Cover
Börja nu gratis Armoede definitie en kernmerken ervan2 Thema 5.docx
Summary
# Definitie en kenmerken van armoede
Armoede wordt gedefinieerd als een complex netwerk van sociale uitsluitingen dat verder reikt dan louter financiële tekorten en de kloof tussen individuen en de bredere samenleving benadrukt.
### 1.1 Het veelvuldig karakter van armoede
Armoede kent een veelvoudig karakter, waarbij verschillende aspecten cumuleren en met elkaar verweven zijn. Een cruciale factor hierbij is de positie van een individu binnen het economische productieproces. Economisch productieve arbeid wordt gezien als de dominante en meest gelegitimeerde verdeelsleutel voor beloningen zoals inkomen, status en macht.
Mensen in armoede vormen een heterogene groep, maar kenmerkend zijn de breuklijnen met de rest van de samenleving. Dit uit zich op verschillende manieren:
* **Relationeel:** Mensen in armoede ervaren vaak isolement en hebben een kleiner sociaal netwerk, wat niet alleen invloed heeft op de uitwisseling van middelen, maar ook op hun gevoel van eigenwaarde.
* **Ruimtelijk:** Armoede kan zich manifesteren in specifieke leefomgevingen, zoals bepaalde stadswijken.
* **Maatschappelijke dualisering:** De samenleving kent vaak een 'normtraject' voor zelfstandige individuen en huishoudens die binnen het legale kader functioneren. Dit staat tegenover situaties die gekenmerkt worden door afhankelijkheidsrelaties van overheidsinstanties, een parallel consumptiecircuit, precaire arbeidsstatuten en de informele economie. Dit creëert feitelijk twee aparte werelden, waarbij de eerste wereld de tweede zelden tegenkomt of kent.
### 1.2 Structurele onoverkomelijkheid
Armoede is een structureel probleem dat individuen niet op eigen kracht kunnen overbruggen. De situatie is afhankelijk van sociaal beleid dat wordt afgedwongen via onderhandelingen tussen arbeidsmarktactoren, zoals werkgevers en vakbonden, zonder directe onderhandelingsmacht voor de betrokkenen. Afhankelijkheid van hulpverlening of vrijwilligheid kan leiden tot een situatie van 'verschuldiging'.
Mensen in armoede hebben niet dezelfde kansen als anderen. Eigenschappen als ondernemingszin, ambitie en zelfzeker optreden, die in een welvarende omgeving positief worden beoordeeld, kunnen in een context van beperkte middelen juist negatief worden uitgelegd en leiden tot kleine of grote criminaliteit. Dit sluit aan bij de observatie dat de samenleving anders oordeelt over 'witteboordencriminaliteit' dan over 'blauweboordencriminaliteit'. De maatschappelijke behandeling van een individu wordt sterk bepaald door diens plaats in de samenleving.
#### 1.2.1 Grote intragroepverschillen: de binnenkant van armoede
Binnen de groep mensen die armoede ervaren, bestaan grote verschillen. Soms wordt gesproken van een 'armoedecultuur' als een coping-strategie in een wereld met waarden en normen waaraan men niet kan voldoen. Deze cultuur kan soms zelfs de opwaartse sociale mobiliteit van binnenuit tegenwerken.
### 1.3 Relatieve armoede versus absolute armoede
Armoede wordt relatief gedefinieerd ten opzichte van de 'algemeen aanvaarde leefpatronen in de samenleving'. Dit staat in contrast met absolute armoede, wat het gebrek aan basisbehoeften betekent die essentieel zijn voor fysiek overleven, zoals voldoende calorieën, kleding, onderdak en gezondheidszorg.
* **Absolute armoede:** Deze definitie is gericht op de fundamentele menselijke overlevingsbehoeften. Een voorbeeld is de armoedegrens van de Wereldbank van drieduizend dollar per dag, hoewel dit in rijke landen de armoede kan onderschatten.
* **Relatieve armoede:** In een samenleving als België betekent relatieve armoede dat bepaalde individuen wel degelijk uitgesloten worden van het 'algemeen aanvaarde leefpatroon'.
Het is belangrijk op te merken dat het indelen van armoede in kleinere geografische gebieden, zoals binnen de Europese Unie, ook kan leiden tot een onderschatting van armoede in armere landen. Afhankelijk van het te belichten thema – globaal of nationaal – moet de indicator voor armoede anders berekend worden. Beide perspectieven worden als legitiem beschouwd.
Amartya Sen's 'capability approach' (verder uitgewerkt in het vak Ethische Vraagstukken) stelt dat de minimale 'capabilities' (bekwaamheden of vermogens) eerder absoluut zijn, maar de invulling ervan sterk relatief. Verhongering is bijvoorbeeld een absolute armoedesituatie, ongeacht de context. Echter, het vermogen om zonder schaamte door het leven te gaan, is sterk afhankelijk van de specifieke samenleving. De globalisering en de invloed van massa- en sociale media bemoeilijken een eenduidige definitie van deze subjectieve component.
### 1.4 Subjectieve meting en materiële deprivatie
Naast de bredere definities, kan armoede ook worden gemeten aan de hand van materiële deprivatie. Dit betreft indirecte metingen via economische middelen, waarbij het individu zelf bepaalt hoe zijn of haar leven wordt ingericht.
> **Tip:** Begrijpen van het onderscheid tussen absolute en relatieve armoede is cruciaal voor het analyseren van verschillende beleidsmaatregelen en internationale vergelijkingen.
> **Tip:** Denk na over hoe de positie in het economische productieproces de kansen en de maatschappelijke perceptie van individuen beïnvloedt.
---
# Veelvoudig en structureel karakter van armoede
Armoede kenmerkt zich door een veelvoud aan onderling verweven sociale uitsluitingen die individuen belemmeren om deel te nemen aan de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving, een situatie die ze niet uit eigen kracht kunnen overwinnen.
### 2.1 Het veelvoudige karakter van armoede
Armoede is geen homogeen fenomeen maar een complex samenspel van verschillende aspecten die zich cumuleren en elkaar versterken.
#### 2.1.1 Positie in het economische productieproces
Een cruciale factor die bijdraagt aan armoede is de positie die iemand inneemt binnen het economische productieproces. Economisch productieve arbeid wordt gezien als de primaire en meest gelegitimeerde manier om aanspraak te maken op beloningen zoals inkomen, status en macht. Mensen die hieraan minder of niet kunnen deelnemen, bevinden zich in een kwetsbare positie.
#### 2.1.2 Breuklijnen met de samenleving
Mensen in armoede zijn vaak te kenmerken door duidelijke breuklijnen met de rest van de samenleving. Dit onderscheidt armoede van andere vormen van sociale ongelijkheid. Deze breuklijnen manifesteren zich op verschillende manieren:
* **Relationeel:** Dit uit zich in isolement en een kleiner sociaal netwerk. Hoewel een netwerk belangrijk is voor de uitwisseling van middelen, draagt een beperkt netwerk ook bij aan een verminderd gevoel van eigenwaarde.
* **Ruimtelijk:** Armoede kan zich ook concentreren in specifieke gebieden, zoals bepaalde stadswijken.
#### 2.1.3 Maatschappelijke dualisering
Er is sprake van een maatschappelijke dualisering waarbij een 'normtraject' binnen de samenleving bestaat uit zelfstandige individuen en huishoudens die binnen het legale kader functioneren. Daartegenover staan afhankelijkheidsrelaties met overheidsinstanties, een parallel consumptiecircuit, precaire arbeidsstatuten en de informele economie. Deze twee werelden komen zelden met elkaar in contact, waardoor de ene de andere vaak niet kent of begrijpt.
#### 2.1.4 Binnenkant van armoede
Binnen de groep mensen die armoede ervaren, bestaan grote onderlinge verschillen. Soms ontwikkelt zich een 'armoedecultuur' die functioneert als een coping-strategie in een omgeving met afwijkende waarden en normen waaraan men zich niet kan aanpassen. Deze interne dynamiek kan soms zelfs opwaartse sociale mobiliteit belemmeren.
### 2.2 Structureel karakter van armoede: niet op eigen kracht te overwinnen
Armoede is een structureel probleem dat niet door individuen zelf opgelost kan worden, omdat de toegang tot middelen en kansen afhankelijk is van externe factoren en beleid.
#### 2.2.1 Afhankelijkheid van sociaal beleid en onderhandelingen
De mogelijkheid om armoede te overwinnen is afhankelijk van sociaal beleid dat tot stand komt via onderhandelingen tussen arbeidsmarktpartijen zoals werkgevers en vakbonden. Individuen in armoede hebben hierin geen directe onderhandelingsmacht.
#### 2.2.2 Afhankelijkheid van hulpverlening en verschuldiging
Afhankelijkheid van hulpverlening of de vrijwilligheid van anderen creëert een situatie van 'verschuldiging', wat de autonomie van individuen verder kan ondermijnen.
#### 2.2.3 Ongelijke kansen en maatschappelijke oordelen
De maatschappij kent niet dezelfde kansen toe aan iedereen. Eigenschappen die in een welvarende omgeving als positief worden gezien, zoals ondernemingszin en ambitie, kunnen in een omgeving met beperkte middelen leiden tot criminaliteit. De maatschappelijke beoordeling van 'witteboordencriminaliteit' verschilt bijvoorbeeld fundamenteel van die van 'blauweboordencriminaliteit'. De plaats die iemand inneemt in de samenleving bepaalt sterk hoe deze persoon door de samenleving behandeld zal worden.
### 2.3 Relatieve versus absolute armoede
Het concept armoede kan zowel absoluut als relatief worden gedefinieerd, waarbij beide perspectieven legitiem zijn afhankelijk van de analyse.
* **Absolute armoede:** Dit verwijst naar een tekort aan basisbehoeften die essentieel zijn voor fysieke overleving, zoals voldoende calorieën, kleding, onderdak en gezondheidszorg. De armoedegrens die wordt gehanteerd door bijvoorbeeld de Wereldbank ($3 per dag) onderschat echter armoede in rijke landen, omdat het geen rekening houdt met lokale leefpatronen.
* **Relatieve armoede:** Dit is afhankelijk van de 'algemeen aanvaarde leefpatronen in de samenleving'. In België kunnen bepaalde groepen dus wel degelijk uitgesloten zijn van deelname aan dit patroon, ondanks het ontbreken van acute levensbedreigingen.
#### 2.3.1 Indicatorberekening en geografische schaal
De keuze van de indicator voor armoede moet rekening houden met de geografische schaal. Het opsplitsen van armoede in kleinere geografische gebieden kan leiden tot een onderschatting van armoede in minder welvarende landen. De berekening van de armoedegrens dient dus aangepast te worden naargelang men globale of nationale armoede wil belichten.
#### 2.3.2 De capability approach
Amartya Sen's 'capability approach' stelt dat minimale 'capabilities' (vermogens) eerder absoluut zijn, maar de invulling ervan sterk relatief is. Verhongering is een absoluut armoedeprobleem, ongeacht het aantal getroffenen. Echter, de mogelijkheid om zonder schaamte door het leven te gaan, is relatief en afhankelijk van de specifieke samenleving. De globalisering en de invloed van massa- en sociale media kunnen deze subjectieve beleving van armoede beïnvloeden.
### 2.4 Indicatoren van armoede
Naast materiële deprivatie, die indirect meetbaar is via economische middelen, wordt armoede ook subjectief gemeten. Dit houdt in dat het individu zelf bepaalt hoe het eigen leven wordt ingevuld, wat de perceptie van welzijn en armoede sterk kan beïnvloeden.
---
# Relatieve versus absolute armoede
Dit hoofdstuk bespreekt het onderscheid tussen absolute en relatieve armoede, waarbij wordt benadrukt dat armoede een complex samenspel is van sociale uitsluiting die het individu niet op eigen kracht kan overwinnen.
### 3.1 Definities van armoede
Armoede wordt beschouwd als een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich over diverse levensgebieden van een individu of groep uitstrekt. Dit netwerk creëert een kloof tussen de armen en de algemeen aanvaarde leefpatronen binnen een samenleving, een kloof die niet uit eigen beweging overbrugd kan worden.
#### 3.1.1 Kenmerken van armoede
* **Veelvuldig karakter:** Armoede kenmerkt zich door de cumulatie en verwevenheid van verschillende aspecten, wat leidt tot een veelvoud aan problemen.
* **Positie in het economische productieproces:** De positie op de arbeidsmarkt, met name economisch productieve arbeid, wordt gezien als de overheersende en meest gelegitimeerde factor voor de verdeling van inkomen, status en macht.
* **Heterogene groep:** Mensen die armoede ervaren vormen geen homogene groep, maar vertonen typische breuklijnen met de rest van de samenleving.
* **Relationele en ruimtelijke aspecten:** Armoede gaat vaak gepaard met isolement, een kleiner sociaal netwerk (wat beperkingen oplevert voor de uitwisseling van middelen en het gevoel van eigenwaarde) en ruimtelijke concentratie, zoals in bepaalde stadswijken.
* **Maatschappelijke dualisering:** Er ontstaat een scheiding tussen een 'normtraject' in de samenleving (zelfstandige individuen/huishoudens binnen het legale kader) en afhankelijkheidsrelaties met overheidsinstanties, parallelle consumptiecircuits, precaire arbeidsstatuten en de informele economie. De eerste groep komt zelden in contact met de tweede.
* **Structureel karakter:** Armoede is structureel en kan niet uit eigen kracht worden overwonnen. Het is afhankelijk van sociaal beleid dat voortkomt uit onderhandelingen tussen arbeidsmarktpartijen, waarbij mensen in armoede zelf geen directe onderhandelingsmacht hebben. Afhankelijkheid van hulpverlening of vrijwilligheid kan leiden tot een situatie van 'verschuldiging'.
* **Ongelijke kansen:** Mensen in armoede hebben niet dezelfde kansen. Eigenschappen zoals ondernemingszin, ambitie en zelfverzekerd optreden, die in een rijke omgeving positief worden beoordeeld, kunnen in een context van middelenarmoede leiden tot criminaliteit. De maatschappij beoordeelt bijvoorbeeld 'witteboordencriminaliteit' anders dan 'blauweboordencriminaliteit', wat aangeeft dat de plaats van iemand in de samenleving bepaalt hoe die persoon wordt behandeld.
* **Intragroepverschillen:** Ondanks algemene kenmerken zijn er grote verschillen binnen de groep mensen die armoede ervaren. Soms worden normen en waarden in een 'armoedecultuur' aangewend als coping-strategie, en deze cultuur kan soms zelfs opwaartse sociale mobiliteit vanuit de groep zelf belemmeren.
### 3.2 Absolute versus relatieve armoede
Het onderscheid tussen absolute en relatieve armoede is cruciaal voor het begrijpen van de verschillende dimensies van dit fenomeen.
#### 3.2.1 Absolute armoede
Absolute armoede wordt gedefinieerd als het **gebrek aan basisbehoeften** die nodig zijn voor fysiek overleven. Dit omvat essentiële zaken zoals voldoende calorieën, adequate kleding, onderdak en gezondheidszorg.
* **Wereldbank indicator:** De Wereldbank hanteert bijvoorbeeld een armoedegrens van $3 per dag.
* **Beperkingen van de absolute definitie:** Een absolute definitie kan de armoede in rijke landen onderschatten, omdat zelfs binnen welvarende samenlevingen een gebrek aan bepaalde middelen kan leiden tot uitsluiting.
#### 3.2.2 Relatieve armoede
Relatieve armoede is **afhankelijk van de algemeen aanvaarde leefpatronen binnen een specifieke samenleving**.
* **Definitie in maatschappelijke context:** In een Belgische samenleving kan men relatief arm zijn wanneer men uitgesloten wordt van het 'algemeen aanvaarde leefpatroon', ook al zijn de basisbehoeften wel vervuld.
* **Geografische schaal:** De definitie van relatieve armoede kan variëren afhankelijk van de gekozen geografische schaal. Het opdelen van armoede in kleinere geografische ruimtes kan leiden tot onderschatting van armoede in grotere regio's of landen. Dit betekent dat de keuze van de indicator afhangt van het specifieke thema dat belicht wil worden, of het nu gaat om globale of nationale armoede. Beide perspectieven worden als legitiem beschouwd.
> **Tip:** Het is belangrijk te beseffen dat de definitie van armoede contextafhankelijk is. Een absolute armoedegrens kan in een ontwikkelingsland relevanter zijn voor basale overleving, terwijl in een welvarend land relatieve deprivatie een grotere impact heeft op sociale participatie en welzijn.
#### 3.2.3 De Capability Approach van Amartya Sen
Amartya Sen's 'capability approach' biedt een genuanceerd perspectief op armoede. Volgens Sen zijn de minimale 'capabilities' (vermogens) om te functioneren grotendeels absoluut, maar hun concrete invulling is sterk relatief en afhankelijk van de maatschappelijke context.
* **Absoluut aspect:** Verhongering wordt als een absolute situatie van armoede beschouwd, ongeacht het aantal mensen dat eraan lijdt.
* **Relatief aspect:** Het vermogen om zonder schaamte door het leven te gaan, is een voorbeeld van een vermogen dat relatief is. Wat in de ene samenleving acceptabel is, kan in de andere schaamte oproepen. Dit roept ook vragen op over de invloed van globalisering, met name door massamedia, op subjectieve metingen van welzijn en armoede.
#### 3.2.4 Indicatoren en meting
* **Materiële deprivatie:** Een veelgebruikte indicator voor armoede is materiële deprivatie, die kan worden gemeten op basis van economische middelen.
* **Individuele zelfbepaling:** Bij de beoordeling van materiële deprivatie speelt de mate waarin een individu zelf zijn leven kan bepalen (economische middelen) een belangrijke rol.
> **Voorbeeld:** In een land waar iedereen een auto bezit om zich te verplaatsen, kan iemand die afhankelijk is van openbaar vervoer dat niet goed is ontwikkeld, als relatief arm worden beschouwd, ook al heeft die persoon wel voldoende geld voor basisbehoeften. Dit wijst op een gebrek aan participatie in het gangbare maatschappelijke leven.
---
# Subjectieve meting en materiële deprivatie
Dit onderwerp onderzoekt de subjectieve ervaring van armoede, de directe gevolgen van materiële deprivatie en de rol van economische middelen in de zelfbeschikking van het individu.
### 4.1 Armoede: definitie en kernmerken
Armoede wordt gedefinieerd als een netwerk van sociale uitsluitingen die zich over diverse domeinen van het individuele en collectieve bestaan uitstrekken, waardoor mensen gescheiden worden van de algemeen aanvaarde leefpatronen in de samenleving en deze kloof niet uit eigen kracht kunnen overbruggen.
#### 4.1.1 Veelvoudig karakter van armoede
Armoede kenmerkt zich door een veelvoud aan aspecten die cumuleren en met elkaar verweven zijn. Een centrale factor hierin is de positie binnen het economische productieproces, aangezien economisch productieve arbeid nog steeds de overheersende en best gelegitimeerde verdeelsleutel is voor inkomen, status en macht. Mensen in armoede vormen een heterogene groep met typische breuklijnen met de rest van de samenleving, wat niet bij elke vorm van sociale ongelijkheid het geval is. Dit uit zich in relationeel isolement en een kleiner netwerk, wat invloed heeft op de uitwisseling van middelen en het gevoel van eigenwaarde. Ruimtelijk kan dit samengaan met de concentratie in bepaalde stadswijken.
Maatschappelijke dualisering creëert twee parallelle werelden: enerzijds het 'normtraject' in de samenleving, gekenmerkt door zelfstandige individuen en huishoudens binnen het legale kader, en anderzijds situaties van afhankelijkheidsrelaties met overheidsinstanties, een parallel consumptiecircuit, precaire arbeidsstatuten en deelname aan de informele economie. De eerste wereld komt de tweede zelden tegen en kent deze ook niet.
#### 4.1.2 Structurele aard van armoede
Armoede is structureel en niet op eigen kracht te overbruggen. De situatie is afhankelijk van sociaal beleid dat wordt afgedwongen in onderhandelingen tussen arbeidsmarktactoren zoals werkgevers en vakbonden, waar mensen in armoede geen directe onderhandelingsmacht hebben. Afhankelijkheid van hulpverlening of vrijwilligheid creëert een situatie van 'verschuldiging'.
Mensen in armoede hebben niet dezelfde kansen. Eigenschappen zoals ondernemingszin, ambitie en zelfzeker optreden, die waardevol zijn in een middelenrijke omgeving, worden in een omgeving met beperkte toegang tot maatschappelijk aanvaarde middelen vaak gezien als 'kwade trekken' die tot criminaliteit kunnen leiden. De samenleving beoordeelt 'witteboordencriminaliteit' anders dan 'blauweboordencriminaliteit', wat aangeeft dat de plaats in de samenleving bepaalt hoe men door die samenleving wordt behandeld.
#### 4.1.3 Grote intragroepverschillen en copingstrategieën
Binnen de groep mensen die armoede ervaren, bestaan aanzienlijke verschillen. Een 'armoedecultuur' kan zich ontwikkelen als coping-strategie in een wereld met waarden en normen waaraan men niet kan voldoen. Soms kan dit ook leiden tot het tegenhouden van opwaartse sociale mobiliteit van 'binnenuit'.
#### 4.1.4 Relatieve armoede versus absolute armoede
Armoede is relatief en afhankelijk van de 'algemeen aanvaarde leefpatronen in de samenleving'. Dit staat tegenover absolute armoede, die gedefinieerd wordt door het gebrek aan basisbehoeften die noodzakelijk zijn voor fysieke overleving, zoals voldoende calorieën, kleding, onderdak en gezondheid.
De armoedegrens van drie Amerikaanse dollars per dag, zoals gehanteerd door de Wereldbank, toont echter de beperkingen van dit absolute concept, aangezien het de armoede in rijke landen onderschat. In een samenleving als België kunnen sommigen inderdaad uitgesloten zijn van het 'algemeen aanvaarde leefpatroon', wat wijst op relatieve armoede. Echter, door armoede op te delen in kleinere geografische ruimtes, kan armoede in arme landen, zoals bijvoorbeeld na de uitbreiding van de Europese Unie, ook onderschat worden. De keuze van de indicator om armoede te berekenen, hangt dus af van het te belichten thema, waarbij zowel globale als nationale perspectieven legitiem zijn.
Amartya Sen's 'capability approach' (benadering van vermogens) stelt dat minimale 'capabilities' eerder absoluut zijn, maar de invulling ervan sterk relatief is. Verhongering is bijvoorbeeld een absolute situatie van armoede, ongeacht het aantal mensen dat eraan lijdt. Echter, de mogelijkheid om zonder schaamte door het leven te gaan, is absoluut maar de invulling ervan is relatief en afhankelijk van de samenleving waarin iemand zich bevindt. De globalisering, met name via massa- en sociale media, kan hier een kritische factor in spelen.
#### 4.1.5 Subjectieve meting en economische middelen
De subjectieve meting van armoede richt zich op de ervaring van individuen. Indirect wordt hierbij gekeken naar economische middelen, die een cruciale rol spelen in de mate waarin een individu zelf het eigen leven kan bepalen. Materiële deprivatie is hierbij een direct gevolg van een gebrek aan deze middelen.
> **Tip:** Het onderscheid tussen absolute en relatieve armoede is fundamenteel. Absolute armoede focust op de basale overlevingsbehoeften, terwijl relatieve armoede de sociale uitsluiting binnen een specifieke samenleving benadrukt. Beide perspectieven zijn relevant voor een compleet beeld.
> **Tip:** De 'capability approach' van Amartya Sen biedt een waardevol kader om de complexiteit van armoede te begrijpen, door te kijken naar wat mensen werkelijk kunnen doen en zijn, in plaats van enkel naar de middelen die ze bezitten.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Armoede | Een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan, en dat individuen scheidt van de algemeen aanvaarde leefpatronen in de samenleving. |
| Veelvoudig karakter (van armoede) | De gelaagdheid en de onderlinge verwevenheid van verschillende aspecten van armoede, zoals sociale uitsluiting, economische positie en ruimtelijke concentratie. |
| Economisch productieproces | De manier waarop goederen en diensten worden voortgebracht binnen een samenleving, waarbij economisch productieve arbeid als dominante factor wordt gezien voor de verdeling van inkomen, status en macht. |
| Maatschappelijke dualisering | Het proces waarbij de samenleving zich opsplitst in twee verschillende werelden, vaak een 'normtraject' met legale structuren en een parallel circuit met precaire omstandigheden en informele economie. |
| Structureel (van armoede) | Aspecten van armoede die niet op eigen kracht door individuen overbrugd kunnen worden, maar afhankelijk zijn van sociaal beleid, onderhandelingen en instituties. |
| Relatieve armoede | Een vorm van armoede die gedefinieerd wordt in relatie tot de algemeen aanvaarde leefpatronen binnen een specifieke samenleving, wat betekent dat men uitgesloten wordt van een normaal sociaal leven. |
| Absolute armoede | Een situatie waarin individuen een gebrek hebben aan basisbehoeften die essentieel zijn voor fysieke overleving, zoals voldoende calorieën, kleding, onderdak en gezondheid. |
| Capability approach (Amartya Sen) | Een benadering die de nadruk legt op de vrijheid van mensen om te zijn en te doen wat ze waardevol vinden, waarbij minimale "capabilities" absoluut zijn, maar hun invulling relatief is aan de maatschappelijke context. |
| Materiële deprivatie | Het directe gevolg van een gebrek aan materiële middelen, wat leidt tot het onthouden van goederen en diensten die essentieel zijn voor een fatsoenlijk leven. |
| Subjectieve meting (van armoede) | Een manier om armoede te meten die gebaseerd is op de eigen beleving en perceptie van individuen, waarbij hun zelfbepaling en ervaring van economische middelen centraal staan. |