Cover
立即免费开始 2025 1HW H.01 - Wat is economie - Afgewerkt.pptx
Summary
# Wat is economie en de rol van schaarste
Economie is de sociale wetenschap die de keuzes bestudeert die mensen maken als gevolg van schaarste.
## 1.1 Economie als sociale wetenschap
Economie wordt gedefinieerd als een sociale wetenschap omdat de mens centraal staat in de organisatie van de systemen van consumptie en productie. Het bestudeert de keuzes die economische agenten maken als gevolg van schaarste, zowel op micro- als op macro-economisch niveau. Economen analyseren de interacties tussen consumenten, producenten, overheden en andere instellingen binnen een economisch systeem.
### 1.1.1 Economische agenten
Economische agenten zijn de actoren binnen een economisch systeem die keuzes maken. Dit omvat:
* **Consumenten:** Particulieren die goederen en diensten consumeren om hun behoeften te vervullen.
* **Producenten:** Bedrijven die goederen en diensten produceren met behulp van productiefactoren.
* **Prosumenten:** Consumenten die tevens goederen en diensten aanbieden die traditioneel door producenten werden geleverd (bv. elektriciteit, logies, taxi).
### 1.1.2 Micro-economie en macro-economie
* **Micro-economie:** Bestudeert de keuzes van individuele economische agenten, zoals consumenten en producenten, en hun interacties op specifieke markten. Dit omvat consumentengedrag en productieprocessen.
* **Macro-economie:** Bestudeert de economie als geheel, met aandacht voor aggregaten zoals inflatie, werkloosheid, economische groei en internationale handel.
## 1.2 Schaarste: het centrale begrip
Schaarste is het fundamentele concept in de economie. Het verwijst naar de spanning tussen de onbeperkte menselijke behoeften en de beperkte beschikbaarheid van middelen om aan die behoeften te voldoen.
### 1.2.1 Definitie van schaarste
Een middel is economisch schaars wanneer het meer gewild is dan het beschikbaar is. Een andere definitie stelt dat een middel schaars is als er middelen moeten worden opgeofferd om het te verkrijgen. Schaarste impliceert een keuzeprobleem, waarbij economische agenten beslissingen moeten nemen over hoe ze hun beperkte middelen het meest efficiënt kunnen inzetten om aan hun behoeften te voldoen.
> **Tip:** Zonder schaarste zou er geen noodzaak zijn om keuzes te maken, en zou economische analyse niet nodig zijn.
### 1.2.2 Schaarste versus zeldzaamheid
Het is belangrijk om schaarste te onderscheiden van zeldzaamheid:
* **Zeldzaamheid:** Verwijst naar de geringe voorkomendheid van een goed of middel.
* **Schaarste:** Ontstaat wanneer de vraag naar een middel de beschikbaarheid ervan overstijgt. Een zeldzaam goed is niet noodzakelijk schaars als er weinig vraag naar is. Omgekeerd kunnen niet-zeldzame zaken wel schaars zijn als de vraag er hoog naar is.
> **Voorbeeld:** Goud is zeldzaam, maar als de vraag naar goud beperkt zou zijn, zou het niet schaars zijn. Drinkbaar water is op wereldschaal niet zeldzaam, maar kan op bepaalde locaties wel schaars zijn door een hoge vraag en beperkte lokale beschikbaarheid.
## 1.3 Economische behoeften en goederen
### 1.3.1 Economische behoeften
Economische behoeften zijn de verlangens van de mens waaraan slechts kan worden voldaan door het inzetten van schaarse middelen. Behoeften kunnen immaterieel zijn, terwijl de goederen of diensten die eraan voldoen stoffelijk of een prestatie kunnen zijn.
**Soorten behoeften:**
* **Primaire behoeften:** Aangeboren en sterk verbonden met het lichamelijk overleven (bv. voedsel, water, slaap, veiligheid).
* **Secundaire behoeften:** Aangeleerd en sociaal georiënteerd (bv. cultuur, persoonlijke ontwikkeling, ontspanning).
* **Tertiaire behoeften:** Luxe behoeften (bv. verre reizen, dure sportwagens).
### 1.3.2 Economische goederen
Economische goederen zijn schaarse stoffelijke zaken (goederen) of menselijke prestaties (diensten) die invulling geven aan economische behoeften.
> **Voorbeeld:** De behoefte aan mobiliteit wordt ingevuld door een wagen of openbaar vervoer, beide economische goederen. De behoefte aan bereikbaarheid en connectiviteit wordt ingevuld door een smartphone.
### 1.3.3 Onbeperkte behoeften
Een fundamentele aanname in de economie is dat menselijke behoeften onbeperkt zijn. Naarmate een behoefte wordt ingevuld, ontstaan er nieuwe. Dit wordt mede gevoed door economische groei en technologische ontwikkeling, die leiden tot de creatie van nieuwe goederen en diensten die nieuwe verlangens oproepen.
## 1.4 Keuzeproblemen, afruil en opportuniteitskosten
### 1.4.1 Keuzeproblemen
Omdat behoeften onbeperkt zijn en de middelen om daaraan te voldoen schaars, moeten economische agenten keuzes maken. Deze keuzes impliceren een afruil: het kiezen van het ene middel betekent dat andere middelen niet kunnen worden ingezet.
### 1.4.2 Opportuniteitskosten
De opportuniteitskost is de niet-gerealiseerde opbrengst van het best mogelijke alternatief voor de gemaakte keuze. Wanneer men een keuze maakt, geeft men de voordelen van het beste alternatief op.
$$ \text{Economisch resultaat} = \text{Opbrengsten} - \text{Kosten} - \text{Opportuniteitskosten} $$
De opportuniteitskost is vaak een cruciaal onderdeel van de economische totaalkost en wordt gebruikt om het economisch resultaat te bepalen. Het onderscheidt de economische kost van de boekhoudkundige kost, die doorgaans enkel de expliciete uitgaven omvat.
> **Voorbeeld:** Als een bedrijf kiest om te investeren in project A, zijn de opportuniteitskosten de gederfde opbrengsten van het best mogelijke alternatieve project, bijvoorbeeld project B. Voor een student die kiest om te studeren in plaats van te werken, zijn de opportuniteitskosten de gederfde opbrengsten van de studentenjob.
### 1.4.3 Marginaliteit
Keuzes worden vaak gemaakt door de kosten en baten op marginale basis af te wegen. Dit betekent dat er gekeken wordt naar de bijkomende kosten en baten van een extra eenheid inspanning, output of productie.
* **Marginale baten (MB):** De bijkomende opbrengst van één extra eenheid.
* **Marginale kosten (MK):** De bijkomende kost van één extra eenheid.
De optimale keuze wordt doorgaans bereikt waar de marginale baten gelijk zijn aan de marginale kosten ($MB = MK$).
> **Voorbeeld:** Een student zal langer studeren zolang de marginale baten van een extra studiejaar (bv. verbeterde capaciteiten, hoger loonpotentieel) groter zijn dan de marginale kosten (bv. inschrijvingsgeld, gemiste inkomsten, minder vrije tijd).
## 1.5 Modellen en aannames in economie
Economie maakt gebruik van modellen en aannames om de complexe werkelijkheid te vereenvoudigen en economische relaties te verklaren.
### 1.5.1 Modellen
Een model is een vereenvoudigde voorstelling van de werkelijkheid die helpt om bepaalde economische fenomenen te begrijpen. Een veelgebruikt model is de vraagfunctie, die het verband aangeeft tussen de prijs van een goed en de gevraagde hoeveelheid.
> **Voorbeeld:** De vraag naar vliegtuigtickets kan worden voorgesteld als $V = f(P_{\text{vliegtickets}})$, waarbij $V$ de gevraagde hoeveelheid is en $P_{\text{vliegtickets}}$ de prijs. Men verwacht een negatief verband: hoe hoger de prijs, hoe lager de gevraagde hoeveelheid.
### 1.5.2 Aannames
Aannames zijn veronderstellingen die gemaakt worden om modellen te construeren. Belangrijke aannames in de economie zijn:
* **Onbeperkte behoeften:** De menselijke behoeften zijn eindeloos.
* **Rationele keuze:** Economische agenten kiezen rationeel om hun eigen welvaart te maximaliseren.
* **Eigenbelang:** Economische agenten handelen in hun eigen belang.
* **Optimale keuze bij $MB=MK$**: De optimale beslissing wordt genomen waar marginale baten gelijk zijn aan marginale kosten.
* **Ceteris paribus:** "Al het andere gelijk blijvend." Bij het analyseren van de impact van één variabele op een andere, worden alle andere relevante factoren constant gehouden.
* **Perfecte informatie:** Economische agenten beschikken over alle relevante informatie om beslissingen te nemen (dit is vaak een vereenvoudiging van de realiteit).
### 1.5.3 De productiemogelijkhedengrens (PMG)
De productiemogelijkhedengrens (PMG) is een model dat de maximale output van twee goederen weergeeft die een economie kan produceren met haar gegeven productiefactoren en technologie. Het illustreert verschillende economische concepten:
* **Schaarste van productiefactoren:** De PMG toont dat het produceren van meer van het ene goed ten koste gaat van de productie van het andere goed.
* **Opportuniteitskosten:** De helling van de PMG geeft de opportuniteitskost weer van het produceren van één extra eenheid van een goed.
* **Heterogeniteit van productiefactoren:** De concave vorm van de PMG weerspiegelt het feit dat productiefactoren niet perfect inwisselbaar zijn en dat de opportuniteitskosten toenemen naarmate men meer van een goed produceert.
* **Pareto-efficiëntie:** Punten op de PMG vertegenwoordigen een efficiënte allocatie van middelen, waarbij het onmogelijk is om meer van het ene goed te produceren zonder minder van het andere te produceren. Punten onder de curve zijn haalbaar maar inefficiënt, terwijl punten boven de curve onbereikbaar zijn met de huidige middelen.
* **Economische groei:** Een verschuiving van de PMG naar buiten toe, veroorzaakt door technologische vooruitgang of een toename van productiefactoren, duidt op economische groei.
> **Voorbeeld:** Een economie die ananassen en kokosnoten produceert, heeft een PMG die aangeeft hoeveel ton ananas maximaal geproduceerd kan worden bij een bepaalde productie van kokosnoten, en vice versa. Als de productie van aardappelen stijgt van 8 naar 3 eenheden, vertegenwoordigt dit een beweging langs de curve, waarbij de opportuniteitskost van bloemkool de gederfde productie van aardappelen is.
## 1.6 De economische kringloop
De economische kringloop is een schematisch model dat de samenhang tussen de verschillende economische agenten en stromen (goederen, diensten, geld) in een economie illustreert. Het toont hoe economische activiteiten met elkaar verbonden zijn en hoe een verandering in één deel van het systeem impact kan hebben op het geheel.
> **Bemerkingen bij de economische kringloop:** Klassieke modellen zijn vaak sterk vereenvoudigd. Moderne benaderingen erkennen de noodzaak om bredere aspecten, zoals de rol van het ecosysteem en maatschappelijke factoren, mee te nemen in de analyse (holistische visie). De nadruk op duurzame ontwikkeling benadrukt de verwevenheid van economie, maatschappij en ecologie.
---
# Keuzes maken, opportuniteitskosten en marginale analyse
Economie draait om het maken van keuzes vanwege de inherente schaarste van middelen, waarbij het concept van opportuniteitskosten en de toepassing van marginale analyse essentieel zijn voor optimale besluitvorming.
### 2.1 Keuze, afruil en opportuniteitskosten
Economie wordt gedefinieerd als de wetenschap die de keuzes bestudeert die gemaakt worden als gevolg van schaarste. Zonder schaarste zouden er geen keuzes nodig zijn en zou er geen behoefte zijn aan economische analyse.
#### 2.1.1 Schaarste als basisaxioma
* **Schaarste:** Een middel is economisch schaars wanneer het meer gewild is dan het beschikbaar is. Dit kan zowel betrekking hebben op de vraag naar een middel als op de noodzaak om middelen op te offeren om het te verkrijgen. Schaarste is niet hetzelfde als zeldzaamheid; iets kan zeldzaam zijn maar niet schaars als de vraag beperkt is, en iets dat niet zeldzaam is kan toch schaars zijn (bv. drinkbaar water).
* **Behoeften:** Economische behoeften zijn de verlangens van de mens die slechts vervuld kunnen worden door het inzetten van schaarse middelen.
* **Primaire behoeften:** Aangeboren en verbonden met het lichamelijk zijn (bv. overleven, veiligheid).
* **Secundaire behoeften:** Aangeleerd en sociaal georiënteerd (bv. cultuur, persoonlijke ontwikkeling).
* **Tertiabéhoeften:** Behoeften naar luxe (bv. verre reizen, luxe goederen).
* **Goederen en diensten:** Economische goederen zijn schaarse, materiële zaken (goederen) of menselijke prestaties (diensten) die aan behoeften voldoen.
* **Onbeperkte behoeften:** Een theoretische veronderstelling is dat behoeften onbeperkt zijn. Na het voldoen aan een behoefte ontstaat er direct een nieuwe. Dit staat in contrast met duurzaamheidsdenken en de 'degrowth'-gedachte.
* **Keuzeprobleem:** Door onbeperkte behoeften en schaarse middelen moeten economische agenten keuzes maken. Deze keuzes brengen kosten met zich mee, omdat ingezette middelen niet meer beschikbaar zijn en behoeften slechts gedeeltelijk ingevuld kunnen worden.
#### 2.1.2 Opportuniteitskosten
* **Definitie:** De opportuniteitskost is de niet-gerealiseerde opbrengst van het best mogelijke alternatief voor de gemaakte keuze. Kiezen betekent per definitie iets anders niet kiezen of niet bekomen.
* **Economische kost versus boekhoudkundige kost:** De economische kost is inclusief de opportuniteitskosten, terwijl de boekhoudkundige kost enkel de directe kosten weergeeft. Het economisch resultaat is de opbrengsten min de economische kosten (inclusief opportuniteitskosten).
* **Voorbeelden:**
> **Voorbeeld:** Een bedrijf kiest ervoor om in project A te investeren in plaats van in project B. De economische kost van project A is niet alleen de directe investering, maar ook de gederfde opbrengst van project B, het beste alternatief.
>
> **Voorbeeld:** Een student kiest ervoor om te studeren in plaats van te werken. De opportuniteitskost van studeren omvat naast de studiekosten (boeken, inschrijvingsgeld) ook de gederfde opbrengst van het studentenwerk en de verloren vrije tijd.
### 2.2 Kosten tegenover baten; de marginale analyse
Economische beslissingen worden vaak genomen door de kosten en baten af te wegen in termen van 'marginaliteit', oftewel de bijkomende kosten en baten voor een bijkomende eenheid.
#### 2.2.1 Marginaliteit
* **Marginale analyse:** Dit betreft de analyse van de bijkomende kosten en baten die voortvloeien uit het nemen van een bepaalde beslissing of het produceren van een extra eenheid.
* **Marginale baten (MB) / Marginale opbrengsten (MO):** De bijkomende opbrengst die voortvloeit uit het consumeren of produceren van één extra eenheid van een goed of dienst.
* **Marginale kosten (MK):** De bijkomende kost die gepaard gaat met het consumeren of produceren van één extra eenheid van een goed of dienst.
* **Toepassing:** Marginale analyse wordt toegepast op beslissingen zoals het optimaliseren van studieduur, bijscholing of specialisatie.
#### 2.2.2 Optimale besluitvorming
* **Regel:** De optimale keuze wordt gemaakt op het punt waar de marginale baten gelijk zijn aan de marginale kosten ($MB = MK$ of $MO = MK$).
* **Beslissingsregels:**
* Als de marginale baten hoger zijn dan de marginale kosten ($MB > MK$), is het voordelig om de activiteit voort te zetten (bv. meer studeren, meer produceren).
* Als de marginale kosten hoger zijn dan de marginale baten ($MK > MB$), is het voordelig om de activiteit te verminderen of te stoppen.
> **Voorbeeld:** Een vliegmaatschappij analyseert de marginale kosten en baten van het aanbieden van extra vliegtickets. Als de marginale opbrengst van een extra ticket hoger is dan de marginale kost van het aanbieden ervan, zal de maatschappij meer tickets aanbieden. Dit gaat door tot het punt waar $MO = MK$.
### 2.3 Het gebruik van modellen en aannames
Economie maakt gebruik van modellen en aannames om de complexe werkelijkheid te vereenvoudigen en te begrijpen.
#### 2.3.1 Modellen en aannames in de economie
* **Modellen:** Vereenvoudigde voorstellingen van de werkelijkheid (bv. grafieken zoals de productiemogelijkhedengrens) die helpen om economische relaties en de impact van variabelen te verklaren. Een veelgebruikte vorm is $y = f(x)$, waarbij de impact van $x$ op $y$ wordt geanalyseerd.
* **Aannames:** Vereenvoudigingen die nodig zijn om modellen te kunnen hanteren. Belangrijke aannames in de economie zijn:
* Onbeperkte behoeften.
* Rationele keuze: economische agenten handelen consistent en doelgericht om hun eigen nut te maximaliseren.
* Eigenbelang: agenten streven hun eigen voordeel na.
* Optimale keuze: $MO = MK$.
* Rekening houden met opportuniteitskosten.
* **Ceteris paribus:** "Al het andere blijft gelijk". Bij het bestuderen van de impact van één variabele op een andere, worden alle overige factoren constant gehouden.
* Perfecte informatie: alle economische agenten hebben op elk moment volledige kennis van alle relevante factoren (prijs, kwaliteit, kosten). Dit is een idealisering; in de realiteit is informatie vaak onvolledig en asymmetrisch.
#### 2.3.2 De productiemogelijkhedengrens (PMG)
* **Definitie:** De productiemogelijkhedengrens (PMG) geeft voor elk productieniveau van een bepaald goed weer hoeveel er maximaal van een ander goed kan geproduceerd worden, gegeven de beschikbare productiefactoren (land, arbeid, kapitaal) en de productiviteit.
* **Illustraties van de PMG:**
* **Schaarste:** De PMG illustreert schaarste omdat er meer van het ene goed kan worden geproduceerd door minder van het andere goed te produceren (dalend verloop).
* **Opportuniteitskost:** De helling van de PMG op een bepaald punt geeft de opportuniteitskost weer van het produceren van een extra eenheid van het ene goed in termen van het andere goed.
* **Heterogeniteit van productiefactoren:** De concave vorm van de PMG weerspiegelt het feit dat productiefactoren niet homogeen zijn; ze dragen op variërende wijze bij aan de productie. Naarmate meer van een bepaald goed wordt geproduceerd, worden minder geschikte productiefactoren ingezet, wat leidt tot hogere opportuniteitskosten.
* **Pareto-efficiëntie:** Punten op de PMG vertegenwoordigen een Pareto-efficiënte productie, waarbij het niet mogelijk is meer van het ene goed te produceren zonder minder van het andere te produceren. Punten onder de curve zijn haalbaar maar inefficiënt, terwijl punten boven de curve onbereikbaar zijn met de huidige middelen.
* **Economische groei:** Een toename van productiviteit of meer beschikbare productiefactoren leidt tot een verschuiving van de PMG naar buiten, wat economische groei aangeeft. Een rotatie van de curve kan wijzen op verbeteringen in slechts één productiesector.
> **Voorbeeld:** Als een economie op de PMG opereert en besluit meer bloemkolen te produceren, moet er minder aardappelen worden geproduceerd. De hoeveelheid aardappelen die wordt opgegeven, vertegenwoordigt de opportuniteitskost van de extra bloemkoolproductie. Als de economie niet 8, maar 3 eenheden aardappels produceert, ligt de opportuniteitskost van bloemkool in het interval van 4 tot 10 eenheden bloemkool.
### 2.4 Economische kringlopen en modellen
De economische kringloop is een model dat de samenhang tussen verschillende economische agenten illustreert en hoe economische feiten een impact hebben op het gehele systeem.
#### 2.4.1 Basisvoorstelling van de economische kringloop
* **Concept:** Illustreert de stroom van goederen, diensten en geld tussen huishoudens en bedrijven. Een verandering in één deel van de kringloop kan een domino-effect hebben op het gehele systeem.
* **Componenten:**
* **Huishoudens:** Consumenten die goederen en diensten kopen en productiefactoren (arbeid) aanbieden.
* **Bedrijven:** Producenten die goederen en diensten aanbieden en productiefactoren inhuren.
* **Geldstromen:** De uitgaven van huishoudens aan bedrijven en de inkomsten van huishoudens van bedrijven.
* **Goederen- en dienstenstromen:** De goederen en diensten die door bedrijven aan huishoudens worden geleverd en de productiefactoren die door huishoudens aan bedrijven worden aangeboden.
#### 2.4.2 Uitgebreide en holistische visies
* **Uitgebreide kringloop:** Voegt de rol van de overheid en de financiële sector toe, wat meer dan 50% van de economische activiteiten kan verklaren.
* **Kritiek op klassieke modellen:** Klassieke kringloopmodellen zijn sterk vereenvoudigd en houden onvoldoende rekening met de ecologische impact, duurzaamheid en maatschappelijke factoren.
* **Holistische visie:** Benadrukt de verwevenheid van economie, maatschappij en ecologie. De economie is ingebed in een groter geheel, is afhankelijk van en heeft impact op het ecosysteem. Duurzame ontwikkeling, die de behoeften van het heden vervult zonder de toekomstige generaties in het gedrang te brengen, is hierin centraal.
* **De donut-economie:** Een voorbeeld van een actueel, holistisch economisch model dat streeft naar welvaart binnen de planetaire grenzen en de basisvoorzieningen voor iedereen. Dit model stelt de behoeften van mens en planeet centraal, in tegenstelling tot de focus op winst en groei van traditionele modellen.
> **Tip:** Hoewel klassieke economische modellen zoals de kringloop en de PMG vereenvoudigingen zijn, bieden ze essentiële inzichten in fundamentele economische principes zoals schaarste, keuze, kosten en efficiëntie. Het is cruciaal om de aannames achter deze modellen te begrijpen om hun beperkingen en toepasbaarheid correct in te schatten.
---
# Modellen, aannames en de productiemogelijkhedengrens
Dit onderwerp behandelt de rol van modellen en aannames in de economische wetenschap, evenals de productiemogelijkhedengrens (PMG) als een grafische representatie van productie en economische groei.
### 3.1 De rol van modellen en aannames in de economie
Economie wordt gedefinieerd als de wetenschap die zich bezighoudt met de keuzes die economische agenten maken als gevolg van schaarste. Om de complexe werkelijkheid te begrijpen en economische relaties te bestuderen, maakt de economische wetenschap gebruik van modellen. Een model is een vereenvoudiging van de werkelijkheid die helpt om de impact van specifieke variabelen op elkaar te verklaren.
#### 3.1.1 Aannames in economische modellen
Het gebruik van modellen noodzaakt het hanteren van aannames. Deze veronderstellingen vereenvoudigen de werkelijkheid om focus te leggen op essentiële aspecten. Enkele belangrijke aannames zijn:
* **Onbeperkte behoeften:** Menselijke behoeften zijn constant en eindeloos, zelfs na het voldoen aan bestaande behoeften ontstaan er nieuwe.
* **Rationele keuze:** Economische agenten nemen beslissingen op een rationele manier, waarbij ze streven naar het maximaliseren van hun eigen nut of welvaart.
* **Eigenbelang:** Agenten handelen primair vanuit hun eigenbelang.
* **Marginale analyse:** Beslissingen worden genomen op basis van de vergelijking van marginale baten (MB) en marginale kosten (MK). De optimale keuze wordt gemaakt waar MB gelijk is aan MK.
> **Tip:** De marginale analyse houdt in dat men kijkt naar de extra opbrengst en de extra kosten die gepaard gaan met de productie of consumptie van één bijkomende eenheid.
* **Ceteris paribus:** Bij het analyseren van de impact van één variabele op een andere, worden alle andere factoren als constant verondersteld. Dit betekent "al het andere gelijkblijvend".
> **Voorbeeld:** Bij het bestuderen van de invloed van de prijs van vliegtickets op de vraag naar vliegtickets, wordt aangenomen dat factoren zoals consumentenvertrouwen, veiligheid, en ecologische overwegingen constant blijven.
* **Perfecte informatie:** Economische agenten beschikken over volledige en onmiddellijke kennis van alle relevante factoren die een economische transactie beïnvloeden, zoals prijzen, kwaliteit en productiekosten. In de praktijk is dit vaak een aanname die afwijkt van de realiteit, waar informatie vaak imperfect en asymmetrisch is.
#### 3.1.2 Marginaliteit
Marginaliteit is een cruciaal concept in economische besluitvorming. Het verwijst naar de analyse van de extra kosten en baten die gepaard gaan met een bijkomende eenheid van inspanning, output of productie.
* **Marginale baten (MB):** De bijkomende opbrengst die voortvloeit uit het nemen van een bepaalde actie of het produceren van een extra eenheid.
* **Marginale kosten (MK):** De bijkomende kost die gepaard gaat met het nemen van een bepaalde actie of het produceren van een extra eenheid.
De optimale keuze wordt gemaakt op het punt waar de marginale baten gelijk zijn aan de marginale kosten ($MB = MK$). Dit punt vertegenwoordigt de maximale netto-opbrengst of het maximale nut.
> **Voorbeeld:** Een student overweegt een extra jaar te studeren. De marginale baten kunnen verbeterde carrièrekansen en een hoger toekomstig inkomen zijn. De marginale kosten omvatten de kosten van collegegeld, studiemateriaal, gemiste inkomsten uit werk, en de opportuniteitskost van minder vrije tijd. De student zal doorgaan met studeren zolang de marginale baten groter zijn dan de marginale kosten.
### 3.2 De productiemogelijkhedengrens (PMG)
De productiemogelijkhedengrens (PMG) is een grafisch model dat de maximale output weergeeft die een economie kan produceren met de beschikbare productiefactoren en technologie, ervan uitgaande dat alle productiefactoren efficiënt worden ingezet.
#### 3.2.1 Basisconcepten rond productie
* **Productie:** Het proces waarbij productiefactoren en intermediaire goederen worden ingezet om nieuwe economische goederen en diensten te creëren.
* **Productiefactoren (PF):** De middelen die producenten inzetten voor productie. De klassieke productiefactoren zijn:
* **Natuur:** Natuurlijke rijkdommen zoals land, water, mineralen en energiebronnen.
* **Arbeid:** De intellectuele en fysieke inspanningen van mensen.
* **Kapitaal:** De voorraad kapitaalgoederen (machines, gebouwen, infrastructuur) die worden ingezet in het productieproces.
* **Intermediaire goederen:** Producten die verder verwerkt moeten worden tot finale goederen.
* **Output:** De geproduceerde goederen en diensten.
#### 3.2.2 De PMG als grafische weergave
De PMG wordt grafisch voorgesteld met op de assen de hoeveelheden van twee verschillende goederen die geproduceerd kunnen worden.
> **Voorbeeld:** Een economie produceert enkel ananassen en kokosnoten. De horizontale as kan de productie van ananassen weergeven, en de verticale as de productie van kokosnoten.
De PMG illustreert de volgende kernconcepten:
1. **Schaarste:** De PMG laat zien dat, gegeven de beschikbare productiefactoren, er een limiet is aan wat geproduceerd kan worden. Om meer van het ene goed te produceren, moet de productie van het andere goed worden opgeofferd. Dit wordt weergegeven door het dalende verloop van de PMG.
2. **Opportuniteitskosten:** De opportuniteitskost van een bepaald goed is de hoeveelheid van het andere goed die opgeofferd moet worden om één extra eenheid van het eerste goed te produceren. De PMG illustreert deze kosten.
* Als de PMG **lineair** is, zijn de opportuniteitskosten constant.
* Als de PMG **concaaf** (gebogen naar buiten) is, nemen de opportuniteitskosten toe naarmate er meer van het ene goed wordt geproduceerd. Dit duidt op de heterogeniteit van de productiefactoren: in het begin worden de meest geschikte productiefactoren ingezet voor een bepaald goed, maar naarmate de productie toeneemt, moeten steeds minder geschikte productiefactoren worden ingezet, wat leidt tot hogere opportuniteitskosten.
3. **Efficiëntie (Pareto-efficiëntie):**
* **Op de PMG:** Punten op de curve vertegenwoordigen een Pareto-efficiënte productie. Dit betekent dat het onmogelijk is om de productie van één goed te verhogen zonder de productie van het andere goed te verminderen. Alle beschikbare productiefactoren worden optimaal ingezet.
* **Onder de PMG:** Punten onder de curve zijn haalbaar, maar inefficiënt. De economie produceert minder dan haar potentieel, wat betekent dat er meer van beide goederen geproduceerd kan worden zonder de productie van het andere goed op te offeren.
* **Boven de PMG:** Punten boven de curve zijn onbereikbaar met de huidige middelen en technologie.
4. **Economische groei:** Economische groei kan worden weergegeven als een verschuiving van de PMG naar buiten. Dit kan gebeuren door:
* **Toename van productiefactoren:** Meer arbeid, kapitaal, of natuurlijke hulpbronnen.
* **Verbetering van technologie of productiviteit:** Nieuwe technologieën maken efficiëntere productie mogelijk.
Wanneer de productiviteit van één productiesector verbetert, kan de PMG roteren rond het punt van de ongewijzigde sector, wat leidt tot een uitbreiding van de productiemogelijkheden. Wanneer de productiviteit van beide sectoren toeneemt, verschuift de gehele PMG naar buiten, wat duidt op algemene economische groei.
#### 3.2.3 Oefening met de PMG
Stel een economie produceert aardappelen en bloemkolen. De PMG toont de maximale outputcombinaties. Als de economie van een punt waar 8 eenheden aardappelen worden geproduceerd, overschakelt naar een punt waar 3 eenheden aardappelen worden geproduceerd, wat is dan de opportuniteitskost van bloemkool?
> **Antwoord:** De opportuniteitskost van bloemkool ligt in het interval dat de toename in bloemkoolproductie vertegenwoordigt bij de vermindering van aardappelproductie van 8 naar 3 eenheden. Dit is het aantal aardappelen dat wordt opgeofferd voor de extra bloemkolen, en wordt afgelezen op de PMG. Specifiek, als de productie van aardappelen daalt van 8 naar 3 eenheden, neemt de productie van bloemkool toe. De opportuniteitskost is het verschil in aardappelen gedeeld door het verschil in bloemkolen (of omgekeerd, afhankelijk van de vraag). De vraag hier is de opportuniteitskost van bloemkool, wat betekent hoeveel aardappelen moeten worden opgeofferd voor meer bloemkool. De juiste interpretatie van de opties bij de oefening suggereert dat men het verschil in de eenheden op de Y-as moet beschouwen bij een verandering op de X-as. Indien de productie van aardappelen daalt van 8 naar 3, dan kan de productie van bloemkolen stijgen. De opportuniteitskost van de extra bloemkolen is het aantal aardappelen dat men niet meer produceert.
### 3.3 De economische kringloop
De economische kringloop is een vereenvoudigd model dat de samenhang tussen verschillende economische agenten (huishoudens, bedrijven, overheid) en de stromen van goederen, diensten en geld illustreert.
#### 3.3.1 Basisvoorstelling
De basiskringloop toont hoe huishoudens productiefactoren aanbieden aan bedrijven, die deze gebruiken om goederen en diensten te produceren en deze aan huishoudens verkopen. Geld stroomt van huishoudens naar bedrijven voor goederen en diensten, en van bedrijven naar huishoudens als vergoeding voor productiefactoren (lonen, rente, winst).
> **Voorbeeld:** Een lager uurloon leidt tot minder inkomen voor huishoudens, wat resulteert in minder consumptie en een lagere vraag. Dit kan leiden tot lagere prijzen, minder productie, minder banen, meer werkloosheid, en nog minder inkomen.
#### 3.3.2 Uitgebreide economische kringloop
Een uitgebreide kringloop kan de rol van de overheid (belastingen, overheidsuitgaven) en de financiële sector (sparen, investeren) meenemen.
#### 3.3.3 Beperkingen van klassieke modellen
Klassieke economische modellen zijn vaak sterk vereenvoudigd en houden geen rekening met belangrijke factoren zoals:
* De ecologische impact van productie en consumptie.
* De afhankelijkheid van natuurlijke hulpbronnen en energie.
* Maatschappelijke interacties buiten de traditionele marktwerking.
* De noodzaak van duurzame ontwikkeling.
#### 3.3.4 Holistische visie en duurzame ontwikkeling
Moderne economische benaderingen benadrukken een holistische visie, waarbij de economie wordt gezien als ingebed in een groter ecologisch en maatschappelijk systeem. Duurzame ontwikkeling, die de behoeften van het heden bevredigt zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen, wordt steeds belangrijker. Dit concept omvat economische, sociale en ecologische dimensies (Profit, People, Planet).
> **Tip:** Modellen en aannames zijn noodzakelijke vereenvoudigingen, maar het is cruciaal om de beperkingen ervan te erkennen en rekening te houden met de bredere context, zoals duurzaamheid. De productiemogelijkhedengrens is een krachtig instrument om schaarste en de afwegingen die daarmee gepaard gaan te visualiseren.
---
# Economische kringlopen en duurzame ontwikkeling
Dit deel behandelt de economische kringloop als model van de economie en introduceert het concept van duurzame ontwikkeling, inclusief de holistische visie, de drie peilers (economie, maatschappij, ecologie) en moderne modellen zoals de donut-economie.
## 4. Economische kringlopen en duurzame ontwikkeling
Economie is de wetenschap die de keuzes bestudeert die gemaakt worden als gevolg van schaarste. Deze keuzes worden gemaakt door economische agenten (consumenten, producenten, overheid, banksector, etc.) die met beperkte middelen hun onbeperkte behoeften proberen te bevredigen.
### 4.1 Schaarste en keuzeproblemen
De kern van economisch denken is het concept van schaarste.
* **Schaarse goederen**: Een middel is schaars wanneer het meer gewild is dan het beschikbaar is. Dit kan zowel voor het individu als voor de gemeenschap gelden. Schaarste impliceert dat er keuzes gemaakt moeten worden.
* **Onbeperkte behoeften**: Menselijke behoeften zijn in principe onbeperkt. Na het bevredigen van de ene behoefte, ontstaan er nieuwe. Deze onbeperktheid is mede een gevolg van economische groei en technologische ontwikkeling, die nieuwe goederen en diensten creëren en verlangens opwekken.
* **Keuzeprobleem**: Omdat behoeften onbeperkt zijn en de middelen om deze te bevredigen schaars, moeten economische agenten keuzes maken. Dit leidt tot een afweging tussen de baten (voordelen, bevrediging van behoeften) en de kosten (opgeofferde middelen).
> **Tip**: Het verschil tussen schaarste en zeldzaamheid is cruciaal. Zeldzaam betekent weinig voorkomend, maar iets is pas schaars als er ook veel vraag naar is. Drinkbaar water is bijvoorbeeld wereldwijd niet zeldzaam, maar kan plaatselijk wel schaars zijn. Goud is zeldzaam, maar door de beperkte vraag niet noodzakelijk schaars in economische zin.
### 4.2 Opportuniteitskosten en marginale analyse
Bij het maken van keuzes zijn niet alleen de directe kosten relevant, maar ook de gederfde baten van het beste alternatief.
* **Opportuniteitskosten**: Dit is de niet-gerealiseerde opbrengst van het best mogelijke alternatief voor de gemaakte keuze. Elke keuze impliceert dat andere mogelijkheden niet worden benut. De opportuniteitskost is vaak het belangrijkste deel van de economische totaalkost.
* *Economisch resultaat* = Opbrengsten - Kosten - Opportuniteitskosten.
* **Marginale analyse**: Economische beslissingen worden vaak genomen op basis van marginale kosten (MK) en marginale baten (MB, ook wel marginale opbrengsten of MO genoemd). De marginale analyse kijkt naar de bijkomende kosten en baten voor een bijkomende eenheid inspanning, output, productie, etc.
* De optimale keuze wordt bereikt waar de marginale baten gelijk zijn aan de marginale kosten ($MB = MK$).
* Als de marginale baten groter zijn dan de marginale kosten ($MB > MK$), is het voordelig om verder te gaan met de activiteit (bv. langer studeren).
* Als de marginale kosten groter zijn dan de marginale baten ($MK > MB$), is het niet langer voordelig om de activiteit voort te zetten.
> **Tip**: In de economie wordt bij het bepalen van kosten altijd rekening gehouden met opportuniteitskosten. Dit onderscheidt economische kosten van boekhoudkundige kosten.
### 4.3 Modellen en aannames in de economie
Om de complexe werkelijkheid te analyseren, maakt de economische wetenschap gebruik van modellen en aannames.
* **Modellen**: Een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid die helpt om verbanden te verklaren en te begrijpen.
* **Aannames**: Vereenvoudigingen die nodig zijn om modellen te construeren. Veelgebruikte aannames zijn:
* Onbeperkte behoeften.
* Rationele keuze van economische agenten.
* Keuzes worden gemaakt uit eigenbelang.
* Optimale keuze waar MO = MK.
* Houdt rekening met de beste alternatieven (opportuniteitskosten).
* *Ceteris paribus* (al het andere blijft gelijk): bij de analyse van de impact van één factor op een ander, worden alle overige factoren constant gehouden.
* Perfecte informatie: alle economische agenten beschikken over alle relevante informatie. Dit is in de realiteit vaak niet het geval, waardoor agenten gebruikmaken van vuistregels of 'mental shortcuts'.
#### 4.3.1 De productiemogelijkhedengrens (PMG)
De productiemogelijkhedengrens is een model dat de maximale output van twee goederen weergeeft, gegeven de beschikbare productiefactoren (land, arbeid, kapitaal) en technologie.
* **Illustraties van de PMG**:
1. **Schaarste**: De dalende curve illustreert dat meer productie van het ene goed leidt tot minder productie van het andere goed, omdat de productiefactoren beperkt zijn.
2. **Opportuniteitskosten**: De mate waarin de productie van het ene goed opgeofferd moet worden om meer van het andere goed te produceren.
3. **Heterogeniteit van productiefactoren**: De concave vorm van de PMG (in het geval van meer dan twee productiefactoren) geeft aan dat de opportuniteitskosten stijgen naarmate men meer van één goed produceert. Dit komt doordat de minst geschikte productiefactoren eerst worden ingezet.
4. **Pareto-efficiëntie**: Punten op de curve vertegenwoordigen een Pareto-efficiënte productie, waarbij het niet mogelijk is om meer van het ene goed te produceren zonder minder van het andere te produceren. Punten onder de curve zijn haalbaar maar inefficiënt (productiefactoren worden niet optimaal benut), terwijl punten boven de curve onbereikbaar zijn met de huidige middelen en technologie.
5. **Economische groei**: Een toename van de productiemogelijkheden (verschuiving van de PMG naar buiten) duidt op economische groei. Dit kan komen door een toename van de productiviteit van de productiefactoren (bv. technologische vooruitgang, specialisatie) of een toename van het aantal productiefactoren (bv. meer arbeid, meer kapitaal).
### 4.4 Economische kringlopen
De economische kringloop is een vereenvoudigd model dat de samenhang en de geld- en goederenstromen tussen economische agenten weergeeft.
* **Eenvoudige economische kringloop**: Toont de basisrelaties tussen huishoudens (consumptie, aanbieden van productiefactoren) en bedrijven (productie, vragen van productiefactoren). Geldstromen (inkomsten, uitgaven) lopen tegengesteld aan goederen- en dienstenstromen (consumptiegoederen, productiefactoren).
* **Uitgebreide economische kringloop**: Neemt ook de overheid en de financiële sector (banken) mee in de analyse, evenals de sector 'buitenland'.
* **Kritiek op klassieke kringlopen**: Klassieke economische kringlopen houden onvoldoende rekening met:
* De afhankelijkheid van de economie van natuurlijke grondstoffen en energie.
* De ecologische impact van productie en consumptie (afval, vervuiling).
* Maatschappelijke aspecten zoals migratie en ongelijke inkomensverdeling.
### 4.5 Duurzame ontwikkeling
Duurzame ontwikkeling beoogt een evenwicht tussen economische, sociale en ecologische doelstellingen.
* **Holistische visie**: Benadrukt dat de economie een onderdeel is van een groter geheel (maatschappij en ecosysteem) en hiermee verweven is. De economie is afhankelijk van en heeft impact op het ecosysteem.
* **Definitie van duurzame ontwikkeling**: Een ontwikkeling die tegemoetkomt aan de behoeften van het heden, zonder de mogelijkheid van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen. Dit concept heeft een dubbele focus:
* **Intragenerationeel**: Behoeften van de huidige generatie.
* **Intergenerationeel**: Behoeften van toekomstige generaties.
* **De drie peilers van duurzame ontwikkeling**:
1. **Economie (Profit)**: Economische groei en welvaart.
2. **Maatschappij (People)**: Sociale rechtvaardigheid, welzijn en menselijke ontwikkeling.
3. **Ecologie (Planet)**: Milieubescherming, behoud van natuurlijke hulpbronnen en beperking van ecologische schade.
> **Tip**: De "Brundtlandt-definitie" van duurzame ontwikkeling, naar de Commissie Milieu en Ontwikkeling van de VN, is de meest geciteerde definitie en benadrukt de verantwoordelijkheid voor toekomstige generaties.
#### 4.5.1 De donut-economie
De donut-economie, ontwikkeld door Kate Raworth, is een modern economisch model dat duurzame ontwikkeling centraal stelt.
* **Concept**: Het model stelt dat welvaart bereikt wordt door te blijven binnen de grenzen van de 'donut'. De donut wordt begrensd door een sociaal fundament (de binnenste cirkel) en een ecologisch plafond (de buitenste cirkel).
* **Sociaal fundament**: Een minimum aan basisvoorzieningen dat gegarandeerd moet zijn voor iedereen (bv. voldoende voedsel, water, huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs). Een tekort hieraan valt in het 'gat' in het midden van de donut.
* **Ecologisch plafond**: De grenzen van de planeet die niet overschreden mogen worden qua grondstoffengebruik en afvalproductie (bv. klimaatverandering, biodiversiteitsverlies). Het doorbreken van dit plafond betekent dat we 'buiten de donut' gaan.
* **Kritiek op traditionele economie**: De donut-economie verwerpt het idee van een eindeloos op groei gerichte economie, die draait op fossiele brandstoffen en uitgaat van een egocentrische 'homo economicus'. Deze economie blijkt zowel aan de binnenkant (armoede, ongelijkheid) als aan de buitenkant (milieuvervuiling) van de donut te falen.
* **Transitie**: De donut-economie pleit voor een transitie weg van winstmaximalisatie en eindeloze groei, naar een economie die de behoeften van mens en planeet centraal stelt. Dit vereist zware sectorale transformaties, investeringen in duurzame sectoren (hernieuwbare energie, circulaire economie) en het inzetten op natuurlijke, menselijke en sociale kapitaal.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Economie | De wetenschap die zich bezighoudt met de organisatie van de systemen van consumptie en productie, en de keuzes die mensen maken als gevolg van schaarste. |
| Sociale wetenschap | Een academische discipline die de samenleving en de onderlinge sociale relaties van individuen bestudeert, waarbij de mens centraal staat. |
| Micro-economie | Een deelgebied van de economie dat zich richt op de studie van individuele economische agenten zoals consumenten en producenten, en hoe zij keuzes maken in relatie tot schaarste. |
| Macro-economie | Een deelgebied van de economie dat zich bezighoudt met de studie van economische verschijnselen op het niveau van de gehele economie, zoals inflatie, werkloosheid en economische groei. |
| Prosumenten | Consumenten die tevens goederen en diensten aanbieden die traditioneel door producenten werden geleverd, zoals elektriciteit of logies. |
| Schaarse goederen | Goederen waarvoor de mogelijke aanwendingen de beschikbaarheid overstijgen, wat leidt tot een keuzeprobleem. |
| Onbeperkte behoeften | De menselijke verlangens die, na het voldoen aan een behoefte, direct leiden tot nieuwe niet-ingevulde behoeften, wat een eindeloos proces vormt. |
| Keuzeprobleem | Een situatie die ontstaat door schaarste, waarbij economische agenten gedwongen zijn keuzes te maken om met beperkte middelen aan hun onbeperkte behoeften te voldoen. |
| Schaars | Een middel is schaars wanneer er middelen moeten worden opgeofferd om het te verkrijgen, of wanneer het meer gewild is dan beschikbaar. |
| Zeldzaam | Een middel is zeldzaam wanneer het weinig voorkomt, maar dit impliceert niet noodzakelijk schaarste zonder bijkomende vraag. |
| Economische behoeften | De verlangens van de mens waaraan men slechts kan voldoen door het inzetten van schaarse middelen; deze kunnen primair, secundair of tertiair zijn. |
| Economische goederen | Schaarse stoffelijke zaken (goederen) of menselijke prestaties (diensten) die voorzien in economische behoeften. |
| Primair behoefte | Een behoefte die aangeboren is en sterk verbonden met het lichamelijk welzijn, zoals eten en drinken. |
| Secundair behoefte | Een behoefte die niet aangeboren is, maar wordt aangeleerd en sterk sociaal georiënteerd is, zoals behoefte aan cultuur of persoonlijke ontwikkeling. |
| Tertiair behoefte | Behoeften naar luxe, die verder gaan dan primaire en secundaire behoeften, zoals de wens naar verre reizen of luxeartikelen. |
| Opportuniteitskosten | De niet-gerealiseerde opbrengst van het best mogelijke alternatief voor de gemaakte keuze; het is de waarde van het opgeofferde alternatief. |
| Economisch resultaat | De opbrengsten minus de economische kosten, waarbij de opportuniteitskosten zijn inbegrepen in de economische kosten. |
| Marginaliteit | Een analyse die zich richt op de effecten van een bijkomende eenheid van een product of dienst, door te kijken naar marginale kosten en marginale baten. |
| Marginale baten (MB) | De bijkomende opbrengst die voortvloeit uit de productie of consumptie van één extra eenheid van een goed of dienst. |
| Marginale kosten (MK) | De bijkomende kosten die gemaakt worden voor de productie van één extra eenheid van een goed of dienst. |
| Ceteris paribus | Een Latijnse term die betekent "al het andere gelijkblijvend"; het is een aanname in economische modellen waarbij alle andere factoren constant worden gehouden om de impact van één variabele te isoleren. |
| Productiemogelijkhedengrens (PMG) | Een grafische weergave die voor elk productieniveau van een bepaald goed aangeeft hoeveel er maximaal van een ander goed kan worden geproduceerd, gegeven de beschikbare productiefactoren en technologie. |
| Productiefactoren | De schaarse middelen die door producenten worden ingezet om economische goederen en diensten voort te brengen, zoals natuur, arbeid en kapitaal. |
| Economische kringloop | Een schematisch model dat de geldstromen en goederenstromen tussen verschillende economische agenten (zoals huishoudens, bedrijven, overheid) in een economie weergeeft. |
| Duurzame ontwikkeling | Een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen, gebaseerd op economische, sociale en ecologische peilers. |
| Donut-economie | Een economisch model dat stelt dat welvaart bereikt wordt door binnen de grenzen van de planeet te blijven (ecologisch plafond) en te zorgen voor een basisniveau van welzijn voor iedereen (sociale basisvoorziening), voorkomen van een "gat" in het midden en het "doorbreken" van de donut aan de buitenkant. |
| Homo economicus | Een klassiek theoretisch concept van een rationeel wezen dat beslissingen neemt gebaseerd op eigenbelang en het maximaliseren van nut of winst, met een beredeneerde inschatting van risico's en alternatieven. |
| Pareto-efficiëntie | Een situatie waarin het onmogelijk is om de welvaart van één persoon te verhogen zonder die van een ander te verminderen; op de PMG betekent dit dat alle middelen optimaal worden ingezet. |