Cover
立即免费开始 Hfst 11.pdf
Summary
# Het begrip algemene rechtsbeginselen
Algemene rechtsbeginselen zijn fundamentele, rechtsethische principes waarop een rechtsstaat is gebaseerd en waarover consensus bestaat binnen de rechtseenheid [3](#page=3).
### 1.1 De aard en definitie van algemene rechtsbeginselen
Algemene rechtsbeginselen omvatten de minimale voorwaarden waaraan het recht en de rechtshandelingen van actoren in een rechtsstaat moeten voldoen. Ze behoren tot het *ius commune*, oftewel het gemeenschappelijk recht [3](#page=3).
### 1.2 Algemene rechtsbeginselen ten aanzien van de Staat
* **Rechtsstaat en legaliteit:** De staat is onderworpen aan het recht, wat impliceert dat de staat gebonden is door het beginsel van de rechtsstaat, het legaliteitsbeginsel en het principe *patere legem quem ipse fecisti* (onderwerp je aan de wet die je zelf gemaakt hebt) [3](#page=3).
* **Continuïteit van de staat:** Er moet steeds een wetgevende macht zijn, wat het continuïteitsbeginsel van de staat waarborgt [3](#page=3).
* **Scheiding der machten:** De staatsmachten zijn van elkaar gescheiden [3](#page=3).
* **Verdragsverplichtingen:** Staten dienen zich te houden aan hun internationale verdragsverplichtingen, zoals vastgelegd in het beginsel *pacta sunt servanda* (overeenkomsten moeten worden nagekomen) [3](#page=3).
### 1.3 Algemene rechtsbeginselen ten aanzien van de wetgever
* **Democratiebeginsel:** De vertegenwoordigers van het volk zetelen in de wetgevende organen [4](#page=4).
* **Kenbaarheid van de wet:** De wet moet bekendgemaakt zijn en duidelijk geformuleerd, zodat deze kenbaar is en de toepassing ervan redelijkerwijs voorspelbaar is [4](#page=4).
* **Non-retroactiviteitsbeginsel:** Nieuwe wetten hebben in principe onmiddellijke uitwerking en worden niet met terugwerkende kracht toegepast [4](#page=4).
* **Hiërarchiebeginsel:** Internationaal recht heeft voorrang op nationale wetgeving [4](#page=4).
### 1.4 Algemene rechtsbeginselen ten aanzien van de rechter
* **Verbod van eigenrichting:** Men mag zichzelf geen recht verschaffen [5](#page=5).
* **Onafhankelijkheid en onpartijdigheid:** De rechter dient onafhankelijk en onpartijdig te zijn [5](#page=5).
* ***Nemo judex in sua causa*:** Niemand mag rechter zijn in zijn eigen zaak [5](#page=5).
* **Rechtsweigering verboden:** De rechter mag niet weigeren recht te spreken [5](#page=5).
* **Belang bij zaak:** Om voor de rechter te kunnen komen, moet men een belang hebben bij de zaak [5](#page=5).
* **Vermoeden van onschuld:** Het vermoeden van onschuld dient te worden geëerbiedigd [5](#page=5).
* **Autonomie van procespartijen:** In burgerlijke zaken zijn de procespartijen autonoom [5](#page=5).
* **Niet *ultra petita* uitspraak:** De rechter mag niet meer toewijzen dan wat gevraagd is [6](#page=6).
* **Rechten van de verdediging:** De rechten van de verdediging moeten worden geëerbiedigd [6](#page=6).
* **Openbare behandeling:** Zaken dienen in het openbaar te worden behandeld [6](#page=6).
* **Motiveringsplicht:** Beslissingen van de rechter moeten worden gemotiveerd [6](#page=6).
* **Restrictieve uitleg strafrecht:** Het strafrecht wordt restrictief uitgelegd [6](#page=6).
* ***Res iudicata pro veritate habetur*:** Een rechterlijke uitspraak wordt geacht de juridische waarheid te zijn [6](#page=6).
* ***Non bis in idem*:** Men mag niet tweemaal voor hetzelfde feit worden vervolgd en veroordeeld [6](#page=6).
### 1.5 Algemene rechtsbeginselen ten aanzien van het bestuur
* **Fair play en zorgvuldigheid:** Het bestuur dient fair play te betrachten tegenover burgers, eerlijk en zorgvuldig te handelen, en zorgvuldigheid en redelijkheid te betrachten [7](#page=7).
* **Motiveringsplicht:** Bestuurlijke beslissingen moeten op motieven zijn gegrond [7](#page=7).
* ***Patere legem quem ipse fecisti*:** Het bestuur dient zich aan de eigen regels te houden [7](#page=7).
* **Verbod op machtsafwending en willekeur:** Het bestuur mag zich niet schuldig maken aan machtsafwending of willekeur [7](#page=7).
* **Zuinigheidsplicht:** Het bestuur dient de zuinigheidsplicht na te leven [7](#page=7).
* **Rechten van verdediging in tuchtzaken:** In tuchtzaken eerbiedigt het bestuur de rechten van verdediging, de hoorplicht en de discretieplicht [7](#page=7).
* **Continuïteit, veranderlijkheid en gelijkheid van openbare dienst:** De openbare dienst wordt continu verstrekt, is veranderlijk en behandelt burgers gelijk [7](#page=7).
### 1.6 Algemene rechtsbeginselen ten aanzien van de burger
* **Subjectieve rechten en verplichtingen:** De burger kan drager zijn van subjectieve rechten en verplichtingen en deze uitoefenen, tenzij de wet anders bepaalt [8](#page=8).
* ***Wilsautonomie* en goede trouw:** De burger kan zichzelf in een overeenkomst binden en dient deze ter goeder trouw uit te voeren [8](#page=8).
* **Beperking van vertegenwoordigingsbevoegdheid:** De burger kan in beginsel anderen niet verbinden; *res inter alios acta nemnini nocet, nec prodest* (een overeenkomst bindt slechts de partijen die haar hebben gesloten) [8](#page=8).
* **Verbod op rechtsmisbruik:** De burger mag geen misbruik maken van zijn rechten [8](#page=8).
* ***Nemo auditur propriam turpitudinem allegans* en *fraus omnia corrumpit*:** De burger mag geen voordeel halen uit eigen bedrog; bedrog vernietigt alles [8](#page=8).
* **Gelijkheid voor de wet:** De burger is gelijk voor de wet [8](#page=8).
* **Gelijkheid inzake eigendom en lasten:** De burger is gelijk inzake eigendom en openbare lasten (evenwichtsleer) [9](#page=9).
* **Verantwoordelijkheid voor fouten:** De burger kan ter verantwoording worden geroepen voor zijn fouten en schuld [9](#page=9).
* **Fundamentele rechten:** De burger bezit een aantal fundamentele rechten [9](#page=9).
* ***Nemo censetur ignorare legem*:** De burger wordt in beginsel geacht het recht te kennen [9](#page=9).
* ***Error communis facit ius*:** De burger leeft in beginsel het recht na, behoudens een onoverkomelijke dwaling [9](#page=9).
* **Naleving van verplichtingen bij overmacht:** De burger komt zijn verplichtingen na, behoudens overmacht [9](#page=9).
---
# Algemene rechtsbeginselen als bron van recht
Algemene rechtsbeginselen functioneren als rechtsbron mits zij gepositiveerd zijn, wat inhoudt dat zij opgenomen zijn in het positieve recht door de wetgever of de rechter, en daardoor meer dan louter rechtsethische principes zijn [11](#page=11).
### 2.1 Vereisten voor positivering als rechtsbron
Om algemene rechtsbeginselen te laten gelden als een rechtsbron, is hun opname in het positieve recht een absolute vereiste. Zonder deze positivering blijven het slechts rechtsethische beginselen, die niet als rechtsbron kunnen fungeren omdat ze onbepaald, onbestemd en potentieel betwistbaar zijn. De noodzakelijke erkenning van deze beginselen komt tot stand door het gezag van de wetgever of de rechter, die het beginsel omvormen tot een juridisch bindend rechtsbeginsel [11](#page=11).
> **Tip:** Beschouw positivering als het proces waarbij een abstract idee wordt omgezet in een concreet, afdwingbaar juridisch principe.
### 2.2 Kenmerken van algemene rechtsbeginselen als rechtsbron
Algemene rechtsbeginselen die gepositiveerd zijn, kenmerken zich door hun abstracte aard, die verder reikt dan specifieke rechtsregels. Ze bieden eerder een richting en een leidraad dan een direct toepasbaar, pasklaar antwoord op een specifiek juridisch probleem. Desondanks worden zij beschouwd als een **dwingende rechtsbron**, wat betekent dat zij bindend zijn en door rechters toegepast moeten worden. Ze vormen echter geen zelfstandige rechtsbron in die zin dat zij vaak functioneren als interpretatieve of aanvullende normen, geworteld in reeds bestaande wetgeving of jurisprudentie. De wetgever en de rechter spelen dus een cruciale rol in het specificeren en toepasbaar maken van deze abstracte beginselen [11](#page=11).
---
# Algemene rechtsbeginselen in het positieve recht
Dit deel behandelt de integratie en erkenning van algemene rechtsbeginselen binnen het positieve recht, hun toepassing door rechtscolleges zoals het Hof van Cassatie en de Raad van State, en de verschillende nuances in hun juridische status [13](#page=13).
### 3.1 Algemene rechtsbeginselen in de wet
Algemene rechtsbeginselen vinden hun oorsprong vaak in de grondwet en internationale mensenrechtenverdragen, vanwege hun fundamentele karakter. De wetgever vertaalt deze beginselen vervolgens naar concretere wettelijke bepalingen [13](#page=13).
* **Voorbeelden:**
* De scheiding der machten wordt concreet gemaakt in titel III van de Grondwet betreffende "De Machten" [13](#page=13).
* Het beginsel van een behoorlijke rechtsbedeling wordt geregeld door de voorwaarden in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) [13](#page=13).
* Het verbod op rechtsmisbruik is gepositiveerd in artikel 1.10 van het Burgerlijk Wetboek (BW), dat stelt dat niemand misbruik mag maken van zijn recht. De sanctie hiervoor is de matiging van het recht tot zijn normale rechtsuitoefening, onverminderd de schadeherstel [13](#page=13).
### 3.2 Algemene rechtsbeginselen secundum legem
Deze categorie betreft situaties waarin de rechter een beroep doet op algemene rechtsbeginselen die reeds door de wetgever zijn gepositiveerd of waar de wetgever expliciet naar verwijst [14](#page=14).
* Er is geen algemene regel die de rechter toestaat om zomaar beroep te doen op algemene rechtsbeginselen [14](#page=14).
* Echter, de wetgever kan expliciet verwijzen naar dergelijke beginselen [14](#page=14).
* **Voorbeeld:** Artikel 2 van het Gerechtelijk Wetboek (Ger.W.) stelt dat de regels van het wetboek van toepassing zijn op alle rechtsplegingen, behoudens wettelijke bepalingen of rechtsbeginselen die niet verenigbaar zijn met de toepassing van de bepalingen van dit wetboek [14](#page=14).
* Het Hof van Cassatie (HvC) erkent dat de rechter, met name in het procesrecht, algemene rechtsbeginselen mag en moet toepassen [14](#page=14).
### 3.3 Algemene rechtsbeginselen praeter legem
Dit betreft algemene rechtsbeginselen die door de rechtspraak, met name door het Hof van Cassatie, zijn erkend, zelfs wanneer ze niet expliciet in de wet zijn opgenomen of ernaar wordt verwezen [15](#page=15).
#### 3.3.1 Erkenning door het Hof van Cassatie en de Raad van State
Het Hof van Cassatie aanvaardt dat rechters algemene rechtsbeginselen kunnen toepassen die niet door de wetgever zijn gepositiveerd. Het Hof erkent deze beginselen zelf als bron van het recht. Hetzelfde geldt voor de Raad van State met betrekking tot beginselen van behoorlijk bestuur, zoals bepaald in artikel 14 van deRvS-Wet [15](#page=15).
* **Voorbeelden van jurisprudentieel erkende beginselen:**
* Het verbod voor een rechter en partij om in dezelfde zaak op te treden [15](#page=15).
* Het verbod op fysieke dwanguitoefening [15](#page=15).
* Het bezoekrecht van biologische grootouders met een geadopteerd kind [15](#page=15).
#### 3.3.2 Juridische status
Wanneer algemene rechtsbeginselen door het Hof van Cassatie worden erkend, staan ze op gelijke voet met de wet. Dit betekent dat het Hof kennis kan nemen van schendingen ervan, conform artikel 608 Ger.W [15](#page=15).
#### 3.3.3 Terughoudendheid en evolutie
De erkenning van algemene rechtsbeginselen door het Hof van Cassatie gebeurt echter met enige terughoudendheid. Er was een bloeiperiode tussen 1970 en 1976, waarna een tendens ontstond om deze beginselen terzijde te schuiven door te verwijzen naar wetten die de beginselen toepassen [16](#page=16).
* **Voorbeeld: Rechtsmisbruik**
* Aanvankelijk erkend als een algemeen rechtsbeginsel: de uitoefening van een recht die kennelijk de normale grenzen te buiten gaat, bijvoorbeeld met het oogmerk te schaden of met gering voordeel voor de titularis [16](#page=16).
* In latere rechtspraak werd verwezen naar artikel 1382 BW (extracontractuele relaties) of artikel 1134, derde lid BW (contractuele relaties) [16](#page=16).
* In het nieuwe BW is dit beginsel gepositiveerd [16](#page=16).
#### 3.3.4 Afgewezen als algemeen rechtsbeginsel
Niet elk principe dat door het Hof van Cassatie als zodanig wordt beschouwd, wordt ook als een algemeen rechtsbeginsel erkend. De volgende principes werden bijvoorbeeld afgewezen [17](#page=17):
* Het samenstellen van de som van verschillende vorderingen voor het bepalen van de aanleg [17](#page=17).
* De theorie van de vertrouwensleer in het verbintenissenrecht [17](#page=17).
* De onsplitsbaarheid van de bewijsmiddelen [17](#page=17).
* De regel dat de vervaldag naar de eerstkomende werkdag wordt verplaatst indien deze op een zaterdag valt [17](#page=17).
* Het rechtsbeginsel van evenredigheid in strafzaken [17](#page=17).
* De spreuk "wie het meerdere kan, kan ook het mindere" [17](#page=17).
* De regel dat niemand tot het onmogelijke is gehouden (ad impossibile nemo tenetur) [17](#page=17).
* De regel "onderhoudsgeld laat geen achterstallen na" [17](#page=17).
* De evenredigheid van de straf in straf- en tuchtzaken [17](#page=17).
* De regel dat een proces te goeder trouw moet worden gevoerd [17](#page=17).
#### 3.3.5 Afleiding uit het geheel van het rechtssysteem
Soms worden algemene rechtsbeginselen afgeleid uit het gehele rechtssysteem, de aard van internationaal recht en constitutionele waarden [19](#page=19).
* **Voorbeeld:** De primauteit van het internationaal recht met rechtstreekse werking op de nationale wet [19](#page=19).
* Dit betreft constitutionele beginselen die een grondwetswijziging vereisen en niet meer bij wet of bijzondere wet te wijzigen zijn [19](#page=19).
#### 3.3.6 Vermogensverschuiving zonder oorzaak
Het principe van vermogensverschuiving zonder oorzaak (verwant aan vereffende rechtvaardigheid) werd door het Hof van Cassatie in 1983 als een algemeen rechtsbeginsel erkend, ook al was het niet door de wetgever gepositiveerd. Dit principe betreft een verschuiving van vermogen van de ene persoon (de verarmde) ten voordele van de andere (de verrijkte) zonder juridische oorzaak (contractuele, wettelijke of natuurlijke verbintenis). Het kan slechts subsidiair worden ingeroepen wanneer er geen ander terugvorderingsrecht bestaat. Dit principe is nu gepositiveerd in artikel 5.138 BW, dat stelt dat er een wil tot definitieve vermogensverschuiving in hoofde van de verarmde moet zijn [18](#page=18).
#### 3.3.7 Kritiek en rechtsvorming
Kritiek op de erkenning van algemene rechtsbeginselen praeter legem richt zich op artikel 6 Ger.W., dat rechters verbiedt uitspraken te doen bij wijze van algemene en als regel geldende beschikking. De vraag is of de rechter hiermee rechtscheppend in plaats van rechtstoepassend te werk gaat. Wanneer een specifieke wet voorhanden is, wordt het beroep op een algemeen rechtsbeginsel als onwenselijk beschouwd [20](#page=20).
---
# Algemene rechtsbeginselen contra legem
Dit onderwerp verkent de beperkingen van algemene rechtsbeginselen wanneer deze in strijd komen met de letterlijke tekst van een wet.
### 4.1 De hiërarchie van rechtsbronnen
De aanname dat algemene rechtsbeginselen deel uitmaken van de wet, of geïntegreerd zijn in het geheel van wetten, impliceert dat de wetgever de flexibiliteit heeft om van deze beginselen af te wijken. Dit betekent dat algemene rechtsbeginselen in principe niet kunnen worden ingeroepen tegen de duidelijke en ondubbelzinnige tekst van een wet [21](#page=21).
> **Tip:** Begrijp dat de geschreven wet de voorkeur geniet boven algemene rechtsbeginselen wanneer er sprake is van een directe conflict.
#### 4.1.1 Jurisprudentie ter ondersteuning
De rechtspraak bevestigt dit principe. Een relevant voorbeeld is de uitspraak van het Arbitragehof op 29 januari 1987, nr. 32. In deze zaak oordeelde het hof dat het inroepen van een algemeen rechtsbeginsel de rechter niet ontslaat van de plicht om de geschreven wet toe te passen die een specifieke materie regelt [21](#page=21).
> **Example:** Stel, een algemeen rechtsbeginsel stelt dat alle contracten te goeder trouw moeten worden uitgevoerd. Echter, een specifieke wet bepaalt expliciet dat onder bepaalde omstandigheden een contract zonder deze voorwaarde geldig is. In dat geval moet de rechter de specifieke wet volgen, zelfs als dit lijkt af te wijken van het algemene beginsel van goede trouw. De geschreven wet prevaleert hier.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Algemene rechtsbeginselen | Rechtsethische beginselen die de fundamentele voorwaarden voor een rechtsstaat definiëren, waaraan zowel het recht als de rechtsactoren moeten voldoen en waarover een brede consensus bestaat. |
| Rechtsstaatsbeginsel | Het principe dat de staat zelf onderworpen is aan het recht, wat impliceert dat alle staatsorganen en overheidsinstanties handelen binnen de grenzen van de wet. |
| Legaliteitsbeginsel | Een fundamenteel beginsel dat stelt dat overheidsoptreden gebaseerd moet zijn op een wettelijke grondslag en dat niemand mag worden gestraft zonder een daaraan voorafgaande wettelijke bepaling. |
| Continuïteitsbeginsel | Het principe dat de staat permanent is en dat er altijd een functionerende wetgevende macht moet zijn om de continuïteit van het bestuur te waarborgen. |
| Scheiding der machten | Het beginsel waarbij de staatsmacht wordt verdeeld over verschillende, onafhankelijke organen (wetgevend, uitvoerend en rechtsprekend) om machtsmisbruik te voorkomen. |
| Pacta sunt servanda | Een fundamenteel beginsel van het internationaal recht dat stelt dat overeenkomsten bindend zijn en door de partijen te goeder trouw moeten worden nagekomen. |
| Democratiebeginsel | Het principe dat de wetgevende organen de vertegenwoordigers van het volk bevatten en dat de macht van de overheid voortkomt uit de wil van het volk. |
| Non-retroactiviteitsbeginsel | Het principe dat nieuwe wetten in beginsel onmiddellijke uitwerking hebben en geen terugwerkende kracht krijgen, om rechtsonzekerheid te voorkomen. |
| Hiërarchiebeginsel | Het principe dat bepaalt dat wetten en rechtsregels een bepaalde rangorde hebben, waarbij hogere normen voorrang hebben op lagere normen, zoals het internationaal recht boven nationale wetgeving. |
| Verbod van eigenrichting | Het principe dat burgers niet zelf het recht in eigen handen mogen nemen, maar hun geschillen moeten voorleggen aan de bevoegde rechterlijke instanties. |
| Nemo judex in sua causa | Het beginsel dat inhoudt dat niemand rechter mag zijn in zijn eigen zaak, wat de onpartijdigheid van de rechtspraak waarborgt. |
| Res iudicata pro veritate habetur | Het principe dat een rechterlijke uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan, wordt geacht de juridische waarheid te zijn en daarmee definitief is. |
| Non bis in idem | Het rechtsbeginsel dat inhoudt dat niemand tweemaal voor hetzelfde feit kan worden vervolgd of veroordeeld. |
| Fair play | Het principe dat het bestuur zich eerlijk en zorgvuldig gedraagt tegenover de burgers die door het bestuur worden beïnvloed. |
| Motiveringsplicht | De verplichting van overheidsinstanties om hun beslissingen te onderbouwen met duidelijke redenen, zodat deze controleerbaar en begrijpelijk zijn. |
| Zorgvuldigheids- en redelijkheidsbeginsel | Het principe dat bestuurlijke beslissingen en handelingen redelijk en zorgvuldig moeten zijn, met inachtneming van alle relevante omstandigheden. |
| Wilsautonomie | Het principe dat burgers de vrijheid hebben om hun wil te verklaren, zichzelf te verbinden in overeenkomsten en deze ter goeder trouw uit te voeren. |
| Res inter alios acta nemini nocet, nec prodest | Het principe dat een overeenkomst alleen de partijen die de overeenkomst hebben gesloten bindt en geen voordelen of nadelen berokkent aan derden. |
| Nemo auditur propriam turpitudinem allegans | Het beginsel dat iemand geen voordeel mag halen uit zijn eigen bedrog of oneerlijk handelen. |
| Fraus omnia corrumpit | Een rechtsbeginsel dat stelt dat bedrog alles wat daaruit voortvloeit, ongeldig maakt. |
| Nemo censetur ignorare legem | Het principe dat burgers geacht worden de wet te kennen, tenzij er sprake is van een onoverkomelijke dwaling. |
| Error communis facit ius | Een rechtsbeginsel dat stelt dat een algemene dwaling, indien deze redelijk en onoverkomelijk is, het recht kan creëren of wijzigen. |
| Ad impossibile nemo tenetur | Het principe dat niemand gehouden kan worden om iets onmogelijks te doen of na te komen. |
| Positiveeren | Het proces waarbij een idee, principe of regel wordt vastgelegd in positief recht, zoals in een wet of verdrag, waardoor het een bindende rechtsbron wordt. |
| Secundum legem | Een toepassing van een algemeen rechtsbeginsel die in overeenstemming is met de bestaande wetgeving. |
| Praeter legem | Een toepassing van een algemeen rechtsbeginsel die een situatie regelt die niet expliciet door de wet wordt gedekt, maar ook niet in strijd is met de wet. |
| Contra legem | Een toepassing van een algemeen rechtsbeginsel die in strijd is met de duidelijke tekst van een bestaande wet. |
| Rechtsmisbruik | Het uitoefenen van een recht op een wijze die kennelijk de grenzen van de normale rechtsuitoefening overschrijdt, vaak met schadelijke bedoelingen of met gering voordeel voor de titularis. |