Cover
立即免费开始 GePuPo_Hfdst06_VroegmodernPDF_251104_111018.pdf
Summary
# Bourgondische, Spaanse en Oostenrijkse Nederlanden
Dit onderwerp behandelt de periode van de Bourgondische hertogen tot aan de latere Spaanse en Oostenrijkse overheersing van de Nederlanden, inclusief de eenmaking, de scheuring en de bestuurlijke ontwikkelingen.
### 1.1 De Bourgondische hertogen (tot 1482)
De Bourgondische hertogen regeerden in Vlaanderen vanaf 1384 en hun gebieden werden aangeduid als de “Landen van Herwaarts-over”. Deze stonden tegenover de “landen van derwaarts-over”, bestaande uit het hertogdom Bourgondië en het vrijgraafschap Bourgondië. Ondanks pogingen tot eenmaking bleef dit een conglomeraat van territoria in een personele unie. De eenmaking werd bewerkstelligd via erfenis, huwelijk, koop, pand (patrimoniumgedachte) en militair ingrijpen, alsook door de aanvaarding van de vorst door de staten. Er vond een modernisering plaats van bestuur en recht, zowel binnen de aparte territoria (provincies/gewesten) als op centraal niveau, vaak naar Frans model en het vroegst in het graafschap Vlaanderen. Centralisatie-instellingen, zoals de Staten-Generaal, de Rekenkamer en het Parlement (later de Grote Raad van Mechelen), werden opgericht voor meerdere of alle gewesten [3](#page=3).
#### 1.1.1 Het Groot Privilege van Maria van Bourgondië
In 1477 was er een belangrijke, zij het tijdelijke, reactie tegen de centralisatie met het Groot Privilege van Maria van Bourgondië. Dit omvatte een algemeen privilege voor alle gewesten, naast specifieke privileges voor de verschillende gewesten [6](#page=6).
### 1.2 Keizer Karel V
Het rijk van Karel V omvatte meer dan enkel de Nederlanden en was eveneens gebaseerd op een personele unie met een patrimoniumgedachte. Er was een verdere publiekrechtelijke vastlegging van de eenmaking: met Frankrijk via de Vrede van Madrid en de Damesvrede en met het Heilige Roomse Rijk via de Transactie van Augsburg die de Bourgondische Kreits instelde. De Pragmatieke Sanctie zorgde ervoor dat de Nederlanden als geheel bleven behouden. De modernisering van het bestuur (infrabureaucratisering) en de centralisatie (infracollaterale raden) werden verder doorgezet [8](#page=8).
#### 1.2.1 De zeventien provinciën
De zeventien provinciën of gewesten vormden geen eenheid van “staten” of “raden”, maar waren vaak 17 feodale titels. Ze werden samengehouden door enkele centrale instellingen, ondanks het gebrek aan een aaneengesloten grondgebied, weinig gemeenschappelijk recht (veel verschillend gewoonterecht), meerdere talen en religieuze verschillen (zoals de opkomst van het lutheranisme). De stedelijke macht was echter gebroken, zij het tegen aanzienlijke financiële lasten [10](#page=10).
### 1.3 De scheuring van de Nederlanden (1568-1648)
#### 1.3.1 Oorzaken van de scheuring
De oorzaken van de scheuring waren divers: fiscale druk, religieuze intolerantie (leidend tot de Beeldenstorm), de afwezigheid van koning Filips II en zijn vertegenwoordiger, hertog van Alva, die nieuwe belastingen oplegde en criminele ordonnanties invoerde, wat resulteerde in de Raad van Beroerten [13](#page=13).
#### 1.3.2 "Grondwetten" in de Noordelijke Nederlanden
Publiekrechtelijke verankering van de scheuring gebeurde via de Pacificatie van Gent de Unie van Utrecht het Plakkaat van Verlatinge het Twaalfjarig Bestand en de Vrede van Münster [14](#page=14) .
##### 1.3.2.1 De Pacificatie van Gent .
Deze pacificatie omvatte onder meer de intrekking van de ketterijplakkaten en de criminele ordonnanties [15](#page=15).
##### 1.3.2.2 De Unie van Utrecht .
De Unie van Utrecht legde afspraken vast tussen (ook Zuidelijke) gewesten om zich tegen de vorst te verzetten. Dit stond tegenover de katholieke gewesten Artesië en Henegouwen, die de Unie van Atrecht vormden [15](#page=15).
##### 1.3.2.3 Het Plakkaat van Verlatinge/Akte van Afzwering .
Dit document paste in de praktijk de Calvinistische “monarchomachen” toe, wat neerkwam op het afzweren van de vorst of het vestigen van een republiek. Het steunde op feodaal weerstandsrecht, bijbel, natuurrecht en “ius gentium”, aangevuld met positief recht zoals de eed (Blijde Inkomst) [15](#page=15).
##### 1.3.2.4 Twaalfjarig Bestand .
Dit bestand werd gesloten volgens het principe van “uti possidetis” [17](#page=17).
##### 1.3.2.5 Verdrag van Münster (Westfalen) .
Dit verdrag zorgde voor internationale erkenning en de definitieve vastlegging van de noordgrens [17](#page=17).
#### 1.3.3 Confederale Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
De Noordelijke Nederlanden vormden tot 1795 een confederale republiek. Dit was de Republiek der (zeven) Verenigde Nederlanden, bestaande uit Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland, Groningen, Overijssel en Gelderland-Zutphen. Er was een permanente Staten-Generaal die gezamenlijk verantwoordelijk was voor defensie, buitenlandse zaken, buitenlandse handel en de “generaliteitslanden”. De stadhouders uit het huis Oranje speelden hierin een belangrijke rol [18](#page=18).
### 1.4 Albrecht en Isabella: het tijdperk van de aartshertogen (1598-1621)
Deze periode wordt gekenmerkt door een quasi-soevereiniteit in de Zuidelijke Nederlanden. Voor en na hun bewind was de vorst niet in de Nederlanden aanwezig, waardoor een landvoogd werd aangesteld. Spanje richtte het “Consejo de Flandes” op in 1588 [19](#page=19).
Tijdens het bewind van Albrecht en Isabella (1598-1621) waren er positieve ontwikkelingen, waaronder militaire rust (Vrede van Vervins, Vrede van Londen, Twaalfjarig Bestand). Er was geen “consejo”, geen landvoogd en geen gevolmachtigd minister, enkel een ambassadeur. Er was eigen wetgeving, rechtspraak en bestuur, althans formeel. Verder waren er veel graties, homologaties en propagandadiensten via kunst, cultuur en de Contrareformatie [19](#page=19).
#### 1.4.1 Voorwaarden van de soevereiniteit
Ondanks deze schijn van soevereiniteit, waren er talrijke voorwaarden aan verbonden in de Akte van Afstand: geen koningskroon, opvolging via kinderen met terugkeer bij kinderloosheid, eeuwig bondgenootschap met Spanje, geen handel met de Nieuwe Wereld, en Spaanse garnizoenen onder Spaans bevel. De conclusie is dat het ging om een schijnsoevereiniteit, met name niet op militair vlak, voor buitenlands beleid of voor echte staatszaken [21](#page=21).
### 1.5 De latere Spaanse en Oostenrijkse periode in de Zuidelijke Nederlanden
#### 1.5.1 Territoriale veranderingen
De noordgrens bleef ongewijzigd (officieel vanaf 1648). De zuidgrens onderging talrijke veranderingen door veroveringsoorlogen van Lodewijk XIV, waaronder de Spaanse Successieoorlog (1700-1713). Na deze oorlog kreeg de Franse pretendent Filips V Spanje, terwijl de Oostenrijkse Habsburgers de Zuidelijke Nederlanden verkregen via verschillende (bilaterale) vredesverdragen, zoals het Verdrag van Utrecht [22](#page=22).
#### 1.5.2 Wetgeving, rechtspraak en bestuur
Deze periode was zeer conservatief, met een landvoogd en, vanaf de Oostenrijkse periode, ook een gevolmachtigd minister [22](#page=22).
##### 1.5.2.1 De Oostenrijkse periode (1713/1714-1795)
Onder de Katholieke/Oostenrijkse Habsburgers (Maria-Theresia, Jozef II) verminderde de rol van de landvoogd ten gunste van de gevolmachtigd minister. Er vonden gerechtelijke en administratieve hervormingen plaats onder Maria-Theresia en Jozef II, wat leidde tot de Brabantse omwenteling in 1789 [24](#page=24).
---
# De uitbouw van de staatsmacht en absolutisme
Dit deel behandelt de theoretische fundamenten van het absolutisme, de praktische realisatie ervan door het inperken van middeleeuwse machtsstructuren, en de invloed van het verlicht absolutisme en natuurrecht [25](#page=25) [26](#page=26).
### 2.1 De theoretische onderbouwing van het absolutisme
Het absolutisme, waarbij de hoogste macht bij één persoon berust, vond zijn voedingsbodem in het concept van soevereiniteit. Dit betekende dat controlerende machten verdwenen en constitutionalisme en parlementarisme werden beknot. Het fenomeen deed zich voor in onder andere Frankrijk, Spanje en staten binnen het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie. De macht van de vorst werd als "absoluut" beschouwd, hetgeen inhield dat deze ongebonden en ongelimiteerd was op diverse vlakken [28](#page=28):
* geen goddelijke gebondenheid
* niet gebonden door het recht (princeps legibus absolutus est) [28](#page=28).
* niet gebonden via een feodaal contract (rex imperator in regno suo) [28](#page=28).
* niet gebonden aan volksvertegenwoordiging (geen parlementarisme) [28](#page=28).
* niet gebonden aan ministers, die slechts als adviseurs werden beschouwd [28](#page=28).
De theoretische onderbouwing van het absolutisme kent twee hoofdbestanddelen: de morele component (vorstenspiegel) en de politiek-rechtsfilosofische component [27](#page=27).
#### 2.1.1 De morele component: de vorstenspiegel
De vorstenspiegel (speculum principum) behelsde een morele leidraad voor de vorst, beïnvloed door de kerk (geschriften van kerkvaders) en de oudheid (levensbeschrijvingen van keizers). Een voorbeeld hiervan is Erasmus' "Institutio principis christiani". Deze vorstenspiegels waren echter een literair genre en legden de nadruk op de cultus van deugden zoals gematigdheid en voorzichtigheid, religie, moraal en cultuur, met voorbeelden uit de bijbel, oudheid en nationale geschiedenis. Er was weinig aandacht voor recht of concrete juridische adviezen, en de daadwerkelijke invloed ervan is niet bewezen. Een bekende uitspraak uit de Policraticus, IV, 6 luidt: “rex illiteratus est quasi asinus coronatus” (een ongeletterde koning is als een gekroonde ezel), wat het belang van wijsheid voor de vorstelijke macht benadrukt [29](#page=29).
#### 2.1.2 De politiek-rechtsfilosofische component
De politiek-rechtsfilosofische component werd gevormd door denkers als Niccolò Machiavelli en Jean Bodin [27](#page=27).
##### 2.1.2.1 Niccolò Machiavelli (1469-1527)
Machiavelli, een Florentijns diplomaat en schrijver, schreef in "Il Principe" (met Cesare Borgia als voorbeeld) een werk dat soms als een parodie op de vorstenspiegel wordt gezien. De kern van zijn betoog is dat het doel de middelen heiligt, met als goede einddoelen voor de vorst het algemeen belang en staatsbehoud. Hij stelde vast dat alles om macht draait en dat er mistoestanden bestaan. Om zijn doelen te bereiken, moest de heerser gebruikmaken van zowel wetten als wapens. Machiavelli stelde dat een heerser moet leren om niet goed te zijn en dit vermogen moet toepassen naar gelang de omstandigheden hem daartoe dwingen. Geweld dat wordt gebruikt om te vernietigen is veroordeeld, maar geweld dat wordt gebruikt om op te bouwen, niet [30](#page=30) [31](#page=31).
##### 2.1.2.2 Jean Bodin (1529-1596)
Jean Bodin, adviseur van de Franse vorst, publiceerde "Les six livres de la république" tijdens de Hugenotenstrijd. Gedreven door vrees voor anarchie, definieerde hij soevereiniteit als "superioritas: limitata in puissance, ni en charge, ni à certain temps". De belangrijkste elementen van deze soevereiniteit waren [32](#page=32):
1. Wetgeving
2. Oorlog en vrede
3. Benoemen en ontslaan
4. Vonnissen hervormen
5. Gratie verlenen
6. Honneurs ontvangen
7. Muntrecht
8. Ijkrecht
9. Belastingen heffen
### 2.2 Het absolutisme in de praktijk
Het absolutisme manifesteerde zich in de praktijk voornamelijk in Frankrijk en de Zuidelijke Nederlanden. Dit ging gepaard met uitingen van absolutisme, de inperking van laatmiddeleeuwse machtstemperingen, en het voortbestaan van enkele machtsbeperkingen [35](#page=35).
#### 2.2.1 Uitingen van het absolutisme
De uitingen van absolutisme omvatten onder meer [36](#page=36):
* Het niet (vaak) samenroepen van de Staten-Generaal [36](#page=36).
* Het niet bevestigen, uitbreiden of respecteren van constituties [36](#page=36).
* Een stijging van wetgeving *motu proprio* (uit eigen beweging), wat leidde tot rechtseenmaking door het aanpassen of afschaffen van "slechte costumen" en uiteindelijk alle costumen. De *raison d'état* ging hierbij voor op *ius ordinarium* [36](#page=36).
* Centralisatie van gerechtelijke en bestuurlijke instellingen [36](#page=36).
* Het opbouwen van een sterk leger [36](#page=36).
* Het binden van wetenschappers via academies [36](#page=36).
* Propaganda, zoals de "roi soleil" (zonnekoning) en "divinité visible" (zichtbare godheid) [36](#page=36).
* Binding met de kerk, zoals het Gallicanisme in Frankrijk en de *ecclesia belgica* [36](#page=36).
#### 2.2.2 Inperking van laatmiddeleeuwse machtstemperingen
De laatmiddeleeuwse machtstemperingen, zowel op parlementair als constitutioneel vlak, werden beperkt [38](#page=38) [40](#page=40).
##### 2.2.2.1 Parlementarisme
De Staten-Generaal kwamen bijna niet meer samen. Gewestelijke staten (zoals Staten van Vlaanderen of Brabant) beperkten hun rol tot financiële administratie (beden) en soms openbare werken. De vorst greep in bij de samenstelling van deze staten, bijvoorbeeld door bisschoppen te benoemen. De "noblesse de (longue) robe" verving de zwakke "noblesse d'épée", al bleef dit buiten de samenstelling van de Staten. De vorstelijke inmenging bij benoemingen in steden nam toe. Door territoriumwijzigingen en het verlies van bepaalde steden en gebieden, verloren de gewestelijke staten aan invloed [38](#page=38).
##### 2.2.2.2 Constitutionalisme
Het constitutionele karakter werd aangetast door de bevriezing van de Blijde Inkomst in Brabant. Voor Vlaanderen bestonden er geen specifieke constitutionele teksten (verwijzing naar 1790). Stadsprivileges gingen verloren, zoals de Concessio Carolina in Gent. In het strafrecht werd de maxime "iura regis mors est" (het recht van de koning is de dood) toegepast, met gebruik van *lettres de cachet* en uitzonderingsrechtbanken zoals de Raad van Beroerten [40](#page=40).
##### 2.2.2.3 Feitelijke beperkingen
Potentiële tegenstanders van de vorst werden uitgeschakeld [41](#page=41).
* **Steden:** Sloop van vestingmuren, dwangburchten, en het plaatsen van garnizoenen [41](#page=41).
* **Adel:** Militaire rol verminderde, opkomst van nieuwe ambtsadel, en hofverleidingen [41](#page=41).
* **Kerk:** De kerk werd een verdediger van het staatsgeloof (anglicanisme, gallicanisme) en de staatskerk. Censuur door zowel kerkelijke als vorstelijke overheid (index) werd ingesteld. Een verplicht vorstelijk "placet" was vereist voor disciplinaire kerkelijke wetten, en het "recursus ad principem" (beroep op de vorst) werd toegepast [41](#page=41).
#### 2.2.3 Voortbestaande machtsbeperkingen
Ondanks de absolutistische tendensen bleven er echter beperkingen bestaan aan de soevereiniteit en het vorstelijk absolutisme [42](#page=42).
##### 2.2.3.1 Parlementarisme en Regionalisme
Er bleef enig parlementarisme bestaan, zoals in Frankrijk met het onderscheid tussen *pays d’élection* en *pays d’états*. Het constitutionalisme manifesteerde zich via regionalisme, wat bleek uit de titulatuur van de vorst, eigen gewestelijke instellingen (provinciale staten, provinciale justitieraden), de Soevereine Raad van Brabant, het principe van niet-extraditie uit Brabant, en het remonstrantierecht van de parlementen (Frankrijk) en justitieraden (Zuidelijke Nederlanden) [42](#page=42).
##### 2.2.3.2 Feitelijke Beperkingen
Feitelijke beperkingen waren onder meer de afstand tussen centrum en periferie, de financiële toestand (oorlog, hofhouding, slechte administratie), en de gevolgen van intolerantie die kon leiden tot emigratie [42](#page=42).
### 2.3 Het verlicht absolutisme en het natuurrecht
Het verlicht absolutisme, dat zich ontwikkelde in de 18e eeuw, kenmerkte zich door monarchale heersers die vrijwillig hun machtsaanspraken beperkten op basis van de rede. Dit hield in dat zij een aantal constitutionele afspraken en natuurlijke vrijheden erkenden, met als doel algemene welvaart. Het motto was "tout pour le peuple, rien par le peuple" (alles voor het volk, niets door het volk) of "the greatest happiness for the greatest number". Deze beweging kadert binnen de Verlichting (Siècle des Lumières, Aufklärung, Enlightenment) [44](#page=44).
#### 2.3.1 Cultureel-wetenschappelijke en juridische elementen van de Verlichting
Cultureel-wetenschappelijk werd de Verlichting gekenmerkt door de "Encyclopédie", loges en denkers als Voltaire met zijn "traité de la tolérance". Juridisch vond dit zijn uitwerking in het natuurrecht of *Vernunftrecht* [45](#page=45) [46](#page=46).
##### 2.3.1.1 Basisgedachte van het Vernunftrecht
De basisgedachte van het *Vernunftrecht* was dat recht de ideale maatschappij kon creëren. De rede leidde tot universele basisrechten, in tegenstelling tot willekeurig wettenrecht, geopenbaarde teksten of het vastgeroeste Romeinse recht. Het recht werd rationeel opgebouwd (deductief) met de ontwikkeling van rechtstakken, schema's en tabellen [47](#page=47).
##### 2.3.1.2 Belangrijkste vertegenwoordigers van het Vernunftrecht
Belangrijke vertegenwoordigers van het *Vernunftrecht* waren:
* **Republiek der Verenigde Nederlanden:** Hugo De Groot (1583-1645), bekend van "De mare liberum" en "De jure belli ac pacis", die algemene principes voor staatsrelaties formuleerde, los van politieke, religieuze en economische overwegingen, en grondlegger was van het volkenrecht [48](#page=48).
* **Heilig Roomse Rijk der Duitse Natie:** Samuel Pufendorf (1632-1694), Christian Wolff (1679-1754) en Christian Thomasius (1655-1728), die wegbeleiders waren van de Centraal-Europese codificaties. Zij stelden dat recht een gesloten systeem was waarbij juridische uitspraken perfect wiskundig uit hoogste basisnormen konden worden afgeleid [48](#page=48).
* **Frankrijk:** Jean Domat (1625-1696), auteur van "Les loix civiles dans leur ordre naturel", wat grote invloed had op de Code civil [48](#page=48).
##### 2.3.1.3 Publiekrechtelijke uitwerking van het Vernunftrecht
De publiekrechtelijke uitwerking van het *Vernunftrecht* omvatte [50](#page=50):
* Fundamentele mensenrechten.
* Humanisering van het strafrecht, mede door Cesare Beccaria [50](#page=50).
* De verschuiving van de staatsfunctie van patrimonium (kroondomein) naar staatsdomein [50](#page=50).
* Het doorknippen van de band tussen Kerk en Staat, met laïcisering van het huwelijk, registers van de Burgerlijke Stand, staatsscholen, tolerantie-edicten, en de afschaffing van niet-nuttige kloosterorden [50](#page=50).
* Rationalisering van instellingen (gerecht en bestuur) en codificaties [50](#page=50).
#### 2.3.2 Jozef II in de Zuidelijke Nederlanden
Keizer Jozef II voerde in de Zuidelijke Nederlanden administratieve en gerechtelijke hervormingen door, waaronder de afschaffing van "onnodige" kloosters. Dit leidde tot reacties van alle staten, met name Brabant, wat resulteerde in de "Brabantse omwenteling" en de onafhankelijkheidsverklaring. De basis hiervoor werd gevormd door de Blijde Inkomst (voor Brabant), stadsprivileges en vredesverdragen. De evaluatie hiervan laat de vraag open of het redelijkheid of egoïsme betrof [52](#page=52).
---
# De evolutie van het recht
Dit onderwerp onderzoekt de verschriftelijking en eenmaking van het recht, evenals de humanisering van het strafrecht, met aandacht voor codificatie, homologatie en de invloed van het natuurrecht [56](#page=56).
### 3.1 Verschriftelijking van het recht
Verschriftelijking is een centraal thema in de evolutie van het recht in de Vroegmoderne Tijd, zowel de facto als de iure. Het omvat de stijgende rol van wetgeving en de verschriftelijking van de rechtspraak en rechtsleer [57](#page=57) [59](#page=59) [61](#page=61).
#### 3.1.1 Verschriftelijking de facto
De facto verschriftelijking werd beïnvloed door het humanisme en de renaissance, wat zich uitte in de handtekening in plaats van zegeling, het gebruik van papier in plaats van perkament, en de opkomst van de boekdrukkunst. Uitingen hiervan waren de registratie en archivering door de overheid (hoewel niet altijd verplicht), evenals de invoering van wijk- en landboeken en parochieregisters [57](#page=57).
#### 3.1.2 Verschriftelijking de iure
De iure verschriftelijking had betrekking op formele rechtsbronnen, kenbronnen en bewijsmiddelen. Dit was zichtbaar in de optekening van plakkaten, costumen, en de ontwikkeling van het notariaat en tabellionaat. De romano-canoniek procedure, met zijn nadruk op geschreven processtukken, was eveneens een uiting van deze verschriftelijking [59](#page=59).
#### 3.1.3 Verschriftelijking van de formele rechtsbronnen
De wetgevende rol nam toe, met een grotere frequentie van motuproprio-beslissingen door de vorst, hoewel de terminologie van deze wetgevende akten (edict, decreet, ordonnantie, plakkaat, etc.) nog onvast was. Er was een toenemende focus op privaatrechtelijke kwesties zoals discussies, verjaring en procedures. Grote ordonnanties, zoals die van Lodewijk XIV en d’Aguesseau in Frankrijk, en het 'Eeuwig Edict' in de Nederlanden, markeerden deze ontwikkeling, hoewel het 'Eeuwig Edict' minder omvangrijk was dan zijn faam deed vermoeden. Het recht werd ook meer nationaal georiënteerd door de stijgende rol van het ius proprium [61](#page=61).
#### 3.1.4 Verschriftelijking van de rechtspraak
De romano-canoniek procedure bevorderde de verschriftelijking van de rechtspraak. Procureurs, griffiers, notarissen en gerechtsdeurwaarders speelden een belangrijke rol in dit proces. Procedures in scriptis werden gangbaar, met het oog op mogelijke beroepsprocedures. Verplichte consultatie van rechtsgeleerden en de "communicatie" of publicatie van getuigenverhoren droegen verder bij aan de schriftelijke vastlegging. Ook het drukken van rechtspraakverzamelingen werd belangrijker [61](#page=61).
#### 3.1.5 Ontwikkeling van de rechtsleer
De invloed van de boekdrukkunst zorgde voor een bredere verspreiding en ontwikkeling van de rechtsleer [61](#page=61).
#### 3.1.6 Codificatie en homologatie van de costumen
Codificatie en homologatie van het gewoonterecht waren belangrijke stappen in de verschriftelijking [61](#page=61).
* **Codificatie**: het optekenen van het gewoonterecht [63](#page=63).
* **Homologatie**: het geven van wettelijke kracht aan de opgetekende costumen [63](#page=63).
Oorzaken voor de behoefte aan codificatie waren de moeilijkheid en de kosten van het bewijzen van gewoonte (bv. via TURBE), de versnipperdheid, het gebrek aan wetenschappelijke uniformiteit en het ontbreken van een duidelijke machtsgreep. Diverse bevelen in Frankrijk (vanaf 1454) en de Nederlanden (vanaf Karel V in 1531, met verdere ontwikkelingen in 1567, 1570, 1611) stimuleerden dit proces. Het resultaat was verhoogde rechtszekerheid en eenmaking van het recht op verschillende niveaus, van dorp tot gewest [63](#page=63).
**Voorbeeld:** Het decretement van Gent. Dit bevatte een authentiek uittreksel (later een druk) van de costumen, die kracht van wet kregen voor de stad en het schependom van Gent. Het bepaalde dat deze costumen bewezen konden worden door een authentiek extract, zonder verdere bewijslevering. Wat niet in de costumen stond, bleef onderworpen aan het gemeen geschreven recht. De interpretatie, wijziging, amplificatie en restrictie van deze artikelen werd voorbehouden aan de graaf en gravinnen van Vlaanderen [63](#page=63) [65](#page=65) [66](#page=66).
> **Tip:** Let op de terminologie: codificatie verwijst naar het vastleggen, homologatie naar het bekrachtigen van de opgetekende gewoonte.
### 3.2 Eenmaking van het recht
Eenmaking van het recht was eerder een gevolg dan een expliciet doel van de juridische ontwikkelingen in deze periode. Dit gebeurde via verschillende formele rechtsbronnen [67](#page=67).
* **Wet en Costume**: door het invoeren van dezelfde of vergelijkbare wetgeving en costumen [67](#page=67).
* **Rechtspraak**: de rol van hogere rechtbanken en de publicatie van rechtspraakverzamelingen droegen bij aan een uniformere rechtspraak [67](#page=67).
* **Rechtsleer**: de invloed van het ius civile op het ius proprium, geïllustreerd door werken van Zypaeus, Grotius en Pothier, bevorderde de eenheid in de rechtsgeleerdheid [67](#page=67).
### 3.3 Humanisering van het strafrecht
De evolutie van het strafrecht kende een duidelijke tweedeling tussen het inhumane strafrecht en de humanisering ervan [68](#page=68).
#### 3.3.1 Inhumane strafrecht
Het strafrecht in de late Middeleeuwen en vroege Nieuwe Tijd werd gekenmerkt door wreedheid, met het gebruik van tortuur, schand-, lijf- en doodstraffen. Dit was het toppunt van een systeem dat door diverse factoren werd gevoed [68](#page=68):
* **Absolutisme**: vervolging als middel tot machtsuitoefening (bv. de Bloedraad) [68](#page=68).
* **Geleerd recht**: de invloed van het Romeinse recht met zijn "libri terribiles" en specifieke bewijsregels [68](#page=68).
* **Renaissance**: de link tussen gerechtigheidstaferelen, demonologie en verhalen die de gruwelijkheid van straffen rechtvaardigden [68](#page=68).
* **Sociologisch**: de bevestiging van sociale breuken en rivaliteiten [68](#page=68).
* **Psychologisch**: een mogelijke lagere waardering van het menselijk leven [68](#page=68).
* **Institutioneel**: de venaliteit (verkoopbaarheid) van lagere ambten in de rechtspraak [68](#page=68).
* **Juridisch**: het ontbreken van beroepsmogelijkheden in strafzaken, het gebrek aan motivering van vonnissen en het ontbreken van erkenning van mensenrechten [68](#page=68).
De criminele ordonnanties van Filips II (door Alva, 1570-1576) waren een poging tot codificatie die ondanks verzet, de inquisitoire procedure in het strafrecht betonneren [68](#page=68).
#### 3.3.2 Humanisering
De humanisering van het strafrecht werd sterk beïnvloed door de ideeën van Cesare Beccaria in zijn werk "Over misdaden en straffen". Zijn ideeën, geworteld in de Rede van de Verlichting, pleitten voor [70](#page=70):
* Gelijke toepassing van straffen voor iedereen [70](#page=70).
* Proportionaliteit van straf ten opzichte van het misdrijf [70](#page=70).
* Het principe "nulla poena sine lege" (geen straf zonder wet) [70](#page=70).
* Afschaffing van de doodstraf [70](#page=70).
* Afschaffing van wettelijke bewijzen en tortuur [70](#page=70).
Deze ideeën vonden politieke weerklank, onder meer bij de Habsburgers. In de Zuidelijke Nederlanden had Goswin Defontaine, lid van de Geheime Raad, een belangrijke invloed in deze richting, met name via de justitieraden onder Maria-Theresia en Jozef II [70](#page=70).
> **Tip:** De werken van Beccaria worden gezien als een mijlpaal in de geschiedenis van het strafrecht en de mensenrechten. Ze legden de basis voor modernere strafrechtsystemen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Soevereine nationale staat | Een staat die wordt gekenmerkt door een centrale overheid met absolute en onbeperkte macht binnen zijn territorium, zonder externe inmenging of interne beperkingen door andere machtsinstanties. |
| Personele unie | Een staatkundige toestand waarbij twee of meer afzonderlijke staten dezelfde monarch delen, maar hun eigen instellingen en wetgeving behouden. |
| Conglomeraat van territoria (Compositestate) | Een staat die is samengesteld uit verschillende, vaak historisch gegroeide, gebieden die door erfenis, huwelijk, koop of pand bij elkaar zijn gevoegd, en die hun eigen identiteit en bestuur behouden. |
| Centralisatie | Het proces waarbij de macht en de besluitvorming zich concentreren bij een centraal gezag, vaak ten koste van regionale of lokale autonomie. |
| Staten-Generaal | Een vergadering van vertegenwoordigers van de verschillende gewesten of standen van een land, die vaak geraadpleegd werd over financiële en politieke aangelegenheden. |
| Rekenkamer | Een instelling die belast is met het toezicht op de staatsfinanciën en de controle op de uitgaven en inkomsten van de overheid. |
| Parlement en Grote Raad van Mechelen | Hogere gerechtelijke en administratieve instellingen die belast waren met de rechtspraak en het bestuur over meerdere gewesten, en die probeerden de eenheid te bewaren. |
| Groot Privilege | Een document dat in 1477 door Maria van Bourgondië werd verleend aan de gewesten, als reactie op de centralisatiepolitiek van haar vader, en dat de rechten en vrijheden van de gewesten garandeerde. |
| Pragmatieke Sanctie | Een keizerlijk of koninklijk besluit dat de erfopvolging regelt binnen een dynastie en de onverdeeldheid van de erflanden vastlegt. |
| Commissie | Een groep personen die is aangesteld om een specifieke taak uit te voeren of een bepaald vraagstuk te onderzoeken. |
| Beeldenstorm | Een periode van massavernietiging van religieuze kunstwerken en beelden, vaak ingegeven door religieuze en sociale onrust, zoals die plaatsvond in de Nederlanden in de 16e eeuw. |
| Raad van Beroerten | Een speciale rechtbank, ingesteld door de Hertog van Alva in 1567, die werd belast met het berechten van degenen die betrokken waren bij de opstand tegen het Spaanse gezag in de Nederlanden. |
| Pacificatie van Gent | Een overeenkomst, gesloten in 1576, tussen de noordelijke en zuidelijke Nederlanden om de Spaanse overheersing te bestrijden en religieuze vrede te bewerkstelligen. |
| Unie van Utrecht | Een bondgenootschap, gesloten in 1579, tussen de noordelijke Nederlandse gewesten dat de basis vormde voor de latere Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. |
| Plakkaat van Verlatinge (Akte van Afzwering) | Een document uit 1581 waarin de Staten-Generaal van de opstandige Nederlandse gewesten Filips II afzwoeren als hun vorst, wat de basis legde voor onafhankelijkheid. |
| Twaalfjarig Bestand | Een wapenstilstand, gesloten in 1609, tussen de Spaanse kroon en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, die de wapenstilstand gedurende twaalf jaar garandeerde. |
| Verdrag van Münster (Westfalen) | Een reeks vredesverdragen die in 1648 werden gesloten en de Tachtigjarige Oorlog tussen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en Spanje officieel beëindigden, evenals de Dertigjarige Oorlog. |
| Confederale Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden | Een staat die bestond uit zeven semi-autonome gewesten die een nauwe samenwerking aangingen op het gebied van defensie, buitenlandse zaken en handel. |
| Stadhouders | De hoogste magistraat in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, die oorspronkelijk werd aangesteld door de Staten en vaak een belangrijke politieke en militaire rol speelde. |
| Quasi-soevereiniteit | Een vorm van souvereiniteit die weliswaar de schijn van onafhankelijkheid heeft, maar in werkelijkheid beperkt wordt door afhankelijkheid van een andere machthebber. |
| Spaanse Successieoorlog | Een Europese oorlog die werd uitgevochten van 1701 tot 1713-1714, over de opvolging van de kinderloze Karel II van Spanje, wat leidde tot het overdragen van de Zuidelijke Nederlanden aan de Oostenrijkse Habsburgers. |
| Absolutisme | Een staatsvorm waarin de vorst absolute en onbeperkte macht bezit, niet gebonden aan wetten, parlement of andere instellingen. |
| Vorstenspiegel | Een literair genre uit de middeleeuwen en renaissance dat adviezen gaf aan vorsten over hoe zij zich moesten gedragen om een goede heerser te zijn, vaak met een morele en religieuze insteek. |
| Niccolò Machiavelli | Een Italiaanse filosoof en politicus uit de Renaissance, bekend van zijn werk "Il Principe", waarin hij analyseerde hoe macht wordt verworven en behouden, vaak met pragmatische en soms meedogenloze middelen. |
| Jean Bodin | Een Franse politiek filosoof uit de 16e eeuw, bekend van zijn werk "Les Six Livres de la République", waarin hij het concept van soevereiniteit nader definieerde als de hoogste en permanente macht in een republiek. |
| Verlicht absolutisme | Een vorm van absolutisme waarin de monarch, geïnspireerd door de Verlichting, hervormingen doorvoerde om de algemene welvaart te bevorderen, maar de absolute macht behield. |
| Natuurrecht (Vernunftrecht) | Een filosofische stroming die stelt dat er universele rechtsprincipes bestaan die voortkomen uit de rede en de menselijke natuur, en die onafhankelijk zijn van positieve wetten. |
| Codificatie | Het systematisch vastleggen van wetten en rechtsregels in een samenhangend wetboek, met als doel rechtszekerheid en eenmaking van het recht te bewerkstelligen. |
| Homologatie | De officiële goedkeuring en bekrachtiging van een wet, verdrag of gewoonte door een hogere autoriteit, waardoor deze de kracht van wet krijgt. |
| Humanisering van het strafrecht | Het proces waarbij het strafrecht milder en humaner wordt, met nadruk op de bescherming van de rechten van verdachten en veroordeelden, en het afschaffen van wrede straffen. |
| Inquisitoire procedure | Een strafprocedure waarbij de rechter actief betrokken is bij het onderzoek naar de feiten en het verzamelen van bewijsmateriaal, in tegenstelling tot een meer accusatoire procedure. |
| Cesare Beccaria | Een Italiaanse jurist en filosoof uit de 18e eeuw, wiens werk "Dei delitti e delle pene" (Over misdaden en straffen) een grote invloed had op de ontwikkeling van het humanere strafrecht, door het pleiten voor gelijkheid, proportionaliteit en het afschaffen van marteling. |
| Volksrecht (ius proprium) | Het recht dat specifiek geldt voor een bepaald volk of gewest, in tegenstelling tot het Romeins recht of ander universeel recht. |