Cover
立即免费开始 FVR Gastcollege recente ontwikkelingen vergoedingen oktober 2025.pptx
Summary
# Vergoedingen in een gemeenschapsstelsel
Dit onderwerp behandelt de wettelijke vergoedingsregels die van toepassing zijn op vermogensverschuivingen tussen echtgenoten binnen een gemeenschapsstelsel, met speciale aandacht voor de rechtspraak rond de klussende echtgenoot en de vermenging van eigen gelden.
### 1.1 Algemene principes van vergoedingen in een gemeenschapsstelsel
Vermogensverschuivingen tussen het eigen vermogen (EV) en het gemeenschappelijk vermogen (GV) vallen onder specifieke wettelijke vergoedingsregels, zoals voorzien in de artikelen 2.3.44 e.v. van het Burgerlijk Wetboek (BW). Deze regels vormen een cruciaal onderdeel van de opmaak van vergoedingsrekeningen en de uiteindelijke verrekening van vergoedingen tijdens de vereffening en verdeling van het huwelijksvermogen. De wet regelt de vergoedingsgerechtigde feiten, de waardering van vergoedingen, de berekening van interesten en de saldering van vorderingen. De verrekening van vergoedingen vindt plaats na de verrekening van de huwelijkslasten. Vermogensverschuivingen tussen verschillende eigen vermogens vallen daarentegen onder het gemeen recht, zoals toegepast in scheidingsstelsels.
### 1.2 De klussende echtgenoot en vergoedingen aan het gemeenschappelijk vermogen
De cassatierechtspraak inzake de "klussende echtgenoot" heeft de voorwaarden voor vergoedingen aan het GV bepaald. Oorspronkelijk werd gesteld dat een vergoeding aan het GV verschuldigd is indien de arbeidsprestaties van de echtgenoot geen bijdragen tot de lasten van het huwelijk vormen én het GV inkomsten heeft gederfd. Recentere rechtspraak heeft deze interpretatie verfijnd.
* **Cass. 5 september 2013 en Cass. 30 januari 2014:** Benadrukken dat de arbeidsprestaties van de echtgenoot geen bijdrage tot de lasten van het huwelijk mogen vormen en dat het gemeenschappelijk vermogen inkomsten moet hebben gederfd.
* **Cass. 29 juni 2017 en Cass. 9 september 2021:** Stellen dat verrijking van het EV door arbeid van een echtgenoot buiten een professionele context, zonder inkomsten derving, geen verarming van het GV impliceert en bijgevolg geen aanleiding geeft tot vergoeding. Dit creëert een onderscheid tussen werken binnen en buiten de professionele context.
Deze rechtspraak heeft geleid tot discussie in de rechtsleer over de interpretatie van arbeid aan een gemeenschappelijk goed:
* **Eerste strekking:** Indien het arbeid buiten een professionele context betreft, is het GV verrijkt ten koste van het EV en is het GV een vergoeding verschuldigd aan het EV.
* **Tweede strekking:** De echtgenoot wendt zijn arbeid vrij aan, vervult hiermee een eigen belang of voldoet aan zijn bijdrageplicht tot de lasten van het huwelijk, zodat geen vergoeding aan het EV verschuldigd is.
#### 1.2.1 Toepassing: HvB Antwerpen 4 oktober 2022
In deze zaak oordeelde het Hof van Beroep van Antwerpen dat er geen vergoeding verschuldigd was aan het gemeenschappelijk vermogen voor arbeidsprestaties geleverd aan een gemeenschappelijke gezinswoning, omdat er geen verarming van het eigen vermogen van de echtgenoot werd vastgesteld. De arbeidsprestaties van de echtgenoot werden beschouwd als een proportionele bijdrage tot de lasten van het huwelijk. De arbeidsprestaties van de familie van de echtgenoot werden niet beschouwd als een schenking aan de man of als vallend onder andere wettelijk gedefinieerde categorieën van eigen goederen. Het hof volgde de tweede strekking in de discussie, omdat er geen verarming van het eigen vermogen voorlag. Dit arrest bouwt voort op de ideeën rond de klussende echtgenoot, maar past deze toe op een gemeenschappelijk goed in plaats van een eigen goed.
> **Tip:** Begrijp de evolutie in de cassatierechtspraak rond de "klussende echtgenoot". Het onderscheid tussen werken binnen en buiten professionele context, en de vereiste van inkomsten derving door het GV, zijn cruciaal.
### 1.3 Vermenging van eigen gelden met gemeenschapsgelden
De wettelijke bepalingen en de cassatierechtspraak behandelen de situatie waarin eigen gelden van een echtgenoot in het gemeenschappelijk vermogen terechtkomen.
* **Artikel 2.3.45 BW (vroeger art. 1434 oud BW):** Stelt dat het gemeenschappelijk vermogen vergoeding verschuldigd is ten belope van de eigen gelden of gelden verkregen uit de vervreemding van een eigen goed die in het gemeenschappelijk vermogen zijn gevallen en niet belegd of wederbelegd zijn. Tevens geldt dit telkens als het gemeenschappelijk vermogen voordeel heeft getrokken uit de eigen goederen van een echtgenoot.
De cassatierechtspraak rond de vermenging van eigen gelden is genuanceerd:
* **Cass. 21 januari 2011 en Cass. 20 februari 2025:** Stellen dat de opslorping van eigen gelden door het GV een zelfstandig vergoedingsgenererend feit is, waarvoor geen bewijs van een specifiek voordeel voor het GV vereist is.
* **Cass. 4 september 2020:** Vereist bewijs van vermenging tussen eigen en gemeenschapsgelden. De loutere omstandigheid dat eigen gelden op een gemeenschappelijke bankrekening terechtkomen, volstaat niet.
* **Cass. 17 maart 2022:** Benadrukt dat de vermenging onomkeerbaar moet zijn door transacties op de bankrekening, zodanig dat de eigen gelden niet langer individualiseerbaar zijn en daadwerkelijk in het GV zijn terechtgekomen.
Deze rechtspraak leidt tot discussie in de rechtsleer over de mogelijkheid van (weder)belegging in eigen goederen wanneer onomkeerbare vermenging is vastgesteld:
* **Eerste strekking:** (Weder)belegging vanuit de bankrekening blijft mogelijk, als een soort van vervroegde uitkering van de vergoeding.
* **Tweede strekking:** (Weder)belegging vanuit de bankrekening is niet mogelijk; de gelden zijn door het vermoeden van gemeenschappelijkheid onherroepelijk gemeenschappelijk geworden.
#### 1.3.1 Toepassing: HvB Gent 12 januari 2023
In deze zaak oordeelde het Hof van Beroep van Gent dat het gemeenschappelijk vermogen een vergoeding verschuldigd was aan het eigen vermogen wegens de opslorping van eigen gelden. Het bewijs van onomkeerbare vermenging werd voldoende geleverd door verschillende overschrijvingen naar andere rekeningen, betalingen ten behoeve van de huishouding en bijkomende stortingen. Een negatief nettoresultaat op de rekening stond dit niet in de weg, verwijzend naar artikel 2.3.49, § 4 BW. Het Hof stelde tevens dat het bewijs van bevoegdheidsafwending (omgekeerde vergoeding aan het GV) onvoldoende geleverd was. Het arrest bevestigde dat de vereisten van het gemeen recht inzake bewijs van vermenging vervuld waren.
> **Tip:** Let op het onderscheid tussen de bewijsregels voor vermenging van eigen gelden (cassatierechtspraak) en de criteria voor een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking (gemeen recht). Het bewijs van onomkeerbare vermenging is essentieel.
### 1.4 Vergoedingen in een scheidingsstelsel
In een scheidingsstelsel (zoals het wettelijk stelsel, een door echtgenoten gekozen scheidingsstelsel, of voor samenwoners) bestaat er geen gemeenschappelijk vermogen. Hierdoor zijn er geen specifieke wettelijke vergoedingsregels van toepassing. Vermogensverschuivingen tussen de eigen vermogens van de echtgenoten (of tussen de vermogens van samenwoners) vallen onder het gemeen recht. Dit kan leiden tot vorderingen op basis van lening, schenking, mede-eigendom, onverschuldigde betaling, zaakwaarneming of ongerechtvaardigde verrijking.
#### 1.4.1 Basisprincipes van vergoedingen onder het gemeen recht
Bij de toepassing van het gemeen recht zijn de bewijsregels van cruciaal belang.
* **Gereglementeerd bewijsstelsel:** Voor rechtshandelingen met een waarde van meer dan 3.500 euro is een ondertekend geschrift vereist (art. 8.9 BW). Overeenkomsten moeten in evenveel originelen worden opgemaakt als er partijen met een onderscheiden belang zijn (art. 8.20 BW). Bij een eenzijdige verbintenis tot betaling van een geldsom is naast de handtekening ook de vermelding van de som of hoeveelheid voluit in letters vereist (art. 8.21 BW).
* **Uitzonderingen op het gereglementeerd bewijsstelsel:** De bewijsregels kunnen versoepeld worden in geval van materiële of morele onmogelijkheid om een geschrift te verkrijgen (art. 8.12 BW) of bij een begin van bewijs door geschrift (art. 8.13 BW), dat aangevuld kan worden met andere bewijsmiddelen.
* **Versoepeling voor echtgenoten:** Sinds de hervorming van 2018 mogen schuldvorderingen tussen echtgenoten zelf met alle middelen van bewijs worden geleverd (art. 2.3.62, eerste lid BW).
> **Tip:** Hoewel er geen specifieke vergoedingsregels zijn in een scheidingsstelsel, zijn de algemene bewijsregels van het gemeen recht streng. Vergeet de versoepeling voor echtgenoten niet!
#### 1.4.2 Ongerechtvaardigde verrijking als vergoedingsgrond
De ongerechtvaardigde verrijking wint steeds meer aan belang als grondslag voor vergoedingen in een scheidingsstelsel. De vijf wettelijke voorwaarden (art. 5.135-5.136 BW) zijn: verarming, verrijking, een correlatief verband tussen verarming en verrijking, een gebrek aan oorzaak, en subsidiariteit.
* **Gebrek aan oorzaak:** De bewijslast hiervan rust in principe op de eiser. Echter, het Hof van Cassatie hanteert een soepelere benadering waarbij de eiser voldoende aanwijzingen voor een gebrek aan oorzaak moet geven, waarna de bewijslast verschuift naar de verweerder om het bestaan van een oorzaak aan te tonen. Een oorzaak kan objectief zijn (wet, overeenkomst, onrechtmatige daad, rechterlijke beslissing, natuurlijke verbintenis) of subjectief (de wil van de verarmde tot een definitieve vermogensverschuiving, bv. begunstigings-, eigenbelang- of speculatief oogmerk). De beoordeling van het gebrek aan oorzaak gebeurt op het ogenblik van de totstandkoming van de vermogensverschuiving.
#### 1.4.3 Waardering van de vergoeding wegens ongerechtvaardigde verrijking
De waardering van de vergoeding wegens ongerechtvaardigde verrijking is geregeld in artikel 5.137 BW. De vergoedingsplichtige is het laagste bedrag van de verrijking en de verarming verschuldigd, geraamd op het tijdstip van de vergoeding.
* **Aard van de correctie:** Vóór de codificatie was teruggave in natura het beginsel. Na de codificatie spreekt de wet van een "vergoeding", maar het principe van teruggave in natura blijft gelden waar mogelijk. De vordering blijft steeds een persoonlijke vordering, zonder zakelijke werking.
* **Regel van het dubbel plafond:** Dit houdt in dat men het laagste bedrag van de verarming en de verrijking neemt, geraamd op het tijdstip van de vergoeding. Dit principe is essentieel, met name voor zogenaamde "dualistische vermogensverschuivingen" waarbij de aard van de verarming (bv. verdwijning van gelden) verschilt van de aard van de verrijking (bv. investering in een goed). Bij dualistische vermogensverschuivingen vindt geen meerwaardeverrekening plaats, wat een belangrijk verschil is met de waarderingsregel binnen het wettelijk stelsel (art. 2.3.46 BW).
* **Ijkpunt:** Het tijdstip van de vergoeding is het tijdstip van de rechterlijke uitspraak (of zo dicht mogelijk daarbij). Indien het bedrag van de verarming/verrijking reeds eerder vaststaat, kan actualisatie via interest gebeuren (méthode monétaire).
> **Tip:** Het dubbel plafond is de kern van de waardering bij ongerechtvaardigde verrijking. Onthoud het onderscheid tussen monistische en dualistische vermogensverschuivingen en de gevolgen daarvan voor de waardering.
#### 1.4.4 Toepassing: HvB Antwerpen 1 april 2025
In deze zaak onderzocht het Hof van Beroep van Antwerpen de mogelijkheid van een vordering uit overeenkomst en uit ongerechtvaardigde verrijking. Het hof stelde dat een e-mail voorafgaand aan de aankoop van een woning geen buitengerechtelijke schriftelijke bekentenis vormde, hoogstens een begin van bewijs door geschrift, maar aanvullende bewijzen ontbraken. De notariële akte vermeldde de inbreng van elke partner niet, en een aangekondigde onderhandse overeenkomst ontbrak.
Wat betreft de ongerechtvaardigde verrijking, meende het hof dat er onvoldoende aanwijzingen waren voor een gebrek aan oorzaak, waardoor de eiser het bewijsrisico droeg. De oorzaak van de vermogensverschuiving kon gelegen zijn in de eigendomsverhouding in de aankoopakte (objectieve oorzaak) of de wil van de verarmde partner tot een definitieve vermogensverschuiving (subjectieve oorzaak). Aangezien de eigendomsverhouding 50/50 was in de akte, werd dit als een oorzaak beschouwd.
#### 1.4.5 Toepassing: Cass. 9 september 2024
Dit arrest van het Hof van Cassatie behandelt de waardering van de vergoeding wegens ongerechtvaardigde verrijking in geval van overdracht van aandelen (een monistische vermogensverschuiving). Het Hof oordeelde dat de vergoeding gelijk is aan de waarde van het goed, geraamd op het ogenblik van de vergoeding. De verarmde draagt dus de gevolgen van waardevermindering of -vermeerdering, behalve wanneer het verschil toe te rekenen is aan de verrijkte. Enkel toevallige waardeschommelingen zijn verrekenbaar. Voor dualistische vermogensverschuivingen geldt nog steeds het dubbel plafond. In dit specifieke geval van aandelenoverdracht, een monistische vermogensverschuiving, werden de regels van het dubbel plafond niet toegepast.
> **Voorbeeld:** Bij een monistische vermogensverschuiving waarbij een schilderij wordt overgedragen, en de verarming en verrijking beide 15.000 euro bedragen op het moment van vergoeding, zal de vergoeding 15.000 euro bedragen. Bij een dualistische vermogensverschuiving waarbij 100.000 euro geïnvesteerd wordt in een woning, en de verarming op het moment van vergoeding (geactualiseerd met interest) 112.000 euro bedraagt, terwijl de verrijking 150.000 euro is, zal de vergoeding 112.000 euro bedragen (het laagste van de twee bedragen).
---
# Vergoedingen in een scheidingsstelsel en gemeen recht
Dit deel focust op de toepassing van het gemeen recht voor vergoedingen tussen echtgenoten, wettelijke samenwoners en feitelijke samenwoners wanneer er geen gemeenschappelijk vermogen is, inclusief de bewijsregels en de leerstukken van ongerechtvaardigde verrijking.
### 2.1 Algemene principes
In een scheidingsstelsel, waaronder het gescheiden vermogen (SVG), wettelijke samenwoning (WS) en feitelijke samenwoning (FS) vallen, is er geen gemeenschappelijk vermogen. Hierdoor zijn er geen specifieke wettelijke vergoedingsregels van toepassing zoals bij een gemeenschapsstelsel. In plaats daarvan valt men terug op de algemene regels van het gemeen recht. Dit betekent dat vermogensverschuivingen tussen de vermogens van de samenwonenden of echtgenoten, die elk een eigen vermogen behouden, worden beoordeeld aan de hand van de algemene rechtsfiguren uit het verbintenissenrecht. Denk hierbij aan leningen, schenkingen, mede-eigendom, onverschuldigde betaling, zaakwaarneming, of de ongerechtvaardigde verrijking.
#### 2.1.1 Bewijsregels in het gemeen recht
Wanneer de algemene regels van het gemeen recht van toepassing zijn, gelden ook de bewijsregels die in het gemeen recht zijn vastgelegd.
* **Gereglementeerd bewijsstelsel:** In principe vereist het gemeen recht voor het bewijs van rechtshandelingen boven een bepaald bedrag een ondertekend geschrift. Artikel 8.9 van het Burgerlijk Wetboek (BW) stelt dat een geschrift vereist is voor rechtshandelingen waarbij een bedrag van meer dan 3.500 euro betrokken is. Overeenkomsten moeten bovendien in evenveel originelen worden opgesteld als er partijen zijn die een afzonderlijk belang hebben (artikel 8.20 BW).
* **Bijkomende vereisten voor eenzijdige verbintenissen:** Bij een eenzijdige verbintenis tot betaling van een geldsom zijn er bijkomende vereisten: de handtekening van de persoon die zich verbindt, en een vermelding, door hemzelf geschreven, van de som of hoeveelheid voluit in letters uitgedrukt (artikel 8.21 BW).
> **Tip:** De strenge bewijsregels van het gemeen recht kunnen in de praktijk problematisch zijn, zeker in de context van intieme relaties waar contractuele afspraken niet altijd schriftelijk worden vastgelegd.
* **Uitzonderingen op het gereglementeerd bewijsstelsel:** Het gemeen recht kent echter ook uitzonderingen, zoals de materiële of morele onmogelijkheid om zich een geschrift te verschaffen (artikel 8.12 BW) en het begin van bewijs door geschrift (artikel 8.13 BW), dat dan aangevuld moet worden met andere bewijsmiddelen.
#### 2.1.2 Versoepeling van de bewijsregels voor echtgenoten
Onder invloed van de rechtspraak en rechtsleer is er een belangrijke versoepeling gekomen voor echtgenoten. Sinds de hervorming van 2018 mogen schuldvorderingen tussen echtgenoten, ook al zijn ze gehuwd onder een scheidingsstelsel, met *alle middelen van bewijs* worden geleverd. Dit geldt niet automatisch voor wettelijke of feitelijke samenwoners, waar de algemene bewijsregels van het gemeen recht strenger blijven.
> **Tip:** Hoewel de wettelijke samenwoners niet genieten van deze versoepeling, kan de rechtspraak hierover in de toekomst nog evolueren.
### 2.2 Ongerechtvaardigde verrijking als vergoedingsgrond
De leer van de ongerechtvaardigde verrijking (art. 5.135-5.136 BW) wint steeds meer aan belang in situaties waar een gemeenschappelijk vermogen ontbreekt. Deze rechtsfiguur biedt een mogelijkheid tot herstel wanneer een vermogensverschuiving plaatsvond zonder geldige juridische oorzaak.
#### 2.2.1 Vereisten voor ongerechtvaardigde verrijking
Om een beroep te kunnen doen op ongerechtvaardigde verrijking, moeten vijf cumulatieve voorwaarden vervuld zijn:
1. **Verarming:** Er moet een vermindering zijn van het vermogen van de ene partij.
2. **Verrijking:** Er moet een verhoging zijn van het vermogen van de andere partij.
3. **Correlatief verband:** De verrijking moet het gevolg zijn van de verarming. Er moet een causaal verband bestaan tussen beide.
4. **Gebrek aan oorzaak:** Er mag geen geldige juridische grond (oorzaak) bestaan voor de vermogensverschuiving. Dit is de kern van de ongerechtvaardigde verrijking. De oorzaak kan objectief zijn (wet, overeenkomst, onrechtmatige daad, rechterlijke beslissing, natuurlijke verbintenis) of subjectief (de wil van de verarmde tot een definitieve vermogensverschuiving, bijvoorbeeld uit begunstigingsoogmerk, eigenbelang of speculatief oogmerk).
5. **Subsidiariteit:** De vordering wegens ongerechtvaardigde verrijking is slechts mogelijk indien er geen andere rechtsfiguur kan worden ingeroepen om het veroorzaakte onevenwicht te corrigeren.
#### 2.2.2 Bewijslast en de beoordeling van het gebrek aan oorzaak
Het bewijzen van een "gebrek aan oorzaak" is een negatief feit, wat op zich al een bewijsprobleem kan opleveren. De rechtspraak heeft hierin soepelheid gebracht: de eiser moet voldoende aanwijzingen geven voor het bestaan van een gebrek aan oorzaak. Daarna verschuift de bewijslast naar de verweerder, die dan het bestaan van een geldige oorzaak moet aantonen.
De beoordeling van het gebrek aan oorzaak gebeurt op het ogenblik van de totstandkoming van de vermogensverschuiving.
> **Example:** In een samenwoonrelatie koopt één partner een woning met eigen middelen, maar laat de eigendom voor 50/50 registreren. Na de breuk kan de partner die de grotere inbreng deed, proberen een vergoeding te eisen op basis van ongerechtvaardigde verrijking, omdat de 50/50 verdeling, zonder verdere afspraken, mogelijk geen geldige oorzaak heeft voor de ongelijke inbreng.
#### 2.2.3 Waardering van de vergoeding wegens ongerechtvaardigde verrijking
De waardering van de vergoeding bij ongerechtvaardigde verrijking is geregeld in artikel 5.137 van het Burgerlijk Wetboek.
* **Het dubbel plafond:** De vergoeding die verschuldigd is aan de verarmde, is gelijk aan het *laagste bedrag* van de verrijking en de verarming. Dit bedrag wordt geraamd op het tijdstip van de vergoeding, wat in de praktijk het tijdstip van de rechterlijke uitspraak is of zo dicht mogelijk daarbij.
$$ \text{Vergoeding} = \min(\text{Verrijking}, \text{Verarming}) $$
* **Aard van de vergoeding:**
* **Teruggave in natura als beginsel:** Vóór de codificatie was teruggave in natura het beginsel. Hoewel de wet na de codificatie enkel nog spreekt van een 'vergoeding', wordt aangenomen dat dit principe nog steeds volgt uit het gemeen verbintenissenrecht. Dit betekent dat indien mogelijk, het goed dat de verrijking veroorzaakte, teruggegeven moet worden.
* **Waardeschuld:** Indien teruggave in natura niet mogelijk of abusief is, wordt een vergoeding toegekend. Deze vergoeding wordt beschouwd als een waardeschuld en geen geldschuld, wat betekent dat de rechter moet concretiseren hoeveel terugbetaald moet worden, rekening houdend met de actuele waarde.
* **Actualisatie:** Indien het bedrag van de verarming of verrijking reeds eerder vaststond, kan er actualisatie plaatsvinden via een interest (méthode monétaire).
* **Monistische versus Dualistische vermogensverschuivingen:** De waarderingsregel wordt genuanceerd afhankelijk van de aard van de vermogensverschuiving:
* **Monistische vermogensverschuiving:** De aard van de verarming en de verrijking is dezelfde (bv. een schilderij wordt verkocht en de opbrengst wordt ontvangen). In dit geval is de vergoeding gelijk aan de waarde van het goed, geraamd op het ogenblik van de vergoeding. De verarmde draagt de gevolgen van een eventuele waardevermindering of -vermeerdering sinds de oorspronkelijke verschuiving, tenzij dit volledig aan de verrijkte is toe te rekenen. Enkel toevallige waardeschommelingen zijn verrekenbaar.
* **Dualistische vermogensverschuiving:** De aard van de verarming verschilt van de aard van de verrijking (bv. gelden verdwijnen uit het vermogen van de ene om geïnvesteerd te worden in een goed van de andere). Hier geldt het dubbele plafond strikt. Er is geen sprake van meerwaardeverrekening van het goed waarin is geïnvesteerd. De vergoeding is beperkt tot het laagste bedrag van de verarming (geactualiseerd met interest) en de verrijking op het ogenblik van de vergoeding.
> **Example:** Als een bedrag van 100.000 euro wordt opgenomen uit een bankrekening (verarming) en geïnvesteerd wordt in een woning die 150.000 euro waard is geworden door die investering (verrijking), bedraagt de vergoeding voor ongerechtvaardigde verrijking het laagste van de twee, rekening houdend met de geactualiseerde waarde van de verarming. Als de verarming, geactualiseerd, 112.000 euro bedraagt, is de vergoeding 112.000 euro, en niet de volledige meerwaarde van 150.000 euro.
---
# Waardering van vergoedingen wegens ongerechtvaardigde verrijking
Dit onderwerp onderzoekt de waarderingsprincipes van vergoedingen die voortvloeien uit ongerechtvaardigde verrijking, met nadruk op het dubbel plafond, het ijkpunt voor de waardering en het onderscheid tussen monistische en dualistische vermogensverschuivingen.
### 3.1 Algemene principes van ongerechtvaardigde verrijking
Ongerechtvaardigde verrijking is een grondslag voor vergoeding in het gemene recht, die steeds belangrijker wordt in de praktijk, met name in de context van scheidingsstelsels, maar ook daarbuiten. De toepassing ervan is gebaseerd op de vijf wettelijke voorwaarden zoals uiteengezet in de artikelen 5.135 en 5.136 van het Burgerlijk Wetboek:
* Verrijking: Er moet sprake zijn van een toename van het vermogen van de verrijkte partij.
* Verarming: Er moet sprake zijn van een afname van het vermogen van de verarmde partij.
* Correlatief verband: Er moet een direct verband bestaan tussen de verrijking en de verarming.
* Gebrek aan oorzaak: De vermogensverschuiving mag niet gerechtvaardigd zijn door een geldige juridische oorzaak.
* Subsidiariteit: Ongerechtvaardigde verrijking is een subsidiaire vordering, wat betekent dat ze pas kan worden ingesteld als andere juridische grondslagen niet van toepassing zijn.
> **Tip:** De subsidiariteit betekent dat je eerst moet nagaan of er geen andere wettelijke regels van toepassing zijn, zoals contractuele afspraken, onrechtmatige daad, of specifieke vergoedingsregels binnen huwelijksvermogensrechtelijke stelsels, alvorens een beroep te doen op ongerechtvaardigde verrijking.
Het bewijs van het gebrek aan oorzaak kan complex zijn, aangezien het een negatief feit betreft. De eiser moet voldoende aanwijzingen geven waaruit een gebrek aan oorzaak blijkt, waarna de bewijslast verschuift naar de verweerder, die dan het bestaan van een oorzaak moet aantonen. Een oorzaak kan zowel objectief zijn (wet, overeenkomst, rechterlijke beslissing) als subjectief (de bewuste wil van de verarmde tot een definitieve vermogensverschuiving, zoals een begunstigings-, eigenbelang- of speculatief oogmerk). De beoordeling van de oorzaak vindt plaats op het moment van totstandkoming van de vermogensverschuiving.
### 3.2 Waardering van de vergoeding wegens ongerechtvaardigde verrijking
De waardering van de vergoeding die verschuldigd is wegens ongerechtvaardigde verrijking is geregeld in artikel 5.137 van het Burgerlijk Wetboek.
#### 3.2.1 Artikel 5.137 BW: het dubbel plafond
Artikel 5.137 BW stelt dat degene die ongerechtvaardigd is verrijkt, aan de verarmde het **laagste bedrag van de verrijking en de verarming** verschuldigd is. Dit principe wordt ook wel het "dubbel plafond" genoemd. De waardering van deze bedragen gebeurt op het tijdstip van de vergoeding.
> **Voorbeeld:** Stel dat iemand onterecht 100 euro van een ander ontvangt (verrijking 100 euro) en dat geld vervolgens investeert in een aandeel dat vandaag nog slechts 80 euro waard is (verarming 100 euro, maar de waarde van de investering is nu 80 euro). De vergoeding zal dan 80 euro bedragen, zijnde het laagste bedrag tussen de verrijking (die initieel 100 euro was, maar door de waardevermindering ook geanalyseerd moet worden op het moment van vergoeding) en de verarming (de uiteindelijke waarde van het geïnvesteerde goed). Indien de investering echter 120 euro waard zou zijn geworden, zou de vergoeding 100 euro bedragen (het oorspronkelijke bedrag van de verarming en de initiële verrijking), tenzij er sprake is van een monistische vermogensverschuiving met waardestijging, zoals hieronder besproken.
#### 3.2.2 Het ijkpunt voor de waardering
Het ijkpunt voor de waardering van de vergoeding is het **tijdstip van de rechterlijke uitspraak** of zo dicht mogelijk daarbij. Dit betekent dat rekening gehouden wordt met de actuele waarde van de verrijking en de verarming op het moment dat de rechter een beslissing neemt.
Indien het bedrag van de verarming of verrijking al eerder vaststond, kan de rechter dit bedrag actualiseren door middel van rente. Dit wordt aangeduid als de "méthode monétaire", waarbij de verarming wordt geactualiseerd met rente.
#### 3.2.3 Monistische en dualistische vermogensverschuivingen
Een cruciaal onderscheid voor de waardering is dat tussen monistische en dualistische vermogensverschuivingen.
* **Monistische vermogensverschuiving:** Bij een monistische vermogensverschuiving is de aard van de verarming en de verrijking dezelfde. Een klassiek voorbeeld is de investering van geld in een goed, waarbij het geld verdwijnt uit het vermogen van de verarmde en het goed in de plaats komt in het vermogen van de verrijkte. In dergelijke gevallen, vooral wanneer er sprake is van een waardestijging van het goed waarin geïnvesteerd is, kan de vergoeding wel degelijk rekening houden met deze meerwaarde. De vergoeding bedraagt dan het laagste van de twee plafonds, maar met een mogelijke herwaardering bij waardestijging.
> **Voorbeeld (Monistisch):** Een persoon leent 100 euro van een ander en investeert dit in een kunstwerk dat 150 euro waard wordt. De verarming bedraagt 100 euro. De verrijking bedraagt 150 euro. De vergoeding zal 150 euro bedragen, rekening houdend met de waardestijging. Het "dubbele plafond" geldt hier, maar de actuele waarde van de verrijking wordt in aanmerking genomen.
* **Dualistische vermogensverschuiving:** Bij een dualistische vermogensverschuiving is de aard van de verarming anders dan de aard van de verrijking. Een veelvoorkomend voorbeeld is de betaling van een geldbedrag (verarming) dat gebruikt wordt om een goed aan te kopen of te verbeteren (verrijking). In dit geval geldt het dubbele plafond strikt en wordt een eventuele meerwaarde van het goed waarin geïnvesteerd is, niet meegerekend voor de berekening van de vergoeding aan de kant van de verrijking. De rechterlijke uitspraak zal dus een vergoeding toekennen die gelijk is aan het laagste bedrag van de verarming en de verrijking, zonder rekening te houden met de meerwaarde die het goed heeft opgelopen. Dit is de "méthode financière" die wordt afgewezen.
> **Voorbeeld (Dualistisch):** Een persoon betaalt 100 euro (verarming) om een woning te renoveren. De renovatie verhoogt de waarde van de woning met 150 euro (verrijking). De vergoeding zal echter beperkt blijven tot het laagste van de verarming (100 euro, eventueel geactualiseerd met rente) en de verrijking (de oorspronkelijke investering, niet de meerwaarde van de woning). Er is geen meerwaardeverrekening.
Het onderscheid tussen monistische en dualistische vermogensverschuivingen is essentieel om te bepalen of eventuele waardestijgingen van het goed waarin de verarmde heeft geïnvesteerd, in aanmerking genomen moeten worden bij de berekening van de vergoeding.
> **Let op:** Het wettelijk stelsel kent eigen, specifieke waarderingsregels voor vergoedingen, die verschillen van de regels van ongerechtvaardigde verrijking. De regels besproken in dit deel zijn van toepassing in het gemene recht, zoals bij scheidingsstelsels.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Gemeenschapsstelsel | Een huwelijksvermogensrechtelijk stelsel waarbij de goederen die de echtgenoten voor of tijdens het huwelijk verkrijgen, gemeenschappelijk zijn, met uitzondering van bepaalde eigen goederen. |
| Scheidingsstelsel | Een huwelijksvermogensrechtelijk stelsel waarbij elk van de echtgenoten zijn eigen vermogen behoudt en er geen gemeenschappelijk vermogen ontstaat, zoals het stelsel van scheiding van goederen. |
| Ongerechtvaardigde verrijking | Een rechtsfiguur die beoogt een billijkheidscorrectie te bieden wanneer één persoon ten koste van een ander ongerechtvaardigd is verrijkt, zonder dat daarvoor een wettelijke of contractuele oorzaak bestaat. |
| Verarming | Het nadeel dat een persoon lijdt doordat zijn vermogen afneemt, hetzij door een uitgave, een verlies, of het ontbreken van een verwachte verrijking. |
| Verrijking | Het voordeel dat een persoon verkrijgt doordat zijn vermogen toeneemt, hetzij door een ontvangst, een besparing, of het uitblijven van een verwachte verarming. |
| Correlatief verband | Het verband dat vereist is tussen de verarming van de ene partij en de verrijking van de andere partij bij de toepassing van de leer van de ongerechtvaardigde verrijking. |
| Gebrek aan oorzaak | Het ontbreken van een rechtsgrond (zoals wet, overeenkomst, rechterlijke beslissing, natuurlijke verbintenis of de wil tot begunstiging) voor de vermogensverschuiving die tot verrijking en verarming heeft geleid. |
| Subsidiariteit | Het principe dat de vordering wegens ongerechtvaardigde verrijking slechts kan worden ingesteld indien er geen andere rechtsvordering beschikbaar is om de schade te vergoeden. |
| Waardering (in het kader van vergoedingen) | Het proces van het vaststellen van de financiële omvang van een vergoeding, rekening houdend met diverse factoren zoals het tijdstip, de aard van de vermogensverschuiving en mogelijke herwaarderingen. |
| Dubbel plafond | Een waarderingsregel bij ongerechtvaardigde verrijking waarbij de vergoeding maximaal gelijk is aan het laagste van de twee bedragen: de omvang van de verarming en de omvang van de verrijking. |
| Monistische vermogensverschuiving | Een vermogensverschuiving waarbij de aard van de verarming gelijk is aan de aard van de verrijking, bijvoorbeeld de overdracht van eenzelfde goed. |
| Dualistische vermogensverschuiving | Een vermogensverschuiving waarbij de aard van de verarming verschilt van de aard van de verrijking, bijvoorbeeld wanneer gelden worden geïnvesteerd in een goed. |