Cover
Börja nu gratis IWW - les 2.pdf
Summary
# Definitie van wetenschap en wetenschappelijke kennis
Dit onderwerp verkent de fundamentele kenmerken die wetenschap onderscheiden van andere vormen van kennis.
### 1.1 Kernkenmerken van wetenschap
Wetenschap kan gedefinieerd worden aan de hand van een aantal essentiële eigenschappen die de aard van wetenschappelijke kennis bepalen. Deze kenmerken garanderen de betrouwbaarheid en objectiviteit van wetenschappelijke bevindingen [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4).
#### 1.1.1 Empirische basis
Wetenschap baseert zich op empirische gegevens, wat betekent dat het zich richt op feitelijk bestaande informatie die op enige manier geobserveerd kan worden. Dit vormt de concrete basis voor wetenschappelijke onderzoekingen [2](#page=2).
#### 1.1.2 Objectiviteit
Een cruciaal aspect van wetenschap is onpartijdigheid of objectiviteit. Dit heeft een tweeledige betekenis [2](#page=2):
* **Positieve betekenis:** Wetenschap streeft ernaar verder te kijken dan de onmiddellijke evidentie en de verborgen samenhangen in de werkelijkheid te vatten [2](#page=2).
* **Negatieve betekenis:** Wetenschappers moeten afstand doen van hun eigen subjectiviteit en persoonlijke vertekeningen of 'bias' vermijden. Dit wordt ondersteund door de eis van repliceerbaarheid of controleerbaarheid van bevindingen [2](#page=2).
#### 1.1.3 Kritische en systematische houding
Wetenschap kenmerkt zich door een kritische en systematische benadering [3](#page=3).
* **Negatief geformuleerd:** Dit houdt in dat men niet zomaar de spontane en onmiddellijke evidenties volgt [3](#page=3).
* **Positief geformuleerd:** Wetenschappers hanteren een systematische, methodische werkwijze die gericht is op het beantwoorden van de onderzoeksvraag [3](#page=3).
#### 1.1.4 Gericht op verklaringen
Een fundamentele doelstelling van wetenschap is het opstellen van verklaringen voor waargenomen verschijnselen. Dit gebeurt door het formuleren van 'wetten' en theorieën die orde en causaliteit in de werkelijkheid aanbrengen [3](#page=3).
#### 1.1.5 Voorlopige aard van conclusies
Wetenschappelijke conclusies zijn altijd voorlopig en provisorisch. Nieuwe inzichten kunnen bestaande conclusies te allen tijde weerleggen [3](#page=3).
### 1.2 Wetenschappelijke versus niet-wetenschappelijke kennis
Wetenschappen pretenderen kennis te leveren die objectiever, zekerder en betrouwbaarder is dan alledaagse kennis. De vraag hoe betrouwbaar de kennis is die door systematische observatie is vergaard, is een centraal punt van discussie binnen de wetenschapsfilosofie [4](#page=4) [5](#page=5).
---
# Modellen van wetenschappelijke kennis: Logisch positivisme en kritisch rationalisme
Dit deel verkent twee fundamentele stromingen in de wetenschapsfilosofie: het logisch positivisme, dat de nadruk legt op de empirische cyclus en inductie, en het kritisch rationalisme van Karl Popper, dat de hypothetisch-deductieve methode en falsificatie centraal stelt.
### 2.1 Het logisch positivisme: de empirische cyclus
Het logisch positivisme, ook wel logisch empirisme genoemd, beschouwt de wetenschap als een opbouwproces gebaseerd op logica en empirische feiten. De kernidee is de empirische cyclus, die het standaardbeeld van de wetenschappen vormt [10](#page=10) [7](#page=7).
#### 2.1.1 De empirische cyclus
De empirische cyclus beschrijft de opeenvolging van stappen binnen wetenschappelijk onderzoek [7](#page=7) [8](#page=8):
* **Fase I: Empirische basis**
Dit is de basis van de wetenschap, bestaande uit singuliere waarnemingsuitspraken [7](#page=7).
* **Fase II: Empirische wetten**
Op basis van de empirische basis worden door inductie (generalisatie) veralgemeningen gevormd, resulterend in empirische wetten. Dit zijn universele waarnemingsuitspraken [7](#page=7) [8](#page=8).
* Deze wetten kunnen deterministisch zijn, zoals de constante van Cavendish die de zwaartekracht beschrijft [7](#page=7).
* Of statistisch, zoals de hogere kans op echtscheiding bij kinderen van gescheiden ouders [7](#page=7).
* **Fase III: Theorie**
Theorieën proberen de empirische regelmatigheden, vastgelegd in empirische wetten, te verklaren door de onderliggende mechanismen te zoeken. Deze mechanismen opereren op een dieper, niet-waarneembaar niveau [9](#page=9).
* **Fase IV: Nieuwe hypothesen**
Uit de theorie moeten nieuwe hypothesen deductief kunnen worden afgeleid. Deze hypothesen zijn eveneens universele waarnemingsuitspraken [8](#page=8) [9](#page=9).
#### 2.1.2 Inductie en deductie in het logisch positivisme
* **Inductie:** Dit proces van generalisatie leidt van specifieke waarnemingen tot algemene wetten. De inductieve veralgemening wordt als gerechtvaardigd beschouwd als ze een zekere confirmatie of waarschijnlijkheid heeft verkregen uit het feitenmateriaal [7](#page=7) [8](#page=8).
* **Deductie:** Uit de theorie worden nieuwe hypothesen afgeleid, en uit deze hypothesen worden vervolgens voorspellingen afgeleid om te toetsen [9](#page=9).
#### 2.1.3 Problemen met het logisch positivisme
Ondanks zijn invloed, kampt het logisch positivisme met diverse problemen [11](#page=11):
1. **Onmogelijkheid van zuiver neutrale waarneming:** Elke waarneming impliceert vooronderstellingen, bijvoorbeeld over het waarnemingsinstrument. Waarneming is dus niet volledig objectief [11](#page=11).
2. **Geen éénduidige band tussen theorie en empirie:** Het observeren van vele witte zwanen garandeert niet dat er geen zwarte zwaan bestaat [11](#page=11).
3. **Probleem van de rechtvaardiging van inductie:** Het proces van inductie kan niet logisch worden gerechtvaardigd. We observeren altijd met impliciete verwachtingen [11](#page=11).
> **Tip:** Het kernidee van het logisch positivisme, vastgelegd in de "Wissenschaftliche Weltauffassung" van de Wiener Kreis, is dat wetenschap gebouwd is op een cyclus van logica en feiten [10](#page=10).
### 2.2 Kritisch rationalisme: de hypothetisch-deductieve methode
Als reactie op de problemen van het logisch positivisme, ontstond het kritisch rationalisme, voornamelijk geassocieerd met Karl Popper. Dit model stelt de hypothetisch-deductieve methode centraal [11](#page=11).
#### 2.2.1 De hypothetisch-deductieve opvatting
De kernprincipes van het kritisch rationalisme volgens Popper zijn:
* **Creatief denkwerk:** Wetenschappelijke hypothesen ontstaan niet als logisch-noodzakelijk resultaat van observaties, maar als product van creatief denken. Theorie komt eerst, daarna pas de toetsing [13](#page=13).
* **Observatie veronderstelt hypothesen en kennis:** Om iets waar te nemen, moet men weten wat men zoekt. Bijvoorbeeld, om "rood" waar te nemen, moet men eerst kennis hebben van de kleur rood [13](#page=13).
* **Theorie moet verbieden:** Een wetenschappelijke theorie moet niet alleen voorschrijven wat mogelijk is, maar ook verbieden wat niet mogelijk is binnen het kader van die theorie [13](#page=13).
* **Bekritiseerbaarheid vanuit feiten:** Een theorie moet getoetst kunnen worden aan de hand van feiten en bekritiseerbaar zijn vanuit empirische waarnemingen [13](#page=13).
* **Stimulans van niet-wetenschappelijke ideeën:** Niet-wetenschappelijke ideeën kunnen een belangrijke rol spelen in het stimuleren van wetenschappelijk denken en onderzoek, zoals te zien is bij de inspiratie van fictieve concepten voor technologische ontwikkelingen [13](#page=13) [14](#page=14).
> **Voorbeeld:** De 3D-projectie in Star Wars kan als inspiratie hebben gediend voor de ontwikkeling van de Fogscreen technologie. Evenzo kan de onzichtbaarheidsmantel uit Harry Potter de interesse hebben gewekt voor onderzoek naar meta-materialen die licht kunnen ombuigen [14](#page=14) .
#### 2.2.2 De wetenschappelijke methode volgens Popper
Popper's model beschrijft een wetenschappelijke methode die zich richt op het weerleggen van hypothesen (falsificatie) in plaats van het bevestigen ervan (verificatie). De stappen zijn [19](#page=19) [20](#page=20):
1. **Problemen en hypothesen (conjectures):** De wetenschap begint met een probleem, dat kan voortkomen uit een tegenslag van een bestaande theorie of een nieuwe verwachting [15](#page=15) [16](#page=16).
2. **Theorie & discussie:** Een voorgestelde oplossing voor het probleem is de theorie, die vervolgens aan discussie onderhevig is [16](#page=16) [17](#page=17).
3. **Toetsbare hypothesen (test implicaties):** Uit de theorie worden door deductie toetsbare, falsifieerbare uitspraken afgeleid. Deze "test-implicaties" zijn beweringen waarvan de waarheid of onwaarheid door waarneming of experiment bepaald kan worden [17](#page=17) [18](#page=18).
4. **Pogingen tot weerlegging (‘refutations’):** De toetsing van de hypothesen gebeurt door middel van waarneming, experimenten, etc., met als doel de theorie te weerleggen [19](#page=19).
5. **Keuze:** Op basis van de toetsing kan een voorkeur worden bepaald voor een van de concurrerende theorieën [19](#page=19).
#### 2.2.3 Falsificatie als kernprincipe
Het centrale idee van Popper's falsificationisme is dat de waarheid van een algemene wet nooit definitief bewezen kan worden (verificatie). Wetenschappers moeten daarentegen proberen theorieën en wetten voortdurend te falsifiëren, dat wil zeggen, valse hypothesen te liquideren [20](#page=20).
> **Tip:** Het is cruciaal om te onthouden dat Popper geloofde dat wetenschappelijke vooruitgang wordt geboekt door het elimineren van fouten en het weerleggen van theorieën die niet standhouden tegen kritische toetsing [20](#page=20).
#### 2.2.4 Voorbeelden van de wetenschappelijke methode volgens Popper
* **Massa van deeltjes:**
* **Probleem:** Hoe krijgen deeltjes massa [20](#page=20)?
* **Theorie:** Standaardmodel van de deeltjesfysica [21](#page=21).
* **Hypothese:** Higgsbozonen geven massa aan deeltjes [21](#page=21).
* **Toetsbare hypothese:** Bij een botsing van twee deeltjes moet een Higgsbozon-deeltje met een bepaalde massa waargenomen worden [21](#page=21).
* **Intergenerationele overdracht van echtscheiding:**
* **Probleem:** Hoe komt het dat kinderen van gescheiden ouders zelf een hogere kans hebben op een echtscheiding [22](#page=22)?
* **Theorie:** Intergenerationele overdracht van gezinsvormen, met verschillende hypotheses zoals de stress-hypothese, de culturele hypothese en de economische hypothese [22](#page=22).
* **Hypothese (specifiek):** Armoede ligt aan de oorsprong [22](#page=22).
* **Toetsbare hypothese:** De hogere scheidingskans bij kinderen van scheidingsgezinnen wordt verklaard door de inkomenssituatie in de jeugd. Dit kan worden getoetst met een regressiemodel, waarin de economische situatie in de jeugd als significante factor naar voren kan komen [23](#page=23).
---
# Wetenschappelijke paradigma's en de sociale wetenschappen
Dit onderwerp verkent de evolutie van wetenschappelijke kennis door middel van paradigma's, onderscheidt normale en revolutionaire wetenschap, en analyseert de specifieke uitdagingen en modellen voor sociaalwetenschappelijk onderzoek.
### 3.1 De evolutie van wetenschappelijke kennis: Paradigma's
Wetenschappelijke vooruitgang wordt niet altijd gezien als een lineair proces van continue accumulatie, maar eerder als een cyclische beweging met periodes van stabiliteit en radicale omwentelingen. Dit concept is met name uitgewerkt door Thomas Kuhn [25](#page=25).
#### 3.1.1 De pre-paradigma periode
Vóór de ontwikkeling van een dominant paradigma binnen een discipline, wordt gekenmerkt door concurrerende scholen die niet over een gemeenschappelijk platform voor discussie beschikken. Wetenschappers opereren vanuit hun eigen fundamenten, richten zich op detailonderzoek en verzamelen successen in het oplossen van concrete problemen [24](#page=24).
#### 3.1.2 De periode van "normale wetenschap"
Tijdens de periode van "normale wetenschap" opereert onderzoek binnen een vastgesteld paradigma. Een paradigma is een raamwerk dat de algemene lijnen van wetenschappelijke puzzel-oplossing vastlegt. Het bepaalt welke problemen bestaan en welke oplossingen acceptabel zijn, en verschaft zowel een denkkader als een denkstijl, wat leidt tot een specifieke wijze van waarnemen [25](#page=25).
Binnen normale wetenschap komen wetenschappers echter anomalieën tegen, wat wordt beschouwd als falsificaties. De eerste reactie kan zijn dat de wetenschapper onder vuur komt te liggen, de theorie wordt verfijnd, of de anomalie wordt 'in de koelkast' gezet in afwachting van een oplossing. Op langere termijn kunnen deze anomalieën het paradigma zelf echter ondermijnen [25](#page=25).
#### 3.1.3 Revolutionaire wetenschap en paradigmaverandering
Paradigmaverandering, of revolutionaire wetenschap, wordt beschreven als een sprong waarbij een anomalie in één keer tot een weerlegging wordt. Deze overgang is een 'of-of'-situatie: men bevindt zich in het ene paradigma of in het andere, en ziet de wereld op een fundamenteel andere manier. De overgang is niet uitsluitend gebaseerd op logica en methode, maar wordt ook beïnvloed door niet-rationele en maatschappelijke elementen. Het toont aan dat waarneming direct afhankelijk is van de begrippen en verwachtingen van waaruit men kijkt. Een paradigma constitueert de empirische realiteit en de feiten [26](#page=26).
Kuhn beschrijft een paradigma-switch als een "bekering" of een "Gestalt Switch", waarbij men de realiteit anders geordend ziet [26](#page=26).
### 3.2 De eigenheid van de sociale wetenschappen
De vraag of de sociale werkelijkheid met dezelfde wetenschappelijke methoden kan worden onderzocht als de natuurwetenschappen staat centraal in het debat over de status van de sociale wetenschappen als wetenschap. Hoewel er algemene methodische kenmerken zijn, zoals de rol van hypotheses en de eis van repliceerbaarheid is het idee van wetenschappelijkheid relatief ten opzichte van het betreffende domein [27](#page=27).
#### 3.2.1 Verschillen tussen natuurlijke en sociale realiteit
De natuur bestaat op zichzelf en onafhankelijk van ons (externaliteit), en kent een andere regelmatige structuur dan menselijk gedrag. Natuurwetenschappers bestuderen objecten (bv. atomen) die geen theorie over hun eigen gedrag hebben [29](#page=29).
De sociale realiteit daarentegen hangt af van menselijke activiteit; de maatschappij bestaat niet op zichzelf. De maatschappij heeft geen vastgelegde vorm maar is veranderbaar en transformeert onder invloed van menselijk handelen. Sociale wetenschappers bestuderen een object (de mens/maatschappij) dat wél een theorie over zijn eigen gedrag heeft [29](#page=29).
#### 3.2.2 Wetenschapsmodellen in de sociale wetenschappen
Er zijn drie belangrijke modellen in de sociale wetenschappen:
##### 3.2.2.1 Naturalisme of positivisme (Emile Durkheim)
Dit model generaliseert de methoden van de natuurwetenschappen naar de studie van mens en maatschappij, op zoek naar gelijkaardige wetten en regulariteiten. Emile Durkheim sprak over "sociale feiten" analoog aan natuurlijke feiten: deze zijn extern aan het individu, wetmatig en dwingend, en worden als 'objectief' beschouwd. Sociale feiten kunnen dus bestudeerd worden zoals objecten in de natuurwetenschappen, door observatie en meting (statistiek). Als ze niet direct gemeten kunnen worden, zoekt men naar betrouwbare indicatoren [30](#page=30).
> **Voorbeeld (Durkheim):** Hoeveel protest is er? Welke thema's komen aan bod? Wat triggert groepen om op straat te komen [32](#page=32)?
##### 3.2.2.2 De verstehende of hermeneutische sociologie (Max Weber)
Dit model is anti-naturalistisch en stelt dat het bestuderen van mensen andere onderzoeksmethoden vereist. Mensen zijn geen gehoorzame uitvoerders van een voorspelbaar programma; het is belangrijker rekening te houden met menselijke beweegredenen, intenties en de "betekenis" die actoren aan hun handelen geven. "Verstehen" of "verklarend begrijpen" gaat verder dan direct verstaan; het geeft antwoord op de vraag 'waarom' iets gebeurt, niet louter 'wat' iemand doet [30](#page=30).
> **Voorbeeld (Weber):** Waarom protesteert dit individu? Hierbij spelen ideologie, persoonlijke ervaringen en socialisatie een rol [33](#page=33).
##### 3.2.2.3 Maatschappijkritisch of emancipatoir model (Karl Marx)
Dit model stelt dat wetenschap niet enkel de maatschappelijke toestand en ontwikkeling moet beschrijven, maar ook de weg moet wijzen naar een meer menswaardige samenleving. De methode omvat het vatten van sociale feiten in hun bredere, historische en sociologische samenhang, zoals de evolutie van maatschappijvormen [31](#page=31).
> **Voorbeeld (Marx):** Onderzoek naar het systeem en de feiten die daaraan ten grondslag liggen [34](#page=34).
### 3.3 Complexiteit en uitdagingen in de studie van de sociale werkelijkheid
De studie van de sociale werkelijkheid kent specifieke moeilijkheden en kenmerken [35](#page=35):
1. **Moeilijkheden met meten:** Dit omvat complexe, meerduidige en abstracte concepten, evenals zowel toevallige als systematische meetfouten [35](#page=35).
2. **Moeilijkheden met controle:** Er is sprake van meervoudige, op elkaar inwerkende oorzaken (multiple causation) [35](#page=35).
3. **Verschillende analyseniveaus:** Onderzoek kan plaatsvinden op micro-, meso- en macro-niveau (multi-level analyse) [35](#page=35).
4. **Systemisch, relationeel karakter:** Sociale fenomenen moeten vaak in hun onderlinge verband en relaties worden begrepen [35](#page=35).
5. **Historiciteit, veranderlijkheid:** Sociale realiteiten zijn "moving targets" die voortdurend veranderen [35](#page=35).
6. **Reactiviteit:** De aanwezigheid van de onderzoeker of de meting zelf kan het sociale gedrag beïnvloeden [35](#page=35).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Wetenschap | Een systematische en methodische onderneming gericht op het verwerven van objectieve, betrouwbare en toetsbare kennis over de werkelijkheid, gebaseerd op empirische observaties en logische redeneringen. |
| Empirisch | Verwijzend naar de werkelijkheid die bestaat uit feitelijke gegevens die geobserveerd en waargenomen kunnen worden door middel van de zintuigen of meetinstrumenten. |
| Onpartijdig (objectief) | De eis dat wetenschappelijk onderzoek vrij moet zijn van persoonlijke subjectiviteit, vertekeningen (bias) en vooroordelen, om zo de werkelijkheid zo accuraat mogelijk te beschrijven en te verklaren. |
| Kritische houding | Een fundamenteel aspect van wetenschappelijk onderzoek waarbij spontane aannames en onmiddellijke evidenties niet zonder meer worden geaccepteerd, maar systematisch worden bevraagd en onderzocht. |
| Systematische houding | De methodische en doelgerichte aanpak van wetenschappelijk onderzoek, waarbij procedures en technieken zorgvuldig worden toegepast om betrouwbare resultaten te verkrijgen. |
| Verklaringen (causaliteit) | Het doel van wetenschap om patronen, relaties en oorzaak-gevolg verbanden te identificeren en te formuleren in de vorm van wetten en theorieën om waargenomen verschijnselen te begrijpen. |
| Provisoir (voorlopig) | De aard van wetenschappelijke kennis die voortdurend vatbaar is voor herziening, aanpassing of weerlegging op basis van nieuwe inzichten en bewijzen. |
| Alledaagse kennis | Kennis die is opgedaan door persoonlijke ervaringen, intuïtie en sociale interactie, en die doorgaans minder systematisch, objectief en toetsbaar is dan wetenschappelijke kennis. |
| Empirische cyclus | Een model dat de opeenvolgende stappen van wetenschappelijk onderzoek beschrijft, beginnend bij empirische observatie, via inductie tot wetten en theorieën, en deductie tot toetsbare hypothesen. |
| Inductie | Een redeneervorm waarbij uit specifieke waarnemingen algemene wetten of theorieën worden afgeleid, vaak door generalisatie van waargenomen patronen. |
| Empirische wetten | Universele uitspraken die de regelmatigheden beschrijven in waargenomen verschijnselen, gebaseerd op empirische gegevens en verkregen door middel van inductie. |
| Theorie | Een systeem van onderling samenhangende concepten, definities en proposities die proberen een fenomeen of reeks fenomenen te verklaren, vaak door het identificeren van onderliggende mechanismen. |
| Deductie | Een redeneervorm waarbij uit een algemene theorie of wet specifieke voorspellingen of hypotheses worden afgeleid, die vervolgens empirisch getoetst kunnen worden. |
| Logisch positivisme | Een filosofische stroming die de nadruk legt op empirische verificatie en logische analyse als basis voor wetenschappelijke kennis, en die streeft naar een verenigde wetenschap. |
| Kritisch rationalisme | Een filosofische benadering, voornamelijk geassocieerd met Karl Popper, die de nadruk legt op het falsifiëren van theorieën in plaats van het verifiëren ervan, en die stelt dat wetenschappelijke kennis groeit door middel van trial-and-error en kritische toetsing. |
| Hypothetisch-deductieve methode | Een wetenschappelijke benadering waarbij hypothesen worden geformuleerd en vervolgens deductief worden getoetst aan de hand van empirische waarnemingen en experimenten. |
| Falsificatie | Het proces waarbij een wetenschappelijke theorie of hypothese wordt weerlegd door empirisch bewijs dat in strijd is met de voorspellingen van die theorie. |
| Hypothese | Een voorlopige, toetsbare verklaring of voorspelling die voortkomt uit een theorie of observatie en die wordt onderworpen aan empirische toetsing. |
| Test-implicaties (testbare hypothesen) | Specifieke, waarneembare consequenties die uit een theorie of hypothese kunnen worden afgeleid en die empirisch geverifieerd of gefalsifieerd kunnen worden. |
| Paradigma | Een model of een set van gedeelde aannames, concepten, methoden en standaarden die de praktijk van een wetenschappelijke discipline in een bepaalde periode bepalen, zoals beschreven door Thomas Kuhn. |
| Normale wetenschap | De periode binnen een paradigma waarin wetenschappers zich bezighouden met het oplossen van puzzels en het verfijnen van de bestaande theoretische kaders, zonder de fundamentele aannames van het paradigma in twijfel te trekken. |
| Revolutionaire wetenschap | Een periode van grote verandering binnen de wetenschap, gekenmerkt door de overgang van het ene paradigma naar het andere, vaak als gevolg van een cumulus van anomalieën die het oude paradigma niet meer kan verklaren. |
| Anomalie | Een waarneming of resultaat dat niet strookt met de voorspellingen of aannames van het heersende wetenschappelijke paradigma. |
| Paradigma-verandering (paradigma switch) | Een fundamentele verschuiving in de wetenschappelijke wereldvisie, waarbij een oud paradigma wordt vervangen door een nieuw, vaak als gevolg van onhoudbare anomalieën en een alternatieve theoretische benadering. |
| Naturalisme (positivisme) | Een benadering binnen de sociale wetenschappen die stelt dat de methoden van de natuurwetenschappen moeten worden toegepast op de studie van mens en maatschappij, op zoek naar universele wetmatigheden en sociale feiten. |
| Sociale feiten | Concepten geïntroduceerd door Émile Durkheim, die verwijzen naar manieren van doen, denken en voelen die extern zijn aan het individu, dwingend van aard, en bestudeerd kunnen worden als objecten. |
| Verstehen (hermeneutiek) | Een benadering binnen de sociale wetenschappen die de nadruk legt op het begrijpen van de betekenis, intenties en beweegredenen achter menselijk handelen, in plaats van enkel het observeren van gedrag. |
| Maatschappijkritisch (emancipatoir) model | Een sociaal-wetenschappelijke benadering die niet alleen streeft naar beschrijving en verklaring, maar ook naar het identificeren van maatschappelijke problemen en het wijzen op wegen naar sociale verbetering en emancipatie. |
| Unified science | Het idee dat alle wetenschappen, inclusief de sociale wetenschappen, uiteindelijk kunnen worden teruggebracht tot een gemeenschappelijk theoretisch en methodologisch fundament, vergelijkbaar met de natuurwetenschappen. |
| Externaliteit | Het idee dat de natuurlijke werkelijkheid bestaat onafhankelijk van menselijke waarneming of interpretatie, in tegenstelling tot de sociale werkelijkheid die mede wordt geconstitueerd door menselijke activiteit. |
| Multiple causation | Het principe dat sociale fenomenen vaak worden veroorzaakt door een complexe interactie van meerdere factoren, in plaats van door één enkele oorzaak. |
| Multi-level analyse | Een benadering die sociale verschijnselen bestudeert op verschillende analyseeniveaus, zoals micro (individueel), meso (groepen/organisaties) en macro (maatschappijbreed). |
| Historiciteit | Het principe dat sociale fenomenen historisch bepaald zijn en voortdurend veranderen, waardoor ze "bewegende doelwitten" worden die moeilijk statisch te bestuderen zijn. |
| Reactiviteit | Het fenomeen in sociaal-wetenschappelijk onderzoek waarbij de aanwezigheid van de onderzoeker of het meetinstrument zelf het gedrag van de onderzochte personen kan beïnvloeden. |