Cover
立即免费开始 Circulatiestelsel Deel 2.docx
Summary
# Bouw en ligging van het hart
Het hart, ook wel *cor* genoemd, is een vitaal orgaan dat gelegen is in de borstholte (*thorax*), achter het borstbeen (*sternum*), wat wordt aangeduid als een retrosternale ligging.
### 1.1 Algemene anatomische ligging en vorm
Het hart heeft een kegelvormige structuur en is schuin in de thoraxholte geplaatst. De stompe punt van het hart, de *apex*, wijst naar beneden en enigszins naar links, dus links van het borstbeen. Door deze schuine oriëntatie wordt de voorwand van het hart grotendeels gevormd door het rechterventrikel. De longen bevinden zich aan weerszijden van het hart, in de ruimte die bekend staat als het mediastinum. Onderin rust het hart op het middenrif (*diafragma*).
### 1.2 Structuur en functie van het hart als pomp
Het hart is een grote, holle spier die fungeert als de centrale pomp van het bloedcirculatiesysteem. Het pompt bloed door het lichaam via een uitgebreid netwerk van bloedvaten.
* **Bloedvaten die naar het hart toelopen:** Deze worden aders of venen genoemd en voeren zuurstofarm bloed uit de organen terug naar het hart.
* **Bloedvaten die vanuit het hart vertrekken:** Deze worden slagaders of arteriën genoemd en transporteren zuurstofrijk bloed vanuit het hart naar de organen.
### 1.3 De vier kamers van het hart
Het hart is onderverdeeld in vier functionele compartimenten, die samen een cruciale rol spelen bij het rondpompen van bloed:
* **Twee atria (boezems/voorkamers):** Deze bevinden zich aan de bovenzijde van het hart. Ze ontvangen bloed uit de venen.
* **Twee ventrikels (kamers):** Deze bevinden zich aan de onderzijde van het hart. Ze ontvangen bloed uit de atria en pompen dit vervolgens weg naar de rest van het lichaam of de longen.
De atria fungeren als ontvangstkamers en stuwen het bloed naar de ventrikels. De ventrikels zijn grotere, krachtigere kamers die verantwoordelijk zijn voor de daadwerkelijke pompfunctie.
### 1.4 De scheidingswanden van het hart
Het hart wordt gescheiden in een linker- en rechterhelft door een centrale scheidingswand, het septum:
* **Septum interatriale (atriumseptum):** De wand die de twee atria scheidt. Dit septum sluit zich na de geboorte.
* **Septum interventriculare (ventrikelseptum):** De wand die de twee ventrikels scheidt.
### 1.5 De vier hartkleppen
Elke harthelft is op zijn beurt door een klep verdeeld in het bovenste atrium en het onderste ventrikel. Deze kleppen, de atrioventriculaire kleppen (*AV-kleppen*), zorgen voor de eenrichtingsstroom van bloed tussen atria en ventrikels. Daarnaast bevinden zich aan de uitgangen van de ventrikels de arteriële kleppen, die het bloed naar de slagaders leiden.
> **Tip:** Hartkleppen openen en sluiten passief, gestuurd door drukverschillen aan weerszijden van de klep, en niet door spiercontractie van de kleppen zelf.
#### 1.5.1 Atrioventriculaire kleppen (AV-kleppen)
Deze kleppen bevinden zich tussen de atria en de ventrikels. Ze voorkomen dat bloed terugstroomt naar de atria wanneer de ventrikels samentrekken.
* **Openen:** Wanneer de druk in de atria hoger is dan in de ventrikels.
* **Sluiten:** Wanneer de druk in de ventrikels hoger wordt dan in de atria.
De AV-kleppen zijn bevestigd aan stevige bindweefselringen (*annuli fibrosi cordis*) en worden ondersteund door peesdraden (*chordae tendineae*) en papillairspieren. Dit ophangsysteem voorkomt dat de klepbladen bij de ventriculaire contractie terugklappen richting de atria.
* **Tricuspidalisklep:** De klep tussen het rechteratrium en het rechterventrikel. Deze klep heeft drie slippen. De wand van het rechterventrikel is dunner dan die van het linkerventrikel, waardoor deze klep breder is.
* **Mitralisklep (bicuspidalisklep):** De klep tussen het linkeratrium en het linkerventrikel. Deze klep heeft twee slippen, die dikker en sterker zijn dan die van de tricuspidalisklep, om de hogere druk in het linkerventrikel aan te kunnen.
#### 1.5.2 Arteriële kleppen (semilunaire kleppen)
Deze kleppen bevinden zich aan de uitgangen van de ventrikels, waar het bloed de ventrikels verlaat om in de slagaders te stromen. Ze worden ook wel halvemaanvormige of semilunaire kleppen genoemd. Ze bestaan uit drie 'zakjes' of slippen.
* **Aortaklep:** Bevindt zich tussen het linkerventrikel en de aorta.
* **Aortawortel en aortasinussen:** De aortawortel is het beginstuk van de aorta dat aansluit op het linkerventrikel. Hierin bevinden zich de aortaklep en de aortasinussen. Deze sinussen zijn van belang voor de bloedtoevoer naar de kransslagaders (*coronairen*) die de hartspier zelf van bloed voorzien. Tijdens de diastole stroomt bloed vanuit de sinussen de kransslagaders in, wat een continue doorbloeding van de hartspier garandeert. Tijdens de systole voorkomt het sluiten van de aortaklep dat de bloedtoevoer naar de kransslagaders wordt geblokkeerd.
* **Pulmonalisklep:** Bevindt zich tussen het rechterventrikel en de truncus pulmonalis (longslagader).
> **Voorbeeld:** Tijdens de systole van het linkerventrikel stijgt de druk hierin. Wanneer deze druk hoger is dan de druk in de aorta, opent de aortaklep en wordt zuurstofrijk bloed de aorta ingepompt. Tijdens de diastole daalt de druk in het linkerventrikel, waardoor de aortaklep sluit om terugstroming te voorkomen.
### 1.6 De bouw van de hartwand
De hartwand bestaat uit drie lagen weefsel:
* **Endocard:** De binnenste bekleding van het hart die direct in contact staat met het bloed. Het is een gladde endotheel-laag die overloopt in de bloedvaten en hartkleppen. Een ontsteking van het endocard wordt *endocarditis* genoemd.
* **Myocard:** De middelste en dikste laag van de hartwand, bestaande uit gespecialiseerd hartspierweefsel. Dit is de laag die verantwoordelijk is voor de samentrekkingen die het bloed rondpompen. De ventrikels hebben een dikker myocard dan de atria, en het linkerventrikel heeft het dikste myocard vanwege de hogere druk die het moet genereren om bloed door het hele lichaam te pompen. Het myocard bevat myoglobine, een eiwit dat zuurstof kan opslaan in de hartspier- en skeletspierweefsel.
* **Pericard:** Het hartzakje, een dubbelwandige zak die het hart omgeeft en beschermt.
### 1.7 Bloedvoorziening van het hart
Het hart heeft een continue aanvoer van zuurstof en voedingsstoffen nodig voor zijn constante activiteit. Deze bloedvoorziening geschiedt via de kransslagaders, ook wel coronairarteriën of *coronairen* genoemd.
* **Ontspringen:** De coronairen ontspringen uit de aorta, net boven de aortaklep.
* **Belangrijkste coronairen:** De arteria coronaria dextra (rechter coronairarterie) en de arteria coronaria sinistra (linker coronairarterie).
* **Bloeddistributie:** Ongeveer vijf procent van het hartminuutvolume wordt naar de hartspier geleid, waarbij het linkerventrikel het meeste bloed ontvangt.
* **Vertakkingen:** De linker en rechter coronairarterie vertakken zich in kleinere vaten die de hartspier induiken en een netwerk van capillairen vormen voor zuurstofuitwisseling.
* **Anastomosen en collateralen:** Er zijn van nature aanwezige verbindingen tussen bloedvaten (*anastomosen*). Bij vernauwing van een hoofdvat kunnen bestaande zijtakken functioneler worden of nieuwe omleidingsroutes gevormd worden (*collateralen*). Deze bieden bescherming bij zuurstoftekort.
### 1.8 Veneuze bloedafvoer
Het zuurstofarme bloed uit de hartspier wordt afgevoerd via een netwerk van venen die uiteindelijk samenkomen in de vena cava superior en inferior, om terug te keren naar het rechteratrium.
### 1.9 De dubbele bloedsomloop
De menselijke bloedsomloop bestaat uit twee hoofddelen:
* **Kleine bloedsomloop (pulmonale circulatie):** Transport van zuurstofarm bloed vanuit het rechterventrikel naar de longen voor zuurstofopname en koolstofdioxide-afvoer, en vervolgens terug naar het linkeratrium.
* **Grote bloedsomloop (systematische circulatie/lichaamscirculatie):** Transport van zuurstofrijk bloed vanuit het linkerventrikel naar de organen van het lichaam, en de terugkeer van zuurstofarm bloed vanuit de organen naar het rechteratrium.
Deze dubbele bloedsomloop zorgt voor een efficiënte zuurstof- en koolstofdioxide-uitwisseling en distributie door het hele lichaam.
### 1.10 De hartcyclus
De hartcyclus is het patroon van samentrekking (*systole*) en ontspanning (*diastole*) van het hart, dat zich herhaalt bij elke hartslag. Dit zorgt voor het continu pompen van bloed naar de organen en weefsels. De hartcyclus bestaat uit:
* **Diastole:** Ontspanning van de ventrikels, waardoor het hart zich vult met bloed.
* **Systole:** Samentrekking van de ventrikels, waardoor bloed uit het hart wordt gepompt in de truncus pulmonalis en de aorta.
Het menselijk hart klopt gemiddeld 70-80 keer per minuut.
### 1.11 Werking van de hartpomp en ventrikelverschillen
* **Rechterventrikel:** Pompt met minder kracht omdat de longcirculatie een lage weerstand heeft.
* **Linkerventrikel:** Moet tegen de hoge weerstand van het hele lichaam in pompen en werkt daardoor harder.
Ondanks het krachtverschil pompen beide ventrikels per hartslag hetzelfde volume bloed, het zogenaamde slagvolume (ongeveer 70 milliliter).
### 1.12 Vulling van de atria
De atria worden grotendeels passief gevuld met bloed door drukverschillen:
1. **Passieve vulling vanuit venen:** Bloed stroomt continu vanuit het lichaam (via vena cava superior/inferior naar rechteratrium) en vanuit de longen (via venae pulmonales naar linkeratrium) naar binnen.
2. **Respiratoire pomp:**
* **Inademing:** De afname van druk in de borstholte helpt bloed richting het rechteratrium te trekken.
* **Uitademing:** De stijging van druk in de borstholte helpt bloed richting het linkerhart te laten stromen. Dit mechanisme is vooral belangrijk tijdens inspanning.
### 1.13 Vulling van de ventrikels
De vulling van de ventrikels wordt beïnvloed door de druk in de aorta en de truncus pulmonalis, wat de weerstand (*afterload*) bepaalt. De baroreflex is een belangrijk mechanisme dat de arteriële bloeddruk stabiel houdt door aanpassingen in hartslag en vaattonus.
> **Voorbeeld:** Bij snel opstaan kan de bloeddruk dalen. De baroreflex detecteert dit en verhoogt de hartslag en vernauwt de bloedvaten om de bloeddruk te stabiliseren.
### 1.14 Prikkelgeleidingssysteem van het hart
Het hart beschikt over een gespecialiseerd prikkelgeleidingssysteem dat elektrische signalen genereert en geleidt voor de gecoördineerde samentrekking.
* **Pacemakercellen:** Cellen die spontaan actiepotentialen genereren en het hartritme bepalen.
Belangrijke onderdelen van dit systeem zijn:
* **Sinusknoop (SA-knoop):** Gelegen in de zijwand van het rechteratrium. Fungeert als de natuurlijke pacemaker van het hart.
* **Atrioventriculaire knoop (AV-knoop):** Gelegen in de wand van het rechteratriumseptum. Vertraagt de elektrische prikkel kortstondig, zodat de atria eerst samentrekken voordat de ventrikels dat doen.
* **Bundel van His:** Ontspringt uit de AV-knoop en splitst zich in een linker- en rechterbundeltak die de prikkel naar de ventrikels geleiden.
* **Netwerk van Purkinjevezels:** De uiteinden van de bundeltakken die zorgen voor een snelle en gelijktijdige verspreiding van de prikkel over beide ventrikels.
De elektrische activiteit van het hart wordt gemeten met een elektrocardiogram (ECG).
---
# Hartkleppen en hun functies
De hartkleppen zijn essentiële structuren in het hart die ervoor zorgen dat bloed in de juiste richting door de verschillende kamers en grote bloedvaten stroomt, en voorkomen daarmee effectief terugstroming.
### 2.1 Algemene werking van hartkleppen
* **Functie:** Hartkleppen regelen de bloedstroom in één richting. Ze openen en sluiten passief, uitsluitend gestuurd door drukverschillen in de hartkamers en bloedvaten, en niet door spiercontractie van de kleppen zelf.
* **Openen:** Een klep opent wanneer de druk aan de ene zijde van de klep hoger is dan aan de andere zijde.
* **Sluiten:** Een klep sluit wanneer de druk aan de andere zijde hoger wordt, waardoor terugstroming wordt voorkomen.
### 2.2 Classificatie van hartkleppen
Er zijn in totaal vier hartkleppen, die onderverdeeld kunnen worden in twee hoofdcategorieën: atrioventriculaire kleppen en arteriële (semilunaire) kleppen.
#### 2.2.1 Atrioventriculaire kleppen (AV-kleppen)
Deze kleppen bevinden zich tussen de atria (boezems) en de ventrikels (kamers) en zorgen voor eenrichtingsverkeer van bloed van de atria naar de ventrikels. Ze liggen in stevige bindweefselringen, de *annuli fibrosi cordis*.
* **Openen:** Wanneer de druk in de atria hoger is dan in de ventrikels, openen de AV-kleppen.
* **Sluiten:** Wanneer de ventrikels samentrekken en de druk daarin stijgt boven de atriale druk, sluiten de AV-kleppen om terugstroming van bloed naar de atria te voorkomen.
* **Ophangsysteem:** De AV-kleppen zijn voorzien van een speciaal ophangsysteem bestaande uit peesdraden (*chordae tendineae*) en papillairspieren. Dit systeem voorkomt dat de klepbladen tijdens de ventriculaire contractie terugklappen richting de atria.
* **De twee AV-kleppen zijn:**
* **Tricuspidalisklep:**
* **Locatie:** Tussen het rechteratrium en het rechterventrikel.
* **Structuur:** Bestaat uit drie slippen. De wand van het rechterventrikel is dunner dan die van het linkerventrikel, en de tricuspidalisklep is daardoor breder.
* **Functie:** Opent om bloed van het rechteratrium naar het rechterventrikel te laten stromen. Sluit wanneer het rechterventrikel samentrekt om terugstroming naar het rechteratrium te verhinderen.
* **Mitralisklep (Bicuspidalisklep):**
* **Locatie:** Tussen het linkeratrium en het linkerventrikel.
* **Structuur:** Bestaat uit twee slippen, die dikker en sterker zijn dan die van de tricuspidalisklep. Dit maakt ze beter bestand tegen de hoge druk tijdens de krachtige contracties van de linkerventrikel.
* **Functie:** Opent om bloed van het linkeratrium naar het linkerventrikel te laten stromen. Sluit wanneer het linkerventrikel samentrekt om terugstroming naar het linkeratrium te verhinderen.
#### 2.2.2 Arteriële kleppen (Semilunaire kleppen)
Deze kleppen bevinden zich aan de uitgangen van de ventrikels, waar ze de overgang naar de grote slagaders markeren. Ze leiden het bloed van de ventrikels naar de slagaders die het bloed naar de longen en het lichaam transporteren.
* **Structuur:** De arteriële kleppen zijn halfrond van vorm (semilunair) en bestaan uit drie "halfmaanvormige zakjes". Ze hebben geen ophangsysteem zoals de AV-kleppen, maar zijn bevestigd aan stevige ringen (*annuli*).
* **Functie:** Ze openen passief wanneer de druk in de ventrikels hoger is dan in de corresponderende slagaders, waardoor bloed naar de slagaders kan stromen. Ze sluiten wanneer de ventrikels ontspannen en de druk daalt, om terugstroming van bloed vanuit de slagaders naar de ventrikels te voorkomen.
* **Kenmerken:** Ze zijn veel kleiner dan de AV-kleppen, maar dikker en sterker, aangepast aan de hogere snelheid en druk van het bloed dat erdoorheen stroomt.
* **De twee arteriële kleppen zijn:**
* **Aortaklep:**
* **Locatie:** Tussen het linkerventrikel en de aorta (lichaamsslagader).
* **Functie:** Opent wanneer de druk in het linkerventrikel hoog genoeg is om zuurstofrijk bloed naar de aorta te pompen. Sluit wanneer het linkerventrikel ontspant om terugstroming vanuit de aorta te voorkomen.
* **Aortasinussen:** Vlak voorbij de aortaklep bevinden zich de aortasinussen. Dit zijn kleine verwijdingen in de aorta waarin de openingen van de kransslagaders (*coronairen*) liggen. Tijdens de diastole (ontspanning van het ventrikel) stromen bloed vanuit de aortasinussen naar de kransslagaders, wat zorgt voor de bloedvoorziening van de hartspier.
* **Pulmonalisklep:**
* **Locatie:** Tussen het rechterventrikel en de longslagader (*arteria pulmonalis*).
* **Functie:** Opent wanneer de druk in het rechterventrikel hoog genoeg is om zuurstofarm bloed naar de longslagader te pompen. Sluit wanneer het rechterventrikel ontspant om terugstroming vanuit de longslagader te voorkomen.
> **Tip:** De correcte werking van de hartkleppen is cruciaal voor een efficiënte pompfunctie van het hart. Defecten aan deze kleppen kunnen leiden tot ernstige cardiovasculaire problemen, zoals hartfalen of hartruis.
---
# Bloedvoorziening en circulatie
3. Bloedvoorziening en circulatie
Dit hoofdstuk behandelt de coronaire bloedtoevoer naar het hart, de grote en kleine bloedsomloop, en de mechanische cyclus van het hart.
### 3.1 De bouw en ligging van het hart
Het hart, ook wel *cor* genoemd, bevindt zich in de borstholte (*thorax*), achter het borstbeen (*sternum*), wat een retrosternale ligging impliceert. Het hart is kegelvormig met de stompe punt (*apex*) naar beneden en enigszins naar links gericht. Door deze schuine positie wordt de voorwand voornamelijk gevormd door het rechterventrikel. De longen flankeren het hart, en de ruimte ertussen heet het mediastinum. Het hart rust onderaan op het diafragma.
Het hart is een krachtige holle spier die het bloed via een netwerk van bloedvaten door het lichaam pompt. Bloedvaten die naar het hart leiden, worden aders (*venen*) genoemd en voeren zuurstofarm bloed van organen naar het hart. Bloedvaten die van het hart wegvoeren, zijn slagaders (*arteriën*) en transporteren zuurstofrijk bloed naar de organen.
Het hart telt vier kamers:
* **Twee atria** (*boezems* of voorkamers), gelegen aan de bovenzijde.
* **Twee ventrikels** (*kamers*), gelegen aan de onderzijde.
Deze kamers werken samen om het bloed door het lichaam te circuleren. Venen monden uit in de atria, terwijl arteriën uit de ventrikels ontspringen.
Een scheidingswand, het *septum*, verdeelt het hart in een linker- en rechterhelft:
* Het **interatriale septum** scheidt de atria.
* Het **septum interventriculare** scheidt de ventrikels.
Elke harthelft is verder opgedeeld in een atrium en een ventrikel door atrioventriculaire kleppen (*AV-kleppen*). Elke hartslag kent een specifieke bloedstroomrichting: van atria naar ventrikels, en van de rechterhelft naar de linkerhelft.
De atria fungeren als ontvangstkamers en pompen bloed naar de ventrikels. De ventrikels, groter en krachtiger, ontvangen bloed van de atria en pompen het verder weg.
* Het **rechter atrium** ontvangt zuurstofarm bloed uit het lichaam en stuurt dit door naar het rechterventrikel.
* Het **rechter ventrikel** pompt dit zuurstofarme bloed via de *arteria pulmonalis* naar de longen voor zuurstofopname (kleine bloedsomloop).
* Het **linker atrium** ontvangt zuurstofrijk bloed uit de longen via de *venae pulmonales* en stuurt dit naar de linkerventrikel.
* Het **linker ventrikel** pompt dit zuurstofrijke bloed via de *aorta* naar de rest van het lichaam (grote bloedsomloop).
### 3.2 Hartkleppen
Hartkleppen zorgen voor een eenrichtingsverkeer van bloed door het hart, door passief te openen en sluiten op basis van drukverschillen. Er zijn vier hoofdtypen kleppen:
#### 3.2.1 Atrioventriculaire kleppen (AV-kleppen)
Deze kleppen bevinden zich tussen de atria en de ventrikels en bestaan uit stevige bindweefselringen (*annuli fibrosi cordis*). Ze openen als de druk in de atria hoger is dan in de ventrikels en sluiten als de ventrikeldruk stijgt. Een speciaal ophangsysteem van peesdraden (*chordae tendineae*) en papillairspieren voorkomt dat de klepbladen terugklappen naar de atria tijdens de ventriculaire contractie.
* **Tricuspidalisklep**: Gelegen tussen het rechter atrium en rechter ventrikel. Deze klep heeft drie slippen.
* **Mitralisklep** (of bicuspidalisklep): Gelegen tussen het linker atrium en linker ventrikel. Deze klep heeft twee dikkere, sterkere slippen, aangepast aan de hogere druk in het linkerventrikel.
#### 3.2.2 Arteriële kleppen (semilunaire kleppen)
Deze kleppen bevinden zich aan de uitgangen van de ventrikels, waar ze het bloed naar de slagaders leiden. Ze zijn kleiner, dikker en sterker dan de AV-kleppen, omdat ze hogere snelheden en drukken moeten weerstaan. Ze bestaan uit drie halvemaanvormige zakjes en hebben geen ophangsysteem.
* **Aortaklep**: Tussen het linkerventrikel en de aorta. Wanneer de linkerventrikeldruk hoog is, opent de aortaklep en stroomt zuurstofrijk bloed naar de aorta. Bij ontspanning van het ventrikel sluit de klep. De aortawortel, het deel van de aorta direct na de klep, bevat de aortasinussen. Deze sinussen zijn cruciaal voor de bloedtoevoer naar de hartspier zelf (coronaire circulatie) doordat ze een werveling creëren die de instroom in de coronaire arteriën bevordert, vooral tijdens de diastole. De instroom in de coronairen wordt tijdens de systole door de sluitende aortaklep en de drukregulatie beschermd tegen te hoge drukken.
* **Pulmonalisklep**: Tussen het rechter ventrikel en de *arteria pulmonalis*. Bij verhoogde druk in het rechterventrikel opent de klep om zuurstofarm bloed naar de longslagader te pompen. Bij ontspanning sluit de klep.
### 3.3 Bouw van de hartwand
De hartwand bestaat uit drie lagen:
* **Endocard**: De gladde binnenbekleding van het hart, bestaande uit endotheelcellen. Het loopt over in de bloedvaten en hartkleppen. Ontsteking hiervan wordt endocarditis genoemd.
* **Myocard**: De middelste en dikste laag, bestaande uit gespecialiseerd hartspierweefsel. Dit is de spierlaag die verantwoordelijk is voor de pompwerking. De wand van de ventrikels is dikker dan die van de atria, met het linkerventrikel dat het dikst is vanwege de hogere druk die het moet overwinnen. Myocard bevat dwarsgestreept spierweefsel en autonome bezenuwing. Myoglobine, dat zuurstof opslaat in de spieren, is hier aanwezig.
* **Pericard**: Het hartzakje, een dubbelwandige zak die het hart omgeeft en beschermt.
### 3.4 Bloedvoorziening van het hart
Het hart heeft een continue aanvoer van zuurstof en voedingsstoffen nodig. Deze wordt geleverd door de kransslagaders (*coronairarteriën* of *coronairen*). De coronairen ontspringen uit de aorta, net boven de aortaklep, en bestaan uit de linker en rechter coronairarterie. Ongeveer 5% van het hartminuutvolume (cardiac output) gaat naar de coronairen, waarvan het grootste deel naar het linkerventrikel vloeit vanwege de grotere inspanning van deze kamer.
De linker en rechter coronairarterie vertakken zich in kleinere vaten die de hartspier penetreren en een capillary netwerk vormen waar zuurstof- en nutriëntenuitwisseling plaatsvindt. Het verloop van de coronairen varieert per individu.
* **Anastomosen**: Natuurlijk gevormde verbindingen tussen bloedvaten.
* **Collateralen**: Alternatieve bloedvatroutes die zich kunnen vormen wanneer een hoofdvat vernauwd is. Deze kunnen bestaande zijtakken worden of nieuw gevormd worden. Anastomosen en collateralen bieden bescherming bij zuurstoftekort.
### 3.5 Bloedsomloop
Het bloedcirculatiesysteem is een dubbele bloedsomloop:
#### 3.5.1 Kleine bloedsomloop (pulmonale circulatie)
De kleine bloedsomloop transporteert zuurstofarm bloed van het rechterventrikel naar de longen en zuurstofrijk bloed terug naar het linker atrium. Het doel is de opname van zuurstof en de afvoer van koolstofdioxide in de longen.
#### 3.5.2 Grote bloedsomloop (systematische circulatie)
De grote bloedsomloop transporteert zuurstofrijk bloed vanuit het linkerventrikel naar de organen in het lichaam en zuurstofarm bloed terug naar het rechter atrium. Deze circulatie is essentieel voor de distributie van zuurstof en voedingsstoffen naar alle weefsels en organen.
### 3.6 Hartcyclus
De hartcyclus is het opeenvolgende patroon van vullen en leegpompen van het hart tijdens elke hartslag. Elke cyclus bestaat uit twee hoofdfasen, die primair verwijzen naar de ventrikels:
* **Diastole**: Ontspanning van de ventrikels, waardoor het hart zich vult met bloed.
* **Systole**: Samentrekking van de ventrikels, waardoor bloed wordt uitgepompt naar de *truncus pulmonalis* (longslagader) en de aorta.
Het menselijk hart slaat gemiddeld 70-80 keer per minuut. De continue herhaling van deze cyclus zorgt voor een constante bloedtoevoer naar het lichaam.
#### 3.6.1 Vulling van de atria en ventrikels
De atria worden grotendeels passief gevuld met bloed vanuit de aderen, gedreven door drukverschillen.
* **Rechter atrium**: Ontvangt zuurstofarm bloed uit het lichaam via de *vena cava superior* en *inferior*.
* **Linker atrium**: Ontvangt zuurstofrijk bloed uit de longen via de *venae pulmonales*.
De **respiratoire pomp** speelt een belangrijke rol bij de veneuze terugkeer, vooral tijdens inspanning. Inademing verlaagt de druk in de borstholte, wat bloed naar het rechteratrium trekt, terwijl uitademing de bloedstroom vanuit de longaders naar het linkerhart faciliteert.
De ventrikels vullen zich na de atriale contractie. De druk in de aorta en de *truncus pulmonalis* beïnvloedt de inspanning die de ventrikels moeten leveren om de arteriële kleppen te openen (afterload).
#### 3.6.2 Baroreflex en bloeddrukregulatie
De baroreflex is een snelwerkend feedbackmechanisme dat de arteriële bloeddruk stabiliseert. Receptoren in de aortaboog en carotissinus meten de rek van de vaatwand, die gerelateerd is aan de bloeddruk.
* Bij verhoogde druk daalt de hartslag en treedt vasodilatatie op (via verhoogde parasympathicus en verminderde sympathicus).
* Bij verlaagde druk stijgt de hartslag en treedt vasoconstrictie op (via verhoogde sympathicus en verminderde parasympathicus).
Dit mechanisme voorkomt bijvoorbeeld duizeligheid bij snel opstaan door de bloeddruk te corrigeren.
### 3.7 Prikkelgeleidingssysteem van het hart
Het hart beschikt over een gespecialiseerd prikkelgeleidingssysteem dat zorgt voor de ritmische elektrische activiteit die de hartslag initieert. Dit systeem bestaat uit:
* **Pacemakercellen**: Cellen die spontaan actiepotentialen genereren. De belangrijkste zijn de sino-atriale knoop (SA-knoop) en de atrioventriculaire knoop (AV-knoop). Zij fungeren als de "dirigent" van het hart.
De route van de elektrische prikkel is als volgt:
1. **Sinusknoop (SA-knoop)**: Gelegen in de zijwand van het rechter atrium, genereert de primaire hartslag. De prikkel verspreidt zich over de atria, wat leidt tot atriale contractie.
2. **Atrioventriculaire knoop (AV-knoop)**: Gelegen in de wand van het rechter atriumseptum, nabij de overgang naar de ventrikels. Een isolerende weefsellaag verhindert directe prikkelgeleiding. De AV-knoop remt en vertraagt de prikkel enigszins, waardoor de ventrikels net iets later contraheren dan de atria.
3. **Bundel van His**: Ontspringt uit de AV-knoop en splitst zich in een linker- en rechterbundeltak in het ventrikelseptum, die de prikkel naar de linker- en rechterventrikels leiden.
4. **Netwerk van Purkinjevezels**: De bundeltakken splitsen zich verder in Purkinjevezels die de prikkel snel en gelijktijdig over beide ventrikels verspreiden, beginnend bij de apex, om een gecoördineerde contractie te bewerkstelligen.
Een elektrocardiogram (ECG) registreert de elektrische activiteit van het hart en wordt gebruikt voor diagnostiek van diverse hartaandoeningen.
---
# Elektrische activiteit van het hart
Hier is een gedetailleerde samenvatting over de elektrische activiteit van het hart, opgesteld als examenstudiehandleiding.
## 4. Elektrische activiteit van het hart
Het hart beschikt over een gespecialiseerd prikkelgeleidingssysteem dat zorgt voor de gegenereerde en gecoördineerde elektrische impulsen die noodzakelijk zijn voor ritmische contracties.
### 4.1 Het prikkelgeleidingssysteem
Het prikkelgeleidingssysteem van het hart is een netwerk van gespecialiseerde cellen die verantwoordelijk zijn voor het genereren en geleiden van elektrische signalen. Deze signalen zorgen ervoor dat de hartspier op het juiste moment en in de juiste volgorde samentrekt, wat essentieel is voor een efficiënte pompwerking. Het systeem bestaat uit twee hoofdtypes cellen: de contractiele myocardcellen, die de eigenlijke pompwerking uitvoeren, en de pacemakercellen, die de elektrische impulsen genereren.
#### 4.1.1 Pacemakercellen en hun eigenschappen
Pacemakercellen hebben de unieke eigenschap dat hun membraanpotentiaal spontaan omhoog kruipt, waardoor ze zelfstandig actiepotentialen kunnen genereren. Hierdoor fungeren zij als de "dirigent" van het hart, die het ritme bepaalt. De belangrijkste pacemakercellen bevinden zich in de sinusknoop en de atrioventriculaire knoop.
#### 4.1.2 De sinusknoop (SA-knoop)
De sinusknoop, of sino-atriale knoop (SA-knoop), is een groep cellen gelegen in de zijwand van het rechter atrium, nabij de opening van de vena cava superior. Deze knoop is de primaire pacemaker van het hart en genereert de initiële elektrische impuls die de hartslag start. De frequentie waarmee de SA-knoop elektrische impulsen genereert, bepaalt in grote mate de hartfrequentie.
#### 4.1.3 De atrioventriculaire knoop (AV-knoop)
Vanuit de sinusknoop verspreidt de elektrische prikkel zich over de wand van beide atria. De prikkel bereikt de scheidingswand tussen de atria en de ventrikels, die bestaat uit een isolerende, niet-geleidende weefsellaag. Deze laag voorkomt dat de prikkel direct naar de ventrikels gaat. De prikkel kan de ventrikels alleen bereiken via de atrioventriculaire knoop (AV-knoop).
De AV-knoop bevindt zich in de wand van het rechter atriumseptum, aan de overgang naar het ventrikel. Een cruciale eigenschap van de AV-knoop is dat deze de elektrische prikkel vertraagt. Deze vertraging is essentieel omdat het ervoor zorgt dat de atria volledig samentrekken en het bloed naar de ventrikels hebben gepompt, voordat de ventrikels beginnen samen te trekken. Dit garandeert een optimale vulling van de ventrikels.
#### 4.1.4 De bundel van His
De bundel van His is een bundel gespecialiseerde cellen die ontspringt uit de AV-knoop in het onderste deel van het atriumseptum. Deze bundel loopt door het ventrikelseptum en splitst zich vervolgens in een linker- en rechterbundeltak. Deze bundeltakken leiden de elektrische prikkel naar respectievelijk het linker- en rechterventrikel.
#### 4.1.5 Het netwerk van Purkinjevezels
De linker- en rechterbundeltak van His vertakken zich verder in kleinere vezels, de zogenaamde vezels van Purkinje. Deze vezels vormen een uitgebreid netwerk dat de elektrische prikkels vanuit de AV-knoop efficiënt verspreidt naar de apex (hartpunt) van het hart. Vanuit de apex verspreidt de impuls zich vervolgens snel en gelijktijdig over beide ventrikels. Dit zorgt ervoor dat de ventrikels als één gecoördineerde eenheid contraheren, waarbij de contractie van de apex omhoogwaarts plaatsvindt, om het bloed effectief naar de truncus pulmonalis en de aorta te pompen.
### 4.2 Ontstaan van de elektrische puls
Het gehele proces van elektrische prikkeling en geleiding resulteert in de karakteristieke elektrische activiteit van het hart, die gemeten kan worden met een elektrocardiogram (ECG). Een ECG wordt gebruikt voor de diagnostiek van diverse hartafwijkingen, zoals coronaire hartziekten, myocardinfarcten, en ritme- en geleidingsstoornissen.
> **Tip:** Begrijp de volgorde van prikkelgeleiding en de functie van elke component (SA-knoop, AV-knoop, Bundel van His, Purkinjevezels) om te begrijpen hoe de hartslag wordt geïnitieerd en gecoördineerd. De vertraging in de AV-knoop is cruciaal voor de efficiënte vulling van de ventrikels.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Cor | Het hart; een holle spier die verantwoordelijk is voor het rondpompen van bloed door het lichaam via bloedvaten. |
| Thorax | De borstholte, waarin onder andere het hart en de longen zich bevinden. |
| Sternum | Het borstbeen, een plat bot aan de voorkant van de borstkas dat de ribben verbindt. |
| Retrosternale ligging | De positie van een orgaan achter het borstbeen, zoals het hart. |
| Apex | De puntige onderzijde van een orgaan, in dit geval de punt van het hart. |
| Diafragma | Het middenrif, een koepelvormige spier aan de onderkant van de borstholte die een rol speelt bij de ademhaling en de scheiding tussen borst- en buikholte vormt. |
| Bloedvaten | Een netwerk van buizen die bloed door het lichaam transporteren, bestaande uit aders en slagaders. |
| Aders (venen) | Bloedvaten die bloed naar het hart toe voeren, meestal zuurstofarm bloed uit de organen. |
| Slagaders (arteriën) | Bloedvaten die bloed vanuit het hart wegleiden, meestal zuurstofrijk bloed naar de organen. |
| Atria (boezems) | De twee bovenste kamers van het hart die bloed ontvangen van het lichaam en de longen. |
| Ventrikels (kamers) | De twee onderste, krachtigere kamers van het hart die bloed wegpompen naar de longen en het lichaam. |
| Septum | Een scheidingswand die organen of delen van organen van elkaar scheidt, zoals de wand tussen de linker- en rechterhelft van het hart. |
| Interatriale septum | De scheidingswand tussen de twee atria. |
| Septum interventriculare | De scheidingswand tussen de twee ventrikels. |
| Atrioventriculaire kleppen (AV-kleppen) | Kleppen die de doorgang van bloed tussen de atria en ventrikels reguleren en terugstroming voorkomen. |
| Tricuspidalisklep | De AV-klep tussen het rechter atrium en het rechter ventrikel, bestaande uit drie slippen. |
| Mitralisklep (bicuspidalisklep) | De AV-klep tussen het linker atrium en het linker ventrikel, bestaande uit twee slippen. |
| Arteriële kleppen (semilunaire kleppen) | Kleppen die zich aan de uitgangen van de ventrikels bevinden en bloed van de ventrikels naar de slagaders leiden. |
| Pulmonalisklep | De semilunaire klep tussen het rechter ventrikel en de longslagader. |
| Aortaklep | De semilunaire klep tussen het linker ventrikel en de aorta. |
| Chordae tendineae | Peesdraden die de klepbladen van de AV-kleppen verbinden met de papillairspieren om terugklappen te voorkomen. |
| Papillairspieren | Kleine spieruitsteeksels aan de binnenwand van de ventrikels waaraan de chordae tendineae vastzitten. |
| Endocard | De binnenste bekleding van het hart, bestaande uit een gladde endotheellaag die ook de bloedvaten en hartkleppen bekleedt. |
| Myocard | De middelste en dikste laag van de hartwand, bestaande uit gespecialiseerd hartspierweefsel dat verantwoordelijk is voor de contracties. |
| Pericard | Het hartzakje, een dubbelwandige zak die het hart omgeeft en beschermt. |
| Coronaire arteriën | Kransslagaders die de hartspier zelf van zuurstofrijk bloed voorzien. |
| Anastomose | Een natuurlijke verbinding tussen twee bloedvaten. |
| Collateraal | Een alternatieve omleidingsroute voor bloed wanneer een hoofdvat vernauwd is. |
| Grote bloedsomloop (systematische circulatie) | Het deel van de bloedsomloop dat bloed transporteert van het linkerdeel van het hart naar de organen en zuurstofarm bloed terug naar het rechterdeel van het hart. |
| Kleine bloedsomloop (pulmonale circulatie) | Het deel van de bloedsomloop dat bloed transporteert van het rechterdeel van het hart naar de longen voor zuursturstofopname en koolstofdioxideafvoer, en zuurstofrijk bloed terug naar het linkerdeel van het hart. |
| Hartcyclus | Het volledige proces van vullen en leegpompen van het hart tijdens één hartslag, bestaande uit systole en diastole. |
| Diastole | De fase van ontspanning van de ventrikels tijdens de hartcyclus, waarin het hart zich vult met bloed. |
| Systole | De fase van samentrekking van de ventrikels tijdens de hartcyclus, waarin bloed uit het hart wordt gepompt. |
| Slagvolume | Het volume bloed dat per hartslag door de ventrikels wordt uitgepompt (gemiddeld ongeveer 70 ml). |
| Respiratoire pomp | Een mechanisme waarbij ademhalingsbewegingen (met name het diafragma) de veneuze terugkeer naar het hart bevorderen door drukverschillen in de borst- en buikholte. |
| Afterload | De weerstand in de slagaders waartegen de ventrikels moeten pompen om bloed uit te drijven. |
| Baroreflex | Een reflex die de arteriële bloeddruk reguleert door aanpassingen in hartslag, bloedvaten en contractiekracht. |
| Baroreceptoren | Receptoren in de wand van de aortaboog en carotissinus die reageren op de bloeddruk. |
| Sinusknoop (SA-knoop) | De natuurlijke pacemaker van het hart, gelegen in de wand van het rechter atrium, die elektrische impulsen genereert die het hartritme bepalen. |
| Atrioventriculaire knoop (AV-knoop) | Een knoop die elektrische impulsen geleidt van de atria naar de ventrikels, met een vertragende werking. |
| Bundel van His | Een bundel van geleidingsvezels die vanuit de AV-knoop door het ventrikelseptum loopt en zich splitst in bundeltakken. |
| Vezels van Purkinje | Fijne vertakkingen van de bundeltakken die de elektrische prikkel snel verspreiden over de ventrikelwanden, wat leidt tot gecoördineerde samentrekking. |
| ECG (Elektrocardiogram) | Een grafische weergave van de elektrische activiteit van het hart, gebruikt voor diagnostiek. |