Cover
立即免费开始 Overzicht VSTR.pdf
Summary
# Elementen van een misdrijf
Dit onderwerp behandelt de materiële en morele bestanddelen die een misdrijf definiëren, inclusief de verschillende vormen van opzet en schuld.
### 1.1 Definitie van een misdrijf
Een misdrijf bestaat uit twee hoofdbestanddelen: een materieel bestanddeel en een moreel bestanddeel [1](#page=1).
#### 1.1.1 Materieel bestanddeel
Het materiële bestanddeel verwijst naar de concrete gedragingen die iemand stelt en die als 'fout' worden beschouwd. Dit omvat de actieve handelingen of nalatigheden die de wet strafbaar stelt [1](#page=1).
#### 1.1.2 Moreel bestanddeel
Het moreel bestanddeel betreft de schuld van de dader, wat de ondergrens van de toerekenbaarheid vormt. Dit houdt in dat de dader de handeling bewust en uit vrije wil heeft gesteld [1](#page=1).
### 1.2 Vormen van schuld (moreel bestanddeel)
De schuld kan worden onderverdeeld in opzet en onopzettelijkheid, elk met verdere specificaties.
#### 1.2.1 Opzettelijk
Opzet betekent dat de dader de strafbare gedraging 'wetens' en 'willens' stelt. Er worden verschillende gradaties onderscheiden:
* **Algemeen opzet:** De dader stelt de strafbare gedraging wetens en willens, zonder noodzakelijk de specifieke gevolgen te willen [1](#page=1).
* **Bijzonder opzet:** Naast het wetens en willens stellen van de gedraging, is er een kwaadwillig of bedrieglijk opzet, of het oogmerk om te schaden. Dit kan ook omschreven worden als 'gans bijzonder opzet' [1](#page=1).
#### 1.2.2 Onopzettelijk
Onopzettelijkheid treedt op wanneer de schuld voortvloeit uit een gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid.
* **Gebrek aan voorzorg (bewuste schuld):** De dader is zich bewust van het risico, maar neemt onvoldoende maatregelen om dit te voorkomen [1](#page=1).
* **Gebrek aan voorzichtigheid (onbewuste schuld):** De dader had de mogelijke gevolgen redelijkerwijs moeten voorzien en vermijden, maar deed dit niet [1](#page=1).
### 1.3 Wederrechtelijk karakter en uitsluitingsgronden
Een gedraging is pas strafbaar als deze wederrechtelijk is. Bepaalde omstandigheden kunnen de wederrechtelijkheid van een gedraging opheffen.
#### 1.3.1 Redenen van niet-verwijtbaarheid (RVG's) / Uitzonderingen
De volgende gronden kunnen het wederrechtelijk karakter van een gedraging opheffen, waardoor de daad niet meer strafbaar is of de straf wordt uitgesloten:
* **Noodtoestand:** Een handeling die normaal strafbaar zou zijn, kan gerechtvaardigd zijn indien deze noodzakelijk was om een groter kwaad af te wenden [1](#page=1).
* **Wettige verdediging:** Zelfverdediging tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding is gerechtvaardigd [1](#page=1).
* **Hoger bevel en wettelijk voorschrift:** Een bevel van een wettige meerdere of een wettelijk voorschrift kan een handeling rechtvaardigen [1](#page=1).
* **Dwang:** Indien de dader de handeling niet 'willens' heeft gesteld omdat deze onder onweerstaanbare dwang stond. Deze dwang mag niet aan de dader te wijten zijn en moet een volledige onmogelijkheid opleveren om anders te handelen [1](#page=1).
* **Dwaling:** Indien de dader de handeling niet 'wetens' heeft gesteld wegens een dwaling, bijvoorbeeld over de feiten [1](#page=1).
Deze gronden kunnen ook strafverminderend of strafuitsluitend werken.
### 1.4 Straftoemeting en onderscheid van misdrijven
Het huidige strafwetboek onderscheidt misdrijven op basis van hun ernst, wat leidt tot verschillende strafsoorten en -maatregelen.
#### 1.4.1 Indeling van misdrijven
* **Misdaad (criminele straf):** Wordt bestraft met opsluiting of hechtenis [1](#page=1).
* **Wanbedrijf (correctionele straf):** Kan bestraft worden met gevangenisstraf vanaf 8 dagen, werkstraf vanaf 46 uren, of geldboete vanaf 26 euro [1](#page=1).
* **Overtreding (politiestraf):** Wordt bestraft met gevangenisstraf van 1 tot 7 dagen, werkstraf van 20 tot 45 uren, of geldboete van 1 tot maximaal 25 euro [1](#page=1).
#### 1.4.2 Factoren bij straftoemeting
Bij de straftoemeting spelen verzwarende en verzachtende omstandigheden een rol. De rechter past deze facultatief en discretionair toe, met een motiveringsverplichting [1](#page=1).
#### 1.4.3 Historische context en correcties
Het strafwetboek van 1867 kent ook begrippen als 'correctionalisering' (het omzetten van een misdaad naar een wanbedrijf) en 'contraventionalisering' (het omzetten van een wanbedrijf naar een overtreding). Deze concepten kunnen relevant zijn bij de beoordeling 'ten gronde' van een strafzaak [1](#page=1).
> **Tip:** Onthoud goed het verschil tussen algemeen en bijzonder opzet, en tussen bewuste en onbewuste schuld. Deze nuances zijn cruciaal voor de juridische beoordeling van een strafbaar feit.
> **Voorbeeld:** Een automobilist die met 40 km/u te hard rijdt in een zone waar 30 km/u geldt, begaat een overtreding. Als diezelfde automobilist echter door roekeloos rijgedrag (bijvoorbeeld 120 km/u in de bebouwde kom) een dodelijk ongeval veroorzaakt, kan dit reeds een wanbedrijf of zelfs misdaad betreffen, afhankelijk van de precieze omstandigheden en het opzet.
> **Tip:** De uitsluitingsgronden voor schuld (zoals dwang en dwaling) dienen zorgvuldig te worden afgewogen en vereisen strikte bewijslevering. Ze zijn niet altijd eenvoudig toe te passen.
---
# Wederrechtelijkheid en uitsluitingsgronden
Dit onderdeel behandelt de wederrechtelijkheid van gedragingen en de verschillende gronden die deze wederrechtelijkheid kunnen uitsluiten [1](#page=1).
### 2.1 Het begrip wederrechtelijkheid
Wederrechtelijkheid is een essentieel bestanddeel van een misdrijf, naast het materiële en het morele bestanddeel. Het materiële bestanddeel verwijst naar de concrete gedragingen die iemand stelt en die 'fout' zijn. Het morele bestanddeel betreft de schuld, waarbij de ondergrens is dat de handeling bewust en uit vrije wil is gesteld, wat slaat op de toerekenbaarheid [1](#page=1).
#### 2.1.1 Morele bestanddelen (schuld)
* **Opzettelijk:**
* Algemeen opzet: 'wetens' en 'willens' de strafbare gedraging stellen, zonder noodzakelijkerwijs de gevolgen te willen [1](#page=1).
* Bijzonder opzet: 'wetens' en 'willens' de strafbare gedraging stellen, met een kwaadwillig of bedrieglijk opzet of het oogmerk om te schaden [1](#page=1).
* **Onopzettelijk:**
* Gebrek aan voorzorg: bewuste schuld [1](#page=1).
* Gebrek aan voorzichtigheid: onbewuste schuld [1](#page=1).
### 2.2 Uitsluitingsgronden van wederrechtelijkheid
Bepaalde omstandigheden kunnen de wederrechtelijkheid van een gedraging uitsluiten, waardoor deze niet langer strafbaar is. Deze uitsluitingsgronden kunnen onderverdeeld worden in verschillende categorieën [1](#page=1).
#### 2.2.1 Noodtoestand
Dwang, indien deze onweerstaanbaar is (volledige onmogelijkheid) en niet aan de dader te wijten, kan de wederrechtelijkheid uitsluiten omdat de gedraging niet 'willens' is gesteld [1](#page=1).
#### 2.2.2 Wettige verdediging
Wettige verdediging is een grond die de wederrechtelijkheid van een gedraging kan uitsluiten [1](#page=1).
#### 2.2.3 Hoger bevel en wettelijk voorschrift
Een hoger bevel of een wettelijk voorschrift kan eveneens als uitsluitingsgrond van wederrechtelijkheid gelden [1](#page=1).
#### 2.2.4 Dwaling
Dwaling kan onder bepaalde omstandigheden de wederrechtelijkheid uitsluiten, aangezien de gedraging dan niet 'wetens' is gesteld [1](#page=1).
#### 2.2.5 Strafverminderend versus Strafuitsluitend
Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen gronden die strafverminderend werken en gronden die strafuitsluitend werken. Uitsluitingsgronden van wederrechtelijkheid zijn strafuitsluitend [1](#page=1).
> **Tip:** Hoewel de documentatie spreekt over "SUG of VG", lijken dit afkortingen te zijn voor specifieke juridische concepten binnen het Belgische strafrecht. Zonder verdere context uit het document, is het moeilijk om deze precieze betekenis te duiden. De tekst noemt expliciet "Noodtoestand" en "Wettige verdediging" als voorbeelden van uitsluitingsgronden. Dwang kan leiden tot een noodtoestand. Dwaling kan de wederrechtelijkheid uitsluiten indien de daad niet 'wetens' is gesteld [1](#page=1).
### 2.3 Straftoemeting in het huidig strafwetboek
Het huidig strafwetboek kent verschillende categorieën van straffen, afhankelijk van de ernst van het misdrijf [1](#page=1).
* **Criminele straf (misdaad):** Opsluiting, hechtenis [1](#page=1).
* **Correctionele straf (wanbedrijf):** Gevangenisstraf vanaf 8 dagen, werkstraf vanaf 46 uren, geldboete vanaf 26 euro [1](#page=1).
* **Politiestraf (overtreding):** Gevangenisstraf van 1 tot 7 dagen, werkstraf van 20 tot 45 uren, geldboete van 1 tot maximaal 25 euro [1](#page=1).
Daarnaast kent men verzwarende en verzachtende omstandigheden die de straftoemeting beïnvloeden. De rechter kan facultatief en discretionair beslissen, met een motiveringsverplichting. Het document vermeldt ook het "Wet VO- 1867" en concepten als "correctionalisering" en "contraventionalisering", maar de precieze context en toepassing hiervan worden niet verder uitgewerkt in de verstrekte tekst [1](#page=1).
---
# Straftoemeting en strafcategorisering
Dit onderdeel behandelt de principes van straftoemeting binnen het huidige strafwetboek, inclusief verzwarende en verzachtende omstandigheden en de indeling van straffen naar misdaad, wanbedrijf en overtreding.
### 3.1 Categorieën van strafbare feiten
Het strafrecht categoriseert strafbare feiten in drie hoofdcategorieën, gebaseerd op hun ernst en de aard van de straf die erop staat. Deze indeling is historisch gegroeid, mede door de wet van 1867 [1](#page=1).
#### 3.1.1 Misdaad
Een misdaad is de zwaarste categorie van strafbare feiten. De meest kenmerkende straf voor misdaden is de criminele straf, waaronder opsluiting en hechtenis vallen [1](#page=1).
#### 3.1.2 Wanbedrijf
Wanbedrijven vallen qua ernst tussen misdaden en overtredingen in. Kenmerkende correctionele straffen voor wanbedrijven zijn gevangenisstraffen van minimaal acht dagen, werkstraffen vanaf zesenveertig uren, en geldboetes vanaf zesentwintig euro. Dit proces van het lager indelen van strafbare feiten heet "correctionalisering" [1](#page=1).
#### 3.1.3 Overtreding
Overtredingen zijn de minst ernstige strafbare feiten. De bijbehorende politiestraffen omvatten gevangenisstraffen van één tot zeven dagen, werkstraffen van twintig tot vijfenveertig uren, en geldboetes van één tot maximaal vijfentwintig euro. Het lager indelen van strafbare feiten naar deze categorie heet "contraventionalisering" [1](#page=1).
### 3.2 Bestanddelen van een strafbaar feit
Elk strafbaar feit bestaat uit twee essentiële bestanddelen: een materieel en een moreel bestanddeel [1](#page=1).
#### 3.2.1 Materieel bestanddeel
Het materiële bestanddeel verwijst naar de concrete gedragingen die iemand stelt en die als 'fout' worden beschouwd [1](#page=1).
#### 3.2.2 Moreel bestanddeel (schuld)
Het morele bestanddeel betreft de schuld van de dader en heeft betrekking op de toerekenbaarheid van de gedraging. De ondergrens van schuld is dat de dader de handeling bewust en uit vrije wil heeft gesteld. Hierbij worden verschillende vormen van opzet en onopzettelijkheid onderscheiden [1](#page=1):
* **Opzettelijk:**
* **Algemeen opzet:** De dader stelt de strafbare gedraging wetens en willens, zonder noodzakelijkerwijs de specifieke gevolgen te willen [1](#page=1).
* **Bijzonder opzet:** Naast het wetens en willens stellen van de gedraging, is er een kwaadwillig of bedrieglijk opzet, of het oogmerk om te schaden. Dit wordt soms ook "gans bijzonder opzet" genoemd [1](#page=1).
* **Onopzettelijk:**
* **Gebrek aan voorzorg (bewuste schuld):** De dader had voorzorgsmaatregelen moeten nemen, maar deed dit niet [1](#page=1).
* **Gebrek aan voorzichtigheid (onbewuste schuld):** De dader had voorzichtig moeten zijn, maar was dit niet [1](#page=1).
### 3.3 Wederrechtelijk karakter en rechtvaardigingsgronden (RVG's)
Een gedraging is wederrechtelijk indien ze niet wordt gerechtvaardigd door specifieke omstandigheden. De belangrijkste rechtvaardigingsgronden (RVG's) zijn [1](#page=1):
* **Noodtoestand:** Een situatie waarin men genoodzaakt is een strafbaar feit te plegen om een groter kwaad te voorkomen [1](#page=1).
* **Wettige verdediging:** Het verdedigen tegen een onrechtmatige aanval [1](#page=1).
* **Hoger bevel en wettelijk voorschrift:** Handelen op grond van een bevel van een hoger gezag of een wettelijke verplichting [1](#page=1).
#### 3.3.1 Uitzonderingen op het wederrechtelijk karakter
Er zijn uitzonderingen op het wederrechtelijk karakter die strafuitsluitend of strafverminderend kunnen werken:
* **SUG (Somatiek Uitgezonderd Grond):** Situaties waarin de dader niet 'willens' heeft gehandeld.
* **Dwang:** De dader is gedwongen tot de handeling, waardoor het element 'willens' ontbreekt [1](#page=1).
* **Onweerstaanbaar:** Dit vereist een volledige onmogelijkheid om anders te handelen en mag niet aan de dader te wijten zijn [1](#page=1).
* **Dwaling:** De dader heeft de gedraging niet 'wetens' gesteld, wat kan voortkomen uit misleiding of onjuiste informatie [1](#page=1).
* **VG (Verdedigingsgronden):** Hoewel wettige verdediging zelf een rechtvaardigingsgrond is, kunnen gerelateerde situaties de strafbaarheid beïnvloeden.
### 3.4 Straftoemeting in het huidig strafwetboek
De straftoemeting is een cruciaal aspect van het strafrecht en houdt rekening met diverse factoren [1](#page=1).
#### 3.4.1 Factoren bij straftoemeting
Bij het bepalen van de straf kijkt de rechter naar verschillende elementen:
* **Verzwarende omstandigheden:** Factoren die de ernst van het feit vergroten en leiden tot een hogere straf [1](#page=1).
* **Verzachtende omstandigheden:** Factoren die de ernst van het feit verminderen en kunnen leiden tot een lagere straf [1](#page=1).
#### 3.4.2 Rol van de rechter
De rechter heeft binnen het huidige strafwetboek de facultatieve en discretionaire bevoegdheid om straffen toe te passen. Dit betekent dat de rechter enige vrijheid heeft in de keuze en toepassing van straffen, mits hij zijn beslissingen motiveert. Deze bevoegdheid is ingevoerd na de oude wet van 1867 en de daaropvolgende correcties. De rechter heeft een motiveringsverplichting, wat inhoudt dat hij zijn keuzes moet onderbouwen [1](#page=1).
> **Tip:** Begrijpen van de indeling in misdaad, wanbedrijf en overtreding is essentieel voor het kennen van de mogelijke straffen. Let goed op de specifieke strafmaten per categorie [1](#page=1).
> **Tip:** Het onderscheid tussen algemeen en bijzonder opzet is belangrijk voor de strafbaarheid van opzettelijke feiten. Ken de definities goed [1](#page=1).
> **Tip:** Rechtvaardigingsgronden zoals noodtoestand en wettige verdediging kunnen de wederrechtelijkheid van een gedraging opheffen, waardoor het feit niet strafbaar is. Dwang en dwaling daarentegen, kunnen leiden tot strafuitsluiting of -vermindering doordat een bestanddeel van de schuld ontbreekt [1](#page=1).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Materieel bestanddeel | Het concrete gedrag dat door een persoon wordt gesteld en dat als foutief wordt beschouwd binnen de context van een misdrijf. Dit omvat de feitelijke handelingen die de delictsomschrijving vervullen. |
| Moreel bestanddeel | Dit verwijst naar de schuld van de dader, waarbij de ondergrens is dat de handeling bewust en uit vrije wil is gesteld. Het heeft betrekking op de toerekenbaarheid van de daad aan de dader. |
| Algemeen opzet | De intentie om een strafbare gedraging te stellen, wetende dat het gebeurt en willende dat het gebeurt, zonder noodzakelijkerwijs de specifieke gevolgen te willen. |
| Bijzonder opzet | De intentie om een strafbare gedraging te stellen, wetende en willende dat het gebeurt, met een specifieke kwaadwillige bedoeling, bedrieglijk opzet of het oogmerk om te schaden. |
| Gebrek aan voorzorg (bewuste schuld) | Dit type schuld ontstaat wanneer iemand nalatig is ondanks dat hij zich bewust is van het risico op een onvoorzichtig gedrag, wat leidt tot een strafbaar feit. |
| Gebrek aan voorzichtigheid (onbewuste schuld) | Deze schuld treedt op wanneer iemand niet de vereiste voorzichtigheid betracht, wat resulteert in een strafbaar feit, zonder dat de persoon zich noodzakelijkerwijs bewust was van het gevaar. |
| Noodtoestand | Een rechtsgrond die de wederrechtelijkheid van een strafbare gedraging kan uitsluiten, wanneer de dader gedwongen was de daad te stellen om een groter kwaad te voorkomen. |
| Wettige verdediging | Een rechtsgrond die de wederrechtelijkheid van een strafbare gedraging kan uitsluiten, wanneer de dader handelde om zichzelf of anderen te verdedigen tegen een wederrechtelijke aanranding. |
| Dwang | Een omstandigheid waarbij een persoon niet uit vrije wil handelt, omdat hij onder onweerstaanbare druk staat, wat de toerekenbaarheid van zijn gedrag kan beïnvloeden. |
| Dwaling | Een situatie waarin een persoon een handeling verricht zonder volledig wetens van de feiten of de juridische implicaties, wat de intentie kan beïnvloeden. |
| Criminele straf | Een straf die wordt opgelegd voor een misdaad, zoals opsluiting of hechtenis, en die doorgaans de zwaarste categorie straffen vertegenwoordigt. |
| Correctionele straf | Een straf die wordt opgelegd voor een wanbedrijf, variërend van gevangenisstraf vanaf 8 dagen, werkstraf vanaf 46 uren, tot geldboetes vanaf 26 euro. |
| Politiestraf | De lichtste categorie straffen, opgelegd voor overtredingen, waaronder gevangenisstraffen van 1 tot 7 dagen, werkstraffen van 20 tot 45 uren, en geldboetes tot 25 euro. |