Cover
立即免费开始 Lessen systematische anatomie - hoofdhals 2025 - 2026.pptx
Summary
# De schedel: structuur en compartimenten
Hier volgt een samenvatting over de schedel, haar structuur en compartimenten, opgesteld als een examenklare studiegids.
## 1. De schedel: structuur en compartimenten
De schedel vormt een complexe, beschermende structuur rond de hersenen en omvat tevens de structuren die betrokken zijn bij essentiële functies zoals ademen en slikken.
### 1.1 Indeling van de schedel
De schedel kan globaal worden onderverdeeld in twee hoofdcompartimenten:
* **Cranium cerebrale**: Dit is de 'doos' die de hersenen en de hersenvliezen beschermt. De schedelbasis, die deel uitmaakt van dit compartiment, bevat belangrijke verbindingsopeningen tussen de hersenen en de rest van het lichaam. Tevens bevindt het gehoorapparaat zich in de schedelbasis, met name in het os temporale.
* **Cranium viscerale**: Dit deel omvat de structuren van het gelaat, de oogkassen (orbitae), de neusholte (met neusbijholten) en de mondholte. De oogkassen hebben een kegelvorm met de punt naar posterieur. De neusholte opent vooraan via de nares en achteraan via de choanae in de nasofarynx. De mondholte opent posterieur in de keelholte (oropharynx) en leidt naar het strottenhoofd (larynx). Het voorgelegen deel van de keelholte, de laryngofarynx, wordt beschouwd als onderdeel van de nek.
### 1.2 Botstructuur van de schedel
De schedel is opgebouwd uit diverse platte beenderen:
* **Structuur van schedelbeenderen**: Platte schedelbeenderen bestaan typisch uit een buitenste cortex (lamina externa), een spongieuze laag (diploë) ertussen, en een binnenste cortex (lamina interna).
* **Luchthoudende beenderen**: Sommige schedelbeenderen zijn luchthoudend en bevatten paranasale sinussen (neusbijholten). Het os temporale, ook wel rotsbeen genoemd, bevat het gehoor- en evenwichtsorgaan.
* **Verbindingen**: Schedelbeenderen zijn met elkaar verbonden door suturen, wat vaste, fibreuze verbindingen zijn die doorgaans niet beweeglijk zijn. Een belangrijk beweeglijk gewricht is het temporomandibulair gewricht (kaakgewricht). Gewrichten tussen de gehoorsbeentjes zijn ook bewegelijk.
### 1.3 Belangrijke schedelbeenderen en hun kenmerken
* **Os frontale**: Vormt het voorhoofd, inclusief de arcus superciliares (wenkbrauwbogen) en de glabella (het gebied tussen de wenkbrauwbogen). Het vormt ook de bovenrand van de orbita (margo supraorbitalis).
* **Os parietale**: Twee beenderen die de zijkanten en het dak van de schedel vormen, verbonden door de sutura sagittalis.
* **Os temporale**: Bevat het gehoor- en evenwichtsorgaan en heeft uitsteeksels zoals de processus zygomaticus en de processus mastoideus.
* **Os occipitale**: Vormt het achterhoofd en bevat het foramen magnum, de grote opening waar het ruggenmerg doorheen loopt. De condylen van het os occipitale articuleren met de eerste halswervel (C1).
* **Os sphenoidale**: Een complex, vlindervormig bot in de schedelbasis, met een corpus, alae maiores en minores, en processus pterygoidei.
* **Os ethmoidale**: Speelt een rol in de vorming van de neusholte en de oogkassen.
* **Os nasale**: Vormt het dak van de neusholte en de benige neusrug.
* **Maxilla**: Vormt de bovenkaak, een groot deel van het viscerale cranium, de orbitabodem en het dak van de mondholte. Bevat het foramen infraorbitale en de processus alveolaris voor de tanden.
* **Mandibula**: De onderkaak, een beweeglijk bot dat het temporomandibulair gewricht vormt. Bevat de processus coronoideus, processus condylaris, incisura mandibulae, angulus, corpus, en het foramen mentale (voor de n. mentalis). De binnenzijde bevat het foramen mandibulae (toegang tot de n. alveolaris inferior), de lingula, tuberositas pterygoidea, linea mylohyoidea, spina mentalis en fossa digastrica.
* **Os hyoideum (tongbeen)**: Een hoefijzervormig bot in de hals, dat niet direct articuleert met andere beenderen, maar fungeert als ankerpunt voor spieren van de mondbodem, tong, larynx en farynx. Het heeft een corpus en twee paar cornua (maius en minus).
### 1.4 Belangrijke openingen en structuren in de schedelbasis
De schedelbasis bevat talrijke openingen voor de doorgang van zenuwen, bloedvaten en het ruggenmerg. Enkele belangrijke openingen zijn:
* **Foramen magnum**: Doorgang voor het ruggenmerg.
* **Foramen jugulare**: Doorgang voor de vena jugularis interna en enkele hersenzenuwen.
* **Canalis caroticus**: Doorgang voor de arteria carotis interna.
* **Foramen lacerum**: Een onregelmatige opening.
* **Foramen spinosum**: Doorgang voor de arteria meningea media.
* **Foramen ovale**: Doorgang voor de nervus trigeminus (V3).
* **Canalis opticus**: Doorgang voor de nervus opticus (II) en arteria ophthalmica.
### 1.5 Schedelcompartimenten en hun relatie tot vitale functies
De structuren van het hoofd en de nek, met name de viscerale compartimenten, spelen een cruciale rol bij vitale functies zoals ademen en slikken. De anatomie van de luchtweg (nasofarynx, orofarynx, larynx) en voedselweg (orofarynx, oesofagus) is complex en vereist gecoördineerde spieractiviteit en zenuwbezenuwing om verslikken te voorkomen. Bij pasgeborenen is er een overlappende capaciteit voor ademen en slikken door een hogere positie van de epiglottis en een lager geplaatste tong.
### 1.6 Temporomandibulair gewricht (TMG)
Het TMG is een synoviaal gewricht dat bewegingen van de mandibula mogelijk maakt voor kauwen en spreken. Het wordt gevormd door de fossa articularis van het os temporale en het caput van de mandibula, met een gewrichtsschijf (discus articularis) ertussen. Ligamenten zoals het ligamentum stylomandibulare en ligamentum sphenomandibulare spelen een rol bij het geleiden van de bewegingen.
### 1.7 Halsdriehoeken
De hals is anatomisch verdeeld in driehoeken, gevormd door spieren en botstructuren, die van belang zijn voor het lokaliseren van belangrijke anatomische structuren zoals bloedvaten en zenuwen.
### 1.8 Schedel versus Hals
De grens tussen het cerebrale cranium en de hals wordt vaak gedefinieerd door een lijn tussen de bovenrand van de orbita en de externe gehoorgang (meatus acusticus externus). De hals wordt verder gekenmerkt door de cervicale wervelzuil, de spieren van de nek, grote bloedvaten, de luchtweg en de voedselweg.
### 1.9 Casus en Klinische Relevantie
* **Giscorrectie bij examens**: Bij multiple-choice vragen met n antwoorden en n-1 foute opties, is de kans op giscorrectie 1/n-1. Dit betekent dat gokken statistisch voordelig kan zijn als men zeker is dat een optie fout is.
* **Lokale anesthesie bij de tandarts**: De lingula mandibulae is een palpabel punt aan de binnenzijde van de mandibula, waar een tandarts lokale anesthesie kan inspuiten om pijnvrij te kunnen werken aan de ondertanden.
* **Torticollis**: Kan ontstaan door geboortetrauma of myositis, en leidt tot een verstijving van de nekspieren, met name de m. sternocleidomastoideus.
### 1.10 Craniale Zenuwen
Een ezelsbruggetje voor de 12 craniale zenuwen is: "Oh Oh Oh, To Touch And Feel Very Green Velvet, AH".
1. **O**lfactorius (I)
2. **O**pticus (II)
3. **O**culomotorius (III)
4. **T**rochlearis (IV)
5. **T**rigeminus (V)
6. **A**bducens (VI)
7. **F**acialis (VII)
8. **V**estibulocochlearis (VIII)
9. **G**lossofaryngeus (IX)
10. **V**agus (X)
11. **A**ccessorius (XI)
12. **H**ypoglossus (XII)
Dit overzicht behandelt de structurele opbouw van de schedel, haar belangrijkste compartimenten en de anatomische relaties met vitale functies, wat essentieel is voor een grondig begrip van hoofd- en nekanatomie.
---
# Spieren van de hals en nek
Dit deel van de cursus behandelt de anatomie van de nekspieren, onderverdeeld in oppervlakkige, middelste en diepe lagen, inclusief hun functies, oorsprong en aanhechting, en de bezenuwing ervan via de plexus cervicalis.
### 2.1 Algemene Indeling en Fascia
De nekspieren zijn omgeven door verschillende lagen van de halsfascia:
* **Oppervlakkige laag (Lamina superficialis):** Deze laag omgeeft de oppervlakkige halsspieren.
* **Middelste laag (Lamina pretrachealis):** Deze laag omhult de middelste halsspieren.
* **Diepe laag (Lamina prevertebralis):** Deze laag omgeeft de diepe nekspieren.
### 2.2 Oppervlakkige laag van de nekspieren
Deze spieren bevinden zich direct onder de huid en zijn omgeven door de lamina superficialis van de halsfascia.
#### 2.2.1 M. platysma
* **Locatie:** Direct onderhuids, loopt craniaal vanaf de clavicula en verspreidt zich in de huid van de thorax.
* **Innervatie:** Nervus facialis (VII).
* **Functie:** Motorische innervatie; actief betrokken bij angstreacties.
#### 2.2.2 M. sternocleidomastoideus
* **Origo:** Manubrium sterni (borstbeen) en mediale einde van de clavicula (sleutelbeen).
* **Insertie:** Processus mastoideus (mastoid) en linea nuchae superior (bovenste neklijn) van de schedel.
* **Functie:**
* Bilaterale contractie: Flexie van het hoofd (voorwaarts buigen).
* Unilaterale contractie: Draaien van het hoofd en extensie van het hoofd naar de contralaterale zijde.
* **Pathologie:** Kan leiden tot "torticollis" (scheve nek) na geboortetrauma of door myositis.
* **Innervatie:** Nervus accessorius (XI) en takken van de plexus cervicalis.
#### 2.2.3 M. trapezius
* **Locatie:** Hoort ook bij de oppervlakkige laag en bevindt zich onder de lamina superficialis van de halsfascia.
* **Origo:** Protuberantia occipitalis externa (uitsteeksel achterhoofd), linea nuchae superior, ligamentum nuchae en processus spinosi van C6 tot T12.
* **Insertie:** Laterale derde van de clavicula, acromion en spina scapulae (schouderblad).
* **Functie:** Elevatie, retractie (naar mediaal) en depressie van de scapula.
* **Innervatie:** Nervus accessorius (XI) en takken van de plexus cervicalis.
### 2.3 Middelste laag van de nekspieren
Deze spieren bevinden zich onder de oppervlakkige laag en zijn omgeven door de lamina pretrachealis van de halsfascia. Deze laag bevat voornamelijk de infrahyoïdale spieren.
#### 2.3.1 M. sternohyoideus
* **Origo:** Achterzijde van de manubrium sterni en articulatio sternoclavicularis.
* **Insertie:** Os hyoideum (tongbeen).
* **Functie:** Trekt het tongbeen naar beneden, met name na de slikbeweging.
* **Innervatie:** Ansa cervicalis (afkomstig van C1-C3).
#### 2.3.2 M. omohyoideus
* **Locatie:** Bestaat uit een venter inferior en venter superior, gescheiden door een pees.
* **Origo (venter inferior):** Ligamentum transversum scapulae.
* **Verloop:** Loopt ventraal via de middelste halsfascia, vastgehecht aan de vaatbundel (vena jugularis/arteria carotis), waarna de venter superior vertrekt.
* **Insertie (venter superior):** Lateraal van de m. sternohyoideus op het os hyoideum.
* **Functie:** Trekt het tongbeen naar beneden en naar lateraal.
* **Innervatie:** Ansa cervicalis (afkomstig van C1-C3).
#### 2.3.3 M. sternothyroideus
* **Origo:** Achterzijde van de manubrium sterni, ter hoogte van de linea obliqua op het kraakbeen van de larynx.
* **Insertie:** Cartilago thyroidea (schildkraakbeen).
* **Functie:** Trekt de larynx naar beneden, na de slikbeweging.
* **Innervatie:** Ansa cervicalis (afkomstig van C1-C3).
#### 2.3.4 M. thyrohyoideus
* **Locatie:** Vertrekt van de insertie van de m. sternothyroideus op het schildkraakbeen.
* **Origo:** Cartilago thyroidea.
* **Insertie:** Os hyoideum.
* **Functie:** Trekt het tongbeen naar beneden en de larynx naar boven.
* **Innervatie:** Ansa cervicalis (afkomstig van C1-C3).
### 2.4 Diepe laag van de nekspieren
Deze spieren bevinden zich het diepst en zijn omgeven door de lamina prevertebralis van de halsfascia. Ze worden onderverdeeld in een laterale groep (scaleni spieren) en een prevertebrale groep.
#### 2.4.1 Laterale groep: Scalenusspieren
Deze spieren bevinden zich aan de zijkant van de nek.
##### 2.4.1.1 M. scalenus anterior
* **Origo:** Tuberculum anterius van de processus transversus van C3 tot C6.
* **Insertie:** Tuberculum musculi scaleni anterioris op de eerste rib. De nervus phrenicus (diafragma zenuw) loopt langs de ventrale zijde naar de thorax. De vena subclavia buigt over de eerste rib vóór deze spier, terwijl de arteria subclavia erachter loopt.
* **Functie:** Flexie en ipsilaterale rotatie van de wervelzuil; hulpademhalingsspier (tractie op rib 1).
* **Innervatie:** Takjes van de plexus cervicalis en plexus brachialis.
##### 2.4.1.2 M. scalenus medius
* **Origo:** Zijrand van de sulcus spinalis van C2 tot C7.
* **Insertie:** Op de eerste rib, achter de groeve voor de arteria subclavia.
* **Verloop:** Loopt achter de scalenus anterior en vóór de scalenus medius. De plexus brachialis loopt boven deze spier.
* **Functie:** Flexie en ipsilaterale rotatie van de wervelzuil; hulpademhalingsspier.
* **Innervatie:** Takjes van de plexus cervicalis en plexus brachialis.
##### 2.4.1.3 M. scalenus posterior
* **Origo:** Tuberculum posterius van de processus transversus van C4 tot C6.
* **Insertie:** Op de craniale rand van de tweede rib.
* **Functie:** Flexie en ipsilaterale rotatie van de wervelzuil; hulpademhalingsspier.
* **Innervatie:** Takjes van de plexus cervicalis en plexus brachialis.
#### 2.4.2 Prevertebrale spieren
Deze spieren liggen direct aan de voorzijde van de cervicale wervelkolom.
##### 2.4.2.1 M. longus colli
* **Locatie:** Bestaat uit drie bundels (onderste schuine, bovenste schuine en rechte bundel).
* **Origo:** Van T1-T3 (onderste schuine), C3-C5 (bovenste schuine) en C5-T3 (rechte bundel).
* **Insertie:** Op de processus transversus en wervellichamen van C1-C6.
* **Functie:** Flexie, laterale flexie en contralaterale rotatie van de nek.
* **Innervatie:** Plexus cervicalis.
##### 2.4.2.2 M. longus capitis
* **Locatie:** Gelegen dorsaal van de m. longus colli, loopt van de cervicale wervels naar het achterhoofd.
* **Origo:** Processus transversus van C3-C6.
* **Insertie:** Pars basilaris os occipitale (basis van het achterhoofdsbeen).
* **Functie:** Flexie van het hoofd.
* **Innervatie:** Plexus cervicalis.
##### 2.4.2.3 M. rectus capitis anterior
* **Locatie:** Dorsaal van de m. longus capitis.
* **Origo:** Basis van de processus transversus van C1 (atlas).
* **Insertie:** Pars basilaris os occipitale.
* **Functie:** Buigt het hoofd voorwaarts (knikken).
* **Innervatie:** Plexus cervicalis.
##### 2.4.2.4 M. rectus capitis lateralis
* **Locatie:** Dorsaal van de m. longus capitis en capitis anterior.
* **Origo:** Bovenzijde van de processus transversus van C1 (atlas).
* **Insertie:** Processus jugularis van het os occipitale.
* **Functie:** Buigt het hoofd zijwaarts (ipsilateraal).
* **Innervatie:** Plexus cervicalis.
#### 2.4.3 Posterior nekspieren (diepe laag)
Hoewel ook deels rugspieren, zijn de diepere nekspieren die aan de posterieure zijde van de nek liggen relevant:
* **M. splenius capitis:** Verantwoordelijk voor extensie en rotatie van het hoofd.
* **M. levator scapulae:** Verantwoordelijk voor elevatie van de scapula en inclinatie van de nek.
* **M. trapezius (pars descendens):** De bovenste vezels van de trapezius helpen ook bij extensie en rotatie van het hoofd.
### 2.5 Innervatie van de nekspieren: Plexus Cervicalis
De plexus cervicalis is een netwerk van zenuwen gevormd door de rami anteriores van de cervicale spinale zenuwen C1-C4, met input van C5. De plexus heeft zowel motorische spiertakken als sensorische huidtakken.
#### 2.5.1 Spiertakken
* **Nervus phrenicus:** Ontspringt uit C3-C5 en bezenuwt het diafragma, essentieel voor ademhaling. De zenuw loopt langs de laterale zijde van de m. scalenus anterior.
* **Ansa cervicalis:** Een lus gevormd door input van C1 (radix superior) en C2-C3 (radix inferior). Deze bezenuwt de infrahyoïdale spieren (m. sternohyoideus, m. omohyoideus, m. sternothyroideus) en de m. thyrohyoideus.
* **Directe takken van C2-C4:** Deze takken bezenuwen de prevertebrale spieren (m. longus capitis, m. longus colli) en de scalenusspieren.
* **Takken voor de suboccipitale spieren:** Dorsale tak van C1 (nervus suboccipitalis) bezenuwt spieren in de suboccipitale driehoek (m. rectus capitis anterior en lateralis).
#### 2.5.2 Huidtakken (Rami Cutanei)
De huidtakken van de plexus cervicalis verzorgen de sensorische bezenuwing van de huid van de nek en hoofdhuid. Ze ontspringen rond de achterrand van de m. sternocleidomastoideus.
* **Nervus occipitalis minor (C2):** Bezenuwt de huid en de scalp achter het oor.
* **Nervus auricularis magnus (C2-C3):** Bezenuwt de huid van de oorschelp, de huid over de glandula parotidea en de processus mastoideus.
* **Nervus transversus colli (C2-C3):** Loopt mediaal naar voren om de huid van de voorzijde van de nek te bezenuwen.
* **Nervi supraclaviculares (C3-C4):** Bezenuwen de huid boven het sleutelbeen.
### 2.6 Relatie met de Schedel en Os Hyoidum
* **Schedel:** De nekspieren hechten aan diverse delen van de schedel, waaronder de processus mastoideus, de linea nuchae en de pars basilaris van het os occipitale. Deze aanhechtingen zijn cruciaal voor de beweging en stabiliteit van het hoofd.
* **Os hyoidum (Tongbeen):** Dit hoefijzervormige bot, gelegen onder de mandibula en boven de larynx, dient als ankerpunt voor vele nekspieren. De suprahyoïdale spieren verbinden het met de mondbodem en mandibula, terwijl de infrahyoïdale spieren het verbinden met de larynx en het sternum. Het tongbeen speelt een vitale rol bij slikken en spreken.
> **Tip:** Begrijp de drie hoofdlagen van de nekspieren en de specifieke spieren binnen elke laag. Concentreer u op de oorsprong, aanhechting en belangrijkste functies, evenals de bezenuwing door de plexus cervicalis en de craniale zenuwen. Schematische tekeningen van de halsdriehoeken kunnen helpen bij het visualiseren van de anatomie.
> **Voorbeeld:** De m. sternocleidomastoideus is essentieel voor het draaien van het hoofd. Als deze spier aan de rechterkant verkort of spasmeert, zal het hoofd naar links draaien en het gezicht naar rechts keren, wat een veelvoorkomende oorzaak is van torticollis.
---
# Bezenuwing van de hals en het hoofd
Dit onderdeel behandelt de bezenuwing van de nekregio, met de focus op de plexus cervicalis en de huidtakken, evenals de relevante craniale zenuwen.
## 3.1 De plexus cervicalis
De plexus cervicalis is een netwerk van zenuwen gevormd door de anteriore rami van de spinale zenuwen C1-C4, met enige input van C5. Deze zenuwen innervveren voornamelijk de nekspieren en de huid van de nek en het hoofd.
### 3.1.1 Spier- en huidtakken van de plexus cervicalis
De plexus cervicalis genereert zowel spiertakken (rr. anteriores) die de spieren van de nek innerveren, als huidtakken (rr. posteriores) die de huid van de hals en het hoofd bezenuwen.
#### 3.1.1.1 Spier takken
* **N. phrenicus**: Ontstaat uit C3, C4 en C5 en loopt langs de laterale zijde van de scalenus anterior spier naar de thorax om het diafragma te innerveren. Dit is cruciaal voor ademhalingsbewegingen. De vena subclavia buigt over de eerste rib vóór de scalenus anterior, terwijl de arteria subclavia erachter loopt.
* **Ansa cervicalis**: Vormt de bezenuwing voor de infrahyoïdale spieren. De radix superior wordt gevormd door C1, de radix inferior door C2-C3. Deze takken innerveren onder andere de m. sternohyoideus, m. sternothyroideus en m. thyrohyoideus (alle betrokken bij het naar beneden trekken van het hyoid en de larynx).
* **Andere takken**: Takken van C2-C3-C4 innerveren de m. longus capitis en m. longus colli (prevertebrale spieren). C3-C4 geven takken af aan de scalenusspieren en de m. levator scapulae. De m. trapezius ontvangt motorische innervatie via een dorsale tak van C1 en sensorische innervatie van C3 en C4.
#### 3.1.1.2 Huidtakken
De huidtakken van de plexus cervicalis ontspringen aan de achterrand van de m. sternocleidomastoideus.
* **N. occipitalis minor**: Ontstaat uit C2 en innerveert de huid en de scalp achter het oor.
* **N. auricularis magnus**: Ontstaat uit C2-C3 en innerveert de huid van de oorschelp, de huid over de parotisklier en de huid over de processus mastoideus.
* **N. transversus colli**: Ontstaat uit C2-C3 en loopt naar mediaal anterior om de huid van de voorzijde van de hals te bezenuwen.
* **Nn. supraclaviculares**: Ontstaan uit C3-C4 en innerveren de huid boven het sleutelbeen.
#### 3.1.1.3 Dorsale takken van de cervicale zenuwen
De dorsale takken van de cervicale zenuwen verzorgen de sensorische innervatie van de huid van de nek en het achterhoofd.
* **N. suboccipitalis**: Ontstaat uit de dorsale tak van C1 en innerveert de kleine spiertjes in de suboccipitale driehoek, zoals de m. rectus capitis anterior en lateralis.
* **N. occipitalis major**: Ontstaat uit de dorsale tak van C2. Deze zenuw loopt door de m. semispinalis capitis en m. trapezius om een groot deel van de huid van het achterhoofd te bezenuwen.
* **N. occipitalis tertius**: Ontstaat uit de dorsale tak van C3. Deze zenuw loopt eveneens door de m. semispinalis capitis en m. trapezius om de huid onder het achterhoofd te bezenuwen.
## 3.2 Craniale zenuwen relevant voor de hals en het hoofd
Naast de plexus cervicalis spelen de craniale zenuwen een belangrijke rol in de bezenuwing van de hals en het hoofd.
### 3.2.1 N. facialis (CN VII)
De nervus facialis verzorgt de motorische bezenuwing van de mimische spieren van het gelaat. Het platysma, een oppervlakkige halsspier, wordt ook motorisch door de n. facialis bezenuwd. Deze spier is actief tijdens angstreacties.
### 3.2.2 N. trigeminus (CN V)
De nervus trigeminus is een gemengde zenuw die drie belangrijke takken heeft: de nervus ophthalmicus (V1), de nervus maxillaris (V2) en de nervus mandibularis (V3). De ramus mylohyoideus van de nervus mandibularis (V3) innerveert de m. mylohyoideus, een spier van de mondbodem.
### 3.2.3 N. hypoglossus (CN XII)
Hoewel de nervus hypoglossus primair de tong innerveert, speelt deze ook een rol via de ansa cervicalis (met input van C1) in de bezenuwing van de suprahyoïdale spieren, zoals de m. geniohyoideus.
### 3.2.4 N. accessorius (CN XI)
De nervus accessorius verzorgt de motorische innervatie van de m. sternocleidomastoideus en de m. trapezius, beide belangrijke spieren van de nek en schouderregio.
## 3.3 Spieren van de hals en nek en hun bezenuwing
De spieren van de hals en nek kunnen worden onderverdeeld in oppervlakkige, middelste en diepe lagen, elk met specifieke bezenuwing.
### 3.3.1 Oppervlakkige laag
* **M. platysma**: Direct onder de huid gelegen, bezenuwd door n. facialis (CN VII).
* **M. sternocleidomastoideus**: Bezenuwd door n. accessorius (CN XI) en takken van de plexus cervicalis. Belangrijk voor hoofdbewegingen.
* **M. trapezius**: Bezenuwd door n. accessorius (CN XI) en dorsale takken van de cervicale zenuwen (vooral C3-C4 voor sensoriek en motoriek).
### 3.3.2 Middelste laag
Deze laag omvat de infrahyoïdale spieren:
* **M. sternohyoideus**: Bezenuwd door de ansa cervicalis (via CN XII en C1).
* **M. omohyoideus**: Bezenuwd door de ansa cervicalis (via CN XII en C1).
* **M. sternothyroideus**: Bezenuwd door de ansa cervicalis (via CN XII en C1).
* **M. thyrohyoideus**: Bezenuwd door de ansa cervicalis (via CN XII en C1).
### 3.3.3 Diepe laag
De diepe laag omvat de prevertebrale en scalenusspieren:
* **Prevertebrale spieren**:
* **M. longus colli**: Bezenuwd door takken van de plexus cervicalis (C1-C5).
* **M. longus capitis**: Bezenuwd door takken van de plexus cervicalis (C1-C5).
* **M. rectus capitis anterior**: Bezenuwd door takken van de plexus cervicalis (C1-C2).
* **M. rectus capitis lateralis**: Bezenuwd door takken van de plexus cervicalis (C1-C2).
* **Scalenusspieren (laterale groep)**: Bezenuwd door takjes van de plexus cervicalis en de plexus brachialis.
* **M. scalenus anterior**: De n. phrenicus loopt over dit spier aan.
* **M. scalenus medius**:
* **M. scalenus posterior**:
* **Posterior nekspieren (diepe laag)**:
* **M. splenius capitis**: Bezenuwd door dorsale takken van cervicale zenuwen.
* **M. levator scapulae**: Bezenuwd door takken van de plexus cervicalis (C3-C4) en de dorsale scapulaire zenuw.
## 3.4 Spieren van het hoofd en gelaat met relevante bezenuwing
Hoewel het hoofd en gelaat in dit document slechts kort worden aangestipt in relatie tot de nek, zijn de volgende spiergroepen en hun bezenuwing van belang:
* **Cervico-occipitale spieren**: Verwijzen naar diepere nekspieren die de schedel ondersteunen.
* **Suprahyoïdale spieren**: Deze spiergroep, gelegen boven het tongbeen, omvat onder andere de m. stylohyoideus (bezenuwd door n. facialis - CN VII), m. mylohyoideus (bezenuwd door n. trigeminus - CN V3), m. geniohyoideus (bezenuwd door ansa cervicalis/CN XII) en de venters van de m. digastricus (venter posterior door n. facialis - CN VII; venter anterior door n. trigeminus - CN V3).
* **Mimische spieren**: Deze spieren, verantwoordelijk voor gelaatsuitdrukkingen, worden motorisch bezenuwd door de n. facialis (CN VII).
> **Tip:** Leer de verschillende lagen van de halsspieren en hun specifieke bezenuwing uit het hoofd. De relatie tussen de zenuwen, de spieren die ze bezenuwen en hun functie is essentieel voor het begrijpen van hoofdanatomie.
> **Tip:** Onthoud de terminologie voor de verschillende takken van de plexus cervicalis (bijv. n. auricularis magnus, n. transversus colli) en hun oorsprong (bijv. C2-C3). De huidtakken zijn belangrijk voor het begrijpen van sensorische gebieden.
---
# De os hyoideum en gerelateerde structuren
Hier is een gedetailleerde studiehandleiding voor "Het os hyoideum en gerelateerde structuren".
## 4. Het os hyoideum en gerelateerde structuren
Dit hoofdstuk behandelt het tongbeen, zijn anatomie, en de spieren en ligamenten die eraan verbonden zijn, wat essentieel is voor slikken en spraak.
### 4.1 Anatomie van het os hyoideum
Het os hyoideum, ook wel het tongbeen genoemd, is een U-vormig bot dat zich aan de basis van de tong bevindt, superior aan de larynx en de nekwervers. Het is uniek omdat het het enige bot in het menselijk lichaam is dat niet direct articuleert met een ander bot. In plaats daarvan wordt het ondersteund door spieren en ligamenten, wat cruciaal is voor zijn functie bij slikken en spraak.
Het os hyoideum bestaat uit de volgende delen:
* **Corpus (lichaam):** Dit is het centrale, horizontale gedeelte van het bot.
* **Cornua maiora (grote hoorns):** Twee naar achteren gerichte uitsteeksels die posterolateraal van het corpus lopen.
* **Cornua minora (kleine hoorns):** Twee kleinere, meer naar boven en achter gerichte uitsteeksels, aan weerszijden van het corpus, aan de basis van de cornua maiora.
Het os hyoideum wordt omgeven door een fascie die het isoleert en als aanhechtingspunt dient voor diverse spieren.
### 4.2 Spieren en ligamenten verbonden met het os hyoideum
Het os hyoideum fungeert als een ankerpunt voor verschillende spiergroepen die essentieel zijn voor slikken, kauwen, spreken en hoofdbewegingen. Deze spieren worden traditioneel ingedeeld op basis van hun locatie ten opzichte van het hyoid en hun functie.
#### 4.2.1 Suprahyoïdale spieren
Deze spieren bevinden zich superior aan het os hyoideum en trekken het bot naar boven en naar voren. Ze spelen een cruciale rol bij het heffen van het hyoid tijdens de initiële fase van slikken en bij het openen van de mond.
* **M. digastricus (venter anterior):** De voorste buik van de m. digastricus hecht aan de mandibula (fossa digastrica) en loopt naar een tussenpees die verbonden is met het os hyoideum. Bezenuwd door de n. V3 (nervus mandibularis).
* **M. mylohyoideus:** Vormt de bodem van de mondholte. Hecht aan de linea mylohyoidea van de mandibula en loopt mediaal naar de raphe mylohyoidea en het os hyoideum. Bezenuwd door de n. V3 (nervus mandibularis).
* **M. geniohyoideus:** Ontspringt van de spinae mentales van de mandibula en hecht aan het os hyoideum. Bezenuwd door de ansa cervicalis (afkomstig van n. XII en C1).
* **M. stylohyoideus:** Ontspringt van de processus styloideus van het os temporale en hecht aan het os hyoideum, vaak rondom de pees van de m. digastricus. Bezenuwd door de n. VII (nervus facialis).
#### 4.2.2 Infrahyoïdale spieren
Deze spieren bevinden zich inferior aan het os hyoideum en trekken het bot naar beneden. Ze helpen bij het stabiliseren van het hyoid tijdens slikken en bij het naar beneden trekken van de larynx na de slikbeweging. Ze worden omgeven door de middelste halsfascia (lamina pretrachealis).
* **M. sternohyoidus:** Ontspringt van het manubrium sterni en de articulatio sternoclavicularis, en hecht aan het os hyoideum. Bezenuwd door de ansa cervicalis.
* **M. sternothyroideus:** Ontspringt van het manubrium sterni en hecht aan de linea obliqua van het kraakbeen van de larynx (thyroïd). Bezenuwd door de ansa cervicalis.
* **M. thyrohyoideus:** Een continuatie van de m. sternothyroideus, die vanuit de larynx (linea obliqua) naar het os hyoideum loopt. Bezenuwd door de ansa cervicalis.
* **M. omohyoideus:** Heeft twee buiken: de venter inferior ontspringt van het ligamentum transversum scapulae en de venter superior loopt van de tussenpees naar het os hyoideum, lateraal van de m. sternohyoidus. Bezenuwd door de ansa cervicalis.
#### 4.2.3 Andere gerelateerde spieren
* **Constrictor pharyngis medius:** Deze middelste faryngeale constrictor-spier hecht posterior aan het os hyoideum.
* **M. hyoglossus:** Deze tongspier hecht aan het os hyoideum en speelt een rol bij tongbewegingen.
#### 4.2.4 Ligamenten
* **Ligamentum thyrohyoideum:** Een ligament dat het os hyoideum verbindt met het thyroïd-kraakbeen van de larynx.
### 4.3 Functie van het os hyoideum en gerelateerde structuren
Het os hyoideum en de bijbehorende spieren zijn cruciaal voor vitale functies:
* **Slikken (deglutitie):** Tijdens het slikken wordt de bolus voedsel naar de farynx bewogen. De suprahyoïdale spieren heffen het os hyoideum en de larynx, waardoor de epiglottis de larynx bedekt om aspiratie (voedsel in de luchtweg) te voorkomen. De infrahyoïdale spieren helpen vervolgens bij het naar beneden trekken van het hyoid en de larynx naar hun rustpositie.
* **Spraak:** De beweging van het os hyoideum en de larynx, gestuurd door de halsspieren, is essentieel voor de articulatie van geluid en de modulatie van de stem.
* **Ademhaling:** Hoewel niet direct de primaire functie, kunnen de halsspieren, inclusief de scalenusspieren, als hulpademhalingsspieren fungeren door de ribbenkast te verheffen.
* **Hoofdbewegingen:** Sommige supra- en infrahyoïdale spieren, samen met de nekspieren, dragen bij aan de stabiliteit en beweging van het hoofd.
### 4.4 Anatomie van de nekspieren
De nekspieren worden doorgaans ingedeeld in oppervlakkige, middelste en diepe lagen, omgeven door cervicale fascia.
#### 4.4.1 Oppervlakkige laag
Deze laag bevat voornamelijk de m. platysma en de m. sternocleidomastoideus, die beide een rol spelen bij bewegingen van het hoofd en de nek, en bij gezichtsuitdrukkingen.
* **M. platysma:** Een dunne huidspier die loopt van de huid van de thorax tot de mandibula en de huid van het gezicht. Het wordt geïnnerveerd door de n. facialis (CN VII) en is actief bij angstreacties.
* **M. sternocleidomastoideus:** Een krachtige spier die ontspringt van het sternum en de clavicula en insertie heeft op de processus mastoideus en de linea nuchae van de schedel. Het wordt geïnnerveerd door de n. accessorius (CN XI) en de plexus cervicalis. Bilaterale contractie buigt het hoofd, unilaterale contractie draait het hoofd contralateraal en buigt het ipsilateraal.
* **M. trapezius:** Hoewel het ook tot de rugspieren behoort, overlapt het de nek en is het omgeven door de oppervlakkige halsfascia. Het speelt een rol bij de beweging van de scapula en de nek. Geïnnerveerd door de n. accessorius (CN XI).
#### 4.4.2 Middelste laag
Deze laag omvat voornamelijk de infrahyoïdale spieren die direct aan het os hyoideum en de larynx verbonden zijn. Ze worden omgeven door de middelste halsfascia (lamina pretrachealis).
* **M. sternohyoidus**
* **M. sternothyroideus**
* **M. thyrohyoideus**
* **M. omohyoideus**
Deze spieren worden grotendeels geïnnerveerd door de ansa cervicalis (een deel van de cervicale plexus, met input van n. XII en spinale zenuwen C1-C3).
#### 4.4.3 Diepe laag
Deze laag bevat de scalenusspieren (laterale groep) en de prevertebrale spieren (anterieure groep). Ze worden omgeven door de diepe halsfascia (lamina prevertebralis).
* **Scalenusspieren:**
* **M. scalenus anterior:** Ontspringt van de processus transversi van C3-C6 en insertie op de eerste rib. De n. phrenicus (die het diafragma innerveert) loopt over de voorzijde van deze spier.
* **M. scalenus medius:** Ontspringt van de processus transversi van C2-C7 en insertie op de eerste rib.
* **M. scalenus posterior:** Ontspringt van de processus transversi van C4-C6 en insertie op de tweede rib.
Deze spieren helpen bij flexie en rotatie van de wervelzuil en functioneren als hulpademhalingsspieren. Ze worden geïnnerveerd door takken van de plexus cervicalis en de plexus brachialis. De arteria subclavia loopt achter de m. scalenus anterior en de vena subclavia voor de m. scalenus anterior op de eerste rib. De plexus brachialis loopt achter de m. scalenus anterior en tussen de scalenus anterior en medius.
* **Prevertebrale spieren:**
* **M. longus colli:** Een set spieren die de nek ondersteunen door van wervel naar wervel te lopen.
* **M. longus capitis:** Loopt van de processus transversi van de cervicale wervels naar de schedelbasis (os occipitale).
* **M. rectus capitis anterior:** Dorsaal van de m. longus capitis, verbindt de atlas (C1) met de schedelbasis.
* **M. rectus capitis lateralis:** Verbindt de atlas (C1) met de processus jugularis van het os occipitale.
Deze spieren worden geïnnerveerd door de plexus cervicalis en zijn primair verantwoordelijk voor het buigen van de nek en het stabiliseren van de cervicale wervelzuil.
### 4.5 Bezenuwing van de nek
De nekspieren worden bezenuwd door een combinatie van de cervicale plexus en de n. accessorius.
#### 4.5.1 Plexus cervicalis
Deze plexus wordt gevormd door de rami anteriores van de spinale zenuwen C1-C4, met enige input van C5. Hij levert zowel motorische als sensorische bezenuwing aan de nek.
* **Motorische takken:**
* **N. phrenicus:** Ontspringt uit C3-C5 en innerveert het diafragma, wat cruciaal is voor ademhaling.
* **Ansa cervicalis:** Ontstaat uit C1-C3 en innerveert de infrahyoïdale spieren (m. sternohyoidus, m. sternothyroideus, m. thyrohyoideus, m. omohyoideus).
* Takken naar de prevertebrale spieren (m. longus colli, m. longus capitis) en scalenusspieren.
* De n. suboccipitalis (dorsale tak van C1) innerveert de kleine spieren aan de basis van de schedel.
* **Huidtakken (rami anteriores):**
* **N. occipitalis minor:** Innerveert de huid en het achterste deel van de hoofdhuid.
* **N. auricularis magnus:** Innerveert de huid van de oorschelp en het gebied over de processus mastoideus.
* **N. transversus colli:** Innerveert de huid van de anterieure en laterale nek.
* **Nn. supraclaviculares:** Innerveren de huid boven de clavicula.
#### 4.5.2 Nervus accessorius (CN XI)
Innerveert motorisch de m. sternocleidomastoideus en de m. trapezius.
### 4.6 Spieren van het hoofd en gelaat
Hoewel dit hoofdstuk zich primair richt op het os hyoideum en de nekspieren, zijn er ook spieren van het hoofd en gelaat die indirect gerelateerd zijn, met name de kauwspieren en de mimische spieren die de mondbewegingen beïnvloeden.
* **Kauwspieren:** Zoals de m. temporalis en m. masseter, die de mandibula bewegen.
* **Mimische spieren:** Zoals de m. orbicularis oris rond de mond, die betrokken is bij spraak en slikken. Deze worden geïnnerveerd door de n. facialis (CN VII).
> **Tip:** Het is essentieel om de anatomische relaties tussen het os hyoideum, de larynx en de farynx te begrijpen, aangezien deze structuren nauw samenwerken tijdens slikken en spreken. Een verstoring in de functie van het os hyoideum kan aanzienlijke gevolgen hebben voor deze functies.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Articulatio temporomandibularis | Dit is het kaakgewricht, dat de mandibula (onderkaak) verbindt met de schedel, specifiek met het os temporale. Het maakt bewegingen mogelijk zoals kauwen, praten en gapen. |
| Os hyoideum | Een U-vormig bot in de nek, gelegen tussen de onderkaak en het strottenhoofd. Het vormt een ankerpunt voor verschillende spieren en is cruciaal voor slik- en spraakfuncties, maar articuleert niet direct met enig ander bot. |
| Cranium cerebrale | Het gedeelte van de schedel dat de hersenen en hersenvliezen omvat en beschermt. Het bestaat uit de grote, gewelfde botten van de bovenkant en zijkanten van het hoofd. |
| Cranium viscerale | Het gedeelte van de schedel dat de aangezichtsstructuren omvat, zoals de oogkassen (orbitae), neusholte en mondholte. Dit deel is essentieel voor zintuiglijke functies en de inname van voedsel en lucht. |
| Plexus cervicalis | Een netwerk van zenuwwortels in de nek, gevormd door de ventrale takken van de spinale zenuwen C1 tot C4. Deze plexus bezenuwt de huid van de nek en het hoofd, evenals de dieper gelegen spieren. |
| Suturen | De vezelige verbindingen die de verschillende botten van de schedel bij volwassenen stevig aan elkaar hechten. Deze naadachtige verbindingen zorgen voor stabiliteit, maar beperken de beweging tussen de schedelbeenderen. |
| Foramen magnum | Een grote opening aan de onderkant van het os occipitale (achterhoofdsbeen) waar het ruggenmerg overgaat in de hersenstam (medulla oblongata). Het is een vitale doorgang voor het centrale zenuwstelsel. |
| Arcus zygomaticus | De jukbeenboog, gevormd door de verbinding van het processus zygomaticus van het os temporale en het processus temporalis van het os zygomaticum. Deze boog ondersteunt het jukbeen en vormt de basis voor een deel van de oogkas. |
| Sutura sagittalis | Een naad die de twee os parietale (wandbeenderen) aan de bovenkant van de schedel met elkaar verbindt. Deze suture loopt van de fronteale naar de occipitale zijde van het hoofd. |
| Sutura lambdoidea | De suture die het os occipitale (achterhoofdsbeen) scheidt van de twee os parietale (wandbeenderen). De vorm van deze suture, die lijkt op de Griekse letter lambda (λ), geeft de naam aan de verbinding. |
| Os temporale | Het slaapbeen, een paar botten aan weerszijden van de schedelbasis, dat belangrijke structuren bevat zoals het gehoororgaan (cochlea) en het evenwichtsorgaan (halfcirkelvormige kanalen). |
| Os sphenoidale | Een complex, vlindervormig bot in het midden van de schedelbasis, dat deel uitmaakt van zowel de cerebrale als de viscerale schedel. Het heeft diverse uitsteeksels en openingen voor craniale zenuwen en bloedvaten. |
| Ansa cervicalis | Een lus van zenuwen die gevormd wordt door de eerste drie cervicale zenuwen (C1-C3). Deze lus bezenuwt de infrahyoïdale spieren, die een rol spelen bij slikken en het naar beneden trekken van het tongbeen en strottenhoofd. |
| Fascia cervicalis | Het bindweefsel dat de structuren in de nek omhult en scheidt. Het bestaat uit verschillende lagen: lamina superficialis, lamina pretrachealis en lamina prevertebralis, die elk specifieke spiergroepen en organen omsluiten. |
| Torticollis | Een aandoening die wordt gekenmerkt door een stijve of scheve nek, vaak veroorzaakt door spierspasmen of verkorting van de nekspieren, met name de sternocleidomastoideus. Dit kan postnataal optreden of door letsel. |
| Foramen infraorbitale | Een opening in de maxilla (bovenkaak) net onder de oogkas. Hierdoor passeren de nervus infraorbitalis en bijbehorende bloedvaten, die de huid van de wang, de neusvleugel en de bovenlip bezenuwen. |
| Processus alveolaris | Het deel van de maxilla en mandibula dat de tandwortels bevat. Dit botachtige uitsteeksel vormt de kaakrand waarin de tanden zijn ingebed. |
| M. platysma | Een brede, dunne spier die zich uitstrekt over de nek en borst tot aan de onderkaak en mondhoek. Het wordt geïnnerveerd door de nervus facialis en speelt een rol bij uitdrukkingen van angst. |
| M. sternocleidomastoideus | Een grote, dubbele nekspier die de kop kan buigen, draaien en strekken. De origo ligt op het borstbeen (sternum) en het sleutelbeen (clavicula), en de insertie op het mastoïdoïde uitsteeksel van het os temporale. |
| M. trapezius | Een grote, ruitvormige spier die de bovenrug en nek bedekt. Het is verantwoordelijk voor de beweging van het schouderblad en de nek, en wordt geïnnerveerd door de nervus accessorius. |
| M. scalenus anterior | Een van de scalenusspieren in de laterale nekregio. Deze spier buigt en roteert de wervelkolom en is een hulpademhalingsspier. De nervus phrenicus loopt over het voorvlak van deze spier. |
| M. longus colli | Een diepe nekspier aan de voorzijde van de cervicale wervelkolom. Deze spier helpt bij het buigen en stabiliseren van de nek en wordt geïnnerveerd door takken van de plexus cervicalis. |
| M. longus capitis | Een diepe nekspier aan de voorzijde van de cervicale wervelkolom, die de nek naar voren buigt. De origo ligt op de processus transversi van de cervicale wervels, en de insertie op het os occipitale. |