Cover
立即免费开始 FysioPathologie_Chapter 19_ECG_2025.pptx
Summary
# Het principe van een ECG en cardiële signalen
Het principe van een ECG en cardiële signalen beschrijft hoe de elektrische activiteit van het hart gemeten en weergegeven wordt op een elektrocardiogram, en wat de verschillende componenten van deze weergave betekenen.
## 1. Het principe van een ECG en cardiële signalen
### 1.1 Het elektrocardiogram (ECG)
Een elektrocardiogram (ECG) is een niet-invasieve techniek die de elektrische activiteit van het hart registreert. Het ECG-apparaat meet de som van individuele actiepotentialen die optreden tijdens een hartslag. Deze elektrische signalen ontstaan door veranderingen in de membraanpotentiaal van de hartspiercellen.
#### 1.1.1 Veldpotentialen en de meting van elektrische activiteit
Spiercellen en neuronen hebben een membraanpotentiaal die verandert tijdens een actiepotentiaal. Deze verandering in potentiaal aan het celmembraan creëert een extracellulaire potentiaalverandering. Hoewel dit signaal op celniveau aanzienlijk is (ongeveer 100 millivolt over een afstand van 10-20 nanometer), wordt het extracellulaire signaal dat de huid bereikt sterk gedempt en gemeten in de orde van 1 tot 10 millivolt.
* **Veldpotentiaal ("Field Potential"):** Dit is de uitwendige meting van de elektrische activiteit van een groot aantal spiercellen of neuronen.
* **ECG en EMG:** Deze meten de actiepotentialen van spiercellen, met een signaalbereik van 5 mV tot 20 mV.
* **EEG:** Dit meet de actiepotentialen van neuronen, met een signaalbereik van 1 mV tot 100 mV.
Het ECG meet de elektrische activiteit van het hart in het frontale vlak, gebruikmakend van de Einthoven-driehoek. Hierbij wordt het potentiaalverschil tussen twee elektroden gemeten. Met drie elektroden worden drie afleidingen verkregen. Precordiale leads geven informatie over de dwarsdoorsnede van het hart.
#### 1.1.2 Opbouw van het hart en ECG-componenten
Het hart is opgebouwd uit drie lagen: het endocard (binnenste laag), het myocard (middelste laag) en het pericard (buitenste laag, of hartzak). Ziekten kunnen ook ingedeeld worden volgens deze regio's (bv. endocarditis, myocarditis, pericarditis).
Het ECG weerspiegelt de depolarisatie en repolarisatie van de atria en ventrikels. De signalen worden geanalyseerd aan de hand van specifieke golven en intervallen:
* **P-golf:** Vertegenwoordigt de depolarisatie van de atria.
* **QRS-complex:** Vertegenwoordigt de depolarisatie van de ventrikels. Dit is de tweede afgeleide van de Einthoven-driehoek en weerspiegelt de cardiale vector.
* **T-golf:** Vertegenwoordigt de repolarisatie van de ventrikels.
#### 1.1.3 QT-interval en de corrected QT (QTc)
Het QT-interval is een maat voor de duur van de ventrikulaire actiepotentiaal, oftewel de periode van ventrikulaire depolarisatie en repolarisatie.
* Tijdens een toename van het hartritme (bijvoorbeeld tijdens inspanning) verkort de ventrikulaire actiepotentiaal, waardoor het QT-interval korter wordt.
* Bij een vertraagd hartritme (bradycardie) is het QT-interval langer.
Omdat het QT-interval afhankelijk is van het hartritme, wordt klinisch vaak de gecorrigeerde QT-tijd (QTc) berekend, bijvoorbeeld met de Bazett-formule:
$$
\text{QTc} = \frac{QT}{\sqrt{RR}}
$$
waarbij $QT$ het gemeten QT-interval is en $RR$ de afstand tussen twee opeenvolgende R-pieken (die de hartcyclus weerspiegelt).
**Pathologische QT-verlenging** kan leiden tot het Long QT-syndroom, wat congenitaal kan zijn (door mutaties) of verworven door medicatie, of lage concentraties van calcium ($Ca^{2+}$), kalium ($K^+$), of magnesium ($Mg^{2+}$). Dit laatste kan voorkomen bij excessieve diarree, anorexia, of door neveneffecten van diuretica.
### 1.2 Pathofysiologische aritmieën
Aritmieën zijn afwijkingen in het hartritme. Verschillende mechanismen kunnen hieraan ten grondslag liggen, zoals re-entrant circuits of veranderingen in de prikkelvorming of -geleiding.
* **Bradycardie:** Een te traag hartritme.
* **Tachycardie:** Een te snel hartritme.
#### 1.2.1 Verlies van SA-node controle
Wanneer de sinusknoop (SA-knoop) zijn controle verliest, kunnen andere delen van het hart spontaan elektrische activiteit genereren, wat leidt tot abnormale ritmes.
#### 1.2.2 Monomorfe ventriculaire tachycardie
Dit is een type tachycardie waarbij er één enkel re-entrant circuit in de ventrikels aanwezig is, wat leidt tot snelle, onregelmatige hartslagen afkomstig uit de ventrikels.
#### 1.2.3 Ventriculaire fibrillatie
Dit is een ongecontroleerde en chaotische elektrische activiteit van de ventrikels. Het kan leiden tot Torsades de pointes, een levensbedreigende aritmie die onmiddellijk defibrillatie vereist.
#### 1.2.4 Atriale fibrillatie
Dit is de meest voorkomende atriale aritmie. De atria depolariseren en repolariseren op een onregelmatige en chaotische manier (fibrillatie), wat resulteert in een onregelmatig ventriculair ritme.
#### 1.2.5 AV-conductie blok
Dit type aritmie treedt op wanneer er een probleem is met de propagatie van actiepotentialen door het hart, specifiek ter hoogte van de atrioventriculaire knoop (AV-knoop). Dit kan veroorzaakt worden door verminderde gap-juncties of defecten in de werking van de natriumkanalen ($Na^+$ kanalen). Een gevolg hiervan is een toename van het PR-interval op het ECG.
* **AV-conductie blok type I:** Wordt gekenmerkt door een vertraagde actiepotentiaal propagatie ter hoogte van de AV-knoop.
* **Volledig AV-blok:** Er is geen elektrische geleiding meer van de atria naar de ventrikels, waardoor er geen ventriale depolarisatie/repolarisatie vanuit de atria plaatsvindt.
> **Tip:** Het begrijpen van de normale elektrische activiteit van het hart is cruciaal om afwijkingen (aritmieën) te kunnen herkennen. Focus op de correlatie tussen de verschillende golven en segmenten op het ECG en de onderliggende fysiologische gebeurtenissen in het hart.
> **Voorbeeld:** Een patiënt met symptomen van duizeligheid en hartkloppingen kan een atriale fibrillatie hebben. Op het ECG zal dit zich uiten in een onregelmatige RR-interval (tussen de QRS-complexen) en het ontbreken van duidelijke P-golven, wat wijst op de chaotische activiteit in de atria.
---
# Regulatie van het hartritme en de contractiliteit
Dit onderdeel beschrijft de invloed van het autonome zenuwstelsel op de regulatie van zowel het hartritme als de contractiliteit van de hartspier door middel van specifieke receptoren en signaaltransductiepaden.
### 2.1 Invloed van het autonome zenuwstelsel
Het autonome zenuwstelsel, bestaande uit het sympathische en parasympathische systeem, speelt een cruciale rol in de aanpassing van de cardiale functie aan de fysiologische behoeften van het lichaam.
#### 2.1.1 Sympathische stimulatie
Stimulatie van het sympathische zenuwstelsel leidt tot een verhoging van het hartritme en een versterking van de hartspiercontractie.
* **Verhoging van het hartritme:** Dit wordt bewerkstelligd door de activatie van $\beta_1$-adrenerge receptoren in de cardiomyocyten van de sino-atriale knoop (SA-knoop).
* **Versterking van de contractiliteit:** Stimulatie van $\beta_1$-adrenerge receptoren in alle cardiomyocyten resulteert in een sterkere spiercontractie. Dit mechanisme wordt onder andere gemedieerd door een verhoging van de intracellulaire calciumconcentratie ($[\text{Ca}^{2+}]_i$).
* **Signaaltransductie:** De binding van catecholamines (zoals epinefrine) aan de $\beta$-adrenerge receptor activeert adenylaatcyclase. Dit enzym katalyseert de omzetting van ATP naar cyclisch AMP (cAMP). cAMP fungeert als een tweede boodschapper en activeert proteïnekinasen, die vervolgens ionkanalen beïnvloeden, waaronder de $\text{HCN}$-kanalen (Hyperpolarization-activated Cyclic Nucleotide-gated channels) en de $\text{GIRK}$-kanalen (G protein-gated Inwardly-Rectifying Potassium channels). Deze activatie leidt tot een verhoogde instroom van natrium- en calciumionen en een verhoogde uitstroom van kaliumionen, wat resulteert in een snellere depolarisatie van de SA-knoop en dus een verhoging van de hartslag.
#### 2.1.2 Parasympathische stimulatie
Stimulatie van het parasympathische zenuwstelsel heeft daarentegen een vertragend effect op het hartritme.
* **Vertraging van het hartritme:** Dit wordt veroorzaakt door de activatie van muscarine-acetylcholine receptoren in de cardiomyocyten van de SA-knoop.
* **Signaaltransductie:** De binding van acetylcholine aan de muscarinereceptor (met name de $\text{M}_2$-receptor in het hart) leidt via G-proteïnen tot de activatie van kaliumkanalen (met name $\text{GIRK}$-kanalen) en de inhibitie van adenylaatcyclase. De verhoogde kaliumuitstroom hyperpolariseert de cel, waardoor de depolarisatiesnelheid van de SA-knoop afneemt en de hartslag vertraagt.
> **Tip:** Bij langdurige stress of overstimulatie van het sympathische systeem kan dit leiden tot een chronisch verhoogd hartritme.
### 2.2 Elektrofysiologische basis: Het ECG
Het Electrocardiogram (ECG) is een grafische weergave van de elektrische activiteit van het hart, die de sommatie is van de individuele actiepotentialen van de hartspiercellen. Het meet de verandering in elektrische potentiaal aan het lichaamsoppervlak, veroorzaakt door de elektrische stromen die door het hart worden gegenereerd.
#### 2.2.1 Componenten van het ECG
* **P-golf:** Vertegenwoordigt de depolarisatie van de atria.
* **QRS-complex:** Vertegenwoordigt de depolarisatie van de ventrikels.
* **T-golf:** Vertegenwoordigt de repolarisatie van de ventrikels.
* **QT-interval:** Meet de totale duur van de ventrikulaire depolarisatie en repolarisatie, en is daarmee een maat voor de duur van de ventrikulaire actiepotentiaal.
#### 2.2.2 Klinische relevantie van het QT-interval
Het QT-interval is afhankelijk van de hartslag. Bij een verhoogd hartritme verkort het QT-interval, en bij een vertraagd hartritme verlengt het. Om deze variatie te corrigeren, wordt het gecorrigeerde QT-interval (QTc) berekend, bijvoorbeeld met de formule van Bazett.
* **Long QT-syndroom:** Een pathologische verlenging van het QT-interval kan congenitaal zijn (door genetische mutaties) of verworven worden door medicatie, lage calcium-, kalium- of magnesiumconcentraties. Dit kan leiden tot levensbedreigende ventriculaire aritmieën zoals Torsades de Pointes.
### 2.3 Pathofysiologische aritmieën
Aritmieën zijn afwijkingen in het hartritme en kunnen voortkomen uit problemen met de prikkelvorming of prikkelgeleiding in het hart.
* **Bradycardie:** Een abnormaal langzaam hartritme.
* **Tachycardie:** Een abnormaal snel hartritme.
* **Monomorfe ventriculaire tachycardie:** Een snelle hartslag afkomstig uit één specifiek gebied in de ventrikels, vaak veroorzaakt door een re-entrant circuit, waarbij de SA-knoop zijn controle heeft verloren.
* **Atriale fibrillatie:** De meest voorkomende atriale aritmie, gekenmerkt door onregelmatige depolarisatie en repolarisatie van de atria, wat resulteert in een onregelmatig ventriculair ritme. Hierbij is er geen gecoördineerde atriale contractie.
* **AV-conductantie blok (AV-blok):** Problemen met de geleiding van de elektrische prikkel van de atria naar de ventrikels via de atrioventriculaire knoop (AV-knoop). Dit kan zich uiten in een vertraagde geleiding (verlenging van het PR-interval) of zelfs een volledige blokkade, waarbij de ventrikels hun eigen ritme moeten genereren.
> **Example:** Een AV-conductantie blok type I kan veroorzaakt worden door verminderde werking van gap-junctions of defecten in de natriumkanalen in de AV-knoop, wat leidt tot een vertraagde voortplanting van de actiepotentiaal en een verlengd PR-interval op het ECG.
---
# Pathofysiologische ritmestoornissen
Dit onderwerp behandelt diverse hartritmestoornissen, waarbij de oorzaken, kenmerkende ECG-patronen en klinische implicaties worden besproken.
### 3.1 Principe van een elektrocardiogram (ECG)
Een elektrocardiogram (ECG) is een grafische weergave van de elektrische activiteit van het hart. Het meet de som van de individuele actiepotentialen die zich over het hart verspreiden tijdens een hartslag. Het ECG maakt gebruik van elektroden op de huid om de elektrische potentialen op te vangen die ontstaan door de ionenstromen in de hartspiercellen. Deze extracellulaire potentialen, ook wel veldpotentialen genoemd, zijn aanzienlijk verzwakt ten opzichte van de intracellulaire membraanpotentialen, maar kunnen toch worden gemeten.
Het ECG meet de cardiale vector in het frontale vlak, gebaseerd op het principe van de Einthoven-driehoek, waarbij de elektrische activiteit wordt gemeten als het potentiaalverschil tussen twee elektroden.
De belangrijkste onderdelen van een ECG zijn:
* **P-golf:** Representeert de depolarisatie van de atria.
* **QRS-complex:** Representeert de depolarisatie van de ventrikels.
* **T-golf:** Representeert de repolarisatie van de ventrikels.
* **QT-interval:** Een maat voor de totale duur van de ventrikulaire depolarisatie en repolarisatie (de ventrikulaire actiepotentiaal).
Het QT-interval is afhankelijk van de hartslag; bij een hogere hartslag verkort het ventrikelactiepotentiaal en dus het QT-interval. Om deze variatie te corrigeren, wordt het gecorrigeerde QT-interval (QTc) berekend, bijvoorbeeld met de Bazett-formule:
$$ \text{QTc} = \frac{\text{QT}}{\sqrt{\text{RR}}} $$
waar $\text{RR}$ de afstand tussen twee opeenvolgende R-golven is, die de hartcyclusduur weergeeft.
Pathologische verlenging van het QT-interval, bekend als het Long QT-syndroom, kan aangeboren zijn of verworven worden door medicatie, elektrolytenstoornissen (lage calcium-, kalium- of magnesiumconcentraties) of andere factoren.
### 3.2 Veelvoorkomende pathofysiologische ritmestoornissen
#### 3.2.1 Bradycardie
Bradycardie is een hartritmestoornis die wordt gekenmerkt door een vertraagd hartritme. Dit kan fysiologisch optreden, bijvoorbeeld tijdens rust of slaap, maar ook pathologisch zijn.
#### 3.2.2 Tachycardie
Tachycardie is een hartritmestoornis die wordt gekenmerkt door een versneld hartritme. Dit is vaak een reactie op verhoogde sympathische activiteit, bijvoorbeeld tijdens inspanning, stress of angst.
#### 3.2.3 Monomorfe ventriculaire tachycardie
Monomorfe ventriculaire tachycardie (VT) is een snelle hartslag die ontstaat vanuit de ventrikels. Het wordt gekenmerkt door een enkel, terugkerend re-entrant circuit binnen de ventrikels, waardoor de elektrische activiteit georganiseerd is, resulterend in een relatief uniform QRS-complex op het ECG. Het verlies van controle door de sinusknoop is kenmerkend.
> **Tip:** Monomorfe VT is potentieel gevaarlijk en vereist medische aandacht.
#### 3.2.4 Atriale fibrillatie
Atriale fibrillatie (AF) is de meest voorkomende vorm van atriale aritmie. Hierbij is er sprake van ongeordende, snelle elektrische activiteit (fibrillatie) in de atria. Dit leidt tot een onregelmatige depolarisatie en repolarisatie van de atria, wat resulteert in een onregelmatig ventriculair ritme dat op het ECG wordt weerspiegeld door een onregelmatige R-R interval en het ontbreken van duidelijke P-golven.
#### 3.2.5 AV-conductieblokkades
AV-conductieblokkades betreffen een probleem met de voortgeleiding van de elektrische impuls van de atria naar de ventrikels, met name ter hoogte van de atrioventriculaire (AV) knoop.
* **Type I AV-conductieblokkade:** Gekenmerkt door een vertraagde prikkelgeleiding over de AV-knoop. Dit uit zich op het ECG als een verlengd PR-interval. De oorzaak kan liggen in verminderde werking van gap-junctions of defecten in de natriumkanalen in de AV-knoop.
* **Volledige AV-blokkade:** Hierbij wordt de elektrische impuls van de atria niet doorgeleid naar de ventrikels. Dit resulteert in een complete scheiding van atriale en ventriculaire depolarisatie/repolarisatie, met een afwezigheid van synchronisatie en potentieel gevaarlijke gevolgen voor de pompfunctie van het hart.
##### 3.2.5.1 Ventriculaire fibrillatie
Ventriculaire fibrillatie (VF) is een chaotische en ongecoördineerde elektrische activiteit in de ventrikels. Dit leidt tot een ineffectieve pompfunctie van het hart en is levensbedreigend. Een specifieke vorm van VF is Torsades de Pointes, die geassocieerd is met verlengde QT-intervallen en een karakteristiek ECG-patroon vertoont, waarbij de QRS-complexen lijken te draaien rond de iso-elektrische lijn. Defibrillatie is noodzakelijk om VF te beëindigen.
---
# ECG-intervallen en klinische relevantie
Dit onderwerp behandelt de belangrijkste ECG-intervallen, met name het QT-interval en het gecorrigeerde QT-interval (QTc), en hun klinische betekenis, met inbegrip van aandoeningen zoals het Long QT-syndroom en de invloed van medicatie of elektrolytstoornissen.
### 4.1 Het elektrocardiogram (ECG) als meetinstrument
Het ECG (elektrocardiogram) meet de som van individuele actiepotentialen die zich over het hart verspreiden tijdens een hartslag. Het principe is gebaseerd op het meten van potentiaalverschillen tussen elektroden op de huid. Deze externe meting, ook wel een veldpotentiaal genoemd, weerspiegelt de elektrische activiteit van grote groepen spiercellen en resulteert in een sterk verzwakt signaal (ongeveer 1 tot 10 millivolt) vergeleken met de intracellulaire potentiaalverschillen (ongeveer 100 millivolt). Het ECG is een tweedegraads afgeleide van de Einthoven-driehoek en weerspiegelt de depolarisatie en repolarisatie van de atria en ventrikels.
#### 4.1.1 Componenten van een ECG-golfvorm
Een typische ECG-golfvorm bestaat uit verschillende componenten die specifieke elektrische gebeurtenissen in het hart vertegenwoordigen:
* **P-golf:** Vertegenwoordigt de depolarisatie van de atria.
* **QRS-complex:** Vertegenwoordigt de depolarisatie van de ventrikels.
* **T-golf:** Vertegenwoordigt de repolarisatie van de ventrikels.
#### 4.1.2 De duur van de ventrikulaire actiepotentiaal: het QT-interval
Het QT-interval is een cruciale maat die de totale duur van de ventrikulaire actiepotentiaal weergeeft, dus de depolarisatie en repolarisatie van de ventrikels. Dit interval is inherent afhankelijk van de hartslagfrequentie:
* **Hogere hartslagfrequentie (bijvoorbeeld tijdens inspanning):** De ventrikulaire actiepotentiaal verkort, waardoor het QT-interval korter wordt.
* **Lagere hartslagfrequentie (bijvoorbeeld bij bradycardie):** Het QT-interval wordt langer.
### 4.2 Klinische relevantie van het QT-interval: het QTc-interval
Vanwege de afhankelijkheid van de hartslagfrequentie, wordt het QT-interval vaak gecorrigeerd om een meer stabiele en klinisch bruikbare maat te verkrijgen. Dit gecorrigeerde QT-interval wordt het QTc-interval genoemd. Een veelgebruikte methode om dit te berekenen is de Bazett-formule:
$$ QTc = \frac{QT}{\sqrt{RR}} $$
waarbij $QT$ de gemeten QT-tijd in seconden is en $RR$ de gemiddelde afstand tussen opeenvolgende R-toppen (die de hartcyclus lengte weergeeft) in seconden.
> **Tip:** Het correct berekenen en interpreteren van het QTc-interval is essentieel voor het diagnosticeren van bepaalde cardiale aandoeningen en het monitoren van medicatiegebruik.
#### 4.2.1 Pathologische QT-verlenging: het Long QT-syndroom
Een pathologisch verlengd QT-interval, bekend als het Long QT-syndroom (LQTS), kan ernstige klinische gevolgen hebben. Dit syndroom kan:
* **Congenitaal zijn:** Veroorzaakt door aangeboren genetische mutaties die de ionenkanalen in het hart beïnvloeden.
* **Verworven zijn:** Ontstaan door externe factoren zoals:
* **Medicatie:** Veel geneesmiddelen kunnen het QT-interval verlengen als bijwerking.
* **Elektrolytstoornissen:** Lage concentraties van calcium ($Ca^{2+}$), kalium ($K^+$) of magnesium ($Mg^{2+}$) in het bloed, bijvoorbeeld ten gevolge van overmatige diarree, anorexia of het gebruik van diuretica.
Een lang QT-interval verhoogt het risico op levensbedreigende ventriculaire aritmieën, zoals Torsades de pointes.
> **Example:** Een patiënt die een medicijn gebruikt dat bekend staat om QT-verlenging, kan een lang QTc-interval ontwikkelen. Dit vereist nauwkeurige monitoring, omdat het kan leiden tot duizeligheid, flauwvallen of zelfs plotselinge hartdood.
### 4.3 Andere klinisch relevante ECG-afwijkingen
Naast het QT-interval, zijn er andere ECG-patronen die klinisch significant zijn:
#### 4.3.1 Bradycardie en Tachycardie
Dit zijn algemene termen die verwijzen naar de hartslagfrequentie:
* **Bradycardie:** Een abnormaal trage hartslag.
* **Tachycardie:** Een abnormaal snelle hartslag.
Deze kunnen zowel fysiologisch (bijvoorbeeld tijdens slaap of inspanning) als pathologisch (door onderliggende aandoeningen) zijn.
#### 4.3.2 Ventriculaire aritmieën
* **Monomorfe ventriculaire tachycardie:** Een snelle hartslag afkomstig uit één specifieke abnormale bron in de ventrikels, vaak gerelateerd aan een re-entrant circuit.
* **Ventriculaire fibrillatie:** Ongecontroleerde, chaotische elektrische activiteit van de ventrikels, wat leidt tot ineffectieve pompfunctie en levensgevaarlijk is. Dit kan leiden tot Torsades de pointes.
#### 4.3.3 Atriale aritmieën
* **Atriale fibrillatie:** De meest voorkomende atriale aritmie, gekenmerkt door onregelmatige en snelle depolarisatie/repolarisatie van de atria. Dit resulteert vaak in een onregelmatig ventriculair ritme.
#### 4.3.4 AV-conductieblokken
* **AV-conductantie blok type I:** Een probleem met de geleiding van elektrische impulsen van de atria naar de ventrikels, met name ter hoogte van de atrioventriculaire (AV) knoop. Dit kan worden veroorzaakt door verminderde gap-junctions of defecte werking van natriumkanalen. Het meest opvallende ECG-kenmerk is een verlengd PR-interval. Een volledig AV-blok (derde graads) betekent dat er geen elektrische impuls van de atria de ventrikels bereikt.
> **Example:** Een verlengd PR-interval op een ECG suggereert een vertraagde geleiding door de AV-knoop, wat kan wijzen op een partiële AV-blok.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Elektrocardiogram (ECG) | Een medische test die de elektrische activiteit van het hart registreert door middel van elektroden op de huid. Het ECG geeft een grafische weergave van de opeenvolging van elektrische gebeurtenissen die de hartslag veroorzaken. |
| P-piek | Het deel van een ECG-golf dat de depolarisatie (elektrische activatie) van de atria (boezems) weergeeft, wat leidt tot samentrekking van de atria. |
| QRS complex | Het deel van een ECG-golf dat de snelle depolarisatie (elektrische activatie) van de ventrikels (kamers) weergeeft. Dit is verantwoordelijk voor de samentrekking van de ventrikels en het uitpompen van bloed naar het lichaam en de longen. |
| T-piek | Het deel van een ECG-golf dat de repolarisatie (elektrische herstel) van de ventrikels weergeeft, na de samentrekking. Dit is het proces waarbij de ventrikelcellen zich voorbereiden op een volgende hartslag. |
| QT interval | De duur van de elektrische activiteit in de ventrikels, gemeten vanaf het begin van de QRS-complex tot het einde van de T-golf. Het vertegenwoordigt de totale tijd die nodig is voor de depolarisatie en repolarisatie van de ventrikels. |
| QTc interval | Het gecorrigeerde QT-interval, dat rekening houdt met de hartslag. Dit is klinisch belangrijker dan het gewone QT-interval, omdat het QT-interval van nature verkort bij een snellere hartslag en verlengd bij een langzamere hartslag. |
| Bradycardie | Een hartritmestoornis gekenmerkt door een abnormaal trage hartslag, meestal gedefinieerd als minder dan 60 slagen per minuut bij volwassenen. |
| Tachycardie | Een hartritmestoornis gekenmerkt door een abnormaal snelle hartslag, meestal gedefinieerd als meer dan 100 slagen per minuut bij volwassenen in rust. |
| Monomorfe ventriculaire tachycardie | Een snelle hartslag die ontstaat in de ventrikels, waarbij alle elektrische impulsen vanuit één specifiek gebied in de ventrikels komen. Dit resulteert in een voorspelbaar patroon in het QRS-complex op het ECG. |
| Atriale fibrillatie | Een veelvoorkomende hartritmestoornis waarbij de atria (boezems) snel en ongecoördineerd samentrekken. Dit leidt tot een onregelmatig en vaak versneld hartritme dat voelbaar is als een onregelmatige pols. |
| AV-conductantie blok | Een verstoring in de elektrische geleiding tussen de atria en de ventrikels. Dit kan leiden tot vertraging of blokkade van de impuls, waardoor de ventrikels niet synchroon met de atria worden geactiveerd. |
| Actiepotentiaal | Een snelle, tijdelijke verandering in het elektrische potentiaal over het membraan van een prikkelbare cel, zoals een spiercel of een neuron. Deze verandering is essentieel voor communicatie en functie in deze cellen. |
| Depolarisatie | Het proces waarbij het membraanpotentiaal van een cel wordt verhoogd richting nul, wat een toename van de elektrische activiteit veroorzaakt. Bij hartspiercellen leidt dit tot contractie. |
| Repolarisatie | Het proces waarbij het membraanpotentiaal van een cel terugkeert naar zijn rusttoestand na depolarisatie. Dit is essentieel voor het herstel van de cel en voorbereiding op een volgende prikkel. |
| Sinusritme | Het normale hartritme dat wordt gegenereerd door de sinusknoop, de natuurlijke pacemaker van het hart. Dit ritme wordt gekenmerkt door een regelmatige hartslag en specifieke ECG-patronen. |
| Ventrikel | Een van de twee onderste kamers van het hart. De ventrikels pompen bloed naar de longen (rechterventrikel) en naar de rest van het lichaam (linkerventrikel). |
| Atrium | Een van de twee bovenste kamers van het hart. De atria ontvangen bloed dat terugkeert naar het hart; de rechteratrium ontvangt bloed uit het lichaam en de linkeratrium uit de longen. |
| Reëntrant circuit | Een abnormaal pad voor elektrische impulsgeleiding in het hart, waarbij een elektrische impuls blijft circuleren en herhaaldelijk de hartspier stimuleert, wat kan leiden tot hartritmestoornissen. |
| Long QT-syndroom | Een aangeboren of verworven aandoening die de elektrische activiteit van het hart beïnvloedt, specifiek de repolarisatie van de ventrikels. Dit kan leiden tot gevaarlijke hartritmestoornissen. |
| AV-knoop | De atrioventriculaire knoop, een belangrijk knooppunt in het geleidingssysteem van het hart dat elektrische impulsen van de atria naar de ventrikels doorgeeft. |
| PR interval | De duur van de elektrische geleiding van de atria door de AV-knoop naar de ventrikels, gemeten vanaf het begin van de P-golf tot het begin van de QRS-complex. |