Cover
立即免费开始 H09-InternationaleHandel_docentenversie-1.pptx
Summary
# De wisselmarkt en wisselkoersen
Dit onderdeel behandelt de werking van de wisselmarkt, de bepaling van wisselkoersen, en de factoren die deze koersen beïnvloeden, inclusief het verschil tussen bied- en laatkoersen, arbitrage en hoe koersen genoteerd worden.
### 1.1 De wisselmarkt
De wisselmarkt is het geheel van vraag naar en aanbod van twee verschillende valuta, wat resulteert in een prijs die de wisselkoers wordt genoemd. Betalingen gebeuren altijd via banken. In de eurozone is er geen officiële wisselmarkt; banken onderhandelen rechtstreeks. De Europese Centrale Bank (ECB) publiceert dagelijks een referentiekoers.
#### 1.1.1 Bied- en laatkoersen
Banken hanteren zowel een biedkoers (aankoopkoers) als een laatkoers (verkoopkoers). De biedkoers is altijd lager dan de laatkoers. Het verschil hiertussen vormt de winstmarge voor de bank, vermeerderd met eventuele transactiekosten.
* **Biedkoers (Aankoopkoers):** De koers waartegen een bank vreemde valuta van een klant koopt.
* **Laatkoers (Verkoopkoers):** De koers waartegen een bank vreemde valuta aan een klant verkoopt.
> **Tip:** Het verschil tussen de bied- en laatkoers vertegenwoordigt de winstmarge van de bank.
#### 1.1.2 Marktsegmenten en betalingsverkeer
De wisselmarkt kan worden opgedeeld in:
* **Cliëntenmarkt:** Transacties tussen banken en hun klanten.
* **Interbankenmarkt:** Transacties tussen banken onderling.
* **Contantmarkt (Spotmarkt):** Transacties met onmiddellijke levering van de valuta.
* **Termijnmarkt (Forwardmarkt):** Transacties waarbij de levering van de valuta op een afgesproken toekomstige datum plaatsvindt.
Betalingsverkeer wordt vaak gefaciliteerd door SWIFT (Society for Worldwide Interbank Financial Telecommunication).
#### 1.1.3 Arbitrage
Arbitrage vindt plaats bij een onevenwicht op de wisselmarkt, waarbij handelaren winst proberen te maken door gelijktijdig een valuta te kopen op een markt waar deze goedkoop is en te verkopen op een markt waar deze duurder is. Arbitrage speelt een cruciale rol in het naar elkaar toe brengen van de wisselkoersen op verschillende markten.
> **Voorbeeld:** Stel, in Brussel is 1 Amerikaanse dollar gelijk aan 0,83 euro, terwijl in New York 1 Amerikaanse dollar gelijk is aan 0,90 euro. Een handelaar die euro's bezit, kan dollars kopen in Brussel en deze onmiddellijk verkopen in New York om winst te maken.
#### 1.1.4 Notatie van wisselkoersen
Wisselkoersen kunnen op twee manieren worden genoteerd:
* **Vaste notatie in het binnenland:** De waarde van de buitenlandse valuta uitgedrukt in de eigen valuta (bijv. 1 euro = 1,18 Amerikaanse dollars).
* **Vaste notatie in het buitenland:** De waarde van de eigen valuta uitgedrukt in de buitenlandse valuta (bijv. 1 Amerikaanse dollar = 0,85 euro).
Het is essentieel om te kunnen schakelen tussen deze twee notaties.
* Als $1 \text{ EUR} = 1,18 \text{ USD}$, dan is $1 \text{ USD} = \frac{1}{1,18} \approx 0,85 \text{ EUR}$.
* Als $1 \text{ CHF} = 1,064 \text{ EUR}$, dan is $1 \text{ EUR} = \frac{1}{1,064} \approx 0,94 \text{ CHF}$.
### 1.2 Het evenwicht op de wisselmarkt
De wisselkoers, die de prijs van een valuta uitdrukt in termen van een andere valuta, wordt bepaald door het samenspel van vraag en aanbod op de wisselmarkt.
#### 1.2.1 Vraag naar en aanbod van vreemde valuta
* **De vraag naar vreemde valuta** is een afgeleide vraag. Partijen vragen vreemde valuta (bijvoorbeeld Amerikaanse dollars) voor:
* Aankopen van goederen en diensten uit het buitenland.
* Betaling van primaire inkomens aan het buitenland (loon, rente, dividend).
* Inkomensoverdrachten naar het buitenland.
* Beleggingen en investeringen in het buitenland door ingezetenen.
* Speculatie.
* **Het aanbod van vreemde valuta** is eveneens een afgeleid aanbod. Vreemde valuta komen beschikbaar door:
* Verkoop van goederen en diensten aan het buitenland.
* Ontvangst van primaire inkomens uit het buitenland.
* Inkomensoverdrachten uit het buitenland.
* Beleggingen en investeringen in het binnenland door niet-ingezetenen.
* Speculatie.
> **Tip:** De vraag en het aanbod van een valuta zijn dus direct gekoppeld aan internationale economische transacties.
#### 1.2.2 Marktvorm
De wisselmarkt kan beschouwd worden als een markt met **volkomen concurrentie** vanwege:
* Een groot aantal vragers en aanbieders van vreemde valuta.
* De relatief vrije toegang tot de markt (via wisselagenten).
* De hoge mate van transparantie.
* Het homogene karakter van het product (vreemde valuta).
### 1.3 Factoren die vraag en aanbod van vreemde valuta beïnvloeden
Diverse factoren kunnen de vraag naar en het aanbod van vreemde valuta beïnvloeden, en daarmee de wisselkoers:
#### 1.3.1 Prijsveranderingen (inflatie)
Een hogere inflatie in een land maakt de producten uit dat land duurder in vergelijking met producten uit landen met een lagere inflatie. Dit leidt tot een toename van de vraag naar buitenlandse valuta (om goedkopere buitenlandse goederen te kopen) en een afname van het aanbod van de eigen valuta (minder buitenlanders kopen de duurdere binnenlandse producten).
* **Gevolg:** De eigen munt **deprecieert** (verliest waarde) ten opzichte van de buitenlandse munt.
> **Voorbeeld:** Als de inflatie in Zwitserland hoger is dan in de eurozone, zullen Zwitsers meer euro's willen kopen om goedkopere Europese producten te consumeren (vraag naar euro's ↑, aanbod van Zwitserse franken ↑), terwijl Europeanen minder Zwitserse producten zullen kopen omdat deze duurder worden (vraag naar Zwitserse franken ↓, aanbod van euro's ↑). Dit leidt tot een depreciatie van de Zwitserse frank ten opzichte van de euro.
#### 1.3.2 Gewijzigde consumentenvoorkeuren
Als consumenten in het binnenland meer interesse krijgen in producten uit het buitenland, stijgt de vraag naar de buitenlandse valuta.
* **Gevolg:** De buitenlandse munt **apprecieert** (stijgt in waarde) ten opzichte van de eigen munt.
> **Voorbeeld:** Als consumenten in de Eurozone meer zin krijgen in Zwitserse producten, zullen ze meer Zwitserse franken willen kopen (vraag naar CHF ↑). Dit leidt tot een appreciatie van de Zwitserse frank ten opzichte van de euro.
#### 1.3.3 Gewijzigd inkomen
Een snellere inkomensgroei in het buitenland kan leiden tot een hogere vraag naar zowel binnenlandse als buitenlandse goederen en diensten. Als de inkomensgroei in het buitenland echter sterker is dan in het binnenland, zal de vraag naar buitenlandse valuta sterker stijgen dan de vraag naar de eigen valuta.
* **Gevolg:** De buitenlandse munt **deprecieert** ten opzichte van de eigen munt (indien de toename in vraag naar buitenlandse goederen groter is dan de toename in vraag naar binnenlandse goederen door niet-ingezetenen).
> **Voorbeeld:** Als het inkomensniveau in Zwitserland veel sneller stijgt dan in de Eurozone, zullen Zwitsers meer consumeren, ook buiten Zwitserland (vraag naar EUR ↑, aanbod van CHF ↑). Europeanen consumeren ook meer, maar deze stijging is minder sterk (vraag naar CHF ↓, aanbod van EUR ↑). Dit kan leiden tot een depreciatie van de Zwitserse frank ten opzichte van de euro.
#### 1.3.4 Rentevoeten
Hogere rentevoeten in een land maken beleggingen in dat land aantrekkelijker. Dit trekt kapitaal aan uit het buitenland, wat de vraag naar de valuta van dat land doet toenemen.
* **Gevolg:** De buitenlandse munt **apprecieert** ten opzichte van de eigen munt.
> **Voorbeeld:** Als de rente in Zwitserland lager is dan in de Eurozone, zullen Zwitsers meer beleggen in de Eurozone om een hogere rente te verkrijgen (vraag naar EUR ↑, aanbod van CHF ↑). Europeanen zullen minder beleggen in Zwitserland (vraag naar CHF ↓, aanbod van EUR ↑). Dit leidt tot een depreciatie van de Zwitserse frank ten opzichte van de euro.
#### 1.3.5 Productiviteitsveranderingen
Een snellere productiviteitsgroei in een land kan leiden tot lagere productiekosten en dus potentieel lagere prijzen. Dit kan de concurrentiepositie van dat land verbeteren.
* **Gevolg:** De eigen munt **apprecieert** ten opzichte van de buitenlandse munt.
> **Voorbeeld:** Als de productiviteit in de eurozone sneller verbetert dan in Zwitserland, betekent dit vaak lagere kosten en prijzen in de eurozone. Zwitsers zullen daardoor eerder in de eurozone consumeren of investeren (vraag naar EUR ↑, aanbod van CHF ↑). Europeanen zullen minder in Zwitserland consumeren of investeren (vraag naar CHF ↓, aanbod van EUR ↑). Dit kan leiden tot een depreciatie van de Zwitserse frank ten opzichte van de euro.
#### 1.3.6 Speculatie
Speculanten kopen een valuta als ze verwachten dat de waarde ervan in de toekomst zal stijgen, en verkopen deze als ze verwachten dat de waarde zal dalen. Speculatieve aankopen kunnen de vraag naar een valuta op korte termijn doen toenemen en de koers opdrijven.
* **Gevolg:** De valuta waarop speculatie plaatsvindt, **apprecieert** ten opzichte van andere valuta.
> **Voorbeeld:** Als speculanten verwachten dat de Zwitserse frank zal appreciëren, zullen ze nu CHF kopen met het oog op wederverkoop na de verwachte waardestijging (vraag naar CHF ↑). Dit drijft de koers van de CHF omhoog.
### 1.4 Wisselkoerssystemen
Er zijn verschillende systemen voor het bepalen van wisselkoersen:
#### 1.4.1 Vlottende wisselkoersen
Bij vlottende (of flexibele, zwevende, vrije) wisselkoersen wordt de bepaling van de wisselkoersen volledig overgelaten aan de krachten van vraag en aanbod op de wisselmarkt. Dit wordt ook wel een 'pure float' genoemd.
#### 1.4.2 Vaste wisselkoersen
Bij vaste (of stabiele, gebonden) wisselkoersen proberen overheden de wisselkoersen te stabiliseren en te controleren. Er zijn verschillende systemen mogelijk:
* **Currency boards:** Een systeem waarbij de nationale valuta volledig wordt gedekt door een reserve van buitenlandse valuta.
* **ERM II (Europese Wisselkoersmechanisme II):** Een systeem waarbij landen hun munt koppelen aan de euro met een bepaalde bandbreedte.
##### 1.4.2.1 Stabilisatie van wisselkoersen bij vaste koersen
Om wisselkoersen te stabiliseren, kunnen monetaire autoriteiten verschillende maatregelen nemen:
* **Steunaankopen/steunverkopen:** De centrale bank koopt de eigen valuta op de markt met buitenlandse valuta om de koers te ondersteunen, of verkoopt de eigen valuta in ruil voor buitenlandse valuta om de koers te drukken.
* **Rentebeleid:** Het aanpassen van de rentetarieven om kapitaalstromen aan te trekken of af te stoten, wat de vraag naar en het aanbod van de valuta beïnvloedt.
* **Devaluatie/revaluatie:** Het bewust vaststellen van een nieuwe spilkoers voor de munt.
* **Devaluatie:** Het verlagen van de waarde van de eigen munt ten opzichte van andere valuta.
* **Revaluatie:** Het verhogen van de waarde van de eigen munt ten opzichte van andere valuta.
> **Vraag:** Wat is het verschil tussen een depreciatie en een devaluatie? Depreciatie is een waardevermindering als gevolg van marktwerking, terwijl devaluatie een bewuste beleidsbeslissing is.
### 1.5 Koopkrachtpariteit (Purchasing Power Parity - PPP)
Koopkrachtpariteit vergelijkt de koopkracht van verschillende valuta door te kijken naar de prijs van een identieke "korf" van goederen en diensten in verschillende landen. Het geeft aan bij welke wisselkoers een mandje goederen in twee verschillende landen evenveel zou moeten kosten.
> **Tip:** De Big Mac Index van The Economist is een vereenvoudigde, informele toepassing van het koopkrachtpariteitsprincipe, gebaseerd op de prijs van één specifiek product.
* **Berekening:** De wisselkoers in PPP is de wisselkoers waarbij de prijs van een goed of mandje goederen identiek is in twee landen.
* Als de officiële wisselkoers afwijkt van de PPP-wisselkoers, kan men bepalen of een munt **overgewaardeerd** of **ondergewaardeerd** is.
> **Voorbeeld:**
> Neem aan:
> Prijs Big Mac in VS = 3,71 dollars
> Prijs Big Mac in Zwitserland = 7,05 Zwitserse franken
>
> Officiële wisselkoers: 1 dollar = 1,04 Zwitserse franken
>
> PPP-wisselkoers (prijs Big Mac in CH / prijs Big Mac in VS): 7,05 CHF / 3,71 USD = 1,90 CHF/USD.
>
> Vergelijking:
> De officiële wisselkoers (1,04 CHF/USD) is lager dan de PPP-wisselkoers (1,90 CHF/USD). Dit betekent dat de Zwitserse frank relatief duur is in vergelijking met de Amerikaanse dollar voor het kopen van een Big Mac.
>
> Overwaardering van CHF t.o.v. USD: (($1,90 - 1,04) / 1,04$) * 100% = 82,69%. De Zwitserse frank is dus 82,69% overgewaardeerd ten opzichte van de Amerikaanse dollar op basis van de Big Mac-prijs.
### 1.6 De betalingsbalans
De betalingsbalans is een overzicht van alle economische transacties tussen ingezetenen van een land (of een economische zone, zoals de eurozone) en niet-ingezetenen gedurende een bepaalde periode. Deze transacties beïnvloeden de deviezenvoorraad van het land.
#### 1.6.1 Deelrekeningen van de betalingsbalans
Belangrijke deelrekeningen zijn:
* **Lopende rekening:**
* **Goederen- en dienstenverkeer:** Omvat de handelsbalans (goederen) en de dienstenbalans.
* **Primaire inkomens:** Ontvangsten en betalingen van inkomen uit arbeid, beleggingen (rente, dividend) en investeringen.
* **Secundaire inkomens:** Inkomensoverdrachten in geld of natura, zoals giften en hulp.
### 1.7 Protectionisme en vrijhandel
* **Vrijhandel:** De meeste economen zijn van mening dat vrijhandel leidt tot optimale specialisatie en productie op wereldschaal, wat de totale welvaart maximaliseert. De Wereldhandelsorganisatie (WTO) waakt over de internationale vrijhandel.
* **Protectionisme:** Een economisch beleid gericht op het belemmeren van internationale handel om de eigen economie te bevoordelen.
#### 1.7.1 Handelspolitieke maatregelen
Landen kunnen protectionisme toepassen via verschillende maatregelen:
* **Invoerrechten (tarieven):** Belastingen op geïmporteerde goederen. Dit kan een ad valorem recht zijn (een percentage van de waarde) of een specifiek recht (een vast bedrag per eenheid).
* **Effecten van invoerrechten:**
1. **Protectie-effect:** Binnenlandse producenten worden beter beschermd.
2. **Consumptie-effect:** Consumenten betalen meer en consumeren minder.
3. **Fiscaal effect:** De overheid genereert inkomsten uit de ingevoerde goederen.
> **Voorbeeld (Invoerrechten):** Stel, tomaten kosten op de wereldmarkt 0,75 euro per kilo. De overheid heft een invoerrecht van 33,33% (0,25 euro per kilo).
>
> * Prijs met invoerrecht: 0,75 + 0,25 = 1,00 euro per kilo.
> * Als de vraagcurve $Q_v = -2p + 7$ en de aanbodcurve $Q_a = 6p - 3$ is:
> * Zonder invoerrecht: Vraag = 5,5 ton, Aanbod = 1,5 ton, Invoer = 4 ton.
> * Met invoerrecht (p=1,00): Vraag = 5 ton (consumptie-effect: 0,5 ton minder), Aanbod = 3 ton (protectie-effect: 1,5 ton meer binnenlandse productie). Invoer = 5 - 3 = 2 ton.
> * Fiscaal effect: 2 ton * 1000 kg/ton * 0,25 euro/kg = 500.000 euro.
* **Contingenten (invoerquota):** Beperking van de hoeveelheid goederen die geïmporteerd mag worden.
* **Exportsubsidies:** Subsidies aan binnenlandse producenten om hun export te bevorderen.
* **Niet-tarifaire belemmeringen:** Andere maatregelen die internationale handel bemoeilijken, zoals technische normen, bureaucratische procedures of importvergunningen.
#### 1.7.2 Het handelsbeleid van de EU
Het handelsbeleid van de EU omvat zowel intern beleid (vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal binnen de EU) als extern beleid (een gemeenschappelijk buitentarief voor invoer uit derde landen en in principe vrij verkeer van uitvoer naar derde landen).
---
# Wisselkoerssystemen en koopkrachtpariteit
Hier is een samenvatting over wisselkoerssystemen en koopkrachtpariteit, opgesteld als examenvoorbereidend studiemateriaal.
## 2 Wisselkoerssystemen en koopkrachtpariteit
Dit onderdeel behandelt de mechanismen van wisselkoersen, de verschillende systemen die gebruikt worden om deze te beheren, en de theorie die de koopkracht van valuta's vergelijkt tussen landen.
### 2.1 De wisselmarkt
De wisselmarkt is het geheel van vraag en aanbod van twee verschillende valuta, wat leidt tot een prijs die de wisselkoers wordt genoemd. Betalingen verlopen doorgaans via banken. In de eurozone publiceert de Europese Centrale Bank (ECB) dagelijks referentiekoersen.
Banken hanteren een biedkoers (aankoopprijs) en een laatkoers (verkoopprijs). De biedkoers is altijd lager dan de laatkoers, waarbij het verschil de winstmarge voor de bank vertegenwoordigt. De wisselmarkt kan worden opgedeeld in:
* **Cliëntenmarkt** versus **interbankenmarkt**: transacties door particulieren en bedrijven versus transacties tussen banken.
* **Contantmarkt** versus **termijnmarkt**: directe levering van valuta versus levering op een toekomstige datum.
Bij een onevenwicht op de wisselmarkt kan arbitrage plaatsvinden, waarbij winst wordt gemaakt door prijsverschillen tussen markten uit te buiten. Betalingsverkeer wordt vaak gefaciliteerd door systemen zoals SWIFT (Society for Worldwide Interbank Financial Telecommunication).
Wisselkoersen kunnen op twee manieren worden uitgedrukt:
* **Vaste notatie in het binnenland**: bijvoorbeeld, $1 \text{ EUR} = 1.18 \text{ USD}$.
* **Vaste notatie in het buitenland**: bijvoorbeeld, $1 \text{ USD} = 0.85 \text{ EUR}$.
Om te wisselen tussen deze notaties, wordt de inverse gebruikt. Als $1 \text{ EUR} = 1.18 \text{ USD}$, dan is $1 \text{ USD} = \frac{1}{1.18} \approx 0.85 \text{ EUR}$.
#### 2.1.1 Vraag en aanbod op de wisselmarkt
De vraag naar en het aanbod van vreemde valuta zijn afgeleid.
**Factoren die de vraag naar vreemde valuta bepalen:**
* Aankopen van goederen en diensten uit het buitenland.
* Betaling van primaire inkomens naar het buitenland (loon, rente, winst).
* Inkomensoverdrachten naar het buitenland.
* Beleggingen en investeringen in het buitenland door binnenlandse ingezetenen.
* Speculatie.
**Factoren die het aanbod van vreemde valuta bepalen:**
* Verkopen van goederen en diensten aan het buitenland.
* Primaire inkomens die uit het buitenland komen.
* Inkomensoverdrachten uit het buitenland.
* Beleggingen en investeringen in het binnenland door buitenlandse ingezetenen.
* Speculatie.
De wisselmarkt wordt gekenmerkt door volkomen concurrentie vanwege het grote aantal vragers en aanbieders, de vrije toegankelijkheid (via wisselagenten), hoge transparantie en een homogeen product (valuta). De wisselkoers ontstaat uit de confrontatie van vraag en aanbod.
#### 2.1.2 Factoren die de vraag en aanbod van vreemde valuta beïnvloeden
Verschillende factoren kunnen de vraag en het aanbod, en daarmee de wisselkoers, beïnvloeden:
* **Prijsveranderingen (inflatie):** Een hogere inflatie in een land maakt de producten uit dat land duurder in vreemde valuta. Dit leidt tot een lagere vraag naar de eigen munt en een hogere vraag naar de vreemde munt, waardoor de eigen munt deprecieert.
* Als de inflatie in Zwitserland hoger is dan in de eurozone, neemt het aanbod van Zwitserse franken (CHF) toe omdat Zwitsers hun CHF willen wisselen voor euro's om goedkopere producten in de eurozone te kopen. De vraag naar CHF daalt omdat Zwitserse producten duurder worden voor Europeanen. Hierdoor deprecieert de CHF ten opzichte van de euro.
* **Gewijzigde consumentenvoorkeuren:** Een toegenomen voorkeur voor buitenlandse producten leidt tot een hogere vraag naar vreemde valuta.
* Als consumenten in de eurozone meer zin krijgen in Zwitserse producten, stijgt de vraag naar CHF om deze aankopen te doen. Dit leidt tot een appreciatie van de CHF ten opzichte van de euro.
* **Gewijzigd inkomen:** Een snellere inkomensstijging in een land kan leiden tot een hogere vraag naar zowel binnenlandse als buitenlandse goederen.
* Als het inkomen in Zwitserland sneller stijgt dan in de eurozone, zullen Zwitsers meer consumeren, inclusief buitenlandse goederen (wat het aanbod van CHF verhoogt). Europeanen zullen ook meer consumeren, maar hun inkomen stijgt minder snel (wat de vraag naar CHF kan beïnvloeden). Dit kan leiden tot een depreciatie van de CHF.
* **Rentetarieven:** Hogere rentetarieven in een land trekken buitenlands kapitaal aan, wat de vraag naar die valuta verhoogt en het aanbod van vreemde valuta doet toenemen.
* Als de rente in de eurozone hoger is dan in Zwitserland, zullen Zwitsers meer beleggen in de eurozone, wat het aanbod van CHF verhoogt. Europeanen zullen minder in Zwitserland beleggen, wat de vraag naar CHF verlaagt. Hierdoor deprecieert de CHF ten opzichte van de euro.
* **Productiviteitsveranderingen:** Snellere productiviteitsverbeteringen leiden vaak tot lagere prijzen en maken producten concurrerender.
* Als de productiviteit in de eurozone sneller verbetert dan in Zwitserland, worden Europese producten relatief goedkoper. Dit kan leiden tot een toename van het aanbod van CHF (omdat Zwitsers Europese producten kopen) en een afname van de vraag naar CHF (omdat Europeanen minder geneigd zijn Zwitserse producten te kopen). De CHF deprecieert.
* **Speculatie:** Speculanten die een waardestijging van een bepaalde valuta verwachten, zullen deze valuta nu kopen, wat de vraag ernaar verhoogt en de koers op korte termijn kan doen stijgen.
* Als speculanten verwachten dat de CHF zal appreciëren, zullen ze nu CHF kopen, wat de vraag naar CHF verhoogt en de koers van de CHF doet stijgen.
### 2.2 Wisselkoerssystemen
Wisselkoerssystemen beschrijven de manieren waarop overheden omgaan met de waarde van hun munt ten opzichte van andere valuta.
#### 2.2.1 Vlottende wisselkoersen
Bij een systeem van **vlottende (of flexibele, vrije, zwevende) wisselkoersen** wordt de bepaling van de wisselkoers volledig overgelaten aan vraag en aanbod op de wisselmarkt. Er is geen officiële overheidsinterventie om de koers te stabiliseren. In het Engels spreekt men van een "pure float".
#### 2.2.2 Vaste wisselkoersen
Bij **vaste (of stabiele, gebonden) wisselkoersen** proberen overheden de waarde van hun munt ten opzichte van een andere munt of een mandje van munten stabiel te houden. Er zijn verschillende systemen mogelijk, zoals currency boards of deelname aan regimes zoals het ERM II (Exchange Rate Mechanism II), waar bijvoorbeeld Bulgarije en Denemarken aan deelnemen ten opzichte van de euro.
**Instrumenten om vaste wisselkoersen te stabiliseren:**
* **Interventies op de wisselmarkt:** De centrale bank kan eigen munt verkopen (en vreemde munt kopen) als de munt te veel dreigt te stijgen, of eigen munt kopen (en vreemde munt verkopen) als de munt te veel dreigt te dalen.
* **Steunaankopen:** Als de koers van een munt dreigt te dalen beneden de ondergrens van de bandbreedte, verkoopt de centrale bank vreemde valuta en koopt de eigen munt. Dit verhoogt de vraag naar de eigen munt en stabiliseert de koers.
* **Steunverkopen:** Als de koers van een munt dreigt te stijgen boven de bovengrens van de bandbreedte, verkoopt de centrale bank de eigen munt in ruil voor vreemde valuta. Dit vergroot het aanbod van de eigen munt en stabiliseert de koers.
* **Rentebeleid:** De centrale bank kan de rentetarieven aanpassen. Een hogere rente trekt kapitaal aan en versterkt de munt; een lagere rente kan de munt verzwakken.
* Om een depreciërende munt te ondersteunen, kan de centrale bank de rente verhogen. Dit maakt beleggingen in het land aantrekkelijker, waardoor de vraag naar de eigen munt toeneemt.
* **Devaluatie en revaluatie:** Bij een vaste wisselkoers kan de overheid besluiten de officiële 'spilkoers' (de centrale pariteit) te wijzigen.
* **Devaluatie:** Een bewuste verlaging van de officiële waarde van de eigen munt ten opzichte van vreemde valuta. Dit maakt export goedkoper en import duurder.
* **Revaluatie:** Een bewuste verhoging van de officiële waarde van de eigen munt ten opzichte van vreemde valuta. Dit maakt export duurder en import goedkoper.
> **Tip:** Het is cruciaal om het onderscheid te kennen tussen **depreciatie** (een koersdaling bij vlottende koersen, gedreven door marktmechanismen) en **devaluatie** (een bewuste officiële koersverlaging bij vaste koersen door de overheid).
Voorbeeld van een vast wisselkoersregime: de Deense kroon (DKK) en de euro (EUR). Er is een spilkoers, een plafondkoers en een bodemkoers, met een toegestane bandbreedte (bv. 4,5%). De centrale bank moet ingrijpen als de koers buiten deze bandbreedte dreigt te komen.
### 2.3 Koopkrachtpariteit (Purchasing Power Parity - PPP)
Koopkrachtpariteit (PPP) is een theorie die stelt dat de wisselkoers tussen twee valuta's op lange termijn zo zal aanpassen dat een identieke mand met goederen en diensten in beide landen evenveel kost. Het meet de relatieve koopkracht van verschillende valuta's.
#### 2.3.1 De Big Mac Index
De Big Mac Index, ontwikkeld door *The Economist*, is een populaire, vereenvoudigde toepassing van de PPP-theorie. De index vergelijkt de prijs van een Big Mac-hamburger in verschillende landen, uitgedrukt in lokale valuta en omgerekend naar dollars tegen de actuele wisselkoers.
> **Voorbeeld:**
> Stel, een Big Mac kost $5.00 in de VS en 7.00 euro in de eurozone.
> De impliciete wisselkoers op basis van koopkrachtpariteit zou dan zijn:
> $$ \text{Impliciete PPP-koers} = \frac{\text{Prijs Big Mac in EUR}}{\text{Prijs Big Mac in USD}} = \frac{7.00 \text{ EUR}}{5.00 \text{ USD}} = 1.40 \text{ EUR/USD} $$
> Als de actuele marktkoers bijvoorbeeld $1.10 \text{ EUR/USD}$ is, dan betekent dit dat de euro relatief ondergewaardeerd is ten opzichte van de Amerikaanse dollar, omdat je met een dollar meer euro's kunt krijgen op de valutamarkt dan nodig is om een Big Mac te kopen. Andersom is de dollar overgewaardeerd ten opzichte van de euro.
> De mate van over- of onderwaardering van de euro ten opzichte van de dollar kan berekend worden als:
> $$ \text{Onder-/overwaardering} = \frac{\text{Marktkoers} - \text{PPP-koers}}{\text{PPP-koers}} \times 100\% $$
> In dit voorbeeld: $ \frac{1.10 - 1.40}{1.40} \times 100\% = \frac{-0.30}{1.40} \times 100\% \approx -21.4\% $
> De euro is dus ongeveer 21.4% ondergewaardeerd ten opzichte van de dollar volgens de Big Mac Index.
#### 2.3.2 Analyse van over- en onderwaardering
De PPP-wisselkoers geeft aan bij welke wisselkoers een product (zoals de Big Mac) evenveel zou kosten in twee verschillende landen. De vergelijking met de actuele marktkoers toont of een munt over- of ondergewaardeerd is.
* Als de marktkoers aangeeft dat je minder van de vreemde valuta krijgt dan de PPP-wisselkoers suggereert, is de eigen valuta **ondergewaardeerd**.
* Als de marktkoers aangeeft dat je meer van de vreemde valuta krijgt dan de PPP-wisselkoers suggereert, is de eigen valuta **overgewaardeerd**.
PPP-berekeningen, zoals de Big Mac Index, bieden een indicatie van prijsverschillen tussen landen en de relatieve koopkracht van valuta's, maar houden geen rekening met factoren als transportkosten, importtarieven, verschillen in productkwaliteit of niet-verhandelbare diensten.
---
# De betalingsbalans en protectionisme
Hier is een uitgebreide studiehandleiding over de betalingsbalans en protectionisme, gebaseerd op de verstrekte documentatie en gericht op de pagina's 28-46.
## 3. De betalingsbalans en protectionisme
Dit onderwerp behandelt de structuur en inhoud van de betalingsbalans, en introduceert het concept van protectionisme als een beleid om internationale handel te belemmeren ten voordele van de binnenlandse economie, inclusief handelspolitieke maatregelen.
### 3.1 De betalingsbalans
De betalingsbalans is een overzicht van alle economische transacties die betalingen of ontvangsten met zich meebrengen tussen een bepaald land of een economische zone (zoals de eurozone) en de rest van de wereld. Al deze transacties leiden tot een toename of afname van de deviezenvoorraad van dat land of die zone.
#### 3.1.1 Deelrekeningen van de betalingsbalans
De betalingsbalans is onderverdeeld in verschillende deelrekeningen:
* **Lopende rekening:**
* **Goederen- en dienstenverkeer:** Dit omvat de handelsbalans (import en export van goederen) en de dienstenbalans (import en export van diensten).
* **Primaire inkomens:** Dit betreft inkomsten uit arbeid, beleggingen en investeringen die grensoverschrijdend zijn.
* **Secundaire inkomens:** Dit omvat inkomensoverdrachten, zoals geldovermakingen of giften in natura, zowel door particulieren als door overheden.
Statistieken over de betalingsbalans van een land zijn doorgaans te vinden op de website van de nationale bank.
### 3.2 Protectionisme
Protectionisme is een economische politiek waarbij internationale handel wordt belemmerd om de eigen economie te bevoordelen.
#### 3.2.1 Protectionisme versus vrijhandel
De meeste economen zijn van mening dat vrijhandel de specialisatie en productie op wereldvlak optimaliseert, wat leidt tot maximale welvaart voor alle wereldburgers. De Wereldhandelsorganisatie (WTO) waakt over de internationale vrijhandel en telt 166 lidstaten.
#### 3.2.2 Handelspolitieke maatregelen
Landen kunnen protectionisme voeren via verschillende handelspolitieke maatregelen:
* **Invoerrechten (tariffs, duties):** Dit zijn belastingen die geheven worden op geïmporteerde goederen. De importeur (een ingezetene van het land) betaalt deze belasting. Er zijn twee vormen:
* **Ad valorem invoerrecht:** Een percentage van de waarde van het geïmporteerde goed (bv. 10% op de waarde van auto's).
* **Specifiek recht:** Een vast bedrag per eenheid van het geïmporteerde goed (bv. 500 euro per auto).
De drie effecten van een invoerrecht zijn:
1. **Protectie-effect:** Binnenlandse producenten kunnen meer verkopen doordat hun producten relatief goedkoper worden ten opzichte van de geïmporteerde goederen na de invoerheffing.
2. **Consumptie-effect:** Binnenlandse consumenten betalen meer voor zowel binnenlandse als geïmporteerde goederen, waardoor de consumptie daalt.
3. **Fiscaal effect:** De overheid genereert inkomsten uit de geheven invoerrechten.
**Voorbeeld van de effecten van een invoerrecht:**
Stel, de wereldmarktprijs voor tomaten is 0,75 euro per kilo. De overheid heft een invoerrecht van 33,33%, wat neerkomt op 0,25 euro per kilo.
* De nieuwe prijs voor geïmporteerde tomaten wordt 1 euro per kilo.
* Bij een prijs van 1 euro per kilo is de binnenlandse vraag $Q_v = -2 \times 1 + 7 = 5$ ton, en het binnenlandse aanbod $Q_a = 6 \times 1 - 3 = 3$ ton.
* De invoer bedraagt $5 - 3 = 2$ ton.
* Het consumptie-effect is een daling van 0,5 ton ($5,5$ ton bij 0,75 euro min $5$ ton bij 1 euro).
* Het protectie-effect is een toename van het binnenlandse aanbod met 1,5 ton ($3$ ton bij 1 euro min $1,5$ ton bij 0,75 euro).
* Het fiscaal effect (bij 2 ton invoer) is $2000 \times 1000 \times 0,25 = 500.000$ euro aan belastinginkomsten (aannemende dat de hoeveelheden in tonnen worden uitgedrukt en de belasting per kg wordt berekend, de exacte berekening vereist precisie in de eenheden).
* **Contingenten of invoerquota:** Dit zijn beperkingen op de hoeveelheid van een bepaald goed dat geïmporteerd mag worden.
* **Exportsubsidies:** Financiële steun van de overheid aan binnenlandse producenten die exporteren, waardoor hun producten concurrerender worden op de internationale markt.
* **Niet-tarifaire belemmeringen:** Andere maatregelen die de internationale handel bemoeilijken, zoals complexe regelgeving, productienormen die moeilijk te voldoen zijn voor buitenlandse producenten, of bureaucratische hindernissen.
#### 3.2.3 Het handelsbeleid van de EU
Het handelsbeleid van de Europese Unie kent zowel intern als extern beleid:
* **Intern beleid:** Dit omvat het principe van vrij verkeer van goederen, personen (werknemers en zelfstandigen), diensten en kapitaal binnen de EU.
* **Extern beleid:** Bij invoer uit derde landen hanteert de EU een gemeenschappelijk buitentarief. Bij uitvoer naar derde landen is er in principe vrijhandel. Tools zoals de Trade Barrier Regulation en de Market Access Database (MADB) ondersteunen dit beleid.
### 3.3 De wisselmarkt en wisselkoersen (Context voor betalingsbalans)
Hoewel de focus ligt op de betalingsbalans en protectionisme, is een basisbegrip van de wisselmarkt cruciaal, omdat transacties op de betalingsbalans in verschillende valuta plaatsvinden.
* **Definitie wisselmarkt:** Het geheel van vraag naar en aanbod van twee verschillende valuta, wat resulteert in een wisselkoers.
* **Bied- en laatkoers:** Banken hanteren een biedkoers (aankoopprijs van vreemde valuta) en een laatkoers (verkoopprijs van vreemde valuta). Het verschil is de winstmarge van de bank. De biedkoers is altijd lager dan de laatkoers.
* **Arbitrage:** Het benutten van wisselmarktonevenwichtigheden tussen verschillende locaties om winst te maken, wat helpt de koersen naar elkaar toe te trekken.
* **Notatie van wisselkoersen:** Koersen kunnen worden uitgedrukt in vaste notatie in het binnenland (bv. 1 EUR = 1,18 USD) of in vaste notatie in het buitenland (bv. 1 USD = 0,85 EUR). Het is essentieel om te kunnen schakelen tussen deze notaties.
* **Vraag en aanbod van valuta:**
* **Vraag naar vreemde valuta** ontstaat door aankopen van goederen/diensten in het buitenland, betalen van primaire/secundaire inkomens in het buitenland, beleggingen/investeringen in het buitenland, en speculatie.
* **Aanbod van vreemde valuta** komt voort uit verkopen van goederen/diensten aan het buitenland, ontvangst van primaire/secundaire inkomens uit het buitenland, beleggingen/investeringen uit het buitenland, en speculatie.
* **Factoren die de wisselkoersen beïnvloeden:**
* Prijsveranderingen (inflatie) in binnen- en buitenland.
* Gewijzigde consumentenvoorkeuren.
* Gewijzigd inkomen.
* Renteverschillen tussen landen.
* Productiviteitsveranderingen.
* Speculatie.
#### 3.3.1 Wisselkoerssystemen
* **Vlottende wisselkoersen (vrije, flexibele, zwevende):** De wisselkoers wordt puur bepaald door vraag en aanbod.
* **Vaste wisselkoersen (stabiele, gebonden):** Overheden stabiliseren en controleren de wisselkoersen via verschillende systemen, zoals currency boards (bv. ERM II). Stabilisatie kan gebeuren door:
* **Steunaankopen/steunverkopen:** De centrale bank koopt of verkoopt de eigen munt om de koers binnen een bepaalde bandbreedte te houden.
* **Rentebeleid:** Het aanpassen van de rentetarieven om kapitaalstromen te beïnvloeden en zo de wisselkoers te stabiliseren.
* **Devaluatie/revaluatie:** Het aanpassen van de officiële spilkoers van de munt. Een devaluatie maakt de eigen munt goedkoper ten opzichte van andere valuta, wat de export stimuleert. Een revaluatie maakt de munt duurder.
Het verschil tussen depreciatie (vlottende koersen) en devaluatie (vaste koersen) is het mechanisme van koersaanpassing.
#### 3.3.2 Koopkrachtpariteit (PPP)
Koopkrachtpariteit vergelijkt de koopkracht van valuta's door te kijken naar de prijs van een mandje goederen in verschillende landen. De wisselkoers in PPP geeft aan bij welke wisselkoers een bepaald product (zoals de Big Mac) in twee landen evenveel zou kosten. Dit kan gebruikt worden om te analyseren of een munt over- of ondergewaardeerd is ten opzichte van de marktkoers.
**Voorbeeld analyse PPP:**
Stel, de marktkoers is 1 USD = 1,04 CHF, maar de PPP-koers voor een Big Mac is 1 USD = 1,90 CHF.
De CHF is dan $ \frac{1,90 - 1,04}{1,04} \times 100\% \approx 82,69\% $ overgewaardeerd ten opzichte van de USD. Dit betekent dat de Big Mac in Zwitserland (in USD omgerekend) veel duurder is dan in de VS.
---
# Handelsbeleid van de EU
Het handelsbeleid van de EU omvat zowel het interne beleid, dat gericht is op het wegnemen van handelsbelemmeringen tussen lidstaten, als het externe beleid, dat de relaties met derde landen reguleert en bescherming biedt aan de interne markt.
## 4. Het handelsbeleid van de EU
Het handelsbeleid van de Europese Unie is tweeledig, bestaande uit een intern en een extern beleid, gericht op het faciliteren van handel en het beschermen van de interne markt.
### 4.1 Intern handelsbeleid van de EU
Het interne beleid van de EU is primair gericht op het creëren van een interne markt waarbinnen goederen, diensten, personen en kapitaal vrij kunnen circuleren. Dit principe van vrij verkeer vormt de kern van de interne economische integratie binnen de Unie.
#### 4.1.1 Principes van vrij verkeer
* **Vrij verkeer van goederen:** Dit houdt in dat er geen douanerechten of kwantitatieve beperkingen gelden voor goederen die tussen lidstaten worden verhandeld. Gemeenschappelijke normen en regels worden gehanteerd om technische belemmeringen weg te nemen.
* **Vrij verkeer van personen:** Werknemers en zelfstandigen kunnen zich vrij bewegen en vestigen in andere lidstaten. Dit principe draagt bij aan de mobiliteit van arbeid binnen de EU.
* **Vrij verkeer van diensten:** Burgers en bedrijven kunnen diensten aanbieden en afnemen in andere lidstaten. Dit vereist harmonisatie van wetgeving en regelgeving om belemmeringen voor dienstverleners weg te nemen.
* **Vrij verkeer van kapitaal:** Kapitaal kan vrijelijk worden overgemaakt en geïnvesteerd tussen lidstaten, wat de financiële integratie bevordert en investeringsmogelijkheden vergroot.
### 4.2 Extern handelsbeleid van de EU
Het externe handelsbeleid van de EU reguleert de handelsrelaties met landen buiten de Unie. Het heeft tot doel de EU-markt te beschermen, Europese producenten te ondersteunen en de concurrentiepositie van de EU op mondiaal niveau te versterken.
#### 4.2.1 Maatregelen ten aanzien van derde landen
* **Gemeenschappelijk buitentarief:** Voor invoer uit derde landen hanteert de EU een gemeenschappelijk douanetarief. Dit betekent dat alle lidstaten dezelfde invoerrechten toepassen op goederen die van buiten de EU worden geïmporteerd, wat de interne markt beschermt tegen oneerlijke concurrentie en bijdraagt aan een gelijk speelveld.
* **Uitvoerbeleid:** In principe is de uitvoer van goederen naar derde landen vrij, hoewel er specifieke regelgevingen en controles kunnen gelden, afhankelijk van het product en de bestemming.
* **Trade Barrier Regulation:** Dit instrument is ontworpen om handelsbelemmeringen die door derde landen worden opgelegd aan EU-exporteurs aan te pakken en op te heffen.
* **Market Access Database:** Deze database biedt informatie over handelsbelemmeringen en de toegang tot markten in derde landen, en dient als hulpmiddel voor bedrijven die internationaal willen exporteren.
> **Tip:** Het interne beleid van de EU, gebaseerd op de vier vrijheden van verkeer, is cruciaal voor het functioneren van de interne markt. Het externe beleid, met het gemeenschappelijk buitentarief, beschermt deze interne markt en bevordert de positie van de EU in de wereldeconomie.
> **Voorbeeld:** Het vrije verkeer van goederen betekent dat een auto geproduceerd in Duitsland zonder extra invoerrechten kan worden verkocht in Frankrijk, Italië of Spanje. Daarentegen wordt een auto geïmporteerd uit Japan onderworpen aan het gemeenschappelijk buitentarief van de EU.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Wisselmarkt | Een markt waar verschillende valuta worden verhandeld, waarbij de prijs van de ene valuta ten opzichte van de andere wordt bepaald door vraag en aanbod. |
| Wisselkoers | De prijs van een vreemde valuta uitgedrukt in de eigen valuta, of omgekeerd. Deze koers geeft aan hoeveel een eenheid van de ene munt waard is in termen van de andere munt. |
| Biedkoers | De koers waartegen een bank bereid is vreemde valuta te kopen van een klant. Deze koers is altijd lager dan de laatkoers. |
| Laatkoers | De koers waartegen een bank bereid is vreemde valuta te verkopen aan een klant. Deze koers is altijd hoger dan de biedkoers. |
| Arbitrage | Een handelspraktijk waarbij winst wordt gemaakt door het gelijktijdig kopen en verkopen van dezelfde valuta op verschillende markten om te profiteren van kleine prijsverschillen, wat helpt om de koersen naar elkaar toe te brengen. |
| Vlottende wisselkoersen | Een wisselkoerssysteem waarbij de waarde van een munt wordt bepaald door de vrije interactie van vraag en aanbod op de valutamarkt, zonder significante overheidsinterventie. |
| Vaste wisselkoersen | Een wisselkoerssysteem waarbij de overheid een bepaalde waarde van de eigen munt vaststelt ten opzichte van een andere munt of een mandje van munten, en intervenieert om deze koers te handhaven. |
| Spilkoers | De centrale koers rondom welke bij een systeem van vaste wisselkoersen de valutakoersen mogen fluctueren binnen een vooraf bepaalde bandbreedte. |
| Devaluatie | Een bewuste verlaging van de officiële wisselkoers van een nationale munt ten opzichte van andere valuta, typisch binnen een systeem van vaste wisselkoersen, om de export te stimuleren en import te ontmoedigen. |
| Revaluatie | Een bewuste verhoging van de officiële wisselkoers van een nationale munt ten opzichte van andere valuta, typisch binnen een systeem van vaste wisselkoersen, om inflatie te bestrijden en import goedkoper te maken. |
| Koopkrachtpariteit (PPP) | Een economische theorie die stelt dat wisselkoersen zich op lange termijn zo aanpassen dat de koopkracht van een bepaalde hoeveelheid geld in verschillende landen gelijk wordt, wat betekent dat een identiek product in elk land evenveel zou moeten kosten na omrekening naar een gemeenschappelijke valuta. |
| Betalingsbalans | Een systematisch overzicht van alle economische transacties die plaatsvinden tussen ingezetenen van een land en de rest van de wereld gedurende een bepaalde periode. |
| Lopende rekening | Een hoofdonderdeel van de betalingsbalans dat de internationale handel in goederen en diensten, primaire inkomens (zoals rente en winst) en secundaire inkomens (zoals overdrachten) omvat. |
| Handelsbalans | Een onderdeel van de lopende rekening van de betalingsbalans dat het verschil weergeeft tussen de waarde van de export en import van goederen. |
| Protectionisme | Een economisch beleid dat gericht is op het beschermen van de binnenlandse markt en industrie tegen buitenlandse concurrentie door middel van handelsbelemmeringen zoals invoerrechten en quota. |
| Invoerrecht (tarief) | Een belasting die wordt geheven op geïmporteerde goederen, bedoeld om de prijs van buitenlandse producten te verhogen en de binnenlandse productie te stimuleren. |
| Contingenten (invoerquota) | Een beperking op de hoeveelheid van een specifiek goed die gedurende een bepaalde periode kan worden geïmporteerd in een land. |
| Vrijhandel | Een beleid waarbij goederen en diensten tussen landen worden uitgewisseld zonder handelsbelemmeringen zoals tarieven, quota of subsidies, met als doel economische efficiëntie en welvaart te maximaliseren. |
| Wereldhandelsorganisatie (WTO) | Een internationale organisatie die toezicht houdt op en regels opstelt voor het internationale handelsverkeer tussen haar lidstaten, met als doel het bevorderen van vrije en eerlijke handel. |
| Gemeenschappelijk buitentarief | Een uniform tarief dat door een douane-unie wordt toegepast op importen uit landen buiten de unie, waardoor lidstaten interne handelsbelemmeringen kunnen elimineren en een gemeenschappelijk beleid naar buiten toe voeren. |