Cover
立即免费开始 3) Deel 1 - Hoofdstuk 2 - Kanscontracten.pptx
Summary
# Definitie en kenmerken van kanscontracten
Dit topic verkent de juridische definitie en kenmerken van kanscontracten, waarbij de nadruk ligt op het aleatoire karakter en de aanvaarding van risico door partijen.
## 1. Definitie en kenmerken van kanscontracten
Een kanscontract is een overeenkomst waarbij het gelijkwaardige van de wederkerige prestaties onzeker is, omdat het bestaan of de omvang van één van de prestaties afhangt van een onzekere gebeurtenis. Dit impliceert een kans op winst of een risico op verlies voor de betrokken partijen.
### 1.1 Juridische definitie
De definitie van een kanscontract wordt gegeven in het Burgerlijk Wetboek (BW).
* **Artikel 1104, tweede lid BW:** Stelt dat een contract een kanscontract is wanneer het gelijkwaardige gelegen is in de kans op winst of verlies, die voor elke partij afhankelijk is van een onzekere gebeurtenis.
* **Artikel 1964 BW:** Definieert een kanscontract als een wederkerige overeenkomst, waarvan de gevolgen, met betrekking tot winst en verlies, afhangen van een onzekere gebeurtenis, hetzij voor alle partijen, hetzij voor één of meer van hen. Dit artikel noemt ook specifieke voorbeelden zoals het verzekeringscontract, de bodemerij, spel en weddenschap, en het contract van lijfrente. De eerste twee worden door het zeerecht geregeld.
* **Artikel 5.8, tweede lid NBW:** Geeft een meer algemene definitie: een contract is een kanscontract wanneer de gelijkwaardigheid van de wederkerige prestaties onzeker is doordat het bestaan of de omvang van één van de prestaties afhangt van een onzekere gebeurtenis. Het veronderstelt het bestaan van een kans op winst of een risico op verlies.
### 1.2 Essentiële kenmerken
De kernkenmerken van een kanscontract zijn:
* **Aleatoir karakter:** De prestatie of het uitblijven daarvan hangt af van een onzekere gebeurtenis.
* **Aanvaarding van risico:** Partijen aanvaarden een risico en kunnen achteraf niet klagen, omdat dit risico een wezenlijk bestanddeel van het contract vormt.
### 1.3 Soorten kanscontracten (overzicht)
Er zijn verschillende soorten kanscontracten, waaronder:
* Spel en weddenschap
* Lijfrente
* Tontine en aanwas
#### 1.3.1 Spel en weddenschap
* **Definitie:** Spel en weddenschap worden geregeld in de artikelen 1965-1967 BW. Een weddenschap wordt beschouwd als een spelcontract.
* **Spelactiviteit:** Draait om een verschil van mening en speculatie over onzekerheid die afhankelijk is van het gedrag van de partijen zelf.
* **Weddenschap:** De onzekerheid is afhankelijk van een derde partij of een toevallig feit.
* **Gevolg:** Het is niet zeker welke partij zal moeten presteren, wat de reden is waarom dit als een kanscontract wordt beschouwd.
* **Ongeoorloofde oorzaak en gevolgen:**
* Spel en weddenschap kunnen een immoreel karakter hebben en in strijd zijn met de openbare orde.
* Een vordering voor een speelschuld is in principe niet toegestaan (art. 1965 BW). De verliezer kan de "spelexceptie" inroepen wanneer de winnaar een vordering instelt.
* **Uitzonderingen:** Artikel 1966 BW voorziet in uitzonderingen.
* **Kansspelen:** Kansspelen worden specifiek geregeld door de Wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, met toezicht door de Kansspelcommissie en een strafrechtelijke regeling.
#### 1.3.2 Lijfrente
* **Definitie:** Lijfrente wordt geregeld vanaf artikel 1968 BW. Het houdt in dat een renteplichtige een periodieke geldsom betaalt aan de rentegenieter (of rentetrekker) gedurende het leven van de rentetrekker of een derde persoon.
* **Constructie:** De rechtsverhouding kan voortvloeien uit een contract, maar ook uit een testament, een rechterlijke beslissing, enzovoort. Wanneer het een contractuele modaliteit betreft, kan het deel uitmaken van andere overeenkomsten zoals verkoop, lening of schenking.
* **Onder bezwarende titel:**
* Wanneer een lijfrente een modaliteit is bij een schenking, is deze om niet.
* Indien de lijfrente onder bezwarende titel wordt aangegaan (art. 1968 BW), is het een kanscontract. Enkel onder deze titel is de lijfrente een kanscontract.
* **Kenmerken:**
* **Risico voor beide partijen:** De rentenietiger verschaft een goed of kapitaal in ruil voor de ontvangst van rentetermijnen. De exacte tegenwaarde is afhankelijk van de duur van het menselijk leven.
* **Voorbeelden:** Verkoop met lijfrente, lening met lijfrente.
* **Partijen:**
* **Stipulant:** Degene die de rente vastlegt.
* **Beneficiaris:** Degene ten wiens laste de rente wordt gevestigd (vaak de rentetrekker).
* **Renteplichtige:** Degene die de rente moet betalen.
* **Modaliteit bij schenking:** De verkoper is de stipulant, de koper is de renteplichtige, en de begunstigde is de rentetrekker. Meestal is de stipulant zelf de begunstigde, maar dit hoeft niet (art. 1973 BW).
* **Rentevoet:** De rentevoet is vrij te bepalen (art. 1976 BW).
* **Voorwaarden om kanscontract te blijven:**
* De rentevoet moet zodanig zijn dat er nog steeds sprake is van een kans op winst en verlies.
* Anders kan het contract nietig zijn wegens een gebrek aan voorwerp, of kan het worden beschouwd als een vermomde schenking.
* **Betaling van rentetermijnen:** Zie artikel 1980 BW.
* **Het lijf:**
* De persoon op wiens hoofd de rente is gevestigd. Vaak is dit de rentetrekker (overlevingsrente), maar het kan ook een derde zijn die geen genot van de rente heeft (art. 1971 BW).
* De bewijslast dat het lijf in leven is, ligt bij de rentenietiger (art. 1983 BW).
* **Voorwaarden voor geldigheid van het contract (objectieve zekerheid van geen geldig contract indien deze niet voldaan zijn):**
* **Artikel 1974 BW:** Het lijf moet in leven zijn op het moment van contractsluiting.
* **Artikel 1975 BW:** Het lijf mag niet ziek zijn op het moment van contractsluiting en mag niet binnen 20 dagen na contractsluiting overlijden aan die ziekte.
* De drie voorwaarden hiervoor zijn: 1) ziekte bij contractsluiting, 2) overlijden als gevolg van die ziekte, en 3) overlijden binnen 20 dagen. Dit is objectief te beoordelen; de partijen hoeven de ziekte niet te kennen.
* **Ontbinding:** Loutere wanbetaling geeft geen recht op ontbinding (art. 1978 BW), enkel op dwanguitvoering. Dit recht op dwanguitvoering is van aanvullend recht.
#### 1.3.3 Tontine en aanwas
* **Algemeen:** Er is geen specifieke regeling voor tontine en aanwas in het BW, maar ze worden vaak gebruikt als modaliteit bij andere overeenkomsten.
* Voorbeelden zijn de verkoop van onroerend goed bij samenwoners, samenlevingscontracten, aandeelhoudersovereenkomsten, en schenkingen door ouders met voorbehoud van vruchtgebruik.
* **Beding van aanwas of tontine:** Dit is met name interessant wanneer een van de partners kinderen heeft uit een eerder huwelijk of nog niet gescheiden is. De kinderen en echtgenoot hebben immers een wettelijk erfdeel. Door het beding van aanwas is het voor hen onmogelijk om hun recht op het vastgoed uit te oefenen, omdat het buiten de nalatenschap valt. Het is minder interessant bij de gezinswoning, die vrij is van successiebelastingen.
* **Oorsprong en evolutie:**
* Oorspronkelijk was het een financiële constructie door een groep personen waarbij het voordeel afhankelijk was van de voorwaarde van overleven, populair gemaakt door de Italiaanse bankier Tonti in de 17e eeuw.
* Tegenwoordig is het een bijzonder beding bij een verkoopovereenkomst van onroerend goed aan twee personen, die elk de helft verkrijgen. Bij het overlijden wordt de langstlevende eigenaar van het geheel.
* **België:** In België volstaat een "aanwasbeding". Dit is een aparte overeenkomst die ook later ná de aankoop van een huis kan worden aangegaan. Dit omzeilt het verbod op overeenkomsten over niet-opengevallen nalatenschappen.
* **Verkoop met tontinebeding:** Hierbij verkrijgt koper B een aandeel dat onderhevig is aan een ontbindende voorwaarde van overlijden vóór koper C. C's aandeel is onderhevig aan een opschortende voorwaarde van het overleven van B op C. Deze voorwaarde werkt retroactief.
* **Gevolgen bij overlijden van B vóór C:** De ontbindende voorwaarde van B's overlijden is gerealiseerd. De opschortende voorwaarde van C's overleven wordt vervuld. B's aandeel wordt geacht vanaf het begin te zijn verkregen door C.
* **Aanwasbeding in België:** Dit is een interne afspraak tussen de kopers (B en C) en niet noodzakelijk in verhouding met de verkoper (A). Het is een clausule in de aankoopakte waarbij elke deelgenoot het aandeel van de andere verkrijgt onder de opschortende voorwaarde van het overleven. Ook dit heeft retroactieve werking.
* **Gevolgen bij overlijden van B vóór C:** De opschortende voorwaarde van C's vooroverlijden kan niet meer in vervulling gaan; C behoudt haar helft. De opschortende voorwaarde van B's vooroverlijden is gerealiseerd: C krijgt retroactief het deel van B.
* **Vereisten voor aanwasbeding:**
* Er moet sprake zijn van min of meer gelijkheid in overlevingskansen tussen de partijen, rekening houdend met leeftijd, geslacht en gezondheidstoestand.
* Een ernstig verschil kan en mag, mits er compensatie is op het vlak van inbreng of aandeel in de betaling van de prijs.
* Zo niet, kan er sprake zijn van een "animus donandi" (schenkingsbedoeling), wat gevolgen heeft voor de nalatenschap (inbreng bij de fictieve massa).
* **Relevantie:** Dit is van belang voor bijvoorbeeld aandelen in een familievennootschap. De vereiste van alea (kans) is cruciaal.
---
# Soorten kanscontracten: spel, weddenschap en lijfrente
Dit topic geeft een gedetailleerd overzicht van specifieke kanscontracten, met inbegrip van spel en weddenschap (inclusief de juridische implicaties en uitzonderingen) en lijfrentecontracten (met hun constructie, kenmerken en de rol van de renteplichtige en rentegenieter).
### 2.1 Begrip van kanscontracten
Een kanscontract is een wederkerige overeenkomst waarbij de gelijkwaardigheid van de wederkerige prestaties onzeker is, omdat het bestaan of de omvang van een van de prestaties afhangt van een onzekere gebeurtenis. Dit impliceert een kans op winst of een risico op verlies voor de betrokken partijen. Het aleatoire karakter, waarbij het slagen of falen van een prestatie afhangt van een onzekere gebeurtenis, is essentieel. Partijen aanvaarden dit risico en kunnen achteraf niet klagen, aangezien het risico een wezenlijk bestanddeel van het contract vormt.
### 2.2 Soorten kanscontracten
Er zijn verschillende soorten kanscontracten, waaronder:
* Spel en weddenschap
* Lijfrente
* Tontine en aanwas
### 2.3 Spel en weddenschap
Spel en weddenschap zijn geregeld in de artikelen 1965 tot 1967 van het Burgerlijk Wetboek.
#### 2.3.1 Begrip
Een weddenschap wordt beschouwd als een vorm van spelcontract. Bij spel is de onzekerheid afhankelijk van het gedrag van de partijen zelf, terwijl bij een weddenschap de onzekerheid afhangt van een derde of een toevallig feit. Het kenmerkende element is dat niet zeker is welke partij uiteindelijk zal moeten presteren.
#### 2.3.2 Gevolgen
De wet beschouwt de oorzaak van spel en weddenschap als ongeoorloofd omdat het een immoreel karakter heeft en de openbare orde raakt. Hierdoor is een vordering tot betaling van een speelschuld niet toegestaan (artikel 1965 BW). De verliezer kan de zogenaamde "spelexceptie" inroepen als de winnaar een vordering instelt.
Een belangrijke uitzondering geldt voor kansspelen, die geregeld zijn door de Wet van 7 mei 1999 op de kansspelen en onder toezicht staan van de Kansspelcommissie. Deze kansspelen kennen een specifieke strafrechtelijke regeling.
### 2.4 Lijfrente
Lijfrentecontracten zijn geregeld in artikel 1968 BW en volgende.
#### 2.4.1 Constructie
Een lijfrente is een contract waarbij een renteplichtige zich verbindt tot het betalen van een periodieke geldsom aan een rentegenieter gedurende het leven van de rentegenieter of een derde persoon. Deze rechtsverhouding ontstaat meestal via een contract, maar kan ook voortkomen uit een testament of rechterlijke beslissing. Wanneer het via een contract gebeurt, is het vaak een modaliteit van een andere overeenkomst, zoals een verkoop, lening of schenking.
Een lijfrente onder bezwarende titel, waarbij een prestatie wordt geleverd in ruil voor de rente, is een kanscontract. Een lijfrente die als modaliteit bij een schenking wordt opgenomen, is eenzijdige verbintenis en dus geen kanscontract.
#### 2.4.2 Kenmerken
Het risico ligt bij beide partijen. De rentegenieter verschaft een goed of kapitaal in ruil voor de ontvangst van rentetermijnen. De precieze tegenwaarde is afhankelijk van de levensduur van de rentegenieter.
* **Verkoop met lijfrente:** Hierbij is de verkoper de stipulant, de koper de renteplichtige en de rentetrekker (beneficiaris) meestal de verkoper zelf, maar dit hoeft niet (artikel 1973 BW). Dit type lijfrente is steeds onder bezwarende titel. De rentevoet is vrij te bepalen (artikel 1976 BW), zolang het contract een kanscontract blijft. Indien dit niet het geval is, kan het nietig zijn wegens gebrek aan voorwerp of beschouwd worden als een vermomde schenking.
* **Lening met lijfrente:** De betaling van de rentetermijnen is geregeld in artikel 1980 BW.
#### 2.4.3 Het lijf
Het lijf is de persoon op wiens hoofd de rente is gevestigd. Meestal is dit de rentegenieter zelf (overlevingsrente), maar het kan ook een derde zijn die geen genot van de rente heeft (artikel 1971 BW). De bewijslast dat de rente betaald moet worden, rust bij de rentegenieter (artikel 1983 BW).
#### 2.4.4 Toepassing en voorwaarden
Er zijn objectieve zekerheden die een geldig contract verhinderen:
* **Artikel 1974 BW:** Het lijf moet in leven zijn op het moment van contractsluiting.
* **Artikel 1975 BW:** Het lijf mag niet ziek zijn en niet overlijden binnen 20 dagen na contractsluiting, tenzij de ziekte niet de oorzaak is van het overlijden of partijen er niet van op de hoogte waren. De drie voorwaarden zijn: 1) ziek bij contractsluiting, 2) overlijden is gevolg van die ziekte, 3) overlijden binnen 20 dagen.
Een loutere wanbetaling door de renteplichtige geeft geen recht op ontbinding van het contract; er kan enkel dwanguitvoering gevorderd worden. De regels betreffende lijfrente zijn grotendeels van aanvullend recht.
### 2.5 Tontine en aanwas
Tontine en aanwas worden niet expliciet in het Burgerlijk Wetboek geregeld, maar komen vaak voor als modaliteit bij andere overeenkomsten.
#### 2.5.1 Algemeen
Een beding van aanwas of tontine is nuttig wanneer partners kinderen hebben uit een eerdere relatie of nog niet gescheiden zijn. Het beschermt de langstlevende partner tegen de erfgenamen van de eerststervende. Het valt buiten de nalatenschap en voorkomt dat erfgenamen hun wettelijk erfdeel op het betrokken goed kunnen uitoefenen. Het is minder interessant voor de gezinswoning, aangezien deze vrijgesteld is van successiebelastingen.
#### 2.5.2 Tontine
Oorspronkelijk was de tontine een financiële constructie, bedacht door de Italiaanse bankier Tonti in de 17e eeuw, waarbij het voordeel afhankelijk was van de voorwaarde van overleven. Tegenwoordig wordt het vaak gebruikt als een bijzonder beding bij de verkoop van onroerend goed aan twee personen, waarbij elke koper de helft verkrijgt. Bij het overlijden van een van de kopers wordt de langstlevende eigenaar van het geheel.
**Constructie van tontine:**
Stel A verkoopt een goed aan B en C (elk de helft).
* **Ten aanzien van B:** Het aandeel van B is onderworpen aan een ontbindende voorwaarde van overlijden vóór C. Het aandeel van C is onderworpen aan een opschortende voorwaarde van overleven van B op C.
* **Ten aanzien van C:** Idem.
De voorwaarde werkt retroactief.
**Gevolgen van tontine (voorbeeld):**
Als B sterft vóór C:
* **Ten aanzien van B:** De ontbindende voorwaarde is gerealiseerd. De opschortende voorwaarde (dat C B zou overleven) wordt zonder voorwerp omdat deze nooit meer vervuld kan worden.
* **Ten aanzien van C:** De ontbindende voorwaarde (dat C B zou overleven) kan niet in vervulling gaan (C leeft nog). C behoudt haar eigen aandeel. De opschortende voorwaarde (dat C B overleeft) gaat in vervulling. C wordt geacht vanaf het begin ook het aandeel van B te hebben verkregen.
#### 2.5.3 Aanwasbeding
In België volstaat een aanwasbeding. Dit is een aparte overeenkomst, die ook na de aankoop van een huis kan worden gesloten. Het aanwasbeding is een clausule in de aankoopakte waarbij elke deelgenoot het aandeel van de andere deelgenoot verkrijgt onder de opschortende voorwaarde van zijn overleven. Het werkt ook retroactief.
**Gevolgen van een aanwasbeding (voorbeeld):**
Als B sterft vóór C:
* De opschortende voorwaarde van vooroverlijden van C kan niet meer vervuld worden. C behoudt haar helft.
* De opschortende voorwaarde van vooroverlijden van B is gerealiseerd. C verkrijgt retroactief het deel van B.
#### 2.5.4 Vereisten voor aanwas en tontine
Voor deze bedingen is er een min of meer gelijke overlevingskans tussen de partijen vereist, rekening houdend met leeftijd, geslacht en gezondheidstoestand. Een aanzienlijk verschil kan leiden tot de interpretatie als een schenking (animus donandi), wat fiscale gevolgen heeft voor de inbreng in de nalatenschap.
> **Tip:** Controleer altijd of er sprake is van een reële kans op winst en verlies. Indien de situatie geen enkele onzekerheid bevat, is het geen kanscontract en kan het ongeldig zijn of als een schenking worden beschouwd.
> **Tip:** Bij de constructie van lijfrentes en aanwasbedingen is het cruciaal om de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het levenslijf en de termijn van 20 dagen na contractsluiting nauwkeurig te volgen om de geldigheid van het contract te waarborgen.
---
# Tontine en aanwasbedingen
Dit topic behandelt tontine- en aanwasbedingen, hun historische oorsprong, hun hedendaagse toepassingen in diverse contracten zoals samenlevingscontracten en aandelenovereenkomsten, en de specifieke juridische gevolgen ervan voor eigendom en nalatenschap.
### 3.1 Kanscontracten: een algemeen kader
Een kanscontract is een wederkerige overeenkomst waarbij de gelijkwaardigheid van de prestaties onzeker is omdat het bestaan of de omvang van een van de prestaties afhangt van een onzekere gebeurtenis. Partijen aanvaarden hierbij een risico op winst of verlies, wat een wezenlijk bestanddeel van het contract vormt. Het Nieuw Burgerlijk Wetboek (NBW) definieert een kanscontract in artikel 5.8 als een contract waarbij de gelijkwaardigheid van de wederkerige verbintenissen afhankelijk is van een onzekere gebeurtenis, resulterend in een kans op winst of een risico op verlies.
Historisch gezien zijn de belangrijkste voorbeelden van kanscontracten:
* Spel en weddenschap
* Lijfrente
* Tontine en aanwasbedingen
#### 3.1.1 Spel en weddenschap
Spel en weddenschap, geregeld in de artikelen 1965-1967 van het Burgerlijk Wetboek (BW), zijn kanscontracten omdat de uitkomst van het spel of de weddenschap afhangt van een onzekere gebeurtenis. Bij een weddenschap speculeert men over een onzekerheid die afhangt van een derde of een toevallig feit, terwijl bij spel de onzekerheid afhangt van het gedrag van de partijen zelf. De kern is dat niet zeker is welke partij uiteindelijk zal moeten presteren.
Een belangrijk gevolg is dat vorderingen voor speelschulden in beginsel niet afdwingbaar zijn, omdat ze als ongeoorloofd worden beschouwd wegens hun mogelijke immorele of openbare orde schendende karakter (art. 1965 BW). De verliezer kan de "spelexceptie" inroepen indien de winnaar de schuld probeert af te dwingen. Uitzonderingen hierop bestaan, bijvoorbeeld voor specifieke kansspelen die bij wet geregeld zijn.
#### 3.1.2 Lijfrente
Lijfrente, geregeld in de artikelen 1968 BW e.v., is een contract waarbij een renteplichtige persoon een periodieke geldsom betaalt aan een rentegenieter gedurende het leven van een aangeduid persoon (het "lijf"). Dit kan ook gebeuren ten gunste van een derde. De rechtsverhouding kan voortvloeien uit een contract, maar ook uit een testament of rechterlijke beslissing.
Wanneer een lijfrente als modaliteit bij een ander contract (zoals verkoop, lening of schenking) wordt opgenomen, is het cruciaal of dit onder bezwarende titel geschiedt. Enkel een lijfrente onder bezwarende titel is een kanscontract (art. 1968 BW). Bij een schenking met lijfrente is er enkel sprake van een kanscontract indien de tegenwaarde van de rente niet vaststaat of indien er een reële kans op winst en verlies is voor beide partijen.
**Kenmerken van lijfrente:**
* **Risico voor beide partijen:** De rentegenieter verschaft een goed of kapitaal in ruil voor periodieke betalingen, waarvan de totale waarde afhangt van de levensduur van het lijf.
* **Constructie:** Meestal is de stipulant (degene die de rente bedingt, vaak de verkoper bij een verkoop met lijfrente) ook de beneficiaris (de rentetrekker). Het lijf kan echter ook een derde persoon zijn.
* **Vrij te bepalen rentevoet:** De rentevoet is vrij te bepalen, maar het contract moet wel zijn karakter als kanscontract behouden. Anders dreigt nietigheid wegens gebrek aan voorwerp of kan het worden beschouwd als een vermomde schenking.
**Objectieve zekerheid van geen geldig contract:**
Artikel 1974 en 1975 BW bepalen dat een lijfrentecontract nietig is indien het lijf reeds overleden was op het moment van contractsluiting, of indien het lijf ziek was bij contractsluiting en binnen twintig dagen na het contract overlijdt als gevolg van die ziekte. Dit vereist dat de partijen hiervan objectief gezien geen kennis konden hebben en er een reële kans op winst en verlies bestond.
#### 3.1.3 Tontine en aanwasbedingen
Tontine en aanwasbedingen kennen geen specifieke regeling in het Burgerlijk Wetboek, maar worden vaak toegepast als modaliteit bij andere overeenkomsten, zoals de verkoop van onroerend goed aan samenwoners, in samenlevingscontracten, aandelenovereenkomsten of schenkingen door ouders met voorbehoud van vruchtgebruik.
**Algemene Toepassing en Doel:**
Deze bedingen zijn met name interessant in situaties waarbij een van de partners kinderen heeft uit een eerdere relatie of huwelijk. Zonder een dergelijk beding zouden deze kinderen of de echtgenoot een wettelijk erfdeel opeisen, wat de langstlevende partner zou kunnen beletten om het volledige vermogen te behouden. Een aanwasbeding zorgt ervoor dat het betreffende goed (bijvoorbeeld een woning) buiten de nalatenschap valt, waardoor het wettelijk erfdeel van die specifieke eigendom wordt omzeild. Dit kan leiden tot voordelen op vlak van successiebelastingen, met name bij de gezinswoning.
**Oorsprong en Evolutie:**
Oorspronkelijk was een tontine een financiële constructie waarbij het voordeel afhankelijk was van de voorwaarde van overleven van een groep personen. De naam is afkomstig van de Italiaanse bankier Lorenzo de Tonti in de 17e eeuw. Tegenwoordig wordt een tontinebeding vaak geïntegreerd in een verkoopovereenkomst van onroerend goed aan twee personen die elk de helft verkrijgen. Het doel is dat bij het overlijden van een van de kopers, de langstlevende eigenaar wordt van het geheel.
**Belgische Context: Aanwasbeding:**
In België is een aanwasbeding voldoende om een vergelijkbaar effect te bereiken als een tontine. Het aanwasbeding is een aparte overeenkomst die ook na de oorspronkelijke aankoop kan worden gesloten. Het is gebaseerd op het principe dat er geen overeenkomsten over niet-opengevallen nalatenschappen gesloten mogen worden.
**Werking van Tontine en Aanwasbeding:**
Bij een verkoop met tontinebeding (bv. A verkoopt aan B en C), wordt het aandeel van B gekoppeld aan een ontbindende voorwaarde van overlijden vóór C, en het aandeel van C aan een opschortende voorwaarde van overleven van B op C. Wanneer B sterft vóór C:
* Voor B: De ontbindende voorwaarde van overlijden is vervuld. De opschortende voorwaarde voor C wordt zinloos.
* Voor C: De ontbindende voorwaarde kan niet in vervulling gaan (zij blijft leven), en zij behoudt haar eigen aandeel. De opschortende voorwaarde van overleven gaat in vervulling, waardoor C geacht wordt vanaf het begin ook het aandeel van B te hebben verkregen.
**Verschil tussen Tontine en Aanwasbeding:**
Hoewel het effect in België grotendeels vergelijkbaar is, is een aanwasbeding een interne afspraak tussen de deelgenoten (B en C) en niet noodzakelijk in verhouding met de oorspronkelijke verkoper (A). Het aanwasbeding is een bijzondere clausule in de aankoopakte waarbij elke deelgenoot het aandeel van de andere verkrijgt onder opschortende voorwaarde van overleven. Ook hier werkt de retroactieve werking: bij het overlijden van B vóór C, verkrijgt C retroactief het deel van B.
**Gevolgen en Vereisten:**
* **Gelijkwaardige overlevingskansen:** Er moet een zekere gelijkheid zijn in de overlevingskansen tussen de partijen, gebaseerd op leeftijd, geslacht en gezondheidstoestand.
* **Compensatie bij verschil:** Bij een ernstig verschil in overlevingskansen mag er een compensatie zijn in de inbreng of het aandeel in de betaling van de prijs.
* **Alembeteeken van schenking:** Indien er geen compensatie is bij een significant verschil in kansen, kan dit worden beschouwd als een "animus donandi" (schenkingsintentie), wat gevolgen heeft voor de nalatenschap (inbreng bij de fictieve massa).
**Voorbeeldtoepassing:**
Aandelen in een familievennootschap kunnen ook worden overgedragen met een aanwasbeding, waarbij de langstlevende aandeelhouder de aandelen van de overleden aandeelhouder verkrijgt. De vereiste van "alea" (kans) is hierbij cruciaal.
> **Tip:** Aanwasbedingen zijn krachtige instrumenten om eigendom bij overlijden aan een specifieke persoon te laten toekomen, buiten de normale erfregels om. Wees echter alert op de fiscale en civielrechtelijke implicaties, zoals de mogelijke kwalificatie als schenking indien de alea ontbreekt.
> **Voorbeeld:** Twee ongehuwde partners kopen samen een woning. In hun samenlevingscontract nemen ze een aanwasbeding op. Indien een van de partners overlijdt, verwerft de langstlevende automatisch diens helft van de woning, waardoor de woning volledig aan de langstlevende toebehoort en niet verdeeld moet worden volgens de regels van de nalatenschap van de overleden partner. Dit kan bijvoorbeeld van belang zijn als de overleden partner nog kinderen uit een eerder huwelijk had.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Kanscontract | Een wederkerige overeenkomst waarvan de gevolgen, met betrekking tot winst en verlies, hetzij voor alle partijen, hetzij voor een of meer van hen, afhangen van een onzekere gebeurtenis. Het veronderstelt het bestaan van een kans op winst of een risico op verlies. |
| Aleatoir karakter | Het essentiële kenmerk van een kanscontract waarbij de gelijkwaardigheid van de wederkerige prestaties onzeker is, omdat het bestaan of de omvang van een prestatie afhangt van een onzekere gebeurtenis. Partijen aanvaarden dit risico als een wezenlijk bestanddeel van het contract. |
| Spel en weddenschap | Een contract waarbij de onzekerheid afhankelijk is van het gedrag van de partijen zelf (spel) of van een derde of een toevallig feit (weddenschap). Deze contracten zijn in principe niet gerechtelijk afdwingbaar op grond van hun immorele karakter, tenzij er sprake is van een geoorloofd kansspel. |
| Lijfrente | Een contract waarbij de renteplichtige een periodieke geldsom betaalt aan de rentegenieter gedurende het leven van een bepaald persoon (het lijf). Dit kan onder bezwarende titel of om niet, maar enkel de variant onder bezwarende titel is een kanscontract. |
| Renteplichtige | De partij die de verplichting heeft om periodieke betalingen te doen in een lijfrentecontract. Dit is de persoon die de rente betaalt, vaak de koper of lener in een transactie waarbij een lijfrente wordt gevestigd. |
| Rentegenieter / Rentetrekker | De partij die recht heeft op de periodieke betalingen in een lijfrentecontract. Deze persoon ontvangt de rente gedurende de afgesproken periode, meestal het leven van het lijf. |
| Tontine | Een financiële constructie waarbij het voordeel afhankelijk is van de voorwaarde van overleven. Oorspronkelijk bedoeld als financiële constructie, wordt het nu vaak gebruikt als een bijzonder beding bij de verkoop van onroerend goed aan twee personen, waarbij de langstlevende eigenaar wordt van het geheel. |
| Beding van aanwas | Een bijzondere clausule in een aankoopakte, veelvoorkomend in België, waarbij elke deelgenoot het aandeel van de ander verkrijgt onder de opschortende voorwaarde van zijn overleven. Dit heeft een retroactieve werking en zorgt ervoor dat de langstlevende eigenaar wordt van het gehele goed. |
| Animis donandi | De intentie om te schenken. Dit begrip is relevant bij bedingen van aanwas of tontines wanneer er een ernstig verschil is in de overlevingskansen van de partijen. Indien er geen compensatie is op het vlak van inbreng of aandeel in de betaling van de prijs, kan dit wijzen op een schenking. |