Cover
立即免费开始 2025 26 Lesslides BBR 697 - 719 Hfst 16.pdf
Summary
# Het strafrecht en de straffen
Dit onderwerp behandelt de aard, doelen en indeling van straffen binnen het strafrecht, inclusief hoofd- en bijstraffen en de strafniveaus zoals vastgelegd in het nieuwe Strafwetboek.
### 1.1 De aard en oplegging van straffen
Een straf wordt gedefinieerd als een leed dat door de maatschappij wordt opgelegd als reactie op een strafbaar feit. Dit leed kan verschillende vormen aannemen, waaronder [3](#page=3):
* Vermogen (geldboete) [3](#page=3).
* Vrijheid (gevangenisstraf) [3](#page=3).
* Goederen (verbeurdverklaring) [3](#page=3).
* Rechten (ontzetting) [3](#page=3).
* Elders, zoals via alternatieve straffen [3](#page=3).
Straffen worden opgelegd door de strafrechter. De primaire doelen van straffen zijn vergelding, preventie, resocialisering en sociaal verweer [3](#page=3).
### 1.2 Strafsancties: hoofd- en bijstraffen
Strafsancties worden onderverdeeld in hoofdstraffen en bijkomende straffen [4](#page=4).
#### 1.2.1 Hoofdstraffen
Hoofdstraffen zijn de straffen die de rechter steeds kan opleggen. Voorbeelden hiervan zijn [4](#page=4):
* Hechtenis [4](#page=4).
* Opsluiting [4](#page=4).
* Werkstraf [4](#page=4).
* Geldboete [4](#page=4).
Alternatieve straffen, zoals elektronisch toezicht, werkstraf en autonome probatiestraf, vallen ook onder de hoofdstraffen [4](#page=4).
#### 1.2.2 Bijkomende straffen
Bijkomende straffen kunnen door de rechter worden opgelegd naast de hoofdstraf. Enkele voorbeelden zijn [4](#page=4):
* Bijzondere verbeurdverklaring [4](#page=4).
* Ontzetting uit burgerlijke en politieke rechten [4](#page=4).
* Publicatie van de uitspraak [4](#page=4).
* Afzetting uit titels [4](#page=4).
* Beroepsverbod [4](#page=4).
* Terbeschikkingstelling [4](#page=4).
### 1.3 Strafsancties onder het nieuwe Strafwetboek
Het nieuwe Strafwetboek (art. 27) stelt specifieke doelen voor de rechter bij het kiezen en bepalen van de strafmaat. Deze doelen omvatten [5](#page=5):
1. Het uiten van maatschappelijke afkeuring ten aanzien van de overtreding van de strafwet [5](#page=5).
2. Het bevorderen van herstel van het maatschappelijk evenwicht en van het herstel van de door het misdrijf veroorzaakte schade [5](#page=5).
3. Het bevorderen van de maatschappelijke rehabilitatie en re-integratie van de dader [5](#page=5).
4. Het beschermen van de maatschappij [5](#page=5).
De rechter streeft binnen de wettelijke grenzen naar een rechtvaardige proportionaliteit tussen het misdrijf en de straf, rekening houdend met de doelstellingen en ongewenste neveneffecten van de straf voor betrokkenen, hun omgeving en de samenleving. Gevangenisstraf wordt als laatste redmiddel overwogen, indien de strafdoelen niet met een andere maatregel bereikt kunnen worden [5](#page=5).
#### 1.3.1 Strafniveaus in het nieuwe Strafwetboek
Het nieuwe Strafwetboek (artt. 36 en 37) classificeert misdrijven in acht strafniveaus [6](#page=6).
* **Niveau 1:** Behelst lichte feiten zoals smaad, laster en licht vandalisme, die niet strafbaar zijn met gevangenisstraf [6](#page=6).
* **Niveau 2:** Omvat iets zwaardere feiten, zoals gewone diefstal, die strafbaar zijn met specifieke straffen en ook gevangenisstraf indien het strafdoel niet anders kan worden verwezenlijkt [6](#page=6).
* **Niveaus 3 tot en met 8:** Deze niveaus beschrijven misdrijven met oplopende ernst, waarbij de zwaarste feiten, zoals moord of terrorisme, kunnen leiden tot celstraffen van 3 jaar tot levenslang [6](#page=6).
Voor elk strafniveau worden de hoofd- en bijstraffen opgesomd. Daarnaast voorziet het wetboek ook in specifieke hoofd- en bijstraffen voor rechtspersonen per strafniveau (artt. 38-40 Sw.) [6](#page=6).
---
# Beginselen van het strafrecht en strafprocesrecht
Dit onderwerp verkent de fundamentele beginselen die ten grondslag liggen aan het strafrecht en het strafprocesrecht, zoals het legaliteitsbeginsel, het territorialiteitsbeginsel en het schuldbeginsel.
## 2 Beginselen van het strafrecht en strafprocesrecht
### 2.1 Het legaliteitsbeginsel
Het legaliteitsbeginsel, ook wel gekend als 'nullum crimen, nulla poena sine lege', houdt in dat er geen misdrijf noch straf bestaat zonder een voorafgaande wettelijke bepaling. Gewoonte is geen bron van strafrecht. Dit beginsel leidt tot een restrictieve interpretatie van de strafwet [7](#page=7).
#### 2.1.1 Toepassing van het legaliteitsbeginsel
* **Geen toepassing naar analogie *in malam partem***: Dit betekent dat de strafwet niet analoog toegepast mag worden om een feit als strafbaar te bestempelen dat strikt genomen niet onder de wet valt, zelfs als het vergelijkbaar is met een reeds bestraafbaar feit. Bijvoorbeeld, een handeling mag niet zomaar als moord gekwalificeerd worden als het onder een andere, minder zware strafrechtelijke bepaling valt [7](#page=7).
* **Wel toepassing naar analogie *in bonam partem***: Daarentegen mag de strafwet wel analoog worden toegepast ten gunste van de beklaagde, bijvoorbeeld wanneer een verschoningsgrond die leidt tot een lagere straf, naar analogie ook op andere misdrijven wordt toegepast [7](#page=7).
* **Geen terugwerkende kracht van de zwaardere strafwet**: De strafwet kan geen terugwerkende kracht hebben als deze de straf verzwaart. Wel is terugwerkende kracht toegestaan indien de strafwet de straf verzacht. Dit principe is vastgelegd in artikel 7 EVRM en artikel 2 van het Strafwetboek [8](#page=8).
* **Gebondenheid van de strafrechter aan de strafwet**: De strafrechter is gebonden aan de strafwet en mag de toepassing ervan niet weigeren, zelfs niet als de bestraffing onevenredig lijkt met de aard van de overtreding of de financiële draagkracht van de beklaagde [8](#page=8).
Het legaliteitsbeginsel geldt ook voor de wijze van strafvervolging, die bij wet bepaald dient te zijn [23](#page=23).
### 2.2 Het territorialiteitsbeginsel
Dit beginsel bepaalt dat de Belgische strafwet van toepassing is op iedereen die op Belgisch grondgebied een misdrijf pleegt. Dit geldt ongeacht de nationaliteit van de dader of het slachtoffer. Tevens is het van belang of er in het buitenland reeds een definitieve rechterlijke uitspraak is gedaan [9](#page=9).
Indien een misdrijf buiten het Belgische grondgebied is gepleegd door Belgen of vreemdelingen, wordt dit in België enkel gestraft in de gevallen die specifiek door de wet zijn bepaald. Dit principe is vastgelegd in artikel 3 van het Strafwetboek [9](#page=9).
### 2.3 Het schuldbeginsel
Het schuldbeginsel stelt dat een misdrijf uit twee elementen bestaat: een materieel element (het plegen van een strafbaar gesteld feit) en een moreel element, namelijk schuld. Deze schuld kan zowel voortkomen uit opzet als uit onachtzaamheid. De graad van schuld kan de zwaarte van de straf bepalen [10](#page=10).
#### 2.3.1 Elementen van schuld
* **Opzet**: Dit omvat algemeen opzet, maar ook specifieke vormen zoals het oogmerk om te doden, animus iniurandi (de intentie om schade toe te brengen) of het nastreven van onrechtmatig voordeel [10](#page=10).
* **Onachtzaamheid**: Dit verwijst naar nalatigheid of onzorgvuldigheid [10](#page=10).
#### 2.3.2 Toerekeningsvatbaarheid
Het schuldbeginsel veronderstelt toerekeningsvatbaarheid [11](#page=11).
* **Krankzinnige daders**: Een krankzinnige persoon is niet strafbaar. In plaats daarvan kunnen beveiligingsmaatregelen, zoals maatregelen van sociaal verweer (bijvoorbeeld internering), worden toegepast [11](#page=11).
* **Jeugdige daders**: Jongeren tot 18 jaar zijn in beginsel niet strafbaar en worden behandeld volgens specifieke regels [11](#page=11).
* **Rechtspersonen**: Sinds 1999 kunnen rechtspersonen strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld voor misdrijven. Dit geldt voor misdrijven die een intrinsiek verband hebben met de verwezenlijking van hun doel of de waarneming van hun belangen, of die voor hun rekening zijn gepleegd. De mogelijke sancties omvatten geldboetes, bijzondere verbeurdverklaringen, ontbinding, verboden van werkzaamheden die deel uitmaken van hun maatschappelijk doel, sluiting, en bekendmaking of verspreiding van de beslissing. Dit is geregeld in artikel 5 van het oude Strafwetboek, nu artikel 18 van het Strafwetboek met de sancties beschreven in artikel 7bis van het oude Strafwetboek, zie ook artikelen 38 en 39 van het Strafwetboek [11](#page=11).
### 2.4 Fundamentele rechten in het strafproces
Naast de beginselen van het strafrecht, kent het strafprocesrecht een reeks fundamentele rechten die de verdachte beschermen. Deze omvatten [23](#page=23):
* Het vermoeden van onschuld [23](#page=23).
* Het recht om te zwijgen en niet tegen zichzelf te getuigen (bescherming tegen zelf-incriminatie) [23](#page=23).
* Het recht op bijstand van een advocaat, zowel tijdens de rechtspleging voor de feitenrechter als in de fase van het vooronderzoek (vastgelegd in de Salduzwet van 13 augustus 2011) [23](#page=23).
* Het recht op bijstand van een tolk [23](#page=23).
* De rechten van de verdediging, zoals voorzien in artikel 6 EVRM en artikel 14 IVBPR [23](#page=23).
* Waarborgen bij vrijheidsberoving (artikel 5 EVRM), huiszoeking, en bij aantasting van het briefgeheim en telefoongeheim (artikel 8 EVRM) [23](#page=23).
* Het beginsel 'in dubio pro reo': in geval van twijfel dient er vrijspraak te volgen [23](#page=23).
> **Tip:** Het is cruciaal om de specifieke artikelen van het EVRM en IVBPR te kennen die verband houden met deze fundamentele rechten, aangezien ze een belangrijke basis vormen voor het Belgische strafprocesrecht.
---
# Het strafprocesrecht: waarborgen en procedures
Dit onderdeel van het strafprocesrecht belicht de fundamentele waarborgen voor een eerlijke rechtsgang, de rol van het openbaar ministerie bij de strafvordering, het verloop van het vooronderzoek en de procedurele aspecten van de terechtzitting [12](#page=12).
### 3.1 Waarborgen
Strafsancties mogen uitsluitend door de strafrechter worden opgelegd, zoals bepaald in artikel 12 en 144 van de Grondwet. Naast strafrechtelijke sancties bestaan er ook andere door de overheid opgelegde sancties, zoals tuchtsancties door tuchtrechtelijke overheden binnen specifieke ambten of vrije beroepen (bijv. artsen, advocaten, architecten, apothekers). Deze tuchtsancties kunnen variëren van een blaam of waarschuwing tot een bekeuring, boete, schorsing of ontzetting. Sommige van deze tuchtrechtelijke inbreuken kunnen tevens als misdrijf worden beschouwd [13](#page=13).
Daarnaast zijn er bestuurlijke sancties die door administratieve overheden worden opgelegd, met een breed scala aan mogelijkheden zoals administratieve geldboeten, sluiting van inrichtingen, verlies van recht op uitkeringen, intrekking van zendvergunningen of verhoging van verschuldigde bijdragen. Fiscale sancties worden door de administratie geheven bij overtreding van fiscale wetgeving en kunnen een fiscale boete of verdubbeling/verdriedubbeling van de belasting inhouden, en kunnen naast strafsancties worden toegepast [13](#page=13).
De toepassing van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) vormt een cruciale waarborg. Dit artikel garandeert dat eenieder bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging recht heeft op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij wet is ingesteld. De uitspraak moet openbaar zijn, hoewel de toegang tot de rechtszaal beperkt kan worden in het belang van de goede zeden, openbare orde, nationale veiligheid, bescherming van minderjarigen, privéleven van procespartijen, of wanneer openbaarheid de rechtspleging zou schaden [14](#page=14).
Artikel 6 EVRM is van toepassing op zowel strafsancties als, in bepaalde gevallen, op andere sancties die door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) als straffen in de zin van dit artikel worden beschouwd, zelfs als ze niet onder het Belgische strafrecht vallen. De kwalificatie als straf hangt af van de internrechtelijke kwalificatie (bv. opname in een strafwetboek), de aard van de overtreding (schending van een regel met algemeen karakter, repressief en ontradend doel) en de ernst van de sanctie. In dergelijke gevallen moeten deze sancties aan een rechterlijke beoordeling in volle rechtsmacht worden onderworpen, waarbij de rechterlijke instantie zowel de wettigheid als alle feitelijke en rechtskwesties onderzoekt, een volledig onderzoek instelt en de proportionaliteit tussen sanctie en fout controleert [15](#page=15).
> **Tip:** Het is essentieel om te onthouden dat artikel 6 EVRM een breed toepassingsgebied heeft en ook van toepassing kan zijn op sancties die op het eerste gezicht geen 'strafrechtelijke' sancties lijken te zijn [15](#page=15).
### 3.2 De strafvordering
De strafvordering is de vordering om het strafwet toe te passen en de dader tot straf te veroordelen. Deze vordering komt in principe toe aan het openbaar ministerie (OM) of parket. Soms kan ook de administratie, zoals de douane, strafvordering uitoefenen. Het OM heeft een opsporingsplicht en opsporingsrecht, maar geen verplichting om te vervolgen; het kan beslissen om te vervolgen of te seponeren, mits deze beslissing gemotiveerd is [16](#page=16).
Het OM kan een minnelijke schikking voorstellen, wat leidt tot het verval van de strafvordering. Ook kan het kiezen voor alternatieven binnen het kader van bemiddeling in strafzaken, overeenkomstig artikel 216ter van het Strafvorderingsrecht. Dit gebeurt via het justitiehuis en een justitieassistent, en bij akkoord kan een bemiddelingszitting met het OM plaatsvinden, gevolgd door een proces-verbaal van akkoord. De bemiddelingsopties omvatten onder andere geneeskundige behandeling of therapie, dienstverlening bij een openbare dienst of vzw, of het volgen van een opleiding [16](#page=16).
Wat betreft de positie van het slachtoffer, kan deze de strafvordering niet zelf uitoefenen, aangezien dit een monopolie van het OM is. Het slachtoffer kan het OM echter wel aanzetten tot vervolging. Binnen het kader van de strafprocedure kan het slachtoffer schadevergoeding vragen voor de burgerlijke belangen door middel van burgerlijke partijstelling. Dit kan door een klacht in te dienen bij de politie of het OM, wat bij klachtmisdrijven zelfs vereist is [17](#page=17).
Het OM is niet verplicht te vervolgen, maar moet een beslissing tot seponering gemotiveerd aan het slachtoffer meedelen. Indien er sprake is van een klacht met burgerlijke partijstelling bij de onderzoeksrechter, zal de onderzoeksrechter een onderzoek instellen, met toezicht door het onderzoeksgerecht (raadkamer en kamer van inbeschuldigingstelling) wat betreft de verwijzing naar de rechtbank. In bepaalde gevallen kan een rechtstreekse dagvaarding plaatsvinden voor de politierechtbank of correctionele rechtbank met het oog op een burgerlijke vordering. De strafvordering wordt dan echter nog steeds door het OM gevoerd, dat zelfs vrijspraak kan vragen [17](#page=17).
Een slachtoffer kan ook een burgerrechtelijke vergoeding voor een misdrijf vorderen voor de burgerlijke rechter. Indien een zaak reeds aanhangig is voor de strafrechter, zal de burgerlijke vordering voor de burgerlijke rechter worden geschorst, volgens het principe "le criminel tient le civil en état" [18](#page=18).
### 3.3 Het vooronderzoek
Het vooronderzoek wordt door het OM uitgevoerd en omvat een opsporings- of informatieonderzoek. Wanneer de onderzoeksrechter tussenkomt, spreken we van een gerechtelijk onderzoek. De onderzoeksrechter treedt op na een verzoek van het OM of een burgerlijke partij en is verplicht voor bepaalde onderzoeksdaden, zoals huiszoekingen [19](#page=19).
De onderzoeksrechter fungeert als een onpartijdige rechter die zowel ten laste (à charge) als ten ontlaste (à décharge) onderzoekt. Na het onderzoek legt de onderzoeksrechter het dossier voor aan het onderzoeksgerecht, bestaande uit de raadkamer en, in hoger beroep, de kamer van inbeschuldigingstelling. Deze gerechten regelen de rechtspleging, beslissen over buitenvervolgingstelling, verwijzen naar het vonnisgerecht en spreken zich uit over procedurefeiten, wat kan leiden tot het zuiveren van het dossier van stukken die gebreken vertonen [19](#page=19).
Kenmerken van het vooronderzoek zijn onder meer dat het geheim, niet-tegensprekelijk en inquisitoir van aard is, met een recht op bijstand van een advocaat. Bij een gerechtelijk onderzoek bestaat er een inzagerecht in het dossier. Het OM mag mededelingen aan de pers doen indien het openbaar belang dit vereist, met inachtneming van het vermoeden van onschuld, de rechten van de verdachte, het slachtoffer en derden, evenals het privéleven en de waardigheid van de betrokkenen [20](#page=20).
> **Tip:** Het is cruciaal om het onderscheid te maken tussen een opsporingsonderzoek door het OM en een gerechtelijk onderzoek met tussenkomst van de onderzoeksrechter, aangezien dit belangrijke procedurele gevolgen heeft [19](#page=19).
### 3.4 De terechtzitting
De terechtzitting is de fase waarin de strafrechtsbedeling plaatsvindt door de strafrechtbanken. Na het onderzoek ter zitting wordt er een uitspraak gedaan over de grond van de zaak. Het onderzoek ter zitting is deels accusatoir en deels inquisitoir, waarbij de rechter vragen kan stellen en verdere onderzoeksdaden kan bevelen. In beginsel is dit onderzoek openbaar en tegensprekelijk [21](#page=21).
Het OM draagt de bewijslast. De beklaagde of beschuldigde mag zich verdedigen, maar is hiertoe niet verplicht en hoeft zijn onschuld niet te bewijzen; hij wordt geacht onschuldig te zijn tot het tegendeel bewezen is. De beklaagde kan zelfs verstek laten gaan. Het onderzoek ter zitting gebeurt mondeling op basis van het strafdossier uit het vooronderzoek, met uitzondering van het hof van assisen, waar het onderzoek volledig mondeling ter terechtzitting plaatsvindt. De uitspraak van de rechtbank is altijd openbaar [21](#page=21).
Na de uitspraak volgt de strafuitvoering, een taak die zowel het OM als de minister van Justitie aangaat. De FOD Financiën, via het bestuur van registratie en domeinen, int de geldboeten. De FOD Justitie, via het Bestuur der strafinrichtingen, voert vrijheidsstraffen uit. De gemeenschappen, via de justitiehuizen, spelen een rol in de opvolging van veroordeelden ter voorkoming van recidive en de uitvoering en opvolging van elektronisch toezicht. Het toezicht op de strafuitvoering wordt uitgeoefend door de strafuitvoeringsrechtbanken [22](#page=22).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Straf | Een sanctie die door de strafrechter wordt opgelegd als vergelding, preventie, resocialisering of sociaal verweer voor een strafbaar feit. Straf kan betrekking hebben op vermogen, vrijheid, goederen, rechten of elders worden uitgevoerd via alternatieve straffen. |
| Hoofdstraf | Een straf die de rechter steeds kan opleggen, zoals hechtenis, opsluiting, werkstraf of geldboete. Alternatieve straffen zoals elektronisch toezicht en autonome probatiestraffen vallen hier ook onder. |
| Bijkomende straf | Een straf die de rechter kan opleggen naast de hoofdstraf, zoals bijzondere verbeurdverklaring, ontzetting uit burgerlijke en politieke rechten, publicatie van de uitspraak, afzetting uit titels, beroepsverbod of terbeschikkingstelling. |
| Legaliteitsbeginsel | Een fundamenteel principe in het strafrecht dat stelt dat er geen strafbaar feit of straf bestaat zonder een voorafgaande wettelijke bepaling (nullum crimen, nulla poena sine lege). Dit leidt tot restrictieve interpretatie van de strafwet en geen terugwerkende kracht van zwaardere strafwetten. |
| Territorialiteitsbeginsel | Dit beginsel bepaalt dat de Belgische strafwet van toepassing is op misdrijven die op Belgisch grondgebied worden gepleegd, ongeacht de nationaliteit van dader of slachtoffer. Het omvat ook specifieke gevallen van misdrijven gepleegd buiten het Belgische grondgebied. |
| Schuldbeginsel | Dit principe stelt dat een misdrijf bestaat uit een materieel element (het plegen van een strafbaar feit) en een moreel element (schuld in de vorm van opzet of onachtzaamheid). De graad van schuld kan de zwaarte van de straf bepalen en vereist toerekeningsvatbaarheid van de dader. |
| Strafvordering | Het proces waarbij het openbaar ministerie (parket) de bevoegdheid heeft om de strafwet toe te passen en een dader tot straf te veroordelen. Het parket heeft een opsporingsplicht en -recht, maar ook de discretionaire bevoegdheid om al dan niet te vervolgen. |
| Vooronderzoek | Een fase in het strafproces dat kan leiden tot een gerechtelijk onderzoek onder leiding van een onderzoeksrechter. Dit onderzoek is gericht op het verzamelen van bewijs en kan zowel op initiatief van het OM als van een burgerlijke partij plaatsvinden. |
| Terechtzitting | De fase waarin de strafrechtsbedeling plaatsvindt voor de strafrechtbanken. Na een onderzoek ter zitting wordt uitspraak gedaan over de grond van de zaak. Dit proces is in beginsel openbaar en tegensprekelijk. |
| Vermoeden van onschuld | Een fundamenteel recht dat inhoudt dat een ieder geacht wordt onschuldig te zijn totdat zijn schuld wettelijk is bewezen. De bewijslast ligt bij het openbaar ministerie. |
| Toerekeningsvatbaarheid | Het vermogen van een persoon om verantwoordelijk te worden gehouden voor zijn daden. Personen die ontoerekeningsvatbaar worden verklaard (bv. door krankzinnigheid) zijn in beginsel niet strafbaar en kunnen enkel aan beveiligingsmaatregelen worden onderworpen. |