Cover
Börja nu gratis merged_presentation_choladeck.pptx
Summary
# Slachtofferhulp en -zorg in België
Dit onderwerp omvat de diensten die slachtoffers in België ondersteunen, met een focus op de Dienst Slachtofferonthaal en de Dienst Slachtofferhulp van CAW, hun taken, doelstellingen en onderlinge samenwerking.
## 1\. Slachtofferhulp en -zorg in België
In België zijn er drie hoofddiensten die zich bezighouden met slachtofferzorg:
### 1.1 De drie pijlers van slachtofferzorg
* **Eerstelijnshulp: Dienst Politionele Slachtofferbejegening (DPS)**
* Verantwoordelijk voor de eerste opvang, het onthaal en de informatieverstrekking aan slachtoffers.
* Beoordelen de noodzaak van doorverwijzing.
* Voorbeeld: Het melden van een verdacht overlijden aan nabestaanden.
* **Tweedelijnshulp: Dienst Slachtofferonthaal (DSO)**
* Bieden informatie en bijstand gedurende de gehele gerechtelijke procedure.
* Vallen onder het slachtofferbeleid dat tot doel heeft secundaire victimisatie te voorkomen en slachtoffers te helpen bij het verwerken van trauma en het vinden van een nieuw evenwicht.
* **Tweedelijnshulp: Dienst Slachtofferhulp van het CAW**
* Bieden psychosociale ondersteuning en praktische hulp.
Het is cruciaal dat deze diensten onderling overleg plegen om hun werkingen op elkaar af te stemmen en effectief samen te werken.
> **Tip:** Hoewel de Dienst Slachtofferonthaal informatie en bijstand verleent, bieden zij geen psychologische hulp; hiervoor wordt doorverwezen.
### 1.2 Het begin en de doelstellingen van Slachtofferonthaal
De Dienst Slachtofferonthaal (DSO) werd in 1993 opgestart, mede naar aanleiding van de Dutroux-affaire, met als doel het verbeteren van de informatie aan slachtoffers en het humaner maken van de opvang. Dit kadert in artikel 3 bis van het Wetboek van Strafvordering, dat slachtoffers het algemene recht op informatie en correcte bejegening toekent.
De dubbele doelstelling van het slachtofferbeleid, waarbinnen de tussenkomst van DSO valt, is:
1. Voorkomen dat de gerechtelijke tussenkomst aanleiding geeft tot secundaire victimisatie.
2. Het slachtoffer de mogelijkheid bieden om het opgelopen trauma te overwinnen en zo snel mogelijk een nieuw evenwicht te vinden.
### 1.3 Wie kan terecht bij de Dienst Slachtofferonthaal?
De DSO kan slachtoffers bijstaan in de volgende situaties:
* Slachtoffers/nabestaanden van misdaden en wanbedrijven.
* Slachtoffers/nabestaanden van verkeersongevallen of arbeidsongevallen met zwaargewonden of doden.
* Nabestaanden van personen die overleden zijn onder verdachte omstandigheden.
Wat betreft de plaats van de feiten, geldt voor meerderjarigen de plaats van de feiten, en voor minderjarigen de plaats van hun officiële woonplaats.
### 1.4 Hoe komt men terecht bij de Dienst Slachtofferonthaal?
Aanmeldingen kunnen komen van verschillende partijen:
* **Opdrachtgevers:** Parketmagistraten, onderzoeksrechters, rechtbanken.
* **Initiatiefnemers:** Slachtoffers zelf, na(ast)bestaanden, externe diensten (zoals ZSG, SH, politie, etc.).
Een 'vatting', een toelatingsdocument ingevuld door de opdrachtgever, is vereist om tussenkomst te regelen.
### 1.5 Takenpakket van de Dienst Slachtofferonthaal
Het takenpakket van DSO kan worden onderverdeeld in twee hoofdpeilers: individuele opdrachten en structurele taken.
#### 1.5.1 Individuele opdrachten
Deze omvatten enerzijds eerstelijnstaken en anderzijds dossiergebonden taken.
* **Eerstelijnstaken:**
* **Informeren:** Algemene informatie over het verloop van een klacht, de verschillende statuten van een slachtoffer (benadeelde persoon, burgerlijke partij), en op de hoogte houden van aanhoudingen. De dienst tracht de cliënt instrumenten aan te reiken om controle terug te nemen, met een emancipatorische en schadebeperkende houding.
* Voorbeeld van vragen: 'Ik heb klacht ingediend, wat nu?' of 'Ik heb een dagvaarding ontvangen, wat moet ik doen?'.
* **Doorverwijzen:** Doorverwijzen naar partners zoals verzekeringen, notarissen, CAW, politie, juridische eerstelijnsbijstand, of het parket voor specifieke noden.
* Voorbeeld: Klacht ingediend maar nog niet bekend op parket; doorverwijzen naar politie voor navraag naar SVZ.
* Voorbeeld: Vragen over schadevergoeding; doorverwijzen naar de bevoegde diensten.
* **Dossiergebonden taken (Bijstand):**
* **Bijstand tijdens lopend onderzoek:** Dit omvat inzage in het dossier, bijstand tijdens zittingen, teruggave van overtuigingsstukken en wedersamenstellingen.
* **Inzage van een dossier:** Kan plaatsvinden in lopende dossiers (bv. tijdens een Gerechtelijk Onderzoek) of kort na de eindbeslissing. Er wordt eerst een grondige inlezing gedaan en de kernpunten genoteerd. De inzage zelf wordt begeleid, waarbij de ervaringen en verwachtingen van het slachtoffer centraal staan. Er wordt aandacht besteed aan de confrontatie met foto's en digitale inzagemogelijkheden.
* **Bijstand tijdens zitting:** Voorafgaand wordt de zittingszaal getoond om stress te verminderen. Tijdens de zitting wordt de rol van elke aanwezige besproken, de plaatsing toegelicht, en indien nodig bijstand verleend aan het slachtoffer. Na de zitting wordt het vonnis meegedeeld.
* **Teruggave van overtuigingsstukken:** Zaken die in beslag zijn genomen, kunnen na onderzoek aan slachtoffers/nabestaanden worden teruggegeven, soms pas na het vonnis. De staat van de stukken wordt vooraf duidelijk beschreven.
* **Strafuitvoering:** Betrokkenheid bij de uitvoering van straffen, o.a. via contactverboden, regioverboden en informatieverschaffing.
#### 1.5.2 Structurele taken
Deze taken zijn gericht op sensibilisering, signalering en overleg.
* **Sensibiliseren:** Het bewaken van de aandacht voor het slachtoffer in de samenleving, bijvoorbeeld door activiteiten rond de Dag van het Slachtoffer.
* **Signaleren:** Het signaleren van knelpunten in de hulpverlening en het aandragen van oplossingen.
* **Overleg:** Actief deelnemen aan overlegstructuren met andere hulpverleningsdiensten en justitiële partners.
### 1.6 Slachtofferhulp binnen CAW Zuid-West-Vlaanderen
CAW Zuid-West-Vlaanderen biedt diverse hulpverleningsvormen, waaronder specifiek slachtofferhulp.
#### 1.6.1 Werkingsgebied en doelgroep
De dienst werkt binnen vier politiezones en biedt hulp aan:
* Slachtoffers van (recente) misdrijven.
* Naast- en nabestaanden van misdrijven.
* Getuigen van misdrijven.
* Nabestaanden van zelfdoding.
* Verkeersslachtoffers.
* Slachtoffers bij rampen.
* Kinderen (intermediaire en rechtstreekse zorg).
#### 1.6.2 Hulpvraag en aanmeldingen
Cliënten kunnen op verschillende manieren bij het CAW terecht:
* **Spontaan:** Rechtstreeks contact opnemen.
* **Via 1712:** Het Vlaams Centrum voor Kinderzorg en Gezinswerk.
* **Via andere diensten:** Politie, Huisartsen, CLB, OCMW, scholen, ziekenhuizen, ZSG (Zorg- en Veiligheidshuis), Veilig Huis.
#### 1.6.3 Werkwijze
* **Onafhankelijk:** De dienst opereert onafhankelijk van andere diensten.
* **Professionele en vrijwillige hulpverleners:** Zowel professionele krachten als vrijwilligers zijn actief.
* **Locatie:** Hulp kan op de dienst zelf of mobiel worden geboden.
* **Maatwerk:** Individuele begeleiding op maat.
* **Duur:** De begeleiding kan zowel kortdurend als langdurig zijn.
* **Groepswerk:** Er wordt ook groepswerk georganiseerd.
* **Gratis:** Alle dienstverlening is kosteloos.
* **Afstemming:** Er is afstemming met andere regio's.
* **Opvolging:** Postpakketten worden na drie mislukte contactpogingen verstuurd.
* **Registratie:** Opmaak van myneva en opstart van OSCAR.
* **Hercontactname:** Bij geen hulpvraag wordt er hercontact genomen.
#### 1.6.4 Verwerkingsproces van schokkende gebeurtenissen
De dienst hanteert een eerste-lijns visie op het verwerkingsproces van schokkende gebeurtenissen, gekenmerkt door:
* Een proces van vermijden en herbeleven.
* Erkenning dat verwerking een uniek traject is.
* Aandacht voor de omgeving van het slachtoffer.
De basishouding omvat het bieden van advies, consultatie en doorverwijzing.
#### 1.6.5 Contactgegevens
* **Telefoon:** 0800 13 500 (elke werkdag tussen 9u en 17u).
* **E-mail:** [onthaal@cawzuidwestvlaanderen.be](mailto:onthaal@cawzuidwestvlaanderen.be) (behandeling binnen 2 werkdagen).
### 1.7 Victimologie: begripsomschrijving en patronen in slachtofferschap
Victimologie bestudeert slachtofferschap vanuit verschillende invalshoeken.
#### 1.7.1 Begripsomschrijving van slachtofferschap
* **Definiëring:** De EU-richtlijn 2012 definieert een slachtoffer als een natuurlijke persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, inclusief familieleden van overledenen als gevolg van een strafbaar feit.
* **Complexiteit van definities:** De vraag wie bepaalt wie een slachtoffer is, is complex en historisch veranderlijk. Bewustzijn van slachtofferschap, acceptatie, en de rol van dader versus slachtoffer zijn hierin centrale thema's. De definitie kan ook verder reiken dan enkel de strafrechtelijke context (bv. Mandela, Rosa Parks).
* **'Rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit':** De interpretatie hiervan is cruciaal, met aandacht voor de spanning tussen een veroordeling en de directe noden van het slachtoffer.
* **Kwantitatieve afbakening:** Hierbij wordt gekeken naar de kring van slachtoffers: primair (direct geraakt), secundair (familie, eerste aanwezigen) en tertiair (bredere groep met gelijkaardig slachtofferschap, zoals bij terreur). Secundaire victimisatie – verdere victimisatie als reactie op primair slachtofferschap – is een belangrijk aandachtspunt.
* **Kwalitatieve afbakening:** Het woord 'slachtoffer' impliceert vaak een passieve rol en het aanvaarden van lot. Dit spoort niet altijd met de realiteit, wat kan leiden tot gevolgen voor slachtoffers die niet aan dit beeld voldoen. Alternatieven zoals 'overlevende' of 'betrokkene' worden besproken.
* **'Ideal victim' (Nils Christie):** Dit concept beschrijft een slachtoffer dat voldoet aan bepaalde verwachtingen (legitieme plek, zwak t.o.v. dader, geen relatie met dader, niets te verwijten). Dit contrasteert vaak met de realiteit, waar veel dader-slachtoffers overlappen.
* **Moralization Gap (Baumeister):** Het verschil in morele toon tussen de narratieven van dader en slachtoffer, waarbij het slachtoffer het onrecht vaak als ernstig en onherstelbaar ervaart, terwijl de dader verzachtende omstandigheden benadrukt.
#### 1.7.2 Patronen van slachtofferschap
* **Beschrijven:** Criminaliteit wordt gemeten via officiële statistieken, zelfrapportage en slachtofferenquêtes (zoals de International Crime Victim Survey - ICVS). De ICVS geeft inzicht in de ervaring van criminaliteit, aangiftebereidheid en ervaringen met slachtofferhulp.
* **Aangiftebereidheid:** Factoren die aangifte ontmoedigen zijn onder meer onwetendheid, gebrek aan mogelijkheid tot rapportage (bij kinderen), angst voor wraak, het feit als triviaal beschouwen, schaamte, of wantrouwen in het rechtssysteem.
* **Verklaren:**
* **Wie loopt meer risico?** Factoren zoals leeftijd (jong), geslacht (mannelijk), burgerlijke staat (single), levensstijl (uitgaand), en specifieke kwetsbaarheid (jonge vrouwen voor seksuele misdrijven) spelen een rol.
* **Levensstijl- en Routineactiviteitentheorie:** Bepaalde levensstijlen vergroten de blootstelling aan criminogene situaties. Het CRAVED-principe (Concealable, Removable, Available, Valuable, Enjoyable, Disposable) beschrijft kenmerken van objecten die dieven aantrekkelijk vinden.
* **Herhaald slachtofferschap:** Bestaand slachtofferschap vergroot de kans op herhaald slachtofferschap, wat verband houdt met risico-heterogeniteit (slachtoffers behoren vaker tot hogere risicogroepen) en situatie-afhankelijkheid (de eerste ervaring beïnvloedt zowel dader als slachtoffer).
* **Daderschap en slachtofferschap:** Deze categorieën zijn niet wederzijds exclusief; er is een aanzienlijke overlap, zowel situationeel (in het uitgaansleven) als temporeel (veel daders kennen een geschiedenis van slachtofferschap als kind).
* **Kinderen als risicogroep:** Kinderen vormen een grote risicogroep voor slachtofferschap, dat echter vaak onopgemerkt blijft. De gevolgen voor hun ontwikkeling kunnen enorm zijn.
* **Typologie van slachtofferschap bij kinderen (Finkelhor):** Pandemisch (bv. fysieke straffen, pesterijen), acuut (bv. ernstig fysiek geweld) en buitengewoon (bv. ontvoering). Media-aandacht focust vaak disproportioneel op buitengewoon slachtofferschap.
* **Impact van gezinsdynamieken:** Slachtofferschap binnen de privésfeer wordt minder ontdekt, maar heeft grote impact op hersenontwikkeling, emotieregulatie en hechting.
* **Fear of Crime:** Angst voor criminaliteit hangt af van risicoperceptie, de perceptie van de gevolgen van slachtofferschap, en (perceptie van) controle in dergelijke situaties. Er bestaat vaak een paradox waarbij zij die het minste risico lopen, er het meest angstig voor zijn.
* **Punitiveness:** Er is geen significant verschil waargenomen tussen slachtoffers en niet-slachtoffers wat betreft de wens voor strengere straffen; slachtoffers zoeken vaak eerder erkenning en preventie dan louter vergelding.
### 1.8 Verschillende diensten en hun rol
Het document benoemt diverse diensten die betrokken zijn bij slachtofferhulp, waaronder:
* **Dienst Slachtofferonthaal (DSO):** Focus op informatie en bijstand tijdens de gerechtelijke procedure.
* **CAW (Centrum Algemeen Welzijnswerk):** Biedt psychosociale ondersteuning en praktische hulp.
* **Justitiehuizen en Veilige Huizen:** Algemene ondersteuning en doorverwijzing.
* **Vlaams Centrum Elektronisch Toezicht (VCET):** Biedt elektronisch toezicht als alternatief voor (volledige) detentie, met als doel re-integratie te bevorderen, strafuitvoering te optimaliseren, en kosten te beperken. Verschillende technologieën worden ingezet (radiofrequentie, GPS) en er zijn diverse mandaten (bv. thuisdetentie, elektronisch toezicht voor minderjarigen).
* **Kamer ter Bescherming van de Maatschappij (KBM):** Beslist over de uitvoering van interneringsmaatregelen, met focus op zorg en beveiliging.
* **Forensische Psychiatrie:** Behandeling van psychische problematiek bij daders met als doel terugval in delictgedrag te voorkomen. Hierbij wordt zowel gekeken naar risicomanagement (RNR-model) als welzijnsbevordering (Good Lives Model).
### 1.9 Theoretische kaders in de forensische hulpverlening
* **Risk-Need-Responsivity (RNR) Model:** Dit model, gebaseerd op de General Personality and Cognitive Social Learning Theory, richt zich op het afstemmen van interventies op het recidiverisico (Risk), de criminogene noden (Need), en de individuele leerstijl en kenmerken (Responsivity). De 'central eight risk/need factors' (criminele geschiedenis, procriminele attitudes/associaties, antisociaal persoonlijkheidspatroon, familiale omstandigheden, school/werk, vrije tijd, middelenmisbruik) zijn hierbij centraal.
* **Good Lives Model (GLM):** Dit model focust op het bevorderen van een 'goed leven' door op prosociale wijze tegemoet te komen aan belangrijke levensbehoeften (bv. leven, verbinding, autonomie). Delinquentie wordt gezien als een negatieve manier om deze behoeften te vervullen. GLM werkt holistisch en sterktegericht.
* **Neurobiologie:** Recent onderzoek benadrukt de invloed van neurobiologische factoren (bv. hersen-darm-as, voeding, slaap) op gedrag, wat meegenomen dient te worden in risicotaxatie en behandelplannen.
* **Desistance:** Het proces waarbij daders stoppen met criminaliteit, gekenmerkt door graduele gedragsverandering, ontwikkeling van een nieuwe identiteit, en sociale steun (turning points).
### 1.10 Interventie en behandeling
* **Forensische behandeling:** Combineert behandeling van psychische problematiek met risicomanagement, gericht op het voorkomen van terugval en resocialisatie.
* **Motiverende gespreksvoering:** Essentieel in de forensische context door de gedwongen setting, gericht op het engageren, focussen, ontlokken van verandertaal en plannen van actie.
* **De strafdoelstellingen:** In de rechtspraak worden verschillende doelstellingen nagestreefd, waaronder:
* **Instrumenteel:** Het beheersen van criminaliteit via preventie, afschrikking, rehabilitatie of onschadelijkmaking (retributivisme, utilitarisme, herstel).
* **Intrinsiek:** Bescherming van de burger tegen de overheid (rechtsbeschermende functie).
* **Organisatorisch:** De context waarin bestraffing plaatsvindt (middelen, personeel, regels).
* **Hybride modellen:** In de praktijk combineren strafsystemen vaak meerdere strafdoelen.
Het uiteindelijke doel is om slachtoffers adequate ondersteuning te bieden en recidive te verminderen, met aandacht voor zowel de individuele noden als de maatschappelijke context.
* * *
# Victimologie: theorie en patronen van slachtofferschap
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de kernconcepten van victimologie, waaronder de definitie van slachtofferschap, de analyse van patronen in slachtofferschap, de factoren die het risico op slachtofferschap beïnvloeden, en de concepten van 'fear of crime' en 'punitiveness'.
## 2 Victimologie: theorie en patronen van slachtofferschap
### 2.1 Begripsomschrijving van slachtofferschap
De definitie van slachtofferschap is complex en kan op verschillende manieren worden benaderd.
#### 2.1.1 Formele definities
De EU-richtlijn 2012 definieert een slachtoffer als volgt:
* Een natuurlijke persoon die als direct gevolg van een strafbaar feit schade heeft geleden, met inbegrip van lichamelijke, geestelijke of emotionele schade of economisch nadeel.
* Familieleden van een persoon wiens overlijden rechtstreeks veroorzaakt is door een strafbaar feit en die schade hebben geleden als gevolg van het overlijden van die persoon.
Het concept 'rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit' kan echter arbitrair zijn. De nood van het slachtoffer is er direct, terwijl een juridische veroordeling jaren kan duren. De EU-richtlijn erkent dit door de rechten van de dader te laten onverlet, zelfs vóór een mogelijke veroordeling.
#### 2.1.2 Impliciete definities en de rol van perceptie
De vraag wie als slachtoffer wordt bepaald, is niet altijd eenduidig.
* **Bewustzijn van slachtofferschap:** Moet men zich bewust zijn van het slachtofferschap om als zodanig te worden beschouwd (bv. 'spiking', Gisele Pelicot)?
* **Aanvaarding van slachtofferschap:** Is het nodig om het slachtofferschap te accepteren (bv. Natascha Kampusch, die zich liever als overlevende zag)?
* **Participatie in criminaliteit:** Wie is slachtoffer bij drugsproductie of prostitutie? Is een prostituee een slachtoffer als ze zelf akkoord gaat?
* **Dubbele rollen:** Personen als Nelson Mandela, Rosa Parks en Martin Luther King konden zowel daders als slachtoffers zijn.
* **Veranderlijkheid van definities:** Historisch gezien zijn definities van strafbare feiten en bijbehorende slachtofferschap veranderlijk (bv. seksueel geweld werd vroeger beschouwd als een misdrijf tegen de eigendom van de man).
* **Criminaliteit als sociale constructie:** Het bepalen van wie een slachtoffer is, is mede afhankelijk van maatschappelijke en juridische constructies.
#### 2.1.3 Kwantitatieve afbakening van slachtofferschap
Slachtofferschap kan op verschillende niveaus worden afgebakend:
* **Primaire slachtoffers:** De directe persoon die slachtoffer wordt van een misdrijf.
* **Secundaire slachtoffers:** Familieleden van het primaire slachtoffer, eerste getuigen of hulpverleners.
* **Tertiaire slachtoffers:** Een bredere groep die gelijkaardig slachtofferschap ervaart, zoals bij terrorisme waarbij de ambitie is om een breder publiek te bereiken.
#### 2.1.4 Secundaire victimisatie
Secundaire victimisatie is verdere victimisatie als reactie op het primaire slachtofferschap, vaak binnen het strafrechtssysteem. Dit kan zich uiten in:
* 'Blaming the victim': de verantwoordelijkheid deels bij het slachtoffer leggen (vooral bij seksuele delicten).
* Uitsluiting van het slachtoffer uit het proces.
* Het niet serieus nemen van het verhaal van het slachtoffer, waarbij de ervaring van het slachtoffer wordt overschreden.
* Het proces onbegrijpelijk maken.
#### 2.1.5 Kwalitatieve afbakening van slachtofferschap
Het woord 'slachtoffer' kan connotaties hebben die niet altijd stroken met de realiteit. Traditioneel impliceert het een passieve rol, een offerdier dat zijn lot aanvaardt, waardig draagt en tot vergeving komt.
* **Problemen met de traditionele definitie:** Dit beeld kan negatieve gevolgen hebben voor slachtoffers die niet aan dit ideaalbeeld voldoen.
* **Alternatieven:** Door de tanende kerkelijke macht en de groei van rechten van slachtoffers, worden alternatieven zoals 'overlevende', 'benadeelde partij' of 'betrokkene' overwogen. Deze reflecteren de passieve rol van het slachtoffer minder en passen beter bij de evolutie binnen de criminologie en het strafrecht.
#### 2.1.6 De 'ideal victim'
Nils Christie introduceerde het concept van de 'ideal victim', een beeld van een legitiem slachtoffer dat aan bepaalde kenmerken voldoet:
* Zich op een legitieme plaats bevinden.
* Zwak zijn in relatie tot de dader.
* Geen relatie hebben met de pleger.
* Een dader die groot en sterk is.
* Niets te verwijten valt.
Dit contrast met de feitelijke vaststellingen van slachtofferschap (bv. overlap tussen dader en slachtoffer bij daklozen of kinderen, of sterkere daders) is significant.
#### 2.1.7 Moralization Gap
De 'moralization gap' (Baumeister) beschrijft het verschil in morele toon tussen de narratieven van dader en slachtoffer:
* **Slachtoffer:** ervaart totaal onrechtvaardig, onherstelbaar leed, waarbij de oorzaak bij de dader ligt en de impact de delictperiode overschrijdt.
* **Dader:** zoekt naar verzachtende omstandigheden, minimaliseert de omvang van de daad, en legt de oorzaak bij contextfactoren, waarbij de impact gelimiteerd is tot de situatie.
Hoewel deze narratieven niet exclusief zijn, bieden ze inzicht in de interpretatie van delicten. Er zijn ook narratieven van herstel, groei en weerbaarheid voor zowel daders als slachtoffers.
### 2.2 Patronen in slachtofferschap
#### 2.2.1 Beschrijven van patronen
Het meten van criminaliteit en slachtofferschap kan via:
* **Officiële statistieken:** Gebaseerd op politie-, parket- en rechtbankgegevens. Beperkingen zijn de 'dark number' (niet-geregistreerde criminaliteit) en aangiftebereidheid.
* **Zelfrapportages (self-report):** Bevraging van individuen over hun eigen crimineel gedrag of slachtofferschap. Kan problemen van sociale wenselijkheid en methodologische fouten met zich meebrengen.
* **Slachtofferenquêtes (victim surveys):** Vragenlijsten gericht op de ervaringen van slachtoffers. De 'International Crime Victim Survey' (ICVS) is een voorbeeld, die data verzamelt over ervaringen met criminaliteit, aangiftebereidheid en hulpverlening in vele landen.
#### 2.2.2 Aangiftebereidheid
Slachtoffers rapporteren niet alle feiten om diverse redenen, waaronder:
* Gebrek aan kennis over slachtofferschap.
* Betrokkenheid bij het feit.
* Geen mogelijkheid tot rapportage (bv. bij kinderen).
* Voorkomen van wraak.
* Angst voor de gevolgen.
* Het feit als triviaal beschouwen.
* De dader niet gestraft willen zien.
* Gebrek aan vertrouwen in het rechtssysteem.
* Schaamte.
#### 2.2.3 Verklaren van patronen: risicofactoren
Verschillende theorieën proberen te verklaren wie een verhoogd risico loopt op slachtofferschap.
* **Levensstijl- en routineactiviteitentheorie:** Bepaalde levensstijlen (bv. veel uitgaan, digitale wereld, materieel bezit) vergroten de blootstelling aan criminogene situaties. Het CRAVED-principe (concealable, removable, available, valuable, enjoyable, disposable) beschrijft kenmerken van objecten die gestolen worden.
* **Herhaald slachtofferschap:** Bestaand slachtofferschap vergroot de kans op herhaald slachtofferschap. Dit kan verklaard worden door:
* **Risico-heterogeniteit:** Slachtoffers behoren vaker tot hogere risicogroepen.
* **Situatie-afhankelijkheid:** Het eerste slachtofferschap kan zowel de dader als het slachtoffer beïnvloeden.
* **Daderschap en slachtofferschap:** Er is een aanzienlijke overlap tussen daders en slachtoffers, wat situationeel (bv. in uitgaansleven, intrafamiliaal geweld) of temporeel (veel daders hebben een geschiedenis van slachtofferschap) kan zijn.
* **Kwetsbaarheid van kinderen:** Kinderen vormen een grote risicogroep voor slachtofferschap, wat vaak niet wordt gezien of gemeld. De gevolgen voor hun persoonlijke ontwikkeling, mentale gezondheid en latere kansen op slachtoffer- én daderschap zijn significant.
* **Pandemisch slachtofferschap:** Zeer frequente vormen zoals fysieke straffen, verbaal geweld, pesterijen, emotionele verwaarlozing, die vaak niet als criminaliteit worden beschouwd.
* **Acuut slachtofferschap:** Plots zichtbaar slachtofferschap zoals fysiek geweld, uithuisplaatsing, overval.
* **Buitengewoon slachtofferschap:** Zeer zeldzame gebeurtenissen zoals kinderontvoering of moord, die onevenredig veel media-aandacht krijgen.
* **Relatie met dader tijdens kindertijd:** Kinderen zijn vaker slachtoffer van daders binnen hun directe omgeving (ouders, familie), wat de ontdekking en melding bemoeilijkt. De impact op hersenontwikkeling, emotieregulatie en hechting kan leiden tot een vicieuze cirkel van geweld.
### 2.3 'Fear of crime'
'Fear of crime' verwijst naar de angst voor criminaliteit en hangt af van drie dimensies (Hale):
* **Risicoperceptie:** De inschatting van de kans om slachtoffer te worden.
* **Gevolgen van slachtofferschap:** De perceptie van de impact van slachtofferschap.
* **Perceptie van controle:** Het gevoel van machteloosheid in dergelijke situaties.
De **fear of crime paradox** stelt dat degenen met het minste risico op slachtofferschap er vaak het meest angstig voor zijn, en omgekeerd. Dit kan leiden tot een verminderde risicoperceptie, wat juist weer kan leiden tot meer slachtofferschap (tenzij er reeds sprake is van slachtofferschap, wat de angst dan weer verhoogt).
### 2.4 'Punitiveness'
'Punitiveness' verwijst naar de mate waarin men een straffende houding aanneemt ten opzichte van daders. Onderzoek, zoals de International Crime Victim Survey (ICVS), heeft aangetoond dat er vaak geen significant verschil is tussen slachtoffers en niet-slachtoffers wat betreft de voorkeur voor strengere straffen. Slachtoffers hechten meer belang aan erkenning en het voorkomen van herhaling dan aan de strengste straf. Dit is een belangrijk inzicht, omdat politiek vaak het strenger straffen als erkenning voor slachtoffers gebruikt, wat niet altijd overeenkomt met de wensen van de slachtoffers zelf.
* * *
**Belangrijke aandachtspunten voor de studie:**
* **Kritische analyse:** Wees kritisch op de definities en de rol van sociale constructies in victimologie.
* **Overlap dader-slachtoffer:** Begrijp de complexiteit van situaties waarin personen zowel dader als slachtoffer kunnen zijn.
* **Verschil secundaire en herhaalde victimisatie:** Maak een duidelijk onderscheid tussen deze twee concepten.
* **'Ideal victim' vs. realiteit:** Besef dat het beeld van de 'ideal victim' vaak niet overeenkomt met de werkelijkheid van slachtofferschap.
* **Impact van media:** Analyseer hoe media-aandacht patronen van slachtofferschap kan beïnvloeden.
* **De 'fear of crime' paradox:** Begrijp de schijnbare tegenstrijdigheid tussen risicoperceptie en feitelijk risico.
* * *
# Penologie: behandelmodellen en strafuitvoering
Dit hoofdstuk biedt een diepgaande analyse van diverse behandelmodellen binnen de penologie, met een focus op hun theoretische grondslagen, praktische toepassingen en de uitdagingen in de strafuitvoering. De belangrijkste modellen die worden besproken zijn het Good Lives Model (GLM) en het Risk-Need-Responsivity (RNR) model, aangevuld met inzichten uit motiverende gespreksvoering, neurobiologie en de problematiek van desistance. Daarnaast wordt aandacht besteed aan elektronisch toezicht (ET) en de rol van forensische psychiatrie.
### 3.1 Het Good Lives Model (GLM)
Het Good Lives Model (GLM) is een behandelkader dat is ontstaan uit kritiek op het RNR-model, met name de focus op risico's en tekorten. Het GLM stelt dat individuen streven naar een 'goed leven', gedefinieerd als een leven waarin men op een prosociale manier belangrijke doelen bereikt. Criminaliteit wordt gezien als een indirect of direct middel om deze doelen te bereiken.
#### 3.1.1 Algemene principes van het GLM
* **Sterktegerichte benadering:** In tegenstelling tot risicogerichte modellen, focust het GLM op de sterke punten en positieve aspiraties van de cliënt.
* **Streven naar een 'goed leven':** De centrale premisse is dat iedereen een beter leven wil, niet simpelweg minder schadelijke.
* **Prosociale doelen:** Het model streeft ernaar dat individuen hun belangrijke doelen prosociaal bereiken.
* **Criminaliteit als middel:** Delinquentie kan voortkomen uit het op een criminele manier bereiken van doelen, of uit het nastreven van doelen die leiden tot criminele activiteiten.
#### 3.1.2 Primaire en secundaire levensbehoeften
Het GLM onderscheidt twee soorten levensbehoeften:
* **Primaire levensbehoeften:** Dit zijn de fundamentele doelen die essentieel zijn voor welzijn, zoals:
* Leven (gezondheid en fysieke veiligheid)
* Verbinding (graag zien en gezien worden)
* Deel zijn van een groep/gemeenschap
* Goed zijn in iets (werk, spel)
* Autonomie (zeggenschap over eigen leven)
* Creativiteit
* Geluk en plezier
* Leren en kennis ontwikkelen
* Zingeving (een doel hebben in het leven)
* Innerlijke rust
* **Secundaire levensbehoeften:** Dit zijn middelen om primaire levensbehoeften te vervullen.
#### 3.1.3 Obstakels in het vervullen van levensbehoeften
Het GLM identificeert vier soorten obstakels die de vervulling van levensbehoeften kunnen belemmeren en tot criminaliteit kunnen leiden:
* **Obstakel van capaciteit:** Gebrek aan vaardigheden, kennis of fysieke/psychologische mogelijkheden.
* **Obstakel van willen:** Het gebruik van ongepaste of illegale middelen om behoeften te vervullen.
* **Obstakel van conflicten:** Conflicten tussen verschillende primaire levensbehoeften.
* **Obstakel van reikwijdte/scope:** Een vernauwde blik die leidt tot een eenzijdige focus op één behoefte, wat problemen veroorzaakt op andere levensgebieden.
#### 3.1.4 Toepassing van het GLM in de praktijk
Het GLM wordt toegepast in een vierstappenproces:
1. **Anamnese:** Inventariseren van levensbehoeften, obstakels, sterktes en belangrijke levenservaringen van de cliënt.
2. **Analyse:** Integreren van de anamnesegegevens, met aandacht voor de link met delictgedrag.
3. **Planning:** Opstellen van een GLM-plan gericht op het vervullen van primaire levensbehoeften.
4. **Actie:** Koppelen van de eerste activiteiten aan het GLM-plan.
#### 3.1.5 GLM versus RNR
Het GLM wordt gezien als een aanvulling op of alternatief voor het RNR-model. Het legt de nadruk op welzijn en motivatie, in plaats van enkel op risicoreductie. Het transformeert het concept van 'criminogene noden' naar 'primaire/secundaire levensbehoeften' en integreert een sterktegerichte benadering, wat de responsiviteitprincipes van RNR verdiept.
### 3.2 Het Risk-Need-Responsivity (RNR) Model
Het RNR-model is een invloedrijk theoretisch kader dat richtlijnen biedt voor effectieve interventies bij delinquenten. Het model is gebaseerd op de General Personality and Cognitive Social Learning Theory (GPCSL) en stelt dat gedrag grotendeels wordt aangeleerd, en dat cognities en overtuigingen een cruciale rol spelen in dit leerproces.
#### 3.2.1 Kernprincipes van het RNR-model
Het RNR-model rust op drie kernprincipes:
* **Risicoprincipe:** De intensiteit van de interventie moet worden afgestemd op het recidiverisico van de cliënt. Hoog-risico cliënten vereisen intensievere interventies dan laag-risico cliënten.
* **Behoefteprincipe (Need Principle):** Interventies moeten zich richten op de 'criminogene noden', oftewel de dynamische risicofactoren die direct gecorreleerd zijn met crimineel gedrag.
* **Responsiviteitsprincipe:** Interventies moeten aangepast zijn aan de cognitieve, leer- en persoonlijkheidskenmerken van de cliënt (algemene responsiviteit) en rekening houden met specifieke individuele kenmerken (specifieke responsiviteit).
#### 3.2.2 De 'Central Eight' Risk/Need Factors
Dit zijn de belangrijkste criminogene noden die centraal staan in het RNR-model:
1. **Criminele geschiedenis:** Een statische risicofactor die indicatief is voor de ernst van het delictgedrag en input levert voor andere noden.
2. **Procriminele attitudes:** Overtuigingen en rationalisaties die crimineel gedrag ondersteunen (bv. neutralisatietechnieken, identificatie met criminelen, verwerping van conventionele waarden).
3. **Procriminele associaties:** Sterke correlaties met delinquente peers, die het leerproces en interpersoonlijke bekrachtiging beïnvloeden.
4. **Antisociaal persoonlijkheidspatroon:** Kenmerken zoals lage zelfbeheersing, impulsiviteit, agressiviteit en negatieve emotionaliteit. Er is een link met biologische factoren, zoals de prefrontale cortex en temperament.
5. **Familiale omstandigheden:** Kwaliteit van hechting, opvoedingsstijlen (bv. coërcieve interacties), en de impact van Adverse Childhood Experiences (ACE's).
6. **School/werk omstandigheden:** Zwakke academische prestaties en/of instabiele werksituaties. Gestructureerde vrijetijdsbesteding en beroepsopleidingen kunnen recidive verminderen.
7. **Vrije tijd:** Gestructureerde vrijetijdsbesteding kan prosociale contacten bevorderen. De directe woonomgeving (buurt) heeft op zichzelf geen predictieve waarde, maar is eerder een uiting van reeds aanwezige risicofactoren.
8. **Middelenmisbruik (drugs en alcohol):** Sterke correlaties met gewelds- en levensdelicten. Effectieve interventies omvatten cognitieve gedragstherapie en gemeenschapsgerichte ondersteuning, met motiverende gespreksvoering als cruciale component vanwege de vaak lage intrinsieke motivatie.
#### 3.2.3 RNR methodologie en principes
Het RNR-model wordt ondersteund door diverse onderzoeksmethoden, waaronder cross-sectioneel, longitudinaal en multi-wave longitudinaal onderzoek. Het model kent 15 principes, die vaak worden teruggebracht tot de drie kernprincipes. Organisatorische principes omvatten onder meer het plaatsvinden van interventies in gemeenschapsgerichte contexten en de noodzaak van getraind personeel.
#### 3.2.4 Kritieken op het RNR-model
Kritieken op het RNR-model richten zich op de focus op risico's, de potentiële vernauwing van de kijk op een individu als een optelsom van risico's, en de beperkte motivatie die een risicobenadering kan opwekken. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van aanvullende behandelkaders zoals het GLM.
### 3.3 Motiverende Gespreksvoering (MG)
Motiverende Gespreksvoering (MG), ontwikkeld door Miller & Rollnick, is een cliëntgerichte benadering die wordt gebruikt om intrinsieke motivatie voor verandering te versterken. Het is met name relevant in gedwongen hulpverleningscontexten, zoals in de forensische psychiatrie. De algemene gesprekstechnieken omvatten:
* **Engageren:** Het opbouwen van een werkrelatie en vertrouwensband.
* **Focussen:** Het kaderen van het doel van het gesprek en richting geven.
* **Ontlokken:** Aandacht besteden aan de 'verandertaal' die de cliënt uitspreekt.
* **Plannen:** Toewerken naar concrete actie en afspraken.
### 3.4 Neurobiologie en Forensisch Werken
De laatste jaren is er toenemende aandacht voor de rol van (basis)neurobiologische aspecten binnen de forensische hulpverlening. De 'brain-gut axis', impact van voeding, slaapdeprivatie en ontstekingsniveaus worden meegenomen in risicotaxatie en behandelplannen. Deze inzichten kunnen helpen bij het begrijpen van gedrag zoals impulscontrole en stemmingregulatie.
### 3.5 Desistance
Desistance is het proces waarbij daders stoppen met het plegen van criminaliteit. Dit is een gradueel proces dat gekoppeld is aan een nieuwe identiteit en maatschappelijke erkenning. Belangrijke factoren binnen dit proces zijn 'turning points' (vast werk, relatie, woonst), sociale steun, hoop en identiteit. Het proces van desistance verschilt van de behandelingskaders die gericht zijn op het sturen van gedragsverandering.
### 3.6 Elektronisch Toezicht (ET)
Elektronisch Toezicht (ET) is een vorm van strafuitvoering die de veroordeelde toestaat om de straf buiten de gevangenis uit te ondergaan, met controle op naleving door middel van elektronische middelen.
#### 3.6.1 Doelstellingen en definitie
De doelstellingen van ET omvatten het bevorderen van re-integratie, het vermijden van recidive, het optimaliseren van strafuitvoering, het bieden van begeleiding op maat en economische redenen. ET kan worden ingezet voor diverse mandaten, zoals voorlopige hechtenis (ETVH), thuisdetentie (ETTD) en autonome straffen (ETAS).
#### 3.6.2 Technologieën en materiaal
Twee hoofdtechnologieën worden gebruikt:
* **Radiofrequentie (RF):** Controleert of een justitiabele binnen een toegestane perimeter blijft, meestal via een 'home unit' in de woning.
* **Global Positioning System (GPS):** Maakt continue lokalisatie van de justitiabele mogelijk.
#### 3.6.3 Cijfers en praktijk
In België neemt het aantal aansluitingen voor ET, met name voor verdachten (ETVH), aanzienlijk toe. Het Vlaams Centrum Elektronisch Toezicht (VCET) coördineert de uitvoering en biedt monitoring, ondersteuning en alarmbeheer. Innovaties zoals het portaal Mijnenkelband.be en pilootprojecten (bv. alcoholmonitoring, slachtofferapplicaties) bevorderen de efficiëntie en effectiviteit van ET.
#### 3.6.4 Uitdagingen en vooruitblik
Uitdagingen omvatten de impact van noodwetgeving ter vermindering van overbevolking, de integratie van private partners en de juridische aspecten van beschadiging of verduistering van toezichtsmateriaal. De uitbreiding van ET naar minderjarige delictplegers en de integratie met justitiehuizen zijn belangrijke ontwikkelingen.
### 3.7 Forensische Psychiatrie
Forensische psychiatrie houdt zich bezig met de raakvlakken tussen psychiatrie en recht, met een focus op risicotaxatie, risicomanagement en behandeling van personen met psychische problematiek die in aanraking komen met het strafrecht.
#### 3.7.1 Interneringsmaatregel
De interneringsmaatregel wordt opgelegd aan personen die een misdrijf plegen en op het moment van de beslissing een geestesstoornis hebben die het oordeelsvermogen of de controle over eigen daden ernstig aantast. Het doel is bescherming van de maatschappij en zorg op maat voor de geïnterneerde. Psychiatrisch deskundigenonderzoek is cruciaal voor het bepalen van de toerekeningsvatbaarheid en de aangewezen behandeling.
#### 3.7.2 Forensische Behandeling
Forensische behandeling is gericht op het voorkomen van recidive door het herkennen en controleren van risico's en het aanpakken van achterliggende oorzaken van delictgedrag. De behandeling combineert psychische problematiek met de focus op delictfactoren, met een sterke nadruk op risicomanagement en een veilige weg naar re-integratie. Het RNR-model en het Good Lives Model (GLM) zijn belangrijke theoretische kaders binnen de forensische behandeling.
#### 3.7.3 Forensisch Zorglandschap
Het forensische zorglandschap omvat verschillende beveiligingsniveaus (low, medium, high security) en mobiele/ambulante teams. Er is een duidelijke samenwerking tussen forensische psychiatrie, justitie en hulpverleningsorganisaties.
#### 3.7.4 Competenties van een Forensische Hulpverlener
Essentiële competenties omvatten het maken en nakomen van afspraken, het hanteren van grenzen, het stimuleren van zelfoefening van vaardigheden en verantwoordelijkheid, het teamgericht werken en vroegsignalering. Transparantie, authenticiteit en consequent handelen zijn cruciaal, gezien de tendens van cliënten om te manipuleren.
* * *
**Tip:** Zorg ervoor dat je de principes van het GLM en RNR kunt contrasteren en toepassen op casuïstiek. Begrijp de kernbehoeften van het GLM en de criminogene noden van RNR. Wees voorbereid op vragen over de rol van neurobiologie en de effectiviteit van verschillende strafdoelstellingen.
**Voorbeeld:** Een cliënt met een geschiedenis van geweldsmisdrijven en een procriminele attitude zou binnen het RNR-model aangepakt worden door interventies gericht op het uitdagen van zijn attitudes en het aanbieden van prosociale alternatieven (responsiviteit en behoefte). Binnen het GLM zou men kijken naar zijn primaire levensbehoeften (bv. veiligheid, verbinding) en hoe deze op een niet-criminele manier kunnen worden vervuld, waarbij zijn sterktes (capaciteiten) worden benut.
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| CAW | Christelijke Alliantie voor Welzijn. Een organisatie die sociale hulp en dienstverlening aanbiedt aan kwetsbare mensen in Vlaanderen, met een focus op integrale hulpverlening. |
| Dienst Slachtofferonthaal (DSO) | Een specifieke dienst binnen het CAW die slachtoffers van misdrijven bijstaat, hen informeert over hun rechten en hen begeleidt tijdens gerechtelijke procedures. |
| Dienst Slachtofferhulp | Een dienst die psychosociale en praktische hulp biedt aan slachtoffers van misdrijven, vaak in samenwerking met andere instanties zoals de politie en het Slachtofferonthaal. |
| Dienst Politionele Slachtofferbejegening (SPS) | De dienst die instaat voor de eerste opvang en informatieverstrekking aan slachtoffers van misdrijven, en eventuele doorverwijzingen regelt. |
| Secundaire victimisatie | Verdere victimisatie die optreedt als gevolg van de reactie op het primaire slachtofferschap, bijvoorbeeld door onzorgvuldige bejegening door instanties of de media. |
| Ideal victim | Een theoretisch concept dat een 'ideaal' slachtoffer beschrijft, dat voldoet aan bepaalde verwachtingen (zoals zwak zijn ten opzichte van de dader en geen relatie met de pleger hebben), wat vaak contrasteert met de realiteit. |
| Fear of crime | De angst voor criminaliteit die kan afhangen van de perceptie van risico, de gevolgen van slachtofferschap en de perceptie van controle in een potentieel gevaarlijke situatie. |
| Punitiveness | De mate waarin iemand geneigd is tot het straffen van daders; hoe bestraffend iemands voorkeur is en de mate van strafgerichtheid. |
| Risico-Need-Responsivity (RNR) model | Een model dat de principes van risico (interventie afstemmen op risico), behoefte (focus op criminogene noden) en responsiviteit (interventies afstemmen op de cliënt) hanteert voor de behandeling van justitiabelen. |
| Good Lives Model (GLM) | Een sterktegerichte benadering die streeft naar het bevorderen van welzijn door cliënten te helpen belangrijke levensbehoeften op een prosociale manier te vervullen, met als doel recidive te verminderen. |
| Motiverende gespreksvoering | Een hulpverleningsstijl die gericht is op het versterken van de interne motivatie van een cliënt voor verandering door middel van een samenwerkende en accepterende benadering. |
| Desistance | Het proces waarbij daders stoppen met het plegen van criminaliteit, wat gradueel kan verlopen en verband houdt met factoren als werk, relaties en identiteitsverandering. |
| Recidive | Het opnieuw plegen van een strafbaar feit door iemand die reeds eerder veroordeeld is voor een misdrijf. Dit kan wettelijk of sociaal-wetenschappelijk gedefinieerd worden. |
| Elektronisch Toezicht (ET) | Een vorm van strafuitvoering waarbij een veroordeelde (een deel van) de straf buiten de gevangenis ondergaat, met naleving van een uitvoeringsplan dat elektronisch wordt gecontroleerd. |
| Internering | Een maatregel die zowel beveiliging als behandeling beoogt voor personen die een misdrijf plegen en lijden aan een geestesstoornis die hun oordeelsvermogen of controle over daden ernstig aantast, met als doel het gevaar op herhaling te beheersen. |
| Forensische psychiatrie | Het raakvlak tussen psychiatrie en recht, gericht op risicotaxatie, risicomanagement en de behandeling van psychische problematiek bij plegers van strafbare feiten, met als doel recidive te voorkomen. |
| Panopticon | Een architectonisch concept van een gevangenisontwerp waarbij een centrale wachttoren alle cellen overziet, waardoor gevangenen het gevoel hebben constant geobserveerd te worden, wat leidt tot zelfdisciplinering. |
| Strafdoelstellingen | De doelen die met de oplegging van een straf worden nagestreefd, zoals vergelding, algemene en speciale preventie, rehabilitatie, herstel van maatschappelijk evenwicht en bescherming van de maatschappij. |
| Retributivisme | Een strafdoelstelling gebaseerd op het principe van vergelding, waarbij de straf gezien wordt als een noodzakelijk en proportioneel antwoord op een begane inbreuk op de morele of juridische orde. |
| Utilitarisme | Een strafdoelstelling die uitgaat van het principe van nut en welzijn, waarbij straffen worden toegepast om criminaliteit te voorkomen (algemene preventie) en recidive te verminderen (speciale preventie). |
| Herstelrecht | Een benadering van criminaliteit die het conflict tussen dader en slachtoffer centraal stelt, gericht op het herstellen van de schade en het bevorderen van de betrokkenheid van alle partijen, vaak buiten het traditionele strafrecht om. |
| Criminogene noden | Risicofactoren die direct verband houden met crimineel gedrag en recidive, zoals pro-criminele attitudes, associaties, en antisociaal persoonlijkheidspatronen, die aangepakt moeten worden in de behandeling. |
| Prosociale associaties | Sociale contacten en groepen die positief gedrag en normen bevorderen, in tegenstelling tot pro-criminele associaties, en die belangrijk zijn voor rehabilitatie en desistance. |
| Levensstijl- en routineactiviteitentheorie | Een theorie die stelt dat bepaalde levensstijlen en routineactiviteiten (zoals uitgaan of veel materieel bezit hebben) de kans op slachtofferschap van criminaliteit vergroten door een hogere blootstelling aan potentieel criminogene situaties. |
| Moralization Gap | Het verschil in morele toon en interpretatie tussen hoe een dader en een slachtoffer hun handelingen en de impact daarvan ervaren en presenteren. |
| Wet Externe Rechtspositie (WER) | Een wet die gefaseerd de mogelijkheden voor de uitvoering van vrijheidsstraffen of maatregelen buiten de gevangenis regelt, waaronder elektronisch toezicht. |
| Kamer van Bescherming van de Maatschappij (KBM) | Een orgaan dat beslist over de concrete uitvoering van een interneringsmaatregel, inclusief het bepalen van de meest geschikte zorg en plaatsing, en het toekennen van verloven of invrijheidstelling. |