Cover
Börja nu gratis Cursus RZL.pdf
Summary
# Het concept religie en de religieuze ervaring
Dit onderwerp onderzoekt de essentie van religie, beginnend bij de etymologische oorsprong, en de horizontale en verticale dimensies die het concept vormgeven, met specifieke aandacht voor de religieuze ervaring vanuit een 'bovenmaanse' perspectief, diverse houdingen ten opzichte van het religieuze, en de impact van secularisatie.
### 1.1 De betekenis en oorsprong van religie
Het concept religie wordt niet gelijkgesteld aan een godsdienst, maar vormt de prelude en het fundament daarvan. De etymologische oorsprong van het woord 'religie' is meerledig [7](#page=7):
* **Re-ligare**: Verbinden, 'herbinden' of vastbinden (Lactantius) [7](#page=7).
* **Re-legere**: Herlezen, hernemen in gedachten of mediteren (Cicero) [7](#page=7).
* **Re-illigere**: Opnieuw kiezen, steeds opnieuw kiezen voor God (Augustinus) [7](#page=7).
Vanuit deze oorsprongen worden twee dimensies van religie onderscheiden:
#### 1.1.1 De horizontale dimensie
Deze dimensie richt zich op het ondermaanse, de natuur, de fysica en de zintuiglijke werkelijkheid. Het omvat de menselijke betrokkenheid op de wereld ('Dasein') en de intersubjectieve relatie met anderen, die essentieel is voor overleving en basisvertrouwen. Niet in relatie treden wordt gezien als levensvatbaar [7](#page=7).
#### 1.1.2 De verticale dimensie
Deze dimensie verwijst naar het 'bovenmaanse', de bovennatuur, het metafysische, het overstijgende en transcendente. Het betreft de menselijke mogelijkheid om zich te verbinden met wat hem of haar overstijgt, zich open te stellen voor wat niet te bevatten of te begrijpen is, en zo toegang te krijgen tot een andere dimensie van de werkelijkheid [7](#page=7) [8](#page=8).
### 1.2 Religieuze ervaring vanuit de ‘bovenmaanse’ dimensie
De 'bovenmaanse' dimensie benadrukt het verbinden met het overstijgende en het ervaren van het heilige. Deze ervaring kan omschreven worden als adembenemend, een piek-ervaring, of een ervaring die van buiten de mens komt [8](#page=8).
**Definitie van William James:**
> Religie is het geheel van gevoelens, belevingen, bewustzijnstoestanden en daarbij horende handelingen van een subject in zoverre dat subject overtuigd is in relatie te staan tot een aanwezige transcendente [8](#page=8).
#### 1.2.1 De impact van secularisatie
De 20e eeuw kende een aanzienlijke breuk in de relatie tussen mens en religie, gekenmerkt door een versnelde secularisatie na de Tweede Wereldoorlog. Dit proces, dat zich ook in de 21e eeuw voortzet, houdt in dat verschillende sectoren van de cultuur onttrokken worden aan de sfeer van het heilige, wat leidt tot een 'onttovering' van de wereld. Het 'hemels baldakijn' als overkoepelend gegeven valt uiteen in losse fragmenten. Deze maatschappelijke onttovering kan leiden tot een 'verschraling van de werkelijkheid' [8](#page=8) [9](#page=9).
> **Tip:** Religieus zijn betekent niet per se godsdienstig zijn. Religie vormt het fundament waarop een levensbeschouwing wordt gebouwd [7](#page=7).
#### 1.2.2 Kenmerken van de religieuze ervaring
De religieuze ervaring is een ervaring van 'aanwezigheid'. Deze aanwezigheid overvalt de mens, is extern en uniek, en haalt de mens uit zijn opgebouwde zekerheden. Rudolf Otto beschrijft deze ervaring als een huiveringwekkende ervaring van het mysterie ('mysterium tremendum') en tegelijk een gelukzaligmakende ervaring ('mysterium fascinans'). Dit is de **contrastharmonie**, een simultaan afstoten en aantrekken, een dualiteit die een eenheid vormt. Het heilige zelf valt nooit samen met wat zich openbaart; de ervaring is een echo, geen rechtstreekse ervaring [10](#page=10) [11](#page=11).
#### 1.2.3 Diversiteit in religieuze ervaringen en de hedendaagse wildgroei
De seculiere context leidt tot een privatisering van religie, wat versnippering en een wildgroei aan religies en bewegingen teweegbrengt als een reactie op de gevolgen van secularisatie. Deze bewegingen, zoals New-Age en sektarische groeperingen, bieden pasklare antwoorden en 'reddingsboeien' aan hen die zich verloren voelen. De terugkeer is vaak naar het 'Numen' (het religieuze instinct) en niet naar de dogmatische godsdienst [9](#page=9).
**Algemene vormen van deze wildgroei:**
* **Natuurmystiek**: Nadruk op verrukking over de schepping, met oosterse invloeden en een hergeboorte van pantheïsme waarbij zin in de natuur wordt gevonden [9](#page=9).
* **Kunstmystiek**: Kunstbeleving als alternatief voor de beleving van het 'Absolute', waarbij kunst het sacrale vervangt en de existentiële leegte vult [9](#page=9).
* **Cultus van het ik**: Een naoorlogs fenomeen gericht op het individu en de intensieve zelfbeleving, waarbij het 'ik' als centrum fungeert en het lichaam en de innerlijkheid centraal staan [10](#page=10).
### 1.3 Houdingen tegenover het religieuze
Tegenover het zich openbarende 'gans andere' (het 'Numen') kunnen drie houdingen worden aangenomen, die leiden tot verschillende religiebelevingen [11](#page=11):
1. **Taboe**: Het religieuze wordt gezien als krachtig, dreigend en vreeswekkend. De mens schermt zich af, wat leidt tot rituelen, bezweringen en speciale gedragingen. Dit is een verenging van de ervaring tot het vreeswekkende aspect ('mysterium tremendum') [11](#page=11).
2. **Magisch**: Het heilige wordt ervaren als iets magisch dat staat voor kracht, welzijn en geluk. De reflex is gericht op bezit van deze bron van geluk en macht, of participatie eraan. De nadruk ligt enkel op het gelukzaligmakende en hoe dit te manipuleren [11](#page=11).
3. **Gij-relatie**: Het heilige wordt ervaren als een aanspreekbare aanwezigheid ('Gij'). Dit leidt tot een gearticuleerde invulling van het ervarene en de overgang van religie naar godsdienst, waarbij het heilige gepersonaliseerd wordt. Deze houding is heilzaam voor de mens en geeft vorm aan de contrastharmonie [11](#page=11).
> **Tip:** De Gij-relatie, waarbij het heilige als een aanspreekbare aanwezigheid wordt ervaren, is heilzaam voor de mens, in tegenstelling tot de houdingen van taboe of het magische, die ziekmakend kunnen zijn [11](#page=11).
### 1.4 Geprivilegieerde plaatsen van religieuze ervaring
Religieuze ervaringen zijn niet gebonden aan specifieke plaatsen of voorwaarden; het heilige is soeverein in de keuze van zijn openbaring. Plaatsen waar het heilige zich manifesteert, worden 'loci' van openbaring. Wat er op die plaatsen wordt ervaren, kan achteraf slechts indirect en via mythische taal, metaforen en analogieën worden benaderd, vanwege de 'onuitspreekbaarheid' van de ervaring [12](#page=12).
**Definitie van Gabriël Marcel:**
> Een religieuze ervaring is een ervaring van iets hoger, iets dieper, een andere dimensie. Vandaar gebruikt men de uitdrukking ‘diepte-ervaring’ als synoniem van ‘religieuze ervaring’. Het gaat om de ervaring van iets méér (dan het zintuiglijk waarneembare) of de ervaring van transcendentie, het allesoverstijgende, waarin mensen zich verbonden voelen met een ‘groter geheel’. Men ervaart iets absoluuts, iets sacraal. Het overvalt een mens. Het gaat niet om zelfcreatie of autosuggestie. Men heeft het gevoel te staan voor een mysterie of geheim. Maar anders dan een ‘probleem’, is een ‘mysterie’ niet zomaar menselijk oplosbaar [12](#page=12).
#### 1.4.1 Het 'Numen' als onbenoembare werkelijkheid
Rudolf Otto noemt het onuitdrukbare het 'Numen': een bovennatuurlijke werkelijkheid die nog onbenoemd is en geen precieze voorstelling heeft. Dit geldt ook voor God, die naamloos is, wiens wezen alles te boven gaat en boven alle begrippen staat. Kennis van God bestaat in het weten wat Hij niet is, en geloven is het vatten van wat het verstand te boven gaat. God is 'incommensurabel', de Gans Andere, die toch contact zoekt in een asymmetrische verbondsrelatie [13](#page=13).
#### 1.4.2 Symbolen, mythen en de 'eros' in religieuze ervaringen
Aan de ontmoetingsplaatsen van het heilige worden begrippen als teken, symbool en mythe gekoppeld om het onzegbare bespreekbaar te maken [13](#page=13):
* **Teken**: Verwijst naar iets anders dan zichzelf, is zintuiglijk en staat voor een geestelijke afwezigheid [13](#page=13).
* **Symbool**: Geeft gestalte aan een aanwezige transcendente werkelijkheid waarin het transcendente geïncarneerd wordt en betekenis draagt. De mens staat ook symbool voor wat hij wezenlijk is [13](#page=13).
* **Mythe**: De pre-wetenschappelijke poging om uitdrukking te geven aan het incommensurabele. Mythen zijn verhalen over de heiligheid van dingen, vaak ontstaansverhalen met archetypische beelden, geboren uit een zijnservaring [14](#page=14).
De 'eros' in klassieke zin, als de beleving van de scheppende oerkracht, speelt een rol in de veruitwendiging van religieuze beleving. Dit omvat ook de antivalentie met de dood, waarbij terugkeer naar de bron van het leven centraal staat [14](#page=14).
#### 1.4.3 Gestalten in mythisch denken
Verschillende gestalten hebben een sterke verbinding met mythisch denken:
* **De vader**: Archetype dat staat voor de bron, voortbrenger, beschermer en wetgever. Vadermoord leidt tot chaos [15](#page=15).
* **De moeder**: Symboliseert het moederschap, de voedster en toevlucht. Matricide is een ernstige zaak, gelijk aan zelfdoding [15](#page=15).
* **Het kind**: Staat symbool voor het wezen dat mysterieus opduikt; het vleesgeworden mysterie en de ontmoetingsplaats met het levenwekkende heilige. Infanticide is het doden van het heilige [15](#page=15).
Deze gestalten krijgen ook een kosmische dimensie: de vader staat voor de hemel, de aarde voor de moeder. Hun verbinding brengt geordend leven voort, zoals de seizoenen. De kalender is een sacralisatie van de tijd [15](#page=15) [16](#page=16).
### 1.5 Visies op religie: functioneel versus substantieel
Het definiëren van religie is complex en leidt tot verschillende benaderingen:
#### 1.5.1 Functionele benadering
Deze benadering richt zich op wat religie doet: het nut en de betekenis ervan voor het leven van mensen. Religie helpt aanhangers de problemen van het leven aan te kunnen. Alain de Botton pleit voor het terughalen van religieuze thema's als gemeenschap, feest, vernieuwing en rituelen in het seculiere leven. Voorbeelden zijn [16](#page=16):
* Sociale cohesie (Emile Durkheim) [16](#page=16).
* Integratie (Auguste Comte) [16](#page=16).
#### 1.5.2 Substantiële benadering
Deze benadering richt zich op wat religie is: het inhoudelijke van de religie of godsdienst, gefundeerd in iets (of iemand) dat boven de menselijke werkelijkheid uitgaat. Dit hangt samen met ervaringen van het 'transcendente' of het 'heilige'. De inhouden vinden echter ook hun weg naar de praktijk van het leven. Een voorbeeld is [17](#page=17):
* Geloof in spirituele zijnden (Edward Burnett Tylor) [17](#page=17).
---
# Zingeving: Wat maakt het leven de moeite waard?
Het concept zingeving draait om het stellen en realiseren van doelen die het leven de moeite waard maken, en is nauw verbonden met waarden, doelen, mens- en wereldbeelden [44](#page=44).
### 2.1 Concrete en abstracte doelen
Doelen kunnen onderverdeeld worden in concrete en abstracte doelen [44](#page=44).
#### 2.1.1 Concrete doelen
Concrete doelen zijn specifiek en nauwkeurig omschreven, waardoor ze makkelijker te vatten zijn [44](#page=44).
* **Voorbeelden van concrete doelen:**
* Economische doelen (bijvoorbeeld winst maken) [44](#page=44).
* Ecologische doelen (bijvoorbeeld een positief effect op het klimaat verwezenlijken) [44](#page=44).
* Biologische doelen (bijvoorbeeld een gezond leven leiden) [44](#page=44).
* Ludieke doelen (bijvoorbeeld plezier maken op vakantie) [44](#page=44).
* Wetenschappelijke doelen (bijvoorbeeld een oplossing vinden voor een probleem) [44](#page=44).
* Materiële doelen (bijvoorbeeld een eigen huis bezitten) [44](#page=44).
#### 2.1.2 Abstracte doelen
Abstracte doelen zijn vager en moeilijker te omschrijven en te realiseren. Ze zijn 'work in progress' en minder zichtbaar, wat sommigen ervan kan weerhouden ze te stellen [44](#page=44).
* **Voorbeelden van abstracte doelen:**
* Ethische doelen (bijvoorbeeld een goed mens worden) [44](#page=44).
* Sociale doelen (bijvoorbeeld iets betekenen voor de medemens) [44](#page=44).
* Filosofische doelen (bijvoorbeeld inzicht krijgen in het menselijk wezen) [44](#page=44).
* Levensbeschouwelijke doelen (bijvoorbeeld aandacht besteden aan het innerlijke) [44](#page=44).
* Religieuze doelen (bijvoorbeeld het transcendente een plaats geven in het leven) [44](#page=44).
#### 2.1.3 Overlap tussen concrete en abstracte doelen
Concrete en abstracte doelen kunnen elkaar overlappen en aan elkaar gekoppeld worden [44](#page=44).
* **Voorbeeld:** Een islamiet die het transcendente een plaats geeft door de vijf pijlers van de islam te onderhouden [44](#page=44).
* **Voorbeeld:** Een niet-gelovige die kansarmen wil helpen en zich afvraagt waarom [44](#page=44).
* **Voorbeeld:** Afval sorteren met het doel volgende generaties een kwaliteitsvolle toekomst te geven [44](#page=44).
### 2.2 Nuttigheid versus zinvolheid
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen nuttigheid en zinvolheid, hoewel deze niet altijd gescheiden kunnen worden. Concrete doelen worden vaker geassocieerd met nuttigheid, terwijl abstracte doelen meer met zinvolheid verbonden zijn. Activiteiten die misschien niet nuttig zijn, kunnen door de betrokkene als zinvol worden ervaren [45](#page=45).
> **Tip:** Als we alleen nog maar nuttige dingen zouden doen, zouden we veel missen [45](#page=45).
* **Voorbeeld:** De discussie rondom iemand die monnik wil worden; het nut van deze keuze kan betwist worden, maar de zinvolheid voor de persoon zelf staat centraal [45](#page=45).
### 2.3 Waarom de zinvraag stellen?
Hoewel de zinvraag geen sluitend antwoord kent, zijn er argumenten om er toch bij stil te staan [45](#page=45).
* **Argumenten om de zinvraag te stellen:**
* De mens wil meer zijn dan een leven geleid door omstandigheden, vaak omschreven als een sleur. Er is een verlangen naar meer inhoud, betekenis en zin [45](#page=45).
* De zinvraag manifesteert zich wanneer onzin zich aandient, bijvoorbeeld door menselijk lijden of de confrontatie met de dood. De zinvraag kan niet ontweken worden [45](#page=45).
* Zingeving kan houvast bieden; het idee dat het leven betekenisloos is, is moeilijk te accepteren. Dit stimuleert het geven van eigen zin aan het bestaan en het zoeken naar het waardevolle [45](#page=45).
### 2.4 Zin is richtinggevend
De koppeling tussen waarden, doelen en zinvolheid is belangrijk omdat deze het leven 'richting' geven. De keuzes die gemaakt worden op basis van gekozen doelen sturen het leven in een bepaalde richting [46](#page=46).
* **Verband met levensbeschouwing:** Aan de doelen die iemand kiest en de keuzes die hij maakt, kan worden afgeleid welk mensbeeld, wereldbeeld en eventueel godsbeeld die persoon aanhangt. Dit brengt ons op het domein van de levensbeschouwing [46](#page=46).
---
# Levensbeschouwing: definitie en componenten
Dit onderdeel definieert levensbeschouwing als een samenhangend geheel van ideeën, ervaringen en waarden, en behandelt de kerncomponenten mensbeeld, wereldbeeld en godsbeeld.
### 3.1 Een definitie van levensbeschouwing
Een levensbeschouwing kan worden omschreven als een samenhangend geheel van ideeën, ervaringen, waarden en beelden dat een persoon ontwikkelt over zichzelf, over het samenleven met anderen en over de wereld. Het drukt uit wat uiteindelijk waarde en zin geeft in het leven. Een levensbeschouwing is geen statisch bezit, maar een verhaal dat zich ontvouwt in interactie met anderen, zowel nabije als historische en culturele figuren. Het woord 'levensbeschouwing' kan ook worden vervangen door uitdrukkingen als 'een samenhangend verhaal over het leven', 'een bewuste manier van in het leven staan', of 'een authentieke grondhouding in het leven'. Een levensbeschouwing stuurt gedrag en keuzes in het dagelijks leven [47](#page=47).
Een levensbeschouwing kan religieus gekleurd zijn, wat betekent dat iets wat het gewone of zichtbare overstijgt, een belangrijke rol speelt in de betekenisgeving. Dit transcendente element, zoals het heilige, het oneindige, het goede of God, symboliseert ultieme waarde of zin en vraagt om een existentieel antwoord. Religieuze tradities zoals het christendom of de islam, maar ook seculiere tradities zoals het vrijzinnig humanisme, kunnen een sterke invloed hebben op de ontwikkeling van een persoonlijke levensbeschouwing [47](#page=47).
Levensbeschouwing reikt de mens een totaalbeeld aan en spreekt zowel het verstand, de emoties als de intuïtie aan. Het probeert antwoorden te bieden op fundamentele levensvragen [47](#page=47).
Het 'beschouwen' van het leven impliceert contemplatie, het nemen van afstand, aandachtig stilstaan bij ervaringen en je afvragen wat ze betekenen. Dit proces omvat ook de vraag naar belangrijke waarden die nagestreefd willen worden. Echte levensbeschouwelijke vorming wordt beschouwd als religieuze vorming in de oorspronkelijke betekenis van het woord: aandachtig leven en opnieuw verbonden raken (re-ligare). Het schept ruimte voor de ervaring van het geheimvolle en bevordert een houding van ontvankelijkheid, openheid, verwondering, eerbied en respect [48](#page=48) [49](#page=49).
Levensbeschouwing is onlosmakelijk verbonden met het mensbeeld, wereldbeeld en godsbeeld. Deze drie componenten vormen de fundamentele basis van iemands levensbeschouwing [49](#page=49).
> **Tip:** Beschouw levensbeschouwing als een lens waardoor je de wereld en het leven bekijkt. Deze lens is gevormd door je diepste overtuigingen en waarden.
> **Voorbeeld:** De keuze voor duurzaamheid is een uiting van iemands wereldbeeld en de waarden die daaraan ten grondslag liggen [52](#page=52).
### 3.2 Componenten van een levensbeschouwing
#### 3.2.1 Mensbeeld
Een mensbeeld is het geheel van opvattingen die iemand heeft over het mens-zijn, goed en kwaad, gedrag, de betekenis van leven en dood. Het vormt de basis van wat voor een persoon de essentie van mens-zijn is. Een mensbeeld is dynamisch en evolueert met ervaringen. Hoe men naar de mens kijkt, heeft consequenties voor hoe men met anderen omgaat, bijvoorbeeld in een onderwijssetting [50](#page=50).
Verschillende voorbeelden van mensbeelden zijn:
* **Materialistisch mensbeeld:** De mens wordt gereduceerd tot materie of lichaam. Bekende voorbeelden zijn Richard Dawkins, die de mens ziet als een middel voor DNA-voortplanting, en Dick Swaab, die stelt dat de mens een samenspel van chemicaliën is [50](#page=50).
* **Behavioristisch mensbeeld:** De mens is een organisme dat reageert op prikkels [50](#page=50).
* **Spiritueel mensbeeld:** Zoals in het Boeddhisme, waar de non-identiteit van het individu centraal staat. Het 'ik' wordt gezien als tijdelijk, en de bedoeling is bevrijding van verlangens en eenwording met het al [50](#page=50).
* **Pessimistische mensbeelden:** Stellen dat mensen egocentrisch, onbetrouwbaar en vals zijn, zoals impliciet in de uitspraak "l’enfer c’est les autres" van J.-P. Sartre [51](#page=51).
* **Positieve mensbeelden:** Geloof in het goede in de mens en mild oordelen [51](#page=51).
* **Christelijk mensbeeld:** Ziet de mens als persoon met onvervreemdbare rechten en vraagt om extra zorg voor de kwetsbaren [51](#page=51).
* **Islamitisch mensbeeld:** Stelt dat de mens de vertegenwoordiger van Allah is op aarde en dient te zorgen voor de schepping, vanuit vrije wil en een natuurlijke aanleg tot het goede [51](#page=51).
Mensbeelden zijn geen vrijblijvende filosofische bespiegelingen, maar hebben concrete gevolgen en kleuren de manier waarop men de wereld, medemensen en situaties bekijkt en erop reageert [51](#page=51).
#### 3.2.2 Wereldbeeld
Een wereldbeeld is het algemene idee dat mensen hebben over de wereld, inclusief het eigen bestaan en de samenhang van de werkelijkheid, al dan niet binnen religieuze overtuigingen. Het wordt gevormd door zintuiglijke ervaringen, opvoeding, opleiding, sociale contacten, belezenheid en intelligentie. Het wereldbeeld gaat vooraf aan de waarneming en geeft er een duiding aan, waardoor het sterk verwant is aan religie, levensbeschouwing en moraal [52](#page=52).
Er zijn drie aspecten te onderscheiden bij een wereldbeeld:
1. **Subjectieve waarneming:** Hoe de wereld wordt waargenomen, beïnvloed door persoonlijke achtergrond en perspectief. Bijvoorbeeld, een appel kan door een botanist, kunstenaar, groenteboer of kind verschillend worden bekeken [52](#page=52).
2. **Persoonlijke visie op de wereld:** Hoe men de wereld tegemoet treedt met een 'persoonlijke bril', waarbij selectief wordt waargenomen wat de eigen interesses of angsten bevestigt (tunnelvisie) [52](#page=52).
3. **Hoe de wereld zou moeten zijn:** Het beeld van de gewenste wereld en de acties om dit te realiseren [52](#page=52).
Een wereldbeeld omvat uiteenlopende domeinen zoals ethiek, politiek, economie, theologie, psychologie, recht, wetenschap, filosofie en kunst. Mensen sluiten zich vaak aan bij bestaande wereldbeelden, soms zonder kritische reflectie [53](#page=53).
> **Voorbeeld:** De missie van Vives, gericht op het vormen van professionals die een meerwaarde betekenen in een geglobaliseerde wereld, met aandacht voor duurzaamheid en respect voor mens en omgeving, is een uiting van hun wereldbeeld [52](#page=52).
#### 3.2.3 Godsbeeld
Een godsbeeld drukt uit hoe mensen of groepen God zien of voorstellen, en waarin zij al dan niet geloven. In een pluralistische wereld bestaan er veel verschillende godsbeelden. Het eigen godsbeeld onderzoeken is belangrijk, omdat het concrete impact heeft op levenskeuzes en kan leiden tot het afschuiven van verantwoordelijkheid of het creëren van karikaturen [53](#page=53) [54](#page=54).
Verschillende invalshoeken met betrekking tot godsbeelden:
* **Agnosticisme:** De opvatting dat er geen overtuigende wetenschappelijke bewijzen zijn voor het bestaan of niet-bestaan van een godheid, waardoor definitieve uitspraken onmogelijk zijn [54](#page=54).
* **Niet-theïstische levensbeschouwingen (atheïsme):** Gaan ervan uit dat er geen god is en verklaren het leven 'binnenwerelds' [54](#page=54).
* **Theïstische levensbeschouwingen:** Gaan uit van geloof in een god of goden [54](#page=54).
* **Monotheïsme:** Geloof in één god [55](#page=55).
* **Polytheïsme:** Geloof in meerdere goden [55](#page=55).
* **Pantheïsme:** Ziet een eenheid tussen god(en) en de aarde; god is immanent aanwezig in de natuur [55](#page=55).
* **Deïsme:** Beschouwt God als de transcendente oorzaak van de natuurwetten, die na de schepping niet meer ingrijpt (God als 'horlogemaker'). Dit was populair tijdens de Verlichting [55](#page=55).
* **Ietsisme:** Een geloof in een onbepaalde metafysische kracht of 'iets meer' tussen hemel en aarde, zonder een welbepaalde religie aan te hangen [55](#page=55).
Godsbeelden kunnen **antropomorf** (met menselijke kenmerken) en **cultuurgebonden** zijn. Filosofen als Xenophanes en L. Feuerbach hebben bekritiseerd dat mensen goden naar hun eigen beeld voorstellen. De 'juistheid' van een godsvoorstelling is onmogelijk te verifiëren, maar een voorstelling kan wel 'goed' zijn indien de betekenis ervan gedeeld wordt en men zich bewust is van het antropomorfe en cultuurgebonden karakter [56](#page=56) [57](#page=57).
**Transcendentie** is een filosofisch begrip dat 'datgene wat de mens overstijgt' betekent. Het houdt ook een ethische verplichting in om de Ander altijd als De Ander te zien en volledig te respecteren. Dit geloof in het mens-overstijgende wordt verwoord in de Talmoed: "Wie één leven redt, redt de hele wereld". De mens kan ook zijn eigen biologische impulsen overstijgen om ethisch te handelen [57](#page=57) [58](#page=58).
De Gans Andere, God, wordt gezien als de totale alteriteit, die boven elke menselijke voorstelling en cultuur staat. Spreken over God krijgt hierdoor vaak een abstract karakter, waarbij het eerder gaat om wat God niet is [58](#page=58).
---
# René Girards mimetische theorie en de oorsprong van cultuur
René Girards mimetische theorie verklaart de oorsprong van menselijke cultuur, rituelen en maatschappelijke instellingen door te focussen op imitatie, het zondebokmechanisme en hominisatie [18](#page=18).
### 4.1 Mimesis
Mimesis, afgeleid van het Griekse woord voor nabootsing, verwijst naar alle vormen van menselijk imiterend gedrag. Girard onderscheidt met name de **toeëigeningsmimesis**, die hij beschouwt als de basis van menselijke cultuur en het mens-zijn zelf. Dit is het instinctieve nabootsen van het grijpen of verlangen naar iets, simpelweg omdat een ander het begeert [18](#page=18).
#### 4.1.1 Het mimetische driehoeksverlangen
Girard's kernhypothese van mimesis is gebaseerd op het **driehoeksverlangen**:
* **Subject:** Degene die imiteert.
* **Model:** Degene die geïmiteerd wordt.
* **Object:** Het voorwerp van verlangen.
Het subject imiteert het model en verlangt naar het object dat het model begeert of bezit. Dit leidt ertoe dat het object meer waarde krijgt, en zowel subject als model rivalen worden. Uiteindelijk kunnen subjecten zo gefocust raken op hun rivaal dat ze het object zelf uit het oog verliezen [19](#page=19).
> **Tip:** Het voorbeeld van kinderen die ruzie maken om een identieke bal, hoewel er genoeg ballen zijn, illustreert perfect de toeëigeningsmimesis: ze willen niet *een* bal, maar *die specifieke* bal die een ander kind ook wil [18](#page=18).
De toeëigeningsmimesis is niet alleen bij kinderen significant, maar speelt ook bij volwassenen een grotere rol dan vaak wordt gedacht. Het blijft een fundamentele drijfveer achter menselijke conflicten en geweld. Bij primitieve culturen is dit mimetische geweld nog duidelijker zichtbaar en leidt het tot de ontwikkeling van de menselijke cultuur [19](#page=19).
### 4.2 Het zondebokmechanisme en de hominisatie
Girard's theorie over de oorsprong van cultuur is gebaseerd op de eenheid die hij ontdekt in primitieve riten en mythen wereldwijd. Hij stelt dat de mens evolueerde van primaten, waarbij een toename van het hersenvolume cruciaal was. Meer hersenen betekenden een grotere leer- en imitatiesnelheid, maar ook een toename van toeëigeningsmimesis en dus rivaliteit en geweld [20](#page=20).
#### 4.2.1 De mimetische crisis
Naarmate hersenvolume en mimesis toenamen, verdwenen de instinctieve gedragsregels en remmingen. Dit leidde tot steeds heviger en frequentere gevechten, waarbij de hiërarchie van de groep instortte. Girard noemt dit een **mimetische crisis**, een staat van uitputtingsslag veroorzaakt door chronisch herhalend mimetisch geweld, wat tot uitsterven kan leiden [21](#page=21).
#### 4.2.2 De oermoord en de geboorte van de zondebok
In geval van een mimetische crisis bij Homo Erectus, kon het gebeuren dat per toeval een primaat door een ander uit de groep werd gedood. De andere primaten staakten het gevecht en vormden een kring rond de dode, een onbekend gegeven. Door herhaling van dit patroon (wanorde/agressie/geweld/gevechten - dode - kring rond de dode) leerden de primaten dat het vermoorden van een individu de agressie en de mimetische crisis kon stoppen [21](#page=21) [22](#page=22).
Dit leidde tot het ontstaan van de **zondebok**: tijdens een mimetische crisis richtte de groep zich, via **mimetische polarisatie**, op een willekeurig individu dat werd vermoord. De dood van deze zondebok bracht rust en orde terug, en het geweld stopte. Het bloed van één persoon werd vergoten ten voordele van de gemeenschap. Volgens Girard markeert deze moord het begin van de Homo Sapiens [22](#page=22).
De zondebok belichaamt de mimetische crisis, is de schuldige, maar brengt ook rust en vrede. Hij is zowel het geweld als de nieuwe vrede, een paradoxaal gegeven. De zondebok wordt ook gezien als een wezen dat bovennatuurlijke macht over goed en kwaad bezit, en moet zowel gevreesd als vereerd worden [22](#page=22) [23](#page=23).
> **Tip:** De dynamiek van de zondebok, waarbij een individu wordt uitgestoten om het geweld binnen de groep te kanaliseren, is een cruciaal concept om de oorsprong van menselijke samenlevingen te begrijpen.
Met de zondebok ontstond het eerste betekenisgevende fenomeen dat fysische werkelijkheid oversteeg: het metafysische, het sacrale en de primitieve godheid. Rituelen en culturele uitingen zoals kannibalisme kunnen in dit licht worden geïnterpreteerd. Het **graf**, ontstaan om de zondebok definitief te verwijderen, wordt gezien als een van de allereerste cultuurverschijnselen en een plaats van menselijke verering. Het **sacrale** omvat alles en alle betekenissen vloeien voort uit het goddelijke, gecreëerd door het zondebokmechanisme [23](#page=23).
Het zondebokmechanisme is een structuur die de mens deed ontstaan en functioneel blijft tot op de dag van vandaag, door geweld af te reageren en agressie te kanaliseren. Echter, deze cultuur is gebaseerd op een moord en een leugen, omdat de zondebok ten onrechte voor al het kwaad verantwoordelijk wordt gesteld [24](#page=24).
#### 4.2.3 Het ontstaan van de menselijke cultuur
##### 4.2.3.1 Het ritueel
De primitieve mens leerde niet alleen een zondebok aan te duiden bij een mimetische crisis, maar ook om deze crisis te anticiperen en te simuleren. Door middel van een **gesimuleerde oermoord**, een **mensenoffer**, kon de verwachte vrede verkregen worden. De fasen van dit ritueel zijn [24](#page=24):
1. **Geweldfase:** Begint met een schijngevecht dat iedereen meezuigt.
2. **Collectieve moord:** De groep keert zich tegen één individu, die wordt vermoord en verscheurd. Iedereen krijgt een deel om van de 'goedaardige' aspecten te genieten.
3. **Vrede:** De vrede in de groep is hersteld [25](#page=25).
Het rituele karakter van deze moord wordt gekenmerkt door het totale miskennen van de schuld van het slachtoffer, zelfs door de zondebok zelf, binnen het sacrale betekenisveld. De godheid eist offers en beloont met vrede. Dit leidt tot een diversificatie van rituelen, waarbij verschillende aspecten van de zondebok worden benadrukt, wat de rijke diversiteit aan rituelen wereldwijd verklaart [25](#page=25) [26](#page=26).
##### 4.2.3.2 Het taboe
Tegelijk met het ritueel ontstond het **taboe**, gebaseerd op de associatie tussen handelingen die tot geweld kunnen leiden en het geweld zelf, zonder dat de primitieve mens het verband begreep [26](#page=26).
* **Incesttaboe:** Voorkomt geweld rond de strijd om 'wijfjes' (vrouwen) binnen de groep [27](#page=27).
* **Voedseltaboes:** Verplichten tot delen van voedsel om mimetisch geweld te voorkomen en creëren een giftcultuur [27](#page=27).
* **Bloedtaboes:** Associatie van bloed met geweld en vrede, wat leidt tot rituelen rond menstruatie [27](#page=27).
* **Tweelingtaboes:** Het doden van één tweeling om het gevaar van twee identieke rivalen te voorkomen [28](#page=28).
* **Spiegeltaboe:** Verbiedt zichzelf in spiegels of water te bekijken om de creatie van een gelijke/rivaal te vermijden [28](#page=28).
* **Naam van de godheid uitspreken:** Zonder het verband te begrijpen, associeert men het uitspreken van de naam met het oproepen van de godheid en dus geweld [28](#page=28).
* **Wijzen naar iemand:** Wordt gezien als het oproepen van het goddelijke en potentieel geweld [28](#page=28).
Tijdens rituelen, zoals carnaval, mogen taboes overtreden worden om de mimetische crisis na te bootsen [28](#page=28).
##### 4.2.3.3 De culturele instellingen
Culturele instellingen en maatschappelijke structuren vloeien voort uit de oermoord [29](#page=29).
* **De koning:** De zondebok, die ritueel wordt voorbereid om op de godheid te lijken, verkrijgt steeds meer sacraal prestige en wordt vereerd als een levende god. Dit leidt tot de figuur van de koning, priester of tovenaar, die de hoogste sacrale macht bezit en de nieuwe culturele instelling vormt. Hij is de vertegenwoordiger van de godheid op aarde en waakt over de taboes en wetten [30](#page=30).
* **De domesticatie van dieren:** Dieren werden als zondebokken gebruikt, ritueel aangekleed als mensen, om in plaats van mensen geofferd te worden. Het dierenoffer ligt in het verlengde van het mensenoffer [30](#page=30) [31](#page=31).
* **Het inwijdingsritueel:** Kinderen worden geïnitieerd in de sacrale cultuur en betekenissen die niet langer door directe ervaring, maar door overlevering worden aangeleerd. De priester-tovenaar leert de kinderen de sacrale associaties die nodig zijn om de orde te handhaven [31](#page=31).
#### 4.2.4 De ‘moderne’ rituelen
Veel hedendaagse rituelen, zoals Sinterklaas, vinden hun oorsprong in primitieve offerrituelen. Het zondebokmechanisme blijft functioneel, door geweld te reguleren, kanaliseren en de maatschappij te structureren [32](#page=32).
### 4.3 Het verlangen, het moderne individu en de logica van de economie
#### 4.3.1 Het verlangen
In primitieve culturen beheerste het sacrale de mens volledig. Door de eeuwen heen werden maatschappelijke structuren complexer, wat leidde tot desacralisatie en de opkomst van politiek. Na de middeleeuwen brak de opkomst van het **moderne verlangen** en het **moderne individu** aan, wat leidde tot het verdwijnen van sacraliteit en de substitutie ervan door de economie [33](#page=33).
Het **moderne verlangen** ontstaat wanneer de toeëigeningsmimesis haar gang kan gaan door het wegvallen van sacrale voorschriften en taboes. Het is een "gecultiveerde toeëigeningsmimesis". Het object van verlangen wordt niet langer geassocieerd met het sacrale en wordt bereikbaar. Dit creëert een **double bind**, een situatie van aantrekking en afstoting, waarbij het prestige van het model stijgt en het subject een gevoel van minderwaardigheid ervaart. Het verlangen overschrijdt de metafysische drempel en kan een eigen leven leiden, onbewust voor het subject [34](#page=34) [35](#page=35) [36](#page=36).
#### 4.3.2 Evolutieve groei van het verlangen
Naarmate taboes verzwakken, kan de fascinatie voor het model sterker worden, wat leidt tot het cultiveren van toeëigeningsmimesis en dus verlangen. De economie speelt hierin een cruciale rol door de massaproductie en beschikbaarheid van consumptiegoederen, waardoor potentiële mimetische conflicten worden afgewend. Het verlangen naar objecten krijgt een metafysische waarde ontleend aan het prestige van het model. De voldoening van het bezit is echter van korte duur, omdat het model verdwijnt en de waarde van het object vermindert, waardoor het verlangen opnieuw begint [34](#page=34) [39](#page=39) [40](#page=40).
#### 4.3.3 Het ik
Het **ik** wordt opgebouwd uit verlangens die gemodelleerd zijn naar anderen, maar het ik 'vergeet' dit en denkt dat zijn verlangens origineel zijn. Dit leidt tot een paradoxale liefde-haat-verhouding met het model. Het moderne ego streeft ernaar zichzelf voortdurend als model te stellen en zo erkenning te ontvangen. De cultuur van het publieke imago, de 'look'-maatschappij, benadrukt het uiterlijk vertoon en de schijn van autonomie [36](#page=36) [37](#page=37) [41](#page=41).
#### 4.3.4 De mythe van het ik
In de moderne wereld staat het 'ik' centraal, in plaats van de sacrale godheid. De mens streeft naar erkenning door anderen en creëert voortdurend onderscheidingen om als model te fungeren. Dit leidt tot een dwang van het verschil en paradoxaal genoeg tot een eenheidscultuur, waarin mensen gelijk worden aan elkaar, maar streven naar uniciteit [37](#page=37) [41](#page=41) [42](#page=42).
#### 4.3.5 De economische orde
De economie fungeert als een nieuwe maatschappelijke structuur die het sterk gegroeide mimetische verlangen kanaliseert. Het **consumptiegoed**, dat in veelvoud aanwezig is, voorkomt directe conflicten om objecten. Geld, als uitdrukking van de metafysische waarde van objecten, wordt de bliksemafleider die potentieel geweld opvangt en zorgt voor een stabiele maatschappelijke structuur. Wanneer de economie faalt, vervalt de samenleving terug op primitievere structuren zoals het zondebokmechanisme [38](#page=38) [39](#page=39) [43](#page=43).
---
# Ethiek, kwaad, vergeving en verzoening
Dit deel verkent de ethische dimensies van goed en kwaad, verschillende ethische theorieën en de concepten vergeving, verzoening en hun religieuze betekenis.
### 5.1 Ethiek en levensbeschouwing
Ethiek is de normatieve studie die nagaat wat het meest wenselijke handelen is, verwijzend naar 'het goede' als criterium. Ethos daarentegen is beschrijvend en verwijst naar gangbare morele praktijken en gewoonten in een samenleving [78](#page=78).
#### 5.1.1 De verschillende vormen van ethiek
* **Toegepaste ethiek:** De studie van concrete casussen om het juiste handelingsalternatief in een specifieke situatie te bepalen [78](#page=78).
* **Fundamentele ethiek:** Reflectie op de theorieën die bepalen wat het goede is, en op de waarden en normen die hieraan ten grondslag liggen [79](#page=79).
* **Meta-ethiek:** Vragen naar de betekenis en rechtvaardiging van morele begrippen en oordelen, zoals de mogelijkheid van objectieve morele oordelen en de betekenis van 'goed' en 'kwaad' [79](#page=79).
#### 5.1.2 Levensbeschouwing en ethiek
Hoewel er vaak consensus is over goed en kwaad in de samenleving, is ethiek niet louter technische rationaliteit. Ethiek steunt op een mens- en wereldbeeld. Verschillende levensbeschouwingen leiden tot specifieke morele visies en waarden, wat kan leiden tot verschillen in ethische keuzes. Levensbeschouwing bepaalt niet alleen de motivatie en betekenis van handelen, maar ook de concrete uitingen daarvan [80](#page=80) [81](#page=81) [82](#page=82).
* **Invloed op motivatie en betekenis:** Levensbeschouwing bepaalt *waarom* men het ethisch goede wil doen en geeft het handelen betekenis [81](#page=81).
* **Invloed op uiterlijk zichtbare handelen:** Levensbeschouwing beïnvloedt de interpretatie van feiten en het gewicht dat aan bepaalde waarden wordt toegekend [82](#page=82).
#### 5.1.3 Christendom en ethiek
Christelijke ethiek ligt in het Westen vaak niet in het uiterlijke handelen, maar in de betekenis die eraan wordt verleend, namelijk de navolging van Christus en het Rijk Gods. Dit vereist een integratie van geloven, denken en doen. De Bijbel speelt een rol, maar de interpretatie ervan verschilt per stroming [83](#page=83) [84](#page=84) [85](#page=85).
* **Rol van de Bijbel:** Kan gezien worden als een verzameling voorschriften, idealen, of als vormend voor het karakter [85](#page=85) [86](#page=86).
* **Kerkelijk leergezag:** In de katholieke kerk legt de hiërarchie de geloofsleer vast, inclusief morele uitspraken [87](#page=87) [88](#page=88).
### 5.2 Enkele ethische theorieën
Ethische theorieën bieden kaders voor morele beslissingen, waarbij verschillende theorieën de nadruk leggen op verschillende dimensies van handelen: de persoon, de intentie, de handeling zelf, of de gevolgen [89](#page=89).
#### 5.2.1 De handeling zelf centraal: plichtsethiek (deontologie)
Deontologie stelt de handeling zelf centraal, los van context, intentie of gevolgen. Handelingen zijn ethisch juist als ze voldoen aan algemene morele regels [90](#page=90).
* **Immanuel Kant:** Grondslag in de menselijke rede, nadruk op autonomie en universaliseerbaarheid van principes. Het doen van de plicht omwille van de plicht is essentieel [90](#page=90).
* **Natuurwetsdenken:** Deontologische regels afgeleid uit de biologische natuur van de mens [91](#page=91).
* **Menselijke waardigheid:** Nadruk op rechten, waarbij de plicht bestaat deze rechten te respecteren [91](#page=91).
* **Kritiek:** Kan leiden tot conflicten tussen regels en negeert vaak context en gevolgen [91](#page=91) [92](#page=92).
#### 5.2.2 Ethische responsiviteit – Emmanuel Levinas
Levinas' filosofie is gewijd aan ethiek, die hij beschouwt als de basis van alle filosofie. Hij stelt dat de mens van nature egocentrisch is ('le Même'). De confrontatie met de 'Ander' (de medemens) is cruciaal [92](#page=92) [93](#page=93).
* **De 'Ander':** De medemens overstijgt ons ('transcendent') en vraagt om respect. Dit leidt tot verantwoordelijkheid in de tweede persoon [94](#page=94).
* **Gelaat ('Visage'):** De Ander kijkt ons aan en vraagt om respect [95](#page=95).
* **Plaatsvervanging ('la substitution'):** Men wordt zich bewust van het lijden van de Ander en ervaart diens pijn als de eigen pijn [96](#page=96).
* **Ontsnappen aan verantwoordelijkheid:** Mensen proberen te ontsnappen aan de verantwoordelijkheid voor de Ander, maar dit is onmogelijk. De verantwoordelijkheid is asymmetrisch en uniek [97](#page=97) [98](#page=98).
* **De Ander als 'spoor':** De Ander wijst naar God .
* **Kritiek op vergeving:** Levinas is kritisch op de almacht van vergeving, omdat dit de verantwoordelijkheid ondermijnt [99](#page=99).
#### 5.2.3 De gevolgen centraal: consequentialisme en utilitarisme
Morele kwaliteit wordt afgemeten aan de gevolgen van een handeling. Het doel heiligt de middelen .
* **Utilitarisme:** Streeft naar het grootste nut voor het grootste aantal, berekend via een 'utilitaristische calculus' .
* **Sterkte:** Mogelijkheid om in complexe situaties beslissingen te nemen die alle gevolgen in rekening brengen .
* **Beperkingen:** Moeilijkheden bij het waarderen van immateriële zaken, de onzekerheid over langetermijneffecten, en de argumenten van de 'dure smaak' of 'tevreden slaaf' .
#### 5.2.4 De handelende persoon centraal: deugdethiek
De focus ligt op de persoon die de handeling uitvoert en diens deugdzame karakter. De centrale vraag is "Wie moet ik worden?" .
* **Rol van gemeenschap:** Morele betekenissen zijn ingebed in een gemeenschap .
* **Intentie:** Belangrijker dan in deontologie of consequentialisme, maar niet het enige criterium (niet louter intentionalisme) .
* **Kardinale deugden:** Moed, rechtvaardigheid, matigheid en wijsheid (prudentia) .
* **Sterkte:** Erkent de complexiteit van situaties en de context .
* **Last:** Vereist continue persoonlijke ontwikkeling en idealen die zelden perfect bereikt worden.
#### 5.2.5 De menselijke relaties centraal: zorgethiek
Ontstaan vanuit het idee dat vrouwen op een andere manier moreel redeneren ('care-reasoning') dan mannen ('justice-reasoning') .
* **Mensbeeld:** De mens is geen eiland, maar fundamenteel in relatie tot anderen .
* **Focus:** Concrete situatie, persoonlijke betrokkenheid, en het meenemen van alle betrokkenen in de oordeelsvorming .
* **Rol in de gezondheidszorg:** Wint terrein door nadruk op relaties en context .
* **Beperking:** Minder duidelijk voor mensen die verder van ons af staan.
#### 5.2.6 De menselijke persoon centraal: personalisme
Het criterium voor ethisch handelen is de menselijke persoon met zijn absolute waardigheid .
* **Holistisch mensbeeld:** Persoon is uniek, zelfbewust, belichaamd, deel van de natuur en in relatie tot anderen .
* **Dynamisch:** Geen statisch, maar een dynamisch mensbeeld dat historiciteit erkent .
* **Spiritueel:** Betrokkenheid op het geheel van de wereld en een relatie tot God.
* **Louis Janssens:** Ontwikkelde een integraal personalistische huwelijks- en seksualiteitsethiek, met nadruk op de relationele aspecten .
### 5.3 Voorbij de ethiek: kwaad, vergeving en verzoening
Dit deel onderzoekt de redenen waarom mensen het kwade doen, zelfs als het onderscheid tussen goed en kwaad duidelijk is. Het behandelt ook vergeving en verzoening, met name vanuit een christelijk perspectief .
#### 5.3.1 Reflecties over het kwaad
Didier Pollefeyt onderscheidt drie paradigma's: diabolisering, banalisering en ethisering, en ontwikkelt een eigen visie met fragmentatie en zelfbedrog .
* **Diabolisering:** Ziet de dader als intrinsiek slecht ('sadist'), wat leidt tot veroordeling en mogelijk wraak. Dit sluit vergeving uit .
* **Banalisering:** Verklaart het kwaad door de 'banaliteit van het kwaad' (Hannah Arendt), waarbij mensen deel worden van een systeem en hun verantwoordelijkheid ontlopen. Dit ontneemt de dader schuld en maakt vergeving onmogelijk .
* **Ethisering:** Ziet het kwade als een alternatieve visie op het goede, waarbij de dader overtuigd is bij te dragen aan het goede. Dit leidt tot relativisme en lost de ethiek op .
* **Fragmentatie en zelfbedrog:** Erkent de mogelijkheid van elke mens om kwaad te doen, zonder persoonlijke verantwoordelijkheid los te laten. Fragmentatie creëert een barrière tussen het leed en de persoonlijke sfeer. Zelfbedrog ondersteunt dit, door ethische argumenten te gebruiken om het kwaad te rechtvaardigen. Deze visie erkent de grijstinten tussen goed en kwaad en opent de mogelijkheid tot vergeving .
#### 5.3.2 Vergeving
Vergeving wordt vaak gezien als een christelijke deugd, maar is complex en niet altijd mogelijk of wenselijk .
* **Vergeving is geen plicht:** Het kan niet worden afgedwongen, zelfs niet met spijtbetuigingen .
* **Focus op de schuld, niet de misdaad:** Vergeving heft de misdaad niet op, maar heft de last van de schuld weg .
* **Voorwaarden:** Vergeving kan geschonken worden aan een dader die verantwoordelijkheid heeft opgenomen en schade heeft hersteld .
* **Religieuze dimensie:** Vergeving kan als genade van God worden ervaren en verbindt mensen met elkaar en met God. De vergeving door Jezus Christus is centraal in het christendom .
* **Vergeving vs. Vergeten:** Vergeving impliceert geen vergeten. Juist omdat we niet kunnen vergeten, is vergeving nodig om de last van het verleden te verlichten .
#### 5.3.3 Verzoening
Verzoening veronderstelt, in tegenstelling tot vergeving, het herstel van de relatie tussen dader en slachtoffer .
* **Vernieuwing van relatie:** De oude relatie kan niet worden hervat alsof er niets gebeurd is, maar moet hernieuwd worden, getekend door de kwetsuur .
* **Niet verplicht:** Verzoening hoeft niet te volgen op vergeving. De ernst van sommige kwetsuren maakt verzoening onmogelijk of onwenselijk .
* **Dubbele bekering:** Verzoeningsprocessen vergen bekering van zowel dader als slachtoffer (weg van zelfrechtvaardiging en victimisme) .
---
# Abrahamitische religies: Jodendom en Islam
Dit document onderzoekt de kernaspecten van het Jodendom en de Islam, waarbij de focus ligt op hun stromingen, kalenders, feesten, tradities, erediensten, gezinsleven en hun onderlinge relatie met andere religies.
## 6. Abrahamitische religies: Jodendom en Islam
### 6.1 Het jodendom
#### 6.1.1 Stromingen
Het jodendom wordt gekenmerkt door een rijke diversiteit aan stromingen, die voortkomen uit historische, culturele en theologische ontwikkelingen. Traditioneel werd het jodendom gezien als een combinatie van religie, volk en natie, waarbij de gemeenschap van 'klal yisrael' centraal stond en hoopte op de komst van de Messias. Moderne tijden hebben geleid tot een scheiding van deze aspecten, hoewel ultraorthodoxe joden streven naar het behoud van alle drie. De Joodse identiteit wordt traditioneel bepaald door de moeder, maar sommige moderne stromingen erkennen ook een Joodse vader .
Verschillende historische groeperingen, zoals de Farizeeën, Sadduceeën en Essenen, bestonden vóór de val van Jeruzalem in 70 na Christus. Na deze gebeurtenis ontstond het rabbijnse jodendom, gebaseerd op de Farizeeën, wat de basis vormt voor het hedendaagse jodendom .
De Samaritanen vormen een aparte groepering die zich beroept op de Thora en zichzelf beschouwt als de ware joden, met een eigen hogepriester en het verwerpen van andere Bijbelboeken dan de Thora .
Regionale verschillen hebben geleid tot de Asjkenazische (Noord-Europa) en Sefardische (Zuid-Europa, Noord-Afrika, Midden-Oosten) gemeenschappen, elk met hun eigen taal (Jiddisj voor Asjkenaziërs), liturgische en muzikale tradities .
Het chassidisme, opgericht door Israël ben Eliëzer, benadrukt spiritualiteit en verbondenheid met God, geïnspireerd door de Kabbala. Het keerde zich af van een te strikte juridische interpretatie van de Thora. Ondanks zware verliezen tijdens de Shoa, is het chassidisme door een hoog geboortecijfer en bekeringen de snelst groeiende stroming geworden. De 'Mitnagdiem' kwamen voort als reactie hierop, met meer nadruk op de studie van de Thora .
Het reformjodendom (liberaal jodendom) ontstond eind 18e eeuw met als doel het jodendom aan te passen aan de moderne tijd, met nadruk op ethische principes en gendergelijkheid. In Nederland en de Verenigde Staten was deze beweging invloedrijk, minder in België .
Een reactie hierop was de neo-orthodoxe beweging, die tradities wilde handhaven zonder isolatie van de moderne samenleving, door zowel joodse als niet-joodse vakken te integreren. Deze stroming beschouwt liberale joden niet als ‘echte’ joden .
Moderne stromingen, zoals Humanistic Judaism, ontkennen het bestaan van God, terwijl 'Messiasbelijdende joden' Jezus als de Messias zien en door andere joden als christenen worden beschouwd .
#### 6.1.2 De joodse kalender en feesten
De joodse jaartelling begint bij de schepping van de wereld (3761 v.Chr.). De kalender is maangebonden, met maanden van 29 of 30 dagen. Het Nieuwjaar valt op de eerste dag van de zevende maand (Tisjri). Om synchronisatie met het zonnejaar te behouden, wordt periodiek een dertiende maand ingevoegd .
Feesten kenmerken zich door synagogale vieringen en werkonderbreking, en zijn meestal vreugdevol, behalve rouwdagen .
* **Sabbat:** Gebaseerd op het scheppingsverhaal, begint op vrijdagavond en eindigt bij zonsondergang op zaterdag. Kenmerkt zich door rust, synagogediensten en feestelijke maaltijden thuis. Activiteiten zoals het aansteken van vuur of het gebruik van elektrische apparaten zijn verboden. Een 'eroev' is een gebied waarbinnen op Sabbat goederen vervoerd mogen worden .
* **Pesachfeest (Pasen):** Vieren de bevrijding uit Egypte, met nadruk op het eten van matses (ongezuurde broden) en de Seder-maaltijd. Het bittere kruid herinnert aan de slavernij. De Haggada vertelt het paasverhaal, en eindigt met de wens "Volgend jaar in Jeruzalem!" .
* **Rosj Hasjana (Nieuwjaarsfeest):** Herinnert aan de schepping en Gods koningschap. Het is een tijd van inkeer en boetedoening, waarbij de sjofar (ramshoorn) geblazen wordt .
* **Jom Kippur (Grote Verzoendag):** De plechtigste dag, een 25-urige vastendag gericht op zondebelijdenis en herstel van relaties. De vooravond wordt gedomineerd door het 'Kol Nidrei' .
* **Soekkot (Loofhuttenfeest):** Oorspronkelijk een oogstfeest, waarbij men zeven dagen in loofhutten verblijft om de uittocht uit Egypte te herdenken. Het feest eindigt met een dag gewijd aan de Thora .
* **Chanoeka (Inwijdingsfeest):** Een lichtfeest ter herinnering aan de herinwijding van de tempel. Acht dagen lang wordt een lichtje aangestoken op een negenarmige kandelaar .
* **Poerim (Lotenfeest):** Herdenkt de redding uit handen van Haman. Een vreugdevol feest met verkleedpartijen, toneelstukjes en het lezen van het boek Ester. Het symboliseert de omgekeerde wereld .
#### 6.1.3 De traditieliteratuur
De Hebreeuwse Bijbel wordt aangeduid met de term 'Tenach', bestaande uit de Thora (Wet), Nebi'im (Profeten) en Ketoebim (Geschriften). De volgorde en de inhoud verschillen van het christelijke Oude Testament .
De joden gebruiken de Hebreeuwse tekst, met toevoeging van leestekens voor de uitspraak. Aramese vertalingen, 'Targoemim', werden gebruikt voor onderwijs aan vrouwen en kinderen, maar worden nu voornamelijk voor studie gebruikt .
De Thora is het fundament van de joodse godsdienst. Tefellin (gebedsriemen) en mezuzah (kokertje aan de deurpost) bevatten teksten uit de Thora om denken, voelen en handelen te leiden .
Naast de Bijbeltekst zijn er belangrijke commentaren die de Thora aanvullen en verduidelijken. Deze worden beschouwd als onderricht van God, voortkomend uit de mondelinge Thora die naast de schriftelijke Thora op de Sinaïberg werd ontvangen .
* **Halacha:** Wetgevende teksten en aanvullingen.
* **Haggada:** Verhalende aanvullingen.
* **Misjna:** De oudste verzameling halacha.
* **Talmoed:** Twee commentaren op de Misjna: de Palestijnse/Jeruzalemse Talmoed (ca. 350 n.Chr.) en de Babylonische Talmoed (500-1000 n.Chr.) .
* **Midrasj:** Een creatieve commentaarmanier, die soms vreemd overkomt .
#### 6.1.4 De joodse eredienst
Sinds de verwoesting van de Tempel in 70 n.Chr. zijn er geen dierenoffers meer; gebeden hebben deze vervangen .
**Symbolen:**
* **Davidster (Mageen David):** Oud symbool, niet strikt religieus, maar een symbool van het joodse volk en de staat Israël .
* **Menora:** Zevenarmige kandelaar die de weg moet wijzen. Voor Chanoeka wordt een negenarmige kandelaar gebruikt .
* **Kippa (Keppeltje):** Verplicht voor mannen als teken van eerbied voor God. Orthodoxe vrouwen bedekken hun hoofd met een pruik na het scheren van hun haar .
**Rol van personen:**
* **Rabbijn:** Een geleerde in de Talmoedische letteren, geen priester. Vult functies als wetgeleerde, rechter, leraar, raadgever en zielzorger aan. Vrouwen kunnen tegenwoordig ook rabbijn worden .
* **Dajan:** Een rabbijn gespecialiseerd in rechtspraak en voedselinspectie (kosjer) .
* **Kohen (Priester):** Was belangrijk bij offers, nu alleen voor de priesterzegen op feestdagen .
* **Leviet:** Stammen af van Levi, helpen de Kohen en roepen als eerste voor uit de Thora .
**Gebeden:**
* Gebeden vinden plaats op tijdstippen van de vroegere offers: ochtend, middag en avond. Het ochtendgebed is het belangrijkst .
* **Sjema:** "Hoor Israël, de Eeuwige is onze God, de Eeuwige is Eén" .
* **Amida/Sjemone esree:** 'Achttiengebed' (nu negentien lofzeggingen), drie keer per dag, behalve op Sabbat en feestdagen .
* **Kaddisj:** Lofzang in het Aramees, o.a. tijdens rouw .
**Synagoge ('Sjoel'):**
* Joods gebedshuis, meestal helder verlicht.
* **Aron Hakodesj:** Heilige ark met Thorarollen, gericht op Jeruzalem .
* **Bima:** Verhoging waar de lezenaar staat voor Thoralezing .
* In traditionele synagogen zitten mannen en vrouwen gescheiden. Er heerst een ontspannen sfeer, waar 'kinderen hun vader komen opzoeken'. Er is altijd een onafgewerkt stuk om aan te geven dat menselijk werk nooit volmaakt is .
#### 6.1.5 Het joodse gezinsleven
De vader is het hoofd van het gezin; de vrouw is ondergeschikt maar wordt verzorgd en gerespecteerd. Ze heeft enkele rituele verplichtingen (kaarsen aansteken, ritueel bad na menstruatie) en is vrijgesteld van gebeden op vaste uren .
* **Naamgeving:** Jongetjes worden besneden op de achtste dag na geboorte en krijgen dan hun naam. Meisjes krijgen hun naam tijdens de eredienst .
* **Eerstgeborene:** Voor een eerstgeboren zoon (indien geen Kohen of Leviet) moet een losgeld betaald worden aan de Kohen .
* **Bar Mitswa:** Vanaf 13 jaar wordt een jongen beschouwd als volwassen lid van de gemeenschap. Hij leest voor uit de Thora en Profeten in de synagoge .
* **Bat Mitswa:** Vrouwelijke equivalent, minder gewichtig bij orthodoxe joden .
* **Huwelijk:** Partners moeten beiden joods zijn. Het ritueel vindt plaats onder een 'Choepa' (baldakijn). De bruidegom geeft een ring als symbool van onderhoud en trouw. Een gebroken glas herinnert aan de verwoesting van de Tempel. Reformjoden erkennen ook gemengde en soms homohuwelijken .
* **Overlijden:** Orthodoxe joden wijzen crematie af. Lijkwassing en begrafenis vinden plaats in eenvoudige kisten. Rouwperiodes variëren (zeven dagen intensief, daarna rouwbezoeken). Een gedenksteen markeert het graf .
* **Naleven van de dood:** Er bestaan uiteenlopende opvattingen over het hiernamaals, met geloof in opstanding of reïncarnatie .
* **Spijswetten (Kosjer):** Beperkingen op voedsel, zoals verbod op bloed, varkensvlees, en scheiding van vlees- en zuivelproducten. Moslims mogen kosjer vlees eten, joden niet het vlees van dieren volgens moslimregels geslacht .
### 6.2 De Islam
#### 6.2.1 Mohammed
Mohammed werd omstreeks 570 n.Chr. geboren in Mekka. Hij was een handelaar die trouwde met een welgestelde weduwe. Zijn leven wordt gekenmerkt door handelsreizen, huwelijken en politiek succes, resulterend in de verovering van Mekka en de eenwording van het Arabisch schiereiland .
De sociale onvrede in Mekka, veroorzaakt door toenemende ongelijkheid, vormde een voedingsbodem voor zijn boodschap. Mohammeds openbaring bracht een vernieuwd monotheïsme en de idee van een oordeel in een andere wereld, ter correctie van onrechtvaardige praktijken .
Mohammed zag zichzelf als een boodschapper die eerdere goddelijke openbaringen, zoals die aan Mozes en Jezus, herstelde en vervolledigde. Hij erkende vele profeten, waaronder Abraham, Mozes en Jezus .
Zijn roeping werd bewust rond zijn veertigste levensjaar. De historische opbouw van de Koran maakt het moeilijk de precieze chronologie van zijn visioenen te bepalen .
De 'hidjra' (emigratie) in 622 naar Medina markeerde een keerpunt, waarna de islamitische tijdrekening begon. In Medina ontstonden echter conflicten met de aanwezige joden. Mohammed stierf in 632, na de acceptatie van de islam door zowel steden als woestijnstammen. De traditionele pelgrimage naar de Kaäba werd opgenomen in de islam, die volgens de Koran door Abraham werd gesticht .
Mohammed wordt beschouwd als een menselijke profeet, een spreekbuis van God. Hoewel hij fouten kon maken, wordt de incarnatie van God in een mens verworpen. Jezus' wonderen worden erkend, maar als daden van God, niet als bewijs van zijn goddelijkheid .
#### 6.2.2 De Koran
De Koran is voor moslims het wezenlijke goddelijke boek, bestaande uit 114 soera's (hoofdstukken) en aya's (verzen). Het bevat de letterlijke woorden van God, ingegeven aan Mohammed door de engel Gabriël ('Djibriel'). De Koran wordt beschouwd als de Arabische versie van een 'moederboek' uit de hemel, eerder geopenbaard aan Mozes en Jezus, maar door hun volgelingen vervalst .
De Koran is fundamenteel onvertaalbaar; God spreekt Arabisch. Het uit het hoofd leren van de tekst wordt als zeer nastrevenswaardig beschouwd. Interpretaties worden afgewezen ten faveure van de letterlijke tekst .
Mohammeds wonderen worden later, in tegenstelling tot zijn eigen opvattingen, uitgebreid erkend. Hij wordt gezien als 'de volmaakte mens', hoewel elke vergelijking met God een grens overschrijdt .
#### 6.2.3 Soennieten en Sjiieten; staat, recht en cultus
Na Mohammeds dood verspreidde de islam zich snel. De belangrijkste splitsing binnen de islam ontstond door de vraag naar opvolging: de Soennieten en de Sjiieten.
* **Soennieten:** Geloven in vier rechtmatig gekozen kaliefen na Mohammeds dood.
* **Sjiieten:** Geloven dat alleen Ali, de schoonzoon van Mohammed, rechtmatig de opvolging toekwam. Sjiieten leven in oppositie met de macht en kijken op naar de 'imam', die een directe band met de familie van Mohammed had. De twaalfde imam zou verborgen leven en terugkeren als de 'mahdi' [136-137](#page=136-137).
De islam is een wetsgodsdienst (sharia) die alle levensdomeinen regelt. Er is geen scheiding tussen wereldlijke en religieuze orde. De wetgeving kent vijf categorieën: verboden (haram), afgeraden, toegestaan (halal), aanbevolen en verplicht. Een principe als 'nood breekt wet' is erkend .
De opvolgingskwestie leidde tot een utopie van een ideale wereld bij de Sjiieten, met een gevoel van lijden, terwijl de Soennieten, die de opvolging als correct zagen, het oog voor de donkere kanten van het leven soms verloren .
* **Ulama/Molla's/Ayatollahs:** Godsdienstgeleerden die de Koran en traditie (soenna) interpreteren en omzetten in concrete wetten .
* **Hadith:** Verzameling van uitspraken en handelingen van Mohammed en zijn volgelingen, gebruikt om lacunes in de Koran te dichten .
* **Soenna:** De traditie van de profeet .
Nieuwe wetten worden bepaald door consensus en analogie. De nadruk op de sharia verklaart waarom de islam in veel moslimlanden staatsgodsdienst is .
De hoofddoekkwestie heeft symbolische waarde en vertegenwoordigt de wens de sharia weer volledig tot gelding te brengen. Verschillende sluiers bestaan, zoals de hidjab, chador en burka .
De omgang tussen seksen kenmerkt zich door terughoudendheid; handdrukken tussen mannen en vrouwen worden vaak vermeden uit respect. Trouwen en kinderen krijgen is de sociale norm. Huwelijken kunnen gearrangeerd zijn, waarbij het akkoord van beide partijen vereist is. De maagdelijkheid van de bruid is belangrijk .
Het geweten wordt niet als autonome instantie gezien; moslims handelen naar de wil van God. 'Islam' betekent onderwerping aan Gods wil. 'Allah' is Arabisch voor 'de God', met 99 namen die eigenschappen uitdrukken. Bekeren tot een andere religie is vrijwel onmogelijk en kon vroeger met de dood bestraft worden .
#### 6.2.4 De vijf zuilen en (andere) rituelen
De islam kent vijf fundamentele eisen, de 'vijf zuilen':
1. **Dagelijks gebed (Salaat/Salat):** Vijfmaal per dag, op een reine plek, in de richting van Mekka. Vereist rituele reiniging. Het vrijdaggebed vindt plaats in de moskee met een preek .
2. **Vasten (Saum):** Gedurende de maand ramadan, van zonsopgang tot zonsondergang, onthouding van eten, drinken, roken en seks. Afgesloten met het Suikerfeest (Ramadanfeest) .
3. **Pelgrimstocht naar Mekka (Hadj):** Eenmaal in het leven te volbrengen. Kenmerkt zich door speciale rituelen, inclusief zevenmaal om de Kaäba lopen en verblijf op Arafat. Afgesloten met het offerfeest .
4. **Armenbelasting (Zakaat/Zakat):** Een verplicht percentage van het vermogen wordt afgestaan aan armen en behoeftigen .
5. **Belijdenisformule (Sjahada):** "Ik betuig dat er geen God is buiten de God en dat Mohammed de afgezant Gods is." Dit is de bekeringsformule .
Rituelen bij geboorte omvatten het fluisteren van de geloofsbelijdenis en besnijdenis voor jongens (en soms meisjes). Het huwelijk is een belangrijk overgangsritueel. Na overlijden volgt een rouwperiode van veertig dagen, met begrafenis binnen 24 uur. Crematie is niet toegestaan. Er wordt geloofd in een tussenwereld en een oordeel .
#### 6.2.5 Godsbeeld, mensbeeld en samenleving
God is transcendent, maar ook immanent als Schepper en zorgzame Vader. De gedachte van incarnatie is onaanvaardbaar. De namen 'Allah' (de God) en 'ar-Rahman' (de barmhartige) drukken deze dubbelheid uit. Moslims zien zichzelf als 'slaven van God', maar met vertrouwen en dankbaarheid .
Islamitische mystiek (soefisme) benadrukt de liefde van mens tot God en van God tot mens, leidend tot een 'opgaan in God' .
God bepaalt elke gebeurtenis, wat niet leidt tot fatalisme, maar tot het geloof dat mensen een zekere vrijheid bezitten om hun lot te bepalen. De mens is een eenheid van lichaam en ziel, beide worden samen opgewekt na de dood .
Rijkdom wordt niet als ideaal gezien, maar wel als wenselijk en mag genoten worden. Rente vragen of geven is verboden (riba) .
De moslim wordt gezien als lid van de islamitische gemeenschap (oemma), niet als individu. Ras speelt geen rol; de islam is egalitair. Slavernij is nooit bestreden en vrouwen zijn wettelijk benadeeld, hoewel de positie van de vrouw historisch verbeterd is .
Gelijke behandeling van mannen en vrouwen is een strijdpunt, hoewel de Koran mannen meer rechten en plichten toekent. De feitelijke positie van vrouwen is vaak zwakker dan voorgeschreven. De besnijdenis van meisjes vindt plaats in enkele landen, maar is niet verplicht. Besnijdenis van jongens is algemeen. Abortus is in de meeste rechtsscholen aanvaardbaar, zeker bij risico voor de moeder. Kinderloosheid wordt als een ramp gezien .
Over homoseksualiteit bestaan verschillende opvattingen; de meerderheid beschouwt seksuele daden als zondig, maar de aantrekking niet. Het laten groeien van snor en baard wordt aanbevolen voor mannen .
#### 6.2.6 De islam en de andere godsdiensten
Moslims beschouwen zichzelf als de volgelingen van de enige ware religie. Christenen en joden worden 'ongelovigen' genoemd omdat ze niet willen toegeven aan de waarheid van de islam .
Jezus wordt erkend als een menselijke profeet die de komst van Mohammed aankondigde. Zijn wonderen waren door Allah gegeven. Hij is niet werkelijk gedood of gekruisigd, maar door God in de hemel verheven. De maagdelijke geboorte en de titel 'woord van God' worden geaccepteerd, maar niet in de christelijke zin .
De 'jihad' (heilige strijd) kan gericht zijn tegen niet-moslims, met als doel de uitbreiding van de islamitische heerschappij. Juridische interpretaties zien jihad echter ook als 'zich inspannen op de weg naar God', wat kan slaan op innerlijke strijd of ascese [149-150](#page=149-150). De associatie van islam met geweld wordt deels toegeschreven aan kolonialisme en media-overdrijvingen .
Christenen en joden werden binnen het islamitische gebied getolereerd met zekere autonomie, maar ook met discriminatie en sociale druk tot bekering .
Dialoog met de islam is complex vanwege het gebrek aan centraal gezag, de gevoeligheid voor kwetsende uitspraken, en de argwaan tegenover historisch-kritische lezingen van de islamitische teksten .
Het salafisme streeft naar terugkeer naar de bronnen van de islam, wat niet per se gewelddadigheid impliceert, hoewel sommige salafisten gewelddadig zijn. De islam is in principe gericht op vrede, zoals het woord 'islam' verwant is aan 'salaam' (vrede) .
---
# Interreligieuze dialoog en de rol van religie in de samenleving
Interreligieuze dialoog en de rol van religie in de samenleving beschrijft de ontwikkeling van de interreligieuze dialoog binnen de katholieke kerk, met speciale aandacht voor Nostra Aetate en de hedendaagse pauselijke benadering, evenals de uitdagingen en vormen van dialoog tussen verschillende religies en levensbeschouwingen.
## 7. Interreligieuze dialoog en de rol van religie in de samenleving
### 7.1 De ontwikkeling van interreligieuze dialoog na Vaticanum II
De Rooms-Katholieke Kerk begon pas na het Tweede Vaticaans Concilie (Vaticanum II, 1962-1965) met interreligieuze dialoog. Eerder was er slechts beperkt contact met andere christelijke kerken, met name de Oosterse en Anglicaanse kerken, en nauwelijks met protestanten. Het document **Nostra Aetate** van Vaticanum II markeerde een keerpunt door bredere en uitgebreidere aandacht te besteden aan andere religies en onderscheid te maken in de relatie tot het christendom .
#### 7.1.1 Nostra Aetate
*Nostra Aetate*, de "Verklaring over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten", werd plechtig aanvaard op 28 oktober 1965. Oorspronkelijk bedoeld als een hoofdstuk over het jodendom binnen het decreet over de oecumene, ontwikkelde het zich tot een zelfstandige verklaring die ook andere religies omvatte. De centrale stelling is dat de Katholieke Kerk "niets afwijst van wat er aan waar en heilig is in deze godsdiensten" .
#### 7.1.2 Kernpunten van Nostra Aetate
* **Waardering voor andere religies:** De Kerk beschouwt gedrags- en leefregels, voorschriften en leerstellingen van andere religies met oprechte eerbied, omdat deze niet zelden "een straal weerspiegelen van die Waarheid welke alle mensen verlicht" .
* **Verkondiging van Christus:** Ondanks deze waardering blijft de Kerk Christus verkondigen als degene "in wie de mensen de volheid van het godsdienstig leven vinden en in wie God alles met zich heeft verzoend" .
* **Waardering voor de islam:** Moslims worden gewaardeerd omdat zij "de ene God aanbidden, de levende en uit zichzelf bestaande, de barmhartige en almachtige, de Schepper van hemel en aarde die gesproken heeft tot de mensen". Verwijzingen naar Abraham, Jezus als profeet, Maria, het Laatste Oordeel, en het hooghouden van het zedelijk leven worden genoemd .
* **Betekenis van het jodendom:** Het jodendom wordt als bijzonder dierbaar beschouwd vanwege de aartsvaders, en de Kerk wordt gevoed vanuit de "wortel van de goede olijfboom [Israël]". Dit wordt onderbouwd met Romeinen 11:28-29, waarbij Gods roeping "onberouwelijk" is. Dit nieuwe perspectief verving eerdere supersessionistische interpretaties die zich baseerden op Hebreeën 8:13 of 10:9 .
* **Joodse reactie:** Joden waardeerden de openheid, maar misten erkenning van de Shoah en de erkenning van de staat Israël, wat tot onbegrip leidde .
* **Uitdaging na Vaticanum II:** Na *Nostra Aetate* bleef de uitdaging om de nieuwe aanzetten uit te werken en een balans te vinden tussen de universele aanspraken van de Kerk en de waardering voor niet-christelijke religies .
#### 7.1.3 Institutionele en praktische ontwikkelingen na Nostra Aetate
* **Institutioneel:** In 1964 werd het Secretariaat voor de Niet-christenen opgericht, dat in 1988 de Pauselijke Raad voor de Interreligieuze Dialoog werd. De dialoog met het jodendom valt onder een aparte commissie, wat de bijzondere aard van deze relatie onderstreept .
* **Theologische positie van het jodendom:** Johannes Paulus II benadrukte dat het jodendom "intrinsiek is aan onze eigen godsdienst" en dat joden "onze veel beminde broeders, in zekere zin onze oudere broeders zijn". Dit leidde tot de theologische grondslag voor het niet meer doen van jodenzending .
* **Paulus VI en de start van dialoog:** Paus Paulus VI toonde ambitie voor interreligieuze dialoog en liet zich inspireren door Franse intellectuelen. Zijn encycliek *Ecclesiam Suam* legde de basis voor dialoog, eerst gericht op christenen buiten Rome, daarna op andere religies. Hij introduceerde het concept van vier concentrische cirkels om de progressieve aard van de dialoog te illustreren .
* **Paradoxale spanning:** Ondanks erkenning van religieuze diversiteit bleef Paulus VI overtuigd van de evangelisatieplicht, wat leidde tot een paradoxale spanning tussen dialoog en missionering .
* **Voorzichtige start en hindernissen:** De start van *Nostra Aetate* was timide door gebrek aan ervaring, angst voor syncretisme en de conservatieve vleugel binnen de Kerk. Hoewel er initiatieven waren, bleef de dialoog op institutioneel niveau voorzichtig .
* **De 'Geest van Assisi':** De Wereldgebedsdag voor de Vrede in Assisi in 1986, georganiseerd door Johannes Paulus II, markeerde een nieuw begin voor interreligieuze dialoog. Religies werden hier gezien als bondgenoten voor vrede, wat een signaal was dat niet-christelijke werelden ook bondgenoten konden zijn .
* **Schuldbelijdenissen:** De Kerk deed openbare schuldbelijdenissen voor het leed aangedaan aan joden, etnische groeperingen en volkeren .
#### 7.1.4 Interreligieuze dialoog in de 21e eeuw
* **Dominus Iesus:** Dit document wilde een reactie geven op te vergaand pluralisme en de balans herstellen, maar de interpretatie ervan blijft discussiepunt, wat de weerbarstigheid van interreligieuze dialoog aantoont .
* **Groeiende betekenis van islam en Abrahamitische dialoog:** Naast Aziatische religies winnen dialoog met de islam en de Abrahamitische trialoog aan belang .
* **De Regensburg-affaire:** Een rede van paus Benedictus XVI over geloof, rede en geweld in relatie tot de islam veroorzaakte een politieke rel, wat de gevoeligheid van het onderwerp onderstreepte .
#### 7.1.5 Paus Franciscus, de eigenzinnige bruggenbouwer
* **Shift naar het Zuiden:** Paus Franciscus, de eerste paus uit de "Global South" (Argentinië), markeerde een duidelijke verschuiving in het centrum van de Kerk .
* **Praktisch-pragmatische benadering:** Zijn stijl is eigenzinnig en direct, met een sterke focus op de kwetsbaren en sociale onrechtvaardigheid .
* **"Building walls, not bridges":** Franciscus bekritiseerde het bouwen van muren en benadrukte het belang van bruggen bouwen .
* **"Magellaan-perspectief":** Hij moedigde aan om vanuit de periferie naar de wereld te kijken om een beter en holistisch beeld te krijgen .
* **Document over Menselijke Broederschap:** Zijn historische ontmoeting met grootimam Ahmed al-Tayeb in Abu Dhabi en de ondertekening van het Document over de Menselijke Broederschap zijn hoogtepunten van zijn inzet voor dialoog en vrede .
* **Einde van Westerse dominantie:** Franciscus erkent het einde van de Westerse dominantie en de groeiende multipolaire wereld, met een verschuiving van het zwaartepunt van Europa naar het Zuiden .
* **Encycliek *Fratelli Tutti*:** Dit document pleit voor een universele cultuur van broederschap en open ontmoeting in dialoog, waarbij de menselijke familie centraal staat. Het benadrukt liefde als antidotum tegen onverschilligheid en de noodzaak van een politiek van broederlijkheid .
* **Hoofdstukken van *Fratelli Tutti*:** Beschrijven de toestand van de wereld, de barmhartige Samaritaan, de visie op liefde en sociale vriendschap, politieke filosofie, sociale en culturele waarden, verzoening en vredesopbouw, en de rol van religie bij het opbouwen van broederschap .
* **Cultuur van ontmoeting:** Franciscus roept op tot een universele cultuur van broederschap en open ontmoeting in dialoog, die angst overwint en de natuurlijke roeping tot broederlijkheid bevordert .
#### 7.1.6 Paus Leo XIV en interreligieuze dialoog
Paus Leo XIV zet de weg van Franciscus voort door te benadrukken dat het tijd is voor dialoog en bruggen bouwen, verwijzend naar *Fratelli Tutti* en het Document over Menselijke Broederschap. Hij pleit voor de betrokkenheid van iedereen in "onze gemeenschappelijke weg in een geest van menselijke broederschap". Hij benadrukt het belang van de theologische dialoog, met name tussen christenen en joden, en spreekt dankbaarheid uit voor bijdragen aan vrede vanuit andere tradities .
### 7.2 Op zoek naar dialoog
Dialoog wordt algemeen gedefinieerd als communicatie tussen mensen, onderscheiden van debat door een houding van openheid zonder de absolute behoefte om gelijk te hebben .
#### 7.2.1 Kenmerken van dialoog
* **Openheid en luisteren:** Vereist openheid, minimale vooroordelen en stereotypering, en ruimte om te luisteren naar de concrete ander zonder het eigen zelf te verliezen .
* **Wederkerigheid en identiteit:** De luisteraar behoudt eigenheid en identiteit, wat resulteert in bewust spreken en luisteren vanuit geïnteresseerde wederkerigheid .
* **Antigif bij conflicten:** In interreligieuze dialoog zoekt men naar vredesmogelijkheden in conflictsituaties tussen groepen met verschillende religieuze achtergronden .
* **Ethiek en ontvankelijkheid:** De dialoog vereist rekening houden met ieders eigenheid in een binaire relatie van openheid voor verschil en andersheid, en ontvankelijkheid voor ontmoeting. Het is een gezamenlijke zoektocht naar waarheid en authenticiteit .
* **Interlevensbeschouwelijke dialoog:** Dialoog strekt zich uit tot het interlevensbeschouwelijke vlak, met als doel universele vrede en medemenselijkheid .
#### 7.2.2 Hermeneutische knooppunten van interreligieuze dialoog
* **Keuze voor vrede:** Essentieel in conflictsituaties om escalatie tegen te gaan en streven naar socio-politieke harmonie .
* **Delen van sociale en ethische bronnen:** Wetenschap en technologie zijn niet alles; religieuze visies spelen een rol in thema's als natuurbehoud en ongelijke verdeling van rijkdommen .
* **Gemeenschappelijke basis: mens-zijn:** Het delen van het menselijke mysterie, de heiligheid van het leven, en de schepping naar Gods beeld vormen een basis. Dit gaat consumentisme en ontmenselijking tegen .
* **Doorbreken van culturele barrières:** Wederkerige kennisopname, elkaar begrijpen voorbij kennis, en evalueren van eigen identiteit vanuit het perspectief van de ander .
* **Zelfevaluatie en monoloog:** De ander helpt reflecteren en aan zelfonderzoek te doen. Deliberaties met geloofsgenoten kunnen dialoog mogelijk maken .
* **Gemeenschappelijk zelfonderzoek:** Weerstaan aan stereotypen, leren van elkaars fouten, en omgaan met imperfecties en hedendaagse uitdagingen (bv. religie vs. wetenschap) .
* **Authentieke tolerantie:** Bereidheid tot "agree to disagree", erkennen van verschillen als mogelijkheden, en het opbouwen van vertrouwen .
* **Intrareligieuze dialoog:** Vormt de basis voor het aannemen van correcties en realistische alternatieven, en creëert een wisselwerking tussen gemeenschappen .
#### 7.2.3 Op weg naar een dialogale theologie van de godsdiensten
Dit vereist recht doen aan verschil zonder eigen identiteit te verliezen, in het spanningsveld tussen openheid en identiteit .
* **Traditie versus interreligieuze dialoog:** Eigen traditie is de basis en het thuis. Secularisatie maakt dit complexer, maar een gezamenlijk draagvlak is nodig voor reflectie .
* **Engagement en plicht als identiteit:** Geloof is overtuiging die grenzen overstijgt, niet enkel conventie .
* **Nederigheid als criterium:** Wil om de ander te leren kennen, zich te laten verrijken, en erkennen van eigen beperkingen en grenzen .
* **Hermeneutische openheid:** Andersheid begrijpen, zich laten aanspreken door de ander, en niet vanuit eigen vooroordelen percipiëren .
* **Verrijking als beloning:** Steviger in eigen identiteit staan, blinde vlekken ontdekken, en morele/spirituele waarden in andere religies waarderen .
* **Inzicht komen in en via dialoog:** Loskomen van een superieur normatief perspectief, waarheid ook in andere tradities vinden, en morele vruchten integreren .
#### 7.2.4 IRD ‘van binnen’ en ‘van buiten’
* **Het ‘buitenperspectief’:** Een globaal overzicht vanaf de zijlijn, cruciaal na 9/11 om wantrouwen te counteren en rechts-populistische visies tegen te gaan .
* **Het ‘binnenperspectief’:** Zoekt vanuit eigen traditie naar dialooggeoriënteerde redenen om gemeenschappelijke belangen te behartigen, zowel politiek als symbolisch. Bevordert cohesie, gemeenschapszin en openheid .
#### 7.2.5 Vormen van interreligieuze dialoog
Verschillende modellen interpreteren religieuze pluraliteit en de mogelijkheid voor niet-christenen om tot heil te komen .
* **Het exclusieve model:** Benadrukt de noodzaak van geloof in Jezus Christus voor redding. Ziet weinig aanknopingspunten met andere religies en weinig oog voor het zelfverstaan van de ander .
* **Het inclusieve model:** Ziet Gods universele heilswil en de reddende kracht van Jezus voor iedereen. Bemiddeling van het heilsmysterie gebeurt op verschillende manieren. Zwakte is dat de ander te veel vanuit de eigen identiteit wordt gezien .
* **Het pluralistische model:** Alle religies worden gezien als interpretaties van de ene ultieme goddelijke realiteit. Zwakte is dat conflicterende waarheidsuitspraken worden geneutraliseerd en religies gereduceerd tot verschijningen van hetzelfde .
* **Het cultureel-linguïstisch model:** Legt de nadruk op het traditie-eigen karakter en de radicale verschillen. Overeenkomsten zijn oppervlakkig. Klemtoon ligt op het verwerven van de eigen terminologie vanuit het binnenperspectief .
* **Het hermeneutisch model:** Vertrekt vanuit kwetsbaarheid als theologische categorie. De ander ontsluit andersheid via hermeneutische openheid en zoekt naar raakvlakken uit de eigen leefwereld. Het vertalen kenmerkt zich door "treurarbeid" en aanvaarding van het niet volledig thuis kunnen zijn in de taal/cultuur/religie van de ander .
#### 7.2.6 Mogelijke hindernissen om IRD om te zetten in de praktijk
* **Te hoge verwachtingen:** Te hoge eisen aan de andere partij kunnen leiden tot kritiek wanneer deze niet meegaat .
* **Politieke onwil:** Gebrek aan politieke ondersteuning of zelfs sluiting van gebedshuizen. Religieuze en politieke dialoog zijn vaak verbonden .
* **Secularisatie:** Leidt vaak tot terugtrekken op zichzelf. Open moskee-dagen kunnen integratie bevorderen .
* **Focus op Abrahamitische godsdiensten:** Bij het zoeken naar gemeenschappelijke grond blijft men soms steken binnen de Abrahamitische religies, wat andere uitsluit .
* **Gemeenschappelijke belangen en vooroordelen:** Halsstarrige vooroordelen en afwijzingen blijven aanwezig; blijvend elkaar ontmoeten is essentieel .
#### 7.2.7 Bouwstenen van IRD in jodendom en islam
* **Jodendom (Ephraïm Meir):** Interreligieuze theologie moet uitgaan van religieuze praktijk en de erkenning dat de ander ook bezig is met zijn of haar religie. Inspiratie uit Buber, Levinas en Heschel voor het beschouwen van de ander als volwaardig mens, rekening houdend met alteriteit, en een nederige erkenning van de soteriologische functie van religie .
* **Islam (Aydin & Ayoub):** Mekkaanse verzen erkennen religieus pluralisme. De Koran ontkent exclusieve verbonden; redding komt door goed te doen, geloof in God en het hiernamaals. Pluralistische koranische visie baseert zich op goddelijk geopenbaarde Schrift, absolute eenheid van God, geloof in God en het Oordeel, en rechtvaardig leven. De islam erkent diversiteit en roept op tot respect en dialoog met christenen en joden, en ziet een kern van waarheid in hun monotheïsme .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Religie | Het geheel van gevoelens, belevingen, bewustzijnstoestanden en daarbij horende handelingen van een subject in zoverre dat subject overtuigd is in relatie te staan tot een aanwezige transcendente. Religie kan ook worden begrepen als het proces van het herlezen of opnieuw verbinden met iets dat het menselijke overstijgt. |
| Zingeving | Het proces van het geven van betekenis aan het leven, vaak door het stellen van doelen en het realiseren van waarden. Het gaat om de vraag wat het leven de moeite waard maakt, zowel op concreet als op abstract niveau. |
| Levensbeschouwing | Een samenhangend geheel van ideeën, ervaringen, waarden en beelden dat een persoon ontwikkelt over zichzelf, het samenleven met anderen en de wereld. Het geeft richting aan iemands leven en keuzes. |
| Mimesis | Het Griekse woord voor nabootsing, dat elke vorm van menselijk nabootsend handelen aanduidt. René Girard stelt dat mimesis, met name de toeëigeningsmimesis (het nabootsen van verlangen naar iets), aan de basis ligt van menselijke cultuur, geweld en conflicten. |
| Zondebokmechanisme | Een sociaal mechanisme waarbij een individu of groep wordt aangewezen als oorzaak van problemen of geweld binnen een gemeenschap, vaak leidend tot uitstoting of vernietiging. Dit mechanisme zou volgens René Girard een rol hebben gespeeld in het ontstaan van menselijke cultuur en religie. |
| Hominisatie | Het proces van menswording, waarbij evolutionaire veranderingen leidden tot de ontwikkeling van de menselijke soort, Homo Sapiens. Dit proces is door René Girard verbonden met de toename van hersenvolume en de daaruit voortvloeiende toename van mimetisch gedrag en geweld. |
| Ritueel | Een gestructureerde reeks handelingen, vaak met symbolische betekenis, die volgens een vast patroon worden uitgevoerd. In de context van Girard kan ritueel gezien worden als een gesimuleerde of georganiseerde vorm van het zondebokmechanisme om geweld te reguleren. |
| Taboe | Een sociaal of religieus verbod op bepaalde handelingen, voorwerpen of personen, vaak voortkomend uit angst voor het heilige of uit associatie met geweld en wanorde. Taboes spelen een rol in het handhaven van maatschappelijke orde en het voorkomen van mimetische crises. |
| Ethiek | De studie die zich bezighoudt met het moreel juiste handelen, met 'het goede' als criterium. Ethiek is normatief en kan worden onderverdeeld in toegepaste ethiek, fundamentele ethiek en meta-ethiek. |
| Deugdethiek | Een ethische stroming die de nadruk legt op het karakter van de persoon en de ontwikkeling van deugden als leidraad voor moreel handelen. De centrale vraag is 'Wie moet ik worden?'. |
| Zorgethiek | Een ethische benadering die menselijke relaties en de zorg voor anderen centraal stelt. Het mensbeeld is hierin gebaseerd op de fundamentele verbondenheid van de mens met zijn medemensen. |
| Dialoog | Een communicatie tussen mensen, gekenmerkt door openheid, wederzijds respect en de bereidheid om te luisteren naar de ander zonder per se het gelijk te willen halen. In interreligieuze dialoog zoekt men naar vredesmogelijkheden en gemeenschappelijke grond tussen verschillende religieuze en levensbeschouwelijke tradities. |
| Hermeneutiek | De kunst en wetenschap van het interpreteren van teksten en verschijnselen. Hermeneutische openheid in dialoog betekent het vermogen om de andersheid van de ander te begrijpen en zich te laten aanspreken door zijn of haar perspectief. |
| Secularisatie | Het proces waarbij maatschappelijke domeinen, zoals onderwijs en politiek, zich losmaken van de invloed van religie en de Kerk. Dit leidt tot een verwereldlijking van de samenleving en een meer private invulling van geloof en zingeving. |
| Antropomorfisme | Het toeschrijven van menselijke eigenschappen, motivaties en emoties aan niet-menselijke entiteiten, zoals dieren, goden of objecten. Bij godsbeelden kan dit leiden tot voorstellingen van God met menselijke lichamen en emoties. |
| Transcendentie | Datgene wat de menselijke ervaring en het menselijke begripsvermogen overstijgt. In religieuze context verwijst het vaak naar God of het goddelijke als een werkelijkheid die buiten de aardse wereld staat. |
| Fitrah | In de islam een aangeboren vermogen bij iedere mens om God te leren kennen en in Hem te geloven via de rede. Dit vermogen uit zich in goede daden. |