Cover
立即免费开始 HFST 5 Groei en ongelijkheid.pptx
Summary
# Mechanismen van economische groei op lange en middellange termijn
Dit topic verkent de theoretische concepten achter economische groei, inclusief technologische golven en de determinanten van het potentiële Bruto Binnenlands Product (BBP).
### 1.1 Groei op lange termijn: Technologische golven
Economische groei op de lange termijn kan worden verklaard aan de hand van het concept van technologische golven. Deze golven, vaak geassocieerd met de ideeën van Kondratieff, verwijzen naar periodes van ongeveer 50 jaar waarin een reeks nieuwe technologieën de economie domineert en stimuleert. Joseph Schumpeter benadrukte de rol van innovatie en 'creatieve destructie' als motor van economische groei. Deze technologische veranderingen hebben een diepgaande invloed op de maatschappij.
> **Tip:** Hoewel de specifieke cijfers van groeicijfers niet memoristisch hoeven te zijn, is het concept van technologische golven als aanjager van economische expansie cruciaal. De economische groei zelf kan worden gezien als een toename van economische transacties, wat zich vertaalt in een hoger BBP, meer banen en hogere overheidsinkomsten.
### 1.2 Groei op middellange termijn: Determinanten van het potentiële BBP
De verklaring van economische groei op de middellange termijn verschuift van kortetermijngebeurtenissen naar structurele factoren die het potentiële Bruto Binnenlands Product (BBP) bepalen. Het potentiële BBP, vaak aangeduid als $Q$, representeert de productie die onder normale en voorspelbare omstandigheden kan worden gerealiseerd. Dit potentieel wordt beïnvloed door verschillende sleutelfactoren, die kunnen worden uitgedrukt in de volgende relatie:
$$Q = \left(\frac{Q}{H}\right) \cdot \left(\frac{H}{L}\right) \cdot \left(\frac{L}{B}\right) \cdot B$$
Hierin vertegenwoordigen:
* $B$: De bevolking op beroepsleeftijd (typisch tussen 15 en 66 jaar).
* $L$: Het deel van de bevolking op beroepsleeftijd dat economisch actief is (werkgelegenheidsgraad of participatiegraad).
* $H$: Het totale aantal gewerkte uren door de economisch actieve bevolking.
* $Q$: De totale productie (BBP).
De formule kan verder worden uitgesplitst in de volgende componenten:
* $\frac{Q}{H}$: De productiviteit per gewerkt uur.
* $\frac{H}{L}$: Het gemiddeld aantal gewerkte uren per werknemer.
* $\frac{L}{B}$: De werkzaamheidsgraad of participatiegraad, oftewel het aandeel economisch actieven in de bevolking op actieve leeftijd.
* $B$: De bevolking op beroepsleeftijd.
**1.2.1 Bevolking ($B$)**
Een stijgende bevolking op beroepsleeftijd biedt inherent groeipotentieel, aangezien dit kan leiden tot meer productie en consumptie.
**1.2.2 Werkgelegenheidsgraad of participatiegraad ($L/B$)**
Dit percentage geeft aan welk deel van de bevolking op actieve leeftijd economisch actief is. Een stijging hiervan, zoals de toename van de algemene participatie in de Europese Unie, biedt een belangrijk groeipotentieel. Rijke landen kenmerken zich vaak door een hoge participatiegraad.
**1.2.3 Aantal gewerkte uren per werknemer ($H/L$)**
Dit element beweegt doorgaans minder sterk op korte termijn, maar kan wel invloed hebben op de totale output.
**1.2.4 Productiviteit per gewerkt uur ($Q/H$)**
Dit is de cruciale variabele om mee te 'spelen' voor groei op korte tot middellange termijn, met name binnen de industriesector. In de jaren '70 was er een aanzienlijke toename in de productiviteit per uur, mede door de sterke focus op de industrie. Tegenwoordig draagt de dienstensector, met name marktdiensten, ook bij aan de productiviteitsgroei, zij het op een meer bescheiden schaal. Sectoren die sterk afhankelijk zijn van menselijk contact, zoals de zorg of bepaalde diensten, kennen minder mogelijkheden tot productiviteitsverbetering per uur, omdat de efficiëntie hier niet eenvoudigweg kan worden opgeschroefd door bijvoorbeeld automatisering.
> **Tip:** Begrijp de relatie tussen deze variabelen en hoe veranderingen in één variabele het potentiële BBP beïnvloeden. De focus voor groei ligt vaak op het verhogen van de productiviteit per uur en het stimuleren van de participatiegraad.
### 1.3 Factoren die de economische groei stimuleren
Om de economie verder te laten groeien, zijn er meerdere hefbomen:
* **Investeringen in menselijk kapitaal:** Dit omvat een relevant onderwijssysteem en de ontwikkeling van vaardigheden.
* **Innovatie en wetenschappelijk onderzoek:** Essentieel voor technologische vooruitgang.
* **Investeringen in technologie en infrastructuur:** Verbeteren de productiemogelijkheden en efficiëntie.
* **Verbetering van de levenskwaliteit:** Een prettige woonomgeving en werkomstandigheden kunnen bijdragen aan productiviteit en participatie.
* **Stimulerende fiscaliteit:** Belastingstelsels die investeringen en werkzaamheid bevorderen.
* **Gericht migratiebeleid:** Aantrekken van geschoolde arbeidskrachten.
* **Overheidssturing:** Soms door middel van programma's, zoals verplichte spaarprogramma's in Singapore.
> **Voorbeeld:** Het bevorderen van de participatiegraad door bijvoorbeeld deeltijdse banen aantrekkelijker te maken, kan leiden tot een hogere arbeidsparticipatie, wat de algehele economische groei kan stimuleren, vooral in landen die een hoge score wensen in welzijn en verbinding.
### 1.4 Groei en ongelijkheid
Hoewel economische groei op middellange en lange termijn veel voordelen kan bieden, zoals meer inkomsten, banen en investeringsmogelijkheden, is er ook een complexe relatie met inkomensongelijkheid.
* **Marktinkomen versus beschikbaar inkomen:** Studies tonen aan dat na correctie voor overheidstransferten (belastingen en uitkeringen), het inkomen voor een aanzienlijk deel van de gezinnen stabiel is gebleven of zelfs is gedaald, terwijl de economie groeide. Dit suggereert dat de economische groei niet altijd gelijkmatig wordt verdeeld.
* **Impact van automatisering en globalisering:** Automatisering in bepaalde sectoren vernietigt of verandert banen, en de winsten vloeien vaak naar aandeelhouders in plaats van naar werknemers. Globalisering kan leiden tot concurrentie die bepaalde (westerse) inkomens onder druk zet.
* **De rol van kapitaal:** Het rendement op kapitaal ($r$) is historisch gezien vaak hoger geweest dan de economische groei ($g$), wat kan leiden tot een toenemende ongelijkheid in de verdeling van welvaart, zoals uiteengezet door Piketty. Kapitaal, zoals aandelen, onroerend goed en vermogen, genereert inkomen, en als dit rendement hoger is dan de algemene economische groei, concentreert vermogen zich bij een kleinere groep.
* **Loonongelijkheid:** Tegenovergesteld aan wat Piketty's theorie suggereert, toont onderzoek aan dat de inkomensongelijkheid in landen als de VS sterk wordt aangestuurd door de ongelijke verdeling van lonen uit arbeid. Topfuncties en gespecialiseerde vaardigheden worden zeer goed beloond, terwijl andere sectoren achterblijven.
* **Gini-coëfficiënt:** Dit is een maatstaf voor inkomensongelijkheid. Een lagere Gini-coëfficiënt duidt op een meer gelijke inkomensverdeling. België kent bijvoorbeeld een relatief lage Gini-coëfficiënt, wat wijst op minder inkomensongelijkheid vergeleken met landen als de VS.
> **Tip:** Wees kritisch over de analyse van data, vooral die gebaseerd op fiscale gegevens. Informele economie, sociale voordelen in natura en niet-belaste inkomens kunnen de werkelijke inkomensverdeling en armoede beïnvloeden.
### 1.5 Perspectieven op ongelijkheid en armoede
* **Definitie van armoede:** Armoede kan statistisch worden gedefinieerd als een inkomen lager dan 60% van het mediaaninkomen, of door criteria van materiële deprivatie (het missen van essentiële goederen en diensten).
* **Wenselijke maatschappelijke veranderingen:** Er is een breed debat over hoe ongelijkheid kan worden aangepakt. Mogelijke benaderingen omvatten het bevorderen van economische emancipatie, het creëren van gelijke kansen, en het hanteren van progressieve belastingsystemen waarbij degenen met hogere inkomens meer bijdragen.
* **Intergenerationele ongelijkheid:** Ongelijkheid die van generatie op generatie wordt doorgegeven, kan demotiverend werken en de maatschappelijke mobiliteit beperken.
> **Voorbeeld:** Het "Mattheus-effect" beschrijft hoe overheidsmaatregelen die bedoeld zijn om bredere bevolkingsgroepen te helpen, vaak onevenredig ten goede komen aan de hogere inkomensgroepen. Dit benadrukt de noodzaak van zorgvuldig beleidsontwerp om echte gelijkheid van kansen te bewerkstelligen.
---
# De wenselijkheid en impact van economische groei
Dit topic onderzoekt de dubbele aard van economische groei, waarbij zowel de potentiële voordelen als de significante nadelen worden geanalyseerd, met speciale aandacht voor de impact op milieu, samenleving en welzijn.
### 2.1 Economische groei: concepten en drivers
Economische groei kan worden gedefinieerd als een toename van economische transacties, die zich vertaalt in een hogere optelsom van toegevoegde waarde, meer activiteit, banen bij bedrijven en fiscale ontvangsten voor de overheid. Op korte termijn is het Bruto Binnenlands Product (BBP) een veelgebruikte indicator, maar voor een analyse van langetermijngroei is het concept van het potentiële BBP cruciaal.
#### 2.1.1 Potentiële BBP en de groeifactoren
Het potentiële BBP ($Q$) vertegenwoordigt de productie die kan worden gerealiseerd onder normale, voorspelbare omstandigheden. Dit wordt bepaald door een samenspel van factoren die kunnen worden uitgedrukt met de volgende formule:
$$Q = \left(\frac{Q}{H}\right) \cdot \left(\frac{H}{L}\right) \cdot \left(\frac{L}{B}\right) \cdot B$$
Waarbij:
* $Q$: Totale productie (output)
* $B$: Bevolking op beroepsleeftijd (actieve bevolking)
* $L$: Aantal economisch actieven binnen de bevolking op beroepsleeftijd (werkzaamheidsgraad of participatiegraad)
* $H$: Totaal aantal gewerkte uren
* $\frac{Q}{H}$: Productiviteit per gewerkt uur
* $\frac{H}{L}$: Gemiddeld aantal gewerkte uren per werknemer
* $\frac{L}{B}$: Werkzaamheidsgraad of participatiegraad (het aandeel economisch actieven in de bevolking op actieve leeftijd)
De groei van de economie is afhankelijk van veranderingen in deze componenten. Een stijging van de bevolking op beroepsleeftijd ($B$) biedt groeipotentieel, vooral wanneer de werkzaamheidsgraad ($\frac{L}{B}$) toeneemt, het aantal gewerkte uren per werknemer ($\frac{H}{L}$) stijgt, en de productiviteit per uur ($\frac{Q}{H}$) verbetert.
#### 2.1.2 Technologische golven en lange termijn groei
Historisch gezien is economische groei mede gedreven door technologische innovaties. Concepten zoals 'creatieve destructie', zoals beschreven door Joseph Schumpeter, benadrukken hoe nieuwe technologieën bestaande sectoren ontwrichten en nieuwe economische activiteit creëren. De theorie van Kondratieff stelt dat de economie lange golven van ongeveer 50 jaar kent, gedreven door technologische doorbraken. Hoewel critici opmerken dat dit model mogelijk te simplistisch is en technologische dynamiek endogeen is (en niet exogeen), onderstrepen deze ideeën het belang van innovatie voor langetermijnontwikkeling.
#### 2.1.3 Groeifactoren in de praktijk
* **Bevolkingsgroei ($B$):** Een stijgende actieve bevolking kan leiden tot meer productie en consumptie.
* **Participatiegraad ($\frac{L}{B}$):** Een toename van het percentage van de bevolking dat economisch actief is (stijgende werkzaamheidsgraad), zoals zichtbaar in de Europese Unie, draagt bij aan groei.
* **Gemiddeld aantal gewerkte uren ($\frac{H}{L}$):** Dit fluctueert minder sterk en is minder een primaire driver van groei op lange termijn.
* **Productiviteit per uur ($\frac{Q}{H}$):** Dit is de belangrijkste variabele om mee te spelen voor groei. Het verhogen van de arbeids- en productiviteitsgroei kan worden bereikt door investeringen in menselijk kapitaal, een relevant onderwijssysteem, wetenschappelijk onderzoek en innovatie, technologie en infrastructuur, en verbetering van de levenskwaliteit. Stimulerende fiscaliteit en een gericht migratiebeleid spelen ook een rol.
Groei van de productiviteit per uur ($\frac{Q}{H}$) was historisch sterker, met name in de industrie. Sinds de jaren '90 is deze groei gematigder, mede door de opkomst van de diensten sector waar productiviteitswinsten soms moeilijker te realiseren zijn, zoals in sectoren met veel menselijk contact (bv. gezondheidszorg).
> **Tip:** Begrijp de relatie tussen de verschillende componenten van de potentiële BBP-formule. Hoewel je de specifieke cijfers mogelijk niet hoeft te kennen, is het concept van hoe deze factoren bijdragen aan economische groei essentieel.
### 2.2 De wenselijkheid van economische groei
De vraag of economische groei altijd wenselijk is, is complex en kent verschillende perspectieven.
#### 2.2.1 Argumenten tegen groei (de wenselijkheid in twijfel trekken)
Sommigen betogen dat economische groei leidt tot diverse problemen en dat de economie juist moet krimpen (degrowth). Deze visie stelt dat groei gepaard gaat met:
* **Milieu-impact:** Overconsumptie, uitputting van natuurlijke hulpbronnen en vervuiling zijn significante nadelen. De planeet kan in 2050 mogelijk geen wereldbevolking van 10 miljard aan als de consumptiepatronen van rijke landen, zoals België (waarvoor 4,3 aardes nodig zouden zijn), worden aangehouden. Dit illustreert het concept van 'Earth Overshoot Day', waarop de menselijke consumptie de draagkracht van de aarde overschrijdt.
* **Overconsumptie:** Groei kan leiden tot een focus op materiële welvaart die niet altijd bijdraagt aan welzijn of geluk.
* **Verlies van lokale identiteit:** Overtoerisme kan bijvoorbeeld leiden tot de verdwijning van de oorspronkelijke culturele identiteit van steden, zoals in Venetië, waar de balans tussen toeristen en lokale bewoners verstoord raakt.
> **Example:** Het voorbeeld van de Rialtobrug in Venetië illustreert hoe fysieke grenzen (de capaciteit van de brug) de verdere groei van een activiteit (toerisme) kunnen beperken, wat leidt tot stilstand en een minder aangename ervaring voor iedereen.
#### 2.2.2 Argumenten voor groei (de voordelen ervan)
Ondanks de nadelen, biedt economische groei ook significante voordelen:
* **Hogere levensstandaarden:** Groei kan leiden tot een stijging van de inkomens, wat de levenskwaliteit verbetert en toegang biedt tot meer goederen en diensten.
* **Sociale mobiliteit en cohesie:** Groei kan de kansen voor individuen vergroten om hun sociale en economische positie te verbeteren. Een hoge werkzaamheidsgraad, mede door deeltijdse jobs, kan leiden tot een hogere 'world happiness ranking', meer sociale connectie en minder eenzaamheid.
* **Financiering van publieke diensten:** Groei genereert meer fiscale ontvangsten, wat noodzakelijk is voor het financieren van overheidsuitgaven, investeringen in infrastructuur en sociale voorzieningen, en het beheersen van overheidsschulden.
* **Bestrijding van armoede:** Wereldwijd heeft economische groei geleid tot een aanzienlijke daling van extreme armoede. Miljarden mensen hebben hun reële inkomen zien stijgen, wat de armoede heeft verminderd.
* **Innovatie en technologische vooruitgang:** Groei stimuleert investeringen in onderzoek en ontwikkeling, wat leidt tot nieuwe technologieën die zowel de economie als de samenleving ten goede kunnen komen.
> **Tip:** De wenselijkheid van groei is afhankelijk van het perspectief. Voor rijkere landen kan de focus verschuiven naar kwaliteit van groei (groen, circulair) of stabiliteit, terwijl armere landen vaak nog baat hebben bij traditionele economische groei om basisbehoeften te vervullen.
### 2.3 Impact van economische groei op ongelijkheid
Economische groei heeft een complexe en vaak ongelijke impact op de verdeling van inkomen en welvaart binnen een samenleving.
#### 2.3.1 Marktincomes versus beschikbare inkomens
Onderzoek suggereert dat sinds de crisis van 2008-2009, de voordelen van economische groei niet altijd gelijkmatig worden verdeeld. In sommige rijke landen is het marktincomes voor een aanzienlijk deel van de gezinnen stabiel gebleven of zelfs gedaald, terwijl de economie groeide. Dit kan worden verklaard door factoren zoals automatisering, een dalend aandeel van arbeidsinkomens in de totale inkomens, en de groeiende invloed van kapitaalinkomsten. Na correctie voor overheidstransferten en belastingen kan de verdeling van het beschikbare inkomen nog steeds leiden tot ongelijkheid.
#### 2.3.2 Factoren die ongelijkheid aanwakkeren
* **Automatisering en technologische verandering:** Hoewel automatisering de productiviteit kan verhogen, kan het ook banen vernietigen of transformeren, met name voor laaggeschoold werk. Hybride banen, die zowel routineuze als niet-routineuze taken omvatten, vereisen vaak aanpassing en bijscholing.
* **Concentratie van kapitaalinkomsten:** Kapitaal, in de vorm van aandelen, onroerend goed en andere vermogens, genereert vaak een hoger rendement ($r$) dan de economische groei ($g$), wat leidt tot een toenemende concentratie van welvaart bij kapitaalbezitters. Dit principe wordt benadrukt in de analyse van Piketty, die stelt dat $r > g$ een drijvende kracht is achter toenemende ongelijkheid.
* **Ongelijke verdeling van lonen uit arbeid:** Naast kapitaalinkomsten, is ook de verdeling van lonen uit arbeid ongelijker geworden. Hoger opgeleiden profiteren disproportioneel van economische groei en de arbeidsmarkt.
* **Globalisering:** Hoewel globalisering wereldwijd heeft bijgedragen aan armoedebestrijding, heeft het ook geleid tot concurrentie die bepaalde sectoren en werknemers in rijke landen onder druk heeft gezet.
* **Marktmacht:** Grotere bedrijven met marktmacht kunnen winsten concentreren, wat ten koste kan gaan van werknemers en consumenten.
> **Example:** De 'olifantengrafiek' van Milanovic illustreert hoe de wereldwijde economische groei de inkomens van veel mensen, met name in Azië, aanzienlijk heeft verhoogd, terwijl een deel van de middenklasse in Westerse landen achterbleef of zelfs achteruitging.
#### 2.3.3 Meten van ongelijkheid
Ongelijkheid wordt vaak gemeten met de Gini-coëfficiënt, die de mate van afwijking van een perfect gelijke inkomensverdeling weergeeft. Een lage Gini-coëfficiënt duidt op relatief gelijke inkomensverdeling. België kent een relatief lage Gini-coëfficiënt, wat suggereert dat de inkomensongelijkheid daar, ondanks de trend van toenemende ongelijkheid wereldwijd, beperkt blijft, mede dankzij de rol van sociale bescherming en overheidstransferten.
Het is echter belangrijk om de beperkingen van analyses op basis van fiscale gegevens te erkennen, aangezien informele economieën, voordelen in natura en niet-belaste inkomens niet altijd volledig worden meegenomen.
> **Tip:** De relatie tussen economische groei en ongelijkheid is niet eenduidig. Hoewel groei potentiële voordelen kan bieden voor iedereen, zijn de mechanismen die de verdeling van die voordelen sturen cruciaal om te begrijpen wie er daadwerkelijk beter van wordt.
### 2.4 Perspectieven op ongelijkheid en maatschappelijke verandering
De analyse van ongelijkheid leidt tot discussies over wenselijke maatschappelijke veranderingen.
* **Gelijkheid van kansen en maatschappelijke mobiliteit:** Veel beleid is gericht op het creëren van gelijke kansen en het bevorderen van sociale mobiliteit, zodat individuen, ongeacht hun achtergrond, hun potentieel kunnen realiseren.
* **Sufficiency-doctrine:** Deze doctrine pleit voor het bestrijden van manifeste armoede en kansenongelijkheid als prioriteit, wat impliceert dat er een drempel moet zijn waaronder niemand mag vallen.
* **Progressieve belastingen:** Een systeem waarbij hogere inkomens relatief meer belasting betalen dan lagere inkomens, is een middel om ongelijkheid te bestrijden en publieke voorzieningen te financieren.
* **Het Mattheus-effect:** Dit verwijst naar situaties waarin maatregelen die bedoeld zijn om lagere inkomens of de algemene bevolking te bevoordelen, uiteindelijk ten goede komen aan hogere inkomensgroepen, wat een effectieve bestrijding van ongelijkheid in de weg kan staan.
De economische emancipatie van vrouwen en investeringen in het onderwijs en de ontwikkeling van laaggeschoolden zijn belangrijke strategieën om de ongelijkheid te verminderen en te zorgen dat een groter deel van de bevolking kan profiteren van economische groei.
---
# Economische groei en de verdeling van inkomens
Dit topic onderzoekt de mechanismen achter economische groei, de wenselijkheid ervan, en de impact van groei op de inkomensverdeling en ongelijkheid, met speciale aandacht voor globalisering en automatisering.
### 3.1 Mechanismen achter economische groei
Economische groei kan worden verklaard door verschillende factoren, op te splitsen in korte, middellange en lange termijn.
#### 3.1.1 Groei op lange termijn: technologische golven
* **Concept:** De theorie van technologische golven, geassocieerd met denkers als Karl Marx en Joseph Schumpeter, stelt dat periodes van aanzienlijke economische groei worden gedreven door de introductie van baanbrekende technologieën. Deze "creatieve destructie" leidt tot de opkomst van nieuwe sectoren en economische activiteit. Kondratieff identificeerde lange golven van ongeveer 50 jaar die deze technologische vernieuwingen kenmerken.
* **Kritiek:** Sommige critici stellen dat groei op lange termijn te complex is om uitsluitend door technologische cycli te verklaren, en dat technologische dynamiek endogeen is, dat wil zeggen, intern wordt bepaald door economische processen.
#### 3.1.2 Groei op middellange termijn: de potentiële BBP
* **Potentiële BBP ($\(Q\)$):** Dit is de productie die gerealiseerd kan worden onder normale, voorspelbare omstandigheden. Het hangt af van de beschikbare productiefactoren.
* **Formule:** Het potentiële BBP kan worden ontleed als volgt:
$$Q = \frac{Q}{H} \cdot \frac{H}{L} \cdot \frac{L}{B} \cdot B$$
Waar:
* $\(Q\)$ = Totale productie (output)
* $\(H\)$ = Aantal gewerkte uren
* $\(L\)$ = Aantal werknemers
* $\(B\)$ = Bevolking op beroepsleeftijd (actieve bevolking)
* **Componenten van groei:**
* **$\(B\)$ (Bevolkingsgroei):** Een stijging van de bevolking op beroepsleeftijd biedt potentieel voor economische groei, mits andere factoren gelijk blijven.
* **$\(L/B\)$ (Werkzaamheidsgraad/participatiegraad):** Dit is het aandeel van de bevolking op beroepsleeftijd dat economisch actief is. Een stijging hiervan, door bijvoorbeeld meer vrouwen of ouderen die deelnemen aan de arbeidsmarkt, stimuleert groei.
* **$\(H/L\)$ (Aantal gewerkte uren per werknemer):** Dit geeft aan hoeveel uren een gemiddelde werknemer werkt. Dit varieert en kan beïnvloed worden door factoren als deeltijdse arbeid.
* **$\(Q/H\)$ (Productiviteit per gewerkt uur):** Dit is de waarde van de productie per gewerkt uur. Dit is een cruciale factor voor groei en wordt beïnvloed door technologie, innovatie, menselijk kapitaal en infrastructuur.
#### 3.1.3 Factoren die productiviteit (Q/H) beïnvloeden
Om de productiviteit per gewerkt uur te verhogen en daarmee economische groei te stimuleren, zijn diverse investeringen nodig:
* Investeringen in menselijk kapitaal (onderwijs, training).
* Een relevant onderwijssysteem en wetenschappelijk onderzoek.
* Technologische innovatie en investeringen in infrastructuur.
* Verbetering van de levenskwaliteit in woonomgevingen.
* Stimulerende fiscaliteit en een gericht migratiebeleid.
* Sturing door de overheid, bijvoorbeeld via spaarprogramma's.
#### 3.1.4 Groei in de praktijk: België
* **Historische ontwikkeling:** In de jaren '70 was er een aanzienlijke groei van $\(Q/H\)$ door de sterke industriële sector. Sindsdien is de groei van $\(Q/H\)$ structureel lager, rond de 1% per jaar, voornamelijk gedreven door marktdiensten. De overheid zou meer kunnen doen om productiviteit in publieke diensten te verhogen.
* **Uitdagingen:** Sectoren met veel menselijk contact, zoals de gezondheidszorg, kennen beperkte mogelijkheden om de productiviteit per uur te verhogen zonder aan kwaliteit in te boeten. Efficiëntieverbeteringen in sectoren zoals onderwijs, ondanks een potentieel, worden vaak niet volledig benut.
### 3.2 Is economische groei wenselijk?
De wenselijkheid van economische groei is een punt van discussie, met argumenten voor en tegen.
#### 3.2.1 Argumenten tegen economische groei
* **Milieu-impact:** Onbeperkte groei kan leiden tot uitputting van natuurlijke hulpbronnen en ecologische schade. De huidige consumptiepatronen, zoals die van de gemiddelde Belg, vereisen meerdere aardes.
* **Sociale problemen:** Groei kan leiden tot overbevolking en druk op infrastructuur (bv. toerisme in Venetië), met negatieve gevolgen voor de leefbaarheid.
* **Stagnatie van marktinkomens:** Ondanks algemene economische groei stagneren of dalen de marktinkomens voor een aanzienlijk deel van de bevolking in veel rijke landen.
#### 3.2.2 Argumenten voor economische groei
* **Verbetering levensstandaard:** Economische groei kan leiden tot hogere levensstandaarden, meer consumptiemogelijkheden en verbeterde toegang tot goederen en diensten.
* **Sociale mobiliteit en cohesie:** Groei kan bijdragen aan een hogere werkgelegenheid, meer participatie en een grotere sociale cohesie. Het biedt kansen voor lagergeschoolden.
* **Aflossen van schulden:** In landen met hoge overheidsschulden kan economische groei helpen deze schuld te verminderen.
* **Ontwikkelingslanden:** Voor armere landen is economische groei vaak cruciaal om armoede te bestrijden en de levensomstandigheden te verbeteren.
* **Innovatie en welzijn:** Groei kan middelen vrijmaken voor investeringen in onderzoek, technologie en initiatieven die het algemeen welzijn verhogen.
#### 3.2.3 Alternatieve groei-modellen
Er is een groeiende roep om een ander type groei: groen, circulair en ecologisch, dat rekening houdt met de planetaire grenzen.
### 3.3 De impact van groei op de verdeling van inkomens en ongelijkheid
De relatie tussen economische groei en inkomensongelijkheid is complex en wordt beïnvloed door verschillende factoren.
#### 3.3.1 Marktinkomens versus totale inkomens
* **Marktinkomen:** Dit omvat alle inkomsten die men verdient op de markt (loon, winst, rente, huur).
* **Totale inkomen:** Dit is het marktinkomen plus overheids- en sociale transferten (uitkeringen, subsidies) minus belastingen.
* **Observatie:** Tussen 2005 en 2014 bleef in 65-70% van de 25 rijke landen het marktinkomen van gezinnen stabiel of daalde het, ondanks economische groei. Na correctie voor overheidstransferten bleef het inkomen voor 20-25% van de gezinnen stabiel of daalde het. Dit duidt op een afnemende "doorsijpeling" van economische groei naar bredere lagen van de bevolking.
#### 3.3.2 Factoren die inkomensongelijkheid versterken
* **Automatisering en productiviteit:** Automatisering kan banen vernietigen of transformeren, wat leidt tot een grotere kloof tussen hoog- en laaggeschoolden en een toename van inkomensongelijkheid. Sectoren die veel geld verdienen, zien deze winsten vaak naar aandeelhouders vloeien in plaats van naar werknemers.
* **Globalisering:**
* **Voordelen:** Globalisering heeft geleid tot aanzienlijke inkomensstijgingen voor miljarden mensen in ontwikkelingslanden, wat de wereldwijde armoede heeft verminderd. Het stimuleert de economie door handel en concurrentie.
* **Nadelen:** In rijke landen kan globalisering leiden tot banenverlies in bepaalde sectoren (met name industrie) en druk op de lonen van lagergeschoolden, waardoor een deel van de westerse bevolking als "verliezer" van globalisering kan worden beschouwd.
* **Kapitaalaccumulatie en rendementen (Piketty):**
* **Kernargument:** Thomas Piketty stelt dat wanneer het rendement op kapitaal ($\(r\)$) hoger is dan de economische groei ($\(g\)$), dit leidt tot een toenemende concentratie van rijkdom en ongelijkheid. Historisch gezien is $\(r > g\)$ vaak het geval geweest (bv. 6% rendement op kapitaal versus 3% economische groei).
* **Rol van kapitaal:** Kapitaal (vastgoed, aandelen, etc.) genereert inkomen (rente, huur, dividenden). Omdat kapitaal vaak onevenredig is verdeeld, leidt een hoger rendement op kapitaal tot een grotere inkomensongelijkheid, vooral als inkomen uit arbeid meer in lijn met de economische groei evolueert.
* **Verdeling van lonen:** Ondanks Piketty's focus op kapitaal, suggereren analyses dat in landen als de VS de inkomensongelijkheid vooral wordt gedreven door de ongelijke verdeling van lonen uit arbeid. Het aandeel van de hoogste 10% in de totale loonmassa is aanzienlijk gestegen.
* **Elite-systeem:** In sommige sectoren, zoals bij topuniversiteiten en grote bedrijven, kunnen sociale elites hun positie doorgeven, wat leidt tot een meer gesloten maatschappij met beperkte kansen voor buitenstaanders.
#### 3.3.3 Meting van inkomensongelijkheid
* **Gini-coëfficiënt:** Dit is een veelgebruikte maatstaf voor inkomensongelijkheid. Een waarde van 0 betekent perfecte gelijkheid, terwijl een waarde van 1 (of 100%) perfecte ongelijkheid betekent. In België lag de Gini-coëfficiënt in 2019 op 0,263, wat relatief laag is vergeleken met andere landen, en er is zelfs een lichte daling van de inkomensongelijkheid waargenomen.
* **Lorenz-curve:** Dit is een grafische weergave van de inkomensverdeling. De curve toont het cumulatieve aandeel van het totale inkomen dat wordt verdiend door het cumulatieve percentage van de bevolking, gerangschikt van laag naar hoog inkomen. Een afwijking van de diagonale lijn (perfecte gelijkheid) duidt op ongelijkheid.
* **Kwintielen:** De bevolking kan worden verdeeld in vijf groepen van elk 20% (kwintielen) om hun aandeel in het totale inkomen te analyseren. In België heeft het laagste kwintiel een aandeel dat significant lager is dan 20%, terwijl de hogere kwintielen een groter aandeel hebben dan in landen als de VS.
#### 3.3.4 Beperkingen van metingen
* **Fiscale gegevens:** analyses op basis van fiscale gegevens hebben beperkingen, zoals het negeren van de informele economie, niet-belaste inkomens (bv. kinderbijslag), voordelen in natura (bv. bedrijfswagens, sociale huisvesting) en de consumptie van gesubsidieerde publieke diensten door hogere inkomensgroepen.
* **Armoedemeting:**
* **Statistische armoede:** Gedefinieerd als een inkomen lager dan 60% van het mediane inkomen. In België leeft ongeveer 15% van de bevolking in deze categorie.
* **Ernstige materiële deprivatie:** Gebaseerd op het missen van minstens vier uit negen essentiële consumptiegoederen of diensten. Dit treft ongeveer 5,8% van de bevolking.
* **Relativiteit van armoede:** Wat vandaag als arm wordt beschouwd, was vroeger een luxe. Een aanzienlijk deel van de bevolking kan geen onverwachte kosten dragen.
### 3.4 Perspectieven over ongelijkheid en beleid
* **Wenselijke maatschappelijke veranderingen:** Economische emancipatie van de vrouw is een belangrijke factor die de ongelijkheid kan verminderen.
* **Natuurlijke orde vs. kansengelijkheid:** Filosofen zoals Plato en Aristoteles zagen verschillen als een natuurlijke orde. Hedendaags beleid focust meer op gelijkheid van kansen en maatschappelijke mobiliteit.
* **Sufficiency-doctrine:** Harry Frankfurt benadrukt het bestrijden van manifeste armoede en kansenongelijkheid als prioriteit.
* **Beleid ter bestrijding van ongelijkheid:**
* **Progressieve belastingen:** Hogere inkomens en vermogens zwaarder belasten om de lasten eerlijker te verdelen.
* **Investeren in mensen:** Gerichte investeringen in onderwijs en training voor laaggeschoolden om hun economische emancipatie te bevorderen.
* **Mattheüs-effect vermijden:** Zorgen dat overheidsmaatregelen, bedoeld voor algemeen welzijn, niet onevenredig ten goede komen aan de rijkere bevolking.
* **Economische mobiliteit:** Het creëren van kansen voor iedereen om te stijgen op de economische ladder, ongeacht hun startpositie, is cruciaal voor een veerkrachtige en rechtvaardige samenleving.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Economische groei | De toename van de productie van goederen en diensten in een economie over een bepaalde periode, meestal uitgedrukt als een percentage van het Bruto Binnenlands Product (BBP). |
| Bruto Binnenlands Product (BBP) | De totale marktwaarde van alle finale goederen en diensten die in een land gedurende een bepaalde periode (meestal een jaar) worden geproduceerd. Het vertegenwoordigt de economische activiteit en de toegevoegde waarde van een land. |
| Technologische golven | Langdurige cycli van economische expansie en contractie die worden gedreven door grote technologische innovaties, zoals de stoommachine, elektriciteit, of internet. Deze golven beïnvloeden de structuur van de economie en de productiemethoden. |
| Creatieve destructie | Een concept geïntroduceerd door Joseph Schumpeter, dat verwijst naar het proces waarbij nieuwe technologieën en innovaties bestaande industrieën en bedrijven verstoren en vervangen, wat leidt tot zowel vernietiging als schepping van economische activiteit. |
| Potentiële BBP (Q) | De maximale productie die een economie kan realiseren onder normale en voorspelbare omstandigheden, rekening houdend met de beschikbare productiefactoren zoals arbeid, kapitaal en technologie. Het vertegenwoordigt de economische capaciteit van een land. |
| Productiviteit per werknemer (Q/B) | De totale productie (BBP) gedeeld door het aantal werknemers. Dit meet de efficiëntie waarmee arbeid wordt ingezet om output te genereren. |
| Productiviteit per gewerkt uur (Q/H) | De totale productie (BBP) gedeeld door het totale aantal gewerkte uren. Dit is een belangrijke indicator van de efficiëntie van de productie en de technologische vooruitgang. |
| Werkzaamheidsgraad (L/B) | Het aandeel van de bevolking op beroepsleeftijd dat economisch actief is en een baan heeft. Een hogere werkzaamheidsgraad duidt op een grotere inzet van beschikbare arbeidskrachten. |
| Kapitaalaccumulatie | Het proces waarbij de hoeveelheid kapitaalgoederen (zoals machines, gebouwen en infrastructuur) in een economie toeneemt, wat essentieel is voor economische groei en productiviteitsverbetering. |
| Ongelijkheid | De ongelijke verdeling van middelen, inkomen, vermogen of kansen binnen een samenleving. Dit kan zowel economische als sociale dimensies hebben. |
| Gini-coëfficiënt | Een statistische maatstaf voor de inkomens- of vermogensongelijkheid binnen een bevolking. Een waarde van 0 staat voor perfecte gelijkheid, terwijl een waarde van 1 (of 100%) perfecte ongelijkheid aangeeft. |
| Marktinkomen | Het inkomen dat huishoudens verdienen uit economische activiteiten op de markt, zoals lonen, winsten en rente-inkomsten, vóór aftrek van belastingen en toevoeging van sociale uitkeringen. |
| Overheidstransferten | Betalingen van de overheid aan huishoudens die geen directe tegenprestatie vereisen, zoals sociale uitkeringen, subsidies en pensioenen. Deze kunnen de inkomensongelijkheid verminderen. |
| Globalisering | Het proces van toenemende internationale economische, politieke en culturele integratie, gekenmerkt door vrijere handel, kapitaalstromen en migratie over landsgrenzen heen. |
| Automatisering | Het gebruik van technologie om processen en taken uit te voeren met minimale menselijke tussenkomst, wat kan leiden tot verhoogde efficiëntie maar ook tot banenverlies in bepaalde sectoren. |
| Intergenerationele ongelijkheid | De ongelijke verdeling van welvaart en kansen tussen verschillende generaties binnen een samenleving, waarbij de omstandigheden van kinderen sterk worden beïnvloed door die van hun ouders. |
| Gelijkheid van kansen | Het principe dat alle individuen dezelfde mogelijkheden moeten hebben om te slagen, ongeacht hun achtergrond, sociale status of afkomst. |
| Sufficiency-doctrine | Een filosofisch concept dat stelt dat het primaire doel van economische en maatschappelijke inspanningen moet zijn om te voldoen aan de basisbehoeften van iedereen en kansengelijkheid te waarborgen, in plaats van het nastreven van absolute groei of maximale welvaart. |