Cover
Börja nu gratis LES 1 Inleiding - 25-26 (4).pptx
Summary
# Wat is ontwikkelingspsychologie?
Hier is een gedetailleerde samenvatting van het onderwerp "Wat is ontwikkelingspsychologie?", gebaseerd op de verstrekte tekst, voorbereid als een examengericht studieonderdeel.
## 1. Wat is ontwikkelingspsychologie?
Ontwikkelingspsychologie is het deelgebied binnen de psychologie dat de normale levensloop van de mens bestudeert, inclusief alle typische ontwikkelingsaspecten vanaf de conceptie tot aan de dood.
### 1.1 Definitie van ontwikkeling
Ontwikkeling wordt gedefinieerd als verandering. Dit omvat niet alleen vooruitgang, maar ook aspecten die als "achteruitgang" kunnen worden beschouwd, zoals regressie of een ongunstig verloop. Het is een proces dat de gehele levensloop omvat, dus ook volwassenen en ouderen ondergaan ontwikkeling.
> **Tip:** Ontwikkeling is een breed concept dat zowel positieve (groei, verbetering) als negatieve (achteruitgang, regressie) veranderingen omvat gedurende de gehele levensloop.
### 1.2 De levensloop en ontwikkelingsfasen
De menselijke ontwikkeling verloopt niet slechts tussen het eerste en twintigste levensjaar, maar strekt zich uit over de gehele levensduur. De levensloop wordt vaak opgedeeld in verschillende fasen, waaronder:
* Foetus (prenatale fase)
* Baby (zuigeling)
* Peuter
* Kleuter
* Lager schoolkind
* Jongere
* Volwassene (jong, midden, laat)
* Oudere (vroeg, laat)
Elke fase wordt gekenmerkt door specifieke mogelijkheden, risico's, gemiddelde vaardigheden, kennis en potentieel ontwikkelingscrisis of uitdagingen. Het verloop binnen deze fasen is kenmerkend en volgt een bepaalde volgorde, hoewel het tempo per individu kan verschillen.
### 1.3 Ontwikkelingsdomeinen
De ontwikkeling van een mens kan worden onderverdeeld in verschillende domeinen, die echter onderling sterk beïnvloedbaar zijn:
* **Lichamelijke ontwikkeling:** Fysieke groei, sensorische ontwikkeling, motorische ontwikkeling.
* **Cognitieve ontwikkeling:** Het denken, taalontwikkeling.
* **Sociaal-emotionele ontwikkeling:** Hechting, het geweten.
* **Seksuele ontwikkeling**
* **Spelontwikkeling**
> **Voorbeeld:** Een peuter die fysiek (lichamelijke ontwikkeling) in de omgeving rondkruipt en dingen observeert (cognitieve ontwikkeling), kan vervolgens interactie aangaan met een huisdier, wat kan leiden tot sociale en emotionele reacties (sociaal-emotionele ontwikkeling). Dit illustreert hoe verschillende domeinen elkaar beïnvloeden.
### 1.4 Universele aspecten en individuele verschillen in ontwikkeling
Hoewel de *volgorde* van ontwikkeling universeel is, verloopt het *ritme* en de rol van de omgeving individueel verschillend. Dit betekent dat elke persoon zich in een bepaald tempo ontwikkelt, maar wel langs dezelfde algemene ontwikkelingspaden. De omgeving speelt een cruciale rol in hoe dit tempo en de specifieke uitkomsten vorm krijgen.
### 1.5 Beïnvloedende factoren van ontwikkeling
Ontwikkeling is het resultaat van een complexe wisselwerking tussen verschillende factoren:
* **Aanleg (Nature):** Dit verwijst naar biologische en genetische factoren die de ontwikkeling beïnvloeden, zoals groei en rijping vanuit genetische aanleg, en geërfde eigenschappen. Ongeveer 60% van de persoonlijkheid wordt genetisch bepaald.
* **Milieu (Nurture):** Dit omvat alle externe invloeden, met een focus op sociaal leren en de omgeving. Het idee is dat iedereen kan worden wat hij wil, waarbij de mens bij de geboorte als een 'tabula rasa' (onbeschreven blad) wordt gezien, sterk beïnvloed door zijn omgeving.
* **Zelfbepaling:** Dit omvat vrije keuzes, ego-factoren en het geven van richting aan de eigen ontwikkeling. Mensen creëren zelf omstandigheden, stellen eigen doelen en nemen eigen keuzes, waarvoor zij zelf verantwoordelijk zijn.
Deze drie factoren – aanleg, milieu en zelfbepaling – staan in voortdurende wisselwerking en sturen de ontwikkeling.
> **Tip:** Het onderscheid tussen 'nature' en 'nurture' is een klassieke discussie in de ontwikkelingspsychologie. Moderne opvattingen benadrukken de onlosmakelijke wisselwerking tussen beide, aangevuld met de factor van zelfbepaling.
### 1.6 Belang van ontwikkelingspsychologie
Het begrijpen van ontwikkelingspsychologie is essentieel, met name voor professionals in de orthopedagogische begeleiding, om diverse redenen:
* **Leeftijdsgebonden gedrag:** Veel gedrag is leeftijdsgebonden en als 'normaal' te beschouwen. Het kennen van ontwikkelingsstadia helpt onderscheid te maken tussen leeftijdsgebonden gedrag en problematisch gedrag.
* **Begeleidingsstijl:** De begeleidingsstijl kan worden afgestemd op de specifieke leeftijdsfasen en ontwikkelingsbehoeften van een individu.
* **Signaleren van problemen:** Ontwikkelingsproblemen kunnen tijdig worden gesignaleerd en begrepen.
* **Toepassing bij specifieke doelgroepen:** Het leggen van verbanden tussen ontwikkeling en sociaal-emotionele leeftijd is cruciaal bij mensen met een verstandelijke beperking, dementie, of kinderen die regressie vertonen.
### 1.7 Belangrijke theoretici en hun bijdragen
* **Erikson (Psychosociale ontwikkeling):** Benadrukt de psychosociale ontwikkeling en ego-ontwikkeling over 8 fasen, elk met een specifieke crisis of uitdaging. Een gezonde omgeving is cruciaal voor gezonde ontwikkeling.
* **Piaget (Cognitieve ontwikkeling):** Stelt dat kinderen zich ontwikkelen door middel van stadia die gekenmerkt worden door veranderende denkschema's. Deze fasen worden in een vaste volgorde doorlopen en kunnen niet worden overgeslagen, hoewel de snelheid kan verschillen. Kinderen bouwen actief kennis op door interactie met de werkelijkheid.
* **Kohlberg (Morele ontwikkeling):** Koppelt morele ontwikkeling aan cognitieve ontwikkeling en beschrijft een stadiumtheorie met 3 stadia (pre-conventioneel, conventioneel, post-conventioneel), elk met deelstadia. Niet iedereen bereikt het hoogste stadium, wat afhangt van de morele afwegingen en principes die men hanteert.
> **Tip:** De theorieën van Piaget en Kohlberg bieden kaders om de cognitieve en morele aspecten van ontwikkeling te begrijpen. Ken de kernconcepten en fasen van elke theorie.
---
# Ontwikkelingsprincipes en -fasen
Ontwikkelingspsychologie bestudeert de normale levensloop van de mens en de typische ontwikkelingsaspecten vanaf de conceptie tot aan de dood, waarbij zowel vooruitgang als achteruitgang worden beschouwd.
### 2.1 Wat is ontwikkeling?
Ontwikkeling kan worden gedefinieerd als verandering, die niet enkel vooruitgang, maar ook achteruitgang omvat. Het is een breed vakgebied binnen de psychologie dat zich richt op de menselijke levensloop.
### 2.2 Ontwikkelingsprincipes
* **Niet beperkt tot jeugd:** Ontwikkeling vindt plaats gedurende de gehele levensloop, dus ook bij volwassenen en ouderen.
* **Variërende verloop:** Ontwikkeling kan zowel een positief (groei, verbetering) als een negatief (achteruitgang, regressie) of ongunstig verloop hebben.
* **Identiteit en verandering:** Identiteit wordt gedurende de ontwikkeling gevormd en kan worden beïnvloed door diverse factoren zoals familie, afkomst, spiritualiteit, maatschappelijke rol, levenservaringen en tijdsgeest. Identiteit is een combinatie van aangeboren, gegeven en eigen keuzes, en kan zowel gewenst als ongewenst zijn. Het wordt beïnvloed door crises, conflicten en de maatschappelijke context.
* **Universaliteit van volgorde, niet van tempo:** Hoewel de volgorde van ontwikkelingsfasen universeel is, verloopt het tempo van ontwikkeling en de invloed van de omgeving individueel verschillend.
* **Functies die ontwikkelen:** Elke levensfase kent specifieke functies die zich ontwikkelen, kenmerkende verloop, mogelijkheden en risico's, gemiddelde vaardigheden en kennis, ontwikkelingscrises en een eigen ontwikkelingstempo.
* **Vaste volgorde, eigen ritme:** Kenmerkend voor ontwikkeling is een vaste volgorde van verschijnselen, maar elk kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo. Gevoelige periodes, zoals voor taal (0-6 jaar), zijn cruciaal voor het aanleren van vaardigheden. Kinderen kunnen verschillen in tempo, zowel onderling als binnen hun eigen ontwikkeling.
* **Domeinen beïnvloeden elkaar:** Ontwikkeling is een proces waarbij verschillende domeinen (lichamelijk, cognitief, sociaal-emotioneel) elkaar voortdurend beïnvloeden. Ontwikkeling is een eenheid, ondanks de kunstmatige indeling in domeinen.
> **Voorbeeld:** Een peuter die kruipt (lichamelijk) verkent zijn omgeving, neemt visuele informatie op (cognitief), en kan door interactie met bijvoorbeeld een dier sociaal-emotionele ervaringen opdoen.
* **Invloeden op ontwikkeling:** Ontwikkeling is het resultaat van een wisselwerking tussen aanleg (nature), milieu (nurture) en zelfbepaling (vrije keuze, eigen doelen).
#### 2.2.1 De invloeden op ontwikkeling: nature, nurture en zelfbepaling
* **Nature (biologische theorieën):**
* Groeit en rijpt vanuit genetische aanleg.
* Geërfde eigenschappen spelen een rol.
* Identiteit en persoonlijkheid liggen mede genetisch vast (ongeveer 60% voor persoonlijkheid).
* Ontwikkeling wordt gezien als rijping van het aanwezige.
* Eindpunt ligt vaak in de jongvolwassenheid.
* **Rijping:** Proces gerelateerd aan de ontwikkeling van het brein, zoals de isolatie rond zenuwcellen. Bijvoorbeeld ADHD kan te maken hebben met vertraagde rijping.
* **Nurture (milieu theorieën):**
* Het milieu is cruciaal.
* Focus op sociaal leren.
* Stelt dat iedereen kan worden wat hij wil, met de mens als een 'tabula rasa' bij de geboorte.
* Bevorderende omgeving is essentieel.
* Eindpunt ligt vaak in de jongvolwassenheid.
* **Zelfbepaling:**
* Vrije keuze of ego-factoren die richting geven aan de ontwikkeling.
* Omstandigheden scheppen, eigen doelen stellen en keuzes maken.
* Zelfverantwoordelijkheid nemen voor de eigen ontwikkeling.
#### 2.2.2 Tijdsgebonden invloeden op ontwikkeling
* **Prenataal:** Voor de geboorte.
* **Perinataal:** Tijdens de geboorte.
* **Postnataal:** Na de geboorte.
### 2.3 Levenslooppsychologie en de rol van de orthopedagogisch begeleider
Het begrijpen van de levensloop is essentieel voor orthopedagogisch begeleiders omdat:
* Veel gedrag leeftijdsgebonden en dus 'normaal' en voorbijgaand is.
* Het helpt onderscheid te maken tussen leeftijdsgebonden gedrag en probleemgedrag.
* De begeleidingsstijl kan worden afgestemd op specifieke leeftijdsfasen.
* Ontwikkelingsproblemen tijdig gesignaleerd kunnen worden.
* Een link gelegd kan worden tussen leren en sociaal-emotionele ontwikkeling bij mensen met een verstandelijke beperking, dementie of kinderen die lijken te regresseren.
### 2.4 Ontwikkelingsfasen
De levensloop kan worden opgedeeld in verschillende fasen:
* Foetus (prenatale fase)
* Baby (zuigeling)
* Peuter
* Kleuter
* Lager schoolkind
* Jongere
* Volwassene (jong, midden, laat)
* Oudere (vroeg, laat)
### 2.5 Ontwikkelingsdomeinen
* **Lichamelijke ontwikkeling:** Fysieke groei, sensorische ontwikkeling, motorische ontwikkeling.
* **Cognitieve ontwikkeling:** Denken, taalontwikkeling.
* **Sociaal-emotionele ontwikkeling:** Hechting, geweten, seksuele ontwikkeling, spelontwikkeling.
### 2.6 Theoretische perspectieven op ontwikkeling
Verschillende theoretici hebben stadia van ontwikkeling beschreven:
#### 2.6.1 Psychosociale ontwikkeling volgens Erikson
* Benadrukt de psychosociale ontwikkeling en de ego-ontwikkeling.
* Houdt rekening met de invloed van het opvoedingsmilieu en de ruimere cultuur (nature + nurture + zelfbepaling).
* Beschrijft 8 fasen, elk met een specifieke uitdaging of crisis.
* Een gezonde omgeving is nodig voor gezonde ontwikkeling.
#### 2.6.2 Cognitieve ontwikkeling volgens Piaget
* Beschrijft ontwikkeling in stadia die een vaste volgorde volgen en niet overgeslagen kunnen worden.
* De snelheid van het doorlopen van deze fasen kan verschillen.
* Kinderen ontwikkelen denkschema's door actief met de werkelijkheid om te gaan. Hun manier van omgaan met de werkelijkheid en het leggen van verbanden verschilt van die van volwassenen, wat hun gedrag beïnvloedt.
* Piaget onderscheidde 4 perioden van cognitieve ontwikkeling.
#### 2.6.3 Morele ontwikkeling volgens Kohlberg
* Gekoppeld aan cognitieve ontwikkeling, maar apart beschouwd.
* Volgt een vaste volgorde van 3 stadia, elk met 2 deelstadia.
* Niet iedereen bereikt het hoogste eindstadium.
* Focust op hoe mensen leren omgaan met regels en wat zij als goed of kwaad beschouwen.
* **Pre-conventioneel niveau:**
* **Gehoorzaamheid en straf:** Keuzes gebaseerd op het vermijden van straf en directe gevolgen. De morele verantwoordelijkheid ligt bij een autoriteit.
* **Eigenbelang en beloning:** Keuzes gebaseerd op het verkrijgen van beloningen. Het gevolg voor anderen wordt als ondergeschikt beschouwd ("What's in it for me?").
* **Conventioneel niveau:**
* **Goedkeuring van de groep (interpersoonlijke relaties):** Keuzes gebaseerd op acceptatie door de groep en de intentie van de handeling.
* **Afspraken en regels (maatschappelijke waarden):** Kijkt naar het grotere geheel, maatschappelijke waarden, respect voor wetten en autoriteiten. De vraag is of iemands handelen bijdraagt aan het handhaven van de sociale orde.
* **Post-conventioneel niveau:**
* **Sociaal contract:** Keuzes gebaseerd op persoonlijke waarden en rechten van de mens, zelfs als deze ingaan tegen geldende wetten. Er wordt gekeken naar wat het meeste oplevert voor het grootste aantal mensen.
* **Eigen geweten en universele ethische principes:** Keuzes vanuit een eigen plichtgevoel die ethisch verantwoord zijn, zelfs als ze tegen maatschappelijke waarden ingaan. Dit is een moeilijk stadium dat niet iedereen bereikt.
### 2.7 Tijdsindicatoren in Vlaanderen (gebaseerd op 2025/2024 cijfers)
* **Gemiddelde leeftijd bij het verlaten van het ouderlijk huis in België:** 26,2 jaar. Dit ligt dicht bij het Europees gemiddelde van 26,5 jaar.
* **Gemiddelde levensverwachting in België:** 83,2 jaar. Vrouwen leven gemiddeld tot 85 jaar, mannen tot 81,2 jaar. Tussen 2000 en 2019 is de levensverwachting toegenomen, met een grotere stijging bij mannen dan bij vrouwen.
---
# Beïnvloeding van ontwikkeling
Ontwikkeling is een complex proces dat wordt gevormd door een voortdurende wisselwerking tussen aangeboren factoren, omgevingsinvloeden en persoonlijke keuzes.
### 3.1 Ontwikkelingsprincipes
De ontwikkeling van een individu verloopt volgens een eigen tempo, maar wel in een bepaalde universele volgorde. Er zijn specifieke periodes in de levensloop die gevoelig zijn voor bepaalde ontwikkelingen, zoals taalontwikkeling tussen nul en zes jaar. Hoewel elk kind een eigen ontwikkelingstempo heeft, kunnen ook binnen één individu de tempo's per ontwikkelingsdomein verschillen. Ontwikkeling is een integraal proces waarbij verschillende domeinen elkaar constant beïnvloeden.
> **Tip:** Beschouw de gemiddelde vaardigheden en kennis per levensfase niet als een absolute norm, maar als een indicatie.
### 3.2 Ontwikkelingsdomeinen
De ontwikkeling kan worden onderverdeeld in verschillende domeinen, waaronder:
* **Lichamelijke ontwikkeling:** Fysieke groei, sensorische en motorische ontwikkeling.
* **Cognitieve ontwikkeling:** Het denken en taalontwikkeling.
* **Sociaal-emotionele ontwikkeling:** Hechting, het geweten en spelontwikkeling.
* **Seksuele ontwikkeling:** Ontwikkelingen gerelateerd aan seksualiteit.
Deze domeinen zijn niet los van elkaar te zien; ze beïnvloeden elkaar continu.
> **Voorbeeld:** Een peuter die kruipt (lichamelijke ontwikkeling) verkent zijn omgeving en ziet bijvoorbeeld een poes. Cognitief verwerkt hij dat dit een dier is. Als hij de poes aantrekt en deze reageert negatief (sociaal-emotionele ontwikkeling), leert hij hiervan.
### 3.3 Factoren die ontwikkeling beïnvloeden
De ontwikkeling wordt beïnvloed door een samenspel van verschillende factoren:
#### 3.3.1 Nature (aanleg)
Dit verwijst naar de biologische en genetische aanleg van een individu. Het omvat de reeds geërfde eigenschappen en de genetische blauwdruk die de basis legt voor ontwikkeling.
* **Rijping:** Dit is een natuurlijk proces dat wordt gestuurd door genetische aanleg en veranderingen in het zenuwstelsel, zoals de vorming van isolatie rond zenuwcellen.
* **Genetische aanleg:** Persoonlijkheid ligt voor een significant deel (ongeveer 60%) genetisch vast. Het is belangrijk om identiteit (de overkoepelende zelfbeleving) en persoonlijkheid (specifieke eigenschappen) te onderscheiden, hoewel deze elkaar beïnvloeden.
#### 3.3.2 Nurture (milieu)
Dit omvat alle externe invloeden vanuit de omgeving, waaronder opvoeding, sociale interacties en culturele context.
* **Milieu:** De omgeving speelt een cruciale rol en focust op sociaal leren. Het idee van een 'tabula rasa' (onbeschreven blad) bij de geboorte benadrukt de impact van de omgeving. Een ontwikkelingsbevorderende omgeving is essentieel.
#### 3.3.3 Zelfbepaling (ego-factoren)
Dit aspect benadrukt de rol van de persoon zelf in het sturen van zijn eigen ontwikkeling.
* **Vrije keuze en eigen doelen:** Individuen maken keuzes, stellen eigen doelen en nemen verantwoordelijkheid voor hun ontwikkeling. Ze scheppen actief omstandigheden die hun ontwikkeling bevorderen.
### 3.4 Ontwikkelingsfasen en theorieën
Verschillende theoretici hebben de ontwikkeling in fasen beschreven:
#### 3.4.1 Erikson's ontwikkelingsstadia
Erik Erikson focuste op de psychosociale ontwikkeling, waarbij hij acht fasen onderscheidde die elk gekenmerkt worden door een psychosociale uitdaging of crisis. Een gezonde omgeving is noodzakelijk voor een gezonde ontwikkeling.
#### 3.4.2 Piaget's cognitieve ontwikkelingsfasen
Jean Piaget beschreef de cognitieve ontwikkeling als een proces in stadia, waarbij kinderen denkschema's ontwikkelen en de werkelijkheid op een specifieke manier interpreteren. Deze ontwikkeling verloopt in een vaste volgorde en moet doorlopen worden, al kan de snelheid variëren.
* **Uitgangspunten van Piaget:** Kinderen zien verbanden anders dan volwassenen, wat hun gedrag beïnvloedt. Hun eigen beleving van de wereld staat centraal.
#### 3.4.3 Kohlberg's morele ontwikkeling
Lawrence Kohlberg onderzocht de ontwikkeling van moraliteit, gekoppeld aan cognitieve ontwikkeling. Hij stelde een stadiumtheorie voor met drie niveaus (pre-conventioneel, conventioneel en post-conventioneel), die elk zijn onderverdeeld in twee deelstadia.
* **Pre-conventioneel niveau:** Morele keuzes zijn gebaseerd op gehoorzaamheid en straf (vermijden van straf) of eigenbelang en beloning (wat levert het mij op?).
* **Conventioneel niveau:** Keuzes worden gemaakt op basis van goedkeuring van de groep (de sociale norm) of door te kijken naar het grotere geheel en maatschappelijke waarden (handhaven van de sociale orde).
* **Post-conventioneel niveau:** Dit niveau kenmerkt zich door keuzes gebaseerd op sociale contracten (wat levert het meeste op voor het meeste aantal mensen, met respect voor rechten) en universele ethische principes (eigen geweten, plichtsgevoel, ethisch verantwoorde keuzes, zelfs tegen geldende wetten in).
> **Tip:** Niet iedereen bereikt het hoogste stadium van morele ontwikkeling.
### 3.5 Tijdgebonden aspecten van ontwikkeling
Ontwikkeling kan worden ingedeeld naar het moment van optreden:
* **Prenataal:** Voor de geboorte.
* **Perinataal:** Tijdens de geboorte.
* **Postnataal:** Na de geboorte.
### 3.6 Belang van ontwikkelingspsychologie voor de praktijk
Het begrijpen van ontwikkelingsfasen is cruciaal voor orthopedagogische begeleiders, omdat:
* Veel gedrag leeftijdsgebonden en dus 'normaal' is.
* Er onderscheid gemaakt kan worden tussen leeftijdsgebonden gedrag en probleemgedrag.
* Begeleidingsstijlen kunnen worden afgestemd op de leeftijdsfasen.
* Ontwikkelingsproblemen tijdig gesignaleerd kunnen worden.
* Er een link gelegd kan worden tussen leren en sociaal-emotionele leeftijd bij specifieke doelgroepen.
---
# Theorieën over ontwikkeling
Hieronder volgt een gedetailleerd overzicht van de theorieën over ontwikkeling, bedoeld als studiehulp voor je examen.
## 4. Theorieën over ontwikkeling
Dit gedeelte introduceert en bespreekt invloedrijke theorieën die de menselijke ontwikkeling verklaren, met specifieke aandacht voor de psychosociale ontwikkeling van Erikson, de cognitieve ontwikkeling van Piaget en de morele ontwikkeling van Kohlberg.
### 4.1 De psychosociale ontwikkelingstheorie van Erikson
Erik Eriksons theorie richt zich op de psychosociale ontwikkeling gedurende de gehele levensloop, waarbij de nadruk ligt op de ego-ontwikkeling en de invloed van het opvoedingsmilieu en de ruimere cultuur. De theorie telt acht fasen, elk gekenmerkt door een specifieke uitdaging of crisis die overwonnen moet worden voor een gezonde ontwikkeling. Een gezonde omgeving wordt als essentieel beschouwd voor een gezonde ontwikkeling.
#### 4.1.1 De acht fasen van Erikson
Elke fase wordt gekenmerkt door een conflict dat, mits goed opgelost, leidt tot de ontwikkeling van een specifieke deugd of kracht.
* **Fase 1: Vertrouwen versus Wantrouwen (0-1 jaar)**
* Kernconflict: Het kind leert of de wereld een veilige en voorspelbare plaats is.
* Gezonde uitkomst: Vertrouwen en hoop.
* **Fase 2: Autonomie versus Schaamte en Twijfel (1-3 jaar)**
* Kernconflict: Het kind ontwikkelt een gevoel van persoonlijke controle en onafhankelijkheid.
* Gezonde uitkomst: Wilskracht en zelfvertrouwen.
* **Fase 3: Initiatief versus Schuldgevoel (3-6 jaar)**
* Kernconflict: Het kind begint zijn omgeving actief te verkennen en initiatief te nemen.
* Gezonde uitkomst: Doelgerichtheid en verantwoordelijkheidsgevoel.
* **Fase 4: Vlijt versus Minderwaardigheid (6-12 jaar)**
* Kernconflict: Het kind ontwikkelt competentie op school en in sociale interacties.
* Gezonde uitkomst: Competentie en productiviteit.
* **Fase 5: Identiteit versus Rolverwarring ( Adolescentie, 12-18 jaar)**
* Kernconflict: Het vinden van een eigen identiteit, inclusief waarden, overtuigingen en doelen.
* Gezonde uitkomst: Trouw en identiteit.
* **Fase 6: Intimiteit versus Isolement ( Jongvolwassenheid, 18-40 jaar)**
* Kernconflict: Het vormen van intieme, liefdevolle relaties.
* Gezonde uitkomst: Liefde en verbondenheid.
* **Fase 7: Generativiteit versus Stagnatie ( Middelbare volwassenheid, 40-65 jaar)**
* Kernconflict: Het bijdragen aan de volgende generatie, bijvoorbeeld door werk of ouderschap.
* Gezonde uitkomst: Zorg en productiviteit.
* **Fase 8: Integriteit versus Wanhoop ( Late volwassenheid, 65+ jaar)**
* Kernconflict: Het terugkijken op het leven met een gevoel van voldoening of spijt.
* Gezonde uitkomst: Wijsheid en tevredenheid.
> **Tip:** Onthoud dat de crisis in elke fase een uitdaging is die, mits succesvol opgelost, leidt tot de ontwikkeling van een positieve eigenschap.
### 4.2 De cognitieve ontwikkelingstheorie van Piaget
Jean Piaget (1896–1980) ontwikkelde een theorie over de cognitieve ontwikkeling die stelt dat kinderen de wereld op verschillende manieren begrijpen naarmate ze ouder worden. Deze ontwikkeling verloopt in een vaste volgorde van vier stadia, waarbij elk stadium een specifiek denkniveau vertegenwoordigt. Kinderen doorlopen deze stadia niet per se op hetzelfde tempo, maar de volgorde is universeel.
#### 4.2.1 De vier cognitieve ontwikkelingsfasen
Piaget benadrukte dat de denkstrategie van kinderen verschilt van die van volwassenen en dat dit invloed heeft op hun gedrag en hun beleving van de wereld.
* **Sensorimotorische fase (0-2 jaar)**
* Kenmerken: Kennis wordt verworven door zintuiglijke ervaringen en fysieke interactie met de omgeving. Objectpermanentie ontwikkelt zich gedurende deze fase.
* **Preoperationele fase (2-7 jaar)**
* Kenmerken: Kinderen beginnen symbolisch te denken en taal te gebruiken, maar hun denken is egocentrisch en nog niet logisch.
* **Concreet operationele fase (7-11 jaar)**
* Kenmerken: Kinderen ontwikkelen het vermogen om logisch te denken over concrete gebeurtenissen en concepten. Ze begrijpen conservatie (dat de hoeveelheid hetzelfde blijft ondanks veranderingen in uiterlijk).
* **Formeel operationele fase (11+ jaar)**
* Kenmerken: Adolescenten en volwassenen ontwikkelen het vermogen tot abstract, hypothetisch en deductief redeneren.
> **Voorbeeld:** Een kind in de preoperationele fase kan denken dat de hoeveelheid water verandert wanneer het van een breed glas naar een smal glas wordt gegoten, ook al is de hoeveelheid hetzelfde. Dit illustreert het gebrek aan conservatiebegrip.
### 4.3 De morele ontwikkelingstheorie van Kohlberg
Lawrence Kohlberg (gebaseerd op de ideeën van Piaget) stelde dat morele ontwikkeling gekoppeld is aan cognitieve ontwikkeling en dat deze zich ontwikkelt in een reeks stadia. Hij onderzocht hoe mensen redeneren over morele dilemma's. De theorie bestaat uit drie niveaus, elk verdeeld in twee sub-stadia. Niet iedereen bereikt het hoogste stadium.
#### 4.3.1 De drie niveaus en zes stadia van Kohlberg
* **Niveau 1: Pre-conventioneel niveau** (Kindertijd)
* Morele oordelen zijn gebaseerd op de directe gevolgen van acties en de beloning of straf die men kan ontvangen.
* **Stadium 1: Gehoorzaamheid en straf.** Regels worden gevolgd om straf te vermijden. Wat goed is, is wat wordt getolereerd of niet wordt bestraft.
* **Stadium 2: Eigenbelang en beloning.** Regels worden gevolgd om een beloning te verkrijgen of om eigenbelang te dienen. Wat goed is, is wat leidt tot een positief resultaat voor jezelf.
> **Voorbeeld:** "Ik doe alleen iets voor een ander als die er ook iets voor terugdoet." of "Ik ruim mijn speelgoed op als de beloning groot genoeg is."
* **Niveau 2: Conventioneel niveau** (Adolescentie en volwassenheid)
* Morele oordelen zijn gebaseerd op de verwachtingen van de maatschappij en de behoefte om als goed burger te worden gezien.
* **Stadium 3: Goedkeuring van de groep (Interpersoonlijke relaties).** Gevolg geven aan sociale normen en verwachtingen van naasten. Het goede is wat de groep goedkeurt en leidt tot acceptatie.
> **Voorbeeld:** "Juul is stouter dan Mo" als Juul iets breekt zonder te helpen, terwijl Mo iets breekt terwijl hij helpt. De intentie wordt hier al meer gewogen.
* **Stadium 4: Afspraken en regels (Wet en orde).** Respect voor wetten en autoriteiten. Handelen dat de sociale orde handhaaft en bijdraagt aan het welzijn van de maatschappij als geheel.
> **Voorbeeld:** Bij het rode mannetje stoppen, ook al steken anderen nog snel over.
* **Niveau 3: Post-conventioneel niveau** (Volwassenheid)
* Morele oordelen zijn gebaseerd op abstracte principes en waarden, die soms boven specifieke wetten en regels staan.
* **Stadium 5: Sociaal contract.** Erkennen dat wetten en regels dienend zijn voor het algemene welzijn, maar dat ze ook veranderbaar zijn als ze niet aan deze principes voldoen. Nadruk op individuele rechten en het algemeen belang.
* **Stadium 6: Universele ethische principes.** Morele principes die universeel geldig zijn en gebaseerd op geweten. Acties worden beoordeeld op basis van abstracte concepten als rechtvaardigheid, gelijkheid en menselijke waardigheid, zelfs als dit tegen geldende wetten ingaat.
> **Tip:** Dit stadium is het moeilijkst te bereiken en vereist een keuze vanuit een ethisch verantwoordelijkheidsgevoel.
> **Opmerking:** Kohlbergs theorie benadrukt dat de volgorde van de stadia universeel is, maar niet iedereen bereikt de hogere stadia. Dit is een cruciaal inzicht voor de orthopedagogische praktijk.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Levenslooppsychologie | Een psychologische discipline die de ontwikkeling van de mens bestudeert gedurende de gehele levensloop, vanaf de conceptie tot aan de dood, met aandacht voor normale veranderingen en typische ontwikkelingsaspecten. |
| Ontwikkelingspsychologie | Het deelgebied van de psychologie dat zich richt op de bestudering van de normale levensloop van de mens en alle typische ontwikkelingsaspecten gedurende dit proces. |
| Conceptie | Het moment van bevruchting of ontstaan van nieuw leven, wat het beginpunt vormt van de menselijke ontwikkeling. |
| Identiteit | Het zelfbeeld en de zelfperceptie van een individu, gevormd door een complex samenspel van aangeboren eigenschappen, omgeving, sociale interacties, levenservaringen en persoonlijke keuzes. |
| Rijping | Een natuurlijk, genetisch bepaald proces waarbij biologische structuren zich ontwikkelen en volwassen worden, wat een voorwaarde kan zijn voor het aanleren van bepaalde vaardigheden en gedragingen. |
| Nature | Het principe dat ontwikkeling wordt beïnvloed door erfelijke factoren, genetische aanleg en biologische processen zoals groei en rijping. |
| Nurture | Het principe dat ontwikkeling sterk wordt beïnvloed door omgevingsfactoren, waaronder opvoeding, sociaal leren, culturele invloeden en ervaringen. |
| Cognitieve ontwikkeling | De ontwikkeling van denkprocessen, zoals probleemoplossend vermogen, geheugen, taal en abstract redeneren, vanaf de vroege kinderjaren tot volwassenheid. |
| Sociaal-emotionele ontwikkeling | De ontwikkeling van sociale vaardigheden, emotionele regulatie, zelfbewustzijn en het vermogen om relaties aan te gaan en te onderhouden gedurende de levensloop. |
| Psychosociale ontwikkeling | De ontwikkeling van het ego en de interactie van het individu met de sociale omgeving, waarbij crises of uitdagingen in verschillende fasen van het leven centraal staan, zoals beschreven door Erikson. |
| Morele ontwikkeling | Het proces waarbij individuen leren onderscheid te maken tussen goed en kwaad, en hoe ze morele oordelen vormen en moreel gedrag vertonen, volgens theorieën zoals die van Kohlberg. |