Cover
立即免费开始 Lesnota's GePuPo.pdf
Summary
## Studiehandleiding Rechtsgeschiedenis en Publiekrecht
Dit document biedt een diepgaande analyse van de historische ontwikkeling van recht en politiek, met een specifieke focus op de evolutie van publiekrecht, staatsvorming en de rechtsstaat, evenals de invloed van Europese integratie.
### Hoofdstuk I: Inleiding
#### 1. De historische benadering van het recht
De historische benadering van het recht, ook wel rechtsgeschiedenis genoemd, is een **metajuridische benadering**. Dit betekent dat het recht wordt bekeken vanuit een ander wetenschappelijk perspectief, zoals de geschiedenis zelf. Deze benadering biedt een "helikopterview" en stelt vragen over *waarom* het recht is zoals het is, *waarom* het vroeger anders was, en hoe het is geëvolueerd. Het richt zich niet enkel op het **positieve recht** (de geldende regels), maar op de **interactie** van recht met macht, politiek, techniek, religie en het klimaat. Dit maakt de benadering beschouwend, contextualiserend en kritisch. Rechtsgeschiedenis kan worden gezien als de wetenschap van de geschiedenis toegepast op het recht, of de wetenschap van het recht toegepast op de geschiedenis, wat een **interdisciplinaire** aanpak impliceert [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 2. Wisselwerking recht(swetenschap) – geschiedenis(wetenschap)
De geschiedenis "dient" het recht op verschillende manieren:
* **Heuristiek**: Kennis en kunde van het zoeken en vinden van juridische bronnen en het toepassen van normen door de tijd heen. Dit is essentieel voor het begrijpen van wetshistoriek, de non-retroactiviteit van wetten en overgangsbepalingen [2](#page=2) [3](#page=3).
* Het principe van *tempus regit actum* stelt dat de wet van kracht op het moment van de handeling geldt [3](#page=3).
* Dit principe kent een **analogie**: *tempus regit forman acti*, wat betekent dat de vorm van een testament geldig blijft volgens de wet op het moment van opstelling, zelfs na een nieuwe erfwet [3](#page=3).
* **Geconsolideerde wetgeving** vat wijzigingen samen in één wettekst, terwijl **gecoördineerde wetgeving** enkel formeel geordend is zonder inhoudelijke wijzigingen. Een **concordantië tabel** helpt bij het omzetten van oude naar nieuwe artikelnummers [3](#page=3).
* **Historische interpretatie**: Het correct en evolutief begrijpen van normen door de ontstaansgeschiedenis van een wet te bestuderen (*ratio legis*). Dit is cruciaal voor een evolutieve interpretatie van wetten, waarbij rekening wordt gehouden met veranderende maatschappelijke contexten [3](#page=3).
* **Voorbereidende documenten van de wet**: Wetsontwerpen (van de regering) en wetsvoorstellen (van individuele parlementsleden) doorlopen processen met memori van toelichting, advies van de Raad van State, parlementaire besprekingen, amendementen en goedkeuring in Kamer(s). Het verschil tussen **monocamerale** (één kamer) en **bicamerale** (twee kamers) wetgevende machten is hierbij relevant [3](#page=3).
* **Constitutionalisme**: Geschiedenis levert de inhoud aan voor grondwetten. Oude rechten en vrijheden worden vaak opgenomen in nieuwe grondwetten, zoals zichtbaar is in de verklaringen van onafhankelijkheid. Het **Plakkaat van Verlatinghe** is hier een voorbeeld van [1581](#page=1581) [4](#page=4).
* **De historicus als expert**: Historische expertise is nodig in juridische zaken, zoals processen over negationisme, koloniaal verleden of roofkunst [4](#page=4).
Het recht "dient" de geschiedenis door historische bronnen te leveren, zoals registers en testamenten, die historici inzicht geven in het dagelijks leven en maatschappelijke visies. Ook materiële bronnen zoals **rechtsarcheologie** (voorwerpen) en **rechtsiconografie** (voorstellingen van recht) dragen bij aan het historische begrip [4](#page=4) [5](#page=5).
#### 3. Continuïteit
Continuïteit in het recht betekent dat bestaande regels en principes geleidelijk evolueren, met gematigde evolutie als regel en revolutie als uitzondering [5](#page=5).
* **Voorbeelden van gematigde evolutie**: Stemrecht (uitbreiding door de jaren heen) en de aanpassing van gewoonterecht aan nieuwe toestanden [5](#page=5).
* **Revoluties** zoals de Russische en Franse worden gekenmerkt door grote breuken in staatsbestel en recht, hoewel ze zelden een totale breuk met het verleden betekenen. De Belgische Revolutie van 1830 was relatief klein ten opzichte van Europese revoluties [1789](#page=1789) [1917](#page=1917) [5](#page=5).
* **Materiële continuïteit** ziet op de inhoud die behouden blijft, terwijl omstandigheden veranderen (bv. armenzorg). **Formele continuïteit** ziet op de vorm die blijft bestaan, terwijl de inhoud verschilt (bv. monarchie) [5](#page=5).
* Continuïteit kan zowel **conservatief** (behoud) als **progressief** (vernieuwing) zijn [5](#page=5).
#### 4. Historische kritiek
Historische kritiek is essentieel voor de interpretatie van bronnen. Het onderscheid tussen het "wettelijke land" (de wetten) en het "werkelijke land" (de praktijk, *law in action*) is cruciaal, aangezien wetten vaak een zwakke bron zijn als ze niet effectief worden toegepast. Kritische vragen aan elke tekst zijn noodzakelijk: wie spreekt, waarom, hoe oud is de tekst, en hoe werd deze toegepast [6](#page=6).
#### 5. Historische achtergrond
Het recht kan worden ingedeeld in verschillende tijdvakken, zoals de Oudheid, Middeleeuwen, vroegmoderne tijd en nieuwste tijd, die verder onderverdeeld kunnen worden op basis van politieke of culturele ontwikkelingen. Belangrijke rechtshistorische ontwikkelingen zijn de uitbreiding van het stemrecht, de erkenning van rechten van Vlamingen, de codificatie van gewoonterecht en de **receptie** van het Romeinse recht. De receptie van Romeins recht, met name de impact van het **Corpus Iuris Civilis**, vormde de basis voor het rechtsonderwijs en de ontwikkeling van het recht in Europa [6](#page=6) [7](#page=7).
### Hoofdstuk II: De fundamenten uit de Oudheid
#### 1. De oudste bouwstenen
* **Codex Hammurabi (18e E v.C.)**: Een vroege verzameling wereldlijke regels, hoewel niet formeel of materieel uitputtend, systematisch of conceptueel georganiseerd. Het **talioprincipe** ("oog om oog, tand om tand") markeert een eerste stap richting een geweldmonopolie door de toepassing van gelijkwaardig geweld. De code weerspiegelt een **standenmaatschappij** [16](#page=16).
* **Griekse filosofie**: Legde de basis voor rationeel denken en concepten die later in het recht werden geïntegreerd.
#### 2. Het gewoonterecht
Gewoonterecht is historisch de belangrijkste formele rechtsbron, gekenmerkt door **traditionele legitimatie** en een pragmatische benadering [17](#page=17).
* **Bestaansvoorwaarden**: Herhaling (*opinio iuris*) en dwang (*state practice*), hoewel dit laatste in de context van gewoonterecht complexer is dan in internationaal recht [17](#page=17).
* **Kenmerken**: Ongeschreven, moeilijk te bewijzen (tenzij *notoir*), en versnipperd, wat typisch is voor minder ontwikkelde samenlevingen. Het kon ook **publiekrechtelijk** van aard zijn, bijvoorbeeld in heerlijkheden, waar de macht van de heer zich ontwikkelde tot gewoonte [17](#page=17).
* **Verhouding wet-gewoonte**: Gewoonterecht werd geleidelijk geüniformeerd door de opkomst van geschreven wetgeving en de receptie van Romeins recht [17](#page=17) [18](#page=18).
#### 3. Het Romeinse recht
Het Romeinse recht vormt de basis van de rechtswetenschap, met name voor privaatrecht, en heeft een blijvende invloed gehad op Europese rechtstelsels via het *ius commune*. De indeling van het recht en de terminologie stammen grotendeels uit deze periode. De periodes van het Romeinse recht zijn [18](#page=18):
* **Oud-Romeinse recht (753 v.C. – ca. 250 v.C.)**: Gekenmerkt door de stadstaat, agrarisch en militair karakter, met de *familia* als basis en de *pater familias* aan het hoofd. De **koningstijd** en de **republiek** kenmerkten de institutionele ontwikkeling, met instellingen als de Senaat, volksvergaderingen en magistraten. Rechtsbronnen waren gewoonte (*mos maiorum*), koningswetten (onbekend), en wetten (*leges*). De **Twaalftafelenwet** was de eerste optekening van recht [18](#page=18) [19](#page=19).
* **Voor-klassieke recht (ca. 250 v.C. – ca. 0)**: Periode van wereldrijk uitbouw met de **praetor** als belangrijke rechtsvormer (*ius praetorium*). De **praetor peregrinus** ontwikkelde het *ius gentium* (recht van de volkeren). Provinciegouverneurs bestuurden de provinciën [19](#page=19).
* **Klassieke recht (ca. 0 – ca. 250)**: Hoogtepunt van macht en recht, met de *princeps* (keizer) als centraal figuur en de uitbouw van de administratie. Het **keizersrecht** (*constitutiones*) en het **juristenrecht** waren de belangrijkste rechtsbronnen. Het *ius respondendi* verleende adviesrecht aan juristen in naam van de keizer [20](#page=20).
* **Na-klassieke recht (ca. 250 – ca. 350)**: Periode van machtsverval, met vulgarisering van het recht en de herordening ervan via de **citeerwet** en de **Codex Theodosianus** [20](#page=20).
* **Justiniaanse recht (ca. 530)**: Keizer Justinianus liet het **Corpus Iuris Civilis** compileren, een monumentale verzameling wetten en rechtsgeleerde geschriften die de basis vormde voor het recht in de Middeleeuwen en later. Het bevatte de Codex, Digesten/Pandecten, Instituten en Novellen [21](#page=21).
#### 4. De Kerk
De Christelijke Kerk speelde een cruciale rol als brug tussen de Oudheid en de Middeleeuwen. Het **Edict van Milaan** introduceerde tolerantie, en onder **Theodosius** werd het Christendom staatsgodsdienst [21](#page=21) [313](#page=313) [380](#page=380).
### Hoofdstuk III: De (vroege en volle) middeleeuwen
#### 1. De Germaanse verwoesting en heropbouw
De val van het West-Romeinse Rijk (symbolisch 476) leidde tot de opkomst van **stamkoninkrijken** en een **patrimoniumgedachte** waarin het rijk als privébezit werd gezien. De centrale staat ging ten onder en bureaucratie, infrastructuur en recht verdwenen grotendeels. De Kerk bleef een constante factor, met haar eigen structuur, recht (canoniek recht) en alliantie met de vorsten [22](#page=22).
* **Publiekrecht bij de Franken**: Grotendeels **gewoonterecht** dat per stam verschilde. Het **personaliteitsbeginsel** gold, waarbij het recht van de stam van toepassing was. De basis was het **bannum** (macht van de heerser). Het strafrecht was grotendeels **privé-aangelegenheid** tussen families (*faidus*) met een deel voor de overheid (*fredus*), en **gevolgenaansprakelijkheid** stond centraal [23](#page=23).
#### 2. De Karolingische renaissance
De machtsovername van de Karolingers leidde tot een herstel van territoriale eenheid en een culturele en juridische renaissance, met de **alliantie van kerk en staat** als centraal thema. **Capitularia** (wetteksten) vormden de wetgeving, naast gewoonterecht en rechtspraak door malli (volksvergaderingen) en *missi dominici* (zendgraven) [24](#page=24) [25](#page=25).
#### 3. Het leenstelsel: oorsprong en latere evolutie
Het leenstelsel (feodaliteit) ontstond uit de combinatie van *vassi* (dienaren) en *beneficia* (geschenken, meestal gronden) in de Karolingische tijd. Het was een wederkerige overeenkomst met verbintenissen voor zowel de leenheer (bescherming, onderhoud) als de leenman (militaire en financiële hulp – *auxilium*, advies – *consilium*). Inbreuk op de wederzijdse trouw werd bestraft als **felonie**. Latere evoluties toonden een **verzakelijking** (focus op *consilium*), groeiende macht van de leenman en **pluraliteit** van lenen. Het leenrecht bleef bestaan tot 1789/1795 en lag aan de basis van **feodalisatie van de grond en de staat** [26](#page=26) [27](#page=27).
#### 4. Het graafschap Vlaanderen
Het Graafschap Vlaanderen ontstond uit het Karolingische Rijk en kende een tweetalige ontwikkeling. De administratie was georganiseerd rond **kasselrijen** en **burggraven**, met grafelijke hoven en later de **grafelijke curia** als centrum [28](#page=28).
#### 5. De verbrokkeling van recht en macht (9e – 11e eeuw)
Na de ondergang van het Karolingische Rijk (Verdrag van Verdun, 843) verbrokkelde de macht, wat leidde tot de opkomst van **territoriale vorstendommen**. De Franse koning had bovenaan de feodale piramide beperkte directe macht, terwijl leenmannen zoals de Vlaamse graaf de facto aanzienlijke macht verwierven. **Heerlijkheden** ontstonden door usurpatie van het *bannum*, met eigen rechtspraak en fiscaliteit. Het **personaliteitsbeginsel** verdween geleidelijk ten gunste van **territorialisering** van het recht, wat de kiem legde voor de moderne staat. De **godsvredebeweging** (vanaf 10e eeuw) droeg bij aan een beperkt geweldmonopolie van wereldlijke heren [29](#page=29) [30](#page=30) [31](#page=31) [32](#page=32).
#### 6. Het Heilig Roomse Rijk der Duitse Natie
Dit rijk was een verzameling van vorstendommen en vrije steden onder een verkozen koning, die later keizer werd. De **band met de Kerk** was sterk, wat leidde tot de **Investituurstrijd**. De receptie van het Romeinse recht door juristen was cruciaal voor de eenmaking van het recht binnen het Rijk [33](#page=33) [34](#page=34).
#### 7. Communalisme (de steden)
De opkomst van steden vanaf de late middeleeuwen kenmerkte zich door **stadsrechten** (publiekrechtelijke erkenning) en **stadpoorters** die politieke en burgerlijke rechten hadden. Steden ontwikkelden eigen rechtspraak door schepenbanken en droegen bij aan de staten (standenvertegenwoordiging). De **soevereiniteitsstreven** van vorsten botste met dat van de steden, wat leidde tot conflicten, zoals de strijd rond de **Guldensporenslag** en de rol van steden in de latere staten [1302](#page=1302) [35](#page=35) [36](#page=36) [37](#page=37) [39](#page=39).
### Hoofdstuk IV: De late middeleeuwen
De late middeleeuwen zagen de opkomst van **steden** met eigen rechten en bestuur, en een groeiende spanning tussen **soevereiniteitsstreven** van vorsten en de traditionele machtsblokken (adel, clerus, steden). Het **parlementarisme** en **constitutionalisme** kwamen op, met documenten zoals de **Magna Carta** en het **Charter van Kortenberg** en de **Blijde Inkomst**. Engeland ontwikkelde een **bicameralisme** met het House of Lords en House of Commons, een model dat ook elders werd gekopieerd. In de Zuidelijke Nederlanden vergaderden de drie "standen" (clerus, adel, steden) in **gewestelijke Staten** en de **Staten-Generaal** [1215](#page=1215) [1312](#page=1312) [1356](#page=1356) [40](#page=40) [41](#page=41) [42](#page=42) [43](#page=43) [44](#page=44) [45](#page=45).
### Hoofdstuk V: De vroegmoderne tijd
#### 1. Bourgondische, Spaanse, Oostenrijkse en bijna onafhankelijke Nederlanden
De **Bourgondiërs**, **Keizer Karel V** en de Habsburgers centraliseerden en moderniseerden het bestuur, ondanks weerstand zoals het **Groot Privilege van Maria van Bourgondië**. De Nederlanden kenden een complexe scheuring (1568-1648) door fiscale druk, religieuze intolerantie en een afwezige vorst, resulterend in de **Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden** (noorden) en de Zuidelijke Nederlanden onder Spaanse en later Oostenrijkse heerschappij. Het **absolutisme**, zowel in zijn almachtige vorm (16e-17e eeuw) als verlichte vorm (18e eeuw), werd theoretisch onderbouwd door denkers als **Jean Bodin** [1477](#page=1477) [53](#page=53) [54](#page=54) [55](#page=55) [56](#page=56) [57](#page=57) [58](#page=58) [59](#page=59) [60](#page=60) [61](#page=61).
#### 2. De evolutie van het recht
De **verschriftelijking** van het recht, door de **humanisme**, de **boekdrukkunst** en de receptie van Romeins recht, leidde tot wetgeving, codificatie en homologatie van gewoonten. De **nationale eenmaking van het recht** werd een gevolg van deze ontwikkelingen en de groeiende macht van de vorsten. Het **strafrecht** werd geleidelijk gehumaniseerd door de invloed van canonisten en juristen, met een verschuiving van schuldstrafrecht naar individuele schuld en de invoering van een **inquisitoir proces** [49](#page=49) [50](#page=50) [70](#page=70) [72](#page=72).
#### 3. De hervormingen van Jozef II en de Brabantse Omwenteling
De **verlichte absolutistische** hervormingen van Jozef II (18e eeuw) trachtten de staat te rationaliseren en de Kerk te onderwerpen aan het staatsgezag, maar stuitten op weerstand en leidden tot de **Brabantse Omwenteling** [66](#page=66).
### Hoofdstuk VI: Revoluties luiden de doodsklok over het Ancien Régime
#### 1. De Amerikaanse Revolutie
De Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring en de **Grondwet** legden de basis voor een **federale staat** met een **scheiding der machten** (checks and balances) en **fundamentele rechten**, geïnspireerd door Verlichtingsdenkers als Locke en Montesquieu [1776](#page=1776) [1787](#page=1787) [75](#page=75) [76](#page=76) [77](#page=77).
#### 2. De Franse Revolutie en de Franse invloed in België
De Franse Revolutie bracht verregaande veranderingen teweeg, waaronder de afschaffing van feodaliteit en privileges, de invoering van **codificaties** (Code Civil, Strafrecht, etc.) en een nieuwe staatsstructuur. Deze veranderingen hadden een blijvende invloed op het recht in België [1789](#page=1789) [78](#page=78) [79](#page=79) [80](#page=80) [81](#page=81) [82](#page=82).
#### 3. Het einde van het Ancien Régime in de Zuidelijke Nederlanden
De administratieve en gerechtelijke hervormingen van Jozef II en de intrekking van de Blijde Inkomst leidden tot de **Brabantse Omwenteling** (1789-1790) en de kortstondige onafhankelijkheid van de Verenigde Belgische Staten [83](#page=83).
### Hoofdstuk VII: Een grondwet voor het jonge België
#### 1. Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
Na de Franse annexatie werden de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden in 1815 verenigd onder Willem I. Dit **Verenigd Koninkrijk der Nederlanden** kende echter diepe spanningen op politiek, religieus, taalkundig, economisch en institutioneel vlak, wat uiteindelijk leidde tot de Belgische Revolutie van 1830 [84](#page=84) [85](#page=85) [86](#page=86).
#### 2. Het onafhankelijke België
De **Belgische Grondwet van 1831** was een **pragmatisch conservatief** document dat voortbouwde op Europese en Amerikaanse voorbeelden, met een **bicameralisme**, ministeriële verantwoordelijkheid en een onafhankelijke rechterlijke macht. Het "monsterverbond" van liberalen en katholieken lag aan de basis van de grondwettelijke garanties voor vrijheden [86](#page=86) [87](#page=87) [88](#page=88) [90](#page=90).
### Hoofdstuk VIII: De twintigste eeuw
De twintigste eeuw werd gekenmerkt door **crisismomenten** zoals de Wereldoorlogen en het interbellum, die de politieke en sociale landschappen ingrijpend veranderden. Het communisme en het nationaalsocialisme toonden de gevaren van totalitaire regimes en de kwetsbaarheid van de rechtsstaat [91](#page=91) [92](#page=92).
#### 1. België en de Wereldoorlogen
De Eerste Wereldoorlog versnelde democratisering, vervlaamsing en de discussie over Belgische neutraliteit. Tijdens de bezettingen bleef het Belgische recht grotendeels bestaan, maar er waren ook aanpassingen en juridische kortsluitingen. Na de oorlog werden de grenzen gewijzigd en kende België een beheersmandaat over Rwanda-Burundi [92](#page=92) [93](#page=93) [94](#page=94).
#### 2. De rechtsstaat
De **rechtsstaat** is een ideaal waarbij zowel de overheid als de burgers gebonden zijn aan het recht, met afdwingbare fundamentele rechten en een onafhankelijke rechterlijke macht. De **materiële rechtsstaat** gaat verder dan de formele door ook de inhoud van het recht te beoordelen op rechtvaardigheid en menselijkheid [96](#page=96).
#### 3. Evolutie van fundamentele rechten en het bestuur aan banden
De evolutie van het **kiesrecht** toonde een dalende trend in de uitsluiting, met een stijgende rol voor het algemeen meervoudig stemrecht en de uitbreiding naar vrouwen en jongeren. De macht van het bestuur werd aan banden gelegd door de ontwikkeling van rechtsbescherming, waaronder de Raad van State en de beginselen van behoorlijk bestuur [97](#page=97) [98](#page=98).
#### 4. Constitutionele toetsing
Constitutionele toetsing door de rechterlijke macht, die wetten controleert op hun grondwettelijkheid, werd geleidelijk ingevoerd, mede door de invloed van Europese normen en de oprichting van het Grondwettelijk Hof [99](#page=99).
### Hoofdstuk IX: Europeanisering, transatlantisering, mondialisering
#### 1. De Europese Unie
Na WO II ontstond de gedachte van een verenigd Europa, eerst op economisch vlak met de **EGKS** (Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal). De **Verdragen van Rome** richtten de **Europese Economische Gemeenschap (EEG)** en **Euratom** op, met een gemeenschappelijke markt en beleid. De **Europese Akte** versterkte de interne markt en het Europees Parlement. Het **Verdrag van Maastricht** creëerde de Europese Unie en introduceerde de economische en monetaire unie (euro). De EU is sindsdien geleidelijk uitgebreid en haar werking is verfijnd door opeenvolgende verdragen [110](#page=110) [112](#page=112) [115](#page=115) [116](#page=116) [117](#page=117) [1957](#page=1957) [1986](#page=1986) [1992](#page=1992).
#### 2. Benelux, NAVO en Raad van Europa
De **Benelux** ontstond als een proeftuin voor Europese samenwerking. De **NAVO** werd opgericht als militair verdedigingspact en de **Raad van Europa** bevordert mensenrechten en democratie, met het **EVRM** als belangrijkste realisatie [107](#page=107) [108](#page=108) [109](#page=109) [1944](#page=1944) [1949](#page=1949).
#### 3. De Belgische politiek en de staatshervormingen
De Belgische politiek heeft een significante evolutie gekend van een unitaire staat naar een **federale staat** door middel van opeenvolgende staatshervormingen, die bevoegdheden hebben verdeeld tussen gemeenschappen en gewesten. De rol van de vorst is geëvolueerd van soeverein naar een meer symbolische en ceremoniële functie [101](#page=101) [102](#page=102) [103](#page=103).
---
**Veelvoorkomende fouten om te vermijden:**
* Het verwarren van de verschillende historische perioden en hun kenmerkende juridische en politieke systemen.
* Het onvoldoende begrijpen van de **receptie** van Romeins recht en het Canoniek recht en hun impact op de ontwikkeling van het recht.
* Het niet correct toepassen van de definitie van **metajuridisch** en de rol van geschiedenis in het recht.
* Het onderschatten van het belang van de **Blijde Inkomst** en de **Magna Carta** als vroege vormen van constitutionalisme.
* Het door elkaar halen van de verschillende fasen van de Franse Revolutie en hun specifieke impact op het recht.
* Het niet correct duiden van de scheiding der machten in verschillende historische contexten en de oorsprong daarvan.
* Het vergeten van de **subsidiariteitsbeginsel** in de context van Europese integratie.
* Het onvoldoende relativeren van de "democratische" aspecten van historische bestuursvormen en het **kiesrecht**.
* Het niet kunnen plaatsen van de rol van de Kerk in de juridische ontwikkeling door de eeuwen heen.
* Het verkeerd interpreteren van de verschillen tussen het **Ancien Régime** en latere staten en hun juridische structuren.
* Het negeren van de **verschriftelijking** als een sleutelproces in de juridische evolutie.
* Het onvoldoende begrijpen van de context en betekenis van **besluitwetten** en hun relatie tot de rechtsstaat.
Glossary
## Woordenlijst
| Term | Definitie |
| :------------------------- | :--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| Metajuridische benadering | Een benadering van het recht die het recht niet primair vanuit de juridische discipline zelf, maar vanuit een andere wetenschappelijke invalshoek (zoals geschiedenis) bestudeert. |
| Paradigma | Een fundamenteel geheel van aannames, concepten en methoden waarbinnen een wetenschap opereert; de basisveronderstellingen van waaruit een wetenschap is opgebouwd. |
| Volksgeist (Volksgeest) | De essentie van het recht zoals die voortvloeit uit de historische ontwikkeling en de wil van het volk, een concept geassocieerd met de Historische Rechtsschule. |
| Heuristiek | De kennis en kunde met betrekking tot het systematisch zoeken en vinden van informatie, met name in de context van het toepassen van normen over tijd en het opsporen van juridische bronnen. |
| Tempus regit actum | Een juridisch principe dat stelt dat de wet van kracht op het moment van de totstandkoming van een handeling, de geldigheid van die handeling bepaalt, ongeacht latere wetswijzigingen. |
| Constitutie | In de Romeinse tijd elke wet die door de keizer werd uitgevaardigd; hedendaags verwijst het naar de regels die de staatsorganisatie en de fundamentele rechten en vrijheden van burgers vastleggen. |
| Patrimoniumgedachte | De opvatting waarbij publieke macht en bijbehorende rechten worden beschouwd als privé-eigendom dat verkocht, geërfd of opgedeeld kan worden, wat historisch leidde tot verbrokkeling van macht. |
| Bannum | De macht van de heerser om te bevelen, te straffen, te verbieden en te eisen, wat de juridische grondslag vormde voor de Frankische staatsorganisatie en die later door heren werd geusurpeerd. |
| Ius resistendi | Het weerstandsrecht, een juridisch principe dat in feodale relaties het recht bood om de band met de leenheer op te zeggen wanneer deze te veel eiste of de feodale verplichtingen schond. |
| Decisive Constitutional Moment (DCM) | Een cruciaal moment van crisis of transformatie waarin de machtsblokken in een samenleving afspraken maken over een nieuwe machtsverdeling en rechtsorde, wat kan leiden tot de vorming van constitutionele teksten. |
| Verlicht absolutisme | Een vorm van absolutisme waarin de monarch, geïnspireerd door de Verlichting, zijn macht beperkt op basis van rede, volksgeluk en het naleven van bepaalde principes, hoewel de soevereiniteit absoluut blijft. |
| Vernunftrecht (Natuurrecht) | Een juridische stroming die stelt dat er universele, rationele basisrechten bestaan die losstaan van goddelijke openbaring of vorstelijke wil, en die als leidraad voor de maatschappij dienen. |
| Decentraal (centripetaal) | De overheveling van bevoegdheden van lagere bestuursniveaus naar een hoger centraal niveau, wat leidt tot een meer geconcentreerde macht. |
| Residuaal | Bevoegdheden die niet expliciet aan een hoger bestuursniveau zijn toegewezen en die daarom bij het lagere bestuursniveau blijven berusten. |
| Judicial review | Het recht van de rechterlijke macht om wetten en overheidsbesluiten te toetsen aan de grondwet en deze indien strijdig te vernietigen of buiten toepassing te laten. |
| Legisme | Een juridische stroming die het positieve recht, met name de wet, als enige rechtsbron erkent en de interpretatie ervan strikt en systematisch benadert, vaak zonder veel ruimte voor jurisprudentie of rechtsleer. |
| Besluitwetten | Wetten uitgevaardigd door de uitvoerende macht (regering) in tijden van nood of bijzondere omstandigheden, waarbij het parlement tijdelijk buitenspel wordt gezet. |
| Collaboratie | De politieke, economische of militaire samenwerking met een vijandelijke bezetter, vaak met het doel om de eigen positie of bevolking te beschermen of om politieke doelen te bereiken. |