Cover
立即免费开始 Lesnota's GePuPo.docx
Summary
## Hoofdstuk I – Inleiding
Dit vak behandelt de geschiedenis van het publiekrecht en de politiek. Het benadrukt de wisselwerking tussen recht en macht, en hoe historische context, politieke beslissingen, technologische ontwikkelingen, religie en klimaat de evolutie van het recht hebben beïnvloed.
### Publiekrecht en zijn evolutie
* **Publiekrecht** regelt de verhoudingen tussen de overheid en de burger, en tussen overheden onderling.
* Het publiekrecht is dynamisch en in constante evolutie, aangepast aan veranderende maatschappelijke normen en waarden.
* Recht wordt gezien als een middel om de maatschappij te veranderen, maar de maatschappij verandert ook door het recht.
### De historische benadering van het recht
* De historische benadering van het recht, ook wel **rechtsgeschiedenis** genoemd, is een **metajuridische** benadering. Dit betekent dat het recht wordt bestudeerd vanuit een ander wetenschappelijk vakgebied, in dit geval de geschiedenis.
* Deze benadering biedt een **helikopterview**, waardoor men de context, de redenen voor het bestaan van bepaalde rechtsregels en de evolutie ervan kan begrijpen.
* De historische benadering is **contextualiserend** en **kritisch**, en stelt vragen bij de legitimiteit en de actualiteit van rechtsnormen.
* Rechtsgeschiedenis is **interdisciplinair** en wordt bestudeerd vanuit het paradigma van de geschiedeniswetenschap, in combinatie met de rechtswetenschap. Het verklaart de **wisselwerking tussen recht en macht**.
### Positief recht versus historisch recht
* **Positief recht** is het recht dat op een bepaald moment en op een bepaalde plaats geldt. De rechtsgeschiedenis onderzoekt hoe dit recht tot stand is gekomen.
* De historische benadering gaat verder dan het positieve recht en kijkt naar de **interactie van recht met macht, politiek, techniek, religie, klimaat**, enz.
### De rol van het recht in de maatschappij
* Recht kan worden gezien als **gestolde politiek**. Wat nu in het recht staat, is vaak het resultaat van politieke beslissingen en compromissen.
* De inhoud van het recht is ook afhankelijk van **technologische vooruitgang**, **religieuze invloeden** en de algemene maatschappelijke context.
* Recht is **niet statisch**, maar evolueert constant, hoewel **continuïteit** ook een belangrijke factor is. Principes die al duizenden jaren bestaan, zoals het verbod op wederzijds doden, blijven van kracht, terwijl specifieke regels (zoals verkeersregels) veranderen.
### Paradigma's in de rechtswetenschap
* Een **paradigma** is het geheel van aannames waarop een wetenschap is gebouwd.
* Rechtsgeschiedenis stapt uit het paradigma van het positieve recht om het recht vanuit een breder perspectief te bestuderen.
* Het **adagium** *Nemo censetur ignorare legem* (iedereen wordt geacht de wet te kennen) is binnen het positieve recht van toepassing, maar in de praktijk kennen we niet alle regels. Een metajurist bestudeert dit fenomeen.
### De plaats van rechtsgeschiedenis in de rechtenopleiding
* **Inleidende duiding:** Rechtsgeschiedenis helpt om het recht van vandaag te begrijpen.
* **Wetenschapsvorming:** Het verklaart waarom het recht is zoals het nu is.
* De **Historische Rechtsschule**, met Carl Friedrich von Savigny, benadrukte dat recht een uitdrukking is van de volksgeest (*Volksgeist*) en een historische evolutie volgt. Elk land heeft daardoor een eigen, nationaal gekleurd recht.
## Hoofdstuk II – De fundamenten uit de Oudheid
### De oudste bouwstenen van het publiekrecht
* De oudste rechtsteksten dateren uit Mesopotamië (Tweestromenland) en Egypte.
* Het **Codex Hammoerabi** (18e eeuw v. Chr.) is een vroege codificatie van wereldlijke regels, gebaseerd op het principe van vergelding ("oog om oog, tand om tand") en een standenmaatschappij. Het is geen echt wetboek volgens de moderne definitie, omdat het niet systematisch geordend is en uitgaat van casuïstiek.
### Het spontaan gegroeide recht: gewoonterecht
* **Gewoonterecht** is het oudste formele rechtsbereid dat grotendeels mondeling werd overgeleverd.
* Het is **ongeschreven**, **spontaan** gegroeid en **traag evoluerend**.
* De **legitimatie** ervan is **traditioneel** en **pragmatisch**, gebaseerd op de acceptatie door de gemeenschap en de overtuiging van de noodzaak van dwang.
* Gewoonterecht werd in de praktijk vastgesteld door **rechters** of **wijze mannen**, die de traditionele regels kenden.
* Het was **statisch geacht**, maar de facto evoluerend om zich aan te passen aan nieuwe maatschappelijke problemen.
* De **bestaansvoorwaarden** zijn herhaling (objectief) en dwang (subjectief, met sanctie).
* Het is **ongeschreven**, wat de bewijsvoering bemoeilijkt (tenzij *notoir*), maar ook zorgt voor flexibiliteit.
* Het was **versnipperd** door personaliteits- en territorialiteitsbeginselen, wat tot conflicten kon leiden.
### Het recht wordt een wetenschap: Rome
* Het **Romeinse recht** vormt de basis van de rechtswetenschap, met name voor het privaatrecht, en heeft de Europese rechtsontwikkeling sterk beïnvloed.
* De receptie van het Romeinse recht, voornamelijk via de universiteiten, leidde tot de ontwikkeling van het **ius commune** (gemeenschappelijk recht) en de **rechtswetenschap**.
* **Periodisering van het Romeinse recht:**
* **Oud-Romeins recht** (tot ca. 250 v.C.): stadstaat, agrarisch, militair karakter, basis: *familia* en *pater familias*. Instellingen: Koning, Republiek (Senaat, Volksvergaderingen, Magistraten). Rechtsbronnen: *mos maiorum* (gewoonte), Twaalftafelenwet.
* **Voor-klassiek recht** (ca. 250 v.C. – ca. 0): uitbouw wereldrijk, belang militair. Instellingen: Praetor (urbanus en peregrinus), provinciegouverneurs. Rechtsbronnen: Wetten (*leges*), *plebiscieten*, magistratenrecht (*ius honorarium* door edicten van Praetoren), *ius gentium* (recht der volkeren).
* **Klassiek recht** (ca. 0 – ca. 250): hoogtepunt macht en recht. Instellingen: Princeps (Keizer), Senaat, Praetor, administratie. Rechtsbronnen: Keizerrecht (*constitutiones*), juristenrecht (*ius respondendi*, scholen).
* **Na-klassiek recht** (ca. 250 – ca. 530): machtsverval, juridische epigonen, vulgariserung. Instellingen: Keizer en administratie (*Quod principi placuit legis habet vigorem*). Rechtsbronnen: Keizerrecht, *ius* (jurisprudentes), herordening (Citeerwet, Codex Theodosianus).
* **Justiniaans recht** (ca. 530): Keizer Justinianus, herstel orde, juridische codificatie (*Corpus Iuris Civilis*: Codex, Digesten, Instituten, Novellen).
### De Kerk als brug tussen Oudheid en Middeleeuwen
* De Kerk speelde een cruciale rol in het behoud en de overdracht van Romeinse kennis en cultuur naar de Middeleeuwen.
* De **Kerkelijke rechtspraak** en het **canonieke recht** ontwikkelden zich, met de *Decretum Gratiani* als belangrijkste tekst.
* De **Gregoriaanse hervorming** en de **Investituurstrijd** (11e-12e eeuw) versterkten de positie van de Kerk en leidden tot de scheiding van kerkelijke en wereldlijke macht (*tweezwaardenleer*).
* Het **canonieke recht** beïnvloedde het publieke recht op het gebied van familierecht, testamenten en de organisatie van de Kerk.
* De Kerk was een **superieure culturele elite** met eigen rechtbanken (officialiteiten) en administratie, die het Romeinse recht (indirect) via **legal transplants** en de ontwikkeling van universiteiten verspreidde.
## Hoofdstuk III – De (vroege en volle) Middeleeuwen
### De Germaanse invasies en de gevolgen voor het publiekrecht
* De val van het West-Romeinse Rijk leidde tot de instelling van **stamkoninkrijken** met beperkte macht, gekenmerkt door de **patrimoniumgedachte** (macht als privébezit) en een zwakke centrale staat [476](#page=476).
* Het Germaanse recht was grotendeels **gewoonterecht**, met een **personaliteitsbeginsel**, **familiale wraak** en een **gevolgsaansprakelijkheid**.
* De **Kerk** bleef een constante factor, met een eigen structuur, recht (canonieke recht) en culturele elite, die een brug vormde tussen de Oudheid en de Middeleeuwen.
* Het **Karolingische Rijk** (751-887) kende een poging tot herstel van de territoriale eenheid en een culturele renaissance, met een gecentraliseerd bestuur en wetgeving (*capitularia*), maar de **feodaliteit** (leenstelsel) zou later leiden tot een nieuwe verbrokkeling van de macht.
### De feodaliteit: ontstaan, structuur en evolutie
* **Ontstaan:** De feodaliteit ontstond uit de combinatie van de Germaanse *vassi* (vazallen) en *beneficia* (lenen), en werd versterkt door de noodzaak van militaire bescherming en economische stabiliteit.
* **Definitie:** Een leencontract is een plechtige, wederkerige overeenkomst die leidt tot persoonlijke (raad en daad, bescherming en onderhoud) en zakelijke (macht over een leen) rechten en plichten, waarbij de macht van de leenman geleidelijk toenam.
* **Belening:** Het formele proces van belening omvatte *hommage* (persoonlijke trouw), de leeneed en de belening met symbolen.
* **Verplichtingen:**
* **Leenheer:** Beschermen, onderhouden (beneficium), rechtspraak (leenhof/curia).
* **Leenman:** Auxilium (militaire en financiële hulp, o.a. de vier feodale gevallen) en Consilium (raad en zetelen in leenhoven/curia).
* **Ontwikkeling:** Van militaire dienst (*auxilium*) als belangrijkste verplichting naar de nadruk op **consilium** rond 1300. Verzaking van de feodaliteit, met erfelijkheid, verkoopbaarheid en pluraliteit van lenen.
* **Verbrokkeling van macht:** Het Karolingische Rijk viel uiteen (Verdrag van Verdun 843), wat leidde tot de opkomst van territoriale vorstendommen en heerlijkheden, met een verbrokkeling van recht en macht.
* **Heerlijkheden:** Gebaseerd op usurpatie van het banrecht, met eigen rechtspraak (hoog, middel, laag) en fiscaliteit. Dit leidde tot een kluwen van rechten en **machtsmisbruik** door de heer, met weinig bescherming voor de onderdanen.
* **Grenzen aan de verbrokkeling:** Territorialisering van het recht, de godsvredebeweging en het Heilig Roomse Rijk probeerden de machtsverbrokkeling tegen te gaan.
### De opkomst van de steden en het communalisme
* De late Middeleeuwen kenden een bloei van steden als **socio-economische entiteiten** die eigen **stadsrechten** en **privileges** verwierven door erkenning van een hogere macht (vorst, graaf).
* **Stadsrecht** omvatte zowel publiekrechtelijke (stadstructuur, bestuur) als privaatrechtelijke regels, en creëerde een aparte juridische status voor **stadspoorters** (burgers met politieke en juridische rechten).
* De steden hadden eigen **bestuurs- en rechtsprekende organen** (schepenbanken, burgemeesters) en een eigen autonomie, wat leidde tot een strijd met de vorstelijke macht.
* De **Staten** (standen) vertegenwoordigden de drie machten (clerus, adel, steden) en hadden inspraak in wetgeving en belastingen, wat een begin was van **constitutionalisme** en **parlementarisme**.
## Hoofdstuk IV – De Late Middeleeuwen
### De soevereiniteit van de vorst en de strijd tegen tegenmachten
* Het **soevereiniteitsstreven** van vorsten was gericht op het centraliseren van de macht, het monopoliseren van regalia (rechtspraak, wetgeving, muntrecht) en het inkrimpen van de macht van feodale heren, steden en de Kerk.
* **Absolutisme** werd theoretisch onderbouwd door denkers als Machiavelli en Bodin, en praktisch vormgegeven door vorsten als Filips IV de Schone en Lodewijk XIV.
* **Tegenkrachten** zoals de steden (met economische en militaire macht), de adel (met feodaal weerstandsrecht) en de Kerk (met kennis en spirituele macht) probeerden de vorstelijke macht te beperken.
* Het **constitutionalisme** en **parlementarisme** ontstonden als reactie op de vorstelijke macht, met documenten zoals de Magna Carta (Engeland) en de Blijde Inkomst (Brabant) die rechten en vrijheden vastlegden.
### Het Graafschap Vlaanderen en het soevereiniteitsstreven
* Het Graafschap Vlaanderen ontwikkelde zich tot een machtige entiteit met een eigen administratie (kasselrijen, burggraven, grafelijke curia) en een relatieve onafhankelijkheid ten opzichte van de Franse koning.
* De **Guldensporenslag ** was een symbolische overwinning van de steden en de graaf tegen de Franse koning, maar de feitelijke waarde was beperkt door latere Franse overwinningen en het verdrag van Athis-sur-Orge [1302](#page=1302).
* De **Vlaamse beweging** heeft de Guldensporenslag later heropgevist als symbool van Vlaamse identiteit en strijd.
### Parlementarisme en constitutionalisme
* **Parlementarisme** verwijst naar de vertegenwoordiging van het volk, terwijl **constitutionalisme** verwijst naar de juridische teksten die de macht beperken en de rechten vastleggen.
* In de Nederlanden ontstonden de **Staten** (provinciale parlementen) uit de standen, die inspraak hadden in belastingen, wetgeving en de benoeming van vorsten.
* De **Staten-Generaal** waren een overkoepelende vergadering van de provinciale Staten, die vooral een rol speelde bij financiële en buitenlandse aangelegenheden.
* De **Belgische Grondwet van 1831** was een **pragmatisch conservatief** document, geïnspireerd door de Franse en Amerikaanse revolutionaire ideeën, maar met behoud van tradities zoals de monarchie en het bicameralisme. Het kende een sterke scheiding der machten met checks and balances, en introduceerde fundamentele vrijheden en een onafhankelijke rechterlijke macht.
## Hoofdstuk V – (Her)geboorte van de Rechtswetenschap
### De renaissance van de twaalfde eeuw en de receptie van het Romeinse recht
* De **renaissance van de twaalfde eeuw** markeerde de heropleving van de rechtswetenschap door de herontdekking van het **Romeinse recht** (*Corpus Iuris Civilis*) en het **canonieke recht** (*Decretum Gratiani*) aan de universiteiten.
* Dit geleerde recht (*ius commune*) werd de basis voor de **rechtsleer** en had een grote invloed op de ontwikkeling van het recht, zowel publiek als privaat.
* De **receptie** van het Romeinse recht vond plaats via verschillende kanalen: wetgeving, rechtsleer (glossatoren en commentatoren), formulierboeken, onderwijs en de subsidiaire toepassing ervan bij het ontbreken van gewoonterecht.
* De rechtswetenschap leidde tot **verschriftelijking**, **professionalisering** (juristenberoepen zoals advocaten en procureurs), **specialisering** en de ontwikkeling van een **hiërarchie van rechtbanken** en een **inquisitoir proces**.
### De invloed op het strafrecht en de procedure
* De **romeins-canonieke invloed** leidde tot een **individueel schuldstrafrecht**, waarbij de intentie van de dader belangrijker werd dan het gevolg.
* Het **inquisitoire proces**, met een actieve rol voor het Openbaar Ministerie (vervolging namens de vorst) en een systeem van **legale bewijzen** (gebaseerd op rationele bewijsmiddelen zoals getuigenissen, geschriften en bekentenissen), verving het Germaanse systeem van familiale vergelding en irrationele bewijzen.
* De **humanisering van het strafrecht**, geïnitieerd door denkers als Cesare Beccaria, pleitte voor gelijkheid van straffen, proportionaliteit, het **legaliteitsbeginsel** (*nulla poena sine lege*), de afschaffing van de doodstraf en tortuur, en een meer rationele procedure.
### De codificatie en de eenmaking van het recht
* De **verschriftelijking** van gewoonterecht (*costumen*) door middel van **codificatie** (opschrift stellen) en **homologatie** (kracht van wet verlenen door de vorst) leidde tot rechtszekerheid en een **eengemaakt recht** op nationaal niveau.
* Dit proces werd gestimuleerd door de opkomst van de boekdrukkunst, de ontwikkeling van het notariaat en tabellionaat, en het streven van de vorsten naar centralisatie van de macht.
* De **"nationale" eenmaking van het recht** was meer een gevolg dan een doel, voortkomend uit de overname van Romeinse en canonieke terminologie en concepten, en de invloed van de gecentraliseerde wetgeving van de vorst.
## Hoofdstuk VI – De Vroegmoderne Tijd
### De Bourgondische, Spaanse en Oostenrijkse Nederlanden
* De **Bourgondiërs** (vanaf 1384) legden de basis voor een gecentraliseerd bestuur en recht in de Nederlanden, door middel van personele unies, huwelijken, koop en pand, en de modernisering van instellingen zoals de Staten-Generaal, de Rekenkamer en het Parlement van Mechelen.
* **Keizer Karel V** consolideerde deze eenmaking met de **Pragmatische Sanctie **, waardoor de Nederlanden een eigen entiteit vormden, los van Frankrijk en het Heilig Roomse Rijk [1549](#page=1549).
* De **scheuring van de Nederlanden** (1568-1648) vond plaats door fiscale druk, religieuze intolerantie en het tirannieke bewind van Filips II en de Hertog van Alva, wat leidde tot de oprichting van de Republiek der Verenigde Nederlanden in het Noorden en de pacificatie van Gent en de Unie van Utrecht in het Zuiden.
* Het tijdperk van **Albrecht en Isabella** (1598-1621) kende een periode van quasi-soevereiniteit voor de Zuidelijke Nederlanden, met eigen instellingen en wetgeving, maar bleef afhankelijk van Spanje op militair en buitenlands beleid.
* De **Spaanse periode** (tot 1713) werd gekenmerkt door oorlogen met Frankrijk (Lodewijk XIV) en de **Spaanse Successieoorlog**, die resulteerde in de overgang van de Zuidelijke Nederlanden naar de **Oostenrijkse Habsburgers**.
* De **Oostenrijkse periode** (1713-1795) kende relatieve rust en economische heropleving, met hervormingen door Maria-Theresia en Jozef II, maar ook met een toenemende bureaucratisering en centralisatie.
### De uitbouw van de staatsmacht en het absolutisme
* Het **absolutisme** werd theoretisch onderbouwd door denkers als Machiavelli en Bodin, en praktisch toegepast door vorsten die streefden naar ongebonden en ongelimiteerde macht, met een afkeer van middeleeuwse remmen zoals feodaliteit, constitutionalisme en parlementarisme.
* De **politiek-rechtsfilosofische component** van het absolutisme omvatte de ideeën van staatsbehoud (Machiavelli) en onbegrensde soevereiniteit (Bodin).
* In de praktijk uitte het absolutisme zich in het niet samenroepen van Staten-Generaal, de **codificatie van het recht** (ordonnanties van Lodewijk XIV), de centralisatie van instellingen en de controle van de Kerk.
* Het **verlicht absolutisme** probeerde de macht van de vorst te rationaliseren en te beperken door de ideeën van de Verlichting en het natuurrecht, met als doel de algemene welvaart en de fundamentele rechten van de mens.
### De evolutie van het recht
* De **verschriftelijking** van het recht, gestimuleerd door het humanisme, de boekdrukkunst en het Romeinse recht, leidde tot een stijgende rol van wetgeving, de codificatie van gewoonterecht (*costumen*), en de ontwikkeling van een meer systematische en wetenschappelijke benadering van het recht.
* De **eenmaking van het recht** was een gevolg van de centrale wetgeving van de vorst en de receptie van het Romeinse recht, wat leidde tot een geleidelijke afname van het versnipperde gewoonterecht.
* De **humanisering van het strafrecht** was een reactie op het wrede strafrecht van het Ancien Régime, met een focus op intentie, proportionaliteit, het legaliteitsbeginsel en de afschaffing van tortuur en brute straffen.
## Hoofdstuk VII – Revoluties luiden de doodsklok over het Ancien Régime
### De Verenigde Staten van Amerika: een nieuw staats- en burgerconcept
* De Amerikaanse Revolutie was een **revolutie** die leidde tot de oprichting van een nieuwe staat met een **federale structuur**, **scheiding der machten** met checks and balances, en de invoering van **fundamentele rechten** in de grondwet en de Bill of Rights [1776](#page=1776).
* De Amerikaanse grondwet van 1787, met de Bill of Rights van 1791, is de oudste nog geldende grondwet en een voorbeeld van **pragmatisch conservatisme** en **constitutioneel gedachtegoed**.
* Het **judicial review** (grondwettelijkheidstoetsing) via de Supreme Court, dat voortvloeit uit de scheiding der machten, is een cruciaal element van de Amerikaanse rechtsstaat.
### De Franse Revolutie en de Franse invloed in België
* De Franse Revolutie (1789-1799) bracht fundamentele veranderingen teweeg, zoals de afschaffing van feodaliteit en privileges, de invoering van **liberté, égalité** en de **Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger**.
* De Franse periode (1795-1815) had een grote impact op België, met de invoering van Franse wetboeken (Code Civil, Code Pénal, etc.), de centralisatie van bestuur en recht, en de verspreiding van de ideeën van de Verlichting.
* De **codificaties van Napoleon** legden de basis voor het hedendaagse recht in België, met een focus op rationaliteit, eenmaking en de bescherming van fundamentele rechten.
### Het einde van het Ancien Régime in de Zuidelijke Nederlanden
* De **Brabantse Omwenteling (1789-1790)** was een reactie op de te snelle en radicale hervormingen van Jozef II, waarbij de standen (adel, clerus, steden) hun oude rechten en privileges wilden herstellen.
* De **Belgische Revolutie **, geïnspireerd door de Franse Juli-revolutie en de ideeën van de Verlichting, leidde tot de onafhankelijkheid van België en de oprichting van een **parlementaire monarchie** met een **pragmatisch conservatieve grondwet** [1830](#page=1830).
* De Belgische grondwet van 1831 kenmerkte zich door **pragmatisch conservatisme**, met een scheiding der machten, ministeriële verantwoordelijkheid, een **bicameralisme**, en fundamentele vrijheden, maar met beperkte democratische inspraak (cijnskiesrecht).
## Hoofdstuk VIII – Een Grondwet voor het Jonge België
### Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830)
* Na de val van Napoleon werd het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden opgericht als bufferstaat tegen Frankrijk, waarbij Noord- en Zuid-Nederland onder het bestuur van Willem I werden verenigd.
* De **Grondwet van 1815** voorzag in een unitaire staat met een monarchie, ministeriële verantwoordelijkheid, een bicameralisme en fundamentele vrijheden, maar kende ook beperkingen op het gebied van taal, religie en politieke inspraak.
* Het **politieke ongenoegen** in het Zuiden, gevoed door de machtsverhoudingen, religieuze en taalkwesties, en economische grieven, leidde tot het **Monsterverbond** van liberalen en katholieken en uiteindelijk tot de Belgische Revolutie.
### De Belgische Revolutie en de Grondwet van 1831
* De **Belgische Revolutie **, ingegeven door politiek, religieus en institutioneel ongenoegen, leidde tot de onafhankelijkheid van België en de oprichting van een **parlementaire monarchie** [1830](#page=1830).
* De **Grondwet van 1831**, opgesteld door jonge juristen en geïnspireerd door de Franse en Amerikaanse voorbeelden, kenmerkte zich door **pragmatisch conservatisme**, met een sterke scheiding der machten, ministeriële verantwoordelijkheid, bicameralisme, fundamentele vrijheden (vrijheid van persoon, pers, vereniging, godsdienst) en een onafhankelijke rechterlijke macht.
* De **internationale context** (Congres van Wenen, Verdragen van Utrecht en Münster) speelde een rol in de vorming van België als neutrale bufferstaat.
### België tot aan de Eerste Wereldoorlog
* Het **politieke landschap** in het 19e-eeuwse België werd gekenmerkt door de strijd tussen **liberalen** (industriële ontwikkeling, handelsvrijheid) en **katholieken** (rol van de Kerk, vrijheid van onderwijs), en later de opkomst van het **socialisme** als reactie op de sociale kwestie.
* De **taalkwestie** en de **Vlaamse beweging** leidden tot geleidelijke vernederlandse bepalingen in wetgeving en onderwijs.
* De **democratisering** vorderde langzaam, met de geleidelijke uitbreiding van het stemrecht, de invoering van algemeen meervoudig stemrecht en evenredige vertegenwoordiging.
* De **verzorgingsstaat** ontwikkelde zich geleidelijk, met sociale wetgeving en collectief overleg tussen werkgevers en werknemers.
## Hoofdstuk IX – De Twintigste Eeuw
### België en de Wereldoorlogen
* De **Eerste Wereldoorlog** fungeerde als katalysator voor politieke hervormingen, waaronder democratisering, de sociale kwestie, de taalkwestie en de organisatie van nationale defensie.
* De **Duitse bezetting** tijdens WOI had beperkte juridische invloed, maar versnelde de realisatie van Vlaamse eisen en de administratieve splitsing. De Besluitwetten van de regering in ballingschap hadden een blijvende impact op het recht.
* Na WOI leidde het **Verdrag van Versailles** tot zware herstelbetalingen voor Duitsland en de vorming van nieuwe staten, terwijl België beheersmandaten kreeg over Rwanda en Burundi.
* De **Tweede Wereldoorlog** zag de opkomst van totalitaire regimes en de strijd tussen ideologieën. De bezetting in België kende verschillende fasen (hemel, hel, vagevuur) en leidde tot besluitwetten, collaboratie en repressie. Het **transitional justice** fenomeen (strafrechtelijke vervolging, zuivering, verzoening) werd ingevoerd om het verleden te verwerken.
### De Rechtsstaat en zijn uitbouw
* De **rechtsstaat** kenmerkt zich door het primaat van het recht, afdwingbare fundamentele rechten en de overheidsgebondenheid aan het recht.
* De **ontwikkeling van de rechtsstaat** verliep via **constitutionalisme**, **parlementarisme** en de **scheiding der machten**, met checks and balances om machtsmisbruik te voorkomen.
* De **constitutionele toetsing** (judicial review) door de rechterlijke macht, aanvankelijk beperkt, werd uitgebreid om de grondwettelijkheid van wetten en besluiten te controleren.
* De **juridische controle** op de uitvoerende macht ontwikkelde zich van de exceptie van illegaliteit naar annulatieberoepen (Raad van State) en de toetsing aan algemene rechtsbeginselen.
* De **verbreding en verdieping** van de rechtsstaat omvat de internationalisering van rechtsbescherming (EVRM, UVRM) en de uitbouw van de verzorgingsstaat via overlegdemocratie en sociale wetgeving.
## Hoofdstuk X – Europeanisering, Transatlantisering, Mondialisering
### De Europese integratie
* Na WOII ontstond de gedachte van een **verenigd Europa** als derde macht tussen de VS en de USSR, met als doel het voorkomen van oorlog en het bevorderen van economische en politieke samenwerking.
* Het **Schuman-plan ** en de **EGKS ** legden de basis voor de Europese Gemeenschappen, gevolgd door de **Verdragen van Rome ** die de EEG en Euratom oprichtten [1950](#page=1950) [1952](#page=1952) [1957](#page=1957).
* Het **Fusieverdrag ** voegde de instellingen van de verschillende Gemeenschappen samen [1965](#page=1965).
* De **Europese Akte ** realiseerde de interne markt met vrij verkeer van personen, diensten, goederen en kapitaal, en versterkte de rol van het Europees Parlement en de Raad van Ministers [1986](#page=1986).
* Het **Verdrag van Maastricht ** introduceerde de naam Europese Unie en legde de nadruk op politieke samenwerking, met de oprichting van de Europese Raad en de verdere ontwikkeling van gemeenschappelijke beleidsterreinen [1992](#page=1992).
* De **uitbreidingen** van de EU, vanaf 1973, hebben geleid tot een diversificatie van lidstaten en beleidsterreinen, met de Criteria van Kopenhagen als basis voor toetreding.
* België speelt een belangrijke rol in de Europese integratie, met **Paul-Henri Spaak** als een van de 'founding fathers' van de EU en de NAVO.
### Internationale samenwerking en organisaties
* De **Benelux** (1944-) ontstond als een economische en politieke samenwerking tussen België, Nederland en Luxemburg, en fungeerde als proeftuin voor de Europese integratie.
* De **NAVO (1949-)** is een militair verdedigingspact dat ontstond uit de noodzaak van collectieve veiligheid tegen de Sovjet-Unie, met als kernartikel artikel 5 (een aanval op één is een aanval op allen).
* De **OEES/OESO** (1947/1961-) bevordert economische samenwerking en studies tussen ontwikkelde landen, met als doel de welvaart en de levensstandaard te verbeteren.
* De **Raad van Europa (1949-)** zet zich in voor de bescherming van mensenrechten en democratie, met als belangrijkste realisatie het **EVRM **, dat directe werking heeft in de lidstaten [1950](#page=1950).
* De **Verenigde Naties (VN) (1945-)** is een mondiale organisatie die streeft naar vrede, veiligheid en internationale samenwerking, met een Veiligheidsraad met vetorecht voor de permanente leden.
### De Belgische (partij)politiek: een historisch overzicht
* Het **Belgische politieke systeem** evolueerde van een unionisme (1830-1846) naar een strijd tussen **liberalen** (industriële ontwikkeling) en **katholieken** (rol van de Kerk, vrijheid van onderwijs), gevolgd door de opkomst van het **socialisme** en **Vlaamse/taalpartijen**.
* De **taalkwestie** en de **Vlaamse beweging** leidden tot geleidelijke vernederlandse bepalingen in wetgeving en onderwijs.
* De **democratisering** vorderde met de uitbreiding van het stemrecht en de invoering van evenredige vertegenwoordiging.
* De **verzorgingsstaat** werd uitgebouwd via sociale wetgeving en collectief overleg, met een groeiende rol voor vakbonden en werkgeversorganisaties.
* De **staatshervormingen** hebben geleid tot een federale staat met verschillende gemeenschappen en gewesten, die bevoegdheden hebben op het gebied van cultuur, onderwijs, economie en ruimtelijke ordening.
* De **rol van de koning** is geëvolueerd van een quasi-soevereine monarch naar een constitutionele monarch met toegewezen bevoegdheden, die verantwoording verschuldigd is aan het parlement.
* De **Belgische grondwet** van 1831, een **pragmatisch conservatief** document, combineerde revolutionaire ideeën met behoud van tradities, en legde de basis voor de Belgische democratie.
Dit studiemateriaal biedt een uitgebreid overzicht van de geschiedenis van het publiekrecht en de politiek, met aandacht voor de juridische, historische en politieke context. Door de logische structuur, de heldere definities en de voorbeelden, is dit materiaal een waardevolle hulp bij de examenvoorbereiding.
Glossary
## Glossary
| Term | Definitie |
|---|---|
| **Absolutisme** | Een politiek systeem waarbij de vorst de hoogste, ongebonden en ongelimiteerde macht bezit, niet gebonden aan recht, feodale contracten of volksvertegenwoordiging. |
| **Canoniek recht** | Het recht dat voortkomt uit de organisatie en de beslissingen van de Kerk, met de Bijbel en geschriften van kerkvaders als basis, en de Paus als hoogste juridische autoriteit. |
| **Codificatie** | Het proces van het opschrijven en systematiseren van bestaande rechtsregels, vaak met als doel het creëren van wetboeken die de materie uitputtend en logisch ordenen. |
| **Common law** | Een rechtssysteem dat voornamelijk gebaseerd is op rechterlijke uitspraken en precedenten, waarbij de rechter een actieve rol speelt in de rechtsvorming, in tegenstelling tot wetgeving-gebaseerde systemen. |
| **Constitutionalisme** | Het principe dat de macht van de overheid wordt beperkt door een grondwet, die fundamentele rechten van burgers garandeert en de staatsstructuur bepaalt, en waaraan ook de overheid gebonden is. |
| **Delegatie** | Het overdragen van bevoegdheden van een hogere macht aan een lagere macht, wat leidt tot een hiërarchische structuur in het bestuur en het rechtssysteem. |
| **Feodaliteit** | Een politiek en sociaal systeem gebaseerd op leenverhoudingen, waarbij grond (leen) werd uitgedeeld in ruil voor militaire dienst, raad en daad, wat leidde tot een verbrokkeling van de macht. |
| **Geleerd recht** | Het recht dat voortkomt uit academische studie en juridische teksten, voornamelijk het Romeinse en canonieke recht, dat werd onderwezen aan universiteiten en een grote invloed had op de ontwikkeling van het recht. |
| **Gewoonterecht** | Ongeschreven recht dat spontaan ontstaat door langdurige en herhaalde gedragingen binnen een gemeenschap, met de overtuiging dat deze als bindend worden beschouwd (opinio iuris). |
| **Hiërarchie der normen** | Een systeem dat de onderlinge rangorde van rechtsnormen vastlegt, waarbij hogere normen voorrang hebben op lagere normen, wat zorgt voor consistentie en logica in het recht. |
| **Inquisitoir proces** | Een gerechtelijk proces waarbij de overheid, via het Openbaar Ministerie, actief de taak heeft om misdrijven op te sporen, verdachten te vervolgen en bewijzen te verzamelen, met als doel de schuld te bewijzen. |
| **Legalisme** | Een juridisch principe waarbij de wet als de hoogste rechtsbron wordt beschouwd en de rechter gehouden is om de wet strikt toe te passen, met weinig ruimte voor interpretatie of rechtsvorming. |
| **Legitimatie van de macht** | Het proces waarbij de macht van een heerser of overheid wordt aanvaard door de bevolking, gebaseerd op charisma, traditie of rationele argumenten, zoals uiteengezet door Max Weber. |
| **Materiële rechtsbron** | De inhoudelijke oorsprong van het recht, voortkomend uit maatschappelijke factoren zoals politiek, economie, religie, klimaat en techniek, die de basis vormen voor juridische regels. |
| **Metajuridica** | Een benadering die het recht bestudeert vanuit een ander wetenschappelijk perspectief, zoals geschiedenis, sociologie of filosofie, om een breder en kritischer begrip te ontwikkelen. |
| **Monopolie van de macht/geweld** | Het alleenrecht van de overheid om dwang en geweld te gebruiken, na een juridisch proces en veroordeling, als middel om het recht te handhaven en de openbare orde te garanderen. |
| **Paradigma** | Een geheel van basisveronderstellingen en methoden waarop een wetenschap is gebouwd, dat de manier waarop men naar het recht kijkt en het interpreteert, stuurt. |
| **Patrimoniumgedachte** | Het idee dat publieke macht en ambten als privébezit van de heerser werden beschouwd, verhandelbaar, erfelijk en overdraagbaar, wat leidde tot verbrokkeling en persoonlijke bindingen. |
| **Personaliteitsbeginsel** | Het principe waarbij het recht van de stam of nationaliteit van een persoon wordt toegepast, ongeacht de plaats waar de persoon zich bevindt, wat vaak voorkwam in de Germaanse periode. |
| **Positief recht** | Het recht dat op een bepaald moment en op een bepaalde plaats geldt, zoals vastgelegd in wetten, rechtspraak en rechtsleer, en dat voortdurend evolueert door maatschappelijke veranderingen. |
| **Publiekrecht** | Het recht dat de verticale relaties beheerst, tussen de overheid en burgers, en tussen verschillende overheden onderling, met als doel het algemeen belang te dienen. |
| **Receptie** | Het proces waarbij geleerd recht, zoals het Romeinse en canonieke recht, werd overgenomen en geïntegreerd in het lokale positieve recht, voornamelijk via universiteiten en juristen. |
| **Rechtsarcheologie** | De studie van materiële sporen en objecten die verband houden met het recht, zoals strafinstrumenten, rechtsgebouwen of kunstwerken, om inzicht te krijgen in de juridische praktijk en cultuur van het verleden. |
| **Rechtsgeschiedenis** | De studie van het recht vanuit een historisch perspectief, waarbij de nadruk ligt op de evolutie, context en wisselwerking van recht met andere maatschappelijke factoren. |
| **Rechtsstaat** | Een staat waarin de macht beperkt is door het recht, met afdwingbare fundamentele rechten voor burgers en waarbij de overheid gebonden is aan het recht, ter bescherming van het individu tegen willekeur. |
| **Rechtswetenschap** | De studie van het recht als een wetenschap, waarbij men tracht de inhoud, de context en de evolutie van het recht te begrijpen, met behulp van verschillende disciplines en benaderingen. |
| **Soevereiniteit** | De hoogste, ongebonden macht binnen een territorium, die zowel intern (geen concurrerende machten) als extern (onafhankelijk van andere staten) kan worden uitgeoefend, vaak geassocieerd met het absolutisme. |
| **Territorialisering van het recht** | Het principe waarbij het recht wordt toegepast op basis van het grondgebied waar men zich bevindt, ongeacht de afkomst of nationaliteit van de persoon, wat leidde tot de vorming van staten en eenmaking van het recht. |
| **Traditionele legitimatie** | Een vorm van machtslegitimatie gebaseerd op gewoonte, traditie en het idee dat de macht er altijd is geweest, wat vaak voorkomt bij koningshuizen en de toepassing van gewoonterecht. |
| **Verlicht absolutisme** | Een vorm van absolutisme waarbij de vorst, geleid door de ideeën van de Verlichting en het natuurrecht, vrijwillig zijn macht beperkt en hervormingen doorvoert ten gunste van de algemene welvaart en de rechten van de burger. |
| **Volksgeist (Volksgeest)** | Het idee, voorgesteld door Carl Friedrich von Savigny, dat recht de uitdrukking is van de geschiedenis en de wil van een volk, en dat elk land een eigen, nationaal gekleurd recht heeft. |
| **Vrije wil (wilsautonomie)** | Het principe dat individuen in privaatrechtelijke verhoudingen grote vrijheid hebben om te beslissen en overeenkomsten te sluiten, met beperkingen die voortkomen uit de openbare orde en dwingend recht. |
| **Willekeurige macht** | Macht die niet gebonden is aan het recht, waarbij de heerser willekeurig beslissingen neemt zonder rekening te houden met wettelijke procedures of fundamentele rechten, wat in strijd is met de beginselen van een rechtsstaat. |
| **Willekeurige straffen** | Strafmaatregelen die niet gebaseerd zijn op wettelijke bepalingen of de proportionaliteit van het misdrijf, maar op de grillen van de machthebber, wat leidt tot onrechtvaardigheid en instabiliteit. |
| **Wilsverklaring** | Een intentie of wilsuiting die juridische gevolgen kan hebben, zoals in een testament of een contract, waarbij de wil van de persoon de basis vormt voor de juridische handeling. |