Cover
立即免费开始 ppt sociale geschiedenis - eerste lijn (1).pptx
Summary
# Evolutie van de sociale zekerheid in België
De Belgische sociale zekerheid heeft een lange en complexe geschiedenis, die gekenmerkt wordt door de evolutie van de nachtwakersstaat naar de verzorgingsstaat en uiteindelijk de sociale welvaartstaat, als reactie op maatschappelijke en economische veranderingen.
### 1.1 De nachtwakersstaat (19e eeuw)
De nachtwakersstaat, kenmerkend voor de 19e eeuw, streefde naar maximale autonomie voor de burgers, zowel op persoonlijk als op economisch vlak. De rol van de staat was beperkt tot het garanderen van veiligheid en bescherming, zoals door de politie en het leger, zonder actief in te grijpen in het maatschappelijke weefsel. Individuele zelfontplooiing was het voornaamste doel.
### 1.2 De verzorgingsstaat en sociale welvaartstaat (20e eeuw)
Vanaf de 20e eeuw ging het vertrouwen in het zelfregulerend vermogen van de markt verloren. De staat nam een steeds actievere rol op zich in het nastreven van sociale en economische doelen, met een toenemende zorg voor het welzijn en de welvaart van het volk. Deze verschuiving werd gedreven door de opkomst van de arbeidersbeweging, die via politieke macht, waaronder het stemrecht, bescherming afdwong tegen de gevolgen van het vrije economische verkeer. Dit leidde tot een evolutie naar wat ook wel de reguleringsstaat genoemd wordt, waarbij de overheid steeds meer ingrijpt in diverse facetten van het leven, waaronder economie, arbeid, onderwijs, cultuur, milieu en ethische vraagstukken.
### 1.3 De industriële revolutie en de sociale ellende
De industriële revolutie in de 19e eeuw bracht technologische vooruitgang met zich mee, zoals de stoommachine. Dit leidde echter tot een concentratie van economische en politieke macht bij een kleine groep kapitaalkrachtigen, de burgerij. Voor de gewone man resulteerde dit in sociale en economische achteruitgang, waarbij enkel arbeid kon worden verhuurd, wat leidde tot uitbuiting. De slechte leef- en werkomstandigheden in de steden en industriële centra, gecombineerd met landbouwcrisissen, creëerden een sfeer van sociale ellende en onzekerheid.
#### 1.3.1 Eerste vormen van solidariteit en bescherming
Als overlevingsstrategie ontstond de liefdadigheid. Ook kwamen de eerste vormen van solidariteit onder arbeiders tot stand, met name via de oprichting van Maatschappijen van Onderlinge Bijstand (mutualiteiten) om een spaarpotje aan te leggen. Deze initiatieven, aanvankelijk verboden, werden vanaf 1851 wettelijk toegestaan en evolueerden van christelijk-neutrale naar socialistische coöperatieven. Een uitzondering op de algemene onbescherming vormden ambtenaren, die recht hadden op een rustpensioen en weduwen- en wezenuitkeringen. De overheid richtte hiervoor de 'Algemene Lijfrentekas' op, waar enkel de werknemers bijdroegen.
#### 1.3.2 Opstand en de eerste sociale wetten
De economische crisis van 1870-1880 en de gewelddadige arbeidersopstand in Wallonië in 1886 dwongen tot verandering. De oprichting van de Commissie van den Arbeid leidde tot de eerste sociale wetten, gericht op kinderarbeid, het verbod op uitbetaling in natura en beperkte arbeidsdagen voor kinderen. De invoering van algemeen meervoudig stemrecht voor mannen in 1893 en de encycliek *Rerum Novarum* in 1891, die de organisatie van arbeiders rechtvaardigde, stimuleerden de opkomst van de christelijke arbeidersbeweging. De overheid subsidieerde aanvankelijk vrije initiatieven voor sociale risicobescherming, wat resulteerde in de verplichte arbeidsongevallenverzekering in 1903 en de oprichting van werkloosheidskassen door vakbonden.
### 1.4 Verandering na de Eerste Wereldoorlog
De deelname van arbeiders aan het vaderland tijdens de Eerste Wereldoorlog, gecombineerd met de vrees voor communistische opstanden, dwong de burgerij tot toegevingen. Dit leidde tot algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen, de aanwezigheid van socialisten in de regering, de invoering van de 8-urendag, het stakingsrecht en de oprichting van paritaire comités. In de jaren '20 nam de toegeeflijkheid van de burgerij echter af, terwijl de slagkracht van de vakbonden toenam. Dit resulteerde in de realisatie van een beperkt aantal verplichte sociale beschermingsmaatregelen, zoals pensioenen, kindergeld en beroepsziekten, en de oprichting van Commissies voor de Openbare Onderstand.
#### 1.4.1 De crisis van de jaren '30 en sociaal overleg
De crisis van de jaren '30, met hoge werkloosheid en opstanden in de haven, leidde tot de erkenning van vakbonden als partners van werknemers. Dit resulteerde in de invoering van een minimumloon, de 40-urenweek en een week betaald verlof, wat revolutionair was. In plaats van een strijdmodel ontstond er georganiseerd sociaal overleg. De Nationale Arbeidsconferentie werd in 1952 vervangen door de Nationale Arbeidsraad (NAR), de eerste echte economische overlegstructuur.
### 1.5 De opbouw van de moderne sociale zekerheid na WO II
De Tweede Wereldoorlog onderbrak de positieve evolutie, maar leidde na de oorlog tot een Sociaal Pact in 1944. Onder impuls van Achilles Van Acker werden besluitwetten uitgevaardigd die de basis legden voor de moderne sociale zekerheid, waaronder gezinsbijslag, ziekte- en invaliditeitsuitkering, werkloosheidsverzekering en pensioenen. Fundamentele nieuwigheden waren de inhouding van bijdragen op het loon door de werkgevers, de centralisatie van bijdragen via de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) en de uitbreiding van de verplichte aansluiting voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en werkloosheid. De jaren '50 en '60 kenden een explosieve groei en wildgroei van het systeem. In 1963 werden residuaire stelsels (sociale bijstand) opgericht, zoals de tegemoetkoming voor mindervaliden en het gewaarborgd inkomen voor bejaarden (bestaansminimum).
### 1.6 Crisis en hervormingen vanaf de jaren '80
Vanaf de jaren '80 werd het systeem geconfronteerd met een aanhoudende crisis door hoge en stijgende werkloosheid, mede door arbeidsbesparende technologieën. In 1982 werd nieuwe regelgeving ingevoerd, gericht op het balanceren van inkomsten en uitgaven. Dit omvatte verhoging van bijdragen, invoering van solidariteitsbijdragen, loonmatiging, verhoging van het remgeld, inhouding op kindergeld, inkrimping van pensioenen en vakantiegeld, en aanpassingen aan de werkloosheidsreglementering, zoals de wachtuitkering voor langdurige werklozen. Tussen 1981 en 1985 leidde een 'Koninklijke commissie' tot de erkenning van de noodzaak tot hervormingen, maar deze waren niet fundamenteel. Vanaf de jaren '90 nam de overheidsinterventie af ten gunste van tussenkomsten van werkgevers en werknemers. In 1995, ter voorbereiding op de introductie van de euro, drongen besparingen zich op en werd de modernisering van het systeem noodzakelijk geacht. Ondanks de uitdagingen wordt het Belgische systeem erkend als een succesvolle armoedebestrijder, waarbij voortdurend wordt gezocht naar nieuwe financieringsmethoden en waakzaamheid blijft geboden om het stelsel te vrijwaren.
### 1.7 Principes van sociale zekerheid
De Belgische sociale zekerheid is gebaseerd op verschillende principes:
* **Drie functies:**
1. Vervangen van inkomen.
2. Aanvullen van inkomen.
3. Waarborgen van een minimumloon (als bijstandsregeling, onafhankelijk van betaalde bijdrage).
* **Twee principes vanuit de drie functies:**
* **Verzekeringsprincipe:** Gebaseerd op het principe van risico-premie-uitkering. Wie premies betaalt, heeft recht op uitkeringen. De hoogte van de uitkering kan deels afhankelijk zijn van de betaalde premie. Dit principe benadrukt het recht op bescherming, geen gunst.
* **Solidariteitsprincipe:** Dit principe verzacht de soms harde gevolgen van het verzekeringsprincipe en kent vijf vormen:
* **Horizontale solidariteit:** Solidariteit tussen hoge en lage risicogroepen, om verzekering van hoge sociale risico's tegen een betaalbare prijs mogelijk te maken.
* **Verticale solidariteit:** De koppeling tussen loon, bijdrage en uitkering wordt afgezwakt door bijvoorbeeld forfaitaire uitkeringen of gezinskenmerken.
* **Solidariteit tussen generaties:** De financiering van de huidige uitkeringen door de werkende generatie, met opbouw van eigen rechten voor de toekomst.
* **Nationale solidariteit:** Iedereen draagt bij via belastingen, waardoor de overheid een deel van de lasten draagt.
* **Solidariteit tussen personen:** Tussen arme en rijke regio's, en tussen werkende mensen en personen met een uitkering. Misbruik dient hierbij vermeden te worden.
De sociale zekerheid heeft significant bijgedragen aan een sterke daling van het armoedecijfer. De structuur van de sociale zekerheid omvat onder andere organisaties zoals Famifed en Fedris.
---
# Principes van de sociale zekerheid
Sociale zekerheid heeft als kernfunctie het waarborgen van inkomen en welzijn voor burgers, met specifieke principes die hieraan ten grondslag liggen.
### 2.1 Functies van sociale zekerheid
De sociale zekerheid vervult drie hoofdfuncties, die de basis vormen voor de inrichting en werking ervan:
1. **Vervangen van inkomen:** Dit is de primaire functie, waarbij verloren inkomen wordt gecompenseerd. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij arbeidsongeschiktheid, ouderdom, werkloosheid of overlijden van een kostwinner.
2. **Aanvullen van inkomen:** Sociale zekerheid kan ook bedoeld zijn om een bestaand, maar ontoereikend inkomen aan te vullen. Dit is vaak het geval bij inkomensvermindering door bijvoorbeeld gezinslasten of deeltijdse arbeid.
3. **Waarborgen van een minimumloon:** Hoewel dit deels via andere mechanismen geregeld wordt (zoals het wettelijk minimumloon), kan sociale zekerheid ook bijdragen aan het garanderen van een bestaansminimum, met name via bijstandsregelingen voor personen die geen of onvoldoende aanspraak kunnen maken op verzekeringsuitkeringen.
### 2.2 Principes van sociale zekerheid
Vanuit deze functies vloeien twee fundamentele principes voort die de sociale zekerheid structureren: het verzekeringsprincipe en het solidariteitsprincipe.
#### 2.2.1 Het verzekeringsprincipe
Het verzekeringsprincipe is gebaseerd op de logica van risico, premie en uitkering. Burgers of werknemers betalen premies (bijdragen) om zich te verzekeren tegen specifieke sociale risico's.
* **Risico – premie – uitkering:** Er is een directe relatie tussen het opgelopen risico, de betaalde premie en de hoogte van de uiteindelijke uitkering. Om recht te hebben op een uitkering, moeten er doorgaans voldoende premies zijn betaald. In sommige gevallen wordt de uitkering mede bepaald door de hoogte van de betaalde premies.
* **Recht, geen gunst:** Een cruciaal aspect van het verzekeringsprincipe is dat de uitkeringen worden gezien als een recht dat voortvloeit uit de betaalde bijdragen, en niet als een gunst of liefdadigheid van de overheid.
* **Toepassingsgebied:** Dit principe ligt aan de basis van veel sociale verzekeringen, zoals pensioenen, arbeidsongevallenverzekeringen en de ziekte- en invaliditeitsverzekering.
> **Tip:** Denk aan het verzekeringsprincipe als een collectieve spaarpot waar iedereen die premie betaalt, bij problemen een beroep op kan doen. De hoogte van je inleg kan invloed hebben op de hoogte van je 'opbrengst'.
#### 2.2.2 Het solidariteitsprincipe
Het solidariteitsprincipe is bedoeld om de soms "harde" kant van het puur verzekeringsprincipes te verzachten en zorgt voor een bredere verdeling van risico's en lasten. Dit principe kent verschillende vormen:
* **Horizontale solidariteit:** Dit betreft de solidariteit tussen verschillende risicogroepen. Men verzekert een hoog sociaal risico tegen een betaalbare prijs. Bijvoorbeeld: een groep met een gemiddeld risico draagt bij aan de financiering van uitkeringen voor een groep met een hoger risico.
* **Verticale solidariteit:** Dit principe houdt in dat de koppeling tussen loon/inkomen, bijdrage en uitkering wordt afgezwakt. In plaats van een starre koppeling van de bijdrage aan het inkomen, wordt de bijdrage vaak bepaald als een percentage van het inkomen, en wordt de uitkering soms ook beïnvloed door andere factoren dan alleen de betaalde premies, zoals de gezinssamenstelling of een forfaitair bedrag. Dit zorgt ervoor dat ook lagere inkomens beschermd worden en hoge inkomens proportioneel meer bijdragen.
* **Solidariteit tussen generaties:** Dit principe is essentieel voor de financiering van pensioenen en andere uitkeringen voor de huidige generatie gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden. De werkende generatie betaalt bijdragen die direct worden gebruikt om de uitkeringen van de huidige ouderen te financieren, in de verwachting dat toekomstige generaties op hun beurt hun uitkeringen zullen financieren.
* **Nationale solidariteit:** Hierbij draagt de gehele bevolking, via de algemene belastingen, bij aan de financiering van de sociale zekerheid. De overheid neemt hierdoor een deel van de lasten op zich, wat betekent dat ook burgers die geen directe sociale premies betalen (bijvoorbeeld omdat ze niet werken) indirect bijdragen aan het systeem en er in bepaalde gevallen ook een beroep op kunnen doen (bijstandsregelingen).
* **Solidariteit tussen personen:** Dit kan gezien worden als een vorm van de lokale of regionale solidariteit, waarbij bijvoorbeeld middelen worden verdeeld tussen rijkere en armere regio's, of tussen werkende mensen en personen die afhankelijk zijn van een uitkering.
> **Tip:** Het solidariteitsprincipe is cruciaal voor de sociale cohesie. Het zorgt ervoor dat niemand volledig buiten de boot valt, ook al heeft diegene minder betaald of minder kans om bij te dragen.
> **Voorbeeld:** De sociale bijstand, zoals het gewaarborgd inkomen voor bejaarden of het bestaansminimum, is een duidelijk voorbeeld van het waarborgen van een bestaansminimum, gefinancierd via nationale solidariteit en belastingmiddelen, en valt dus buiten de strikte toepassing van het verzekeringsprincipe.
---
# Structuur van de sociale zekerheid
Dit onderwerp geeft een overzicht van de organisatorische structuur van de sociale zekerheid, met vermelding van relevante instanties zoals Famifed en Fedris.
### 3.1 Evolutie van de sociale zekerheid
De sociale zekerheid kent een lange ontstaansgeschiedenis, voortkomend uit de strijd tussen verschillende groepen zoals arbeiders, politici, wetenschappers en de Kerk. De evolutie kan worden opgedeeld in de volgende fasen:
#### 3.1.1 Nachtwakersstaat (19e eeuw)
Kenmerkend voor deze periode was het streven naar maximale autonomie voor de burger, zowel op persoonlijk als op economisch vlak. De staat had een minimale rol: het garanderen van veiligheid en bescherming (politie en leger), zonder burgers te belemmeren in hun individuele zelfontplooiing.
#### 3.1.2 Verzorgingsstaat (20e eeuw)
Vanaf de 20e eeuw ging het vertrouwen in het zelfregulerend vermogen van de markt verloren. De staat nam een grotere verantwoordelijkheid op zich voor sociale en economische doeleinden, met als doel het welzijn en de welvaart van het volk te bevorderen. Dit kwam mede voort uit de opkomst van de arbeidersbeweging en de verwerving van politieke macht, wat leidde tot bescherming tegen de gevolgen van een vrije economie.
#### 3.1.3 Reguleringsstaat
In deze latere fase is er sprake van steeds meer overheidsingrijpen in diverse facetten van het leven, waaronder economie, arbeid, onderwijs, cultuur, milieu en ethische vraagstukken.
### 3.2 Historische context en mijlpalen
#### 3.2.1 Industriële revolutie en sociale ellende (19e eeuw)
De industriële revolutie bracht een verschuiving van economische en politieke macht naar een kleine groep kapitaalkrachtige individuen. De gewone man ondervond sociale en economische achteruitgang, met uitbuiting als gevolg. Karig inkomen werd vaak aangevuld met huisnijverheid, maar grote landbouwcrisissen leidden tot massale verschuiving naar steden en industriële centra met zeer slechte leef- en werkomstandigheden en een gebrek aan bescherming.
#### 3.2.2 Eerste vormen van solidariteit en bescherming
* **Mutualiteiten:** Thuisarbeiders organiseerden zich in Maatschappijen van Onderlinge Bijstand (voorlopers van de huidige mutualiteiten) om een spaarpotje aan te leggen. Deze initiatieven werden aanvankelijk verboden, later gedoogd en vanaf 1851 wettelijk toegestaan.
* **Coöperatieven:** Vanuit het socialisme ontstonden coöperatieven, zoals 'de Vooruit' in Gent.
* **Ambtenarenbescherming:** Een uitzondering op het algemene gebrek aan bescherming vormden ambtenaren, die recht hadden op rustpensioen en weduwen- en wezenuitkeringen. De 'Algemene Lijfrentekas' werd opgericht voor pensioensparen, waarbij enkel werknemers bijdroegen.
#### 3.2.3 Opstand en eerste sociale wetten (eind 19e eeuw)
Een zware Europese economische crisis en een gewelddadige arbeidersopstand in Wallonië in 1886 leidden tot de noodzaak van verandering. Dit resulteerde in de oprichting van de Commissie van den Arbeid en de eerste sociale wetten, gericht op kinderarbeid, verbod op uitbetaling in natura en beperkte arbeidsdagen voor kinderen. In 1893 werd het algemeen meervoudig stemrecht voor mannen ingevoerd.
#### 3.2.4 De rol van de Kerk en vakbonden
De Encycliek Rerum Novarum in 1891 rechtvaardigde de organisatie van arbeiders, wat leidde tot de opkomst van de Christelijke arbeidersbeweging. De overheid bleef aanvankelijk op afstand, maar subsidieerde vrije initiatieven. In 1903 werd de verplichte arbeidsongevallenverzekering ingevoerd (een voorloper van Fedris). Werkloosheidskassen ontstonden vanuit de vakbonden.
#### 3.2.5 Veranderingen na WO I
Na de Eerste Wereldoorlog, mede door de vrees voor communistische opstanden, verkreeg de burgerij grote toegevingen. Dit leidde tot algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen, socialisten in de regering, de invoering van de 8-urendag, het stakingsrecht en de oprichting van paritaire comités.
#### 3.2.6 Toenemende slagkracht vakbonden en sociale maatregelen (jaren '20 en '30)
Hoewel de toegeeflijkheid van de burgerij afnam, nam de slagkracht van de vakbonden toe. Dit leidde tot de realisatie van verplichte sociale beschermingsmaatregelen zoals pensioenen, kindergeld en beroepsziekten. De Commissies voor de Openbare Onderstand (voorlopers van de huidige Sociaal Huizen) werden opgericht. De crisis van de jaren '30 met hoge werkloosheid leidde tot de invoering van een minimumloon, de 40-urenweek en betaald verlof.
#### 3.2.7 Ontstaan van georganiseerd sociaal overleg
In plaats van een strijdmodel ontstond er georganiseerd sociaal overleg. De Nationale Arbeidsconferentie faciliteerde gestructureerd interprofessioneel overleg tussen overheid, vakbonden en werkgevers. In 1952 werd dit vervangen door de Nationale Arbeidsraad (NAR), de eerste echte economische overlegstructuur.
#### 3.2.8 Het Sociaal Pact van 1944
De Tweede Wereldoorlog onderbrak de positieve evolutie, maar leidde tot onderhandelingen die resulteerden in het Sociaal Pact van 1944. Besluitwetten, zoals die op de maatschappelijke zekerheid onder leiding van Achilles Van Acker, legden de basis voor gezinsbijslag, ziekte- en invaliditeitsuitkeringen, werkloosheidsverzekering en pensioenen.
#### 3.2.9 Centralisatie en uitbreiding (jaren '50 en '60)
Er kwamen fundamentele nieuwigheden, zoals afhoudingen van lonen door werkgevers, centralisatie van bijdragen (RMZ) en een uitbreiding van de verplichte aansluiting voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en werkloosheid. De jaren '50 en '60 kenden een explosieve groei en wildgroei. In 1963 werden de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) opgericht, en residuaire stelsels (sociale bijstand) voor bijvoorbeeld mindervaliden en ouderen met een bestaansminimum.
#### 3.2.10 Crisis en besparingen (jaren '80 en '90)
De aanhoudende crisis en stijgende werkloosheid in de jaren '80 leidden tot nieuwe regelgeving gericht op het in evenwicht brengen van inkomsten en uitgaven. Dit omvatte verhoging van bijdragen, solidariteitsbijdragen, loonmatiging, verhoging van remgelden, inhouding van kindergeld, en inkrimpingen van pensioenen en vakantiegeld. Ook de werkloosheidsreglementering werd aangepast. De 'Koninklijke commissie' (1981-1985) constateerde de noodzaak aan hervormingen, maar fundamentele veranderingen bleven uit. De overheidstussenkomst nam af, terwijl die van werkgevers en werknemers toenam. Ter voorbereiding op de euro in 1995 werden besparingen doorgevoerd.
### 3.3 Principes van sociale zekerheid
De sociale zekerheid rust op drie functies en twee principes:
#### 3.3.1 Drie functies
1. **Vervangen van inkomen:** Bijvoorbeeld bij ziekte, werkloosheid of pensioen.
2. **Aanvullen van inkomen:** Bijvoorbeeld kindergeld.
3. **Waarborgen minimumloon:** Dit valt onder een bijstandsregeling en is niet direct afhankelijk van betaalde bijdragen.
#### 3.3.2 Twee principes
**A. Verzekeringsprincipe**
Dit principe koppelt een risico aan een premie en een uitkering. Om recht te hebben op een uitkering, moeten er voldoende premies betaald zijn. De hoogte van de uitkering kan deels afhangen van de betaalde premie. Het gaat hierbij om een recht en geen gunst.
**B. Solidariteitsprincipe**
Dit principe verzacht de "hardheid" van het verzekeringsprincipe en onderscheidt gewone van sociale verzekeringen. Er zijn vijf vormen van solidariteit:
* **Horizontale solidariteit:** Tussen hoge en lage risicogroepen (bv. verzekeren van een hoog sociaal risico tegen een betaalbare prijs).
* **Verticale solidariteit:** De koppeling loon-bijdrage-uitkering wordt afgezwakt doordat de bijdrage mede bepaald wordt door factoren zoals forfaitaire uitkeringen of gezinssamenstelling.
* **Solidariteit tussen generaties:** Financiering van de huidige uitkeringen door de werkende bevolking, die op hun beurt eigen rechten opbouwen.
* **Nationale solidariteit:** Iedereen betaalt mee via belastingen, waardoor de overheid een deel van de lasten draagt.
* **Solidariteit tussen personen:** Tussen arme en rijke regio's, en tussen werkende mensen en personen met een uitkering. Misbruik moet hierbij vermeden worden.
De sociale zekerheid heeft geleid tot een sterke daling van het armoedecijfer.
### 3.4 Relevante instanties
#### 3.4.1 Famifed
* Famifed (Federale Pensioendienst) beheert de pensioenen van werknemers, zelfstandigen en openbare beroepen.
#### 3.4.2 Fedris
* Fedris (Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg) is een federale overheidsdienst die zich bezighoudt met verschillende aspecten van sociaal beleid, waaronder arbeidsongevallen en beroepsziekten. Het is de rechtsopvolger van het Fonds voor Arbeidsongevallen en het Fonds voor Beroepsziekten.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Nachtwakersstaat | Een overheidsmodel uit de 19e eeuw waarbij de staat zich beperkt tot het garanderen van veiligheid en bescherming, met maximale autonomie voor de burgers op persoonlijk en economisch vlak. |
| Verzorgingsstaat | Een overheidsmodel uit de 20e eeuw waarin de staat steeds meer zorg draagt voor het welzijn en de welvaart van de bevolking, als gevolg van een verloren vertrouwen in de zelfregulerende markt. |
| Sociale welvaartstaat | Een verdergaande evolutie van de verzorgingsstaat, waarbij de staat sociale en economische doelen nastreeft om het welzijn en de welvaart van het volk te bevorderen. |
| Strijdmodel | Een historisch model van maatschappelijke ontwikkeling waarbij conflicten en strijd tussen verschillende groepen, zoals arbeiders en werkgevers, de drijvende kracht zijn achter verandering. |
| Solidariteit | Een principe waarbij individuen of groepen zich gezamenlijk inspannen om elkaar te ondersteunen, vooral bij het ondervangen van sociale en economische risico's. |
| Mutualiteit (Maatschappij van Onderlinge Bijstand) | Een vorm van solidariteit, oorspronkelijk onder arbeiders, waarbij een spaarpotje werd aangelegd om financiële steun te bieden bij tegenslag, een voorloper van de huidige mutualiteiten. |
| Coöperatieven | Organisaties opgericht vanuit het socialisme, gebaseerd op het principe van samenwerking en wederzijdse hulp, met als doel economische en sociale voordelen te behalen voor de leden. |
| Rerum Novarum | Een encycliek uit 1891 van Paus Leo XIII, waarin de Kerk het recht op organisatie van arbeiders rechtvaardigt en zo de basis legde voor de christelijke arbeidersbeweging. |
| Commissie van den Arbeid | Een commissie die werd opgericht na een periode van sociale onrust, wat leidde tot de invoering van de eerste sociale wetten, met name gericht op kinderarbeid en arbeidsomstandigheden. |
| Algemeen meervoudig stemrecht | Een kiesstelsel waarbij mannen, afhankelijk van criteria zoals bezit of opleiding, meerdere stemmen konden uitbrengen. Dit werd in België in 1893 ingevoerd. |
| Algemeen enkelvoudig stemrecht | Een kiesstelsel waarbij elke man slechts één stem heeft. Dit werd in België ingevoerd na de Eerste Wereldoorlog. |
| Paritaire comités | Overlegorganen bestaande uit vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers, opgericht na de Eerste Wereldoorlog om sociale en economische kwesties te bespreken en te regelen. |
| Sociaal Pact | Een overeenkomst gesloten na de Tweede Wereldoorlog tussen verschillende sociale partners, die de basis vormde voor de modernisering en centralisatie van de Belgische sociale zekerheid. |
| Besluitwet op maatschappelijke zekerheid | Een wet uit 1944 die de basis legde voor de moderne Belgische sociale zekerheid, door de invoering van gezinsbijslag, ziekte- en invaliditeitsuitkering, werkloosheidsverzekering en pensioenen. |
| RSZ (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid) | Een overheidsinstelling die in 1963 werd opgericht om de inning en verdeling van sociale bijdragen te beheren, met vertegenwoordiging van zowel werkgevers- als werknemersorganisaties. |
| Residuaire stelsels | Sociale bijstandssystemen die instaan voor de financiering van sociale uitkeringen aan personen die geen recht hebben op wettelijke sociale zekerheidsuitkeringen, zoals een bestaansminimum. |
| Verzekeringsprincipe | Een principe binnen de sociale zekerheid waarbij recht op een uitkering afhankelijk is van het betalen van premies, en de hoogte van de uitkering mede bepaald wordt door de betaalde premies. |
| Solidariteitsprincipe | Een principe binnen de sociale zekerheid dat voorziet in de verzachting van de "harde" regels van het verzekeringsprincipe, door middel van verschillende vormen van solidariteit (horizontaal, verticaal, tussen generaties, nationaal, tussen personen). |
| Horizontale solidariteit | Een vorm van solidariteit die zich richt op het verzekeren van hoge sociale risico's tegen een betaalbare prijs, door middel van het ondersteunen van hogere en lagere risicogroepen binnen een systeem. |
| Verticale solidariteit | Een vorm van solidariteit waarbij de koppeling tussen loon, bijdrage en uitkering wordt afgezwakt, bijvoorbeeld door forfaitaire uitkeringen of door rekening te houden met de gezinssamenstelling. |
| Nationale solidariteit | Een vorm van solidariteit waarbij iedereen via belastingen mee betaalt aan de financiering van sociale zekerheid, waardoor de overheid een deel van de lasten draagt. |
| Solidariteit tussen personen | Een vorm van solidariteit die zich richt op het helpen van personen met lagere inkomens of in minder welvarende regio's, met het doel misbruik te voorkomen en armoede te bestrijden. |