Cover
Börja nu gratis Hoorcollege 1.pptx
Summary
# Wat sociologie bestudeert
Dit hoofdstuk introduceert de sociologie als de wetenschap die mens en maatschappij bestudeert, inclusief haar historische wortels en sleutelfiguren.
## 1. Wat is sociologie?
Sociologie is de studie of wetenschap van mens en maatschappij. Het doel ervan is te begrijpen hoe het 'samen-leven' en een 'samenleving' functioneren. Het sociale is voor de mens wat water is voor een vis; het is de omgeving waarin men leeft en functioneert. De sociologie is een relatief jonge wetenschap, ontstaan aan het einde van de 19e eeuw, met vroege kiemen na de Franse Revolutie en beïnvloed door het Verlichtingsdenken.
### 1.1 De grondleggers van de sociologie
De sociologie kent enkele invloedrijke grondleggers:
* **Auguste Comte** (1798-1857): Wordt beschouwd als de 'vader van de sociologie'. Hij ambieerde het blootleggen van de wetten van de samenleving, analoog aan de natuurwetenschappen, en noemde dit aanvankelijk 'sociale fysica' alvorens de term 'sociologie' te introduceren.
* **Emile Durkheim** (1858-1917)
* **Max Weber** (1864-1920)
* **Karl Marx** (1818-1883)
### 1.2 Het studieterrein van de sociologie: "het sociale"
Sociologie bestudeert "het sociale" en hanteert hierbij twee dimensies of benaderingswijzen:
#### 1.2.1 Het sociale als morele kwaliteit
Deze dimensie richt zich op hoe we *zouden moeten* handelen en omvat ideeën over 'goed' of 'slecht' sociaal gedrag. Het gaat over de ethische aspecten van interacties.
* **Horizontale dimensie**: Deze betreft de relaties en interacties tussen mensen, de zogenaamde 'één-op-één-moraal'. Het omvat het besef dat eigen gedrag anderen beïnvloedt en morele kwaliteiten zoals empathie en liefdadigheid.
* **Verticale dimensie**: Dit overstijgt de directe interpersoonlijke relaties en richt zich op het sociale systeem en de zorg voor de gemeenschap. Morele kwaliteiten hier zijn sociale rechtvaardigheid en solidariteit.
**Moraal** wordt hier gedefinieerd als het geheel van ideeën en overtuigingen over wat goed en fout is, en hoe mensen zich zouden moeten gedragen. Het vormt de basis voor beslissingen over ethisch handelen en komt vaak voort uit cultuur, opvoeding, religie of persoonlijke ervaringen.
> **Tip:** Het sociale als morele kwaliteit benadrukt dat ons sociaal gedrag niet louter functioneel is, maar ook een ethische component heeft. We beoordelen onszelf en anderen niet alleen op basis van sociale regels, maar ook op basis van wat we als moreel juist beschouwen.
#### 1.2.2 Het sociale als feitelijkheid
Deze dimensie beschouwt het sociale als waarneembare, objectieve sociale verschijnselen die ons leven sturen, zonder direct een oordeel over 'goed' of 'slecht'. Het zijn de 'sociale feiten'.
* **Horizontale dimensie (actorperspectief)**: Gekenmerkt door sociaal handelen en sociale constructie. Individuen creëren en worden beïnvloed door sociale interacties.
* **Verticale dimensie (systeemperspectief)**: Omvat de context en het resultaat van sociaal handelen, zoals structuur, cultuur en instituties. Hier wordt het gedrag sociaal bepaald door het systeem.
Deze twee dimensies zijn verbonden via **circulaire causaliteit**: via continue interactie creëren we onze context, terwijl we tegelijkertijd door die context worden gevormd.
> **Voorbeeld:** Verkeersregels zijn een sociaal feit. Het bestaan ervan is een collectieve afspraak die ons gedrag stuurt. Of iemand zich aan de regels houdt (of niet) kan dan weer als een morele kwaliteit worden beoordeeld.
### 1.3 Sociologie als circulaire causaliteit: actor en systeem
De sociologie onderzoekt de 'sociale feiten' die voortvloeien uit de circulaire causaliteit tussen actor en systeem. Dit kan worden benaderd vanuit twee perspectief:
#### 1.3.1 Het actorperspectief (sociale constructie)
Dit perspectief onderzoekt hoe de sociale werkelijkheid wordt geconstrueerd door sociaal handelen. **Sociaal handelen**, zoals gedefinieerd door Max Weber, is "het zinvol betrokken zijn op anderen". Het verschilt van simpelweg gedrag; het houdt in dat de actor, gebaseerd op subjectieve betekenis, rekening houdt met het gedrag van anderen.
**Max Weber onderscheidde vier 'ideaaltypes' van sociaal handelen:**
1. **Affectief sociaal handelen**: Gesteund op emotie, onbewust en niet-rationeel; een pure uiting van emotie.
* *Voorbeeld:* Een student die spontaan zijn vriend omhelst na het behalen van goede cijfers.
2. **Traditioneel sociaal handelen**: Gebaseerd op gewoonte of traditie, grotendeels onbewust. Men handelt zoals men heeft geleerd dat het hoort.
* *Voorbeeld:* Het volgen van etiquette of beleefdheidsregels.
3. **Doelrationeel handelen**: Handelen met het oog op het bereiken van een specifiek doel, waarbij middelen worden afgewogen tegen het doel.
* *Voorbeeld:* Een student die een strikt studieplan volgt met als doel hoge cijfers te halen.
4. **Waarderationeel handelen**: Handelen gebaseerd op een ethische, religieuze, esthetische of sociale waarde, los van het succes van het resultaat.
* *Voorbeeld:* Een arts die gratis zorg verleent aan kansarme patiënten vanuit een ethisch principe.
**Theorieën en concepten vanuit het actorperspectief:**
* **Thomas-theorema**: De perceptie van een situatie, ook al is deze onjuist, kan leiden tot gedrag dat de oorspronkelijke (onjuiste) perceptie waar maakt.
* **Self-fulfilling prophecy** en **Self-denying prophecy** (Robert Merton): Een voorspelling die, door het gedrag dat zij oproept, zichzelf vervult (self-fulfilling) of juist ongedaan maakt (self-denying).
* **Het zelfbeeld als sociaal construct (The looking-glass self)** (Charles Horton Cooley): Ons zelfbeeld wordt gevormd door de reacties van anderen op ons, en hoe we denken dat anderen ons zien.
> **Voorbeeld:** Een kind dat veel complimenten krijgt voor zijn schoolprestaties zal een positiever zelfbeeld ontwikkelen dan een kind dat veel kritiek ontvangt.
* **Perverse effecten**: Individueel rationeel handelen kan leiden tot collectieve, ongewenste gevolgen.
* **Mattheuseffect** (Robert Merton): Personen die al over voordelen beschikken, vergaren er nog meer, terwijl degenen die weinig hebben, ook dat beetje nog verliezen.
#### 1.3.2 Het systeem perspectief (sociale bepaaldheid)
Dit perspectief onderzoekt hoe het sociale systeem (structuur en cultuur) het sociaal handelen beïnvloedt.
**Structuur bepaalt sociaal handelen**:
Structuur verwijst naar de hiërarchische indeling van posities in de samenleving, die invloed, macht en gezag met zich meebrengen en sociale ongelijkheid veroorzaken.
* **The Spirit Level** (Richard Wilkinson & Kate Pickett): Toont aan dat samenlevingen met minder economische ongelijkheid op sociaal en gezondheidsvlak beter presteren, zelfs rijke mensen hebben baat bij meer gelijkheid.
* **Genderstudies**: Onderzoeken hoe structurele verschillen tussen mannen en vrouwen (bv. loonkloof) sociaal handelen bepalen.
**Cultuur bepaalt sociaal handelen**:
Cultuur omvat kennis, producten, verwachtingen, waarden en normen die gedrag sturen.
* *Voorbeelden van cultuurverschillen:* Rouwrituelen, eetgewoonten, weerstand tegen technologie (bv. Amish).
**Structuur en cultuur bepalen sociaal handelen:**
* **Anomietheorie** (Robert Merton): Afwijkend gedrag ontstaat uit een discrepantie tussen door cultuur opgelegde doelen en de (beperkte) middelen om deze te realiseren. Merton onderscheidt verschillende reacties op deze discrepantie:
* **Innovatie**: Akkoord met doelen, niet beschikken over legitieme middelen.
* **Ritualisme**: Zich houden aan de middelen, maar voeling verloren met doelstellingen.
* **Retraitisme**: Geen voeling met doelen en middelen; terugtrekking uit de maatschappij.
* **Rebellie**: Streven naar nieuwe doelen en middelen.
### 1.4 Samenvatting: Het sociologische kijken
Het sociologische kijken vereist inzicht in de **circulaire causaliteit** tussen actor en systeem. Sociologie bestudeert hoe sociale feiten ontstaan uit de wisselwerking tussen individueel handelen (agency) en de bredere sociale structuren en culturele contexten (systeem).
> **Tip:** Houd altijd rekening met zowel het actorperspectief (waarom kiest iemand ervoor?) als het systeem perspectief (welke structuren en culturele factoren spelen een rol?). Sociologie is de kunst van het zien van de verbindingen tussen het individuele en het collectieve.
---
# Het sociale als morele kwaliteit en feitelijkheid
Dit onderwerp verkent de duale aard van het sociale, zowel als een normatieve ethische dimensie als een objectieve realiteit van krachten en structuren, en analyseert deze vanuit horizontale en verticale perspectieven.
### 2.1 De twee dimensies van het sociale
Sociologie bestudeert "het sociale" vanuit twee fundamenteel verschillende, doch complementaire, benaderingen:
* **Het sociale als morele kwaliteit (normatief/ethisch):** Deze benadering richt zich op hoe we ons zouden *moeten* gedragen; het gaat over wat "goed" of "slecht" is in sociale interacties. Het omvat ethische principes, normen en waarden die ons gedrag sturen en hoe we anderen behandelen.
* **Horizontale dimensie:** Dit betreft de directe relaties en interacties tussen mensen, de "één-op-één-moraal". Het gaat om het besef dat eigen gedrag anderen beïnvloedt. Kenmerkende morele kwaliteiten hier zijn empathie en liefdadigheid.
* **Verticale dimensie:** Dit overstijgt de directe interacties en kijkt naar het bredere sociale systeem. Het gaat om morele concepten die gelden voor de gemeenschap als geheel, zoals sociale rechtvaardigheid en solidariteit.
* **Het sociale als feitelijkheid (objectief):** Deze benadering beschouwt sociale feiten als waarneembare, objectieve sociale verschijnselen die ons gedrag sturen, onafhankelijk van of ze als "goed" of "slecht" worden beoordeeld. Het gaat om objectieve krachten, normen en structuren die het leven vormgeven.
* **Horizontale dimensie:** Deze dimensie wordt gekenmerkt door sociaal handelen, waarbij individuen, vanuit hun perspectief, betekenis toekennen aan hun interacties met anderen. Dit staat ook bekend als het actor- of agency-perspectief.
* **Verticale dimensie:** Deze dimensie richt zich op het sociale systeem, de context en de resultaten van sociaal handelen. Het omvat structuur, cultuur en instituties die het handelen van individuen beïnvloeden. Dit wordt ook wel het systeem- of structuurperspectief genoemd.
### 2.2 Circulaire causaliteit: Actor en Systeem
De sociologie onderzoekt de wisselwerking tussen het individu (actor) en de maatschappelijke structuren (systeem). Dit concept, ook wel "circulaire causaliteit" genoemd, stelt dat we via continue interactie onze context creëren, terwijl we tegelijkertijd door diezelfde context worden gevormd. Sociologische theorieën kunnen vanuit beide perspectieven worden benaderd:
* **Actor-perspectief (Agency-theorieën):** Deze theorieën, zoals die van Max Weber, onderzoeken hoe individuen de sociale werkelijkheid construeren. Ze focussen op de subjectieve betekenis die actoren aan hun handelen toekennen en hoe zij rekening houden met het gedrag van anderen.
* **Sociaal handelen (Weber):** Dit wordt gedefinieerd als "het zinvol betrokken zijn op anderen". Handelen is sociaal wanneer de actor, vanuit de subjectieve betekenis die hij eraan toekent, rekening houdt met het gedrag van anderen en daardoor wordt beïnvloed. Dit onderscheidt sociaal handelen van louter gedrag.
* **Typologie van sociaal handelen (Weber):**
* **Affectief sociaal handelen:** Gesteund op emotie; onbewust en niet-rationeel. Een pure uiting van emotie.
* **Traditioneel sociaal handelen:** Gesteund op gewoonte of traditie; grotendeels onbewust, omdat het zo hoort.
* **Doelrationeel handelen:** Handelen met het oog op het bereiken van een specifiek doel, waarbij middelen worden afgewogen tegen het doel.
* **Waarderationeel handelen:** Handelen gebaseerd op een ethische, religieuze, esthetische of sociale waarde, ongeacht het bereiken van een doel.
* **Voorbeelden van actor-analyse:**
* **Thomas-theorema:** "Als mensen situaties als echt definiëren, zijn ze echt in hun consequenties." Dit benadrukt hoe subjectieve interpretaties leiden tot objectieve uitkomsten.
* **Self-fulfilling en Self-denying Prophecy (Merton):** Een voorspelling die, doordat men ernaar gaat handelen, zichzelf waarmaakt (self-fulfilling) of juist ontkracht (self-denying).
* **Het zelfbeeld als sociaal construct (Cooley) - The looking-glass self:** We ontwikkelen ons zelfbeeld door de reacties van anderen op ons te internaliseren en ons af te vragen hoe we in hun ogen overkomen en beoordeeld worden.
* **Perverse effecten:** Individueel rationeel handelen kan leiden tot onbedoelde en ongewenste collectieve gevolgen. Een voorbeeld is het Mattheuseffect, waarbij degenen die al hebben, meer krijgen.
* **Systeem-perspectief (Structuur-theorieën):** Deze theorieën, zoals die van Emile Durkheim, onderzoeken hoe sociale structuren en culturele factoren het sociaal handelen bepalen. Ze kijken naar de objectieve, externe krachten die individuen beïnvloeden.
* **Sociale feiten (Durkheim):** Deze moeten worden gezien als objectief gegeven "dingen" die gedrag bepalen. Ze hebben een dwingend karakter en zijn extern aan het individu.
* **Durkheims studie van zelfmoord:** Door zelfmoordstatistieken te analyseren, toonde Durkheim aan dat deze individuele daad beïnvloed wordt door sociale factoren zoals de mate van sociale integratie en regulering. Hij identificeerde vier typen zelfmoord: egoïstische (te weinig binding), altruïstische (te veel binding), anomische (normloosheid) en fatalistische (te veel regulering).
* **Structuur als bepalende factor:** Individuen nemen sociale posities in die leiden tot hiërarchie, macht en ongelijkheid. Deze structuren bepalen mede het sociaal handelen.
* **Voorbeeld: The Spirit Level (Wilkinson & Pickett):** Onderzoek naar de effecten van economische ongelijkheid op gezondheid, geweld en sociale cohesie, met de conclusie dat samenlevingen met minder ongelijkheid op vrijwel elk sociaal vlak beter presteren.
* **Voorbeeld: Genderstudies:** Analyse van sociale posities van mannen en vrouwen, zoals de loonkloof.
* **Cultuur als bepalende factor:** Kennis, waarden, normen, doeleinden en verwachtingen binnen een cultuur leiden het gedrag van individuen. Voorbeelden zijn rouwrituelen en eetgewoonten.
* **Anomietheorie (Merton):** Afwijkend gedrag ontstaat door een discrepantie tussen de door de cultuur opgelegde doelen en de maatschappelijk aanvaarde middelen om deze te bereiken. Merton onderscheidde verschillende adaptatietypes: innovatie, ritualisme, retraitisme en rebellie.
### 2.3 Samenvattend overzicht
Het studieterrein van de sociologie omvat dus de analyse van "sociale feiten" die voortkomen uit de circulaire causaliteit tussen actor en systeem. Dit kan worden benaderd vanuit het actorperspectief (sociale constructie) of het systeemperspectief (sociale bepaaldheid). Beide benaderingen zijn essentieel voor een volledig sociologisch begrip, aangezien het sociale zowel een morele dimensie heeft (hoe we zouden *moeten* handelen) als een feitelijke dimensie (hoe we feitelijk handelen onder invloed van sociale krachten en structuren).
---
# Actor- en systeemperspectieven in sociologie
Dit onderwerp verkent de fundamentele dualiteit in sociologische theorievorming, waarbij het actorperspectief de nadruk legt op sociale constructie en handelen, terwijl het systeem- of structuurperspectief focust op sociale bepaaldheid, met het concept van circulaire causaliteit als verbindende schakel.
### 3.1 Het sociale: een duale benadering
Sociologie bestudeert "het sociale" vanuit twee complementaire invalshoeken: als morele kwaliteit en als feitelijkheid.
#### 3.1.1 Het sociale als morele kwaliteit
Deze dimensie betreft de normatieve en ethische aspecten van menselijk samenleven. Het gaat over hoe we zouden *moeten* handelen en wat als "goed" of "slecht" wordt beschouwd in sociale interacties.
* **Horizontale dimensie:** Focust op de directe relaties tussen mensen, interacties en de wederzijdse beïnvloeding. Hierbij spelen morele kwaliteiten zoals empathie en liefdadigheid een rol.
* **Verticale dimensie:** Overstijgt de één-op-één verbinding en kijkt naar het bredere maatschappelijke belang, zoals sociale rechtvaardigheid en solidariteit binnen de gemeenschap.
> **Tip:** Deze morele dimensie is cruciaal voor het begrijpen van sociale normen en waarden, en hoe deze ons gedrag sturen en beoordelen.
#### 3.1.2 Het sociale als feitelijkheid
Hierbij worden sociale feiten gezien als objectief waarneembare verschijnselen die ons gedrag sturen, onafhankelijk van of ze als "goed" of "slecht" worden ervaren. Het gaat om de collectieve afspraken en structuren die de samenleving heeft vastgelegd.
* **Voorbeeld:** Verkeersregels zijn een sociaal feit. Hun bestaan en de verplichting om ze na te leven, bepalen ons gedrag in het verkeer, los van onze persoonlijke morele oordelen over de regels zelf.
### 3.2 De twee centrale sociologische perspectieven
Sociologie analyseert sociale feiten die voortkomen uit de interactie tussen individuen en de maatschappelijke context. Deze analyse kan vanuit twee hoofdperspectieven plaatsvinden: het actorperspectief en het systeemperspectief.
#### 3.2.1 Het actorperspectief (sociale constructie)
Dit perspectief, ook wel agency-theorie genoemd, benadrukt de rol van het individu en diens sociaal handelen in het construeren van de sociale werkelijkheid. De focus ligt op hoe individuen betekenis geven aan hun handelen en hoe ze, rekening houdend met anderen, de sociale wereld vormgeven.
* **Sociaal handelen (Max Weber):** Gedefinieerd als "het zinvol betrokken zijn op anderen". Handelen is sociaal wanneer de actor, op basis van de subjectieve betekenis die hij aan zijn handelen toekent, rekening houdt met het gedrag van anderen en daardoor wordt beïnvloed.
**Typologie van sociaal handelen volgens Weber (ideaaltypes):**
1. **Affectief sociaal handelen:** Gesteund op emotie; onbewust en niet-rationeel. Dit is een pure uiting van emotie.
* **Voorbeeld:** Een student die spontaan zijn vriend omhelst na het behalen van onverwacht goede resultaten.
2. **Traditioneel sociaal handelen:** Gesteund op gewoonte of traditie; grotendeels onbewust. Gedrag wordt bepaald door wat men heeft geleerd of wat als vanzelfsprekend wordt beschouwd.
* **Voorbeeld:** Het volgen van etiquette, beleefdheidsregels of trouwen voor de kerk.
3. **Doelrationeel handelen:** Handelen met het oog op het bereiken van een specifiek doel, waarbij middelen worden afgewogen tegen het beoogde resultaat.
* **Voorbeeld:** Een student die een gedetailleerd studieplan opstelt om hoge cijfers te behalen.
4. **Waarderationeel handelen:** Handelen gebaseerd op een ethische, religieuze, esthetische of sociale waarde, ongeacht het potentiële succes.
* **Voorbeeld:** Een arts die gratis medische zorg verleent aan kansarme patiënten vanuit een ethisch principe.
**Voorbeelden van theorieën vanuit het actorperspectief:**
* **Thomas-theorema:** "Indien situaties door mensen als echt worden gedefinieerd, dan zijn zij ook echt in hun consequenties." De subjectieve definitie van een situatie door individuen beïnvloedt hun gedrag en de daaruit voortvloeiende realiteit.
* **Self-fulfilling Prophecy & Self-denying Prophecy (Robert Merton):**
* **Self-fulfilling prophecy:** Een (onjuiste) voorspelling of overtuiging die, doordat deze wordt geloofd en ernaar gehandeld wordt, er uiteindelijk voor zorgt dat de voorspelling uitkomt.
* **Self-denying prophecy:** Een voorspelling of overtuiging die, doordat deze wordt geloofd en ernaar gehandeld wordt, er juist voor zorgt dat de voorspelling *niet* uitkomt.
* **Het zelfbeeld als sociaal construct (Charles Cooley - The Looking-Glass Self):** Ons zelfbeeld wordt gevormd door hoe wij denken dat anderen ons zien en beoordelen. We spiegelen ons aan de reacties van anderen.
* **Voorbeeld:** Een kind dat veel complimenten krijgt, ontwikkelt een positief zelfbeeld, terwijl een kind dat veel kritiek ontvangt, een negatiever zelfbeeld kan ontwikkelen.
* **Perverse effecten (o.a. Robert Merton):** Individueel handelen, hoewel op actorniveau rationeel en verstandig, kan leiden tot onbedoelde en ongewenste collectieve gevolgen.
* **Mattheuseffect:** "Aan ieder die heeft, zal meer gegeven worden, zodat hij overvloed heeft; maar aan ieder die niet heeft, zal zelfs dat wat hij heeft, ontnomen worden." Dit principe beschrijft hoe reeds bestaande voordelen of nadelen zich kunnen versterken binnen een systeem. Voorbeelden zijn sociale ongelijkheid, de schuldindustrie en gentrificatie.
> **Tip:** Begrijpen hoe individuen betekenis geven aan hun omgeving en hoe hun handelen de sociale werkelijkheid mede vormgeeft, is essentieel voor het actorperspectief.
#### 3.2.2 Het systeemperspectief (sociale bepaaldheid)
Dit perspectief, ook wel structuurtheorie genoemd, legt de nadruk op de sociale bepaaldheid van gedrag door de bredere maatschappelijke context, structuren, instituties en cultuur. Het systeem wordt gezien als een context die het sociaal handelen stuurt en beïnvloedt.
* **Sociale feiten als objectieve krachten:** Emile Durkheim zag sociale feiten als "dingen" die externe druk uitoefenen op individuen en gedrag bepalen.
* **Voorbeeld (Durkheim's studie naar zelfmoord):** Durkheim toonde aan dat zelfmoord, hoewel een individuele daad, sterk gerelateerd is aan sociale factoren zoals de mate van sociale integratie en regulering binnen een samenleving. Hij identificeerde verschillende typen zelfmoord (egoïstisch, altruïstisch, anomisch, fatalistisch) die voortkomen uit verschillende sociale omstandigheden, zoals te weinig of te veel binding met de samenleving of instabiliteit in normen en waarden.
* **Voorbeelden van systeemfactoren:** Hoge zelfmoordcijfers bij gehuwde mannen vergeleken met ongehuwden, of hogere cijfers in groepen met weinig individuele vrijheid en veel externe druk zoals slaven of militairen.
**Hoe structuur en cultuur sociaal handelen bepalen:**
1. **Structuur bepaalt sociaal handelen:** Sociale structuren, gekenmerkt door hiërarchieën en de ongelijke verdeling van macht, invloed en gezag, bepalen de sociale posities die individuen innemen.
* **Voorbeeld (Richard Wilkinson & Kate Pickett - The Spirit Level):** Economische ongelijkheid (inkomen) heeft significante negatieve effecten op gezondheid, geweld en sociale cohesie. Samenlevingen met lagere ongelijkheid presteren op vrijwel alle sociale vlakken beter, zelfs voor de welgestelden.
* **Voorbeeld (Genderstudies):** Verschillen in sociale posities tussen mannen en vrouwen, zoals de loonkloof, worden verklaard door de sociale structuur.
2. **Cultuur bepaalt sociaal handelen:** Cultuur omvat kennis, waarden, normen, verwachtingen en doeleinden die het gedrag van individuen sturen.
* **Voorbeeld Cultuurverschillen:** Rouwrituelen, eetgewoonten, en de weerstand tegen bepaalde technologieën (zoals bij de Amish) illustreren hoe cultuur gedrag vormgeeft.
3. **Structuur en cultuur bepalen samen sociaal handelen (Anomietheorie van Robert Merton):** Afwijkend gedrag ontstaat uit een discrepantie tussen de door cultuur opgelegde waarden en doelen, en de (beperkte) aanvaarde middelen om deze te realiseren.
* **Anomie:** Een toestand van normloosheid, vaak veroorzaakt door een te sterke nadruk op succes (bijv. rijkdom) zonder dat iedereen de legitieme middelen heeft om dit te bereiken.
* **Merton's typologie van aanpassing aan anomie:**
* **Conformisme:** Akkoord met doelen én beschikken over legitieme middelen.
* **Innovatie:** Akkoord met doelen, maar niet beschikken over legitieme middelen (zoeken naar alternatieven, bv. zwartwerk).
* **Ritualisme:** Middelen worden belangrijker dan het doel; men houdt zich aan de regels, maar heeft de oorspronkelijke doelen uit het oog verloren (bv. bureaucraat die rigide regels toepast).
* **Terugtrekking (Retraitisme):** Verwerping van zowel doelen als middelen; volledige terugtrekking uit de maatschappij (bv. landlopers, sekteleden).
* **Rebellie:** Streven naar het realiseren van nieuwe doelen met nieuwe middelen; verwerping van bestaande structuren (bv. sociale bewegingen).
> **Tip:** Het systeemperspectief helpt ons te begrijpen hoe maatschappelijke patronen, structuren en cultuur de mogelijkheden en beperkingen van individueel handelen bepalen.
### 3.3 Circulaire causaliteit
Het sociologische denken erkent dat er geen eenrichtingsverkeer is tussen actor en systeem, maar een voortdurende wisselwerking.
* **Circulaire causaliteit:** Via continue interactie creëren wij onze context (systeem), en tegelijkertijd worden wij door diezelfde context bepaald. Actor en systeem beïnvloeden elkaar wederkerig en onophoudelijk.
> **Tip:** Inzicht in circulaire causaliteit is cruciaal. Het impliceert dat sociale realiteiten zowel gecreëerd als beperkt worden door menselijk handelen, en vice versa. Het 'echte' sociologische kijken vereist het doorgronden van deze dynamische relatie.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Sociologie | De wetenschap die zich bezighoudt met de studie van de mens en de maatschappij, met als doel te begrijpen hoe het samenleven en samenlevingen functioneren. |
| Auguste Comte | Vaak beschouwd als de 'vader van de sociologie', die streefde naar het blootleggen van de wetten van de samenleving middels de positivistische methode. |
| Emile Durkheim | Een van de grondleggers van de sociologie, bekend om zijn werk over sociale feiten en sociale integratie, zoals in zijn studie naar zelfmoord. |
| Max Weber | Een invloedrijke socioloog die zich richtte op het concept van sociaal handelen en de typologieën daarvan, en die het actorperspectief binnen de sociologie ontwikkelde. |
| Karl Marx | Een filosoof, econoom en socioloog wiens werk zich voornamelijk richtte op klassenstrijd, economische systemen en de impact daarvan op de samenleving. |
| Sociaal feit | Een waarneembaar sociaal verschijnsel dat objectieve krachten, normen en structuren vertegenwoordigt die ons leven sturen, zoals verkeersregels. |
| Sociaal handelen | Volgens Weber, het zinvol betrokken zijn op anderen, waarbij rekening wordt gehouden met het gedrag van anderen en men daardoor wordt beïnvloed, gebaseerd op subjectieve betekenis. |
| Affectief sociaal handelen | Een type sociaal handelen dat primair gesteund is op emotie en onbewust of niet-rationeel van aard is, een pure uiting van emotie. |
| Traditioneel sociaal handelen | Sociaal handelen dat gebaseerd is op gewoonte of traditie, grotendeels onbewust en uitgevoerd omdat het zo hoort of zo is geleerd. |
| Doelrationeel handelen | Handelen dat gericht is op het bereiken van een specifiek doel, waarbij de middelen worden afgewogen tegen het beoogde resultaat. |
| Waarderationeel handelen | Handelen dat gebaseerd is op een ethische, religieuze, esthetische of sociale waarde, waarbij principes leidend zijn voor het gedrag. |
| Thomas-theorema | Een sociologisch concept dat stelt dat als mensen situaties als reëel definiëren, ze reëel worden in hun consequenties, wat sociale constructie benadrukt. |
| Self-fulfilling prophecy | Een voorspelling die zichzelf waar maakt doordat de verwachting van de voorspelling leidt tot gedrag dat de voorspelling bekrachtigt. |
| Self-denying prophecy | Een voorspelling die zichzelf ontkracht doordat de verwachting van de voorspelling leidt tot gedrag dat het tegenovergestelde van de voorspelling bewerkstelligt. |
| Looking-glass self | Het concept dat ons zelfbeeld wordt gevormd door de manier waarop we denken dat anderen ons zien en beoordelen, een sociaal construct gebaseerd op reflectie. |
| Perverse effecten | Gevolgen van individueel handelen die collectief onbedoeld en ongewenst zijn, ook al was het individuele gedrag op zichzelf rationeel of verstandig. |
| Mattheuseffect | Een sociaal fenomeen waarbij degenen die reeds iets hebben, nog meer krijgen, terwijl degenen die weinig hebben, zelfs datgene verliezen dat ze hebben. |
| Anomietheorie | De theorie van Robert Merton die stelt dat afwijkend gedrag ontstaat uit een discrepantie tussen cultureel bepaalde doelen en de beschikbare legitieme middelen om deze te bereiken. |
| Circulaire causaliteit | Het principe dat de context (systeem) en het individuele handelen (actor) elkaar continu wederzijds beïnvloeden en vormgeven in een cyclisch proces. |
| Structuur | Verwijst naar de hiërarchie van posities in de samenleving die invloed, macht en gezag bepaalt, en die mede sociale ongelijkheid veroorzaakt. |
| Cultuur | Omvat kennis, producten, verwachtingen, waarden en normen die het gedrag van individuen leiden en de maatschappelijke interacties vormgeven. |