oxalaatnefropathie:** Kan worden veroorzaakt door intoxicatie met ethyleenglycol of overmatige inname van vitamine C.
* **Methotrexaat.**
* **Acute urinezuurnefropathie:** Geassocieerd met het tumorlyse syndroom, waarbij snelle afbraak van tumorcellen leidt tot een massale vrijlating van urinezuur.
#### 4.5.2 Preventie en therapie van kristalvorming
* Voldoende hydratatie (voldoende vochtinname).
* Vermijden van overdosering van de verantwoordelijke medicijnen.
* Langzame infusie van medicijnen indien van toepassing.
* Soms kan de pH van de urine worden aangepast om de oplosbaarheid van de kristallen te verhogen.
* Bij het tumorlyse syndroom kunnen medicijnen zoals allopurinol en rasburicase worden ingezet om de urinezuurproductie te verminderen of de afbraak te bevorderen.
Het urinesediment kan bij deze vorm van nierschade kristallen of kristallijne cilinders bevatten, samen met tekenen van tubulaire schade. Leukocyturie en hematurie kunnen ook aanwezig zijn. De symptomen variëren van asymptomatisch tot flankpijn.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Acute nierschade (AKI) | Een plotselinge afname van de nierfunctie, gekenmerkt door een verslechtering van de glomerulaire filtratie en de excretiefunctie van de nieren binnen uren tot dagen. |
| Prerenaal nierlijden | Nierschade die ontstaat door een onvoldoende bloedtoevoer naar de nieren, wat resulteert in een verminderde nierperfusie en een lagere glomerulaire filtratiesnelheid. |
| Renaal nierlijden | Nierschade die direct in de nieren optreedt, zoals schade aan de tubuli (tubulusnecrose), glomeruli (glomerulonefritis) of het interstitium. |
| Postrenaal nierlijden | Nierschade veroorzaakt door een obstructie in de urinewegen na de nieren, wat leidt tot een verhoogde druk in de nieren en potentieel nierfalen. |
| Acute tubulusnecrose (ATN) | Schade aan de tubuluscellen van de nieren, vaak veroorzaakt door ischemie (onvoldoende bloedtoevoer) of toxiciteit door medicijnen of andere stoffen. |
| Glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) | Een maat voor de efficiëntie waarmee de nieren bloed filteren; een lage GFR duidt op een verminderde nierfunctie. |
| Tubulo-interstitiële nefritis | Ontsteking van de nierbuisjes (tubuli) en het interstitiële weefsel van de nieren, vaak veroorzaakt door infecties of medicijnen. |
| Glomerulonefritis | Ontsteking van de glomeruli, de kleine filtereenheden in de nieren die verantwoordelijk zijn voor het filteren van afvalstoffen uit het bloed. |
| Athero-embolen | Kleine cholesterolkristallen die loskomen uit atherosclerotische plaques in bloedvaten en kleine bloedvaten elders in het lichaam, inclusief de nieren, kunnen blokkeren. |
| Vasculitis | Ontsteking van de bloedvaten, die verschillende organen kan aantasten, waaronder de nieren. |
| Maligne hypertensie | Zeer hoge bloeddruk die snel verergert en orgaanschade kan veroorzaken, inclusief de nieren. |
| Hemolytisch uremisch syndroom (HUS) | Een zeldzame aandoening die leidt tot de afbraak van rode bloedcellen, een laag aantal bloedplaatjes en nierfalen. |
| Pre-eclampsie | Een zwangerschapscomplicatie gekenmerkt door hoge bloeddruk en tekenen van orgaanschade, vaak de nieren, na de 20e zwangerschapsweek. |
| Acute pyelonefritis | Een bacteriële infectie van het nierbekken en het nierweefsel, meestal opstijgend vanuit de lagere urinewegen. |
| Anamnese | Het medische gesprek met de patiënt om de ziektegeschiedenis en symptomen te achterhalen. |
| Klinisch onderzoek | Lichamelijk onderzoek uitgevoerd door een arts om de gezondheidstoestand van een patiënt te beoordelen. |
| Urineonderzoek | Analyse van urine op verschillende componenten om nierziekten, infecties of andere aandoeningen te diagnosticeren. |
| Bloedonderzoek | Analyse van bloedmonsters om de concentratie van verschillende stoffen te meten, zoals creatinine en ureum, ter beoordeling van de nierfunctie. |
| Echografie abdomen | Een beeldvormende techniek die geluidsgolven gebruikt om structuren in de buik, inclusief de nieren, in beeld te brengen. |
| Hypotensie | Een te lage bloeddruk. |
| Volume depletie | Een aanzienlijk verlies van lichaamsvocht, wat kan leiden tot uitdroging en verminderde nierperfusie. |
| Hartfalen | Een aandoening waarbij het hart niet effectief genoeg bloed kan rondpompen om aan de behoeften van het lichaam te voldoen, wat de nierperfusie kan beïnvloeden. |
| Levercirrose | Een chronische leverziekte waarbij littekenweefsel de leverfunctie verstoort, wat kan leiden tot complicaties die de nieren beïnvloeden. |
| Bilaterale a renalis stenose | Een vernauwing van beide nierslagaders, die de bloedtoevoer naar de nieren ernstig kan verminderen. |
| NSAID | Niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen, zoals ibuprofen, die de nierfunctie kunnen beïnvloeden. |
| ACE-I | Angiotensine-converterend-enzymremmers, een type medicijn dat vaak wordt gebruikt voor hoge bloeddruk en hartfalen, en dat de nierdoorbloeding kan beïnvloeden. |
| Angiotensine II receptor blokker | Een klasse van medicijnen die de werking van angiotensine II blokkeren, gebruikt voor de behandeling van hoge bloeddruk en hartfalen, en die de nierdoorbloeding kunnen beïnvloeden. |
| Oligurie | Een verminderde urineproductie. |
| GECONCENTREERDE URINE | Urine met een hoge concentratie aan opgeloste stoffen, wat wijst op effectieve waterreabsorptie door de nieren. |
| Natriurese | De uitscheiding van natrium in de urine. |
| FE Na (Fractionele natriumexcretie) | Het percentage gefilterd natrium dat in de urine wordt uitgescheiden, wat helpt bij het onderscheiden van prerenaal nierlijden en acute tubulusnecrose. |
| Serum ureum | De concentratie ureum in het bloed, een afvalproduct dat door de nieren wordt uitgescheiden. |
| Serum creatinine | De concentratie creatinine in het bloed, een afvalproduct van de spierstofwisseling dat door de nieren wordt uitgescheiden; een verhoogde waarde duidt op verminderde nierfunctie. |
| Hyaliene cilinders | Cylindrische structuren die in de urine worden gevonden, gevormd in de nierbuisjes en voornamelijk bestaan uit eiwit (Tamm-Horsfall-eiwit). |
| Epitheelcelcilinder | Een cilindervormige structuur in de urine die bestaat uit afgestoten epitheelcellen van de nierbuisjes, wat kan duiden op tubulaire schade. |
| Granulaire cilinders | Cilindervormige structuren in de urine die worden gevormd uit afgebroken celresten en eiwitten in de nierbuisjes, vaak een teken van nierziekte. |
| Urinair debiet | De snelheid waarmee urine wordt geproduceerd en uitgescheiden. |
| Corticosteroiden | Een groep steroïde hormonen, vaak gebruikt als ontstekingsremmers, die de eiwitafbraak kunnen verhogen en zo het ureumgehalte kunnen beïnvloeden. |
| Gastro-intestinale bloeding | Bloeding in het spijsverteringskanaal, die kan leiden tot verhoogde ureumwaarden door de afbraak van bloed. |
| Nefrotoxische producten | Stoffen die schadelijk zijn voor de nieren. |
| Glomerulaire hemodynamiek | De bloedstroming en de krachten die daarbij betrokken zijn binnen de glomeruli van de nieren. |
| Calcineurine inhibitoren | Een groep medicijnen die het immuunsysteem onderdrukken, zoals ciclosporine en tacrolimus, die nefrotoxisch kunnen zijn. |
| RAAS blokkeerders | Renine-angiotensine-aldosteronsysteem blokkeerders, waaronder ACE-remmers en angiotensine II receptorblokkers, die de bloedtoevoer naar de glomerulus beïnvloeden. |
| Diurese | De productie en uitscheiding van urine. |
| Diluerde urine | Urine met een lage concentratie aan opgeloste stoffen, wat wijst op een verminderd vermogen van de nieren om water te reabsorberen. |
| Acidose | Een toestand waarbij het bloed te zuur is, wat kan optreden bij nierfalen door een verminderd vermogen om zuren uit te scheiden. |
| Back leak van filtraat | Een fenomeen waarbij gefilterd materiaal uit de tubuli teruglekt naar het interstitium van de nier. |
| Epitheelcel cilinder | Een cilindervormige structuur in de urine die bestaat uit afgestoten epitheelcellen van de nierbuisjes, wat kan duiden op tubulaire schade. |
| Postischemische ATN | Acute tubulusnecrose die optreedt na een periode van ischemie (onvoldoende bloedtoevoer) naar de nieren. |
| Sepsis | Een levensbedreigende reactie van het lichaam op een infectie, die orgaanfalen, waaronder nierfalen, kan veroorzaken. |
| Myoglobine | Een eiwit dat zuurstof opslaat in spierweefsel; bij spierbeschadiging kan vrijkomend myoglobine nefrotoxisch zijn. |
| Hemoglobine | Het zuurstoftransporterende eiwit in rode bloedcellen; bij hemolyse kan vrijkomend hemoglobine schadelijk zijn voor de nieren. |
| Exogene toxines | Giftige stoffen die van buiten het lichaam komen. |
| Jodiumhoudend contrast | Contrastmiddelen die jodium bevatten en worden gebruikt bij beeldvormende diagnostiek, welke nefrotoxisch kunnen zijn. |
| Aminoglycosiden | Een klasse van antibiotica die potentieel nefrotoxisch is. |
| Cisplatinum | Een chemotherapeutisch middel dat nefrotoxisch kan zijn. |
| Ethyleenglycol | Een stof die in antivries zit en ernstige nierbeschadiging kan veroorzaken indien ingenomen. |
| Urinair sediment | De vaste deeltjes die na centrifugeren van urine worden verkregen, zoals cellen, cilinders en kristallen. |
| Herstelfase | De periode na acute nierschade waarin de nierfunctie geleidelijk verbetert. |
| Polyurie | Een verhoogde urineproductie. |
| Acute Renal Failure (ARF) | Een synoniem voor acute nierschade. |
| Urinary Indices | Indicatoren in de urine, zoals de osmolaliteit, natriumconcentratie en fractionele natriumexcretie, die helpen bij het diagnosticeren van de oorzaak van acute nierschade. |
| U Osm (Urine-osmolaliteit) | De concentratie van opgeloste deeltjes in de urine, een maat voor het vermogen van de nieren om de urine te concentreren. |
| U Na (Urine-natriumconcentratie) | De concentratie natriumionen in de urine. |
| P Cr (Plasma creatinine) | De concentratie creatinine in het bloedplasma. |
| P Na (Plasma natrium) | De concentratie natriumionen in het bloedplasma. |
| U Cr (Urine creatinine) | De concentratie creatinine in de urine. |
| Renal Failure Index (RFI) | Een berekening die de natriumconcentratie in de urine deelt door de verhouding van urinecreatinine tot plasmacleatinine, gebruikt om de oorzaak van acute nierschade te helpen onderscheiden. |
| Nefronen | De functionele eenheden van de nieren die verantwoordelijk zijn voor het filteren van bloed en het produceren van urine. |
| Tubuli | De buisvormige structuren in de nieren waar urine wordt gevormd door filtratie, reabsorptie en secretie. |
| Glomerulonefritis | Ontsteking van de glomeruli, de kleine filtereenheden in de nieren die verantwoordelijk zijn voor het filteren van afvalstoffen uit het bloed. |
| Continuum | Een aaneenschakeling van geleidelijk veranderende toestanden, waarbij de grenzen tussen verschillende entiteiten vervagen. |
| Vullingstoestand | De hoeveelheid vocht in het lichaam en de circulatie. |
| Vochtbeperking | Het beperken van de inname van vocht om overmatige vochtophoping te voorkomen. |
| Diuretica | Medicijnen die de urineproductie stimuleren. |
| Ultrafiltratie | Een proces waarbij vloeistoffen en kleine opgeloste stoffen uit het bloed worden verwijderd door middel van een membraan onder druk. |
| Dialyse | Een medische procedure die wordt gebruikt om het bloed te zuiveren wanneer de nieren niet meer naar behoren functioneren. |
| Hemofiltratie | Een techniek die lijkt op hemodialyse, waarbij vocht en opgeloste stoffen uit het bloed worden verwijderd met behulp van een filter en infusievloeistof. |
| Hyperkaliëmie | Een te hoge concentratie kalium in het bloed. |
| Overvulling | Ophoping van te veel vocht in het lichaam. |
| Chronisch nierlijden (CKD) | Langdurige en progressieve afname van de nierfunctie, in tegenstelling tot acute nierschade. |
| Renale anemie | Bloedarmoede die wordt veroorzaakt door een verminderde productie van erytropoëtine door de nieren. |
| Contrast geassocieerde nierschade | Nierschade die optreedt na de toediening van contrastmiddelen voor beeldvormende onderzoeken. |
| Rhabdomyolyse | Afbraak van spierweefsel, waarbij spiercomponenten in de bloedbaan vrijkomen en de nieren kunnen beschadigen. |
| Hepatorenaal syndroom | Een ernstige complicatie van levercirrose waarbij nierfalen optreedt door veranderingen in de bloedcirculatie. |
| Acute cortexnecrose | Plotselinge necrose (weefseldood) van de nierschors, vaak veroorzaakt door ernstige ischemie of intravasculaire stolling. |
| Urinaire obstructie | Blokkeren van de urinewegen, wat de normale urineafvoer verhindert. |
| Multipel myeloom castnefropathie | Een specifieke vorm van nierziekte geassocieerd met multipel myeloom, waarbij abnormale eiwitten (lichte ketens) cilindervorming in de tubuli veroorzaken. |
| Contrast nefropathie | Synoniem voor contrast geassocieerde nierschade. |
| Contrast geïnduceerde acute nierschade | Nierschade veroorzaakt door contrastmiddelen. |
| Contrast geassocieerde acute nierschade | Nierschade die optreedt in relatie tot de toediening van contrastmiddelen. |
| Tubulaire cellen | Cellen die de bekleding van de nierbuisjes vormen. |
| Dipstick | Een strookje met reagentia dat wordt gebruikt voor snelle urineanalyses om verschillende stoffen te detecteren. |
| Proteïnurie | De aanwezigheid van abnormaal hoge hoeveelheden eiwit in de urine. |
| Reversibel | Omkeerbaar; de toestand kan herstellen naar de oorspronkelijke staat. |
| Vasoconstrictie | Vernauwing van bloedvaten. |
| Medullaire ischemie | Onvoldoende bloedtoevoer naar het niermerg. |
| Hematurie | De aanwezigheid van bloed in de urine. |
| Leukocyturie | De aanwezigheid van witte bloedcellen in de urine, wat kan duiden op een infectie of ontsteking. |
| Preventie | Maatregelen om te voorkomen dat een ziekte of aandoening optreedt. |
| Voorafbestaand nierlijden | Bestaande nierproblemen, zowel acuut als chronisch. |
| Diabetische nierziekte | Nierschade veroorzaakt door diabetes mellitus. |
| eGFR | Geschatte glomerulaire filtratiesnelheid, een berekening die de nierfunctie schat. |
| Interventionele angiografie | Een invasieve radiologische procedure waarbij bloedvaten worden onderzocht en behandeld met behulp van katheters en beeldvorming. |
| Hoog osmolaire contrastmiddelen | Oudere generatie contrastmiddelen met een hoge osmolaliteit, die vaker nefrotoxisch waren dan moderne middelen. |
| Metformine | Een medicijn dat veel wordt gebruikt voor de behandeling van type 2 diabetes, en dat onderbroken moet worden bij risico op AKI. |
| Crush syndroom | Een medische noodsituatie die ontstaat na langdurige beknelling van ledematen, wat leidt tot spierafbraak en nierfalen. |
| Spierinspanning | Intense fysieke activiteit die kan leiden tot spierafbraak. |
| Cocaïne | Een illegale drug die vasoconstrictie en nierschade kan veroorzaken. |
| Statines | Medicijnen die worden gebruikt om het cholesterolgehalte te verlagen en die in zeldzame gevallen spierafbraak kunnen veroorzaken. |
| Virusinfectie | Infectie veroorzaakt door een virus, die soms rhabdomyolyse kan uitlokken. |
| Urinaire obstructie | Blokkeren van de urinewegen, wat de normale urineafvoer verhindert. |
| Acute interstitiële nefritis (AIN) | Een ontsteking van het interstitium van de nieren, vaak veroorzaakt door medicijnen, infecties of auto-immuunziekten. |
| Protonpomp inhibitoren (PPI's) | Medicijnen die de productie van maagzuur verminderen, en die in zeldzame gevallen AIN kunnen veroorzaken. |
| Immunotherapie | Behandeling die het immuunsysteem beïnvloedt, en die soms AIN kan veroorzaken. |
| Leptospirose | Een bacteriële infectie die wordt overgedragen door dieren en kan leiden tot nierbeschadiging. |
| Legionella | Een bacterie die de veteranenziekte kan veroorzaken en soms nierproblemen geeft. |
| Auto-immuunziekten | Ziekten waarbij het immuunsysteem lichaamseigen weefsels aanvalt, zoals lupus, sarcoïdose en Sjögren. |
| Lupus | Een chronische auto-immuunziekte die verschillende organen kan aantasten, waaronder de nieren. |
| Sarcoïdose | Een ontstekingsziekte die in verschillende organen kan voorkomen, waaronder de nieren. |
| Sjögren | Een auto-immuunziekte die voornamelijk de vochtproducerende klieren aantast, maar ook de nieren kan beïnvloeden. |
| Rash | Huiduitslag. |
| Koorts | Verhoogde lichaamstemperatuur. |
| Flankpijn | Pijn in de zij, tussen de ribben en de heup. |
| Eosinofilie | Een verhoogd aantal eosinofielen (een type witte bloedcel) in het bloed, wat kan duiden op een allergische reactie, infectie of andere ontstekingsprocessen. |
| Witte bloedcelcilinders | Cilindervormige structuren in de urine die bestaan uit witte bloedcellen, wat duidt op ontsteking in de nieren. |
| Urinekweek | Een laboratoriumtest om bacteriën of andere micro-organismen in de urine te identificeren. |
| UpToDate | Een medische referentiebron. |
| Opstijgende pyelonefritis | Een infectie van de nieren die zich vanuit de lagere urinewegen naar boven verspreidt. |
| Bilateraal | Aan beide zijden. |
| Dysurie | Pijn of branderigheid bij het plassen. |
| Pollakisurie | Frequent plassen, vaak in kleine hoeveelheden. |
| Bactieriurie | De aanwezigheid van bacteriën in de urine. |
| Kwk | Kweek, verwijzend naar een microbiologische kweek. |
| Frissons | Koude rillingen. |
| Inflammatoir bloedbeeld | Een bloedonderzoek dat wijst op de aanwezigheid van ontsteking in het lichaam. |
| Contraindicatie | Een reden waarom een bepaalde medische behandeling of procedure niet mag worden uitgevoerd. |
| Nierbiopt | Een procedure waarbij een klein stukje nierweefsel wordt weggenomen voor microscopisch onderzoek. |
| Tubulaire kristalvorming | De vorming van kristallen in de nierbuisjes, die obstructie en nierschade kunnen veroorzaken. |
| Kristallurie | De aanwezigheid van kristallen in de urine. |
| Antivirale medicatie | Medicijnen die worden gebruikt om virale infecties te behandelen. |
| Acyclovir | Een antiviraal medicijn dat wordt gebruikt voor de behandeling van herpesvirussen en dat bij hoge doses kan leiden tot kristalvorming in de nieren. |
| Protease inhibitoren | Medicijnen die worden gebruikt voor de behandeling van HIV en hepatitis C, en die bij hoge doses kristalvorming kunnen veroorzaken. |
| Amoxicilline | Een veelgebruikt antibioticum dat bij hoge doses kristalvorming in de nieren kan veroorzaken. |
| Sulfonamiden | Een klasse van antibiotica die kristalvorming kan veroorzaken in de urine, vooral bij onvoldoende hydratatie. |
| Oxalaat | Een zout of ester van oxaalzuur; hoge niveaus kunnen leiden tot nierstenen en nierschade. |
| Vit C intox | Vitamine C intoxicatie, waarbij een te hoge inname kan leiden tot verhoogde oxalaatniveaus en nierproblemen. |
| Methotrexaat | Een medicijn dat wordt gebruikt voor de behandeling van kanker en auto-immuunziekten, en dat bij hoge doses nierfalen kan veroorzaken door kristalvorming. |
| Tumorlyse syndroom | Een complicatie van kankerbehandeling waarbij tumorcellen snel afbreken, wat leidt tot een plotselinge vrijlating van cellulaire componenten in het bloed en potentieel nierfalen door kristalvorming. |
| Allopurinol | Een medicijn dat wordt gebruikt om jicht te behandelen en de productie van urinezuur te verminderen, en dat nuttig kan zijn bij het tumorlyse syndroom. |
| Rasburicase | Een enzym dat urinezuur afbreekt, gebruikt bij de behandeling van het tumorlyse syndroom. |