Cover
立即免费开始 17_intracellulaire_bact.pptx
Summary
# Infecties met intracellulaire pathogenen en tuberculose
Dit onderwerp behandelt de pathologie van bacteriën die intracellulair groeien, met een focus op tuberculose veroorzaakt door *Mycobacteriën*, inclusief hun biologie, pathogenese, diagnostiek en epidemiologie.
## 1. Infecties met intracellulaire pathogenen en tuberculose
### 1.1 Inleiding
Intracellulaire infecties worden veroorzaakt door pathogenen, waaronder virussen en bepaalde bacteriën, die zich binnen gastheercellen vermenigvuldigen. Dit maakt hen minder toegankelijk voor het immuunsysteem, zoals antilichamen en complementfactoren. Tuberculose, veroorzaakt door *Mycobacterium tuberculosis*, is een klassiek voorbeeld van een dergelijke infectie die neigt naar chroniciteit vanwege de noodzaak van celgemedieerde immuniteit, zoals macrofaagactivatie.
### 1.2 Epidemiologie van tuberculose
Tuberculose kent een lange geschiedenis en was in de 19e eeuw, mede door verstedelijking en hoge populatiedichtheden, een belangrijke ziekte. De ontdekking van de *Koch-bacil* in 1882 gaf inzicht in de infectieuze aard ervan. In het Westen is de morbiditeit en mortaliteit sterk gedaald door verbeterde hygiëne, algemene gezondheidszorg en later, vanaf 1950, door de beschikbaarheid van tuberculostatica. Wereldwijd blijft tuberculose echter een significant probleem, met een aanzienlijk percentage van de wereldbevolking dat besmet is. De HIV-epidemie heeft een nadelige invloed gehad op de incidentie van tuberculose. De overdracht vindt voornamelijk aerogeen plaats via druppeltjes en aerosolen die tot diep in de longen kunnen doordringen. In België wordt tuberculose voornamelijk als importpathologie beschouwd, met een lage incidentie in vergelijking met andere regio's zoals Afrika en Azië.
### 1.3 Mycobacteriën en *M. tuberculosis*: biologie en situering
* **Mycobacteriën-tuberculosis complex:** Omvat *M. tuberculosis* (mens als reservoir, aerogene overdracht), *M. bovis* (rundvee/dieren als reservoir, intestinale poort, vroeger gebruikt voor BCG-vaccin) en *M. africanum*.
* ***M. leprae*:** Veroorzaakt lepra, met de mens en de negenbandarmadillo als reservoir. Dit type mycobacterium vereist specifieke kweekmethoden.
* **MOTT (Mycobacteria-other-than-TB) of NTM (Non-TB-mycobacteria):** Deze komen ubiquitair voor in water en de omgeving en kunnen infecties veroorzaken bij mensen met een verzwakt immuunsysteem of longproblemen. Ze kunnen ook leiden tot valspositieve resultaten bij immunodiagnostiek voor tuberculose, aangezien contact met MOTT een immuunreactie kan opwekken.
#### 1.3.1 Mycobacteriën: een celwand met een dikke laag mycolzuren
De unieke celwandstructuur van mycobacteriën, rijk aan mycolzuren, resulteert in:
* Verbeterde overleving in de natuur en resistentie tegen omgevingsfactoren.
* Resistentie tegen veel klassieke antibiotica.
* Vereist specifieke diagnostische methoden, zoals zuurvaste kleuring.
* Faciliteert overleving binnen macrofagen.
#### 1.3.2 Andere bacteriën die intracellulaire infecties veroorzaken
Naast mycobacteriën kunnen ook andere bacteriën intracellulair infecties veroorzaken:
* ***Chlamydia*:** Is obligaat intracellulair en vereist gastheercellen voor zijn metabolisme.
* ***Staphylococcus aureus*:** Kan overleven in witte bloedcellen en zo metastatische infecties veroorzaken. Het kan ook leiden tot de vorming van intracellulaire small-colony varianten die resistent zijn tegen antibiotica en later kunnen uitgroeien.
* Andere voorbeelden zijn *Salmonella typhi*, *Listeria monocytogenes*, *Yersinia pestis*, *Legionella sp.*, en bepaalde stammen van *E. coli* en *Shigella*.
### 1.4 Pathogenese van tuberculose
De primaire besmetting met *M. tuberculosis* vindt plaats via aerogene overdracht. De bacterie wordt opgenomen door macrofagen en dendritische cellen. *M. tuberculosis* kan de migratie van dendritische cellen naar lymfeknopen vertragen, waardoor de specifieke immuniteit pas na 2-3 weken optreedt. Binnen de macrofagen verhindert de bacterie de fusie van het fagosoom met het lysosoom en gedijt in het intracellulaire milieu. Dit leidt tot twee populaties: actief delende bacteriën en 'persisters' in een latente, niet-delende toestand die jaren later kunnen opflakkeren bij verminderde weerstand.
De immuunrespons wordt gemedieerd door CD4+ T-helper 1 (Th1) cellen, die interferongamma (IFN-$\gamma$) en TNF-$\alpha$ produceren om macrofagen te activeren. Gestimuleerde macrofagen kunnen de bacteriën effectiever doden door verhoogde lysosomale activiteit, productie van reactieve zuurstofsoorten en stikstofmonoxide. CD8+ T-cellen kunnen ook bijdragen aan de eliminatie van geïnfecteerde cellen.
Als de bacteriën niet volledig worden geëlimineerd, ontstaat er granuloomvorming: een centraal gebied met geactiveerde macrofagen die levende kiemen bevatten, omringd door een ring van vooral CD4+ T-cellen. Macrophagen kunnen fuseren tot reuzencellen. Wanneer deze granulomen door necrose vervloeien en in contact komen met de bronchi, kan de patiënt grote hoeveelheden bacteriën uithoesten, wat leidt tot hoge besmettelijkheid. Verkazing van weefsel kan optreden, en niet-gedode bacteriën kunnen via bloed- of lymfecirculatie andere organen besmetten. De hoge circulatie van TNF-$\alpha$ kan leiden tot algemene symptomen zoals nachtzweten, ziektegevoel en vermagering (cachexie).
#### 1.4.1 Tuberculose: de verschillende klinische vormen van tuberculosis
Na besmetting kan het immuunsysteem de infectie onder controle houden, waardoor progressie stopt. Echter, ongeveer 10% van de geïnfecteerden zal gedurende het leven actieve tuberculose ontwikkelen, waarvan 5% binnen twee jaar en 5% later.
### 1.5 Diagnostiek
De diagnostiek van tuberculose omvat verschillende stappen:
#### 1.5.1 Monster-afname
Essentieel is het verkrijgen van een representatief en 'diep' monster, idealiter sputum na de ochtendrust. Maagtubages worden minder gebruikt vanwege het risico op valspositiviteit door saprofytische mycobacteriën, hoewel ze soms bij kinderen worden ingezet. Voor niet-respiratoire tuberculose kunnen diverse andere stalen worden afgenomen, zoals urine (bij steriele pyurie), cerebrospinaal vocht (CSF), pleuravocht of biopten.
#### 1.5.2 Microscopie op zuurvaste kleuring
* **Ziehl-Neelsen kleuring en Auramine kleuring:** Deze technieken maken gebruik van de zuurvaste eigenschappen van de mycolzuur-rijke celwand van mycobacteriën. Auramine is fluorescerend en kan sneller en gevoeliger zijn.
* **Voordelen:** Snel (dezelfde dag), goedkoop en geeft een indicatie van de besmettelijkheid.
* **Nadelen:** Pauci-bacillaire letsels kunnen vals-negatief zijn, en staalkwaliteit is cruciaal. Een negatieve kleuring sluit tuberculose niet uit.
#### 1.5.3 Detectie van TBC door kweek
Kweek op vaste of vloeibare bodems is de gouden standaard, maar kan lang duren (tot 8 weken voor een negatief resultaat). Vroege detectie is belangrijk vanwege de lange incubatietijd.
#### 1.5.4 Non-culture detectie
* **Nucleïnezuur Amplificatie Tests (NAAT), zoals PCR:** Deze technieken zijn gevoeliger voor 'smear-positieve' monsters (meer dan 99% gevoeligheid) maar minder gevoelig voor 'smear-negatieve' of extrapulmonaire tuberculose. Ze zijn zeer specifiek. Deze methoden zijn nuttig, maar niet absoluut; er kan nog steeds een percentage vals-negatieven optreden.
#### 1.5.5 Immuundiagnostiek
* **Mantoux-test (huidtest):** Gebaseerd op een type IV overgevoeligheidsreactie (Delayed Type Hypersensitivity - DTH) na intradermale injectie van tuberkuline. De reactie (induratie) wordt gemeten. Een nadeel is dat vaccinatie met BCG vals-positieve reacties kan geven en een tweede bezoek nodig is voor aflezing.
* **Interferon-gamma-release assays (IGRA):** Deze in-vitro tests meten de vrijstelling van IFN-$\gamma$ door gesensibiliseerde lymfocyten bij blootstelling aan *M. tuberculosis*-specifieke antigenen. Ze zijn nuttiger dan de huidtest bij gevaccineerde personen en kunnen de kans op valspositieven door MOTT verminderen. Ze onderscheiden echter niet tussen latente en actieve tuberculose.
### 1.6 Verplichte aangifte
Tuberculose is een wettelijk verplichte aangifteziekte. Artsen en laboratoria moeten dit melden aan de provinciale gezondheidsinspectie. Samenwerking met organisaties zoals de Vereniging voor Respiratoire Gezondheidszorg en Tuberculosebestrijding (VRGT) is cruciaal voor bronopsporing, surveillance en gecontroleerde therapie.
> **Tip:** Bij verdenking op tuberculose is een diep sputummonster essentieel voor een correcte diagnose.
>
> **Tip:** Zorgverleners dienen zich te beschermen met specifieke maskers (FFP2) wanneer contact met een actieve tuberculose-patiënt noodzakelijk is, met name in isolatiekamers die onder druk staan om aerosolen te beheersen.
>
> **Tip:** Langdurige therapie met tuberculostatica is vereist voor tuberculosebehandeling, wat naleving (compliance) belangrijk maakt. Slechte compliance kan leiden tot resistentie.
>
> **Voorbeeld:** Een patiënt presenteert zich met koorts, nachtzweten, gewichtsverlies en hoesten. Een longfoto toont een holtebeeld en microscopie van sputum toont zuurvaste staven. Dit zijn klassieke tekenen die leiden tot de diagnose tuberculose.
---
# Mycobacteriën: biologie en specifieke kenmerken
Dit gedeelte behandelt de unieke biologische eigenschappen van mycobacteriën, met speciale nadruk op hun celwandstructuur, overlevingsstrategieën en implicaties voor diagnostiek en behandeling.
### 2.1 Mycobacteriën: een celwand met een dikke laag mycolzuren
De celwand van mycobacteriën is uitzonderlijk rijk aan mycolzuren, lange vetzuren die essentieel zijn voor hun overlevingsstrategieën en resistentie. Deze componenten hebben belangrijke gevolgen voor hun interactie met de omgeving en het immuunsysteem.
#### 2.1.1 Gevolgen van de mycolzuurrijke celwand
De dikke laag mycolzuren in de celwand van mycobacteriën leidt tot een aantal cruciale kenmerken:
* **Overleving in de natuur en besmettelijkheid:** De celwand maakt de bacterie zeer stabiel en bestand tegen omgevingsfactoren. Zelfs wanneer uitgedroogde druppels die de bacterie bevatten in de lucht zweven, blijft de bacterie infectieus. Dit draagt bij aan de efficiënte aerogene verspreiding van infecties zoals tuberculose. De bacterie kan langdurig infectieus blijven op vaste voorwerpen.
* **Resistentie tegen klassieke antibiotica:** De lipide-rijke celwand vormt een barrière die voorkomt dat veel conventionele antibiotica de bacterie kunnen bereiken en effectief kunnen remmen. Klassieke antibiotica zijn vaak gericht op bacteriële celwanden die peptidoglycaan bevatten, een component die bij mycobacteriën minder prominent is dan mycolzuren.
* **Diagnostiek: zuurvastheid:** De aanwezigheid van mycolzuren zorgt ervoor dat mycobacteriën resistent zijn tegen decoloratie door zuur-alcoholmengsels na kleuring. Dit principe wordt gebruikt in de zogenaamde "zuurvaste" kleuringen, zoals de Ziehl-Neelsen-kleuring, die essentieel is voor de microscopische identificatie van deze bacteriën.
* **Overleving in macrofagen:** Mycobacteriën hebben specifieke mechanismen ontwikkeld om te overleven binnen de gastheercellen, met name macrofagen. Ze kunnen de fusie van het fagosooms met het lysosoom verhinderen, of de verzuring van het fagolysosoom tegengaan, wat nodig is voor de activatie van lysosomale enzymen. Hierdoor kunnen de bacteriën zich vermenigvuldigen binnen de macrofaag, ondanks de pogingen van het immuunsysteem om ze te elimineren.
> **Tip:** De zuurvastheid van mycobacteriën is een direct gevolg van de hydrofobe aard van de mycolzuren in hun celwand. Dit maakt ze uniek onder bacteriën en verklaart waarom specifieke kleuringstechnieken nodig zijn.
### 2.2 Mycobacteriën: biologie en situering
Mycobacteriën vormen een diverse groep bacteriën met verschillende klinische relevantie. De belangrijkste groep zijn de *Mycobacterium tuberculosis* (M. tb) complex, waartoe ook *M. bovis* en *M. africanum* behoren, die ziektes veroorzaken bij mensen en dieren. Naast de tuberkelbacillen zijn er de MOTT (Mycobacteria-other-than-TB) of NTM (Non-TB-mycobacteria), die algemeen voorkomen in de omgeving.
#### 2.2.1 Het *Mycobacterium tuberculosis* complex
Dit complex omvat de belangrijkste verwekkers van tuberculose.
* ***M. tuberculosis***: Dit is de primaire verwekker van tuberculose bij mensen en wordt verspreid via aerogene route. De mens is het belangrijkste reservoir.
* ***M. bovis***: Dit species is voornamelijk geassocieerd met vee, maar kan ook bij andere dieren en sporadisch bij mensen infecties veroorzaken, vaak via de intestinale route. Dit leidde vroeger tot intestinale en peritoneale tuberculose bij mensen. Dankzij strenge controlemaatregelen op de veestapel is *M. bovis*-gerelateerde tuberculose in West-Europa sterk afgenomen.
* ***M. africanum***: Dit species behoort ook tot het M. tb-complex en komt voornamelijk voor in West-Afrika.
BCG (Bacille van Calmette en Guérin) is een verzwakte vaccinstam die oorspronkelijk van *M. bovis* afkomstig is en gebruikt wordt als vaccin tegen tuberculose.
#### 2.2.2 *Mycobacterium leprae*
Deze bacterie is de verwekker van lepra en wordt voornamelijk overgedragen van mens op mens. In de zuidwestelijke Verenigde Staten is de negenbandarmadillo (gordeldier) een ander reservoir. *M. leprae* is een uitzondering omdat het niet gemakkelijk in vitro gekweekt kan worden met standaard kweektechnieken.
#### 2.2.3 MOTT (Mycobacteria-other-than-TB) of NTM (Non-TB-mycobacteria)
Deze groep omvat een breed scala aan mycobacteriën, zoals *M. avium*, *M. kansasii*, *M. marinum*, *M. xenopi*, en *M. gordonae*. Ze zijn alomtegenwoordig in water en de omgeving.
* **Saprofytair en pathogeen:** Hoewel ze vaak saprofytisch aanwezig zijn in de omgeving (bv. leidingwater), kunnen ze bij mensen, vooral bij personen met een verminderde immuniteit of reeds bestaande longproblemen (zoals mucoviscidose), infecties veroorzaken.
* **Contaminanten:** Ze kunnen voorkomen in verschillende klinische monsters en leiden tot fout-positieve resultaten bij mycobacteriële kweek, bijvoorbeeld bij maagtubages.
* **Immunologische interferentie:** Contact met MOTT kan leiden tot een immuunreactie die de interpretatie van immunodiagnostische tests voor *M. tuberculosis* kan bemoeilijken, wat kan resulteren in fout-positieve resultaten.
### 2.3 Overlevingsstrategieën van mycobacteriën
Mycobacteriën excelleren in het overleven binnen de gastheer, met name in macrofagen, wat essentieel is voor de chronische aard van infecties zoals tuberculose.
#### 2.3.1 Overleving in macrofagen
Na fagocytose door macrofagen, die normaal gesproken pathogenen zouden moeten doden, gebruiken mycobacteriën diverse strategieën om aan eliminatie te ontsnappen en te gedijen:
* **Voorkomen van fagolysosoom fusie:** Mycobacteriën kunnen de normale fusie tussen de fagosoom (waarin de bacterie is opgenomen) en het lysosoom (dat de bacteriële pathogenen moet afbreken) blokkeren.
* **Beletten van fagolysosoom verzuring:** De bacteriën verhinderen de verzuring van het fagosoom, een proces dat cruciaal is voor de activatie van lysosomale enzymen die nodig zijn voor de afbraak van de bacterie.
* **Voortplanting in fagolysosomen:** Door deze mechanismen kunnen mycobacteriën overleven en zich vermenigvuldigen binnen het schijnbaar veilige milieu van het fagolysosoom.
#### 2.3.2 Indeling in populaties
Binnen geïnfecteerde macrofagen splitst *M. tuberculosis* zich op in twee hoofdpopulaties:
* **Actief delende bacteriën:** Deze populatie is metabool actief en vermenigvuldigt zich. Ze zijn gevoelig voor tuberculostatica die gericht zijn op replicerende bacteriën.
* **Persisters:** Dit zijn 'slapende' bacteriën die niet delen. Ze zijn metabool inactief, waardoor ze ongevoelig zijn voor de meeste antibiotica. Deze persisters kunnen jarenlang latent aanwezig blijven en opflakkeren wanneer de weerstand van de gastheer vermindert (bv. bij HIV-infectie of immunosuppressieve therapie). Ze kunnen ook andere antigenen tot expressie brengen, wat een andere immuunrespons vereist.
> **Tip:** De aanwezigheid van persisters verklaart waarom tuberculosebehandelingen langdurig zijn (maanden tot jaren) en vaak combinaties van medicijnen vereisen. Dit om alle bacteriële populaties aan te pakken en de kans op resistentieontwikkeling te minimaliseren.
### 2.4 Implicaties voor diagnostiek en behandeling
De specifieke biologie van mycobacteriën, met name de dikke mycolzuurrijke celwand en hun intracellulaire overlevingsstrategieën, heeft directe consequenties voor hoe infecties worden gediagnosticeerd en behandeld.
#### 2.4.1 Microscopie: Zuurvaste kleuringen
De zuurvastheid is een sleutelkenmerk voor diagnostiek.
* **Ziehl-Neelsen kleuring:** Dit is een klassieke methode die gebaseerd is op het principe dat de mycolzuren in de celwand van mycobacteriën het vermogen geven om de kleurstof vast te houden, zelfs na behandeling met zuur-alcohol.
* **Auramine kleuring:** Een fluorescerende kleurstof die snellere en potentieel gevoeliger resultaten kan opleveren onder een fluorescentiemicroscoop.
**Voordelen van microscopie:**
* **Snel:** Resultaten kunnen vaak op dezelfde dag verkregen worden.
* **Goedkoop:** Vereist relatief eenvoudige apparatuur.
* **Indicatie van besmettelijkheid:** Een hoge concentratie bacteriën op microscopie kan wijzen op een hogere besmettelijkheid van de patiënt.
**Nadelen van microscopie:**
* **Vals-negatieven:** Bij pauci-bacillaire letsels (laag aantal bacteriën) kan de kleuring negatief zijn, terwijl de patiënt wel besmet is.
* **Monsterkwaliteit:** De kwaliteit en representativiteit van het monster zijn cruciaal. Een diep monster (bv. sputum) is essentieel.
* **Specificiteit:** Hoewel zuurvaste staven sterk wijzen op mycobacteriën, is verdere identificatie via kweek of moleculaire methoden nodig voor definitieve diagnose.
#### 2.4.2 Kweek en moleculaire detectie
* **Kweek:** Hoewel tijdrovend (3-8 weken voor definitief negatief resultaat op vaste bodems zoals Löwenstein-Jensen agar, of sneller op vloeibare bodems), blijft kweek de gouden standaard voor de definitieve identificatie en gevoeligheidsbepaling van mycobacteriën.
* **Nucleïnezuur amplificatietests (NAATs), zoals PCR:** Deze technieken bieden snellere detectie dan kweek. Ze zijn zeer gevoelig (>99% voor 'smear-positieve' monsters) en specifiek (98-99%). Echter, de gevoeligheid kan lager zijn voor 'smear-negatieve' of extrapulmonaire (buiten de longen gelegen) monsters. NAATs zijn niet geschikt voor het detecteren van latente tuberculose.
#### 2.4.3 Immuundiagnostiek
Bij mycobacteriële infecties is de immuunrespons complex en niet altijd betrouwbaar voor diagnostiek.
* **Serologische tests (antilichaamdetectie):** Er bestaat geen betrouwbare serologische test voor tuberculose, omdat antistoffen geen centrale rol spelen in de beschermende immuniteit tegen mycobacteriën.
* **Huidtest (Mantoux-test):** Deze test is gebaseerd op een vertraagde type IV overgevoeligheidsreactie. Hierbij wordt tuberculine (een extract van mycobacteriën) geïnjecteerd, en na 48-72 uur wordt de grootte van de induratie gemeten.
* **Beperkingen:** De Mantoux-test kan niet onderscheiden tussen latente tuberculose en actieve tuberculose, en kan fout-positief zijn bij personen die BCG-gevaccineerd zijn.
* **Interferon-gamma Release Assays (IGRAs):** Deze in vitro tests meten de afgifte van interferon-gamma (IFN-γ) door gesensibiliseerde lymfocyten van de patiënt wanneer ze worden blootgesteld aan specifieke mycobacteriële antigenen.
* **Voordelen:** Ze zijn specifieker dan de huidtest en kunnen onderscheid maken tussen infectie en vaccinatie, omdat ze antigenen gebruiken die niet in de BCG-stam voorkomen. Ze zijn ook handiger omdat ze geen tweede bezoek vereisen voor de aflezing.
* **Beperkingen:** IGRAs kunnen nog steeds fout-positief zijn bij infecties met sommige MOTT-soorten en kunnen niet onderscheiden tussen latente en actieve tuberculose.
> **Voorbeeld:** Een IGRA-test kan nuttig zijn bij personen die recent BCG-gevaccineerd zijn om een eerdere blootstelling aan *M. tuberculosis* aan te tonen zonder de resultaten te beïnvloeden door de vaccinatie. Dit is belangrijk bij het starten van immuunonderdrukkende therapie.
### 2.5 Pathogenese van tuberculose: de rol van het immuunsysteem
De pathogenese van tuberculose is een complex samenspel tussen de bacterie en het immuunsysteem van de gastheer, met name de cellulaire immuniteit.
#### 2.5.1 Besmetting en initiële immuunrespons
* **Aerogene transmissie:** *M. tuberculosis* wordt primair verspreid via inademing van aerosoldeeltjes die de bacteriën bevatten. Deze kleine deeltjes kunnen diep in de longen doordringen tot in de alveoli.
* **Opname door macrofagen en dendritische cellen:** De bacteriën worden gefagocyteerd door macrofagen en dendritische cellen (DC's).
* **Sabotage van DC-migratie:** *M. tuberculosis* kan de migratie van DC's naar de lymfeklieren vertragen. Dit vertraagt de presentatie van bacteriële antigenen aan T-cellen, waardoor de specifieke immuniteit pas na 2-3 weken optreedt, in plaats van de gebruikelijke week.
* **T-cel geactiveerde immuniteit:** Essentiële hulp bij het doden van mycobacteriën binnen macrofagen komt van T-helper (Th1) cellen. Deze cellen geven cytokines af, zoals interferon-gamma (IFN-γ) en TNF-α, die macrofagen activeren.
* **Macrofaag activatie:** Geactiveerde macrofagen hebben een verhoogde productie van reactieve zuurstofsoorten (ROS) en stikstofmonoxide (NO), en verbeterde lysosomale activiteit, wat helpt bij het doden van de bacteriën.
* **CD8-respons:** Ook CD8 T-cellen kunnen bijdragen aan de eliminatie van geïnfecteerde macrofagen, vooral wanneer de bacteriën zich in het cytoplasma bevinden.
#### 2.5.2 Granuloomvorming
Wanneer het immuunsysteem de bacteriën niet volledig kan elimineren, ontstaat een ontsteking die leidt tot de vorming van granulomen.
* **Structuur van een granuloom:** Een granuloom is een georganiseerde structuur die bestaat uit een centrale kern van geïnfecteerde macrofagen (die soms fuseren tot reuzencellen) die nog levende kiemen kunnen bevatten, omgeven door een ring van lymfocyten (voornamelijk CD4 T-cellen) en andere immuuncellen.
* **Functie:** Granulomen proberen de infectie te isoleren en te beheersen. Ze vertegenwoordigen een poging van het lichaam om de verspreiding van de bacterie te stoppen.
* **Klinische manifestaties:** Bij onvolledig succes kan granuloomvorming leiden tot weefselbeschadiging. Bij tuberculose kan dit leiden tot "verkazing" (necrotisch, kaasachtig materiaal met bacteriën) in de granulomen. Als deze verkaasde letsels openbreken in de luchtwegen, kunnen grote aantallen bacteriën worden opgehoest, wat de patiënt zeer besmettelijk maakt.
#### 2.5.3 Progressie en complicaties
* **TNF-α:** Hoge circulerende waarden van TNF-α, vaak geassocieerd met chronische ontstekingen, kunnen leiden tot algemene symptomen zoals nachtzweten, ziektegevoel en vermageringsziekte (cachexie).
* **Verspreiding naar andere organen:** Niet-gedode bacteriën kunnen via de bloed- en lymfecirculatie andere organen bereiken, wat kan leiden tot tuberculose van het centraal zenuwstelsel (meningitis), nieren, pleura, lymfeklieren, botten en gewrichten.
* **Latente infectie en reactivatie:** Mycobacteriën kunnen jarenlang overleven als persisters. Bij een verzwakt immuunsysteem (bv. door HIV-infectie, immunosuppressieve medicatie, leeftijd) kan de latente infectie reactiveren tot actieve tuberculose.
> **Voorbeeld:** Een patiënt met een actieve longtuberculose die ernstige verkazing vertoont, kan door het ophoesten van besmet materiaal de infectie verspreiden. Als deze verkaasde gebieden in de longen openbreken, kan de inhoud naar buiten worden gehoest, wat leidt tot een hoge besmettelijkheid.
### 2.6 Klinische manifestaties van tuberculose
Tuberculose kan zich op verschillende manieren presenteren, afhankelijk van de locatie en de mate van immuunrespons van de patiënt.
#### 2.6.1 Primaire en latente tuberculose
Bij een eerste blootstelling kan het immuunsysteem de infectie controleren, resulterend in latente tuberculose. De meeste mensen die besmet raken, ontwikkelen geen actieve ziekte, maar dragen de bacteriën in een slapende toestand met zich mee. Ongeveer 10% van de geïnfecteerden zal gedurende hun leven actieve tuberculose ontwikkelen, met de grootste kans binnen de eerste twee jaar na besmetting.
#### 2.6.2 Actieve tuberculose
Actieve tuberculose kan zich manifesteren als:
* **Longtuberculose:** Dit is de meest voorkomende vorm, vaak gekenmerkt door hoesten, koorts, nachtzweten, gewichtsverlies en vermoeidheid. Radiologisch kan dit zich uiten als caviteiten (holtes) in de longen, of als miliaire tuberculose (diffuse verspreiding van kleine letsels over de longen).
* **Extrapulmonaire tuberculose:** Tuberculose buiten de longen, zoals tuberculose van de lymfeklieren, botten, gewrichten, nieren, huid of hersenvliezen.
* **Miliaire tuberculose:** Een ernstige, gedissemineerde vorm van tuberculose waarbij de bacteriën zich via het bloed verspreiden naar vele organen in het lichaam, resulterend in miljoenen kleine letsels (tuberkels).
#### 2.6.3 Overige bacteriën die intracellulaire infecties veroorzaken
Naast mycobacteriën zijn er andere bacteriën die intracellulair kunnen overleven en infecties veroorzaken. Voorbeelden hiervan zijn:
* ***Chlamydia***: Obligaat intracellulair, heeft de cel van de gastheer nodig voor replicatie.
* ***Staphylococcus aureus***: Kan overleven in witte bloedcellen en zo metastatische infecties veroorzaken. Sommige van deze bacteriën kunnen overgaan in 'small-colony variants' die metabool minder actief en minder gevoelig voor antibiotica zijn, en die na lysering van de cel weer uitgroeien.
* ***Salmonella typhi***, ***Listeria monocytogenes***, ***Yersinia pestis***, ***Legionella sp.***, ***E. coli*** (EIEC en STEC), en **Shigella** zijn andere voorbeelden van pathogenen die intracellulaire stadia kennen.
Deze intracellulaire levenswijze biedt bacteriën bescherming tegen het immuunsysteem en maakt ze moeilijker te bestrijden met klassieke immuunmechanismen.
---
# Diagnostiek van tuberculose
Dit hoofdstuk beschrijft de diverse methoden voor de diagnose van tuberculose, beginnend bij monstername en microscopische kleuringen, via kweekmethoden en non-culture detectietechnieken, tot immuundiagnostiek.
### 3.1 Monster-afname
Voor een optimale diagnose van tuberculose is de correcte afname van monsters essentieel. Idealiter wordt "diep" sputum verkregen, bij voorkeur 's ochtends na het opstaan. Andere mogelijke diepe monsters zijn broncho-alveolaire lavage (BAL) of aspiraten. Biopten kunnen ook worden genomen voor histopathologisch onderzoek.
Bij niet-respiratoire stalen is terughoudendheid geboden en dienen eerst andere diagnoses te worden uitgesloten. Enkel bij een groot volume van urine (bij steriele pyurie) of cerebrospinaal vocht (bij compatibele cytologie) kan onderzoek plaatsvinden. Pleura-vocht dient eveneens in voldoende groot volume (> 50 cc) te worden afgenomen. Maagtubages worden tegenwoordig zelden meer gebruikt, behalve bij kinderen die moeilijk kunnen ophoesten, vanwege het risico op vals-positiviteit door saprofytische mycobacteriën uit leidingwater.
> **Tip:** Een goed, diep monster is cruciaal voor een betrouwbare diagnose. De kwaliteit van het staal is van groot belang gezien de consequenties van de diagnose.
### 3.2 Microscopie op zuurvaste kleuring
Microscopie met zuurvaste kleuringen is een snelle en goedkope methode die een idee kan geven van de besmettelijkheid van een patiënt. De twee belangrijkste varianten zijn:
* **Auramine kleuring:** Gebruikt een fluorescerende molecule en wordt afgelezen onder een fluorescentiemicroscoop. Deze methode is sneller en gevoeliger dan de Ziehl-Neelsen kleuring.
* **Ziehl-Neelsen kleuring:** Gebruikt intracellulaire kleurstoffen die, door de mycolzuurmantel van mycobacteriën, niet te verwijderen zijn met een mengsel van zuur en alcohol.
**Voordelen van microscopie:**
* Snel: resultaat kan op dezelfde dag verkregen worden.
* Goedkoop.
* Geeft een indicatie van de besmettelijkheid (bij veel bacteriën).
**Problemen met microscopie:**
* Pauci-bacillaire letsels kunnen leiden tot vals-negatieve resultaten.
* Niet alle vormen van tuberculose bevatten een grote hoeveelheid staven.
* Als de kleuring negatief is, is tuberculose niet uitgesloten.
Het voorbereiden van het staal omvat decontaminatie (eliminatie van commensalen) en homogenisatie.
### 3.3 Detectie van TBC door kweek
Kweekmethoden op vaste bodems, zoals Löwenstein agar, kunnen de aanwezigheid van mycobacteriën aantonen. Echter, kolonies verschijnen pas na 3 tot 6 weken. Vloeibare bodems, vaak in combinatie met een groei-detector, bieden een snellere detectie. Een kweek wordt pas na 8 weken als negatief beschouwd.
> **Tip:** Vanwege de lange wachttijd van kweekmethoden, wordt er steeds meer gebruik gemaakt van snellere technieken zoals PCR.
### 3.4 Non-culture detectie
Methoden die niet afhankelijk zijn van kweek omvatten technieken zoals PCR (Polymerase Chain Reaction).
* **PCR-technieken:**
* **Gevoeligheid:** Meer dan 99% voor 'smear-positieve' monsters (met zuurvaste staven zichtbaar bij microscopie). De gevoeligheid daalt tot ongeveer 80% voor 'smear-negatieve' monsters en is nog lager voor extrapulmonaire tuberculose. Deze methoden zijn ongeschikt voor de diagnose van latente tuberculose.
* **Specificiteit:** 98-99%.
Ondanks de hoge specificiteit kunnen PCR-testen soms onvolledige resultaten geven, waarbij patiënten met mycobacteriën niet altijd 100% positief getest worden.
Er zijn geen goede directe antigeendetectietesten of probe-testen beschikbaar.
### 3.5 Immuundiagnostiek
Immuundiagnostische methoden richten zich op het opsporen van de immuunrespons van de patiënt tegen de *Mycobacterium tuberculosis* (M.tb.).
#### 3.5.1 Huidtest (intradermotest/Mantoux-test)
Deze test is gebaseerd op een type IV-overgevoeligheidsreactie (delayed type hypersensitivity - DTH). Hierbij wordt een tuberculinepreparaat intradermisch geïnjecteerd. Een positieve reactie uit zich in een cellulair infiltraat, bestaande uit T-cellen en macrofagen, op de plaats van injectie. De grootte van de induratie (verharding) wordt gemeten, niet primair de roodheid.
**Nadelen van de Mantoux-test:**
* Vereist een tweede bezoek van de patiënt voor aflezing, wat de discipline van de patiënt vereist.
* Veroorzaakt vals-positieve reacties bij mensen die gevaccineerd zijn met het BCG-vaccin.
* Kan beïnvloed worden door infectie met non-TB mycobacteriën (MOTT).
#### 3.5.2 Interferon-gamma-release assays (IGRA)
IGRA's zijn in vitro testen die de immuunrespons meten in bloedmonsters.
* **Principe:** Gesensibiliseerde lymfocyten van de patiënt worden blootgesteld aan specifieke *M. tuberculosis*-antigenen in een testbuisje. Bij een positieve reactie geven deze cellen interferon-gamma (IFN-$\gamma$) vrij in het medium, wat vervolgens wordt gemeten met een immuno-assay.
* **Antigenen:** Er wordt gebruik gemaakt van antigenen die specifiek zijn voor *M. tuberculosis* en afwezig zijn in de BCG-vaccinstam.
**Voordelen van IGRA:**
* Onderscheidt (met meer zekerheid dan de huidtest) tussen latente en actieve TBC.
* Kan worden gebruikt bij personen die gevaccineerd zijn met BCG, omdat deze niet positief reageren op de specifieke antigenen.
* Specifieker en gevoeliger dan de Mantoux-test in bepaalde situaties.
* In vitro meting is objectiever en vereist geen tweede bezoek van de patiënt.
* Geen invloed van vaccinatie.
**Nadelen van IGRA:**
* Vals-positieve reacties kunnen optreden bij infecties met sommige MOTT-soorten.
* Hoewel veelbelovend, is de plaats in het Belgische management van TB-bestrijding nog niet volledig gedefinieerd en worden deze testen nog niet overal terugbetaald.
> **Tip:** IGRA's zijn met name nuttig bij patiënten die zware immuunonderdrukkende medicatie zullen ontvangen, om eerst contact met TBC vast te stellen en profylaxe in te stellen.
### 3.6 Verplichte aangifte
Tuberculose is een verplicht aan te geven ziekte. Zowel het laboratorium als de behandelende arts moeten aangifte doen bij de provinciale gezondheidsinspectie. Er is nauwe samenwerking tussen de provinciale gezondheidsinspectie en organisaties zoals de Vereniging voor Respiratoire Gezondheidszorg en Tuberculosebestrijding vzw (VRGT). Zij coördineren de bronopsporing, organiseren surveillance bij risicopersonen en -beroepen, en kunnen therapie onder toezicht instellen om verdere verspreiding van de ziekte te voorkomen.
---
# Epidemiologie en historische context van tuberculose
Dit deel behandelt de historische achtergrond van tuberculose, de epidemiologische situatie wereldwijd en in West-Europa, en de impact van factoren zoals de HIV-epidemie op de incidentie.
### 4.1 Tuberculose: een historische en wereldwijde bedreiging
Tuberculose (TBC) is een ziekte met een lange geschiedenis, bekend onder namen als 'phthisis' en 'tering'. In de 19e eeuw bereikte de epidemie een hoogtepunt, mede door verstedelijking en hoge bevolkingsdichtheden. De ontdekking van de verwekker, de 'Koch-bacil' ( *Mycobacterium tuberculosis* ), door Robert Koch in 1882, bracht het inzicht dat het om een infectieziekte ging. In het Westen is de morbiditeit en mortaliteit sterk gedaald dankzij verbeterde hygiëne, algemene gezondheidszorg en, sinds 1950, de beschikbaarheid van tuberculostatica. Wereldwijd blijft TBC echter een enorm probleem, met naar schatting een kwart van de wereldbevolking dat besmet is. De HIV-epidemie heeft een aanzienlijke negatieve impact gehad op de incidentie van tuberculose.
### 4.2 Epidemiologische situatie
#### 4.2.1 Tuberculose in West-Europa
In West-Europa kende tuberculose een piek rond de 19e eeuw. Verbeterde levensomstandigheden en hygiëne leidden vanaf die periode tot een daling, zichtbaar op een logaritmische schaal, wat duidt op een spectaculaire afname. Rond de Tweede Wereldoorlog was er een kleine opleving, waarschijnlijk door vluchtelingen en geconcentreerde populaties. Tegenwoordig is de incidentie in West-Europa zeer laag en wordt TBC hier voornamelijk als importpathologie beschouwd.
#### 4.2.2 Wereldwijde epidemiologie
Wereldwijd blijft tuberculose een significant gezondheidsprobleem, met name in Afrika en Azië. De incidentie en mortaliteit zijn hier onverminderd hoog. Ongeveer 25% van de wereldbevolking draagt *Mycobacterium tuberculosis* in zich, wat een grote belasting vormt voor de volksgezondheid.
#### 4.2.3 Invloed van de HIV-epidemie
De HIV-epidemie heeft een zeer nadelige invloed gehad op de tuberculose-incidentie. Mensen met HIV hebben een significant verhoogd risico op het ontwikkelen van actieve tuberculose, doordat hun immuunsysteem verzwakt is.
### 4.3 Mycobacteriën en *Mycobacterium tuberculosis*
#### 4.3.1 Biologie en situering
*Mycobacterium tuberculosis* (M. tb) is de belangrijkste verwekker van tuberculose. De M. tb-complex omvat ook *M. bovis* en *M. africanum*.
* ***Mycobacterium tuberculosis***: Het reservoir is de mens, en de overdracht vindt aerogeen plaats.
* ***Mycobacterium bovis***: Het reservoir is de veestapel en soms andere dieren. De intestinale ingangspoort leidt tot intestinale en peritoneale TBC. Deze vorm is in West-Europa verdwenen door controle op de veestapel.
* ***Mycobacterium africanum***: Behoort tot dezelfde groep als *M. tuberculosis* en *M. bovis*.
* ***Bacille Calmette-Guérin (BCG)***: Een verzwakte vaccinstam, ontwikkeld uit *M. bovis*.
Daarnaast bestaan er andere mycobacteriën:
* ***Mycobacterium leprae***: De verwekker van lepra, met de mens en de negenbandgordeldier in ZW-USA als reservoir. Er zijn geen standaard kweektechnieken voor deze bacterie.
* **MOTT (Mycobacteria-other-than-TB) of NTM (Non-TB-mycobacteria)**: Zoals *M. avium, kansasii, marinum, xenopi, gordonae*. Deze zijn ubiquitair aanwezig in water en omgeving en kunnen infecties veroorzaken, vooral bij mensen met een verminderde immuniteit of longproblemen. Ze kunnen ook als 'contaminanten' in kweken voorkomen en interfereren met de immunodiagnostiek van *M. tuberculosis* (vals-positieve reacties).
#### 4.3.2 Kenmerken van de celwand
Mycobacteriën kenmerken zich door een dikke laag mycolzuren in hun celwand. Dit heeft diverse gevolgen:
* **Overleving in de natuur en besmettelijkheid**: De celwand maakt de bacterie zeer stabiel, waardoor deze langdurig infectieus blijft in uitgedroogde druppels en op vaste objecten.
* **Resistentie aan klassieke antibiotica**: De mycolzuurlaag biedt bescherming tegen veel conventionele antibiotica.
* **Diagnostiek**: De zuurvastheid van de celwand is de basis voor specifieke kleuringen zoals Ziehl-Neelsen.
* **Overleving in macrofagen**: De celwandstructuur helpt de bacterie te overleven binnen macrofagen door de fusie van fagosoomen met lysosomen te belemmeren en verzuring van vesikels te voorkomen.
### 4.4 Pathogenese van tuberculose
#### 4.4.1 Overdracht en initiële infectie
Tuberculose verspreidt zich van mens op mens, voornamelijk via aerogene overdracht van druppeltjes (aerosolen) die vrijkomen bij hoesten, niezen of spreken. Kleine deeltjes kunnen diep in de longen, tot in de alveoli, doordringen en de mucociliaire klaring ontwijken.
#### 4.4.2 Afweerreactie en rol van macrofagen
Bij inademing wordt de bacterie opgenomen door macrofagen en dendritische cellen (DC). *M. tuberculosis* manipuleert het immuunsysteem door de migratie van DC naar de lymfeknopen te vertragen, waardoor de specifieke immuniteit pas na 2-3 weken op gang komt. Gedurende deze periode vermenigvuldigt de bacterie zich binnen macrofagen.
* **Verschillende bacteriepopulaties**: Binnen de macrofaag splitst de bacterie zich op in actief delende bacteriën en 'persisters'. Persisters zijn in een 'slapende' toestand, metabool inactief en daardoor ongevoelig voor antibiotica. Zij kunnen na jaren opflakkeren wanneer de weerstand van de gastheer vermindert.
* **Celgemedieerde immuniteit**: De eliminatie van *M. tuberculosis* vereist geactiveerde macrofagen, gestimuleerd door T-helper 1 (Th1) cellen. Deze Th1-cellen produceren cytokines zoals interferon-gamma (IFN-γ) en TNF-α, en drukken CD40L uit, wat de macrofaag responsiever maakt voor IFN-γ. CD8-cellen kunnen ook bijdragen aan macrofaagactivatie. Een robuuste macrofaagactivatie is cruciaal voor het doden van de bacterie.
#### 4.4.3 Granuloomvorming
Bij onvolledige eliminatie van de bacterie ontstaan granulomen. Dit zijn structuren waarin geactiveerde macrofagen, vaak samengesmolten tot reuzencellen, centrale holtes bevatten met levende kiemen. Een perifere ring van voornamelijk CD4 T-cellen omgeeft deze kern. De vorming van tuberkels, haardjes met necrotisch weefsel, levende bacteriën en reuzencellen, is kenmerkend. Grote klinische letsels worden tuberculomen genoemd.
#### 4.4.4 Progressie en klinische manifestaties
* **Verkazing en holtevorming**: Bij verdere progressie kan verkazing optreden, waarbij het necrotische materiaal vervloeit. Als dit in contact komt met de bronchi, kunnen patiënten grote aantallen bacteriën uithoesten, wat leidt tot een hoge besmettelijkheid. De caviteiten die hierbij ontstaan, kunnen abcessen bevatten.
* **Systemische symptomen**: Hoge circulerende waarden van TNF-α (vroeger cachectine genoemd) kunnen leiden tot algemene symptomen zoals nachtzweten, ziektegevoel en vermagering (cachexie), evenals spierafbraak.
* **Extrapulmonaire TBC**: Niet-gedode bacteriën kunnen zich via de bloed- of lymfecirculatie verspreiden naar andere organen, wat kan leiden tot meningitis, nier- of pleuravormen van TBC, klier- en bot- of gewrichtsaantasting.
* **Latente TBC**: De TBC-bacterie kan jarenlang overleven in een 'slapende' (persister) toestand. Hoewel niet actief verspreidend, kunnen reactivaties optreden bij verminderde immuniteit.
### 4.5 Klinische vormen van tuberculose
Na besmetting ontwikkelt het merendeel van de mensen een immuunreactie die de symptomen vermindert, soms zelfs zonder therapie. Echter, ongeveer 10% van de geïnfecteerden zal in de loop van het leven actieve tuberculose ontwikkelen, waarvan een deel binnen twee jaar en een ander deel pas later. Verdere progressie van de ziekte met granuloomvorming en potentiële uitbreiding naar andere organen is mogelijk.
### 4.6 Diagnostiek van tuberculose
De diagnostiek van TBC omvat monstername, microscopie, kweek, moleculaire methoden en immuundiagnostiek.
#### 4.6.1 Monster-afname
Voor de diagnose van TBC is een kwalitatief hoogstaand monster cruciaal. De voorkeur gaat uit naar diep sputum dat 's ochtends na het opstaan wordt opgehoest. Maagtubages, een oudere techniek waarbij ingeslikte sputum wordt onderzocht, worden nog zelden toegepast, behalve bij kinderen die moeilijk kunnen sputum produceren. Andere mogelijke monsters zijn broncho-alveolaire lavage (BAL), aspiraten of biopten. Bij niet-respiratoire monsters (urine, CSF, pleuravocht) moet eerst de afwezigheid van andere oorzaken worden uitgesloten.
#### 4.6.2 Microscopie op zuurvaste kleuring
Microscopische kleuringen, zoals de Ziehl-Neelsen-kleuring of de auraminekleuring (fluorescerend), kunnen snel (dezelfde dag) zuurvaste staven detecteren. Dit geeft een indicatie van de besmettelijkheid van de patiënt.
* **Voordelen**: Snel, goedkoop, indicatie van besmettelijkheid.
* **Nadelen**: Gevoeligheid kan beperkt zijn bij pauci-bacillaire letsels (weinig bacteriën), waardoor een negatieve kleuring TBC niet uitsluit. De kwaliteit van het staal is hierbij zeer belangrijk.
#### 4.6.3 Detectie van TBC door kweek
Kweek van *M. tuberculosis* op vaste of vloeibare media is de gouden standaard, maar duurt lang (tot 8 weken voor een negatief resultaat).
#### 4.6.4 Non-culture detectie
Moleculaire methoden, zoals PCR, bieden een gevoeligere en specifiekere detectie dan microscopie, vooral voor smear-positieve stalen. De gevoeligheid kan echter lager zijn voor smear-negatieve stalen en extrapulmonaire TBC. Ze zijn ongeschikt voor de diagnose van latente TBC.
#### 4.6.5 Immuundiagnostiek
Er is geen betrouwbare serologische test voor TBC. Diagnostiek richt zich op het opsporen van de immuunreactie van de gastheer.
* **Mantoux-test (huidtest)**: Gebaseerd op een type IV overgevoeligheidsreactie (delayed type hypersensitivity). Er wordt tuberculine geïnjecteerd, en na 48-72 uur wordt de infiltratie rond de injectieplaats gemeten. Deze test kan vals-positieve resultaten geven bij personen die gevaccineerd zijn met BCG.
* **Interferon-gamma-release assays (IGRA)**: Deze *in vitro* assays meten de vrijlating van interferon-gamma door gesensibiliseerde lymfocyten van de patiënt na blootstelling aan specifieke *M. tuberculosis*-antigenen. Ze zijn gevoeliger en specifieker dan de Mantoux-test en worden niet beïnvloed door BCG-vaccinatie. IGRA's kunnen helpen onderscheid te maken tussen latente en actieve TBC en zijn nuttig bij patiënten die starten met immuunsuppressieve therapie. Vals-positieve reacties kunnen echter voorkomen bij infecties met bepaalde MOTT-soorten.
### 4.7 Verplichte aangifte
Tuberculose is een verplichte aangifteziekte. Artsen en laboratoria zijn verplicht dit te melden aan de provinciale gezondheidsinspectie. Samenwerking met organisaties zoals de Vereniging voor Respiratoire Gezondheidszorg en Tuberculosebestrijding (VRGT) is essentieel voor bronopsporing, surveillance bij risicogroepen en eventueel onder toezicht staande therapie.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Intracellulaire pathogenen | Micro-organismen die zich binnen de cellen van de gastheer vermenigvuldigen om te overleven en te verspreiden, wat de immuunrespons kan bemoeilijken. |
| Tuberculose | Een besmettelijke ziekte, meestal veroorzaakt door de bacterie *Mycobacterium tuberculosis*, die voornamelijk de longen aantast maar ook andere lichaamsdelen kan beïnvloeden. |
| Mycobacteriën | Een geslacht van bacteriën dat bekend staat om zijn celwand die rijk is aan mycolzuren, wat bijdraagt aan hun resistentie en speciale diagnostische methoden vereist. |
| Mycolzuren | Lange-keten vetzuren die een essentieel bestanddeel vormen van de celwand van mycobacteriën, verantwoordelijk voor hun zuurvastheid en hun weerstand tegen veel desinfectiemiddelen en antibiotica. |
| Macrofaagactivatie | Het proces waarbij macrofagen, een type immuuncel, worden gestimuleerd om pathogenen te fagocyteren en te doden, vaak geïnduceerd door cytokines zoals interferon-gamma. |
| Antistofproductie | Het proces waarbij B-cellen antistoffen (immunoglobulinen) produceren als reactie op specifieke antigenen, een cruciaal onderdeel van de humorale immuunrespons. |
| Complementfactoren | Een groep eiwitten in het bloed die deel uitmaken van het immuunsysteem en helpen bij het bestrijden van infecties door pathogenen te lyseren of te opsoniseren. |
| Granulocyten | Een type witte bloedcel dat een belangrijke rol speelt in de aangeboren immuunrespons, vooral bij het bestrijden van bacteriële en schimmelinfecties door fagocytose en de afgifte van antimicrobiële stoffen. |
| Pathogenese | De mechanismen waarmee een ziekteverwekker ziekte veroorzaakt, inclusief de interactie tussen het micro-organisme en de gastheer, en de daaruit voortvloeiende weefselschade. |
| Tuberculostatica | Medicijnen die specifiek worden gebruikt voor de behandeling van tuberculose, vaak in combinatie, om de groei van *Mycobacterium tuberculosis* te remmen of te doden. |
| Cachexie | Een syndroom dat wordt gekenmerkt door ernstig gewichtsverlies, spieratrofie en algemene zwakte, vaak geassocieerd met chronische ziekten zoals tuberculose of kanker. |
| TNF (Tumor Necrosis Factor) | Een cytokine dat een sleutelrol speelt bij ontstekingsreacties en ook is betrokken bij het veroorzaken van cachexie; het werd vroeger ook wel "cachectine" genoemd. |
| Fluimen | Sputum of opgehoest slijm uit de luchtwegen, dat kan worden geanalyseerd om de aanwezigheid van pathogenen zoals *Mycobacterium tuberculosis* te detecteren. |
| Zuurvaste staven | Een morfologische kenmerk van bepaalde bacteriën, met name mycobacteriën, die de Ziehl-Neelsen kleuring weerstaan door hun celwandstructuur, wat een belangrijk diagnostisch kenmerk is. |
| Caverne (holtebeeld) | Een holte in de longen die ontstaat door de afbraak van longweefsel, vaak geassocieerd met tuberculose en zichtbaar op röntgenfoto's. |
| Isolatiekamer (onderdruk) | Een speciaal ontworpen ziekenhuiskamer die de luchtstroom naar binnen stuurt om de verspreiding van besmettelijke agentia te voorkomen, gebruikt voor patiënten met luchtwegaandoeningen zoals tuberculose. |
| FFP2 masker | Een ademhalingsbeschermend masker dat is ontworpen om de drager te beschermen tegen het inademen van schadelijke deeltjes, waaronder aerosolen die bacteriën of virussen bevatten. |
| Preventieve behandeling (profylaxe) | Medicatie of behandeling die wordt gegeven om de ontwikkeling van een ziekte te voorkomen, vooral bij personen die aan een infectie zijn blootgesteld maar nog geen symptomen vertonen. |
| Miliaire TBC | Een ernstige, gedissemineerde vorm van tuberculose waarbij de bacteriën zich verspreiden via de bloedbaan en kleine, zaadachtige knobbeltjes (granulomen) vormen in verschillende organen. |
| Koch-bacil | Een historische benaming voor *Mycobacterium tuberculosis*, ontdekt door Robert Koch in 1882. |
| Aerogeen verspreidende aandoening | Een infectieziekte die zich verspreidt via kleine druppeltjes (aerosolen) die worden uitgeademd, zoals bij hoesten of spreken. |
| Gevoeligheid (sensitiviteit) | In diagnostiek, het vermogen van een test om ware positieven correct te identificeren; een hoge gevoeligheid betekent een laag percentage fout-negatieven. |
| Specificiteit | In diagnostiek, het vermogen van een test om ware negatieven correct te identificeren; een hoge specificiteit betekent een laag percentage fout-positieven. |
| PCR (Polymerase Chain Reaction) | Een moleculaire techniek die wordt gebruikt om specifieke DNA-sequenties exponentieel te vermenigvuldigen, waardoor kleine hoeveelheden genetisch materiaal detecteerbaar worden. |
| Serologische test | Een laboratoriumtest die de aanwezigheid van antistoffen of antigenen in het bloed meet om een infectie of immuunrespons te diagnosticeren. |
| Mantoux-test (tuberculinetest) | Een huidtest die wordt gebruikt om te screenen op een eerdere blootstelling aan *Mycobacterium tuberculosis*, gebaseerd op een vertraagde-type overgevoeligheidsreactie op tuberculine. |
| IGRA (Interferon-gamma Release Assay) | Een bloedtest die de immuunrespons op *Mycobacterium tuberculosis* meet door de afgifte van interferon-gamma door gesensibiliseerde T-cellen te detecteren. |
| Verplichte aangifte | Wettelijke vereiste om bepaalde besmettelijke ziekten, zoals tuberculose, te melden aan de volksgezondheidsautoriteiten om de verspreiding ervan te beheersen. |
| VRGT (Vereniging voor Respiratoire Gezondheidszorg en Tuberculosebestrijding) | Een Belgische vzw die zich inzet voor de bestrijding van ademhalingsziekten en tuberculose, en nauw samenwerkt met gezondheidsinspecties. |