Cover
立即免费开始 Europees recht.docx
Summary
# Fundamenten van het Europese recht en de Europese Unie
Dit document beschrijft de basisprincipes van het internationaal en Europees recht, de oprichting en doelstellingen van de Europese Unie, de werking van haar instellingen, en de kernbegrippen van het Europese mededingingsrecht.
## 1 Internationaal recht
Internationaal recht regelt de betrekkingen tussen staten en voorkomt dat één land zijn nationale regels kan opleggen aan andere. Internationale afspraken worden meestal vastgelegd in verdragen, waarbij alle staten formeel gelijk zijn.
### 1.1 Staatssoevereiniteit
Staatssoevereiniteit betekent dat een staat de hoogste macht binnen zijn eigen grondgebied heeft en alleen de eigen overheid wetten mag maken. Deze soevereiniteit kan vrijwillig worden overgedragen aan internationale organisaties als dit nuttig is voor het eigen belang, of onvrijwillig worden beperkt door externe gebeurtenissen zoals militaire invasies.
### 1.2 Internationale organisaties
Internationale organisaties zijn samenwerkingsverbanden tussen staten.
#### 1.2.1 Niet-gouvernementele organisaties (NGO's)
Een groep mensen die een internationale organisatie opricht, onafhankelijk van staten en vaak met een ideële doelstelling.
#### 1.2.2 Gouvernementele organisaties
Samenwerkingsverbanden tussen staten, opgericht via een verdrag. Ze bieden staten de mogelijkheid om samen te werken op bepaalde beleidsterreinen.
##### 1.2.2.1 Europese organisaties
* **Europese Vrijhandelsassociatie (EVA):** Opgericht in 1960, een alternatief voor de EEG voor landen die wel wilden samenwerken, maar geen soevereiniteit wilden afstaan.
* **Europese Economische Ruimte (EER):** Opgericht in 1994, een overeenkomst tussen de EU en EFTA-landen (met uitzondering van Zwitserland) die toegang geeft tot de interne markt zonder EU-lidmaatschap, tegen betaling en naleving van interne marktregels.
* **Raad van Europa:** Opgericht in 1949, een mensenrechtenorganisatie met 46 leden, gescheiden van de EU. Belangrijkste realisaties zijn het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).
##### 1.2.2.2 Soorten samenwerking
* **Intergouvernementele organisaties:** Geen overdracht van staatssoevereiniteit. Voorbeelden zijn de Verenigde Naties, OESO, NAVO, Benelux, EVA en de Raad van Europa.
* **Supranationale organisaties:** Wel overdracht van staatssoevereiniteit. De Europese Unie is hiervan het belangrijkste voorbeeld.
## 2 De Europese Unie en haar doelstellingen
De Europese Unie (EU) is een supranationale organisatie met momenteel 27 lidstaten. Het is een dynamisch project dat zich zowel territoriaal uitbreidt als inhoudelijk verdiept. De EU is ontstaan na de Tweede Wereldoorlog met als doel vrede, stabiliteit en welvaart te creëren door economische integratie.
### 2.1 Oorsprong en evolutie
* **Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS, 1952):** Oprichting via het Verdrag van Parijs (1951) door zes landen (België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk, West-Duitsland en Italië). Doel was gezamenlijk beheer van kolen- en staalproductie om oorlogsvoering te voorkomen en economische heropbouw te faciliteren. Dit was een supranationaal project.
* **Verdrag tot oprichting van de EEG (1957, Verdrag van Rome):** Creëerde een interne markt voor alle economische activiteiten en vestigde eigen EU-instellingen.
* **EGA of Euratom-verdrag (1957):** Specifieke bevoegdheden op het gebied van atoomenergie.
* **Verdrag van Lissabon (2009):** Een afgeslankte EU-grondwet die onder andere het driepijlersysteem afschafte, bevoegdheden duidelijker afbakende, de Europese Raad een vaste voorzitter gaf, het medebeslissingsrecht van het Europees Parlement uitbreidde en het Handvest van de Grondrechten bindend maakte.
### 2.2 Doelstellingen van de EU
* **Vrede en welzijn:** Creëren van een veilige en welvarende omgeving voor haar burgers.
* **Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht:** Burgers kunnen vrij reizen, verblijven, werken en studeren binnen de EU, en de EU bestrijdt grensoverschrijdende criminaliteit en illegale migratie.
* **Interne markt:** Een gemeenschappelijke markt zonder economische grenzen en belemmeringen, waarin alle bedrijven en personen dezelfde kansen en mogelijkheden hebben. Dit omvat het vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal.
* **Economische en Monetaire Unie (EMU):** Opgericht sinds 1999-2002, met momenteel 20 landen die de euro gebruiken. De Europese Centrale Bank (ECB) is hier verantwoordelijk voor.
* **Bescherming van mensenrechten:** Vastgelegd in Artikel 2 VEU.
### 2.3 Lidmaatschap
* **Voorwaarden voor toetreding (Criteria van Kopenhagen):**
* **Politiek:** Stabiele instellingen die democratie, de rechtsstaat, mensenrechten en bescherming van minderheden garanderen.
* **Economisch:** Functionerende markteconomie en het vermogen om de concurrentiedruk binnen de EU aan te kunnen.
* **Juridisch:** Vermogen om de verplichtingen van het lidmaatschap te dragen en de *acquis communautaire* (het geheel van EU-wetgeving) over te nemen.
* **Procedure voor toetreding (Artikel 49 VEU):** Een land dient een aanvraag in, de Europese Commissie geeft advies, de Raad beslist unaniem over de kandidaatstatus, gevolgd door toetredingsonderhandelingen, goedkeuring door het Europees Parlement en ratificatie door de lidstaten.
* **Huidige kandidaten:** Diverse landen zoals Oekraïne, Turkije, Bosnië en Herzegovina, Albanië, Noord-Macedonië, Georgië, Servië, Montenegro, Moldavië.
* **Uittreding (Brexit):** Sinds het Verdrag van Lissabon is uittreding mogelijk via artikel 50 VEU. Het Verenigd Koninkrijk gebruikte dit artikel om in 2020 de EU te verlaten.
### 2.4 Europese Pijler van Sociale Rechten
Naast economische integratie richt de EU zich ook op het welzijn van de Europese bevolking. De Europese Pijler van Sociale Rechten, ingevoerd in 2017, bevat 20 beginselen en drie kerndoelen voor 2030: een hoge werkgelegenheid, deelname aan opleidingen en vermindering van armoede en sociale uitsluiting.
## 3 Instellingen van de Europese Unie
De EU wordt bestuurd door verschillende instellingen die de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht uitoefenen.
### 3.1 Europese Raad
* **Samenstelling:** Staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten, de voorzitter van de Europese Raad, en de voorzitter van de Europese Commissie. De Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid neemt ook deel.
* **Taken:** Stelt de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten van de EU vast, initieert de opstelling of wijziging van verdragen, en geeft de richting aan voor de andere instellingen.
* **Werking:** Vergadert minstens vier keer per jaar (Europese top). Beslissingen worden meestal bij consensus genomen.
### 3.2 Europese Commissie
* **Ontstaan:** Voortgekomen uit de Hoge Autoriteit van de EGKS.
* **Samenstelling:** Eén commissaris per lidstaat, benoemd voor vijf jaar. De voorzitter wordt voorgedragen door de Europese Raad en goedgekeurd door het Europees Parlement.
* **Taken:**
* **Wetgevende taak:** Recht van initiatief voor secundair recht.
* **Controlerende taak:** Controleert naleving van EU-regels door lidstaten en bedrijven.
* **Uitvoerende taak:** Voert de begroting uit, beheert programma's en vertegenwoordigt de Unie in contacten met derde landen.
* **Werking:** Vergadert wekelijks, beslist bij meerderheid, is onafhankelijk en verantwoordelijk aan het Europees Parlement.
### 3.3 Raad van de Europese Unie (Raad van Ministers)
* **Samenstelling:** Eén minister per lidstaat, afhankelijk van het te behandelen onderwerp (10 verschillende formaties). Het voorzitterschap roteert elke zes maanden.
* **Taken:** Medewetgever; keurt wetsvoorstellen van de Commissie goed, kan deze amenderen, en behartigt de belangen van de lidstaten.
* **Werking:** Stemt meestal met gekwalificeerde meerderheid. Een gekwalificeerde meerderheid vereist ten minste 55% van de lidstaten die ten minste 65% van de EU-bevolking vertegenwoordigen.
### 3.4 Europees Parlement
* **Ontstaan:** Verdrag van Rome (1957).
* **Samenstelling:** 720 parlementsleden, degressief vertegenwoordigd (minimaal 6, maximaal 96 zetels per lidstaat). Gekozen via algemene verkiezingen om de vijf jaar.
* **Taken:** Medewetgever (met de Raad), controleert de Europese Commissie, keurt de begroting goed, en kan burgersvoorstellen indienen.
* **Werking:** 24 officiële talen, zetelt voornamelijk in Straatsburg. Beslissingen worden genomen met een volstrekte meerderheid (minimaal 1/3 van de afwezigen).
### 3.5 Hof van Justitie van de EU
* **Samenstelling:** Het Hof van Justitie (één rechter per lidstaat) en het Gerecht (twee uit elke lidstaat), gevestigd in Luxemburg.
* **Taken:** Legt Europees recht uit en beslecht geschillen. Belangrijke procedures zijn het vernietigingsberoep (art. 263 VWEU) en de verdragsschendingsprocedure (art. 258-260 VWEU).
* **Prejudiciële procedure:** Nationale rechters kunnen rechtsvragen over EU-recht voorleggen aan het Hof om een uniforme uitlegging te garanderen.
### 3.6 Nationale Parlementen
Spelen een rol in het EU-besluitvormingsproces door middel van het subsidiariteitsbeginsel en de gele- en oranjekaartprocedures, waarmee zij wetsvoorstellen kunnen beïnvloeden als deze niet op EU-niveau geregeld moeten worden.
## 4 Wetgeving, doorwerking en staatsaansprakelijkheid
### 4.1 Bevoegdheden van de EU
* **Attributiebeginsel:** De EU kan alleen handelen binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de verdragen zijn toebedeeld (art. 5.2 VEU). Residuaire bevoegdheden blijven bij de lidstaten.
* **Soorten bevoegdheden:**
* **Exclusieve bevoegdheden (art. 3 VWEU):** Alleen de EU kan wetgevend optreden (bv. douane-unie, monetair beleid voor de eurozone).
* **Gedeelde bevoegdheden (art. 4 VWEU):** EU en lidstaten kunnen optreden, maar lidstaten oefenen hun bevoegdheid uit voor zover de EU haar bevoegdheid niet heeft uitgeoefend (bv. interne markt, milieu, sociaal beleid). Hierbij is het subsidiariteitsbeginsel cruciaal.
* **Bevoegdheden ter ondersteuning, aanvulling of coördinatie (art. 6 VWEU):** EU treedt ondersteunend op, zonder bindende regels op te leggen (bv. Erasmus).
### 4.2 Vormen van Europees recht
* **Primair Europees recht:** De verdragen (VEU, VWEU), het Handvest van de Grondrechten, algemene rechtsbeginselen.
* **Secundair Europees recht:** Recht dat door de EU-instellingen is gemaakt (verordeningen, richtlijnen, besluiten, aanbevelingen, adviezen).
* **Rechtspraak:** Uitspraken van het Hof van Justitie.
### 4.3 Algemene beginselen van EU-recht
* **Loyale samenwerking:** Lidstaten moeten EU-recht trouw uitvoeren.
* **Attributiebeginsel:** EU handelt alleen binnen de grenzen van haar bevoegdheden.
* **Subsidiariteitsbeginsel:** EU treedt alleen op als de doelstellingen beter op EU-niveau kunnen worden bereikt dan op nationaal niveau.
* **Evenredigheidsbeginsel:** EU-maatregelen moeten geschikt en noodzakelijk zijn om het nagestreefde doel te bereiken.
* **Gelijkheidsbeginsel:** Discriminatie op grond van nationaliteit is verboden.
* **Beginselen gecreëerd door het Hof van Justitie:** Rechtsmisbruik, rechtszekerheid, effectiviteit.
### 4.4 Secundair Europees recht
* **Verordeningen:** Algemeen bindend, rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten zonder omzetting.
* **Richtlijnen:** Bindend qua resultaat, lidstaten moeten deze omzetten in nationale wetgeving binnen een bepaalde termijn.
* **Besluiten:** Bindend voor de specifieke adressaten (lidstaten, bedrijven, burgers).
* **Aanbevelingen en adviezen:** Niet-bindend, hebben voornamelijk een politieke betekenis.
### 4.5 Wetgevingsprocedures
De gewone wetgevingsprocedure (medebeslissingsprocedure) is de meest gebruikte, waarbij de Europese Commissie, de Raad en het Europees Parlement gezamenlijk wetten aannemen. Er zijn meerdere lezingen en een mogelijke bemiddelingsfase.
### 4.6 Doorwerking van EU-recht
* **Voorrang:** EU-recht heeft voorrang op nationaal recht (arrest Costa vs. E.N.E.L.).
* **Directe werking:** Burgers kunnen zich rechtstreeks beroepen op duidelijke, onvoorwaardelijke bepalingen uit primair en secundair EU-recht voor de nationale rechter (arrest Van Gend & Loos).
* **Verticale directe werking:** Tussen burger en overheid.
* **Horizontale directe werking:** Tussen burgers onderling. Richtlijnen hebben meestal alleen verticale directe werking.
### 4.7 Harmonisering en wederzijdse erkenning
Harmonisering van wetgeving door EU-regels optimaliseert de interne markt. Bij gebrek aan harmonisatie geldt het beginsel van wederzijdse erkenning, waarbij lidstaten elkaars nationale beslissingen, regels of producten accepteren als ze voldoen aan de basisregels van de EU.
## 5 De vier vrijheden van de interne markt
De interne markt is gebaseerd op het vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal. Dit principe verbiedt elke discriminatie op grond van nationaliteit.
### 5.1 Vrij verkeer van goederen (art. 28-37 VWEU)
Omvat alle producten die verhandeld kunnen worden, zowel met positieve als negatieve waarde.
### 5.2 Vrij verkeer van personen (art. 45-55 VWEU)
Betreft het recht voor EU-burgers om vrij te reizen en te verblijven binnen de EU. Dit omvat:
* **Vrij verkeer van werknemers:** Verbiedt discriminatie op grond van nationaliteit wat betreft werkgelegenheid, beloning en arbeidsvoorwaarden. Vereist een grensoverschrijdend aspect.
* **Vrijheid van vestiging:** Het recht om werkzaamheden uit te oefenen anders dan in loondienst, zoals het oprichten van zelfstandige ondernemingen en vennootschappen.
### 5.3 Vrij verkeer van diensten (art. 56-62 VWEU)
De mogelijkheid om commerciële diensten tijdelijk aan te bieden of te ontvangen in een andere lidstaat, voor zover de andere vrijheden niet van toepassing zijn.
### 5.4 Vrij verkeer van kapitaal (art. 63-66 VWEU)
Verbiedt beperkingen op het verkeer van kapitaal (investeringen) en betalingen tussen lidstaten.
### 5.5 Belemmeringen en uitzonderingen
* **Discriminatie:** Directe (expliciete onderscheid) en indirecte (discriminerend effect) discriminatie is verboden.
* **Uitzonderingen:** Toegestaan op basis van verdragsuitzonderingen (bv. openbare orde, volksgezondheid) of de 'rule of reason' (dwingende redenen van algemeen belang). Maatregelen moeten altijd evenredig zijn en niet in strijd met geharmoniseerd EU-recht.
## 6 Het EU-burgerschap en verblijfsrechten
### 6.1 EU-burgerschap (art. 20 VWEU)
Elke persoon die de nationaliteit van een lidstaat bezit, is EU-burger en heeft rechten zoals het recht op gelijke behandeling, verblijf, verplaatsing, kiesrecht bij Europese en gemeenteraadsverkiezingen, en diplomatieke bescherming.
### 6.2 Rechten van economisch actieve en inactieve EU-burgers
Economisch actieve burgers ontlenen rechten aan het vrij verkeer van werknemers en vestiging. Economisch inactieve burgers (studenten, gepensioneerden) hebben ook verblijfsrechten, mits zij ziektekostenverzekering en voldoende bestaansmiddelen hebben.
### 6.3 Richtlijn 2004/38/EG
Regelt de rechten van Unieburgers en hun (derdelandse) familieleden met betrekking tot reis- en verblijfsrechten, en non-discriminatie.
* **Reisrechten:** Recht op in- en uitreis met een geldig paspoort of identiteitskaart.
* **Verblijfsrechten:** Kortdurend (≤ 3 maanden), langer dan 3 maanden (met voorwaarden afhankelijk van status), en duurzaam verblijfsrecht na 5 jaar legaal verblijf.
* **Recht op non-discriminatie:** Gelijke behandeling met nationale onderdanen, met uitzonderingen voor sociale bijstand en studiebeurzen in de eerste drie maanden.
### 6.4 Afgeleide rechten voor derdelandse familieleden
In specifieke situaties, met name wanneer een EU-burger zijn recht op vrij verkeer uitoefent of wanneer het verblijf van een EU-burger in een lidstaat afhankelijk is van de aanwezigheid van een derdelands familielid, kunnen derdelandse familieleden ook verblijfsrechten ontlenen aan de verdragen (bv. arresten Singh, Chen, Zambrano).
### 6.5 Derdelanders
Personen die niet de nationaliteit van een EU-lidstaat bezitten. Hun rechten zijn afhankelijk van hun relatie tot EU-burgers, hun status (bv. vluchteling, hoogopgeleide migrant) en de relevante richtlijnen.
## 7 Mededingingsrecht
Het mededingingsrecht is ontworpen om eerlijke concurrentie te waarborgen in de interne markt.
### 7.1 Begrippen: Concurrentie en Onderneming
* **Concurrentie:** Essentieel voor een optimale markt waar consumenten geïnformeerde keuzes kunnen maken.
* **Onderneming:** Elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht rechtsvorm of financiering. Ook de overheid kan een onderneming zijn als zij concurreert met private partijen.
### 7.2 Verstoringen van concurrentie
* **Kartelvorming:** Geheime afspraken tussen bedrijven om concurrentie uit te sluiten (bv. prijsafspraken, marktverdeling).
* **Misbruik van machtspositie:** Een onderneming met een dominante positie op de markt gebruikt deze om concurrenten te benadelen of consumenten uit te buiten.
* **Staatssteun:** Overheidsvoordelen die specifieke bedrijven bevoordelen en de mededinging vervalsen.
### 7.3 Staatssteun (art. 107 VWEU)
* **Verbod:** Staatssteun die de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen en de handel tussen lidstaten beïnvloedt, is onverenigbaar met de interne markt.
* **Voorwaarden voor verboden staatssteun:**
1. Steunmaatregel in welke vorm ook.
2. Bekostigd met staatsmiddelen.
3. Begunstiging van bepaalde ondernemingen of producties (selectiviteit).
4. Ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen lidstaten (de-minimisdrempel van €200.000 over 3 jaar; anders grensoverschrijdend effect).
5. Vervalsing van de mededinging.
* **Procedure:** Voorgenomen staatssteun moet gemeld worden aan de EU-Commissie (notificatieplicht). De Commissie beoordeelt de steun.
* **Uitzonderingen:** Lidstaten kunnen zich beroepen op uitzonderingen in artikel 107 lid 2 en 3 VWEU, mits de maatregel proportioneel is en geen strijd voert met secundair recht.
### 7.4 Kartelverbod (art. 101 VWEU)
Verbod op overeenkomsten, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden en de concurrentie verstoren. Dit geldt ook voor EU-bedrijven die de EU-markt beïnvloeden.
* **Uitzonderingen:** Artikel 101 lid 3 VWEU kent uitzonderingen toe aan kartels die efficiëntievoordelen bieden, de productie of distributie verbeteren, technische of economische vooruitgang met zich meebrengen en consumenten een billijk aandeel geven, mits de maatregel proportioneel is en concurrentie niet volledig uitschakelt.
* **De-minimisuitzondering:** Overeenkomsten met een klein gezamenlijk marktaandeel hebben geen materieel effect.
### 7.5 Misbruik van economische machtspositie (art. 102 VWEU)
* **Verboden:** Het misbruiken van een machtspositie op de interne markt of een wezenlijk deel daarvan is verboden, voor zover dit de handel tussen lidstaten ongunstig kan beïnvloeden.
* **Machtspositie:** Een economische positie die mededinging kan verhinderen, onafhankelijk gedrag mogelijk maakt. Marktaandeel is een belangrijke indicator.
* **Misbruik:** Voorbeelden zijn het opleggen van onbillijke prijzen, beperken van productie of ontwikkeling, of toepassen van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties.
## 8 De Raad van Europa en het EVRM
### 8.1 Raad van Europa
* **Doel:** Beschermen van mensenrechten, democratie en rechtsstaat in Europa.
* **Organisatie:** Intergouvernementele organisatie, niet onderdeel van de EU.
* **Belangrijkste organen:** Ministercomité (beslissend), Parlementaire Vergadering (aanbevelingen), Secretariaat.
* **Verdragen:** Heeft diverse verdragen gesloten, waaronder het EVRM en het Europees Sociaal Handvest.
### 8.2 Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM)
* **Doel:** Garanderen van fundamentele burgerlijke en politieke rechten.
* **Materieel recht:** Opsomming van fundamentele rechten (bv. recht op leven, vrijheid van meningsuiting), met uitzonderingsgronden.
* **Rechtsbescherming:** Via de nationale rechter en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).
* **EHRM:** Behandelt klachten tegen lidstaten die het EVRM hebben geschonden. Uitspraken zijn bindend.
## 9 Overzichtstabellen
### 9.1 Supranationaliteit vs. Intergouvernementeel
| Kenmerk | Supranationaal | Intergouvernementeel |
| :-------------------------- | :-------------------------------------------------- | :------------------------------------------------------------ |
| Organen | Onafhankelijke organen | Organen met vertegenwoordigers van lidstaten |
| Besluitvorming | Meerderheid van stemmen | Unanimiteit (veto's mogelijk) |
| Jurisdictie | Bindende jurisdictie | Geen bindende jurisdictie tenzij aanvaarding |
| Integratie in nationaal recht | Maakt direct deel uit van nationale rechtsorde | Moet geratificeerd worden door de nationale regering |
### 9.2 EU-lidmaatschap (toetredingsgolven)
| Jaar | Lidstaten |
| :--- | :----------------------------------------------------------- |
| 1951 | België, Nederland, Luxemburg, West-Duitsland, Frankrijk, Italië |
| 1973 | VK, Ierland, Denemarken |
| 1981 | Griekenland |
| 1986 | Spanje, Portugal |
| 1995 | Oostenrijk, Zweden, Finland |
| 2004 | Cyprus, Malta, Estland, Letland, Litouwen, Polen, Tsjechië, Slovakije, Slovenië, Hongarije |
| 2007 | Roemenië, Bulgarije |
| 2013 | Kroatië |
### 9.3 Vormen van secundair EU-recht
| Kenmerk | Verordening | Richtlijn | Besluit |
| :----------------- | :-------------------------------------------------------------- | :---------------------------------------------------------------------------- | :---------------------------------------------------------- |
| Toepassing | Algemeen | Niet rechtstreeks, lidstaten moeten omzetten | Enkel t.a.v. de bestemmeling |
| Bindend | Ja, in al haar onderdelen | Ja, qua resultaat | Ja |
| Directe werking | Ja | Ja, na omzettingstermijn, mits voorwaarden Van Gend & Loos vervuld (verticaal) | Ja, voor de adressaten |
| Rechtstreekse toepassing | Ja, direct na publicatie | Neen, lidstaten moeten omzetten | Ja |
### 9.4 Voordelen en nadelen van de interne markt
| Voordelen | Nadelen |
| :--------------------------------------------------------------------- | :-------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| Grotere afzetmarkten voor bedrijven. | Slechte situatie in lidstaten straalt af op andere. |
| Meer concurrentie leidt tot betere kwaliteit, lagere prijzen. | Nadelen voor sommige bedrijven door concurrentie. |
| Gemakkelijker reizen, verblijven en werken in andere landen. | Illegale migratie en criminaliteit kan gemakkelijker grenzen oversteken. |
| Verbod op protectionisme kan als nadelig worden ervaren voor nationale industrieën. | |
### 9.5 Marktregels
| Domein | Kern |
| :------------------------- | :------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ |
| **Toegang tot de markt** | **Vier Europeesrechtelijke vrijheden:** Vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal. |
| **Mededingingsrecht** | **Staatssteun (art. 107 ev. VWEU):** Verbod op oneerlijke overheidsvoordelen die de concurrentie vervalsen.
**Kartelvorming (art. 101 VWEU):** Verbod op afspraken die concurrentie beperken.
**Misbruik van economische machtspositie (art. 102 VWEU):** Verbod op machtsmisbruik door dominante ondernemingen. | --- --- # Instellingen en doelstellingen van de Europese Unie Dit deel verkent de verschillende instellingen van de EU, hun taken en samenstelling, alsook de fundamentele doelstellingen van de Unie, zoals vrede, welzijn, vrijheid en veiligheid. ### 2.1 De doelstellingen van de Europese Unie De Europese Unie is opgericht met de fundamentele doelstellingen om vrede, welzijn, vrijheid en veiligheid te creëren voor haar burgers. Deze doelstellingen worden nagestreefd door middel van economische integratie en de oprichting van een interne markt en een Economische en Monetaire Unie, alsmede door het beschermen van mensenrechten. **Kernwaarde:** De EU streeft ernaar een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te creëren. Dit houdt in dat burgers vrij moeten zijn om te reizen, werken en studeren binnen de lidstaten, en dat er gezorgd wordt voor grensoverschrijdende veiligheid en rechtshandhaving. **Economische integratie:** Door de opheffing van economische grenzen en belemmeringen wordt een gemeenschappelijke markt nagestreefd. Dit bevordert handel tussen lidstaten en creëert gelijke kansen voor bedrijven en personen. **Monetaire Unie:** De Economische en Monetaire Unie, met de euro als gezamenlijke munt, is een supranationaal karakter en wordt gecoördineerd door de Europese Centrale Bank. Toetreding tot de eurozone vereist het voldoen aan specifieke voorwaarden, de zogenaamde Maastrichtnormen, die betrekking hebben op onder andere inflatie en staatsschuld. **Menserechten:** Bescherming van mensenrechten is een fundamentele pijler van de EU. **Sociale pijler:** Naast economische aspecten legt de Europese pijler van sociale rechten de nadruk op het welzijn van de Europese bevolking. Dit omvat initiatieven ter bevordering van werk-privébalans, menswaardige arbeidsomstandigheden en het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting. ### 2.2 De instellingen van de Europese Unie De EU beschikt over verschillende instellingen die gezamenlijk de wetgeving tot stand brengen, uitvoeren en controleren. Het machtenscheidingsprincipe is hierbij leidend: * **Wetgevende macht:** Gevormd door de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie. * **Uitvoerende macht:** Voornamelijk de Europese Commissie. * **Rechterlijke macht:** Het Hof van Justitie van de Europese Unie. #### 2.2.1 De Europese Raad De Europese Raad is het hoogste orgaan binnen de EU en bepaalt de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten van de Unie. * **Samenstelling:** Bestaat uit de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten, de voorzitter van de Europese Raad, en de voorzitter van de Europese Commissie. De Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid neemt deel aan de werkzaamheden. * **Taken:** * Opstellen en wijzigen van verdragen. * Vaststellen van beleidslijnen voor de toekomst. * Zorgen voor samenhang en consensus binnen de EU. * **Werking:** Minimaal vier keer per jaar bijeenkomst in Brussel (Europese top). Beslissingen worden bij consensus genomen. #### 2.2.2 De Europese Commissie De Europese Commissie vertegenwoordigt de belangen van de EU als geheel en is verantwoordelijk voor het ontwerpen van wetgeving en het toezien op de uitvoering van verdragen en secundaire wetgeving. * **Samenstelling:** Eén commissaris per lidstaat, benoemd op basis van competentie en Europese betrokkenheid. Zij werken binnen Directoraten-Generaal (DG's). * **Benoeming:** De voorzitter wordt voorgedragen door de Europese Raad en goedgekeurd door het Europees Parlement. Lidstaten dragen commissarissen voor, die vervolgens, samen met de voorzitter, een verhoor en stemming ondergaan in het Europees Parlement. * **Taken:** * **Wetgevende taak:** Recht van initiatief voor secundair recht. * **Controlerende taak:** Toezicht op naleving van EU-regels door lidstaten en bedrijven. * **Uitvoerende taak:** Beheer van de begroting en programma's, vertegenwoordiging van de Unie in externe contacten. * **Werking:** Onafhankelijk en handelt in het belang van de EU. Vergaderingen vinden wekelijks plaats en beslissingen worden bij meerderheid genomen. Verantwoording wordt afgelegd aan het Europees Parlement. #### 2.2.3 De Raad van de Europese Unie (Raad van Ministers) De Raad van de Europese Unie vertegenwoordigt de lidstaten en speelt een cruciale rol in de totstandkoming van wetgeving. * **Samenstelling:** Eén minister per lidstaat, afhankelijk van het onderwerp in verschillende raadsformaties (bv. Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken). De Hoge Vertegenwoordiger leidt de Raad Buitenlandse Zaken. * **Voorzitterschap:** Roteert elke zes maanden tussen de lidstaten. * **Taken:** Medewetgeving met het Europees Parlement en de Europese Commissie, goedkeuren en amenderen van wetsvoorstellen. * **Werking:** Vergaderingen vinden plaats in Brussel of Luxemburg. Besluitvorming geschiedt meestal met gekwalificeerde meerderheid, waarbij ten minste 55% van de lidstaten (met minimaal 65% van de bevolking) akkoord moet gaan. #### 2.2.4 Het Europees Parlement Het Europees Parlement vertegenwoordigt de burgers van de EU en deelt de wetgevende en budgettaire bevoegdheden met de Raad. * **Ontstaan:** Verdrag van Rome (1957). * **Samenstelling:** 720 leden (voorheen 751), degressief vertegenwoordigd (minimaal 6, maximaal 96 zetels per lidstaat). Leden zijn georganiseerd in politieke fracties. * **Taken:** * **Medewetgever:** Samen met de Raad wetgeving goedkeuren en amenderen. * **Budgettaire controle:** Goedkeuring van de EU-begroting. * **Politieke controle:** Toezicht op de Europese Commissie en andere instellingen. * **Burgerinitiatieven:** Mogelijkheid voor burgers om voorstellen in te dienen. * **Werking:** Verkiezingen om de vijf jaar. Het Parlement heeft officiële zetels in Straatsburg, maar zetelt ook in Brussel en Luxemburg. Het heeft 24 officiële talen. Beslissingen worden genomen met een volstrekte meerderheid. #### 2.2.5 De rol van nationale parlementen Nationale parlementen spelen een rol in het Europese besluitvormingsproces via het subsidiariteitsbeginsel en het systeem van vroegtijdige kennisgeving (gele en oranje kaarten procedure). #### 2.2.6 Het Hof van Justitie van de Europese Unie Het Hof van Justitie is de onafhankelijke rechterlijke instantie die toeziet op de naleving van het Europees recht. * **Samenstelling:** Het Hof van Justitie (één rechter per lidstaat, met advocaten-generaal) en het Gerecht (54 rechters). * **Taken:** * **Vernietigingsberoep:** Beoordelen van de wettigheid van EU-rechtshandelingen. * **Verdragsschendingsprocedure:** Vaststellen of lidstaten hun verdragsverplichtingen nakomen. * **Prejudiciële procedures:** Beantwoorden van rechtsvragen van nationale rechters over EU-recht om een uniforme interpretatie te waarborgen. * **Werking:** Gevestigd in Luxemburg. Uitspraken zijn bindend voor nationale rechters. #### 2.2.7 Het verschil tussen de Raad van Europa en de Europese Raad De **Europese Raad** is een instelling van de EU en bepaalt de algemene politieke lijnen. De **Raad van Europa** is een onafhankelijke internationale organisatie met 46 leden, gericht op mensenrechten, democratie en rechtsstaat, en is geen onderdeel van de EU. ### 2.3 Het attributiebeginsel en bevoegdheden van de EU De EU kan alleen optreden binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de verdragen zijn toebedeeld. Dit principe van attributie is cruciaal. * **Residuaire bevoegdheden:** Bevoegdheden die niet expliciet aan de EU zijn toegekend, blijven bij de lidstaten. **Soorten bevoegdheden:** 1. **Exclusieve bevoegdheden (art. 3 VWEU):** Alleen de EU mag wetgevend optreden op gebieden zoals de douane-unie, mededingingsregels voor de interne markt, monetair beleid voor de eurozone, gemeenschappelijk visserijbeleid en gemeenschappelijke handelspolitiek. 2. **Gedeelde bevoegdheden (art. 4 VWEU):** De EU en lidstaten delen de bevoegdheid op gebieden zoals de interne markt, sociaal beleid, milieu, vervoer en energie. De lidstaten oefenen hun bevoegdheid uit voor zover de EU dit niet doet. Hierbij is het subsidiariteitsbeginsel van groot belang. 3. **Bevoegdheden ter ondersteuning, aanvulling of coördinatie (art. 6 VWEU):** De EU kan op bepaalde gebieden optreden ter ondersteuning van de lidstaten, zonder echter bindende regels op te leggen. Voorbeelden zijn onderwijs en cultuur. ### 2.4 De Europese pijler van sociale rechten De Europese pijler van sociale rechten beoogt het bevorderen van gelijke kansen en eerlijke arbeidsvoorwaarden binnen de EU. Het bevat 20 beginselen en kerndoelen, waaronder de werkgelegenheid van volwassenen, deelname aan opleidingen en de vermindering van armoede. ### 2.5 Vormen van Europees recht en hun doorwerking Europees recht bestaat uit primair recht (verdragen) en secundair recht (wetgeving van EU-instellingen). * **Primair recht:** VEU en VWEU, die de waarden, doelstellingen, bevoegdheden en besluitvormingsprocedures van de EU vastleggen. * **Secundair recht:** Omvat verordeningen, richtlijnen en besluiten. * **Verordeningen:** Algemeen, bindend en rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten. * **Richtlijnen:** Bindend qua resultaat, maar lidstaten kiezen de vorm en middelen om deze om te zetten in nationaal recht. * **Besluiten:** Bindend voor de specifieke adressaten. * **Doorwerking:** Europees recht heeft voorrang op nationaal recht (Costa vs. E.N.E.L.) en kan onder voorwaarden directe werking hebben, waardoor burgers zich rechtstreeks op EU-recht kunnen beroepen voor de nationale rechter (Van Gend & Loos). ### 2.6 De vier vrijheden en de interne markt De interne markt is een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd. Dit wordt beschermd door het verbod op discriminatie op grond van nationaliteit. * **Vrij verkeer van goederen (art. 28-37 VWEU):** Omvat alle producten die verhandelbaar zijn. * **Vrij verkeer van personen (art. 45-55 VWEU):** Omvat werknemers, zelfstandigen en Unieburgers, inclusief hun familieleden. * **Vrij verkeer van diensten (art. 56-62 VWEU):** Betreft commerciële dienstverlening, zowel tijdelijk als grensoverschrijdend. * **Vrij verkeer van kapitaal (art. 63-66 VWEU):** Verbod op beperkingen van kapitaal- en betalingsverkeer. Belemmeringen aan deze vrijheden kunnen gerechtvaardigd zijn op basis van verdragsuitzonderingen of de 'rule of reason' (dwingende redenen van algemeen belang), mits de maatregel noodzakelijk en evenredig is. ### 2.7 Unieburgerschap en verblijfsrechten Het Unieburgerschap (art. 20 VWEU) verleent burgers van lidstaten aanvullende rechten, zoals het recht op vrij verkeer en verblijf, en actief en passief kiesrecht. Richtlijn 2004/38/EG regelt de reis- en verblijfsrechten van Unieburgers en hun familieleden, en waarborgt het recht op non-discriminatie. * **Derdelanders:** Personen die niet de nationaliteit van een EU-lidstaat bezitten, kunnen rechten ontlenen aan EU-recht, met name via familiebanden met Unieburgers (bv. arresten Chen, Zambrano). ### 2.8 Mededingingsrecht: Staatssteun, Kartels en Machtspositie Het mededingingsrecht is bedoeld om eerlijke concurrentie in de interne markt te waarborgen. * **Staatssteun (art. 107 VWEU):** Overheidssteun die de mededinging vervalst, is verboden, tenzij er sprake is van specifieke uitzonderingen. Er zijn vijf cumulatieve voorwaarden die bepalen of er sprake is van verboden staatssteun. * **Kartelverbod (art. 101 VWEU):** Overeenkomsten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de concurrentie verstoren, zijn verboden. Er zijn beperkte uitzonderingen mogelijk. * **Misbruik van machtspositie (art. 102 VWEU):** Het is verboden voor ondernemingen met een dominante positie om deze macht te misbruiken ten nadele van concurrenten, consumenten of andere marktpartijen. Het begrip 'onderneming' en de afbakening van de 'relevante markt' (product- en geografische markt) zijn cruciaal voor de toepassing van het mededingingsrecht. ### 2.9 De Raad van Europa en het EVRM De Raad van Europa, opgericht in 1949, is een intergouvernementele organisatie die zich richt op de bescherming van mensenrechten, democratie en rechtsstaat. Het **Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)** is een belangrijk instrument, en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) ziet toe op de naleving ervan. --- # Europees recht: bevoegdheden, rechtsvormen en doorwerking Dit onderwerp analyseert de bevoegdheden van de EU, de verschillende vormen van Europees recht (primair en secundair), en hoe deze wetgeving doorwerkt in de nationale rechtsordes, inclusief de beginselen van voorrang en directe werking. ## 3. Bevoegdheden van de Europese Unie De EU handelt enkel binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de verdragen zijn toegekend. Dit is het **attributiebeginsel**. Residuaire bevoegdheden blijven bij de lidstaten, maar hun uitoefening moet overeenstemmen met het verdragsrecht. ### 3.1 Soorten bevoegdheden * **Exclusieve bevoegdheden** (art. 3 VWEU): Alleen de EU kan wetgevend optreden en juridisch bindende handelingen vaststellen. Lidstaten kunnen dit enkel indien gemachtigd door de EU of ter uitvoering van EU-handelingen. * Voorbeelden: douane-unie, mededingingsregels voor de interne markt, monetair beleid voor eurolanden, gemeenschappelijk visserijbeleid, gemeenschappelijke handelspolitiek. * **Gedeelde bevoegdheden** (art. 4 VWEU): De EU en de lidstaten kunnen beide wetgevend optreden. De lidstaten oefenen hun bevoegdheid uit voor zover de EU haar bevoegdheid niet heeft uitgeoefend, en trekken zich terug wanneer de EU haar bevoegdheid niet langer uitoefent. Bij de uitoefening van gedeelde bevoegdheden moet de EU het **subsidiariteitsbeginsel** in acht nemen. * Voorbeelden: interne markt, sociaal beleid, economische, sociale en territoriale samenhang, landbouw en visserij, milieu, consumentenbescherming, vervoer, energie, ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gemeenschappelijke veiligheidsvraagstukken op het gebied van volksgezondheid. * **Bevoegdheden ter ondersteuning, aanvulling of coördinatie** (art. 6 VWEU): De EU kan op deze gebieden acties ondernemen ter ondersteuning van de lidstaten, zonder bindende regels op te leggen. Deze bevoegdheden zijn nooit dwingend. * Voorbeeld: Erasmus-programma. ### 3.2 Algemene beginselen met betrekking tot bevoegdheden * **Beginsel van loyale samenwerking** (art. 4 VEU): Lidstaten mogen niets doen dat strijdig is met het verdrag en voeren trouw alle verplichtingen uit die uit het Europees recht voortvloeien. * **Attributiebeginsel**: De EU is enkel bevoegd als daarvoor een grondslag in het verdrag bestaat. * **Subsidiariteitsbeginsel** (art. 5 VEU): De EU treedt alleen op als de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en beter op EU-niveau kunnen worden bereikt. * **Evenredigheidsbeginsel (proportionaliteitsbeginsel)** (art. 5 VEU): Het optreden van de EU gaat niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van de verdragen te bereiken. * **Gelijkheidsbeginsel**: Discriminatie op grond van nationaliteit is verboden (art. 18 VWEU). Ook andere vormen van discriminatie zijn verboden via het Handvest van de Grondrechten. * **Beginselen gecreëerd door het Hof van Justitie**: Rechtsmisbruik, rechtszekerheidsbeginsel, effectiviteitsbeginsel. ## 4. Rechtsvormen van Europees recht Europees recht kent een hiërarchische structuur, met primair en secundair recht, aangevuld door rechtspraak. ### 4.1 Primair Europees recht Primair Europees recht vormt de basis van de Europese Unie en bestaat uit de verdragen. * **Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU)**: Bevat de fundamentele waarden van de Unie, democratische beginselen, doelstellingen, en regels over gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. * **Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)**: Definieert de bevoegdheden van de EU, besluitvormingsprocedures, bevoegdheden van instellingen en de soorten wetgeving die instellingen mogen aannemen. De verdragen bevatten verschillende soorten artikelen: * Bevoegdheid toekennende bepalingen. * Materiële bepalingen die concrete rechten en plichten creëren. * Bepalingen die een beleidsdoelstelling definiëren. * Bepalingen die een rechtsbasis bevatten voor secundaire wetgeving. * Definitiebepalingen. ### 4.2 Secundair Europees recht Secundair recht wordt door de EU-instellingen opgesteld op basis van de rechtsgronden in de primaire verdragen. Volgens artikel 288 VWEU zijn er vijf soorten rechtshandelingen: * **Verordeningen**: * Kenmerken: algemene strekking, bindend in al haar onderdelen, rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten. * Gevolg: uniforme wetgeving die niet meer omgezet hoeft te worden in nationale wetgeving. * Publicatie: in het Publicatieblad van de EU. * **Richtlijnen**: * Kenmerken: gericht aan de lidstaten, bindend met betrekking tot het te behalen resultaat. * Doel: harmonisatie van wetgeving tussen lidstaten. * Gevolg: moeten door de lidstaten worden omgezet in nationale wetgeving binnen een bepaalde termijn. De Commissie controleert deze omzetting. * **Besluiten**: * Kenmerken: bindend voor de specifieke adressaten (lidstaten, ondernemingen, particulieren). * Gevolg: direct verbindend voor de aangeduide adressaten. * Voorbeeld: boete opgelegd aan een bedrijf wegens schending van mededingingsregels. * **Aanbevelingen en Adviezen**: * Kenmerken: niet bindend, politieke betekenis en gezag. * Gevolg: lidstaten zijn niet verplicht ze op te volgen, maar kunnen wel beleidsconsequenties hebben. Een aanbeveling wordt als iets dwingender beschouwd dan een advies. ### 4.3 Wetgevingsprocedure De totstandkoming van wetgeving (verordeningen en richtlijnen) verloopt voornamelijk via de **gewone wetgevingsprocedure** (ook wel medebeslissingsprocedure genoemd). Hierbij hebben het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, na een voorstel van de Europese Commissie, gelijke invloed. De procedure kent meerdere lezingen en kan leiden tot bemiddeling. ### 4.4 Harmonisatie en wederzijdse erkenning Harmonisatie van wetgeving is cruciaal voor de werking van de interne markt. Waar harmonisatie ontbreekt, geldt het **beginsel van wederzijdse erkenning**: lidstaten moeten elkaars wetgeving, regels of producten erkennen als deze voldoen aan de basisregels van de EU. ## 5. Doorwerking van Europees recht in nationale rechtsordes Doorwerking gaat over de vraag of burgers zich rechtstreeks op EU-regels kunnen beroepen bij een nationale rechter. ### 5.1 Beginselen van voorrang en directe werking Deze beginselen zijn cruciaal en zijn ontwikkeld door het Hof van Justitie. * **Beginsel van voorrang (arrest Costa vs. E.N.E.L., 1964)**: Europees recht heeft voorrang op nationaal recht. Wanneer een EU-regel in strijd is met een nationale regel, moet de nationale rechter de nationale regel buiten toepassing laten. * **Directe werking (arrest Van Gend & Loos, 1963)**: EU-bepalingen die duidelijk, nauwkeurig en onvoorwaardelijk zijn, kunnen rechten en plichten scheppen voor burgers, waarop zij zich rechtstreeks kunnen beroepen bij de nationale rechter. * **Voorwaarden voor directe werking**: * De bepaling moet geschikt zijn voor directe werking (rechten of plichten scheppen). * De bepaling moet duidelijk en onvoorwaardelijk zijn opgesteld (geen verdere wetgeving nodig voor verduidelijking). ### 5.2 Directe werking van verschillende rechtsvormen * **Verdragen**: Kunnen directe werking hebben indien de voorwaarden van Van Gend & Loos vervuld zijn. * **Verordeningen en besluiten**: Hebben altijd directe werking omdat ze rechtstreeks toepasselijk zijn. * **Richtlijnen**: Hebben directe werking indien de omzettingstermijn verstreken is, de voorwaarden van Van Gend & Loos vervuld zijn, en de bepaling enkel tegenover de overheid kan worden ingeroepen (**verticale directe werking**). Richtlijnen hebben meestal geen horizontale directe werking (tussen burgers onderling). ### 5.3 Verticale en horizontale directe werking * **Verticale directe werking**: Gaat over de relatie tussen een burger en de overheid. Burgers kunnen zich beroepen op EU-recht tegenover de staat. * **Horizontale directe werking**: Gaat over de relatie tussen burgers onderling. Niet alle EU-bepalingen hebben horizontale directe werking; verdragsbepalingen kunnen dit wel hebben, richtlijnen meestal niet. ### 5.4 Rol van de nationale rechter Nationale rechters passen Europees recht toe en kunnen bij twijfel of interpretatievragen een **prejudiciële procedure** starten bij het Hof van Justitie. Het antwoord van het HvJ is bindend voor de nationale rechter en draagt bij aan de uniforme uitlegging van EU-recht. ## 6. De vier vrijheden en het Unieburgerschap De interne markt is de kern van de economische integratie en is gebaseerd op de vier vrijheden, die het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal waarborgen. Het Unieburgerschap versterkt de rechten van burgers binnen de EU. ### 6.1 De vier vrijheden * **Vrij verkeer van goederen** (art. 28-37 VWEU): Omvat alle producten die het voorwerp van handelstransacties kunnen zijn, inclusief die met een negatieve waarde (afval). * **Vrij verkeer van personen** (art. 45-55 VWEU): * **Werknemers**: Verboden discriminatie op grond van nationaliteit met betrekking tot werkgelegenheid, beloning en arbeidsvoorwaarden. Vereist een grensoverschrijdend aspect. * **Zelfstandigen (vrijheid van vestiging)** (art. 49 VWEU): Toegang tot werkzaamheden anders dan in loondienst, inclusief oprichting van ondernemingen. * **Vrij verkeer van diensten** (art. 56-62 VWEU): Van toepassing op commerciële dienstverlening die tijdelijk in een andere lidstaat wordt verricht. Wordt beschouwd als een 'restvrijheid' indien andere vrijheden niet van toepassing zijn. * **Vrij verkeer van kapitaal** (art. 63-66 VWEU): Verbod op beperkingen van kapitaal- en betalingsverkeer. ### 6.2 Het Unieburgerschap (art. 20-24 VWEU) Alle burgers van de lidstaten zijn Unieburgers. Dit verleent hen rechten zoals gelijke behandeling, recht op verblijf en verplaatsing binnen de EU, actief en passief kiesrecht bij Europese en gemeenteraadsverkiezingen, en recht op diplomatieke en consulaire bescherming. ### 6.3 Toepassing van de vier vrijheden * **Onderscheid tussen de vier vrijheden**: In de praktijk kan het soms lastig zijn om de vrijheden van elkaar te onderscheiden (bijv. goederen vs. diensten, diensten vs. personen). Het Hof van Justitie hanteert criteria zoals duur, frequentie, periodiciteit en continuïteit om te bepalen welke vrijheid van toepassing is. * **Grensoverschrijdend aspect**: Voor de toepassing van de vier vrijheden is een grensoverschrijdend aspect vereist. Zuiver interne aangelegenheden vallen hier niet onder. ### 6.4 Belemmeringen en uitzonderingen op het vrij verkeer * **Gelijkheidsbeginsel en discriminatieverbod**: Elke maatregel die het vrij verkeer rechtstreeks, onrechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel kan beperken, wordt gezien als een inbreuk. Dit omvat zowel directe (openlijke) als indirecte (verkapte) discriminatie. * **Uitzonderingen**: Lidstaten mogen het vrij verkeer beperken op basis van verdragsuitzonderingen (limitatief) of de 'rule of reason' (niet-limitatief, enkel bij indirecte discriminatie), indien aan aanvullende voorwaarden is voldaan: * Geen strijd met secundair recht (harmonisatie). * Bescherming van een daadwerkelijk publiek belang (geen economische belangen). * Maatregel is evenredig (geschikt en noodzakelijk, geen minder beperkend alternatief). ### 6.5 Richtlijn 2004/38/EG: Vrij verkeer van Unieburgers en hun familieleden Deze richtlijn regelt de reis- en verblijfsrechten van Unieburgers en hun familieleden (ook derdelanders). * **Rechten**: Reisrechten (inreis, uitsreis), verblijfsrechten (kortdurend, langer dan 3 maanden, duurzaam verblijfsrecht na 5 jaar), en recht op non-discriminatie. * **Derdelands familieleden**: Hebben in beginsel een afgeleid verblijfsrecht. * **Europa-route / Zambrano-arrest**: Afgeleide rechten kunnen ook ontstaan in situaties waar geen grensoverschrijdend aspect is, bijvoorbeeld indien de EU-burger anders zijn/haar rechten niet volledig zou kunnen uitoefenen. ## 7. Staatsaansprakelijkheid De Europese Unie is een supranationale organisatie, wat betekent dat lidstaten een deel van hun soevereiniteit hebben overgedragen. Dit brengt specifieke regels met zich mee op het gebied van bevoegdheden, rechtsvormen en de doorwerking van Europees recht. ### 7.1 Bevoegdheden van de EU De EU handelt enkel binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de verdragen zijn toegekend (attributiebeginsel). Residuaire bevoegdheden blijven bij de lidstaten. Er zijn exclusieve bevoegdheden, gedeelde bevoegdheden (waarop de EU en lidstaten kunnen optreden, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel), en bevoegdheden ter ondersteuning, aanvulling of coördinatie. ### 7.2 Rechtsvormen van Europees recht * **Primair recht**: De verdragen (VEU, VWEU), die de fundamentele waarden, doelstellingen en bevoegdheden van de EU vastleggen. * **Secundair recht**: Gemaakt door de EU-instellingen, met onder meer verordeningen (direct toepasselijk), richtlijnen (resultaatbindend, omzetting vereist) en besluiten (bindend voor adressaten). * **Rechtspraak van het Hof van Justitie**: Cruciaal voor de interpretatie en ontwikkeling van het EU-recht, met name voor de beginselen van voorrang en directe werking. ### 7.3 Doorwerking van Europees recht * **Voorrang**: Europees recht heeft voorrang op nationaal recht. * **Directe werking**: Bepalingen van EU-recht kunnen, indien duidelijk, nauwkeurig en onvoorwaardelijk, rechten en plichten creëren waar burgers zich rechtstreeks op kunnen beroepen bij de nationale rechter (zowel verticale als soms horizontale werking). ### 7.4 De vier vrijheden en het Unieburgerschap De interne markt is gebaseerd op het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal. Het Unieburgerschap verleent burgers extra rechten, zoals het recht op verblijf en verplaatsing binnen de EU en het recht op gelijke behandeling. ### 7.5 Staatsaansprakelijkheid en mededingingsrecht Lidstaten die hun verplichtingen onder het EU-recht schenden, kunnen aansprakelijk worden gesteld. De EU handhaaft tevens regels inzake mededinging, waaronder het verbod op staatssteun (art. 107 VWEU) en kartelvorming (art. 101 VWEU) en misbruik van machtspositie (art. 102 VWEU), om een eerlijke interne markt te waarborgen. ### 7.6 De Raad van Europa versus de Europese Raad De **Europese Raad** is een instelling van de EU die de politieke richting bepaalt. De **Raad van Europa** is een onafhankelijke organisatie die zich richt op mensenrechten, democratie en de rechtsstaat, en is geen onderdeel van de EU. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) zijn belangrijke verwezenlijkingen van de Raad van Europa. ## 8. Overheidsinterventie in de economie: Staatssteun en mededinging De EU streeft naar een eerlijke interne markt, wat regels met zich meebrengt voor overheidssteun en mededinging. ### 8.1 Mededingingsrecht Het mededingingsrecht regelt de concurrentie tussen bedrijven. Essentiële concepten zijn: * **Concurrentie**: Gestreefd wordt naar een markt zonder belemmeringen, waar consumenten geïnformeerde keuzes kunnen maken. * **Verstoring van concurrentie**: Kan plaatsvinden door machtsmisbruik, kartelvorming of staatssteun. * **Onderneming**: Elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht rechtsvorm of financiering. ### 8.2 Verbod op staatssteun (art. 107 VWEU) Staatssteun die de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen en het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig beïnvloedt, is onverenigbaar met de interne markt. Vijf cumulatieve voorwaarden moeten vervuld zijn: 1. **Steunmaatregelen in welke vorm ook**: Elke economische maatregel die een voordeel verleent. 2. **Bekostigd met staatsmiddelen**: Financiering door de staat. 3. **Begunstiging van bepaalde ondernemingen of producties (selectiviteit)**: De steun is gericht op specifieke ondernemingen of sectoren. 4. **Invloed op handelsverkeer tussen lidstaten**: Een grensoverschrijdend effect of potentieel effect. 5. **Vervalsen van de mededinging**: De steun versterkt de concurrentiepositie. Er zijn uitzonderingen mogelijk, zoals sociale steun of steun voor economische ontwikkelingen, mits deze aan specifieke voorwaarden voldoen en vaak vooraf worden beoordeeld door de Europese Commissie. ### 8.3 Kartelvorming (art. 101 VWEU) Kartels, waarbij ondernemingen overeenkomsten sluiten om concurrentie uit te schakelen (bv. prijsafspraken, marktverdeling), zijn verboden. Dit verbod geldt ook voor besluiten van ondernemersverenigingen die de concurrentie beïnvloeden en het doel of gevolg hebben dat de concurrentie binnen de interne markt wordt verstoord. Uitzonderingen zijn mogelijk indien aan strikte voorwaarden wordt voldaan (bv. efficiëntievoordelen die ten goede komen aan de consument, proportionaliteit). ### 8.4 Misbruik van economische machtspositie (art. 102 VWEU) Een economische machtspositie op de interne markt is niet verboden, maar het misbruik ervan wel. Dit kan zich uiten in uitbuiting (bv. onbillijke prijzen) of uitsluiting (bv. concurrenten benadelen). De Europese Commissie kan boetes opleggen bij misbruik. ## 9. De Raad van Europa en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens ### 9.1 De Raad van Europa De Raad van Europa, opgericht in 1949, is een onafhankelijke internationale organisatie met 46 lidstaten (geen EU-lidstaat). De doelstellingen zijn het beschermen van mensenrechten, democratie en rechtsstaat. Belangrijkste organen zijn het Ministercomité en de Parlementaire Vergadering. Het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) is een van de belangrijkste verwezenlijkingen. ### 9.2 Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) Het EHRM is een internationaal gerechtshof dat toeziet op de naleving van het EVRM door de lidstaten van de Raad van Europa. Het Hof kan uitspraken doen over individuele klachten en interstatelijke klachten. De uitspraken van het EHRM zijn bindend en kunnen leiden tot billijke vergoedingen of andere maatregelen. --- # De vier vrijheden en het vrij verkeer van personen Dit deel van de studiegids behandelt de vier fundamentele vrijheden van de EU en het vrij verkeer van personen, met een focus op de rechten en plichten van Unieburgers en derdelanders. ## 4. De vier vrijheden en het vrij verkeer van personen De interne markt van de Europese Unie is de kern van haar economische beleid, gericht op het wegnemen van fysieke, financiële en juridische belemmeringen om zo een gemeenschappelijke markt te creëren. Dit wordt gewaarborgd door de vier fundamentele vrijheden: het vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal. Het beginsel van gelijke behandeling en het verbod op discriminatie op grond van nationaliteit, vastgelegd in artikel 18 VWEU, vormen de basis van deze vrijheden. ### 4.1 De vier vrijheden in detail #### 4.1.1 Vrij verkeer van goederen Dit omvat alle producten en tastbare zaken die het voorwerp kunnen zijn van handelstransacties en een geldwaarde vertegenwoordigen, inclusief afval. #### 4.1.2 Vrij verkeer van personen Dit houdt in dat burgers van de EU het recht hebben om vrij te reizen en te verblijven binnen de EU. De rechten die hieruit voortvloeien, zijn oorspronkelijk vooral gericht op economisch actieve personen (werknemers en zelfstandigen), maar zijn uitgebreid naar niet-economisch actieve personen door het Unieburgerschap. * **Economisch actieve EU-burgers:** * **Werknemers (art. 45 VWEU):** Dit omvat iedereen die arbeid verricht in loondienst, ongeacht deeltijds werk of verloning onder het bestaansminimum, mits er sprake is van ondergeschiktheid, reële arbeid en een grensoverschrijdend aspect. Rechten omvatten toegang tot de arbeidsmarkt van een andere lidstaat en gelijke behandeling op het gebied van werkgelegenheid, beloning en arbeidsvoorwaarden. Werkzoekenden hebben een beperkt recht op verblijf om naar werk te zoeken. * **Zelfstandigen (art. 49 VWEU - vrijheid van vestiging):** Dit betreft de mogelijkheid om werkzaamheden buiten loondienst uit te oefenen, zoals het oprichten van eigen ondernemingen, vennootschappen, filialen of dochterondernemingen. Dit recht geldt voor zowel natuurlijke als rechtspersonen en vereist een reële, daadwerkelijke en duurzame economische activiteit. * **Economisch inactieve EU-burgers:** Ook studenten, gepensioneerden en werklozen ontlenen rechten aan hun Unieburgerschap om vrij te reizen en te verblijven in andere lidstaten. #### 4.1.3 Vrij verkeer van diensten (art. 56-62 VWEU) Dit principe geldt voor commerciële dienstverlening die gewoonlijk tegen vergoeding geschiedt. Het omvat de tijdelijke levering van diensten naar, of ontvangst van diensten in een andere lidstaat. Overheidsdiensten vallen hier buiten. #### 4.1.4 Vrij verkeer van kapitaal (art. 63-66 VWEU) Dit verbiedt alle beperkingen op het kapitaalverkeer (investeringen) en betalingsverkeer tussen lidstaten. ### 4.2 Onderscheid tussen de vier vrijheden en rechtspraak Het is cruciaal om de vier vrijheden correct te onderscheiden, aangezien per casus slechts één verdragsregime van toepassing is. Het Hof van Justitie heeft deze begrippen ingevuld: * **Diensten vs. Goederen:** Goederen zijn tastbare zaken, terwijl diensten immaterieel zijn. Zaken als elektriciteit en films worden als goederen beschouwd, loterijbriefjes als diensten. * **Diensten vs. Vestiging:** Het criterium hier is de duur en continuïteit van de werkzaamheden. Tijdelijke activiteiten vallen onder diensten, duurzame activiteiten onder vestiging. * **Werknemers vs. Vestiging:** Het onderscheid ligt in de ondergeschiktheidsrelatie (werknemer) versus zelfstandigheid (vestiging). * **Goederen vs. Kapitaal:** Kapitaal betreft documenten die waarde vertegenwoordigen, zoals geld en effecten. ### 4.3 Belemmeringen en uitzonderingen op het vrij verkeer Het vrij verkeer is niet absoluut. Lidstaten mogen beperkingen opleggen op basis van verdragsuitzonderingen of de 'rule of reason' (ontwikkeld door het Hof), mits aan aanvullende voorwaarden wordt voldaan: * **Verdragsuitzonderingen (art. 36, 45, 51 VWEU):** Limitatief opgesomd in het Verdrag, zoals openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. * **Rule of Reason:** Dwingende redenen van algemeen belang, zoals consumentenbescherming, milieubescherming, etc. Dit geldt enkel bij indirecte discriminatie. * **Aanvullende voorwaarden:** De maatregel mag niet in strijd zijn met secundair recht (harmonisatie), moet een publiek belang beschermen en evenredig zijn (geschikt en noodzakelijk, geen minder beperkend alternatief). ### 4.4 Het Unieburgerschap en rechten van personen Het Unieburgerschap (art. 20 VWEU) verleent aan iedereen die de nationaliteit van een lidstaat bezit, rechten zoals gelijke behandeling, verblijfs- en verplaatsingsrecht binnen de EU, en kiesrecht bij Europese en gemeenteraadsverkiezingen. #### 4.4.1 Categorieën personen en hun rechten * **Unieburgers:** * **Economisch actieve burgers:** Ontlenen rechten aan de regels over vrij verkeer van werknemers en vrijheid van vestiging. * **Economisch inactieve burgers:** Ontlenen rechten aan hun Unieburgerschap, zoals recht op verblijf mits ze ziektekostenverzekering hebben en voldoende bestaansmiddelen. * **Derdelanders:** Personen zonder EU-nationaliteit. * **Derdelands familieleden van EU-burgers:** Zij hebben afgeleide rechten op basis van Richtlijn 2004/38/EG. Dit omvat reisrechten, verblijfsrechten (kortdurend, langer dan 3 maanden, duurzaam na 5 jaar) en recht op non-discriminatie. Voorwaarde is meestal dat zij de EU-burger vergezellen of zich bij hem voegen. * **Andere derdelanders:** Dit omvat vluchtelingen, hogeropgeleide migranten, langdurig ingezetenen, etc., die rechten ontlenen aan specifieke richtlijnen (zoals de Blauwe Kaart voor hoogopgeleiden of de richtlijn voor langdurig ingezetenen). #### 4.4.2 Bijzondere verblijfsrechten op grond van art. 20-21 VWEU In specifieke gevallen, wanneer Richtlijn 2004/38/EG niet van toepassing is, kunnen derdelands familieleden rechten ontlenen aan artikel 20-21 VWEU. * **Europa-route (art. 21 VWEU):** Indien een Unieburger zijn recht op vrij verkeer gebruikt en zijn gezinsleven in een andere lidstaat opbouwt, kunnen zijn derdelands familieleden meekomen of zich bij hem voegen, zelfs bij terugkeer naar hun thuisland. * **Verzorgende derdelands ouders van minderjarige Unieburgers (art. 20 VWEU):** Als een minderjarig kind met EU-nationaliteit, dat nooit gebruik heeft gemaakt van zijn vrij verkeer, dreigt de EU te moeten verlaten omdat zijn ouder (derdelander) geen verblijfsrecht heeft, kan die ouder een afgeleid verblijfsrecht krijgen om te voorkomen dat het kind gedwongen wordt te vertrekken. ### 4.5 Slotbeschouwingen over het vrij verkeer De vier vrijheden bevorderen handel en mobiliteit binnen de EU, wat leidt tot grotere afzetmarkten, meer concurrentie, betere kwaliteit en lagere prijzen voor consumenten. Ze vergemakkelijken ook reizen en verblijf voor burgers. Nadelen kunnen zijn dat zwakkere lidstaten economisch worden geraakt, oneerlijke concurrentie ontstaat en illegale migratie en criminaliteit kunnen toenemen. --- **Tip:** Bestudeer de jurisprudentie van het Hof van Justitie met betrekking tot de invulling van de begrippen van de vier vrijheden en de voorwaarden voor uitzonderingen. Dit is cruciaal voor het oplossen van casussen. **Tip:** Maak een duidelijk schema van de verschillende categorieën personen en de rechten die zij kunnen ontlenen aan het Europees recht, inclusief de relevante artikelen en richtlijnen. Dit helpt bij het analyseren van specifieke situaties. --- # Mededingingsrecht en staatssteun binnen de EU Dit onderwerp behandelt de regels die de eerlijke concurrentie binnen de interne markt waarborgen, inclusief het verbod op kartelvorming, misbruik van machtspositie en de strenge regels rondom staatssteun die lidstaten aan bedrijven verlenen. ## 5. Mededingingsrecht en staatssteun binnen de EU ### 5.1 Introductie tot mededingingsrecht en staatssteun Het mededingingsrecht binnen de EU is cruciaal voor het waarborgen van een eerlijke interne markt. Het richt zich op het voorkomen van concurrentievervalsing door middel van kartelvorming, misbruik van machtsposities en ongeoorloofde staatssteun. Deze regels zijn ontworpen om ervoor te zorgen dat alle bedrijven, ongeacht hun lidstaat van herkomst, gelijke kansen krijgen en dat consumenten profiteren van eerlijke prijzen en een breed aanbod. ### 5.2 De interne markt en haar onderdelen De interne markt is de kern van de economische integratie binnen de EU. Het doel is een ruimte zonder economische grenzen te creëren, waarin goederen, personen, diensten en kapitaal zich zo vrij mogelijk kunnen bewegen. De interne markt wordt gekenmerkt door vier fundamentele vrijheden: * **Vrij verkeer van goederen** (art. 28-37 VWEU, art. 110 VWEU) * **Vrij verkeer van personen** (art. 45-55 VWEU) * **Vrij verkeer van diensten** (art. 56-62 VWEU) * **Vrij verkeer van kapitaal** (art. 63-66 VWEU) Naast deze vrijheden zijn er twee specifieke onderdelen die essentieel zijn voor een goed functionerende interne markt: het verbod op staatssteun en het mededingingsrecht (kartels en misbruik van machtspositie). ### 5.3 Staatssteun Staatssteun, gedefinieerd in artikel 107, lid 1 VWEU, omvat alle maatregelen van staten die via overheidsmiddelen een economisch voordeel verlenen aan bepaalde ondernemingen of producties, waardoor de mededinging wordt vervalst of dreigt te worden vervalst en de handel tussen lidstaten ongunstig wordt beïnvloed. Om van verboden staatssteun te kunnen spreken, moeten vijf cumulatieve voorwaarden vervuld zijn: #### 5.3.1 Voorwaarden voor staatssteun 1. **Steunmaatregelen in welke vorm ook**: Elke maatregel die een economisch voordeel verleent dat de onderneming niet onder normale marktomstandigheden zou verkrijgen. * Voorbeelden zijn subsidies, leningen tegen niet-marktconforme voorwaarden, overheidsgaranties, verkoop van grond onder marktwaarde, belastingvoordelen en kwijtschelding van schulden. * Het **private investor principle** is hierbij cruciaal: als een private investeerder onder vergelijkbare marktomstandigheden niet zou investeren, is er waarschijnlijk sprake van steun. 2. **Bekostigd met staatsmiddelen**: De steun moet gefinancierd worden met middelen die afkomstig zijn van de overheid (lidstaat). * Als kosten direct op de consument worden afgewenteld (bv. via hogere prijzen), is er geen sprake van staatssteun. * Subsidies verstrekt door de EU zelf worden niet beschouwd als staatssteun, aangezien de EU niet als een staat wordt beschouwd. 3. **Begunstiging van bepaalde ondernemingen of producties (selectiviteitseis)**: De steun mag niet algemeen toepasbaar zijn, maar moet gericht zijn op specifieke ondernemingen of producties. * Dit betekent dat steunmaatregelen die slechts aan een deel van de bedrijven binnen een sector, een bepaalde productgroep of een specifiek geografisch gebied worden verleend, selectief zijn en dus verboden. * Algemene maatregelen die voor alle bedrijven gelden, zijn geen staatssteun. 4. **Invloed op handelsverkeer tussen de lidstaten**: De steunmaatregel moet een effect hebben op de handel tussen de lidstaten. * **De-minimisdrempel**: Steunmaatregelen die per onderneming minder dan €200.000 bedragen over een periode van drie jaar, worden geacht geen merkbaar effect te hebben op het handelsverkeer en zijn daarom niet verboden. Hierbij tellen verbonden ondernemingen als één. * **Grensoverschrijdend effect of drempelwerking**: De steun moet de concurrentiepositie van begunstigde ondernemingen ten opzichte van concurrenten in andere lidstaten beïnvloeden, of de toegang van buitenlandse bedrijven tot de markt bemoeilijken. 5. **Vervalsen van de mededinging**: De steun moet de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen. Dit is het geval wanneer de steun de concurrentiepositie van een onderneming versterkt, kosten verlaagt, of groei of behoud van marktaandeel mogelijk maakt. Het is niet vereist dat de vervalsing aanzienlijk is; het volstaat dat de onderneming beter af is dan zonder steun. #### 5.3.2 Procedure en gevolgen van het verbod op staatssteun * **Notificatieplicht**: Voorgenomen staatssteun moet worden gemeld bij de Europese Commissie. De Commissie beoordeelt of de steun verenigbaar is met de interne markt. * **Standstill-bepaling**: Gedurende het onderzoek door de Commissie mag de steun niet worden uitgevoerd. * **Gevolgen van onrechtmatige steun**: Onrechtmatig verleende staatssteun moet door de lidstaat worden teruggevorderd, inclusief rente, om de situatie te herstellen alsof de steun nooit is verleend. Een beroep op gerechtvaardigd vertrouwen is niet mogelijk. #### 5.3.3 Uitzonderingen en bijzondere gevallen Ondanks het algemene verbod zijn er in artikel 107 VWEU uitzonderingen mogelijk: * **Artikel 107, lid 2 VWEU**: Bepaalde steunmaatregelen zijn van rechtswege toegestaan, zoals sociale steun aan individuele personen, compensatie voor schade door natuurrampen of uitzonderlijke gebeurtenissen. De Commissie beoordeelt enkel of de maatregel binnen de categorie valt en proportioneel is. * **Artikel 107, lid 3 VWEU**: Hieronder vallen steunmaatregelen die de Commissie kan toestaan indien deze noodzakelijk, proportioneel en geschikt zijn om bepaalde doelstellingen te bereiken, zoals steun voor regionale ontwikkeling, steun aan kleine en middelgrote ondernemingen, of steun ter bevordering van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang. De Commissie beoordeelt de opportuniteit van de steun. ### 5.4 Mededingingsrecht: kartelvorming en misbruik van machtspositie Het mededingingsrecht richt zich op het waarborgen van eerlijke concurrentie. Dit gebeurt door middel van het verbod op kartelvorming en het verbod op misbruik van een economische machtspositie. #### 5.4.1 Het begrip onderneming en markt * **Onderneming**: Elke entiteit die een economische activiteit uitoefent, ongeacht rechtsvorm en financiering. Winstoogmerk is niet vereist. Ook overheden kunnen als onderneming worden beschouwd indien zij economische activiteiten ontplooien die concurreren met private partijen. Typische overheidstaken vallen hier buiten. * **Relevante markt**: Voor de toepassing van mededingingsregels is het cruciaal om de relevante markt af te bakenen, zowel de productmarkt als de geografische markt. * **Productenmarkt**: Producten of diensten die onderling uitwisselbaar of substitueerbaar zijn voor de consument (getest via de SSNIP-test). * **Geografische markt**: Het gebied waarin de concurrentie plaatsvindt. #### 5.4.2 Kartelverbod (artikel 101 VWEU) Dit artikel verbiedt overeenkomsten, onderling afgestemde feitelijke gedragingen en besluiten van ondernemersverenigingen die tot doel of gevolg hebben de mededinging binnen de interne markt te beperken, te verstoren of te verhinderen. * **Voorwaarden**: 1. Overeenkomsten, onderling afgestemde feitelijke gedragingen of besluiten van ondernemersverenigingen. 2. Die de handel tussen de lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden. 3. En tot doel of gevolg hebben de mededinging binnen de interne markt te verstoren. * **Uitzonderingen (artikel 101, lid 3 VWEU)**: Een kartel kan gerechtvaardigd zijn indien het leidt tot efficiëntievoordelen (verbetering productie/distributie, technische/economische vooruitgang), consumenten hiervan een billijk aandeel ontvangen, de beperkingen noodzakelijk zijn en concurrentie niet volledig wordt uitgeschakeld. * **De-minimisuitzondering**: Overeenkomsten met een klein gezamenlijk marktaandeel worden geacht geen merkbaar effect te hebben op de mededinging. #### 5.4.3 Misbruik van economische machtspositie (artikel 102 VWEU) Dit artikel verbiedt ondernemingen die een economische machtspositie bekleden op de interne markt (of een wezenlijk deel daarvan) om die macht te misbruiken, indien dit de handel tussen lidstaten ongunstig kan beïnvloeden. * **Voorwaarden**: 1. Eén of meerdere ondernemingen hebben een machtspositie. Een marktaandeel van 50% of meer geeft een vermoeden van machtspositie. 2. Er is sprake van misbruik. Voorbeelden hiervan zijn het opleggen van onbillijke prijzen of voorwaarden, beperken van productie of ontwikkeling ten nadele van consumenten, of het toepassen van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties. * **Doelbewust of gevolgericht**: Misbruik kan zowel doelbewust als onopzettelijk zijn (door de gevolgen van een gedraging). * **Twee hoofdtypen misbruik**: * **Uitbuiting**: Schadelijk voor consumenten (bv. te hoge prijzen). * **Uitsluiting**: Schadelijk voor concurrenten (bv. weigeren levering). Machtspositie hebben is niet verboden; pas het misbruik ervan is een schending van artikel 102 VWEU. ### 5.5 De Europese Unie en haar instellingen De Europese Unie is een supranationale organisatie waar lidstaten soevereiniteit hebben overgedragen. De EU is opgericht met als doelstellingen vrede, welzijn, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. De interne markt en de economische en monetaire unie zijn belangrijke pijlers. De EU opereert via een complex systeem van instellingen die samen de wetgeving creëren, uitvoeren en handhaven. * **Europese Raad**: Bepaalt de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten. * **Europese Commissie**: Heeft het recht van initiatief voor wetgeving, voert beleid uit en ziet toe op naleving van EU-recht. * **Raad van de Europese Unie (Raad van Ministers)**: Keurt wetgeving goed, meestal samen met het Europees Parlement. * **Europees Parlement**: Vertegenwoordigt de burgers, medewetgever en controleert de Commissie. * **Hof van Justitie van de EU**: Zorgt voor de uniforme uitlegging en toepassing van het EU-recht. De bevoegdheden van de EU zijn gebaseerd op het attributiebeginsel, waarbij de EU alleen mag handelen binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de verdragen zijn toebedeeld. Er bestaan exclusieve bevoegdheden, gedeelde bevoegdheden en bevoegdheden ter ondersteuning, aanvulling of coördinatie. ### 5.6 Rechtstreekse werking en voorrang van EU-recht Twee fundamentele beginselen van het EU-recht, ontwikkeld door het Hof van Justitie, zijn cruciaal voor de doorwerking ervan: * **Voorrang van EU-recht (Costa vs. E.N.E.L)**: EU-recht heeft voorrang boven nationaal recht, zelfs op latere nationale wetgeving. Nationale rechters moeten strijdige nationale bepalingen buiten toepassing laten. * **Rechtstreekse werking (Van Gend & Loos)**: Burgers kunnen zich rechtstreeks beroepen op duidelijke, nauwkeurige en onvoorwaardelijke bepalingen van EU-recht voor de nationale rechter. Dit geldt voor primair recht (verdragen), verordeningen en besluiten. Richtlijnen hebben, na het verstrijken van de omzettingstermijn en indien de voorwaarden van Van Gend & Loos vervuld zijn, doorgaans verticale directe werking (burger vs. overheid). Deze beginselen garanderen dat EU-recht effectief is en bindend wordt toegepast binnen de lidstaten. ### 5.7 De vier vrijheden en het discriminatieverbod De vier vrijheden (goederen, personen, diensten, kapitaal) vormen de kern van de interne markt. Het discriminatieverbod op grond van nationaliteit, verankerd in artikel 18 VWEU, is een centraal beginsel dat zorgt voor gelijke behandeling. Zowel openlijke als verkapte discriminatie, alsmede maatregelen met directe of indirecte beperkende effecten, zijn verboden. Lidstaten mogen het vrij verkeer enkel beperken op basis van specifieke verdragsuitzonderingen of dwingende redenen van algemeen belang (rule of reason), mits deze maatregelen noodzakelijk en evenredig zijn en niet in strijd zijn met geharmoniseerd EU-recht. ### 5.8 Samenvatting en kernpunten * Het mededingingsrecht en de regels inzake staatssteun zijn essentiële componenten van de interne markt, bedoeld om eerlijke concurrentie te waarborgen. * Vijf cumulatieve voorwaarden maken een maatregel tot verboden staatssteun. * Kartelvorming en misbruik van machtspositie zijn verboden, tenzij er sprake is van specifieke uitzonderingen. * Het EU-recht heeft voorrang op nationaal recht en heeft in veel gevallen rechtstreekse werking. * De vier vrijheden vormen de basis van de interne markt, ondersteund door een sterk discriminatieverbod. * De EU-instellingen spelen een cruciale rol in het creëren, uitvoeren en handhaven van deze regels. --- # Mensächtenbescherming in Europa: Raad van Europa en EHRM Dit onderwerp behandelt de rol van de Raad van Europa en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) bij de bescherming van fundamentele rechten en vrijheden in Europa, met een focus op het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) en de procedures bij het EHRM. ### 6.1 De Raad van Europa De Raad van Europa is een internationale organisatie die zich, in tegenstelling tot de Europese Unie, richt op de bescherming van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat in heel Europa. #### 6.1.1 Oprichting en Lidmaatschap * **Oprichting:** Opgericht op 5 mei 1949 door tien stichtende leden via het Verdrag van Londen. * **Zetel:** Straatsburg, Frankrijk. * **Lidmaatschap:** Momenteel 46 lidstaten (en waarnemende leden). * **Eisen voor lidmaatschap:** 1. Ligging in Europa (hoewel dit ruim wordt geïnterpreteerd). 2. Ondertekening en bekrachtiging van het EVRM. 3. Ondertekening en bekrachtiging van het Europees Sociaal Handvest van 1961. 4. Ondertekening en bekrachtiging van het Europees Verdrag ter voorkoming van foltering van 1987. 5. Volledige afschaffing van de doodstraf. #### 6.1.2 Doelstellingen en Verwezenlijkingen * **Hoofddoelstellingen:** * Beschermen van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat. * Bevorderen van bewustwording en ontwikkeling van de Europese culturele identiteit en diversiteit. * **Belangrijkste verwezenlijking:** Het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) en de daaraan gekoppelde jurisprudentie van het EHRM. * **Verdragen:** De Raad van Europa heeft meer dan 220 verdragen en conventies opgesteld, waaronder: * EVRM (1950): Burgerlijke en politieke rechten. * Europees Sociaal Handvest (1961). * Europees Verdrag ter voorkoming van foltering (1987). * Kaderverdrag inzake bescherming van minderheden (1994). * Europees Kinderrechtenverdrag (1996). #### 6.1.3 Structuur en Organen De Raad van Europa is een **intergouvernementele instelling**. * **Ministercomité:** * Samengesteld uit de ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten. * Beslissend orgaan dat onder andere nieuwe lidstaten toelaat, verdragen sluit en toezicht houdt op de naleving van beslissingen. * **Parlementaire Vergadering:** * Telt 306 leden, benoemd door de nationale parlementen. * Komt vier keer per jaar samen. * Brengt aanbevelingen uit; heeft geen beslissingsbevoegdheid. * **Congres van Lokale en Regionale Overheden:** * Overlegorgaan dat de lokale en regionale overheden vertegenwoordigt. * **Secretariaat:** * Meer dan 2.000 leden en medewerkers, geleid door de secretaris-generaal. ### 6.2 Het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) Het EVRM is een cruciaal internationaal verdrag dat de burgerlijke en politieke rechten van individuen in Europa waarborgt. #### 6.2.1 Inhoud en Reikwijdte * **Doel:** Lidstaten beloven fundamentele burgerlijke en politieke rechten te waarborgen voor iedereen binnen hun rechtsgebied. * **Structuur:** Het verdrag is opgedeeld in verschillende secties, met een focus op materieel recht, rechtsbescherming en de samenstelling en bevoegdheid van het EHRM. * **Materieel Recht (Sectie I):** Bevat een opsomming van fundamentele rechten, waaronder: * Recht op leven (Art. 2). * Verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (Art. 3). * Verbod op slavernij en dwangarbeid (Art. 4). * Recht op vrijheid en veiligheid (Art. 5). * Recht op een eerlijk proces (Art. 6). * Recht op respect voor privé- en gezinsleven, eerbiediging van de woning en correspondentie (Art. 8). * Vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst (Art. 9). * Vrijheid van meningsuiting (Art. 10). * Vrijheid van vergadering en vereniging (Art. 11). * Recht op het sluiten van een huwelijk (Art. 12). * Recht op een effectief rechtsmiddel (Art. 13). * Verbod op discriminatie (Art. 14). * **Beperkingen op Rechten:** De bescherming van rechten onder het EVRM is niet absoluut. Uitzonderingsgronden zijn vaak expliciet in de verdragsartikelen zelf vermeld. * **Voorbeeld: Artikel 8 EVRM (Recht op privé- en gezinsleven)** * Inmenging door een openbaar gezag is toegestaan indien deze: a) Bij wet is voorzien. b) Dient ter bescherming van de nationale veiligheid, openbare veiligheid, economisch welzijn van het land, voorkoming van wanordelijkheden en strafbare feiten, bescherming van de gezondheid of goede zeden, of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. c) Noodzakelijk is in een democratische samenleving (d.w.z. evenredig en relevant). * **Appreciatiebevoegdheid Lidstaten:** Lidstaten hebben een zekere beoordelingsmarge (appreciatiebevoegdheid) bij de interpretatie en toepassing van deze uitzonderingen (bv. betreffende het homohuwelijk). #### 6.2.2 Rechtsbescherming: Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) Het EHRM is het gerechtelijke orgaan dat toeziet op de naleving van het EVRM door de lidstaten. ##### 6.2.2.1 Procedures bij het EHRM * **Toepassing:** * **Individuele aanvraag:** Een individu dient een klacht in tegen een lidstaat. * **Interstatelijke aanvraag:** Een lidstaat dient een klacht in tegen een andere lidstaat. * **Altijd gericht tegen een lidstaat.** * **Ontvankelijkheid (voorwaarden voor behandeling):** 1. **Uitputting van nationale rechtsmiddelen:** Alle juridische mogelijkheden binnen de lidstaat moeten zijn benut. 2. **Termijn:** De aanvraag moet binnen vier maanden na de definitieve nationale beslissing worden ingediend. 3. **Gericht tegen een lidstaat.** 4. **Niet-ontvankelijkheid:** * Anonieme klachten. * Klachten die geen betrekking hebben op verdragsbepalingen. * Indien er geen belangrijk en ernstig nadeel is voor de verzoeker (belang). * **Samenstelling EHRM:** * Permanent rechtscollege. * Elke lidstaat heeft één rechter. * Niet-hernieuwbare ambtstermijn van negen jaar. * **Kamers:** * **Gerechtscommissaris, Comités (3 rechters), Kamers (7 rechters):** Behandelen de meeste zaken. * **Grote Kamer (17 rechters):** Behandelt zaken na een "referral" (beroep tegen een kameruitspraak) of "relinquishment" (spontane uithandengeving door een kamer). * **Procedure (Stappen):** 1. Aanvraag (klacht indienen). 2. Ontvankelijkheidsonderzoek. 3. Uitspraak ten gronde (al dan niet schending van het EVRM). * **Kenmerken:** * Laagdrempelig: Kan in eigen taal, gratis, geen advocaat vereist. * Spoedeisende gevallen kunnen versneld behandeld worden. * Beslissingen worden genomen bij gewone meerderheid. * Mogelijkheid tot separate opinions van rechters (concurring of dissenting). * **Uitspraken:** * **Bindend:** Uitspraken van het EHRM zijn bindend voor de betrokken lidstaat. * **Billijke vergoeding (just satisfaction):** Indien een schending wordt vastgesteld, kan het Hof een billijke vergoeding toekennen aan de verzoeker. * **Maatregelen:** De lidstaat moet algemene of individuele maatregelen nemen om de schending te herstellen. * **Toezicht op uitvoering:** Het Ministercomité van de Raad van Europa houdt toezicht op de uitvoering van de uitspraken. * **Prejudiciële procedure (sinds 2018):** Mogelijkheid voor nationale rechters om vragen over de interpretatie van het EVRM voor te leggen aan het EHRM. * **Preventieve werking:** Uitspraken kunnen een preventieve werking hebben en leiden tot wetswijzigingen (bv. Salduz-wetgeving). #### 6.2.3 Rechtstreekse Werking en Nationaal Recht * **Directe Werking van het EVRM:** Bepalingen van het EVRM hebben, mits duidelijk, nauwkeurig en onvoorwaardelijk, **directe werking** binnen de nationale rechtsorde. Dit betekent dat burgers zich er rechtstreeks op kunnen beroepen voor de nationale rechter. * **Rol van de Nationale Rechter:** De nationale rechter is primair verantwoordelijk voor de toepassing van het EVRM. Hij moet in geval van conflict Europees recht laten voorgaan op nationaal recht (voorrangsbeginsel). ### 6.3 Verschil tussen Raad van Europa en Europese Unie Het is cruciaal om de Raad van Europa te onderscheiden van de Europese Unie: | Kenmerk | Raad van Europa (RvE) | Europese Unie (EU) | | :----------------------- | :---------------------------------------------------------- | :------------------------------------------------------------ | | **Type Organisatie** | Intergouvernementeel | Supranationaal | | **Beslissingsvorming** | Unanimiteit (veto-recht) | Gekwalificeerde meerderheid (meestal) | | **Organen** | Ministercomité, Parlementaire Vergadering, etc. | Europese Raad, Commissie, Parlement, Raad van de EU, HvJ, etc. | | **Juridische Kracht** | Verdragen (EVRM), aanbevelingen | Verordeningen, richtlijnen, besluiten (bindend) | | **Jurisdictie** | EHRM (bindende uitspraken over EVRM-schendingen) | HvJ EU (bindende uitspraken over EU-recht) | | **Focus** | Mensenrechten, democratie, rechtsstaat | Economische integratie, gemeenschappelijk beleid | | **Reikwijdte** | Heel Europa (46 leden) | Lidstaten van de EU (27 leden) | | **Rechtspraak** | EHRM | Hof van Justitie van de EU (HvJ EU) | | **Onafhankelijkheid** | Onafhankelijke instellingen | Onafhankelijke instellingen | | **Oprichting** | Verdrag van Londen (1949) | EGKS-Verdrag (1951), Verdragen van Rome (1957), Lissabon (2009) | | **Talen** | Frans en Engels (officieel) | Meerdere officiële talen | | **Territoriale Omvang** | Europa | EU-lidstaten | **Tip:** Onthoud dat de Raad van Europa een veel bredere geografische dekking heeft en zich primair richt op mensenrechten, terwijl de EU een diepere economische en politieke integratie nastreeft binnen een kleinere groep lidstaten. ### 6.4 Vergelijking met Supranationaliteit en Intergouvernementalisme * **Supranationale organisaties:** De EU is een voorbeeld. Lidstaten dragen soevereiniteit over aan de organisatie, die bindende wetgeving kan aannemen die rechtstreeks van toepassing is en voorrang heeft op nationaal recht. Beslissingen worden vaak bij meerderheid genomen. * **Intergouvernementele organisaties:** De Raad van Europa is een voorbeeld. Lidstaten behouden hun soevereiniteit. Beslissingen worden meestal op basis van unanimiteit genomen en vereisen ratificatie door de lidstaten om bindend te worden. **Tip:** De kern van supranationaliteit is de overdracht van beslissingsbevoegdheid, waardoor de internationale organisatie regels kan opleggen aan de lidstaten. Bij intergouvernementalisme beslissen de lidstaten altijd gezamenlijk. ### 6.5 Jurisprudentie van het EHRM met betrekking tot Mensenrechtenbescherming Hoewel de specifieke documentatie die is verstrekt geen gedetailleerde jurisprudentie van het EHRM behandelt buiten het kader van het EVRM zelf, is het essentieel te begrijpen dat de rechtspraak van het EHRM het EVRM voortdurend interpreteert en uitbreidt. * **Voorbeeld (uit de verstrekte tekst, relevant voor EVRM):** * **Arrest Marckx:** Dit arrest uit 1979 was cruciaal voor de bescherming van het familierecht, met name voor kinderen geboren buiten het huwelijk, en leidde tot hervormingen in veel lidstaten. * **Arrest Salduz-wetgeving:** Dit arrest (en de daaropvolgende jurisprudentie) benadrukt het recht op toegang tot een advocaat vanaf het eerste verhoor door de politie, wat de procedurele rechten van verdachten versterkt. * **Arrest Ainis and others vs. Italy:** Dit illustreert de verantwoordelijkheid van de staat om het leven van gedetineerden te beschermen en de gevolgen van het niet nakomen van deze plicht onder Artikel 2 EVRM. Dit deel van de studiehandleiding legt de nadruk op de institutionele architectuur en de juridische instrumenten die Europa ter beschikking staan voor de bescherming van fundamentele rechten, met een centrale rol voor de Raad van Europa en het EHRM. --- ## Veelgemaakte fouten om te vermijden - Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens - Let op formules en belangrijke definities - Oefen met de voorbeelden in elke sectie - Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
**Kartelvorming (art. 101 VWEU):** Verbod op afspraken die concurrentie beperken.
**Misbruik van economische machtspositie (art. 102 VWEU):** Verbod op machtsmisbruik door dominante ondernemingen. | --- --- # Instellingen en doelstellingen van de Europese Unie Dit deel verkent de verschillende instellingen van de EU, hun taken en samenstelling, alsook de fundamentele doelstellingen van de Unie, zoals vrede, welzijn, vrijheid en veiligheid. ### 2.1 De doelstellingen van de Europese Unie De Europese Unie is opgericht met de fundamentele doelstellingen om vrede, welzijn, vrijheid en veiligheid te creëren voor haar burgers. Deze doelstellingen worden nagestreefd door middel van economische integratie en de oprichting van een interne markt en een Economische en Monetaire Unie, alsmede door het beschermen van mensenrechten. **Kernwaarde:** De EU streeft ernaar een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te creëren. Dit houdt in dat burgers vrij moeten zijn om te reizen, werken en studeren binnen de lidstaten, en dat er gezorgd wordt voor grensoverschrijdende veiligheid en rechtshandhaving. **Economische integratie:** Door de opheffing van economische grenzen en belemmeringen wordt een gemeenschappelijke markt nagestreefd. Dit bevordert handel tussen lidstaten en creëert gelijke kansen voor bedrijven en personen. **Monetaire Unie:** De Economische en Monetaire Unie, met de euro als gezamenlijke munt, is een supranationaal karakter en wordt gecoördineerd door de Europese Centrale Bank. Toetreding tot de eurozone vereist het voldoen aan specifieke voorwaarden, de zogenaamde Maastrichtnormen, die betrekking hebben op onder andere inflatie en staatsschuld. **Menserechten:** Bescherming van mensenrechten is een fundamentele pijler van de EU. **Sociale pijler:** Naast economische aspecten legt de Europese pijler van sociale rechten de nadruk op het welzijn van de Europese bevolking. Dit omvat initiatieven ter bevordering van werk-privébalans, menswaardige arbeidsomstandigheden en het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting. ### 2.2 De instellingen van de Europese Unie De EU beschikt over verschillende instellingen die gezamenlijk de wetgeving tot stand brengen, uitvoeren en controleren. Het machtenscheidingsprincipe is hierbij leidend: * **Wetgevende macht:** Gevormd door de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie. * **Uitvoerende macht:** Voornamelijk de Europese Commissie. * **Rechterlijke macht:** Het Hof van Justitie van de Europese Unie. #### 2.2.1 De Europese Raad De Europese Raad is het hoogste orgaan binnen de EU en bepaalt de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten van de Unie. * **Samenstelling:** Bestaat uit de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten, de voorzitter van de Europese Raad, en de voorzitter van de Europese Commissie. De Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid neemt deel aan de werkzaamheden. * **Taken:** * Opstellen en wijzigen van verdragen. * Vaststellen van beleidslijnen voor de toekomst. * Zorgen voor samenhang en consensus binnen de EU. * **Werking:** Minimaal vier keer per jaar bijeenkomst in Brussel (Europese top). Beslissingen worden bij consensus genomen. #### 2.2.2 De Europese Commissie De Europese Commissie vertegenwoordigt de belangen van de EU als geheel en is verantwoordelijk voor het ontwerpen van wetgeving en het toezien op de uitvoering van verdragen en secundaire wetgeving. * **Samenstelling:** Eén commissaris per lidstaat, benoemd op basis van competentie en Europese betrokkenheid. Zij werken binnen Directoraten-Generaal (DG's). * **Benoeming:** De voorzitter wordt voorgedragen door de Europese Raad en goedgekeurd door het Europees Parlement. Lidstaten dragen commissarissen voor, die vervolgens, samen met de voorzitter, een verhoor en stemming ondergaan in het Europees Parlement. * **Taken:** * **Wetgevende taak:** Recht van initiatief voor secundair recht. * **Controlerende taak:** Toezicht op naleving van EU-regels door lidstaten en bedrijven. * **Uitvoerende taak:** Beheer van de begroting en programma's, vertegenwoordiging van de Unie in externe contacten. * **Werking:** Onafhankelijk en handelt in het belang van de EU. Vergaderingen vinden wekelijks plaats en beslissingen worden bij meerderheid genomen. Verantwoording wordt afgelegd aan het Europees Parlement. #### 2.2.3 De Raad van de Europese Unie (Raad van Ministers) De Raad van de Europese Unie vertegenwoordigt de lidstaten en speelt een cruciale rol in de totstandkoming van wetgeving. * **Samenstelling:** Eén minister per lidstaat, afhankelijk van het onderwerp in verschillende raadsformaties (bv. Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken). De Hoge Vertegenwoordiger leidt de Raad Buitenlandse Zaken. * **Voorzitterschap:** Roteert elke zes maanden tussen de lidstaten. * **Taken:** Medewetgeving met het Europees Parlement en de Europese Commissie, goedkeuren en amenderen van wetsvoorstellen. * **Werking:** Vergaderingen vinden plaats in Brussel of Luxemburg. Besluitvorming geschiedt meestal met gekwalificeerde meerderheid, waarbij ten minste 55% van de lidstaten (met minimaal 65% van de bevolking) akkoord moet gaan. #### 2.2.4 Het Europees Parlement Het Europees Parlement vertegenwoordigt de burgers van de EU en deelt de wetgevende en budgettaire bevoegdheden met de Raad. * **Ontstaan:** Verdrag van Rome (1957). * **Samenstelling:** 720 leden (voorheen 751), degressief vertegenwoordigd (minimaal 6, maximaal 96 zetels per lidstaat). Leden zijn georganiseerd in politieke fracties. * **Taken:** * **Medewetgever:** Samen met de Raad wetgeving goedkeuren en amenderen. * **Budgettaire controle:** Goedkeuring van de EU-begroting. * **Politieke controle:** Toezicht op de Europese Commissie en andere instellingen. * **Burgerinitiatieven:** Mogelijkheid voor burgers om voorstellen in te dienen. * **Werking:** Verkiezingen om de vijf jaar. Het Parlement heeft officiële zetels in Straatsburg, maar zetelt ook in Brussel en Luxemburg. Het heeft 24 officiële talen. Beslissingen worden genomen met een volstrekte meerderheid. #### 2.2.5 De rol van nationale parlementen Nationale parlementen spelen een rol in het Europese besluitvormingsproces via het subsidiariteitsbeginsel en het systeem van vroegtijdige kennisgeving (gele en oranje kaarten procedure). #### 2.2.6 Het Hof van Justitie van de Europese Unie Het Hof van Justitie is de onafhankelijke rechterlijke instantie die toeziet op de naleving van het Europees recht. * **Samenstelling:** Het Hof van Justitie (één rechter per lidstaat, met advocaten-generaal) en het Gerecht (54 rechters). * **Taken:** * **Vernietigingsberoep:** Beoordelen van de wettigheid van EU-rechtshandelingen. * **Verdragsschendingsprocedure:** Vaststellen of lidstaten hun verdragsverplichtingen nakomen. * **Prejudiciële procedures:** Beantwoorden van rechtsvragen van nationale rechters over EU-recht om een uniforme interpretatie te waarborgen. * **Werking:** Gevestigd in Luxemburg. Uitspraken zijn bindend voor nationale rechters. #### 2.2.7 Het verschil tussen de Raad van Europa en de Europese Raad De **Europese Raad** is een instelling van de EU en bepaalt de algemene politieke lijnen. De **Raad van Europa** is een onafhankelijke internationale organisatie met 46 leden, gericht op mensenrechten, democratie en rechtsstaat, en is geen onderdeel van de EU. ### 2.3 Het attributiebeginsel en bevoegdheden van de EU De EU kan alleen optreden binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de verdragen zijn toebedeeld. Dit principe van attributie is cruciaal. * **Residuaire bevoegdheden:** Bevoegdheden die niet expliciet aan de EU zijn toegekend, blijven bij de lidstaten. **Soorten bevoegdheden:** 1. **Exclusieve bevoegdheden (art. 3 VWEU):** Alleen de EU mag wetgevend optreden op gebieden zoals de douane-unie, mededingingsregels voor de interne markt, monetair beleid voor de eurozone, gemeenschappelijk visserijbeleid en gemeenschappelijke handelspolitiek. 2. **Gedeelde bevoegdheden (art. 4 VWEU):** De EU en lidstaten delen de bevoegdheid op gebieden zoals de interne markt, sociaal beleid, milieu, vervoer en energie. De lidstaten oefenen hun bevoegdheid uit voor zover de EU dit niet doet. Hierbij is het subsidiariteitsbeginsel van groot belang. 3. **Bevoegdheden ter ondersteuning, aanvulling of coördinatie (art. 6 VWEU):** De EU kan op bepaalde gebieden optreden ter ondersteuning van de lidstaten, zonder echter bindende regels op te leggen. Voorbeelden zijn onderwijs en cultuur. ### 2.4 De Europese pijler van sociale rechten De Europese pijler van sociale rechten beoogt het bevorderen van gelijke kansen en eerlijke arbeidsvoorwaarden binnen de EU. Het bevat 20 beginselen en kerndoelen, waaronder de werkgelegenheid van volwassenen, deelname aan opleidingen en de vermindering van armoede. ### 2.5 Vormen van Europees recht en hun doorwerking Europees recht bestaat uit primair recht (verdragen) en secundair recht (wetgeving van EU-instellingen). * **Primair recht:** VEU en VWEU, die de waarden, doelstellingen, bevoegdheden en besluitvormingsprocedures van de EU vastleggen. * **Secundair recht:** Omvat verordeningen, richtlijnen en besluiten. * **Verordeningen:** Algemeen, bindend en rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten. * **Richtlijnen:** Bindend qua resultaat, maar lidstaten kiezen de vorm en middelen om deze om te zetten in nationaal recht. * **Besluiten:** Bindend voor de specifieke adressaten. * **Doorwerking:** Europees recht heeft voorrang op nationaal recht (Costa vs. E.N.E.L.) en kan onder voorwaarden directe werking hebben, waardoor burgers zich rechtstreeks op EU-recht kunnen beroepen voor de nationale rechter (Van Gend & Loos). ### 2.6 De vier vrijheden en de interne markt De interne markt is een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd. Dit wordt beschermd door het verbod op discriminatie op grond van nationaliteit. * **Vrij verkeer van goederen (art. 28-37 VWEU):** Omvat alle producten die verhandelbaar zijn. * **Vrij verkeer van personen (art. 45-55 VWEU):** Omvat werknemers, zelfstandigen en Unieburgers, inclusief hun familieleden. * **Vrij verkeer van diensten (art. 56-62 VWEU):** Betreft commerciële dienstverlening, zowel tijdelijk als grensoverschrijdend. * **Vrij verkeer van kapitaal (art. 63-66 VWEU):** Verbod op beperkingen van kapitaal- en betalingsverkeer. Belemmeringen aan deze vrijheden kunnen gerechtvaardigd zijn op basis van verdragsuitzonderingen of de 'rule of reason' (dwingende redenen van algemeen belang), mits de maatregel noodzakelijk en evenredig is. ### 2.7 Unieburgerschap en verblijfsrechten Het Unieburgerschap (art. 20 VWEU) verleent burgers van lidstaten aanvullende rechten, zoals het recht op vrij verkeer en verblijf, en actief en passief kiesrecht. Richtlijn 2004/38/EG regelt de reis- en verblijfsrechten van Unieburgers en hun familieleden, en waarborgt het recht op non-discriminatie. * **Derdelanders:** Personen die niet de nationaliteit van een EU-lidstaat bezitten, kunnen rechten ontlenen aan EU-recht, met name via familiebanden met Unieburgers (bv. arresten Chen, Zambrano). ### 2.8 Mededingingsrecht: Staatssteun, Kartels en Machtspositie Het mededingingsrecht is bedoeld om eerlijke concurrentie in de interne markt te waarborgen. * **Staatssteun (art. 107 VWEU):** Overheidssteun die de mededinging vervalst, is verboden, tenzij er sprake is van specifieke uitzonderingen. Er zijn vijf cumulatieve voorwaarden die bepalen of er sprake is van verboden staatssteun. * **Kartelverbod (art. 101 VWEU):** Overeenkomsten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de concurrentie verstoren, zijn verboden. Er zijn beperkte uitzonderingen mogelijk. * **Misbruik van machtspositie (art. 102 VWEU):** Het is verboden voor ondernemingen met een dominante positie om deze macht te misbruiken ten nadele van concurrenten, consumenten of andere marktpartijen. Het begrip 'onderneming' en de afbakening van de 'relevante markt' (product- en geografische markt) zijn cruciaal voor de toepassing van het mededingingsrecht. ### 2.9 De Raad van Europa en het EVRM De Raad van Europa, opgericht in 1949, is een intergouvernementele organisatie die zich richt op de bescherming van mensenrechten, democratie en rechtsstaat. Het **Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)** is een belangrijk instrument, en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) ziet toe op de naleving ervan. --- # Europees recht: bevoegdheden, rechtsvormen en doorwerking Dit onderwerp analyseert de bevoegdheden van de EU, de verschillende vormen van Europees recht (primair en secundair), en hoe deze wetgeving doorwerkt in de nationale rechtsordes, inclusief de beginselen van voorrang en directe werking. ## 3. Bevoegdheden van de Europese Unie De EU handelt enkel binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de verdragen zijn toegekend. Dit is het **attributiebeginsel**. Residuaire bevoegdheden blijven bij de lidstaten, maar hun uitoefening moet overeenstemmen met het verdragsrecht. ### 3.1 Soorten bevoegdheden * **Exclusieve bevoegdheden** (art. 3 VWEU): Alleen de EU kan wetgevend optreden en juridisch bindende handelingen vaststellen. Lidstaten kunnen dit enkel indien gemachtigd door de EU of ter uitvoering van EU-handelingen. * Voorbeelden: douane-unie, mededingingsregels voor de interne markt, monetair beleid voor eurolanden, gemeenschappelijk visserijbeleid, gemeenschappelijke handelspolitiek. * **Gedeelde bevoegdheden** (art. 4 VWEU): De EU en de lidstaten kunnen beide wetgevend optreden. De lidstaten oefenen hun bevoegdheid uit voor zover de EU haar bevoegdheid niet heeft uitgeoefend, en trekken zich terug wanneer de EU haar bevoegdheid niet langer uitoefent. Bij de uitoefening van gedeelde bevoegdheden moet de EU het **subsidiariteitsbeginsel** in acht nemen. * Voorbeelden: interne markt, sociaal beleid, economische, sociale en territoriale samenhang, landbouw en visserij, milieu, consumentenbescherming, vervoer, energie, ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gemeenschappelijke veiligheidsvraagstukken op het gebied van volksgezondheid. * **Bevoegdheden ter ondersteuning, aanvulling of coördinatie** (art. 6 VWEU): De EU kan op deze gebieden acties ondernemen ter ondersteuning van de lidstaten, zonder bindende regels op te leggen. Deze bevoegdheden zijn nooit dwingend. * Voorbeeld: Erasmus-programma. ### 3.2 Algemene beginselen met betrekking tot bevoegdheden * **Beginsel van loyale samenwerking** (art. 4 VEU): Lidstaten mogen niets doen dat strijdig is met het verdrag en voeren trouw alle verplichtingen uit die uit het Europees recht voortvloeien. * **Attributiebeginsel**: De EU is enkel bevoegd als daarvoor een grondslag in het verdrag bestaat. * **Subsidiariteitsbeginsel** (art. 5 VEU): De EU treedt alleen op als de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en beter op EU-niveau kunnen worden bereikt. * **Evenredigheidsbeginsel (proportionaliteitsbeginsel)** (art. 5 VEU): Het optreden van de EU gaat niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van de verdragen te bereiken. * **Gelijkheidsbeginsel**: Discriminatie op grond van nationaliteit is verboden (art. 18 VWEU). Ook andere vormen van discriminatie zijn verboden via het Handvest van de Grondrechten. * **Beginselen gecreëerd door het Hof van Justitie**: Rechtsmisbruik, rechtszekerheidsbeginsel, effectiviteitsbeginsel. ## 4. Rechtsvormen van Europees recht Europees recht kent een hiërarchische structuur, met primair en secundair recht, aangevuld door rechtspraak. ### 4.1 Primair Europees recht Primair Europees recht vormt de basis van de Europese Unie en bestaat uit de verdragen. * **Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU)**: Bevat de fundamentele waarden van de Unie, democratische beginselen, doelstellingen, en regels over gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. * **Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)**: Definieert de bevoegdheden van de EU, besluitvormingsprocedures, bevoegdheden van instellingen en de soorten wetgeving die instellingen mogen aannemen. De verdragen bevatten verschillende soorten artikelen: * Bevoegdheid toekennende bepalingen. * Materiële bepalingen die concrete rechten en plichten creëren. * Bepalingen die een beleidsdoelstelling definiëren. * Bepalingen die een rechtsbasis bevatten voor secundaire wetgeving. * Definitiebepalingen. ### 4.2 Secundair Europees recht Secundair recht wordt door de EU-instellingen opgesteld op basis van de rechtsgronden in de primaire verdragen. Volgens artikel 288 VWEU zijn er vijf soorten rechtshandelingen: * **Verordeningen**: * Kenmerken: algemene strekking, bindend in al haar onderdelen, rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten. * Gevolg: uniforme wetgeving die niet meer omgezet hoeft te worden in nationale wetgeving. * Publicatie: in het Publicatieblad van de EU. * **Richtlijnen**: * Kenmerken: gericht aan de lidstaten, bindend met betrekking tot het te behalen resultaat. * Doel: harmonisatie van wetgeving tussen lidstaten. * Gevolg: moeten door de lidstaten worden omgezet in nationale wetgeving binnen een bepaalde termijn. De Commissie controleert deze omzetting. * **Besluiten**: * Kenmerken: bindend voor de specifieke adressaten (lidstaten, ondernemingen, particulieren). * Gevolg: direct verbindend voor de aangeduide adressaten. * Voorbeeld: boete opgelegd aan een bedrijf wegens schending van mededingingsregels. * **Aanbevelingen en Adviezen**: * Kenmerken: niet bindend, politieke betekenis en gezag. * Gevolg: lidstaten zijn niet verplicht ze op te volgen, maar kunnen wel beleidsconsequenties hebben. Een aanbeveling wordt als iets dwingender beschouwd dan een advies. ### 4.3 Wetgevingsprocedure De totstandkoming van wetgeving (verordeningen en richtlijnen) verloopt voornamelijk via de **gewone wetgevingsprocedure** (ook wel medebeslissingsprocedure genoemd). Hierbij hebben het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, na een voorstel van de Europese Commissie, gelijke invloed. De procedure kent meerdere lezingen en kan leiden tot bemiddeling. ### 4.4 Harmonisatie en wederzijdse erkenning Harmonisatie van wetgeving is cruciaal voor de werking van de interne markt. Waar harmonisatie ontbreekt, geldt het **beginsel van wederzijdse erkenning**: lidstaten moeten elkaars wetgeving, regels of producten erkennen als deze voldoen aan de basisregels van de EU. ## 5. Doorwerking van Europees recht in nationale rechtsordes Doorwerking gaat over de vraag of burgers zich rechtstreeks op EU-regels kunnen beroepen bij een nationale rechter. ### 5.1 Beginselen van voorrang en directe werking Deze beginselen zijn cruciaal en zijn ontwikkeld door het Hof van Justitie. * **Beginsel van voorrang (arrest Costa vs. E.N.E.L., 1964)**: Europees recht heeft voorrang op nationaal recht. Wanneer een EU-regel in strijd is met een nationale regel, moet de nationale rechter de nationale regel buiten toepassing laten. * **Directe werking (arrest Van Gend & Loos, 1963)**: EU-bepalingen die duidelijk, nauwkeurig en onvoorwaardelijk zijn, kunnen rechten en plichten scheppen voor burgers, waarop zij zich rechtstreeks kunnen beroepen bij de nationale rechter. * **Voorwaarden voor directe werking**: * De bepaling moet geschikt zijn voor directe werking (rechten of plichten scheppen). * De bepaling moet duidelijk en onvoorwaardelijk zijn opgesteld (geen verdere wetgeving nodig voor verduidelijking). ### 5.2 Directe werking van verschillende rechtsvormen * **Verdragen**: Kunnen directe werking hebben indien de voorwaarden van Van Gend & Loos vervuld zijn. * **Verordeningen en besluiten**: Hebben altijd directe werking omdat ze rechtstreeks toepasselijk zijn. * **Richtlijnen**: Hebben directe werking indien de omzettingstermijn verstreken is, de voorwaarden van Van Gend & Loos vervuld zijn, en de bepaling enkel tegenover de overheid kan worden ingeroepen (**verticale directe werking**). Richtlijnen hebben meestal geen horizontale directe werking (tussen burgers onderling). ### 5.3 Verticale en horizontale directe werking * **Verticale directe werking**: Gaat over de relatie tussen een burger en de overheid. Burgers kunnen zich beroepen op EU-recht tegenover de staat. * **Horizontale directe werking**: Gaat over de relatie tussen burgers onderling. Niet alle EU-bepalingen hebben horizontale directe werking; verdragsbepalingen kunnen dit wel hebben, richtlijnen meestal niet. ### 5.4 Rol van de nationale rechter Nationale rechters passen Europees recht toe en kunnen bij twijfel of interpretatievragen een **prejudiciële procedure** starten bij het Hof van Justitie. Het antwoord van het HvJ is bindend voor de nationale rechter en draagt bij aan de uniforme uitlegging van EU-recht. ## 6. De vier vrijheden en het Unieburgerschap De interne markt is de kern van de economische integratie en is gebaseerd op de vier vrijheden, die het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal waarborgen. Het Unieburgerschap versterkt de rechten van burgers binnen de EU. ### 6.1 De vier vrijheden * **Vrij verkeer van goederen** (art. 28-37 VWEU): Omvat alle producten die het voorwerp van handelstransacties kunnen zijn, inclusief die met een negatieve waarde (afval). * **Vrij verkeer van personen** (art. 45-55 VWEU): * **Werknemers**: Verboden discriminatie op grond van nationaliteit met betrekking tot werkgelegenheid, beloning en arbeidsvoorwaarden. Vereist een grensoverschrijdend aspect. * **Zelfstandigen (vrijheid van vestiging)** (art. 49 VWEU): Toegang tot werkzaamheden anders dan in loondienst, inclusief oprichting van ondernemingen. * **Vrij verkeer van diensten** (art. 56-62 VWEU): Van toepassing op commerciële dienstverlening die tijdelijk in een andere lidstaat wordt verricht. Wordt beschouwd als een 'restvrijheid' indien andere vrijheden niet van toepassing zijn. * **Vrij verkeer van kapitaal** (art. 63-66 VWEU): Verbod op beperkingen van kapitaal- en betalingsverkeer. ### 6.2 Het Unieburgerschap (art. 20-24 VWEU) Alle burgers van de lidstaten zijn Unieburgers. Dit verleent hen rechten zoals gelijke behandeling, recht op verblijf en verplaatsing binnen de EU, actief en passief kiesrecht bij Europese en gemeenteraadsverkiezingen, en recht op diplomatieke en consulaire bescherming. ### 6.3 Toepassing van de vier vrijheden * **Onderscheid tussen de vier vrijheden**: In de praktijk kan het soms lastig zijn om de vrijheden van elkaar te onderscheiden (bijv. goederen vs. diensten, diensten vs. personen). Het Hof van Justitie hanteert criteria zoals duur, frequentie, periodiciteit en continuïteit om te bepalen welke vrijheid van toepassing is. * **Grensoverschrijdend aspect**: Voor de toepassing van de vier vrijheden is een grensoverschrijdend aspect vereist. Zuiver interne aangelegenheden vallen hier niet onder. ### 6.4 Belemmeringen en uitzonderingen op het vrij verkeer * **Gelijkheidsbeginsel en discriminatieverbod**: Elke maatregel die het vrij verkeer rechtstreeks, onrechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel kan beperken, wordt gezien als een inbreuk. Dit omvat zowel directe (openlijke) als indirecte (verkapte) discriminatie. * **Uitzonderingen**: Lidstaten mogen het vrij verkeer beperken op basis van verdragsuitzonderingen (limitatief) of de 'rule of reason' (niet-limitatief, enkel bij indirecte discriminatie), indien aan aanvullende voorwaarden is voldaan: * Geen strijd met secundair recht (harmonisatie). * Bescherming van een daadwerkelijk publiek belang (geen economische belangen). * Maatregel is evenredig (geschikt en noodzakelijk, geen minder beperkend alternatief). ### 6.5 Richtlijn 2004/38/EG: Vrij verkeer van Unieburgers en hun familieleden Deze richtlijn regelt de reis- en verblijfsrechten van Unieburgers en hun familieleden (ook derdelanders). * **Rechten**: Reisrechten (inreis, uitsreis), verblijfsrechten (kortdurend, langer dan 3 maanden, duurzaam verblijfsrecht na 5 jaar), en recht op non-discriminatie. * **Derdelands familieleden**: Hebben in beginsel een afgeleid verblijfsrecht. * **Europa-route / Zambrano-arrest**: Afgeleide rechten kunnen ook ontstaan in situaties waar geen grensoverschrijdend aspect is, bijvoorbeeld indien de EU-burger anders zijn/haar rechten niet volledig zou kunnen uitoefenen. ## 7. Staatsaansprakelijkheid De Europese Unie is een supranationale organisatie, wat betekent dat lidstaten een deel van hun soevereiniteit hebben overgedragen. Dit brengt specifieke regels met zich mee op het gebied van bevoegdheden, rechtsvormen en de doorwerking van Europees recht. ### 7.1 Bevoegdheden van de EU De EU handelt enkel binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de verdragen zijn toegekend (attributiebeginsel). Residuaire bevoegdheden blijven bij de lidstaten. Er zijn exclusieve bevoegdheden, gedeelde bevoegdheden (waarop de EU en lidstaten kunnen optreden, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel), en bevoegdheden ter ondersteuning, aanvulling of coördinatie. ### 7.2 Rechtsvormen van Europees recht * **Primair recht**: De verdragen (VEU, VWEU), die de fundamentele waarden, doelstellingen en bevoegdheden van de EU vastleggen. * **Secundair recht**: Gemaakt door de EU-instellingen, met onder meer verordeningen (direct toepasselijk), richtlijnen (resultaatbindend, omzetting vereist) en besluiten (bindend voor adressaten). * **Rechtspraak van het Hof van Justitie**: Cruciaal voor de interpretatie en ontwikkeling van het EU-recht, met name voor de beginselen van voorrang en directe werking. ### 7.3 Doorwerking van Europees recht * **Voorrang**: Europees recht heeft voorrang op nationaal recht. * **Directe werking**: Bepalingen van EU-recht kunnen, indien duidelijk, nauwkeurig en onvoorwaardelijk, rechten en plichten creëren waar burgers zich rechtstreeks op kunnen beroepen bij de nationale rechter (zowel verticale als soms horizontale werking). ### 7.4 De vier vrijheden en het Unieburgerschap De interne markt is gebaseerd op het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal. Het Unieburgerschap verleent burgers extra rechten, zoals het recht op verblijf en verplaatsing binnen de EU en het recht op gelijke behandeling. ### 7.5 Staatsaansprakelijkheid en mededingingsrecht Lidstaten die hun verplichtingen onder het EU-recht schenden, kunnen aansprakelijk worden gesteld. De EU handhaaft tevens regels inzake mededinging, waaronder het verbod op staatssteun (art. 107 VWEU) en kartelvorming (art. 101 VWEU) en misbruik van machtspositie (art. 102 VWEU), om een eerlijke interne markt te waarborgen. ### 7.6 De Raad van Europa versus de Europese Raad De **Europese Raad** is een instelling van de EU die de politieke richting bepaalt. De **Raad van Europa** is een onafhankelijke organisatie die zich richt op mensenrechten, democratie en de rechtsstaat, en is geen onderdeel van de EU. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) zijn belangrijke verwezenlijkingen van de Raad van Europa. ## 8. Overheidsinterventie in de economie: Staatssteun en mededinging De EU streeft naar een eerlijke interne markt, wat regels met zich meebrengt voor overheidssteun en mededinging. ### 8.1 Mededingingsrecht Het mededingingsrecht regelt de concurrentie tussen bedrijven. Essentiële concepten zijn: * **Concurrentie**: Gestreefd wordt naar een markt zonder belemmeringen, waar consumenten geïnformeerde keuzes kunnen maken. * **Verstoring van concurrentie**: Kan plaatsvinden door machtsmisbruik, kartelvorming of staatssteun. * **Onderneming**: Elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht rechtsvorm of financiering. ### 8.2 Verbod op staatssteun (art. 107 VWEU) Staatssteun die de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen en het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig beïnvloedt, is onverenigbaar met de interne markt. Vijf cumulatieve voorwaarden moeten vervuld zijn: 1. **Steunmaatregelen in welke vorm ook**: Elke economische maatregel die een voordeel verleent. 2. **Bekostigd met staatsmiddelen**: Financiering door de staat. 3. **Begunstiging van bepaalde ondernemingen of producties (selectiviteit)**: De steun is gericht op specifieke ondernemingen of sectoren. 4. **Invloed op handelsverkeer tussen lidstaten**: Een grensoverschrijdend effect of potentieel effect. 5. **Vervalsen van de mededinging**: De steun versterkt de concurrentiepositie. Er zijn uitzonderingen mogelijk, zoals sociale steun of steun voor economische ontwikkelingen, mits deze aan specifieke voorwaarden voldoen en vaak vooraf worden beoordeeld door de Europese Commissie. ### 8.3 Kartelvorming (art. 101 VWEU) Kartels, waarbij ondernemingen overeenkomsten sluiten om concurrentie uit te schakelen (bv. prijsafspraken, marktverdeling), zijn verboden. Dit verbod geldt ook voor besluiten van ondernemersverenigingen die de concurrentie beïnvloeden en het doel of gevolg hebben dat de concurrentie binnen de interne markt wordt verstoord. Uitzonderingen zijn mogelijk indien aan strikte voorwaarden wordt voldaan (bv. efficiëntievoordelen die ten goede komen aan de consument, proportionaliteit). ### 8.4 Misbruik van economische machtspositie (art. 102 VWEU) Een economische machtspositie op de interne markt is niet verboden, maar het misbruik ervan wel. Dit kan zich uiten in uitbuiting (bv. onbillijke prijzen) of uitsluiting (bv. concurrenten benadelen). De Europese Commissie kan boetes opleggen bij misbruik. ## 9. De Raad van Europa en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens ### 9.1 De Raad van Europa De Raad van Europa, opgericht in 1949, is een onafhankelijke internationale organisatie met 46 lidstaten (geen EU-lidstaat). De doelstellingen zijn het beschermen van mensenrechten, democratie en rechtsstaat. Belangrijkste organen zijn het Ministercomité en de Parlementaire Vergadering. Het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) is een van de belangrijkste verwezenlijkingen. ### 9.2 Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) Het EHRM is een internationaal gerechtshof dat toeziet op de naleving van het EVRM door de lidstaten van de Raad van Europa. Het Hof kan uitspraken doen over individuele klachten en interstatelijke klachten. De uitspraken van het EHRM zijn bindend en kunnen leiden tot billijke vergoedingen of andere maatregelen. --- # De vier vrijheden en het vrij verkeer van personen Dit deel van de studiegids behandelt de vier fundamentele vrijheden van de EU en het vrij verkeer van personen, met een focus op de rechten en plichten van Unieburgers en derdelanders. ## 4. De vier vrijheden en het vrij verkeer van personen De interne markt van de Europese Unie is de kern van haar economische beleid, gericht op het wegnemen van fysieke, financiële en juridische belemmeringen om zo een gemeenschappelijke markt te creëren. Dit wordt gewaarborgd door de vier fundamentele vrijheden: het vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal. Het beginsel van gelijke behandeling en het verbod op discriminatie op grond van nationaliteit, vastgelegd in artikel 18 VWEU, vormen de basis van deze vrijheden. ### 4.1 De vier vrijheden in detail #### 4.1.1 Vrij verkeer van goederen Dit omvat alle producten en tastbare zaken die het voorwerp kunnen zijn van handelstransacties en een geldwaarde vertegenwoordigen, inclusief afval. #### 4.1.2 Vrij verkeer van personen Dit houdt in dat burgers van de EU het recht hebben om vrij te reizen en te verblijven binnen de EU. De rechten die hieruit voortvloeien, zijn oorspronkelijk vooral gericht op economisch actieve personen (werknemers en zelfstandigen), maar zijn uitgebreid naar niet-economisch actieve personen door het Unieburgerschap. * **Economisch actieve EU-burgers:** * **Werknemers (art. 45 VWEU):** Dit omvat iedereen die arbeid verricht in loondienst, ongeacht deeltijds werk of verloning onder het bestaansminimum, mits er sprake is van ondergeschiktheid, reële arbeid en een grensoverschrijdend aspect. Rechten omvatten toegang tot de arbeidsmarkt van een andere lidstaat en gelijke behandeling op het gebied van werkgelegenheid, beloning en arbeidsvoorwaarden. Werkzoekenden hebben een beperkt recht op verblijf om naar werk te zoeken. * **Zelfstandigen (art. 49 VWEU - vrijheid van vestiging):** Dit betreft de mogelijkheid om werkzaamheden buiten loondienst uit te oefenen, zoals het oprichten van eigen ondernemingen, vennootschappen, filialen of dochterondernemingen. Dit recht geldt voor zowel natuurlijke als rechtspersonen en vereist een reële, daadwerkelijke en duurzame economische activiteit. * **Economisch inactieve EU-burgers:** Ook studenten, gepensioneerden en werklozen ontlenen rechten aan hun Unieburgerschap om vrij te reizen en te verblijven in andere lidstaten. #### 4.1.3 Vrij verkeer van diensten (art. 56-62 VWEU) Dit principe geldt voor commerciële dienstverlening die gewoonlijk tegen vergoeding geschiedt. Het omvat de tijdelijke levering van diensten naar, of ontvangst van diensten in een andere lidstaat. Overheidsdiensten vallen hier buiten. #### 4.1.4 Vrij verkeer van kapitaal (art. 63-66 VWEU) Dit verbiedt alle beperkingen op het kapitaalverkeer (investeringen) en betalingsverkeer tussen lidstaten. ### 4.2 Onderscheid tussen de vier vrijheden en rechtspraak Het is cruciaal om de vier vrijheden correct te onderscheiden, aangezien per casus slechts één verdragsregime van toepassing is. Het Hof van Justitie heeft deze begrippen ingevuld: * **Diensten vs. Goederen:** Goederen zijn tastbare zaken, terwijl diensten immaterieel zijn. Zaken als elektriciteit en films worden als goederen beschouwd, loterijbriefjes als diensten. * **Diensten vs. Vestiging:** Het criterium hier is de duur en continuïteit van de werkzaamheden. Tijdelijke activiteiten vallen onder diensten, duurzame activiteiten onder vestiging. * **Werknemers vs. Vestiging:** Het onderscheid ligt in de ondergeschiktheidsrelatie (werknemer) versus zelfstandigheid (vestiging). * **Goederen vs. Kapitaal:** Kapitaal betreft documenten die waarde vertegenwoordigen, zoals geld en effecten. ### 4.3 Belemmeringen en uitzonderingen op het vrij verkeer Het vrij verkeer is niet absoluut. Lidstaten mogen beperkingen opleggen op basis van verdragsuitzonderingen of de 'rule of reason' (ontwikkeld door het Hof), mits aan aanvullende voorwaarden wordt voldaan: * **Verdragsuitzonderingen (art. 36, 45, 51 VWEU):** Limitatief opgesomd in het Verdrag, zoals openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. * **Rule of Reason:** Dwingende redenen van algemeen belang, zoals consumentenbescherming, milieubescherming, etc. Dit geldt enkel bij indirecte discriminatie. * **Aanvullende voorwaarden:** De maatregel mag niet in strijd zijn met secundair recht (harmonisatie), moet een publiek belang beschermen en evenredig zijn (geschikt en noodzakelijk, geen minder beperkend alternatief). ### 4.4 Het Unieburgerschap en rechten van personen Het Unieburgerschap (art. 20 VWEU) verleent aan iedereen die de nationaliteit van een lidstaat bezit, rechten zoals gelijke behandeling, verblijfs- en verplaatsingsrecht binnen de EU, en kiesrecht bij Europese en gemeenteraadsverkiezingen. #### 4.4.1 Categorieën personen en hun rechten * **Unieburgers:** * **Economisch actieve burgers:** Ontlenen rechten aan de regels over vrij verkeer van werknemers en vrijheid van vestiging. * **Economisch inactieve burgers:** Ontlenen rechten aan hun Unieburgerschap, zoals recht op verblijf mits ze ziektekostenverzekering hebben en voldoende bestaansmiddelen. * **Derdelanders:** Personen zonder EU-nationaliteit. * **Derdelands familieleden van EU-burgers:** Zij hebben afgeleide rechten op basis van Richtlijn 2004/38/EG. Dit omvat reisrechten, verblijfsrechten (kortdurend, langer dan 3 maanden, duurzaam na 5 jaar) en recht op non-discriminatie. Voorwaarde is meestal dat zij de EU-burger vergezellen of zich bij hem voegen. * **Andere derdelanders:** Dit omvat vluchtelingen, hogeropgeleide migranten, langdurig ingezetenen, etc., die rechten ontlenen aan specifieke richtlijnen (zoals de Blauwe Kaart voor hoogopgeleiden of de richtlijn voor langdurig ingezetenen). #### 4.4.2 Bijzondere verblijfsrechten op grond van art. 20-21 VWEU In specifieke gevallen, wanneer Richtlijn 2004/38/EG niet van toepassing is, kunnen derdelands familieleden rechten ontlenen aan artikel 20-21 VWEU. * **Europa-route (art. 21 VWEU):** Indien een Unieburger zijn recht op vrij verkeer gebruikt en zijn gezinsleven in een andere lidstaat opbouwt, kunnen zijn derdelands familieleden meekomen of zich bij hem voegen, zelfs bij terugkeer naar hun thuisland. * **Verzorgende derdelands ouders van minderjarige Unieburgers (art. 20 VWEU):** Als een minderjarig kind met EU-nationaliteit, dat nooit gebruik heeft gemaakt van zijn vrij verkeer, dreigt de EU te moeten verlaten omdat zijn ouder (derdelander) geen verblijfsrecht heeft, kan die ouder een afgeleid verblijfsrecht krijgen om te voorkomen dat het kind gedwongen wordt te vertrekken. ### 4.5 Slotbeschouwingen over het vrij verkeer De vier vrijheden bevorderen handel en mobiliteit binnen de EU, wat leidt tot grotere afzetmarkten, meer concurrentie, betere kwaliteit en lagere prijzen voor consumenten. Ze vergemakkelijken ook reizen en verblijf voor burgers. Nadelen kunnen zijn dat zwakkere lidstaten economisch worden geraakt, oneerlijke concurrentie ontstaat en illegale migratie en criminaliteit kunnen toenemen. --- **Tip:** Bestudeer de jurisprudentie van het Hof van Justitie met betrekking tot de invulling van de begrippen van de vier vrijheden en de voorwaarden voor uitzonderingen. Dit is cruciaal voor het oplossen van casussen. **Tip:** Maak een duidelijk schema van de verschillende categorieën personen en de rechten die zij kunnen ontlenen aan het Europees recht, inclusief de relevante artikelen en richtlijnen. Dit helpt bij het analyseren van specifieke situaties. --- # Mededingingsrecht en staatssteun binnen de EU Dit onderwerp behandelt de regels die de eerlijke concurrentie binnen de interne markt waarborgen, inclusief het verbod op kartelvorming, misbruik van machtspositie en de strenge regels rondom staatssteun die lidstaten aan bedrijven verlenen. ## 5. Mededingingsrecht en staatssteun binnen de EU ### 5.1 Introductie tot mededingingsrecht en staatssteun Het mededingingsrecht binnen de EU is cruciaal voor het waarborgen van een eerlijke interne markt. Het richt zich op het voorkomen van concurrentievervalsing door middel van kartelvorming, misbruik van machtsposities en ongeoorloofde staatssteun. Deze regels zijn ontworpen om ervoor te zorgen dat alle bedrijven, ongeacht hun lidstaat van herkomst, gelijke kansen krijgen en dat consumenten profiteren van eerlijke prijzen en een breed aanbod. ### 5.2 De interne markt en haar onderdelen De interne markt is de kern van de economische integratie binnen de EU. Het doel is een ruimte zonder economische grenzen te creëren, waarin goederen, personen, diensten en kapitaal zich zo vrij mogelijk kunnen bewegen. De interne markt wordt gekenmerkt door vier fundamentele vrijheden: * **Vrij verkeer van goederen** (art. 28-37 VWEU, art. 110 VWEU) * **Vrij verkeer van personen** (art. 45-55 VWEU) * **Vrij verkeer van diensten** (art. 56-62 VWEU) * **Vrij verkeer van kapitaal** (art. 63-66 VWEU) Naast deze vrijheden zijn er twee specifieke onderdelen die essentieel zijn voor een goed functionerende interne markt: het verbod op staatssteun en het mededingingsrecht (kartels en misbruik van machtspositie). ### 5.3 Staatssteun Staatssteun, gedefinieerd in artikel 107, lid 1 VWEU, omvat alle maatregelen van staten die via overheidsmiddelen een economisch voordeel verlenen aan bepaalde ondernemingen of producties, waardoor de mededinging wordt vervalst of dreigt te worden vervalst en de handel tussen lidstaten ongunstig wordt beïnvloed. Om van verboden staatssteun te kunnen spreken, moeten vijf cumulatieve voorwaarden vervuld zijn: #### 5.3.1 Voorwaarden voor staatssteun 1. **Steunmaatregelen in welke vorm ook**: Elke maatregel die een economisch voordeel verleent dat de onderneming niet onder normale marktomstandigheden zou verkrijgen. * Voorbeelden zijn subsidies, leningen tegen niet-marktconforme voorwaarden, overheidsgaranties, verkoop van grond onder marktwaarde, belastingvoordelen en kwijtschelding van schulden. * Het **private investor principle** is hierbij cruciaal: als een private investeerder onder vergelijkbare marktomstandigheden niet zou investeren, is er waarschijnlijk sprake van steun. 2. **Bekostigd met staatsmiddelen**: De steun moet gefinancierd worden met middelen die afkomstig zijn van de overheid (lidstaat). * Als kosten direct op de consument worden afgewenteld (bv. via hogere prijzen), is er geen sprake van staatssteun. * Subsidies verstrekt door de EU zelf worden niet beschouwd als staatssteun, aangezien de EU niet als een staat wordt beschouwd. 3. **Begunstiging van bepaalde ondernemingen of producties (selectiviteitseis)**: De steun mag niet algemeen toepasbaar zijn, maar moet gericht zijn op specifieke ondernemingen of producties. * Dit betekent dat steunmaatregelen die slechts aan een deel van de bedrijven binnen een sector, een bepaalde productgroep of een specifiek geografisch gebied worden verleend, selectief zijn en dus verboden. * Algemene maatregelen die voor alle bedrijven gelden, zijn geen staatssteun. 4. **Invloed op handelsverkeer tussen de lidstaten**: De steunmaatregel moet een effect hebben op de handel tussen de lidstaten. * **De-minimisdrempel**: Steunmaatregelen die per onderneming minder dan €200.000 bedragen over een periode van drie jaar, worden geacht geen merkbaar effect te hebben op het handelsverkeer en zijn daarom niet verboden. Hierbij tellen verbonden ondernemingen als één. * **Grensoverschrijdend effect of drempelwerking**: De steun moet de concurrentiepositie van begunstigde ondernemingen ten opzichte van concurrenten in andere lidstaten beïnvloeden, of de toegang van buitenlandse bedrijven tot de markt bemoeilijken. 5. **Vervalsen van de mededinging**: De steun moet de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen. Dit is het geval wanneer de steun de concurrentiepositie van een onderneming versterkt, kosten verlaagt, of groei of behoud van marktaandeel mogelijk maakt. Het is niet vereist dat de vervalsing aanzienlijk is; het volstaat dat de onderneming beter af is dan zonder steun. #### 5.3.2 Procedure en gevolgen van het verbod op staatssteun * **Notificatieplicht**: Voorgenomen staatssteun moet worden gemeld bij de Europese Commissie. De Commissie beoordeelt of de steun verenigbaar is met de interne markt. * **Standstill-bepaling**: Gedurende het onderzoek door de Commissie mag de steun niet worden uitgevoerd. * **Gevolgen van onrechtmatige steun**: Onrechtmatig verleende staatssteun moet door de lidstaat worden teruggevorderd, inclusief rente, om de situatie te herstellen alsof de steun nooit is verleend. Een beroep op gerechtvaardigd vertrouwen is niet mogelijk. #### 5.3.3 Uitzonderingen en bijzondere gevallen Ondanks het algemene verbod zijn er in artikel 107 VWEU uitzonderingen mogelijk: * **Artikel 107, lid 2 VWEU**: Bepaalde steunmaatregelen zijn van rechtswege toegestaan, zoals sociale steun aan individuele personen, compensatie voor schade door natuurrampen of uitzonderlijke gebeurtenissen. De Commissie beoordeelt enkel of de maatregel binnen de categorie valt en proportioneel is. * **Artikel 107, lid 3 VWEU**: Hieronder vallen steunmaatregelen die de Commissie kan toestaan indien deze noodzakelijk, proportioneel en geschikt zijn om bepaalde doelstellingen te bereiken, zoals steun voor regionale ontwikkeling, steun aan kleine en middelgrote ondernemingen, of steun ter bevordering van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang. De Commissie beoordeelt de opportuniteit van de steun. ### 5.4 Mededingingsrecht: kartelvorming en misbruik van machtspositie Het mededingingsrecht richt zich op het waarborgen van eerlijke concurrentie. Dit gebeurt door middel van het verbod op kartelvorming en het verbod op misbruik van een economische machtspositie. #### 5.4.1 Het begrip onderneming en markt * **Onderneming**: Elke entiteit die een economische activiteit uitoefent, ongeacht rechtsvorm en financiering. Winstoogmerk is niet vereist. Ook overheden kunnen als onderneming worden beschouwd indien zij economische activiteiten ontplooien die concurreren met private partijen. Typische overheidstaken vallen hier buiten. * **Relevante markt**: Voor de toepassing van mededingingsregels is het cruciaal om de relevante markt af te bakenen, zowel de productmarkt als de geografische markt. * **Productenmarkt**: Producten of diensten die onderling uitwisselbaar of substitueerbaar zijn voor de consument (getest via de SSNIP-test). * **Geografische markt**: Het gebied waarin de concurrentie plaatsvindt. #### 5.4.2 Kartelverbod (artikel 101 VWEU) Dit artikel verbiedt overeenkomsten, onderling afgestemde feitelijke gedragingen en besluiten van ondernemersverenigingen die tot doel of gevolg hebben de mededinging binnen de interne markt te beperken, te verstoren of te verhinderen. * **Voorwaarden**: 1. Overeenkomsten, onderling afgestemde feitelijke gedragingen of besluiten van ondernemersverenigingen. 2. Die de handel tussen de lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden. 3. En tot doel of gevolg hebben de mededinging binnen de interne markt te verstoren. * **Uitzonderingen (artikel 101, lid 3 VWEU)**: Een kartel kan gerechtvaardigd zijn indien het leidt tot efficiëntievoordelen (verbetering productie/distributie, technische/economische vooruitgang), consumenten hiervan een billijk aandeel ontvangen, de beperkingen noodzakelijk zijn en concurrentie niet volledig wordt uitgeschakeld. * **De-minimisuitzondering**: Overeenkomsten met een klein gezamenlijk marktaandeel worden geacht geen merkbaar effect te hebben op de mededinging. #### 5.4.3 Misbruik van economische machtspositie (artikel 102 VWEU) Dit artikel verbiedt ondernemingen die een economische machtspositie bekleden op de interne markt (of een wezenlijk deel daarvan) om die macht te misbruiken, indien dit de handel tussen lidstaten ongunstig kan beïnvloeden. * **Voorwaarden**: 1. Eén of meerdere ondernemingen hebben een machtspositie. Een marktaandeel van 50% of meer geeft een vermoeden van machtspositie. 2. Er is sprake van misbruik. Voorbeelden hiervan zijn het opleggen van onbillijke prijzen of voorwaarden, beperken van productie of ontwikkeling ten nadele van consumenten, of het toepassen van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties. * **Doelbewust of gevolgericht**: Misbruik kan zowel doelbewust als onopzettelijk zijn (door de gevolgen van een gedraging). * **Twee hoofdtypen misbruik**: * **Uitbuiting**: Schadelijk voor consumenten (bv. te hoge prijzen). * **Uitsluiting**: Schadelijk voor concurrenten (bv. weigeren levering). Machtspositie hebben is niet verboden; pas het misbruik ervan is een schending van artikel 102 VWEU. ### 5.5 De Europese Unie en haar instellingen De Europese Unie is een supranationale organisatie waar lidstaten soevereiniteit hebben overgedragen. De EU is opgericht met als doelstellingen vrede, welzijn, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. De interne markt en de economische en monetaire unie zijn belangrijke pijlers. De EU opereert via een complex systeem van instellingen die samen de wetgeving creëren, uitvoeren en handhaven. * **Europese Raad**: Bepaalt de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten. * **Europese Commissie**: Heeft het recht van initiatief voor wetgeving, voert beleid uit en ziet toe op naleving van EU-recht. * **Raad van de Europese Unie (Raad van Ministers)**: Keurt wetgeving goed, meestal samen met het Europees Parlement. * **Europees Parlement**: Vertegenwoordigt de burgers, medewetgever en controleert de Commissie. * **Hof van Justitie van de EU**: Zorgt voor de uniforme uitlegging en toepassing van het EU-recht. De bevoegdheden van de EU zijn gebaseerd op het attributiebeginsel, waarbij de EU alleen mag handelen binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de verdragen zijn toebedeeld. Er bestaan exclusieve bevoegdheden, gedeelde bevoegdheden en bevoegdheden ter ondersteuning, aanvulling of coördinatie. ### 5.6 Rechtstreekse werking en voorrang van EU-recht Twee fundamentele beginselen van het EU-recht, ontwikkeld door het Hof van Justitie, zijn cruciaal voor de doorwerking ervan: * **Voorrang van EU-recht (Costa vs. E.N.E.L)**: EU-recht heeft voorrang boven nationaal recht, zelfs op latere nationale wetgeving. Nationale rechters moeten strijdige nationale bepalingen buiten toepassing laten. * **Rechtstreekse werking (Van Gend & Loos)**: Burgers kunnen zich rechtstreeks beroepen op duidelijke, nauwkeurige en onvoorwaardelijke bepalingen van EU-recht voor de nationale rechter. Dit geldt voor primair recht (verdragen), verordeningen en besluiten. Richtlijnen hebben, na het verstrijken van de omzettingstermijn en indien de voorwaarden van Van Gend & Loos vervuld zijn, doorgaans verticale directe werking (burger vs. overheid). Deze beginselen garanderen dat EU-recht effectief is en bindend wordt toegepast binnen de lidstaten. ### 5.7 De vier vrijheden en het discriminatieverbod De vier vrijheden (goederen, personen, diensten, kapitaal) vormen de kern van de interne markt. Het discriminatieverbod op grond van nationaliteit, verankerd in artikel 18 VWEU, is een centraal beginsel dat zorgt voor gelijke behandeling. Zowel openlijke als verkapte discriminatie, alsmede maatregelen met directe of indirecte beperkende effecten, zijn verboden. Lidstaten mogen het vrij verkeer enkel beperken op basis van specifieke verdragsuitzonderingen of dwingende redenen van algemeen belang (rule of reason), mits deze maatregelen noodzakelijk en evenredig zijn en niet in strijd zijn met geharmoniseerd EU-recht. ### 5.8 Samenvatting en kernpunten * Het mededingingsrecht en de regels inzake staatssteun zijn essentiële componenten van de interne markt, bedoeld om eerlijke concurrentie te waarborgen. * Vijf cumulatieve voorwaarden maken een maatregel tot verboden staatssteun. * Kartelvorming en misbruik van machtspositie zijn verboden, tenzij er sprake is van specifieke uitzonderingen. * Het EU-recht heeft voorrang op nationaal recht en heeft in veel gevallen rechtstreekse werking. * De vier vrijheden vormen de basis van de interne markt, ondersteund door een sterk discriminatieverbod. * De EU-instellingen spelen een cruciale rol in het creëren, uitvoeren en handhaven van deze regels. --- # Mensächtenbescherming in Europa: Raad van Europa en EHRM Dit onderwerp behandelt de rol van de Raad van Europa en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) bij de bescherming van fundamentele rechten en vrijheden in Europa, met een focus op het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) en de procedures bij het EHRM. ### 6.1 De Raad van Europa De Raad van Europa is een internationale organisatie die zich, in tegenstelling tot de Europese Unie, richt op de bescherming van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat in heel Europa. #### 6.1.1 Oprichting en Lidmaatschap * **Oprichting:** Opgericht op 5 mei 1949 door tien stichtende leden via het Verdrag van Londen. * **Zetel:** Straatsburg, Frankrijk. * **Lidmaatschap:** Momenteel 46 lidstaten (en waarnemende leden). * **Eisen voor lidmaatschap:** 1. Ligging in Europa (hoewel dit ruim wordt geïnterpreteerd). 2. Ondertekening en bekrachtiging van het EVRM. 3. Ondertekening en bekrachtiging van het Europees Sociaal Handvest van 1961. 4. Ondertekening en bekrachtiging van het Europees Verdrag ter voorkoming van foltering van 1987. 5. Volledige afschaffing van de doodstraf. #### 6.1.2 Doelstellingen en Verwezenlijkingen * **Hoofddoelstellingen:** * Beschermen van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat. * Bevorderen van bewustwording en ontwikkeling van de Europese culturele identiteit en diversiteit. * **Belangrijkste verwezenlijking:** Het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) en de daaraan gekoppelde jurisprudentie van het EHRM. * **Verdragen:** De Raad van Europa heeft meer dan 220 verdragen en conventies opgesteld, waaronder: * EVRM (1950): Burgerlijke en politieke rechten. * Europees Sociaal Handvest (1961). * Europees Verdrag ter voorkoming van foltering (1987). * Kaderverdrag inzake bescherming van minderheden (1994). * Europees Kinderrechtenverdrag (1996). #### 6.1.3 Structuur en Organen De Raad van Europa is een **intergouvernementele instelling**. * **Ministercomité:** * Samengesteld uit de ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten. * Beslissend orgaan dat onder andere nieuwe lidstaten toelaat, verdragen sluit en toezicht houdt op de naleving van beslissingen. * **Parlementaire Vergadering:** * Telt 306 leden, benoemd door de nationale parlementen. * Komt vier keer per jaar samen. * Brengt aanbevelingen uit; heeft geen beslissingsbevoegdheid. * **Congres van Lokale en Regionale Overheden:** * Overlegorgaan dat de lokale en regionale overheden vertegenwoordigt. * **Secretariaat:** * Meer dan 2.000 leden en medewerkers, geleid door de secretaris-generaal. ### 6.2 Het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) Het EVRM is een cruciaal internationaal verdrag dat de burgerlijke en politieke rechten van individuen in Europa waarborgt. #### 6.2.1 Inhoud en Reikwijdte * **Doel:** Lidstaten beloven fundamentele burgerlijke en politieke rechten te waarborgen voor iedereen binnen hun rechtsgebied. * **Structuur:** Het verdrag is opgedeeld in verschillende secties, met een focus op materieel recht, rechtsbescherming en de samenstelling en bevoegdheid van het EHRM. * **Materieel Recht (Sectie I):** Bevat een opsomming van fundamentele rechten, waaronder: * Recht op leven (Art. 2). * Verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (Art. 3). * Verbod op slavernij en dwangarbeid (Art. 4). * Recht op vrijheid en veiligheid (Art. 5). * Recht op een eerlijk proces (Art. 6). * Recht op respect voor privé- en gezinsleven, eerbiediging van de woning en correspondentie (Art. 8). * Vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst (Art. 9). * Vrijheid van meningsuiting (Art. 10). * Vrijheid van vergadering en vereniging (Art. 11). * Recht op het sluiten van een huwelijk (Art. 12). * Recht op een effectief rechtsmiddel (Art. 13). * Verbod op discriminatie (Art. 14). * **Beperkingen op Rechten:** De bescherming van rechten onder het EVRM is niet absoluut. Uitzonderingsgronden zijn vaak expliciet in de verdragsartikelen zelf vermeld. * **Voorbeeld: Artikel 8 EVRM (Recht op privé- en gezinsleven)** * Inmenging door een openbaar gezag is toegestaan indien deze: a) Bij wet is voorzien. b) Dient ter bescherming van de nationale veiligheid, openbare veiligheid, economisch welzijn van het land, voorkoming van wanordelijkheden en strafbare feiten, bescherming van de gezondheid of goede zeden, of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. c) Noodzakelijk is in een democratische samenleving (d.w.z. evenredig en relevant). * **Appreciatiebevoegdheid Lidstaten:** Lidstaten hebben een zekere beoordelingsmarge (appreciatiebevoegdheid) bij de interpretatie en toepassing van deze uitzonderingen (bv. betreffende het homohuwelijk). #### 6.2.2 Rechtsbescherming: Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) Het EHRM is het gerechtelijke orgaan dat toeziet op de naleving van het EVRM door de lidstaten. ##### 6.2.2.1 Procedures bij het EHRM * **Toepassing:** * **Individuele aanvraag:** Een individu dient een klacht in tegen een lidstaat. * **Interstatelijke aanvraag:** Een lidstaat dient een klacht in tegen een andere lidstaat. * **Altijd gericht tegen een lidstaat.** * **Ontvankelijkheid (voorwaarden voor behandeling):** 1. **Uitputting van nationale rechtsmiddelen:** Alle juridische mogelijkheden binnen de lidstaat moeten zijn benut. 2. **Termijn:** De aanvraag moet binnen vier maanden na de definitieve nationale beslissing worden ingediend. 3. **Gericht tegen een lidstaat.** 4. **Niet-ontvankelijkheid:** * Anonieme klachten. * Klachten die geen betrekking hebben op verdragsbepalingen. * Indien er geen belangrijk en ernstig nadeel is voor de verzoeker (belang). * **Samenstelling EHRM:** * Permanent rechtscollege. * Elke lidstaat heeft één rechter. * Niet-hernieuwbare ambtstermijn van negen jaar. * **Kamers:** * **Gerechtscommissaris, Comités (3 rechters), Kamers (7 rechters):** Behandelen de meeste zaken. * **Grote Kamer (17 rechters):** Behandelt zaken na een "referral" (beroep tegen een kameruitspraak) of "relinquishment" (spontane uithandengeving door een kamer). * **Procedure (Stappen):** 1. Aanvraag (klacht indienen). 2. Ontvankelijkheidsonderzoek. 3. Uitspraak ten gronde (al dan niet schending van het EVRM). * **Kenmerken:** * Laagdrempelig: Kan in eigen taal, gratis, geen advocaat vereist. * Spoedeisende gevallen kunnen versneld behandeld worden. * Beslissingen worden genomen bij gewone meerderheid. * Mogelijkheid tot separate opinions van rechters (concurring of dissenting). * **Uitspraken:** * **Bindend:** Uitspraken van het EHRM zijn bindend voor de betrokken lidstaat. * **Billijke vergoeding (just satisfaction):** Indien een schending wordt vastgesteld, kan het Hof een billijke vergoeding toekennen aan de verzoeker. * **Maatregelen:** De lidstaat moet algemene of individuele maatregelen nemen om de schending te herstellen. * **Toezicht op uitvoering:** Het Ministercomité van de Raad van Europa houdt toezicht op de uitvoering van de uitspraken. * **Prejudiciële procedure (sinds 2018):** Mogelijkheid voor nationale rechters om vragen over de interpretatie van het EVRM voor te leggen aan het EHRM. * **Preventieve werking:** Uitspraken kunnen een preventieve werking hebben en leiden tot wetswijzigingen (bv. Salduz-wetgeving). #### 6.2.3 Rechtstreekse Werking en Nationaal Recht * **Directe Werking van het EVRM:** Bepalingen van het EVRM hebben, mits duidelijk, nauwkeurig en onvoorwaardelijk, **directe werking** binnen de nationale rechtsorde. Dit betekent dat burgers zich er rechtstreeks op kunnen beroepen voor de nationale rechter. * **Rol van de Nationale Rechter:** De nationale rechter is primair verantwoordelijk voor de toepassing van het EVRM. Hij moet in geval van conflict Europees recht laten voorgaan op nationaal recht (voorrangsbeginsel). ### 6.3 Verschil tussen Raad van Europa en Europese Unie Het is cruciaal om de Raad van Europa te onderscheiden van de Europese Unie: | Kenmerk | Raad van Europa (RvE) | Europese Unie (EU) | | :----------------------- | :---------------------------------------------------------- | :------------------------------------------------------------ | | **Type Organisatie** | Intergouvernementeel | Supranationaal | | **Beslissingsvorming** | Unanimiteit (veto-recht) | Gekwalificeerde meerderheid (meestal) | | **Organen** | Ministercomité, Parlementaire Vergadering, etc. | Europese Raad, Commissie, Parlement, Raad van de EU, HvJ, etc. | | **Juridische Kracht** | Verdragen (EVRM), aanbevelingen | Verordeningen, richtlijnen, besluiten (bindend) | | **Jurisdictie** | EHRM (bindende uitspraken over EVRM-schendingen) | HvJ EU (bindende uitspraken over EU-recht) | | **Focus** | Mensenrechten, democratie, rechtsstaat | Economische integratie, gemeenschappelijk beleid | | **Reikwijdte** | Heel Europa (46 leden) | Lidstaten van de EU (27 leden) | | **Rechtspraak** | EHRM | Hof van Justitie van de EU (HvJ EU) | | **Onafhankelijkheid** | Onafhankelijke instellingen | Onafhankelijke instellingen | | **Oprichting** | Verdrag van Londen (1949) | EGKS-Verdrag (1951), Verdragen van Rome (1957), Lissabon (2009) | | **Talen** | Frans en Engels (officieel) | Meerdere officiële talen | | **Territoriale Omvang** | Europa | EU-lidstaten | **Tip:** Onthoud dat de Raad van Europa een veel bredere geografische dekking heeft en zich primair richt op mensenrechten, terwijl de EU een diepere economische en politieke integratie nastreeft binnen een kleinere groep lidstaten. ### 6.4 Vergelijking met Supranationaliteit en Intergouvernementalisme * **Supranationale organisaties:** De EU is een voorbeeld. Lidstaten dragen soevereiniteit over aan de organisatie, die bindende wetgeving kan aannemen die rechtstreeks van toepassing is en voorrang heeft op nationaal recht. Beslissingen worden vaak bij meerderheid genomen. * **Intergouvernementele organisaties:** De Raad van Europa is een voorbeeld. Lidstaten behouden hun soevereiniteit. Beslissingen worden meestal op basis van unanimiteit genomen en vereisen ratificatie door de lidstaten om bindend te worden. **Tip:** De kern van supranationaliteit is de overdracht van beslissingsbevoegdheid, waardoor de internationale organisatie regels kan opleggen aan de lidstaten. Bij intergouvernementalisme beslissen de lidstaten altijd gezamenlijk. ### 6.5 Jurisprudentie van het EHRM met betrekking tot Mensenrechtenbescherming Hoewel de specifieke documentatie die is verstrekt geen gedetailleerde jurisprudentie van het EHRM behandelt buiten het kader van het EVRM zelf, is het essentieel te begrijpen dat de rechtspraak van het EHRM het EVRM voortdurend interpreteert en uitbreidt. * **Voorbeeld (uit de verstrekte tekst, relevant voor EVRM):** * **Arrest Marckx:** Dit arrest uit 1979 was cruciaal voor de bescherming van het familierecht, met name voor kinderen geboren buiten het huwelijk, en leidde tot hervormingen in veel lidstaten. * **Arrest Salduz-wetgeving:** Dit arrest (en de daaropvolgende jurisprudentie) benadrukt het recht op toegang tot een advocaat vanaf het eerste verhoor door de politie, wat de procedurele rechten van verdachten versterkt. * **Arrest Ainis and others vs. Italy:** Dit illustreert de verantwoordelijkheid van de staat om het leven van gedetineerden te beschermen en de gevolgen van het niet nakomen van deze plicht onder Artikel 2 EVRM. Dit deel van de studiehandleiding legt de nadruk op de institutionele architectuur en de juridische instrumenten die Europa ter beschikking staan voor de bescherming van fundamentele rechten, met een centrale rol voor de Raad van Europa en het EHRM. --- ## Veelgemaakte fouten om te vermijden - Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens - Let op formules en belangrijke definities - Oefen met de voorbeelden in elke sectie - Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Internationaal recht | Een rechtsstelsel dat de relaties tussen soevereine staten regelt en dat is gebaseerd op verdragen en gewoonterecht. Het voorkomt dat landen hun nationale regels aan anderen kunnen opleggen en zorgt voor een formele gelijkheid tussen staten. |
| Verdrag | Een formele, schriftelijke overeenkomst tussen twee of meer staten of internationale organisaties, waarin afspraken worden vastgelegd over wederzijdse rechten en plichten. Verdragen vormen een belangrijke bron van internationaal recht. |
| Staatssoevereiniteit | Het beginsel dat een staat de hoogste en onafhankelijke macht heeft binnen zijn eigen grondgebied, wat inhoudt dat alleen de eigen overheid wetten mag maken en beslissingen mag nemen zonder inmenging van buitenaf. |
| Internationale organisatie | Een samenwerkingsverband tussen staten, opgericht via een verdrag, met eigen doelstellingen en middelen om deze te bereiken. Deze organisaties bieden staten de mogelijkheid om samen te werken op specifieke beleidsterreinen. |
| Niet-gouvernementele organisatie (NGO) | Een groep personen die een internationale organisatie opricht, onafhankelijk van staten, vaak met een ideële doelstelling. Een NGO hoeft niet per se internationaal te zijn en kan ook nationaal opereren. |
| Gouvernementele organisatie | Een samenwerkingsverband tussen staten dat wordt opgericht via een verdrag, met duidelijke doelstellingen en de middelen om deze te realiseren. Ze bieden staten een platform voor samenwerking op beleidsterreinen. |
| Intergouvernementele organisaties | Samenwerkingsverbanden tussen staten waarbij geen overdracht van staatssoevereiniteit plaatsvindt. Beslissingen worden meestal genomen op basis van unanimiteit, waarbij elke lidstaat een veto kan uitspreken. |
| Supranationale organisaties | Samenwerkingsverbanden tussen staten waarbij lidstaten een deel van hun staatssoevereiniteit overdragen aan de organisatie. De organisatie kan bindende beslissingen nemen die voorrang hebben op nationaal recht, zelfs zonder unanimiteit. |
| Europese Unie (EU) | Een supranationale en intergouvernementele politieke en economische unie van 27 lidstaten, voornamelijk gelegen in Europa. De EU streeft naar vrede, welzijn, vrijheid, veiligheid en recht voor haar burgers door middel van economische integratie en beleidscoördinatie. |
| EGKS-verdrag (Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal) | Het verdrag dat in 1951 werd gesloten en de basis legde voor de Europese samenwerking door de kolen- en staalproductie van de oprichtende landen gezamenlijk te beheren, met als doel oorlogsvoering te voorkomen en economische wederopbouw te bevorderen. |
| Interne markt | Een gemeenschappelijke markt binnen de EU zonder economische grenzen of belemmeringen, waar het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gegarandeerd. Het doel is om handel te stimuleren en gelijke kansen te creëren. |
| Economische en Monetaire Unie (EMU) | Een belangrijk element van de EU dat streeft naar economische stabiliteit en integratie, met als meest zichtbare component de gezamenlijke munt, de euro. De Europese Centrale Bank (ECB) speelt hierin een centrale rol. |
| Maastrichtnormen | Criteria die lidstaten moeten voldoen om toe te mogen treden tot de eurozone en de euro als munteenheid te hanteren. Deze normen hebben betrekking op inflatie, begrotingstekorten, staatsschuld en rentetarieven om economische stabiliteit te waarborgen. |
| Europese pijler van sociale rechten | Een initiatief van de EU dat zich richt op het bevorderen van sociaal beleid en welzijn van Europese burgers, met als kerndoelen onder meer werkgelegenheid, opleiding en het verminderen van armoede en sociale uitsluiting. |
| Wetgevende macht | De macht die verantwoordelijk is voor het maken van wetten. Binnen de EU wordt deze macht gedeeld door de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie. |
| Uitvoerende macht | De macht die verantwoordelijk is voor de uitvoering van wetten. Binnen de EU wordt deze taak voornamelijk uitgevoerd door de Europese Commissie. |
| Rechterlijke macht | De macht die verantwoordelijk is voor het interpreteren en handhaven van wetten. Binnen de EU wordt deze rol vervuld door het Hof van Justitie van de EU. |
| Europese Raad | De hoogste instelling binnen de EU, samengesteld uit staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten. De Europese Raad bepaalt de belangrijkste beslissingen en beleidslijnen van de EU. |
| Europese Commissie | Het uitvoerende orgaan van de EU, bestaande uit één commissaris per lidstaat. De Commissie heeft het recht van initiatief voor wetgeving, controleert de naleving van EU-regels en beheert de begroting. |
| Raad van de Europese Unie (Raad van Ministers) | Een instelling die de regeringen van de lidstaten vertegenwoordigt. De Raad neemt, samen met het Europees Parlement, wetgevende beslissingen en coördineert het beleid van de lidstaten. |
| Europees Parlement | Het direct verkozen orgaan van de EU, dat de burgers van de Unie vertegenwoordigt. Het Europees Parlement deelt de wetgevende en begrotingsbevoegdheden met de Raad van de Europese Unie en controleert de Commissie. |
| Hof van Justitie van de EU | Het gerechtelijke orgaan van de EU dat toeziet op de naleving en uniforme interpretatie van het Europees recht. Het Hof beslecht geschillen tussen lidstaten, instellingen en soms tussen burgers en de EU. |
| Primair Europees recht | De belangrijkste juridische bronnen van de EU, bestaande uit de verdragen (VEU en VWEU), het Handvest van de Grondrechten en de algemene beginselen van het EU-recht. Deze vormen de ruggengraat van het EU-recht. |
| Secundair Europees recht | Wetgeving die is vastgesteld door de instellingen van de EU op basis van de bevoegdheden die zijn toegekend in de primaire wetgeving. Dit omvat verordeningen, richtlijnen, besluiten, aanbevelingen en adviezen. |
| Verordening | Een EU-rechtshandeling die algemene strekking heeft, bindend is in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk is in alle lidstaten, zonder dat nationale omzetting nodig is. |
| Richtlijn | Een EU-rechtshandeling die bindend is ten aanzien van het te bereiken resultaat, maar de lidstaten de vrijheid laat om de vorm en middelen te kiezen voor de omzetting in nationale wetgeving. |
| Besluit | Een EU-rechtshandeling die bindend is in al haar onderdelen, maar enkel gericht is tot specifieke adressaten, zoals een lidstaat, een onderneming of een individu. |
| Attributiebeginsel | Het beginsel dat de EU alleen mag optreden binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de verdragen zijn toegekend. De EU mag geen bevoegdheden uitoefenen die niet expliciet zijn verleend. |
| Subsidiariteitsbeginsel | Het beginsel dat de EU alleen mag optreden op gebieden waar de lidstaten niet zelf effectief kunnen optreden en waar EU-optreden noodzakelijk is om de doelstellingen te bereiken. Beslissingen worden zoveel mogelijk op lokaal of nationaal niveau genomen. |
| Gelijkheidsbeginsel | Het beginsel dat discriminatie op grond van nationaliteit verboden is binnen de EU. Dit principe zorgt voor gelijke behandeling van burgers en bedrijven uit alle lidstaten. |
| Rechtstreekse werking | Het principe dat bepalingen van EU-recht onder bepaalde voorwaarden rechtstreeks rechten en plichten kunnen scheppen voor burgers, die zij kunnen afdwingen voor de nationale rechter, zonder dat nationale wetgeving vereist is. |
| Voorrangsbeginsel | Het principe dat EU-recht voorrang heeft op nationaal recht van de lidstaten, wanneer er een conflict is tussen EU-recht en nationaal recht binnen de bevoegdheden van de EU. |
| Interne markt | Een ruimte zonder binnengrenzen binnen de Europese Unie waar het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd. Het creëren en handhaven van deze markt is een kernactiviteit van de EU. |
| Vrij verkeer van goederen | Het beginsel dat er geen douanerechten of kwantitatieve beperkingen mogen zijn op het handelsverkeer van goederen tussen lidstaten, met als doel een gemeenschappelijke markt te creëren. |
| Vrij verkeer van personen | Het recht voor Unieburgers om vrij te reizen, verblijven en werken in andere lidstaten, inclusief het recht op vestiging en vrij verkeer van werknemers. |
| Vrij verkeer van diensten | Het beginsel dat het mogelijk is om diensten tijdelijk in een andere lidstaat te verlenen of te ontvangen, zonder dat er sprake is van permanente vestiging. |
| Vrij verkeer van kapitaal | Het beginsel dat er geen beperkingen mogen zijn op het verkeer van kapitaal en betalingen tussen lidstaten, wat cruciaal is voor een goed functionerende interne markt. |
| Staatssteun | Financiële voordelen die een overheid verstrekt aan specifieke ondernemingen of producties, die de concurrentie kunnen vervalsen en potentieel onverenigbaar zijn met de interne markt. |
| Mededingingsrecht | Het rechtsgebied dat de concurrentie tussen ondernemingen reguleert om te voorkomen dat markten worden verstoord door bijvoorbeeld kartelvorming, misbruik van machtspositie of verboden staatssteun. |
| Kartelvorming | Geheime afspraken tussen bedrijven, zoals prijsafspraken of marktverdeling, met als doel de concurrentie uit te schakelen en de consument te benadelen. Dit is principieel verboden onder EU-recht. |
| Machtspositie | De economische positie van een onderneming die sterk genoeg is om zich grotendeels onafhankelijk te gedragen van concurrenten, afnemers en consumenten. Het bezitten van een machtspositie is niet verboden, maar het misbruik ervan wel. |
| Raad van Europa | Een internationale organisatie gericht op de bescherming van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat in Europa. Het is geen onderdeel van de Europese Unie, maar werkt nauw samen. |
| Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) | Een verdrag van de Raad van Europa dat fundamentele burgerlijke en politieke rechten waarborgt voor iedereen binnen het rechtsgebied van de lidstaten. Het is een cruciaal instrument voor mensenrechtenbescherming in Europa. |
| Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) | Het gerecht dat oordeelt over schendingen van het EVRM door de lidstaten. Individuen die alle nationale rechtsmiddelen hebben uitgeput, kunnen bij het EHRM klagen over schendingen van hun rechten. |
| Unieburger | Elke persoon die de nationaliteit van een van de lidstaten van de Europese Unie bezit. Unieburgers genieten specifieke rechten, zoals het recht op vrij verkeer en verblijf in andere lidstaten. |
| Derdelander | Een persoon die niet de nationaliteit van een van de lidstaten van de EU bezit. Derdelanders kunnen onder bepaalde voorwaarden rechten ontlenen aan EU-recht, met name via familierelaties met Unieburgers. |
| Richtlijn 2004/38/EG | Een richtlijn die de rechten van Unieburgers en hun (derdelands) familieleden met betrekking tot vrij verkeer en verblijf in andere lidstaten regelt. Het bevordert de effectieve uitoefening van het recht op vrij verkeer. |
| Rechtsmisbruik | Het gebruikmaken van rechten of procedures op een manier die strijdig is met de geest of de bedoeling van de wet, vaak met de intentie om anderen te schaden of oneerlijke voordelen te behalen. |
| Rechtszekerheidsbeginsel | Het beginsel dat burgers erop moeten kunnen vertrouwen dat wetten duidelijk, voorspelbaar en stabiel zijn. Het zorgt ervoor dat EU-recht consistent wordt toegepast en dat burgers weten waar ze aan toe zijn. |
| Effectiviteitsbeginsel | Het beginsel dat EU-recht zodanig moet worden toegepast dat de beoogde doelstellingen daadwerkelijk worden bereikt en dat de rechten die het verleent, effectief kunnen worden afgedwongen. |
| Arrest Van Gend & Loos | Een baanbrekend arrest van het HvJ (1963) dat de directe werking van EU-recht vestigde, wat betekent dat burgers zich rechtstreeks kunnen beroepen op duidelijke en onvoorwaardelijke EU-bepalingen voor de nationale rechter. |
| Arrest Costa vs. ENEL | Een belangrijk arrest van het HvJ (1964) dat het voorrangsbeginsel van EU-recht boven nationaal recht vastlegde. EU-recht heeft voorrang wanneer lidstaten hun soevereiniteit hebben overgedragen aan de EU. |
| Arrest Simmenthal | Een arrest van het HvJ (1978) dat voortbouwt op het voorrangsbeginsel en bepaalt dat nationale rechters strijdig nationaal recht terzijde moeten laten staan bij toepassing van EU-recht, zonder te hoeven wachten op nationale wetgevingsprocedures. |
| Arrest Cassis de Dijon | Een arrest van het HvJ (1979) dat het beginsel van wederzijdse erkenning vestigde, wat inhoudt dat producten die legaal in één lidstaat zijn geproduceerd, ook in andere lidstaten moeten worden toegelaten, tenzij er dwingende redenen van algemeen belang zijn. |
| Rule of reason | Een juridisch principe ontwikkeld door het HvJ dat lidstaten toestaat om het vrije verkeer te beperken omwille van dwingende redenen van algemeen belang, zoals consumentenbescherming of volksgezondheid, mits de maatregel noodzakelijk en evenredig is. |
| Harmonisering | Het proces waarbij EU-lidstaten hun wetgeving op elkaar afstemmen om belemmeringen voor het vrije verkeer binnen de interne markt weg te nemen en gelijke concurrentievoorwaarden te creëren. |
| Wederzijdse erkenning | Het beginsel dat lidstaten elkaars nationale regels en beslissingen moeten erkennen, alsof ze van henzelf zijn, zolang ze voldoen aan de basisregels van de EU of het betreffende systeem. |
| Volksgezondheid | Een algemeen belang dat lidstaten kan rechtvaardigen om beperkingen op te leggen aan het vrije verkeer, mits deze maatregelen noodzakelijk en evenredig zijn en gebaseerd op wetenschappelijke bevindingen. |
| Openbare orde en openbare veiligheid | Dwingende redenen van algemeen belang die lidstaten kunnen aanvoeren om het vrije verkeer te beperken, maar alleen op basis van het persoonlijke gedrag van een individu en mits er sprake is van een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor de samenleving. |
| Arrest Singh | Een arrest van het HvJ (1992) dat de rechten van derdelands echtgenoten van Unieburgers uitbreidde, waardoor zij het recht kregen om met de Unieburger mee te reizen of zich bij hem te voegen, zelfs na terugkeer naar het thuisland van de Unieburger (de zogenaamde 'Europa-route'). |
| Arrest Baby Chen | Een arrest van het HvJ (2004) waarin werd bepaald dat de moeder van een baby met de nationaliteit van een EU-lidstaat een verblijfsrecht kon verkrijgen, omdat het kind anders zijn rechten als Unieburger niet volledig zou kunnen uitoefenen. Dit illustreert de bescherming van het Unieburgerschap. |
| Arrest Zambrano | Een arrest van het HvJ (2008) dat een afgeleid verblijfsrecht verleende aan ouders uit derde landen van minderjarige Unieburgers die nooit gebruik hebben gemaakt van het recht op vrij verkeer, omdat weigering van verblijf het kind zou dwingen de EU te verlaten. Dit is gebaseerd op art. 20 VWEU (Unieburgerschap). |
| Arrest Dereci | Een arrest van het HvJ (2011) dat verduidelijkte dat een afgeleid verblijfsrecht voor familieleden van EU-burgers alleen kan worden afgedwongen als het voor de EU-burger onmogelijk wordt om in een lidstaat te verblijven, tenzij de aanwezigheid van de andere ouder dit verhindert en het kind daardoor geen ernstig nadeel ondervindt. |
| Commissaris | Een lid van de Europese Commissie, dat onafhankelijk optreedt in het belang van de EU en belast is met een specifiek beleidsterrein. Commissarissen worden benoemd voor een termijn van vijf jaar. |
| Parlementaire Vergadering | Een orgaan binnen de Raad van Europa dat bestaat uit vertegenwoordigers van de nationale parlementen van de lidstaten. Het heeft voornamelijk een adviserende en aanbevelende rol. |
| Ministercomité | Het beslissende orgaan van de Raad van Europa, samengesteld uit de ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten. Het is verantwoordelijk voor het toezien op de naleving van verdragen en het nemen van beslissingen over lidmaatschap. |
| Rechtsmiddelen | Juridische procedures die individuen of organisaties kunnen volgen om hun rechten te beschermen of schendingen aan te vechten. Binnen het EU-recht zijn er specifieke rechtsmiddelen, zoals beroep tot nietigverklaring of de prejudiciële procedure. |
| Prejudiciële procedure | Een procedure waarbij nationale rechters een vraag over de interpretatie of geldigheid van EU-recht kunnen voorleggen aan het Hof van Justitie van de EU. Dit zorgt voor een uniforme toepassing van het EU-recht in alle lidstaten. |
| Gekwalificeerde meerderheid | Een stemprocedure binnen de Raad van de Europese Unie waarbij een voorstel wordt aangenomen als ten minste 55% van de lidstaten, die samen ten minste 65% van de EU-bevolking vertegenwoordigen, ervoor stemmen. |
| De-minimis-regel | Een regel die bepaalt dat staatssteun of kartelafspraken met een beperkte omvang (onder een bepaalde financiële drempel) worden geacht geen significant effect te hebben op de concurrentie en daarom niet verboden zijn. |
| Gedeelde bevoegdheden | Bevoegdheden die de EU deelt met de lidstaten. Zowel de EU als de lidstaten kunnen wetgevend optreden, maar de lidstaten oefenen hun bevoegdheid uit voor zover de EU haar bevoegdheid niet heeft uitgeoefend. |
| Exclusieve bevoegdheden | Bevoegdheden die uitsluitend aan de EU zijn toegekend. Alleen de EU mag op deze gebieden wetgevend optreden, en de lidstaten alleen als zij daartoe door de EU zijn gemachtigd of ter uitvoering van EU-handelingen. |
| Aandachtsbevoegdheden | Bevoegdheden van de EU om acties ter ondersteuning, aanvulling of coördinatie van het beleid van de lidstaten te ondernemen. Deze bevoegdheden zijn niet-bindend en strekken zich uit tot gebieden zoals onderwijs of cultuur. |
| Verbod op staatssteun | Artikel 107 van het VWEU verbiedt steunmaatregelen van lidstaten die de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen, tenzij deze zijn toegestaan volgens specifieke uitzonderingen. Dit is cruciaal voor de eerlijkheid van de interne markt. |
| Onderneming | Elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm of de wijze waarop zij wordt gefinancierd. Dit kan ook de overheid zijn indien zij concurreert met private partijen. |
| Kartelverbod | Het absolute verbod op overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen ondernemingen die de concurrentie binnen de interne markt verstoren of de handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden (artikel 101 VWEU). |
| Misbruik van machtspositie | Het verboden gedrag van een onderneming met een machtspositie die de concurrentie schaadt, bijvoorbeeld door het opleggen van onbillijke prijzen, het beperken van productie of het toepassen van ongelijke voorwaarden (artikel 102 VWEU). |
| EVRM (Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens) | Een internationaal verdrag op grond waarvan de lidstaten aan de Raad van Europa beloven om fundamentele burgerlijke en politieke rechten veilig te stellen voor iedereen binnen zijn rechtsgebied. Vereist voor lidmaatschap van de Raad van Europa. |
| EHRM (Europees Hof voor de Rechten van de Mens) | Het permanente rechtscollege dat toeziet op de naleving van het EVRM door de lidstaten. Individuen kunnen klagen bij het EHRM na uitputting van nationale rechtsmiddelen. |
| Billijke vergoeding | Een compensatie die door het EHRM kan worden toegekend aan slachtoffers van schendingen van het EVRM, om de geleden schade te vergoeden. Dit is een bindende uitspraak van het Hof. |
| Directe werking (van EU-recht) | Het principe dat bepaalde bepalingen van EU-recht, mits duidelijk en onvoorwaardelijk, rechtstreeks rechten en plichten scheppen voor burgers die zij voor de nationale rechter kunnen afdwingen. |
| Voorrang (van EU-recht) | Het principe dat EU-recht voorrang heeft op nationaal recht van de lidstaten wanneer de EU bevoegd is. Nationale rechters moeten strijdig nationaal recht buiten toepassing laten. |
| Verdragsuitzonderingen | Specifieke gronden die in de EU-verdragen zelf zijn opgenomen en die lidstaten toelaten het vrije verkeer te beperken omwille van redenen zoals openbare orde, veiligheid of volksgezondheid. |
| Proportionaliteitsbeginsel | Het beginsel dat EU-instellingen en lidstaten bij het uitoefenen van hun bevoegdheden de minst ingrijpende maatregel moeten kiezen die geschikt is om het beoogde doel te bereiken. |
| Attributiebeginsel | Het beginsel dat de EU alleen bevoegd is om te handelen binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de verdragen zijn toegekend. |
| Gelijkheidsbeginsel | Het principe dat discriminatie op grond van nationaliteit verboden is binnen de EU en dat alle burgers en ondernemingen in principe gelijk worden behandeld. |