Cover
立即免费开始 HC5 - 2 Fonetiek-consonanten-2023-24-1.pptx
Summary
# Indelingscriteria voor Nederlandse consonanten
Dit hoofdstuk behandelt de zes criteria die gebruikt worden om Nederlandse medeklinkers te classificeren, en hoe deze criteria de vorming en kenmerken van deze klanken bepalen.
### 1.1 Fasen in het spreekproces
Het spreekproces kan worden onderverdeeld in drie fasen die relevant zijn voor de productie van klanken:
* **Initiatiefase:** De aanmaak van de luchtstroom, voornamelijk door het subglottale systeem (longen).
* **Fonatiefase:** Het creëren van stemgeving door de activiteit van de stembanden in het glottale systeem.
* **Articulatiefase:** Het modificeren van de luchtstroom in het supraglottale systeem (mond- en keelholte), wat resulteert in klinkers of medeklinkers.
### 1.2 De zes indelingscriteria
Alle Nederlandse consonanten kunnen volledig worden beschreven aan de hand van de volgende zes criteria:
#### 1.2.1 Bron van de luchtstroom
Dit criterium beschrijft waar de luchtstroom vandaan komt.
* **Pulmonisch:** De lucht wordt aangeleverd vanuit de longen. Dit is de standaardbron voor alle Nederlandse consonanten.
* **Niet-pulmonisch:** De lucht wordt aangeleverd vanuit een andere plaats, zoals de mond- of keelholte. Hoewel niet standaard voor Nederlands, kan dit voorkomen in specifieke gevallen zoals oesofagusspraak bij larynxpathologieën.
#### 1.2.2 Richting van de luchtstroom
Dit criterium beschrijft de richting van de luchtstroom tijdens de klankproductie.
* **Egressief:** De spraakproductie vindt plaats tijdens het uitademen. Alle Nederlandse consonanten zijn egressief.
* **Ingressief:** De spraakproductie vindt plaats tijdens het inademen. Dit komt niet voor bij Nederlandse consonanten.
#### 1.2.3 Activiteit van de stemplooien (Fonatie)
Dit criterium bepaalt of de stembanden trillen tijdens de klankproductie.
* **Stemhebbend:** De stemspleet sluit zich, waardoor de stembanden trillen en er fonatie ontstaat.
* **Stemloos:** Er is geen stemspleetsluiting en dus geen stemgeving.
Nederlandse consonanten kunnen stemhebbend of stemloos zijn.
#### 1.2.4 Plaats van articulatie
Dit criterium wordt bepaald door de positie van de articulatie-organen in de mondholte. De belangrijkste plaatsen van articulatie zijn:
* **Bilabiaal:** Beide lippen komen bij elkaar.
* **Labio-dentaal:** De onderlip raakt de boventanden.
* **Dentaal:** De tongpunt en -randen raken de boventanden.
* **Alveolair:** Het tongblad raakt de alveolen (tandkasboog).
* **Post- (of palato-)alveolair / Alveo- (of pre)palataal:** Het tongblad (en soms de punt) raakt de alveolen, terwijl de voorkant van de tong naar het harde gehemelte beweegt.
* **Palataal:** De voorkant van de tong raakt het harde gehemelte.
* **Velair:** De achterkant van de tong raakt het zachte gehemelte.
* **Uvulair:** De achterkant van de tong raakt de huig.
* **Glotaal:** Beide stemplooien sluiten zich.
#### 1.2.5 Positie van het zachte gehemelte (Nasaliteit)
Dit criterium beschrijft de positie van het zachte gehemelte (velum) en bepaalt of de lucht via de mond of de neus ontsnapt.
* **Oraal:** Het velum is opgetrokken, waardoor de luchtdoorstroming door de neus wordt afgesloten en de lucht via de mond ontsnapt.
* **Nasaal:** Het velum is laag, waardoor de lucht via de neus én mondholte kan ontsnappen (de mondholte is hierbij wel afgesloten).
Nederlandse consonanten zijn oraal of nasaal.
#### 1.2.6 Wijze van articulatie
Dit criterium betreft de mate van verhindering van de uitstromende lucht in het spraakkanaal.
* **Occlusie (plosief):** Volledige afsluiting van het spraakkanaal, gevolgd door een plotseling vrijkomen van lucht (de 'explosie').
* **Vernauwing (fricatief):** Gedeeltelijke afsluiting van het spraakkanaal, wat leidt tot turbulentie en schuring van de luchtstroom.
Nederlandse consonanten kunnen occlusief, fricatief, nasaal, affricaat, semi-vocaal, trilklank of lateraal zijn.
> **Tip:** Nasaalheid kan worden beschouwd als een bijzondere vorm van de articulatiewijze, waarbij de mondholte volledig is afgesloten maar de neusweg open blijft.
### 1.3 Hoofdklassen van Nederlandse consonanten
Consonanten worden primair ingedeeld in drie hoofdklassen op basis van de mate van verhindering van de uitstromende lucht:
#### 1.3.1 Occlusieven (plosieven, stopklanken)
* **Vorming:** De lucht wordt vanuit de longen aangevoerd. De neusweg is volledig afgesloten en de mondholte wordt eerst volledig afgesloten. Hierdoor bouwt zich druk op. Bij het opheffen van de afsluiting ontstaat een 'plof' of explosie van lucht. Deze klanken kunnen niet worden aangehouden.
* **Verdere indeling:** Occlusieven worden verder ingedeeld op basis van fonatie (stemhebbend/stemloos) en articulatieplaats.
* **Opmerkingen:**
* Er is geen stemhebbende palatale occlusief.
* Er is geen stemhebbende glottale occlusief.
* De klank [g] komt in het Nederlands voornamelijk voor in leenwoorden of door assimilatie.
* [ʔ] is een glottisslag, vergelijkbaar met een harde steminzet.
#### 1.3.2 Fricatieven (wrijfklanken)
* **Vorming:** De lucht wordt vanuit de longen aangevoerd. De neusweg is afgesloten. De articulatie-organen komen dicht bij elkaar, maar sluiten het spraakkanaal niet volledig af. Dit creëert een vernauwing waardoor de lucht turbulent wordt en een schurend geluid produceert. Deze klanken kunnen worden aangehouden.
* **Verdere indeling:** Fricatieven worden verder ingedeeld op basis van fonatie (stemhebbend/stemloos) en articulatieplaats.
* **Opmerkingen:**
* Klanken zoals [ʃ] en [ʒ] komen voornamelijk voor in leenwoorden.
* [s], [z], [ʃ], [ʒ] worden beschouwd als sibilanten of sisklanken en zijn scherpe, luide klanken. Fricatieven en occlusieven worden samen obstruenten genoemd.
#### 1.3.3 Nasalen (neusklanken)
* **Vorming:** De lucht wordt vanuit de longen aangevoerd. De neusweg is open, waardoor de lucht via de neus ontsnapt; de mondholte is echter wel volledig afgesloten. Er is altijd sprake van stemplooitrilling (stemhebbend) en de klanken kunnen worden aangehouden.
* **Verdere indeling:** Nasalen worden onderverdeeld op basis van articulatieplaats.
* **Opmerkingen:**
* Er zijn geen stemloze nasalen in het standaard Nederlands.
* De primaire nasalen zijn [m], [n] en [ŋ].
* Secundaire of marginale nasalen zoals [ɱ] en [ɲ] komen voor in leenwoorden of bij assimilatie.
### 1.4 Kleinere klassen van Nederlandse consonanten
Naast de hoofdklassen zijn er kleinere klassen van medeklinkers die minder vertegenwoordigers hebben, maar wel belangrijk zijn:
#### 1.4.1 Affricaten
* **Vorming:** Een combinatie van een occlusief en een fricatief. Eerst wordt de mond- en neusholte volledig afgesloten, waardoor de luchtdruk toeneemt. Vervolgens wordt de afsluiting relatief langzaam opgeheven, wat leidt tot een korte frictie ('burst').
* **Opmerkingen:** Affricaten komen in het Nederlands voornamelijk voor in leenwoorden, zoals [ts], [tʃ] en [dʒ].
#### 1.4.2 Semi-vocalen (approximanten)
* **Vorming:** Het spraakkanaal wordt vernauwd, maar minder sterk dan bij fricatieven, wat resulteert in lichte schuring. Er is altijd sprake van stemplooitrilling en de neuskanaal is afgesloten.
* **Opmerkingen:**
* Fonologisch gezien worden ze soms als klinkers, soms als medeklinkers beschouwd.
* [ʋ] en [j] hebben één articulatieplaats.
* [ɥ] en [w] hebben twee articulatieplaatsen (bv. lippen én tong).
* [ʋ] is in het Noord-Nederlands aan het begin van een woord te vinden.
* [ɥ] komt voornamelijk voor bij fonologische regels tussen twee klinkers.
#### 1.4.3 Trilklanken (tremoranen)
* **Vorming:** Een articulator (bv. tongpunt of huig) tikt herhaaldelijk tegen een andere articulator. Er is sprake van stemplooitrilling en de neusweg is afgesloten.
* **Opmerkingen:** In het Nederlands komen twee allofone varianten voor: [r] en [R]. De Franse en Engelse 'r' zijn geen trilklanken.
#### 1.4.4 Lateralen
* **Vorming:** Er is een gedeeltelijke afsluiting in de mondholte, maar de luchtstroom kan langs de zijkanten van de tong ontsnappen. De neusweg is afgesloten en de klank kan worden aangehouden met stemplooitrilling.
* **Opmerking:** In het Nederlands is er enkel een laterale approximant: [l].
### 1.5 Consonanten in andere talen
Verschillen in de articulatieplaats of -wijze tussen talen leiden ertoe dat klanken die in de ene taal voorkomen, niet altijd in de andere voorkomen. Gebruikers van een andere moedertaal vervormen deze klanken vaak naar bekende klanken uit hun eigen fonologisch systeem.
#### 1.5.1 Andere combinaties van plaats en wijze
* **Engels:** Klanken zoals [θ] en [ð] (interdentaal of dentaal), en [ɹ] (een approximant lijkend op [j] of [w]). Ook geaspireerde stemloze occlusieven aan woordbegin ([pʰ], [tʰ], [kʰ]).
* **Spaans:** Klanken zoals [θ] (stemloze (inter)dentale fricatief, bv. in 'cerveza'), [β] (stemhebbende bilabiale fricatief, bv. in 'cerveza' of 'caballo'), en [ʎ] (palatale laterale approximant, bv. in 'caballo').
#### 1.5.2 Andere plaatsen van articulatie
* **Retroflex:** Contact tussen tongpunt en de overgang van tandkasboog naar harde gehemelte.
* **Faryngaal:** Vernauwing van de keelholte door spierspanning of tongwortel.
* **Epiglottaal:** Vernauwing of afsluiting met het strotklepje.
#### 1.5.3 Andere wijzen van articulatie
* **Tap/flap:** Eén korte tik van de tongpunt tegen de alveolen (bv. Spaanse 'r').
* **Laterale fricatief:** Alveolaire afsluiting met laterale luchtstroom en frictie. Een laterale flap lijkt op een combinatie van [d] en [l].
#### 1.5.4 Andere bron of richting van luchtstroom
* **Ejectieven:** Niet-pulmonische luchtstroom, waarbij een dubbele afsluiting (bv. lippen/tong en glottis) wordt gebruikt en de larynx wordt opgetrokken om druk op te bouwen.
* **Implosieven:** Niet-pulmonisch en niet-egressief, waarbij de larynx naar beneden wordt bewogen om druk te verlagen en lucht naar binnen te zuigen.
* **Clicks:** Niet-pulmonisch en niet-egressief, waarbij een drukdaling in de mondholte ontstaat door de neerwaartse beweging van het tonglichaam, gevolgd door een klikgeluid bij het opheffen van de afsluiting.
> **Tip:** Het begrijpen van deze indelingscriteria is cruciaal voor het correct transcriberen van klanken met het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) en voor het analyseren van klankverschillen tussen talen.
---
# Classificatie van Nederlandse medeklinkers: hoofdklassen en kleinere klassen
Deze sectie behandelt de classificatie van Nederlandse medeklinkers, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen hoofdklassen (occlusieven, fricatieven, nasalen) en kleinere klassen (affricaten, semi-vocalen, trilklanken, lateralen) op basis van hun vormingskenmerken.
### 2.1 Indelingscriteria voor medeklinkers
De classificatie van medeklinkers is gebaseerd op zes criteria:
* **Bron van de luchtstroom:** Pulmonisch (uit de longen) of niet-pulmonisch. Nederlandse medeklinkers zijn allemaal pulmonisch.
* **Richting van de luchtstroom:** Egressief (bij uitademing) of ingressief (bij inademing). Nederlandse medeklinkers zijn egressief.
* **Activiteit van de stemplooien:** Stemhebbend (met stemgeving) of stemloos (zonder stemgeving). Nederlandse medeklinkers kunnen beide zijn.
* **Plaats van articulatie:** De locatie waar de articulatie plaatsvindt (bv. bilabiaal, labiodentaal, alveolair, velair, glottaal).
* **Positie van het zachte gehemelte:** Oraal (neus gesloten) of nasaal (neus open). Nederlandse medeklinkers zijn oraal of nasaal.
* **Wijze van articulatie:** De mate van verhindering van de uitstromende lucht (volledige afsluiting = occlusie, gedeeltelijke afsluiting = frictie).
**Tip:** Nederlandse medeklinkers worden volledig beschreven met behulp van fonatie, articulatieplaats en articulatiewijze, waarbij nasaliteit als een bijzondere vorm van articulatiewijze wordt beschouwd.
### 2.2 Hoofdklassen van medeklinkers
De hoofdklassen worden gedefinieerd op basis van de mate van verhindering van de uitstromende lucht.
#### 2.2.1 Occlusieven
* **Vorming:** De mond- en neusholte worden volledig afgesloten, waardoor de luchtdruk in de mondholte toeneemt. Bij het opheffen van de afsluiting ontstaat een "plofklank" die niet kan worden aangehouden.
* **Verdere indeling:** Op basis van fonatie (stemhebbend/stemloos) en articulatieplaats.
* **Opmerkingen:** Er bestaan geen stemhebbende palatale of glottale occlusieven. De [g] is voornamelijk in leenwoorden of bij assimilatie te vinden. De glottisslag [ʔ] is vergelijkbaar met een harde steminzet.
#### 2.2.2 Fricatieven
* **Vorming:** De neusholte is afgesloten, en de spraakorganen creëren een vernauwing in de mondholte, wat leidt tot een turbulente luchtstroom en een schurend geluid dat aangehouden kan worden.
* **Verdere indeling:** Op basis van fonatie (stemhebbend/stemloos) en articulatieplaats.
* **Opmerkingen:** Klanken zoals [ʃ] en [ʒ] komen voornamelijk in leenwoorden voor. [s], [z], [ʃ], [ʒ] worden beschouwd als sibilanten (sisklanken).
#### 2.2.3 Nasalen
* **Vorming:** De mondholte is volledig afgesloten, maar de neusweg is niet afgesloten, waardoor lucht via de neus ontsnapt. Er is steeds sprake van stemplooitrilling en de klank kan worden aangehouden.
* **Verdere indeling:** Op basis van articulatieplaats.
* **Opmerkingen:** Er zijn geen stemloze nasalen in het Nederlands. De primaire nasalen zijn [m], [n], [ŋ]. Secundaire nasalen zoals [ɱ] en [ɲ/ñ] komen voor in leenwoorden of bij assimilatie.
### 2.3 Kleinere klassen van medeklinkers
Deze klassen bevatten minder vertegenwoordigers maar zijn even belangrijk als de hoofdklassen.
#### 2.3.1 Affricaten
* **Definitie:** Een combinatie van een occlusief gevolgd door een fricatief.
* **Vorming:** Een volledige afsluiting in de mondholte gevolgd door een relatief langzame opheffing van de afsluiting, wat leidt tot een explosie (burst).
* **Opmerkingen:** Komen voor in leenwoorden, zoals [ts], [tʃ], en [dʒ].
#### 2.3.2 Semi-vocalen (approximanten)
* **Vorming:** Het spraakkanaal is vernauwd, maar minder dan bij fricatieven, wat resulteert in lichte schuring. Het neuskanaal is afgesloten en er is altijd sprake van stemplooitrilling.
* **Opmerkingen:** Vanuit fonologisch oogpunt worden deze vaak als medeklinkers beschouwd. [ʋ] en [j] hebben één articulatieplaats, terwijl [ɥ] en [w] twee articulatieplaatsen hebben (lippen en tong).
#### 2.3.3 Trilklanken (trillende klanken)
* **Vorming:** Eén articulator (tongpunt of huig) tikt herhaaldelijk tegen een andere articulator. De stemplooien trillen en de neusweg is afgesloten.
* **Opmerkingen:** Er zijn twee allofone varianten: [r] en [R]. De Franse en Engelse 'r' zijn geen trilklanken.
#### 2.3.4 Lateralen
* **Vorming:** Een gedeeltelijke afsluiting in de mondholte, waardoor de luchtstroom rond de afsluiting kan stromen. De neusweg is afgesloten en de klank kan worden aangehouden met stemplooitrilling.
* **Opmerking:** In het Nederlands komt enkel de laterale approximant [l] voor.
### 2.4 Consonanten in andere talen
Verschillen in de combinaties van articulatieplaats en -wijze tussen talen kunnen leiden tot vervormingen bij niet-moedertaalsprekers. Voorbeelden van klanken die niet in het Nederlands voorkomen of anders worden geproduceerd, zijn:
* **Engels:** [θ], [ð], [ɹ], geaspireerde stemloze occlusieven [pʰ], [tʰ], [kʰ].
* **Spaans:** [θ], [β], [ʎ].
Andere articulatieplaatsen zoals retroflexe en faryngale klanken, en andere articulatiewijzen zoals taps/flappen en laterale fricatieven, komen ook in andere talen voor maar niet in het Nederlands.
Verder zijn er medeklinkers die een andere bron of richting van luchtstroom hebben, zoals ejectieven, implosieven en clicks, die allemaal niet-pulmonische luchtstromen gebruiken.
---
# Vergelijking van Nederlandse consonanten met die uit andere talen
Dit deel vergelijkt Nederlandse medeklinkers met klanken uit andere talen, door te focussen op variaties in articulatieplaats, -wijze, en de bron of richting van de luchtstroom.
### 3.1 Indelingscriteria voor consonanten
Consonanten kunnen worden geclassificeerd aan de hand van zes criteria:
1. **Bron van de luchtstroom**: Pulmonisch (uit de longen) of niet-pulmonisch (uit mond- of keelholte). Nederlandse consonanten zijn **altijd pulmonisch**.
2. **Richting van de luchtstroom**: Egressief (uitademing) of ingressief (inademing). Nederlandse consonanten zijn **altijd egressief**.
3. **Activiteit van de stemplooien**: Stemhebbend (trilling van stemplooien) of stemloos (geen trilling). Nederlandse consonanten kunnen stemhebbend of stemloos zijn.
4. **Plaats van articulatie**: De locatie waar de luchtstroom wordt belemmerd, bepaald door de articulatieorganen.
* Bilabiaal: beide lippen
* Labio-dentaal: onderlip en boventanden
* Dentaal: tongpunt/randen en boventanden
* Alveolair: tongblad en alveoolboog
* Post-alveolair of alveo-palataal: tongblad en alveolen, met beweging van tong naar harde gehemelte
* Palataal: voorkant tong en harde gehemelte
* Velair: achterkant tong en zachte gehemelte
* Uvulair: achterkant tong en huig
* Glotaal: beide stemplooien
5. **Positie van het zachte gehemelte**: Oraal (velum opgetrokken, neus afgesloten) of nasaal (velum laag, lucht via neus). Nederlandse consonanten zijn oraal of nasaal.
6. **Wijze van articulatie**: De mate van verhindering van de uitstromende lucht.
* Occlusie: volledige afsluiting.
* Vernauwing: gedeeltelijke afsluiting die leidt tot schuring/frictie.
### 3.2 Nederlandse consonanten: Hoofdklassen
Nederlandse consonanten worden primair ingedeeld in drie hoofdklassen op basis van de mate van verhindering van de uitstromende lucht: occlusieven, fricatieven en nasalen.
#### 3.2.1 Occlusieven
* **Vorming**: Luchttoevoer vanuit de longen; neus- en mondholte zijn volledig afgesloten, wat leidt tot een drukopbouw die plotseling vrijkomt als een plofklank. Deze klanken kunnen niet worden aangehouden.
* **Verdere indeling**: Op basis van fonatie (stemhebbend/stemloos) en articulatieplaats.
* **Opmerkingen**: Er is geen stemhebbende palatale of glottale occlusief in het Nederlands. De klank [g] komt voornamelijk in leenwoorden of bij assimilatie voor. [ʔ] is een glottisslag, ook wel 'harde steminzet' genoemd, en is marginaal in het Nederlands.
#### 3.2.2 Fricatieven
* **Vorming**: Luchttoevoer vanuit de longen; neusweg is afgesloten. Spraakorganen creëren een vernauwing, wat resulteert in een turbulente luchtstroom en een schurend geluid dat kan worden aangehouden.
* **Verdere indeling**: Op basis van fonatie (stemhebbend/stemloos) en articulatieplaats.
* **Opmerkingen**: De klanken [ʃ] en [ʒ] komen voornamelijk in leenwoorden voor. [s], [z], [ʃ], [ʒ] worden beschouwd als sibilanten (sisklanken). Fricatieven, samen met occlusieven, worden obstruenten genoemd.
#### 3.2.3 Nasalen
* **Vorming**: Luchttoevoer vanuit de longen; neusweg is open, mondholte is volledig afgesloten. De neus fungeert als extra resonantieholte. Altijd stemhebbend en kunnen worden aangehouden.
* **Verdere indeling**: Op basis van articulatieplaats.
* **Opmerkingen**: In het Nederlands zijn er geen stemloze nasalen. De primaire nasalen zijn [m], [n], en [ŋ]. Secundaire of marginale nasalen zoals [ɱ] en [ɲ/ñ] komen voor in leenwoorden of bij assimilatie.
### 3.3 Nederlandse consonanten: Kleinere klassen
Naast de hoofdklassen zijn er kleinere klassen van consonanten die, hoewel minder frequent, wel degelijk voorkomen.
#### 3.3.1 Affricaten
* **Vorming**: Een combinatie van een occlusief en een fricatief. De mond- en neusholte zijn eerst volledig afgesloten, waarna de luchtdruk relatief langzaam wordt opgeheven, wat leidt tot een plof gevolgd door frictie.
* **Opmerkingen**: In het Nederlands komen affricaten voornamelijk voor in leenwoorden, zoals [ts], [tʃ] en [dʒ].
#### 3.3.2 Semi-vocalen of approximanten
* **Vorming**: Het spraakkanaal is vernauwd, maar niet zo sterk als bij fricatieven, wat resulteert in lichte schuring. De neuskanaal is afgesloten en de klanken zijn altijd stemhebbend.
* **Opmerkingen**: Fonologisch worden ze vaak als consonanten beschouwd.
* [ʋ°] en [j] hebben één articulatieplaats. [ʋ°] wordt in het Noord-Nederlands aan het begin van een woord gebruikt.
* [ɥ°] en [w] hebben twee articulatieplaatsen (lippen en tong). [ɥ°] komt alleen voor bij fonologische regels tussen twee klinkers.
#### 3.3.3 Trilklanken
* **Vorming**: Eén articulator (tongpunt of huig) tikt herhaaldelijk tegen een andere articulator (apex tegen alveoolboog of huig tegen achterkant tong). De stemplooien trillen en de neusweg is afgesloten.
* **Opmerkingen**: In het Nederlands zijn er twee allofone varianten: [r] en [R]. De Franse en Engelse 'r' zijn geen trilklanken.
#### 3.3.4 Lateralen
* **Vorming**: Gedeeltelijke afsluiting in de mondholte, waardoor de luchtstroom langs de zijkanten kan ontsnappen. De neusweg is afgesloten en de klank kan worden aangehouden. Altijd stemhebbend.
* **Opmerking**: In het Nederlands is de enige laterale approximant [l].
### 3.4 Consonanten in andere talen
De vergelijking met Nederlandse consonanten belicht klanken die in andere talen voorkomen en andere combinaties van articulatieplaats en -wijze hanteren, of een andere bron of richting van luchtstroom gebruiken.
#### 3.4.1 Andere combinaties van plaats en wijze
Klanken die in het Nederlands ofwel de specifieke plaats, ofwel de specifieke wijze van articulatie hebben, maar niet beide, worden vaak door niet-moedertaalgebruikers vervormd.
* **Engels**:
* [θ] (stemloze tandfricatief) en [ð] (stemhebbende tandfricatief). De productie kan interdentaal of dentaal zijn.
* [ɹ] (approximant, lijkend op [j] of [w]).
* Geaspireerde stemloze occlusieven aan het woordbegin: [pʰ], [tʰ], [kʰ].
* **Spaans**:
* [θ] (bijvoorbeeld in 'cerveza'): een stemloze (inter)dentale fricatief.
* [β] (bijvoorbeeld in 'cerveza' of 'caballo'): een stemhebbende bilabiale fricatief.
* [ʎ] (bijvoorbeeld in 'caballo'): een palatale laterale approximant.
#### 3.4.2 Andere plaatsen van articulatie
Klanken met articulatieplaatsen die niet in het Nederlands voorkomen:
* **Retroflex**: Contact tussen tongpunt en de overgang van de tandkasboog naar het harde gehemelte. Diverse articulatiewijzen zijn hierbij mogelijk.
* **Faryngaal**: Vernauwing van de keelholte door spierspanning of de tongwortel. Komt voor bij fricatieven en approximanten.
* **Epiglottaal**: Vernauwing of afsluiting met het strotklepje.
#### 3.4.3 Andere wijzen van articulatie
Klanken met articulatiewijzen die niet in het Nederlands voorkomen:
* **Tap/flap**: Een enkele, korte tik van de tongpunt tegen de alveolen (vergelijkbaar met de Spaanse 'r').
* **Laterale fricatief**: Alveolaire afsluiting waarbij de lucht langs de zijkanten ontsnapt met duidelijke frictie. Een laterale flap lijkt op een combinatie van een [d] en een [l].
#### 3.4.4 Andere bron of richting van luchtstroom
Klanken waarbij de luchtstroom niet vanuit de longen komt of een andere richting heeft:
* **Ejectieven**: Niet-pulmonische, egressieve luchtstroom. Er is een dubbele afsluiting (lippen/tong en glottis) en een afgesloten neusweg. Het optrekken van de larynx veroorzaakt een drukverhoging, waarna de mondelinge occlusie wordt opgeheven met een plof, gevolgd door het vrijkomen van de glottale occlusie.
* **Implosieven**: Niet-pulmonisch en niet-egressief. Afsluiting van het spraakkanaal met tong/lippen en de neusweg. Het neerwaarts bewegen van de larynx veroorzaakt een drukverlaging, waarna de occlusie wordt opgeheven en lucht naar binnen wordt gezogen met een doffe klank.
* **Clicks**: Niet-pulmonisch en niet-egressief. Er is een afsluiting aan de voorkant (tong/lippen) en achterkant (tong en velum). Het neerwaarts bewegen van het tonglichaam creëert drukverlaging, waarna de occlusie wordt opgeheven en lucht naar binnen wordt gezogen met een klikgeluid.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Fonetiek | De studie van de productie, akoestiek en perceptie van spraakklanken. Het onderzoekt hoe spraakklanken worden gevormd door de articulatieorganen en hoe ze fysiek klinken. |
| Fonologie | De studie van de klanksystemen van talen en hoe klanken worden gebruikt om betekenis te onderscheiden. Het richt zich op de functionele aspecten van klanken binnen een specifiek taalsysteem. |
| Consonanten | Medeklinkers; spraakklanken die worden gevormd door een gedeeltelijke of volledige vernauwing of afsluiting van het spraakkanaal, waardoor de luchtstroom wordt belemmerd. |
| Articulatieplaats | De locatie in het spraakkanaal waar de vernauwing of afsluiting plaatsvindt om een klank te produceren, zoals de lippen, tanden, alveolaire boog of het zachte gehemelte. |
| Articulatiewijze | De mate waarin de luchtstroom wordt belemmerd in het spraakkanaal, wat resulteert in verschillende soorten klanken zoals occlusieven (volledige afsluiting), fricatieven (vernauwing met schuring) of nasalen (lucht via de neus). |
| Fonatie | Het proces van stemgeving door de trilling van de stembanden in het strottenhoofd. Dit onderscheidt stemhebbende klanken van stemloze klanken. |
| Pulmonische luchtstroom | Een luchtstroom voor spraakproductie die wordt aangeleverd vanuit de longen. Dit is de meest voorkomende bron van luchtstroom in menselijke talen. |
| Niet-pulmonische luchtstroom | Een luchtstroom voor spraakproductie die niet uit de longen komt, maar wordt gegenereerd door andere mechanismen, zoals in de mond- of keelholte (bijvoorbeeld ejectieven, implosieven, clicks). |
| Egressieve luchtstroom | De luchtstroom die wordt gebruikt tijdens het uitademen voor spraakproductie. Nederlandse medeklinkers worden voornamelijk met een egressieve luchtstroom geproduceerd. |
| Ingressieve luchtstroom | De luchtstroom die wordt gebruikt tijdens het inademen voor spraakproductie. Dit is zeldzaam in de meeste talen, maar komt voor bij bepaalde klanken in sommige talen. |
| Stemhebbende consonanten | Medeklinkers die worden geproduceerd met trillende stembanden, wat resulteert in hoorbare stemgeving. |
| Stemloze consonanten | Medeklinkers die worden geproduceerd zonder trilling van de stembanden, waardoor er geen stemgeving hoorbaar is. |
| Occlusieven | Medeklinkers die worden gevormd door een volledige afsluiting van het spraakkanaal, gevolgd door een plotselinge vrijlating van lucht, wat resulteert in een "plof"-geluid (ook wel plosieven of stops genoemd). |
| Fricatieven | Medeklinkers die worden gevormd door een vernauwing van het spraakkanaal, waardoor een turbulente luchtstroom ontstaat die schuring of wrijving veroorzaakt (ook wel wrijfklanken genoemd). |
| Nasalen | Medeklinkers die worden gevormd met een afgesloten mondholte, waarbij de luchtstroom volledig via de neusholte ontsnapt (ook wel neusklanken genoemd). |
| Affricaten | Medeklinkers die beginnen als een occlusief en eindigen als een fricatief op dezelfde plaats van articulatie, wat resulteert in een gecombineerde klank. |
| Semi-vocalen (approximanten) | Klanken die kenmerken hebben van zowel klinkers als medeklinkers. Ze worden gevormd met een relatief open spraakkanaal, zonder duidelijke vernauwing of afsluiting, en kunnen worden aangehouden. |
| Trilklanken (trillende klanken) | Klanken die worden geproduceerd door herhaalde, snelle tikken van een articulator (zoals de tongpunt) tegen een ander deel van het spraakkanaal, wat een vibrerend geluid veroorzaakt. |
| Lateralen | Medeklinkers die worden gevormd door een gedeeltelijke afsluiting in het midden van het spraakkanaal, waardoor de luchtstroom langs de zijkanten van de tong kan ontsnappen. |
| IPA (International Phonetic Alphabet) | Een fonetisch schrift dat is ontworpen om alle spraakklanken van menselijke talen zo nauwkeurig mogelijk weer te geven met unieke symbolen voor elke klank. |