Cover
立即免费开始 2122 Aandoeningen van het centraal zenuwstelsel-4.pdf
Summary
# Aandoeningen van het centraal zenuwstelsel
Hieronder volgt een gedetailleerde samenvatting over aandoeningen van het centraal zenuwstelsel, opgesteld als een examengericht studiemateriaal.
## 1. Aandoeningen van het centraal zenuwstelsel
Dit overzicht behandelt diverse aandoeningen die het centraal zenuwstelsel aantasten, inclusief hun pathofysiologie, symptomen en orale relevantie. Het autonome zenuwstelsel, onderverdeeld in orthosympatisch (fight or flight) en parasympatisch (rest and digest), speelt een rol bij veel van deze functies [21](#page=21) [26](#page=26) [33](#page=33) [42](#page=42) [5](#page=5) [6](#page=6).
### 1.1 Syncope
Syncope wordt gedefinieerd als plotseling bewustzijnsverlies, veroorzaakt door een verminderde bloedtoevoer naar de hersenen [7](#page=7).
#### 1.1.1 Oorzaken en symptomen
Mogelijke oorzaken zijn emotie, warmte, langdurig staan, hoestbuien en orthostatische hypotensie, wat vaker voorkomt bij de ziekte van Parkinson. Symptomen omvatten een licht gevoel in het hoofd, klamme handen, transpireren, zwart voor de ogen zien en bleekheid [7](#page=7).
#### 1.1.2 Behandeling
De behandeling bestaat uit het horizontaal leggen van de patiënt met de benen iets hoger. Na de episode treedt er vaak een trage pols op en herstel is doorgaans snel. Dit wordt ook wel vasovagale syncope genoemd [7](#page=7).
### 1.2 Epilepsie (convulsie of insult)
#### 1.2.1 Pathofysiologie
Epilepsie wordt gekenmerkt door plotselinge elektrische ontladingen van hersencellen, leidend tot functiestoornissen. Het kan zowel aangeboren als verworven zijn. De diagnose epilepsie wordt gesteld na meer dan één epileptische aanval [8](#page=8).
#### 1.2.2 Symptomen
De symptomen variëren afhankelijk van het type epileptische aanval. De meeste aanvallen zijn zelflimiterend, maar status epilepticus, een langdurig aanhoudende aanval, is levensbedreigend [8](#page=8).
#### 1.2.3 Tonisch-clonische aanval
Een tonisch-clonische aanval kent meerdere fasen:
* **Aura:** Dit kan zich uiten als stemmingsverandering of hallucinaties (bijvoorbeeld lichtflitsen of specifieke geuren) [12](#page=12).
* **Tonische fase:** Gekenmerkt door het aanspannen van de lichaamsspieren, soms gepaard gaande met een kreet. De pupillen zijn vaak verwijd en deze fase duurt minder dan één minuut. Een tongbeet is hierbij een risico [13](#page=13).
* **Klonische fase:** Hierbij treden symmetrische trek- en schokbewegingen van de ledematen op. Cyanose, hypersialie (overmatige speekselproductie) en frequente urine-incontinentie kunnen voorkomen; ontlasting incontinentie is zeldzamer [14](#page=14).
* **Postklonische fase:** De patiënt raakt in een snurkende slaap en het bewustzijn keert geleidelijk terug, vaak met verwardheid, slaperigheid en hoofdpijn [15](#page=15).
#### 1.2.4 Eerste hulp bij gegeneraliseerde tonisch-clonische aanval
Het is belangrijk om te voorkomen dat de patiënt zichzelf verwondt. Zodra de aanval afneemt, moet de patiënt in een stabiele zijligging worden gebracht en gemonitord worden tot het bewustzijn terugkeert. Overleg met een huisarts is noodzakelijk voor verdere begeleiding. Bij status epilepticus dient direct een ambulance gebeld te worden, waarbij de luchtwegen gecontroleerd worden en indien mogelijk zuurstof wordt toegediend en diazepam intraveneus (of rectaal) wordt gegeven [16](#page=16).
#### 1.2.5 Chronische behandeling
De chronische behandeling richt zich op het aanpakken van de oorzaak indien mogelijk, en het gebruik van anti-epileptica. Dit kan belangrijke implicaties hebben voor levenskeuzes, zoals beroep en sport [18](#page=18).
#### 1.2.6 Orale relevantie
Tandheelkundige behandelingen kunnen stressvol zijn en zo epilepsie uitlokken. Goede pijnbestrijding en angstbegeleiding zijn essentieel. Tandheelkundige apparatuur dient buiten bereik van de patiënt geplaatst te worden tijdens de behandeling. Een tonisch-clonische aanval kan leiden tot verwondingen aan de tong en buccale mucosa, littekens op de tong, en mogelijk tand-, kaak- of aangezichtsbreuken door vallen. Sommige anti-epileptica, zoals fenytoïne, kunnen gingivahyperplasie veroorzaken. Bij het gebruik van losse prothesen bestaat er een risico op aspiratie tijdens een aanval, waardoor een vaste prothese de voorkeur verdient [19](#page=19) [20](#page=20).
### 1.3 Multiple sclerose (MS)
#### 1.3.1 Pathofysiologie
MS is een auto-immuunziekte die wordt veroorzaakt door een combinatie van genetische en omgevingsfactoren. Er treden afwijkingen op in de witte stof (myeline) van de hersenen en het ruggenmerg. Het is een chronisch progressieve aandoening [22](#page=22).
#### 1.3.2 Symptomen
De ziekte wordt gekenmerkt door exacerbaties (verergeringen) en remissies (periodes van verbetering). Verergering kan optreden bij psychische of fysische stress. De symptomen zijn afhankelijk van de locatie in het zenuwstelsel en kunnen bestaan uit tintelingen, zichtproblemen, coördinatiestoornissen en verlammingen [23](#page=23).
#### 1.3.3 Behandeling
Er is momenteel geen genezing mogelijk voor MS. Wel bestaat er medicatie die het beloop van de ziekte kan beïnvloeden [24](#page=24).
#### 1.3.4 Orale relevantie
Zenuwpijn in het gelaat, zoals trigeminusneuralgie, kan het eerste symptoom zijn. Beperkingen in dagelijkse handelingen kunnen de mondhygiëne bemoeilijken [25](#page=25).
### 1.4 Neurodegeneratieve aandoeningen
Deze groep aandoeningen wordt gekenmerkt door de degeneratie van bepaalde hersenstructuren [26](#page=26) [33](#page=33).
#### 1.4.1 Parkinson
* **Pathofysiologie:** Parkinson treedt vaak op op oudere leeftijd en is het gevolg van interactie tussen genetische en omgevingsfactoren. Er treedt degeneratie op in een deel van de hersenstam, wat leidt tot een tekort aan de neurotransmitter dopamine [27](#page=27).
* **Symptomen:** Kenmerkende symptomen zijn tremor (trillen), rigiditeit (spierstijfheid), en bewegingsarmoede (hypokinesie). Hypokinesie omvat akinesie (moeite met het starten van bewegingen) en bradykinesie (langzame bewegingen). Andere symptomen kunnen zijn: moeilijker spreken, sneller vallen, en een sombere stemming [28](#page=28).
* **Behandeling:** Er is geen oorzakelijke behandeling. Medicamenteus kan levodopa worden gebruikt, een voorloper van dopamine, wat echter als bijwerking onwillekeurige bewegingen (dyskinesie) kan veroorzaken. Dopamine agonisten worden ook ingezet. Chirurgisch kan een stimulator worden geïmplanteerd [31](#page=31).
* **Orale relevantie:** Spierstarheid kan leiden tot een maskerachtig gezicht en problemen met de kauwfunctie. Tremoren kunnen optreden in de kin, kaak, tong en lippen. Slikken gebeurt minder spontaan, waardoor speeksel uit de mond kan lopen. Frequent voorkomende cheilitis angularis kan optreden. Levodopa kan xerostomie (droge mond) en een rode verkleuring van speeksel veroorzaken. Vertraagd uitvoeren van opdrachten, trage en zachte spraak, en soms dementie zijn ook mogelijke symptomen. Patiënten mogen niet te veel achterover liggen vanwege ademhalingsproblemen. Er dient rekening gehouden te worden met elektromagnetische apparatuur en interferentie met een stimulator [32](#page=32).
#### 1.4.2 Huntington
* **Pathofysiologie:** Huntington is een autosomaal dominante erfelijke aandoening die leidt tot atrofie van bepaalde hersenkernen [34](#page=34).
* **Symptomen:** De eerste symptomen verschijnen rond het 40e levensjaar en omvatten choreatische bewegingen (dans-achtig), persoonlijkheidsveranderingen, dementie, een breed wandelvak, en spraak- en slikstoornissen [34](#page=34).
* **Behandeling:** De behandeling is symptomatisch [35](#page=35).
* **Orale relevantie:** Moeilijk slikken, snel verslikken, en minder goede mondhygiëne komen voor. Ongewilde bewegingen van hoofd en tong bemoeilijken tandheelkundige procedures [35](#page=35).
#### 1.4.3 Dementie
* **Pathofysiologie:** Dementie kent verschillende oorzaken. Bij de ziekte van Alzheimer is er sprake van amyloïd- en Tau-eiwitafzetting in de hersenen. Amyloïd eiwit verstoort de communicatie tussen hersencellen. Tau eiwit vormt kluwens binnenin zenuwcellen, wat leidt tot celschade. Beïnvloedende factoren zijn erfelijkheid, levensstijl (hoge bloeddruk, cholesterol, diabetes), ouderdom, laag sociaal contact, lage hersenactiviteit en gebrek aan lichaamsbeweging [37](#page=37) [38](#page=38).
* **Symptomen:** Kenmerkend zijn geheugenverlies (initieel recent geheugen, later ook langetermijngeheugen), verminderde oriëntatie in tijd, plaats en persoon, achteruitgang in taalgebruik en -begrip, problemen met ruimtelijk inzicht en alledaagse handelingen, en stemmingswisselingen [39](#page=39).
* **Orale relevantie:** Er is een verminderde mondhygiëne. Afspraken moeten vaak door derden geregeld worden. Korte zinnen en herhaalde instructies zijn noodzakelijk. Protheses raken vaak zoek. Er wordt een hogere prevalentie van gingivitis, parodontitis en candidiasis waargenomen. Drie maandelijkse controles en eventuele fluorideapplicaties worden aanbevolen [38](#page=38) [40](#page=40).
### 1.5 Cerebrovasculair accident (CVA)
#### 1.5.1 Pathofysiologie
Een CVA is een plots optredend uitvalsverschijnsel ten gevolge van een vasculaire afwijking in de hersenen. De symptomen zijn afhankelijk van de locatie van de afwijking. Indien de uitvalsverschijnselen binnen 24 uur verdwijnen, spreekt men van een TIA (transient ischemic attack) [43](#page=43).
#### 1.5.2 Typen CVA
* **Herseninfarct (80%):** Veroorzaakt door een afsluiting, bijvoorbeeld door trombose of een embolie. Behandeling kan trombolyse binnen 4,5 uur omvatten [44](#page=44).
* **Hersenbloeding (20%):** Dit kan plaatsvinden in het hersenweefsel zelf (vaak door hypertensie, hersentumor, metastasen, aneurysma) of buiten het hersenweefsel (tussen hersenen en schedel, bijvoorbeeld door aneurysma of trauma) [44](#page=44).
### 1.6 Myasthenia gravis
#### 1.6.1 Pathofysiologie
Myasthenia gravis is een auto-immuunziekte waarbij autoantilichamen de receptoren voor acetylcholine op spieren blokkeren. Dit leidt tot een disfunctionele neurotransmissie van de zenuw naar de spier, wat resulteert in spiervermoeidheid [46](#page=46).
#### 1.6.2 Symptomen
Kenmerkend is spierzwakte, die in de loop van de dag toeneemt. Moeilijkheden met spreken, slikken en ademen komen voor [48](#page=48).
#### 1.6.3 Orale relevantie
Patiënten kunnen een vlak, uitdrukkingsloos gezicht hebben met neerhangende oogleden. De mondhoeken kunnen afhangen, wat het sluiten van de mond bemoeilijkt. Atrofie van de tongspieren kan leiden tot bilaterale groeven aan de dorsale zijde van de tong. Het zachte gehemelte kan naar beneden hangen. Slikstoornissen nemen toe gedurende de dag. Medicatie tegen myasthenia gravis kan de speekselproductie doen toenemen [49](#page=49).
### 1.7 Hersentumor
Hersentumoren kunnen goedaardig zijn, zoals meningeomen, waarbij het gevaar schuilt in de druk op de hersenen. Kwaadaardige tumoren kunnen primair zijn of metastasen van andere tumoren (zoals borst- of longkanker, of melanoom). De diagnose wordt gesteld via kliniek, MRI of CT-scans, en biopsie [50](#page=50).
### 1.8 Intoxicaties
#### 1.8.1 Alcohol
Bij een hoge alcoholinname kunnen neurologische symptomen optreden zoals ataxie (coördinatiestoornis) en nystagmus (schokkende oogbewegingen). Aandacht en concentratie zijn verlaagd, en ademhaling en bloeddruk dalen. Diagnose kan worden gesteld via ademgeur en bloedanalyse. Bij chronisch gebruik kan polyneuropathie (perifere zenuwbeschadiging met tintelingen en gevoelloosheid), spierzwakte en cerebellaire degeneratie optreden. Wernicke-encefalopathie kan leiden tot bloedingen in de hersenstam, oogbewegingsstoornissen, vermoeidheid, hallucinaties en coma. Een vitamine B1-tekort kan een dementieachtig beeld veroorzaken, met verlies van oriëntatie. Het Syndroom van Korsakov kenmerkt zich door geheugenstoornissen en desorganisatie van gedrag. Behandeling is moeilijk, er is een bloedingsneiging, en mondspoelmiddelen met alcohol dienen vermeden te worden [51](#page=51).
#### 1.8.2 Cocaïne, Marihuana, Heroïne
Bij gebruik van cocaïne en heroïne dienen ulceraties, septum- en palatumdefecten in acht te worden genomen. Lokale anesthesie met adrenaline dient vermeden te worden. Bij heroïnegebruik zijn vernauwde pupillen (pinpoint pupillen) kenmerkend. Methadon in drankvorm bevat veel suiker, wat het cariësrisico verhoogt [51](#page=51).
---
# Epilepsie
Epilepsie wordt gekenmerkt door plotselinge elektrische ontladingen van hersencellen die leiden tot functiestoornissen, veroorzaakt door zowel aangeboren als verworven oorzaken, waarbij de diagnose pas gesteld wordt na meer dan één epileptische aanval [8](#page=8).
### 2.1 Pathofysiologie en algemene kenmerken
Epileptische aanvallen, ook wel convulsies of insults genoemd, zijn over het algemeen zelflimiterend. Een uitzondering hierop is status epilepticus, een levensbedreigende toestand van langdurig aanhoudende aanvallen [8](#page=8).
### 2.2 Tonisch-clonische aanval
Een tonisch-clonische aanval is een veelvoorkomend type epileptische aanval dat gekenmerkt wordt door specifieke fasen [11](#page=11).
#### 2.2.1 Aura
Voorafgaand aan de motorische symptomen kan een aura optreden. Dit kan zich uiten als stemmingsveranderingen of hallucinaties, zoals lichtflitsen of specifieke geuren [11](#page=11) [12](#page=12).
#### 2.2.2 Tonische fase
De tonische fase wordt gekenmerkt door een aanspanning van de lichaamsspieren, waarbij een kreet kan optreden en de pupillen verwijd kunnen zijn. Deze fase duurt doorgaans minder dan één minuut. Een tongbeet is een mogelijke complicatie [13](#page=13).
#### 2.2.3 Klonische fase
Tijdens de klonische fase treden symmetrische trek- en schokbewegingen van de ledematen op. Cyanose, hypersialie (overmatige speekselproductie) en frequent urineren (zelden ontlasting) kunnen voorkomen [14](#page=14).
#### 2.2.4 Postklonische fase
Na de klonische fase volgt de postklonische fase. Kenmerkend zijn een snurkende slaap, geleidelijke terugkeer van het bewustzijn en symptomen als verwardheid, slaperigheid en hoofdpijn [11](#page=11) [15](#page=15).
### 2.3 Eerste hulp bij gegeneraliseerde tonisch-clonische aanval
Bij een gegeneraliseerde tonisch-clonische aanval is het belangrijk om te voorkomen dat de patiënt zichzelf verwondt. Zodra de aanval afneemt, dient de patiënt in een stabiele zijligging te worden gelegd en bewaakt te worden tot het bewustzijn terugkeert. Overleg met de huisarts en zorg voor begeleiding naar huis of een arts is noodzakelijk [16](#page=16).
#### 2.3.1 Interventie bij status epilepticus
In geval van status epilepticus dient direct een ambulance gebeld te worden. Controleer de luchtweg en geef, indien beschikbaar, zuurstof en intraveneus (of rectaal) diazepam [16](#page=16).
### 2.4 Chronische behandeling
De chronische behandeling van epilepsie richt zich op het aanpakken van de oorzaak, indien mogelijk, en het voorschrijven van anti-epileptica. Medicatie is een belangrijk aspect bij levenskeuzes, zoals beroepskeuze en sportbeoefening [18](#page=18).
### 2.5 Orale relevantie
Epilepsie heeft specifieke implicaties voor de mondzorg en tandheelkundige behandeling [19](#page=19) [20](#page=20).
#### 2.5.1 Preventie in de tandheelkunde
Tandheelkundige behandelingen kunnen stressvol zijn en daardoor epilepsie uitlokken. Het is daarom belangrijk om aandacht te besteden aan pijnbestrijding, angstbegeleiding en het veilig plaatsen van tandheelkundige apparatuur, weg van de patiënt [19](#page=19).
#### 2.5.2 Gevolgen van aanvallen voor het orale gebied
Tonisch-clonische aanvallen kunnen leiden tot verwondingen aan de tong en buccale mucosa, littekenvorming op de tong, en fracturen van tanden, kaken of aangezicht door vallen [19](#page=19).
#### 2.5.3 Orale bijwerkingen van anti-epileptica en prothesen
Bepaalde anti-epileptica, zoals fenytoïne, kunnen gingivahyperplasie (overmatige groei van tandvlees) veroorzaken. Bij patiënten die een prothese dragen, wordt geadviseerd te kiezen voor een vaste prothese. Losse prothesen vormen een risico op aspiratie tijdens een aanval [20](#page=20).
---
# Neurodegeneratieve aandoeningen
Neurodegeneratieve aandoeningen zijn ziekten die gekenmerkt worden door de geleidelijke achteruitgang en het verlies van zenuwcellen in de hersenen. Dit overzicht richt zich op de ziekte van Parkinson, Huntington en verschillende vormen van dementie, met aandacht voor hun pathofysiologie, symptomen, behandelingen en orale implicaties [26](#page=26).
### 4.1 Parkinson
#### 4.1.1 Pathofysiologie
De ziekte van Parkinson wordt gekenmerkt door de degeneratie van een deel van de hersenstam. Dit leidt tot een tekort aan de neurotransmitter dopamine. Oudere leeftijd is een belangrijke risicofactor, waarbij een interactie tussen genetische factoren en omgevingsfactoren een rol speelt [27](#page=27).
#### 4.1.2 Symptomen
De belangrijkste motorische symptomen zijn tremor (trillen), rigiditeit (spierstijfheid) en bewegingsarmoede (hypokinesie). Hypokinesie kan zich uiten als akinesie (moeite met het starten van bewegingen) en bradykinesie (langzame bewegingen). Andere symptomen kunnen zijn: moeite met spreken, sneller vallen en een sombere stemming [28](#page=28).
#### 4.1.3 Behandeling
Er is momenteel geen oorzakelijke behandeling voor Parkinson. De behandeling is symptomatisch en kan medicamenteus zijn, met name levodopa, een voorloper van dopamine. Een bijwerking hiervan kan onwillekeurige bewegingen (dyskinesie) zijn. Dopamine agonisten worden ook ingezet. In sommige gevallen kan een chirurgische ingreep, zoals het implanteren van een stimulator, overwogen worden [31](#page=31).
#### 4.1.4 Orale relevantie
De spierstarheid kan leiden tot een maskerachtig gezicht en problemen met de kauwfunctie. Tremoren kunnen voorkomen in de onderkin, kaak, tong en lippen. Slikproblemen kunnen resulteren in speekselverlies. Frequent voorkomende cheilitis angularis is ook een mogelijke complicatie. Levodopa kan xerostomie (droge mond) en een rode verkleuring van speeksel veroorzaken. De uitvoering van opdrachten kan vertraagd zijn. De spraak kan traag en zacht zijn, en in sommige gevallen kan dementie optreden. Patiënten moeten voorzichtig zijn met hun houding om ademhalingsproblemen te voorkomen. Er dient rekening gehouden te worden met elektromagnetische apparatuur in verband met mogelijke interferentie met een geïmplanteerde stimulator [32](#page=32).
### 4.2 Huntington
#### 4.2.1 Pathofysiologie
De ziekte van Huntington is een autosomaal dominante erfelijke aandoening die gekenmerkt wordt door atrofie (slinken) van bepaalde hersenkernen [34](#page=34).
#### 4.2.2 Symptomen
De eerste symptomen manifesteren zich doorgaans rond het 40e levensjaar. Kenmerkend zijn choreatische bewegingen (dans-achtige, onwillekeurige bewegingen). Daarnaast kunnen persoonlijkheidsveranderingen en dementie optreden. Patiënten kunnen een breed wandelvak vertonen, en spraak- en slikstoornissen zijn veelvoorkomend [34](#page=34).
#### 4.2.3 Behandeling
De behandeling van Huntington is symptomatisch [35](#page=35).
#### 4.2.4 Orale relevantie
Patiënten met Huntington ervaren vaak moeilijkheden met slikken en verslikken zich snel. De mondhygiëne kan minder goed zijn. Ongewilde bewegingen van het hoofd en de tong bemoeilijken tandheelkundige procedures [35](#page=35).
### 4.3 Dementie
#### 4.3.1 Pathofysiologie
Dementie is een verzamelnaam voor verschillende aandoeningen die leiden tot cognitieve achteruitgang. Een veelvoorkomende oorzaak is de ziekte van Alzheimer, waarbij amyloïd en Tau-eiwitafzettingen in de hersenen optreden. Amyloïd eiwit stapelt zich op rond hersencellen, wat de communicatie verstoort; dit eiwit is normaal gesproken aanwezig in de wand van bloedvaten. Tau-eiwit vormt kluwens binnenin zenuwcellen, wat leidt tot celschade [37](#page=37) [38](#page=38).
#### 4.3.2 Beïnvloedende factoren
Verschillende factoren kunnen de kans op dementie beïnvloeden. Erfelijkheid speelt een rol, hoewel het de kans enkel vergroot. Levensstijlfactoren zoals hoge bloeddruk, hoog cholesterol en diabetes mellitus zijn relevant. Ouderdom, laag sociaal contact, lage hersenactiviteit en gebrek aan lichaamsbeweging dragen eveneens bij aan het risico [38](#page=38).
#### 4.3.3 Diagnose
De diagnose van dementie wordt gesteld aan de hand van klinische testen en vragenlijsten die aangepast zijn aan de individuele patiënt [38](#page=38).
#### 4.3.4 Symptomen
De symptomen van dementie omvatten geheugenverlies, aanvankelijk vooral van recente gebeurtenissen (inprinting) en later ook van langetermijngeheugen. Er treedt een vermindering op in de oriëntatie in tijd, plaats en persoon. Taalgebruik en taalbegrip gaan achteruit. Ruimtelijk inzicht en het uitvoeren van alledaagse handelingen worden moeilijker. Stemmingswisselingen zijn eveneens kenmerkend [39](#page=39).
#### 4.3.5 Orale relevantie
Een verminderde mondhygiëne komt vaak voor bij patiënten met dementie. Het kan noodzakelijk zijn om afspraken via derden te laten regelen. Instructies dienen kort en herhaald te worden, omdat patiënten moeite hebben met het verwerken van lange zinnen. Protheses raken vaak zoek. In de tandheelkundige praktijk worden een toename van gingivitis, parodontitis en candidiasis gezien bij deze patiënten. Uitneembare protheses kunnen verloren raken. Er wordt geadviseerd om 3-maandelijkse controles en eventuele fluorapplicaties te plannen [38](#page=38) [40](#page=40).
---
# Cerebrovasculair accident (CVA)
Een cerebrovasculair accident (CVA) is een plotseling optredende neurologische uitvalsverschijnsel als gevolg van een acute, focale vaatafwijking in de hersenen. De symptomen zijn afhankelijk van de locatie van de vaatafwijking in de hersenen. Indien de uitvalsverschijnselen minder dan 24 uur aanhouden, spreekt men van een transient ischemic attack (TIA) [43](#page=43).
### 4.1 Pathofysiologie van CVA
CVA's worden primair onderverdeeld in twee hoofdcategorieën op basis van de onderliggende vasculaire oorzaak: herseninfarcten en hersenbloedingen [44](#page=44).
#### 4.1.1 Herseninfarct (Ischemisch CVA)
Ongeveer 80% van de CVA's betreft een herseninfarct. Dit ontstaat door de afsluiting van een hersenarterie, waardoor een deel van het hersenweefsel te weinig zuurstof krijgt en afsterft. De afsluiting kan worden veroorzaakt door trombose (bloedstolselvorming in een bloedvat) of een embolie (losgeraakt bloedstolsel of ander materiaal dat een bloedvat blokkeert) [44](#page=44).
> **Tip:** Bij een herseninfarct door trombose of embolie kan behandeling met trombolyse (medicatie die bloedstolsels oplost) overwogen worden, mits dit binnen 4,5 uur na het ontstaan van de symptomen wordt gestart [44](#page=44).
#### 4.1.2 Hersenbloeding (Hemorragisch CVA)
De overige 20% van de CVA's betreft een hersenbloeding. Dit houdt in dat er bloed extravaseert, hetzij in het hersenweefsel zelf, hetzij in de ruimte tussen de hersenen en het schedeldak [44](#page=44).
**Oorzaken van hersenbloedingen kunnen variëren:**
* **Intracerebraal (in het hersenweefsel):**
* Hypertensiebloeding (bloeding als gevolg van hoge bloeddruk) [44](#page=44).
* Bloedingen geassocieerd met een hersentumor of metastasen [44](#page=44).
* Aneurysma (uitstulping van een bloedvatwand) [44](#page=44).
* **Extracerebraal (tussen de hersenen en het schedeldak, subarachnoïdaal):**
* Aneurysma [44](#page=44).
* Trauma [44](#page=44).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Syncope | Syncope, ook bekend als flauwvallen, is een plotseling verlies van bewustzijn dat wordt veroorzaakt door een tijdelijk verminderde bloedtoevoer naar de hersenen. Dit kan getriggerd worden door diverse factoren zoals emotie, warmte, langdurig staan of hoesten. |
| Epilepsie | Een neurologische aandoening die wordt gekenmerkt door terugkerende, plotselinge elektrische ontladingen in de hersencellen, wat leidt tot functiestoornissen en diverse vormen van epileptische aanvallen. |
| Tonisch-clonische aanval | Een type epileptische aanval dat bestaat uit meerdere fasen: een aura, een tonische fase (spierspanning), een klonische fase (schokken) en een postklonische fase (herstel). |
| Aura | Een subjectieve waarneming, zoals een verandering in stemming, hallucinaties of specifieke geuren, die optreedt kort voor een epileptische aanval. |
| Tonische fase | De fase van een tonisch-clonische aanval waarin de lichaamsspieren zich aanspannen, vaak gepaard gaande met een kreet en verwijde pupillen. |
| Klonische fase | De fase van een tonisch-clonische aanval gekenmerkt door symmetrische, ritmische schokken van de ledematen, mogelijk met cyanose en urine-incontinentie. |
| Postklonische fase | De fase na een tonisch-clonische aanval, waarin de patiënt slaperig is, verward kan zijn en langzaam het bewustzijn terugkrijgt. |
| Status epilepticus | Een langdurige, aanhoudende epileptische aanval die levensbedreigend kan zijn en onmiddellijke medische interventie vereist. |
| Multiple sclerose (MS) | Een chronische, progressieve auto-immuunziekte die de witte stof van de hersenen en het ruggenmerg aantast, leidend tot diverse neurologische symptomen zoals tintelingen, zichtproblemen en verlammingen. |
| Exacerbaties en remissies | Perioden van verergering van ziekteverschijnselen (exacerbaties) afgewisseld met perioden van verbetering of stabilisatie (remissies), kenmerkend voor ziekten zoals MS. |
| Nervus trigeminus neuralgie | Een aandoening van de trigeminuszenuw die hevige, schietende pijn in het gelaat veroorzaakt, en kan optreden als een vroeg symptoom van MS. |
| Neurodegeneratieve aandoeningen | Een groep ziekten die worden gekenmerkt door de progressieve degeneratie van zenuwcellen in specifieke delen van het zenuwstelsel. |
| Parkinson | Een neurodegeneratieve aandoening die voornamelijk wordt gekenmerkt door een tekort aan dopamine in de hersenen, leidend tot symptomen zoals tremor, rigiditeit en bewegingsarmoede. |
| Tremor | Onwillekeurig beven of trillen, vaak een vroeg symptoom van de ziekte van Parkinson, dat verschillende lichaamsdelen kan beïnvloeden. |
| Rigiditeit | Verhoogde spierspanning die leidt tot stijfheid en weerstand bij beweging, een kenmerkend symptoom van Parkinson. |
| Hypokinesie | Bewegingsarmoede, waarbij de bewegingen traag en beperkt zijn, vaak geassocieerd met de ziekte van Parkinson. |
| Bradykinesie | Langzame bewegingen, een specifiek aspect van hypokinesie bij Parkinson, wat het starten en uitvoeren van bewegingen bemoeilijkt. |
| Akinesie | Het onvermogen om bewegingen te starten, een ernstige vorm van bewegingsarmoede bij Parkinson. |
| Dyskinesie | Onwillekeurige, abnormale bewegingen die een bijwerking kunnen zijn van medicatie zoals levodopa bij de behandeling van Parkinson. |
| Xerostomie | Een droge mond, vaak een bijwerking van medicatie zoals levodopa, wat kan leiden tot tandheelkundige problemen. |
| Huntington | Een erfelijke neurodegeneratieve aandoening die leidt tot choreatische bewegingen, persoonlijkheidsveranderingen en dementie. |
| Choreatische bewegingen | Onwillekeurige, dans-achtige bewegingen die kenmerkend zijn voor de ziekte van Huntington. |
| Dementie | Een syndroom dat wordt gekenmerkt door een achteruitgang in cognitieve functies zoals geheugen, oriëntatie en taal, vaak veroorzaakt door ziekten zoals Alzheimer. |
| Amyloïd eiwit | Een abnormaal eiwit dat zich kan afzetten rond hersencellen, de communicatie verstoort en geassocieerd wordt met de ziekte van Alzheimer. |
| Tau eiwit | Een eiwit dat zich kan ophopen in zenuwcellen en kluwens vormt, wat leidt tot celschade en een rol speelt bij de ziekte van Alzheimer. |
| Cerebrovasculair accident (CVA) | Een plotselinge verstoring van de bloedtoevoer naar de hersenen, resulterend in neurologische uitvalsverschijnselen, ook wel beroerte genoemd. |
| TIA (transient ischemic attack) | Een tijdelijke ischemische aanval, een kortdurende beroerte waarbij de symptomen binnen 24 uur verdwijnen. |
| Herseninfarct | Een herseninfarct treedt op wanneer een bloedvat naar de hersenen wordt afgesloten door een trombose of embolie. |
| Trombolyse | Een medische behandeling om bloedstolsels op te lossen, toegepast bij een herseninfarct binnen een kritieke tijdsperiode. |
| Hersenbloeding | Een bloeding in of rond de hersenen, veroorzaakt door verschillende factoren zoals hoge bloeddruk, een aneurysma of trauma. |
| Aneurysma | Een abnormale verwijding of uitstulping van een bloedvatwand, die kan scheuren en leiden tot een hersenbloeding. |
| Myasthenia gravis | Een auto-immuunziekte waarbij antilichamen de receptoren voor acetylcholine op spieren blokkeren, wat leidt tot spierzwakte. |
| Acetylcholine | Een neurotransmitter die essentieel is voor de prikkeloverdracht van zenuwen naar spieren; bij myasthenia gravis wordt de functie ervan verstoord. |
| Spierzwakte | Verminderde kracht in de spieren, een primair symptoom van myasthenia gravis, dat vaak verergert gedurende de dag. |
| Ataxie | Een stoornis in de coördinatie van bewegingen, vaak veroorzaakt door neurologische problemen zoals alcoholintoxicatie. |
| Nystagmus | Onwillekeurige, schokkende oogbewegingen, die kunnen optreden bij neurologische aandoeningen zoals alcoholintoxicatie. |
| Polyneuropathie | Schade aan de perifere zenuwen, gekenmerkt door symptomen zoals tintelingen en gevoelloosheid, geassocieerd met chronisch alcoholgebruik. |
| Wernicke-encefalopathie | Een ernstige hersenaandoening veroorzaakt door een tekort aan vitamine B1 (thiamine), vaak bij chronisch alcoholisme, gekenmerkt door oogbewegingsstoornissen en verwardheid. |
| Syndroom van Korsakov | Een chronische geheugenstoornis die vaak optreedt na Wernicke-encefalopathie, gekenmerkt door desoriëntatie in tijd en plaats en stoornissen in het organiseren van gedrag. |