Cover
Börja nu gratis Argumentative+Exchange+in+Scien+-+Emma+Nyhof+Ajdari.pdf
Summary
# Helen Longino's conceptie van wetenschappelijke objectiviteit
Helen Longino's theorie stelt dat wetenschappelijke objectiviteit niet een individuele prestatie is, maar een sociaal proces dat afhankelijk is van kritische discussie binnen een wetenschappelijke gemeenschap [1](#page=1) [2](#page=2).
### 1.1 De kritiek op traditionele opvattingen van objectiviteit en rationaliteit
Longino's werk is gemotiveerd door de vaststelling dat wetenschappelijke resultaten historisch vaak beïnvloed zijn door discriminatie zoals seksisme en racisme. Feministische wetenschapsfilosofen hebben aangetoond hoe dergelijke vooroordelen de wetenschappelijke objectiviteit en kennisvorming beïnvloeden [1](#page=1).
#### 1.1.1 Beperkingen van bestaande feministische kritieken
Longino identificeert drie feministische kritieken op rationaliteit:
* Een kritiek op wetenschap in het algemeen.
* Een kritiek op methoden of de filosofie van de wetenschap.
* Een kritiek op de modernisering en bureaucratisering van wetenschap [3](#page=3).
Hoewel deze kritieken waardevolle inzichten bieden, zijn ze volgens Longino onvoldoende als basis voor een omvattende feministische kritiek op wetenschap en rationaliteit. Het eenzijdig afwijzen van rationaliteit en objectiviteit ondermijnt volgens haar de middelen om de doelen van wetenschappelijk onderzoek te bereiken [3](#page=3).
#### 1.1.2 Problemen met positivistisch empirisme en Kuhniaanse holisme
Radicale critici van de wetenschap neigen ertoe positivistisch empirisme te vervangen door Kuhniaans holisme. Longino ziet problemen met beide benaderingen [4](#page=4):
* **Positivistisch empirisme:** Sluit waarden en sociale belangen uit uit wetenschappelijk onderzoek, terwijl de praktijk laat zien dat er complexe verbanden zijn tussen waarden en kennis [4](#page=4).
* **Kuhniaans holisme:** Door de theorie-geladenheid van betekenis en observatie, wat leidt tot incommensurabiliteit van theorieën, kan dit leiden tot radicale subjectivisme en het nutteloos maken van wetenschappelijk onderzoek [4](#page=4).
#### 1.1.3 Longino's focus op achtergrond aannames
Longino stelt dat de geldigheid van wetenschap en de invloed van bias niet zozeer in de begrippen "rationaliteit" en "objectiviteit" zelf liggen, maar in de **achtergrond aannames** die worden gebruikt bij de interpretatie van data. Deze achtergrond aannames vullen de logische hiaten op en bepalen de relationele verbanden tussen hypothesen en data. Longino pleit voor een feministische herwaardering van deze concepten, waarbij ze niet als per definitie problematisch worden afgewezen, maar ook niet louter in hun traditionele, "pure" zin worden begrepen waar alle achtergrond aannames geëlimineerd moeten worden. De focus moet liggen op het aanpakken van biases in de achtergrond aannames zelf [3](#page=3).
### 1.2 Wetenschap als een sociaal bedrijf en de rol van kritisch discours
Longino ontsnapt aan het dilemma van de kritieken door een **contextualistisch en sociaal perspectief** te adopteren [4](#page=4).
#### 1.2.1 Evidentiële relaties en achtergrond aannames
Evidentiële relaties tussen hypothesen en data zijn volgens Longino niet autonoom of absolute waarheden, maar worden gevormd binnen de context van achtergrond aannames. Dit impliceert dat verschillende beschrijvingen van fenomenen mogelijk zijn door partijen met verschillende achtergrond aannames, zelfs als beide rationeel zijn [4](#page=4).
#### 1.2.2 Objectiviteit als een sociale onderneming
In tegenstelling tot geïndividualiseerde en traditionele opvattingen over objectiviteit, benadrukt Longino dat wetenschappelijke objectiviteit **geen individuele praktijk is, maar een sociaal bedrijf**. Wetenschappelijke kennis wordt verkregen door institutionele deliberatiepraktijken en de logica van wetenschappelijk discours, zoals peer review en publieke erkenning (citaten, aanpassingen door collega's) [4](#page=4).
#### 1.2.3 De rol van transformatieve kritiek
Wetenschappelijke kennis is objectief in de mate waarin de methoden en resultaten van onderzoek **responsief zijn op kritiek**, oftewel: in de mate waarin ze **transformatieve kritiek** toelaten [2](#page=2) [4](#page=4).
#### 1.2.4 Criteria voor objectiviteit
Longino stelt vier criteria op om de mate van objectiviteit te bepalen:
1. **Erkende kanalen voor kritiek:** Er moeten mechanismen zijn voor kritiek, zoals conferenties, tijdschriften en publieke fora [4](#page=4).
2. **Gedeelde standaarden:** Kritiek moet relevant zijn door te verwijzen naar geaccepteerde normen binnen de gemeenschap. Deze normen omvatten epistemische en sociale waarden, en inhoudelijke principes, waarvan de interpretatie en weging contextafhankelijk is [4](#page=4).
3. **Gemeenschappelijke responsiviteit:** De resultaten van kritische discussie binnen de wetenschappelijke gemeenschap moeten de overtuigingen van de gemeenschap als geheel kunnen veranderen. Individuen moeten echter wel de mogelijkheid hebben hun eigen werk te verdedigen, aangezien dit kan leiden tot verbeterd begrip [4](#page=4) [5](#page=5).
4. **Getemperde gelijkheid van intellectuele autoriteit:** Wetenschappelijke gemeenschappen mogen niet gedomineerd worden door een set achtergrond aannames vanwege politieke macht. Individuele deelnemers moeten actief deelnemen aan debatten en niet star vasthouden aan hun standpunten. Uitzonderingen hierop kunnen afhankelijk zijn van de specifieke context [4](#page=4) [5](#page=5).
Het niet naleven van deze criteria kan leiden tot uitsluiting van vrouwen en raciale minderheden in de wetenschap, en het devalueren van hun stemmen. Objectieve evidentiële relaties weerspiegelen dan eerder de kritische consensus dan idiosyncratische aannames van individuele beoefenaars [5](#page=5).
> **Tip:** Objectiviteit is dus gradueel en afhankelijk van de mate waarin de criteria van Longino worden geïmplementeerd [5](#page=5).
#### 1.2.5 Diversiteit als voorwaarde voor objectiviteit
Longino erkent dat wanneer alle leden van een gemeenschap dezelfde achtergrond aannames delen, deze aannames onzichtbaar worden en niet kritisch beoordeeld kunnen worden. De aanwezigheid van alternatieve perspectieven maakt deze achtergrond aannames zichtbaar voor kritiek. Een grotere diversiteit aan standpunten binnen een gemeenschap vergroot de kans op objectiviteit [5](#page=5).
> **Tip:** Longino stelt dat feministische kritieken van de wetenschap rationaliteit niet moeten afwijzen, maar deze moeten analyseren binnen haar sociale context, aangezien onze achtergrond aannames gevormd worden door de samenleving [5](#page=5).
### 1.3 Kritiek op Longino's conceptie en de rol van Dutilh Novaes' sociaal epistemologische account
Hoewel Longino's criteria een ideaal wetenschappelijk gemeenschap beschrijven voor epistemische waakzaamheid op grote schaal, overziet ze potentieel de grenzen van haar structurele aanbevelingen door haar adoptie van Mill's idee van "vrije uitwisseling van ideeën" [18](#page=18).
#### 1.3.1 De Milliaanse premisse en de sociale realiteit
Longino's argument steunt op een Milliaanse opvatting van argumentatie, die Dutilh Novaes bekritiseert. Mill geloofde dat de beste overtuigingen zouden zegevieren door middel van argumentatie, terwijl Longino stelt dat haar structurele interventies de objectiviteit van kennisvorming maximaliseren. Longino deelt met Mill de focus op structurele voorwaarden van argumentatieve uitwisseling, maar negeert de neiging om tegenstrijdige standpunten te vermijden en bewijs te ondermijnen om eigen overtuigingen te behouden. Longino's voorstel is normatief sterk, maar mist een beschrijvende methode voor hoe deze kritische accommodaties realistisch succesvol kunnen zijn [18](#page=18).
#### 1.3.2 Problemen met de "vrije uitwisseling van ideeën"
Biddle bekritiseert Longino's overname van het Milliaanse 'vrije uitwisseling van ideeën'-kader. Dit ondermijnt haar eigen contextuele argument dat wetenschappelijke kennis noodzakelijk een sociaal bedrijf is. Longino neemt aan dat individuele epistemische agenten in een ideale wetenschappelijke gemeenschap openstaan voor alle perspectieven en hun overtuigingen los van hun sociale context kunnen herzien. Dit impliceert dat ofwel science niet noodzakelijk sociaal is, ofwel de Milliaanse opvatting van argumentatie verworpen moet worden [18](#page=18) [19](#page=19).
> **Tip:** Longino's ambitie om wetenschap als een intrinsiek sociaal gegeven te beschrijven, conflicteert met haar idealisering van argumentatie als een vrije uitwisseling [19](#page=19).
#### 1.3.3 Dutilh Novaes' drie-tiered model van argumentatie
Dutilh Novaes' sociaal epistemologische account van argumentatie biedt een realistischer kader dat beter aansluit bij het sociale karakter van Longino's theorie. Argumentatie beschouwt zij als een **productieve uitwisseling** van epistemische hulpbronnen zoals rechtvaardiging en kennis. Dutilh Novaes' model heeft drie niveaus [19](#page=19):
1. **Aandacht/Blootstelling (Attention/Exposure):** Dit niveau vormt potentiële relaties voor epistemische uitwisseling op basis van de kansenstructuren binnen een gemeenschap. Dit sluit aan bij Longino's eerste drie criteria (erkende kanalen voor kritiek, gedeelde standaarden, gemeenschappelijke responsiviteit). Epistemische onrechtvaardigheid kan hier ontstaan wanneer gemarginaliseerde groepen aan de randen van de kansenstructuren worden geduwd [20](#page=20).
2. **Selectie van gesprekspartners (Choosing whom to engage with):** Op dit niveau, waar het concept van vertrouwen cruciaal is, kiezen epistemische agenten met wie ze argumenteren op basis van inschattingen van betrouwbaarheid. Deze inschattingen kunnen echter beïnvloed worden door epistemisch irrelevante factoren zoals geslacht, ras of academische status, wat leidt tot epistemische onrechtvaardigheid. Zelfs met Longino's getemperde gelijkheid van intellectuele autoriteit, blijft informaliteit en het belang van collegialiteit een rol spelen [21](#page=21).
3. **Betrokkenheid bij de inhoud (Engagement with content):** Dit is het stadium waarin de ontvanger van een argument de inhoud reflecteert en kritisch beoordeelt. Epistemische onrechtvaardigheid kan hier voorkomen omdat cognitieve beperkingen en andere factoren, zoals de sociale identiteit van de argumentator, de beoordeling van de argumentatie kunnen beïnvloeden. Hier kan een vorm van **argumentatieve onrechtvaardigheid** optreden, waarbij de sociale identiteit van een arguant te veel of te weinig geloofwaardigheid toekent [21](#page=21).
> **Voorbeeld:** Een wetenschapper kan de argumenten van een collega die tot dezelfde academische school behoort, eerder als valide beschouwen dan die van een buitenstaander, zelfs als de inhoud van de argumenten gelijkwaardig is. Dit is een vorm van epistemische onrechtvaardigheid [21](#page=21).
#### 1.3.4 Kwetsbaarheden in Longino's criteria
Dutilh Novaes' model belicht hoe Longino's criteria kwetsbaar blijven voor epistemische onrechtvaardigheid. Longino's vierde criterium, de getemperde gelijkheid van intellectuele autoriteit, dat gericht is op het onderscheiden van legitieme en illegitieme consensus, kan juist de zwakke punten versterken. De nadruk op consensus kan leiden tot het versterken van bepaalde patronen van vooroordelen en onderdrukking, zeker wanneer achtergrondaannames diepgaand niet-epistemisch en politiek/cultureel bepaald zijn. Het negeren van epistemische wrijving tussen conflicterende standpunten kan voorkomen dat argumentatie die leidt tot kritisch bewustzijn en verandering in perceptuele gewoonten en attitudes wordt gestimuleerd [22](#page=22).
#### 1.3.5 Conclusie over Longino's theorie
Longino's account van objectiviteit is te geïdealiseerd omdat het een Milliaans epistemologisch kader van argumentatie omvat dat descriptief inconsistent is met haar conceptie van wetenschap als een noodzakelijk sociaal bedrijf. Dutilh Novaes' sociaal epistemologische conceptie van argumentatie biedt een beter raamwerk om te laten zien hoe epistemische onrechtvaardigheid nog steeds kan doordringen in wat een wetenschappelijke gemeenschap als objectief beschouwt. Dit model houdt rekening met hoe complexe sociale realiteiten van kritisch debat kwetsbaar zijn voor epistemische onrechtvaardigheid, waarbij productieve epistemische uitwisselingen beperkt of geblokkeerd worden. Dit biedt een geschiktere epistemologische basis voor het aanpakken van deze gevoeligheid, vooral omdat dergelijke epistemische uitwisselingen essentieel zijn voor Longino's doel om idiosyncratische achtergrond aannames en individuele bigotterie die het wetenschappelijk gedrag van onderzoekers beïnvloeden, aan te pakken [23](#page=23).
---
# Catarina Dutilh Novaes' sociaal-epistemologische benadering van argumentatie
Dit deel van de analyse richt zich op Dutilh Novaes' model van argumentatie, dat de sociale realiteit van argumentatieve uitwisseling en de rol van vertrouwen onderzoekt, en hoe dit Longino's ideeën uitdaagt. Dutilh Novaes' werk biedt een meer realistische sociaal-epistemologische kijk op argumentatie dan traditionele, meer geïdealiseerde modellen [6](#page=6).
### 2.1 Epistemische waakzaamheid en het onderscheid tussen bron en inhoud
Catarina Dutilh Novaes begint haar analyse met het concept van epistemische waakzaamheid, geïntroduceerd door Sperber en collega's. Epistemische waakzaamheid omvat een reeks cognitieve strategieën die de kwaliteit van informatie die we van anderen ontvangen beoordelen, om het risico op misinformatie te minimaliseren. Deze individuele mechanismen worden sociaal versterkt door middel van procedures in domeinen zoals de rechtspraak en de wetenschap (bijvoorbeeld peer review). Interessant is dat epistemisch vertrouwen (het vertrouwen dat iets als waar wordt gepresenteerd) kan samen bestaan met, en zelfs versterkt kan worden door, epistemische waakzaamheid [6](#page=6) [7](#page=7).
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het richten van epistemische waakzaamheid op de bron van informatie (competentie en eerlijkheid van de communicator) en op de inhoud zelf, onafhankelijk van de bron [7](#page=7).
Dutilh Novaes plaatst getuigenis en argumentatie binnen dit spectrum van epistemische waakzaamheid. Getuigenis is primair bron-georiënteerd: de ontvanger beoordeelt de betrouwbaarheid van de getuige. Argumentatie ontstaat wanneer de ontvanger redenen vraagt voor beweringen, waardoor de waakzaamheid verschuift naar de inhoud van de claim. Een sleutelvraag voor Dutilh Novaes is of inhoudelijke epistemische waakzaamheid kan plaatsvinden bij onvoldoende vertrouwen in de bron [7](#page=7).
### 2.2 De beperkingen van Milliaanse argumentatie en de introductie van sociaal-ruiltheorie
Traditioneel wordt aangenomen dat argumentatie leidt tot accuratere overtuigingen door een "vrije uitwisseling van ideeën", waarbij zwakke overtuigingen worden uitgefilterd en sterke worden versterkt. Dutilh Novaes bekritiseert deze Milliaanse benadering omdat deze geen rekening houdt met fenomenen als *confirmation bias*, echokamers en epistemische bubbels, waardoor mensen juist interactie met tegenovergestelde standpunten kunnen vermijden [7](#page=7) [8](#page=8).
Als alternatief introduceert Dutilh Novaes een realistischer sociaal-epistemologisch model van argumentatie, gebaseerd op de Sociale Ruiltheorie (SET). SET verklaart sociaal gedrag door middel van uitwisselingen tussen partijen, waarbij kosten en beloningen worden afgewogen tegen de achtergrond van sociale netwerken en machtsstructuren. Kernpunten van SET die relevant zijn voor argumentatie als epistemische uitwisseling zijn [7](#page=7) [8](#page=8):
* Uitwisseling is een vrijwillige activiteit, gebaseerd op de inschatting van voordeel [8](#page=8).
* Verschillende soorten bronnen kunnen worden uitgewisseld [8](#page=8).
* Voldoende vertrouwen is vaak vereist voor sociale uitwisseling [8](#page=8).
* In onzekere omgevingen kiezen agenten eerder voor bekende partners [8](#page=8).
Dutilh Novaes beschouwt argumentatie als een vorm van epistemische uitwisseling waarbij episteme bronnen zoals bewijs, kennis, *defeaters* en kritiek worden uitgewisseld [8](#page=8).
### 2.3 Het drie-ledige model van argumentatieve interactie
Dutilh Novaes' centrale vraag is of argumentatie informatie-uitwisseling kan faciliteren zonder vertrouwen tussen partijen. Ze stelt dat, als argumentatie als een vorm van uitwisseling wordt gezien en vertrouwen cruciaal is voor wie men mee uitwisselt, argumentatie zonder vertrouwen de informatie-overdracht kan belemmeren. Een tweede argument hiervoor is dat ontvangers van argumenten vaak niet de positie hebben om de geldigheid van de redenering te evalueren; daarom speelt vertrouwen ook hier een rol [8](#page=8) [9](#page=9).
Ze formuleert vervolgens een drie-ledig model van argumentatieve interactie en epistemische uitwisseling [9](#page=9):
1. **Aandacht/blootstelling (Attention/exposure):** Agenten worden blootgesteld aan potentiële argumentatiepartners. Dit hangt af van de "opportuniteitsstructuur" van een agent, oftewel wie er binnen hun netwerk beschikbaar is [9](#page=9).
2. **Keuze van interactiepartner (Choosing whom to engage with):** Op basis van de opportuniteitsstructuur kiest een agent met wie te interageren. Hier speelt vertrouwen een cruciale rol [9](#page=9).
3. **Inhoudelijke interactie (Engagement with content):** De ontvanger engageert zich reflectief met de inhoud van het argument [9](#page=9).
Dit model houdt ook rekening met verschillende vormen van epistemische onrechtvaardigheid. Epistemische onrechtvaardigheid verwijst naar onrechtvaardige behandeling met betrekking tot begrip, kennis en deelname aan communicatieve praktijken [9](#page=9).
### 2.4 Toepassing op wetenschappelijke argumentatie en kritiek op Longino
Hoewel Dutilh Novaes niet direct ingaat op wetenschappelijke objectiviteit, biedt haar concept van argumentatie een kritisch perspectief op Longino's structurele benadering. Longino's kerngedachte is dat hoe meer een wetenschappelijk veld kritiek toelaat, hoe objectiever de resultaten zijn [10](#page=10) [9](#page=9).
Dutilh Novaes erkent dat de Milliaanse visie enigszins kan gelden voor gespecialiseerde contexten zoals de wetenschap, waar kennisniveau en een gedeelde *telos* van epistemische vooruitgang aanwezig zijn. Echter, wetenschap blijft een menselijke activiteit, en de wetenschappelijke praktijk wordt beïnvloed door competitie, ijdelheid en persoonlijke zelfinteresse, naast de wetenschappelijke doelstellingen. Argumenten kunnen adversarieel worden naarmate de onderliggende adversialiteit en contextuele factoren toenemen [10](#page=10).
Dutilh Novaes identificeert wetenschappelijke activiteit als een praktijk met zowel een convergerende epistemische doelstelling als een overwegend coöperatieve vorm van argumentatie, hoewel er ook ruimte is voor adversialiteit en conflict door niet-epistemische belangen. Ze erkent dat een sterke nadruk op consensusvormende argumentatie patronen van onderdrukking kan versterken, terwijl adversariële argumentatie, die de status quo bekritiseert, een middel kan zijn voor contestatie en verzet. Epistemische wrijving tussen heterogene opvattingen kan leiden tot een kritisch bewustzijn en nieuwe mogelijkheden voor verandering [10](#page=10) [11](#page=11).
Hunsicker en Rittberg passen Dutilh Novaes' drie-ledige model toe op het wiskundige veld en splitsen de eerste fase op in "blootstelling" en "aandacht", wat de invloed van sociale macht en rechtvaardigheid op de verspreiding van ideeën belicht. Zij benadrukken dat sociale cues, zoals impliciete vooroordelen, vaak een grotere rol spelen in de beoordeling van intellectueel werk dan de inhoud zelf (perifere versus centrale overreding) ] [12](#page=12).
Het model van Dutilh Novaes onthult kwetsbaarheden in Longino's criteria voor objectiviteit. De fasen van blootstelling en aandacht tonen hoe epistemische onrechtvaardigheid kan ontstaan wanneer gemarginaliseerde groepen aan de rand van wetenschappelijke gemeenschappen worden geduwd. Zelfs met Longino's vierde criterium, "getemperde gelijkheid van intellectuele autoriteit", kan de keuze van interactiepartners nog steeds gebaseerd zijn op epistemisch irrelevante factoren zoals gender, ras of academische status, wat leidt tot epistemische onrechtvaardigheid [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16) [17](#page=17) [19](#page=19) [20](#page=20) [21](#page=21) [22](#page=22) [23](#page=23).
Peer review, hoewel bedoeld om sociale biases te omzeilen, is niet immuun voor deze problemen. De anonimiteit kan de transparantie bevorderen, maar de reputatie van een auteur kan de beoordeling van het werk nog steeds beïnvloeden. Bovendien kan inhoudelijke bias ertoe leiden dat recensenten werk dat afwijkt van hun eigen theoretische oriëntaties bevooroordeeld beoordelen [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16).
### 2.5 Conclusie over Dutilh Novaes' bijdrage
Dutilh Novaes' sociaal-epistemologische opvatting van argumentatie biedt een realistischer kader voor het blootleggen van hoe epistemische onrechtvaardigheid de objectiviteit binnen wetenschappelijke gemeenschappen kan beïnvloeden. Het model omvat de complexe sociale realiteiten van kritisch debat en verklaart hoe epistemische argumentatieve vormen van productieve uitwisseling beperkt of geblokkeerd kunnen worden. Dit overstijgt de beschrijvende en prescriptieve tekortkomingen van de Milliaanse opvatting van argumentatie die vaak in de wetenschap wordt aangetroffen. Dutilh Novaes biedt zo een fundamenteler epistemologisch kader voor het aanpakken van deze gevoelige punten, essentieel voor Longino's uiteindelijke doel om idiosyncratische achtergrond aannames en individuele bigotterie die het wetenschappelijk gedrag beïnvloeden, aan te pakken. De sociaal-epistemologische benadering van Dutilh Novaes wordt gezien als een waardevol instrument om de beschrijvende onnauwkeurigheden van het Milliaanse ideaal in wetenschappelijke argumentatie te overwinnen [17](#page=17) [23](#page=23).
---
# Epistemische onrechtvaardigheid in wetenschappelijke argumentatie
Dit onderwerp onderzoekt hoe sociaal-epistemologische concepten, met name Dutilh Novaes' driefasenmodel van argumentatieve uitwisseling, de kwetsbaarheden in Longino's criteria voor objectiviteit blootleggen, met specifieke aandacht voor vormen van epistemische onrechtvaardigheid in wetenschappelijke gemeenschappen.
### 3.1 Sociale epistemologie en argumentatie als uitwisseling
Dutilh Novaes' werk conceptualiseert argumentatie als een vorm van epistemische uitwisseling. Ze bouwt voort op de Social Exchange Theory (SET), die menselijk sociaal gedrag verklaart via uitwisselingen die kosten en beloningen koppelen binnen sociale netwerken en machtsstructuren [20](#page=20) [8](#page=8).
#### 3.1.1 Driefasenmodel van Dutilh Novaes
Dutilh Novaes stelt een driefasenmodel voor van argumentatieve betrokkenheid en epistemische uitwisseling, dat ook rekening houdt met verschillende vormen van epistemische onrechtvaardigheid [9](#page=9):
1. **Aandacht/blootstelling (Attention/exposure):** Agenten worden gepresenteerd met potentiële partners voor argumentatieve uitwisseling, afhankelijk van de "opportunity structure" van een agent: welke potentiële partners zijn beschikbaar binnen iemands uitwisselingsnetwerk. Dit stadium is verbonden met Longino's eerste drie criteria: erkende kanalen voor kritiek, gedeelde normen in kritische interacties, en gemeenschappelijke reactie op kritische discussie. Epistemische onrechtvaardigheid kan hier ontstaan wanneer gemarginaliseerde groepen naar de randen van de opportunity structures van wetenschappelijke gemeenschappen worden geduwd. Een gebrek aan diverse standpunten in een wetenschappelijke gemeenschap kan de vorming van gedeelde normen en de mate van gemeenschappelijke reactie op kritiek beïnvloeden [20](#page=20) [9](#page=9).
2. **Keuze van wie te betrekken (Choosing whom to engage with):** Op basis van de opportunity structure van een agent wordt een keuze gemaakt met wie men een argument aangaat. Vertrouwen speelt hier een cruciale rol. Dit stadium is waar vergelijkende oordelen van betrouwbaarheid kunnen worden bepaald door epistemisch irrelevante factoren zoals geslacht, ras of academische status, wat leidt tot verschillende vormen van epistemische onrechtvaardigheid, zoals een verminderde geloofwaardigheid door impliciete vooroordelen. Ook al is er een formeel egalitarisme in Longino's vierde criterium (getemperde gelijkheid van intellectuele autoriteit), informaliteit beïnvloedt de keuze met wie men een argument aangaat [20](#page=20) [21](#page=21) [9](#page=9).
3. **Betrokkenheid bij de inhoud (Engagement with content):** Hier wordt de inhoud van het argument aangepakt. De ontvanger reflecteert en beoordeelt kritisch de inhoud en de logische consistentie van het argument. Positieve evaluatie kan leiden tot epistemische verbetering en de productie van nieuwe epistemische bronnen. Epistemische onrechtvaardigheid kan hier nog steeds optreden; iedereen heeft cognitieve beperkingen bij het beoordelen van argumenten, en factoren zoals de sociale identiteit van de argumentator kunnen de oordelen van de ontvanger beïnvloeden. Dit wordt soms "argumentatieve onrechtvaardigheid" genoemd, waarbij de sociale identiteit van een arguer te veel of te weinig geloofwaardigheid verleent [21](#page=21) [9](#page=9).
#### 3.1.2 Argumentatie in wetenschappelijke gemeenschappen
Hoewel Dutilh Novaes wetenschappelijke argumentatie niet direct aansnijdt, kan haar conceptie van argumentatie een meer expansieve en kritische lezing van Longino's structurele benadering van objectiviteit binnen een wetenschappelijk veld openen. Wetenschappelijke gemeenschappen streven hun gemeenschappelijke doel (epistemische vooruitgang) na in gezamenlijke actie. Peer-review systemen spelen een rol in productieve uitwisseling, waarbij de "stem" van de referee subtiel verweven raakt in de onderzoeksresultaten. Constructieve kritiek in de wetenschap wordt gezien als coöperatieve argumentatie gericht op het bevorderen van menselijke kennis [11](#page=11) [9](#page=9).
> **Tip:** De notie van "epistemische wrijving" (epistemic friction) tussen heterogene standpunten kan leiden tot een kritisch bewustzijn van verschillende percepties en nieuwe mogelijkheden voor verandering in onze perceptuele gewoonten en attitudes [11](#page=11).
#### 3.1.3 Kwetsbaarheden in het driefasenmodel in de wetenschap
Hunsicker en Rittberg illustreren hoe Dutilh Novaes' driefasenmodel de epistemologische relevantie van sociale macht en rechtvaardigheid in het wiskundige veld verheldert, met betrekking tot participatie en de verspreiding van wiskundige ideeën. Zij splitsen de eerste fase van Dutilh Novaes op in blootstelling (exposure) en aandacht (attention), en behouden de derde fase als betrokkenheid (engagement). Ze benadrukken dat de manier waarop wiskundigen worden blootgesteld aan ideeën en waarop ze aandacht besteden aan die ideeën, verweven is met sociale rechtvaardigheidskwesties en machtsdynamieken [12](#page=12) .
> **Tip:** De onderliggende sociale en culturele biases kunnen ertoe leiden dat ideeën van ondervertegenwoordigde groepen minder vaak worden geciteerd, zelfs als ze vergelijkbare impact hebben [12](#page=12).
#### 3.1.4 Peer-review en het driefasenmodel
Het peer-review systeem kan worden beschouwd als een manier waarop de tweede fase (keuze van wie te betrekken) en de daaropvolgende derde fase (betrokkenheid bij inhoud) omzeild worden, waardoor het probleem van vertrouwen waar Dutilh Novaes op wijst, wordt ontlopen. De vrijwillige keuze om te argumenteren op basis van betrouwbaarheid lijkt weg te vallen, en de betrokkenheid bij de inhoud gebeurt vaak anoniem. Desondanks is het peer-review systeem niet onfeilbaar; de eerste fase (aandacht/blootstelling) blijft relevant, bijvoorbeeld bij het verzoeken om referees, waar epistemische onrechtvaardigheden kunnen optreden [14](#page=14).
> **Tip:** Reputatie kan de betrokkenheid van referees bij de inhoud beïnvloeden, wat mogelijkheden opent voor epistemische onrechtvaardigheid, ook al wordt dit soms gerechtvaardigd [15](#page=15).
### 3.2 Toepassing op Longino's criteria voor objectiviteit
Het driefasenmodel van Dutilh Novaes onthult hoe Longino's criteria voor wetenschappelijke objectiviteit kwetsbaar blijven voor epistemische onrechtvaardigheid [20](#page=20) [22](#page=22).
#### 3.2.1 Longino's criteria en de eerste fase: blootstelling/aandacht
Longino's eerste drie criteria – erkende kanalen voor kritiek, gedeelde standaarden, en gemeenschappelijke reactie – zijn gevoelig voor problemen die zich voordoen in de eerste fase van Dutilh Novaes' model (blootstelling en aandacht). Een gebrek aan diverse standpunten in een gemeenschap kan de manier waarop achtergrondassumpties worden gevormd en hoe deze worden onderworpen aan kritische toetsing, beïnvloeden. Longino erkent het belang van diversiteit om objectiviteit te vergroten, omdat bepaalde achtergrondassumpties (zoals racistische of seksistische) onzichtbaar kunnen blijven als ze door alle leden van een gemeenschap worden gedeeld [20](#page=20).
Longino's vierde criterium, de "getemperde gelijkheid van intellectuele autoriteit," is bedoeld om gemeenschappen uit te sluiten waarin aannames domineren op basis van politieke macht. Echter, de tweede fase van Dutilh Novaes' model, "keuze van wie te betrekken," toont aan dat epistemische onrechtvaardigheid kan blijven bestaan ondanks dit criterium [20](#page=20) [21](#page=21).
#### 3.2.2 Longino's criteria en de tweede fase: keuze van wie te betrekken
In de tweede fase, "keuze van wie te betrekken," speelt vertrouwen een cruciale rol. Vergelijkende oordelen van betrouwbaarheid kunnen worden beïnvloed door epistemisch irrelevante factoren zoals geslacht of academische status, wat leidt tot epistemische onrechtvaardigheid. Collegialiteit en bestaande vertrouwensrelaties kunnen ertoe leiden dat men eerder geneigd is zich te engageren met peers waarmee men bekend is of mee instemt, en minder met anderen. Het peer-review systeem, hoewel bedoeld om dit te omzeilen, is ook niet immuun voor dit soort onrechtvaardigheden, met name in de fase van het selecteren van referees [14](#page=14) [15](#page=15) [21](#page=21).
#### 3.2.3 Longino's criteria en de derde fase: betrokkenheid bij inhoud
In de derde fase, "betrokkenheid bij inhoud," reflecteert de ontvanger op de argumenten. Hoewel dit kan leiden tot epistemic improvement, kunnen sociale identiteiten de beoordeling van de cogentie van een argument beïnvloeden. Dit kan leiden tot "argumentatieve onrechtvaardigheid" waarbij de sociale identiteit van een arguer te veel of te weinig geloofwaardigheid verleent. Longino's criterium van gedeelde standaarden kan hierdoor afzwakken, vooral in de interpretatie en handhaving ervan door critici [21](#page=21).
> **Tip:** In het wetenschappelijke domein zijn betrokkenheid bij inhoud en betrokkenheid bij een specifieke uitwisselingspartner vaak met elkaar verweven [22](#page=22).
#### 3.2.4 Kritiek op Longino's Milliaanse epistemologie
Longino's opvatting van wetenschappelijke objectiviteit is gebaseerd op een Milliaanse epistemologie van argumentatie, die descriptief inconsistent is met haar eigen conceptualisering van wetenschappelijke praktijk als inherent sociaal. Dutilh Novaes' sociaal-epistemologische opvatting van argumentatie is een geschikter kader om bloot te leggen hoe epistemische onrechtvaardigheid nog steeds kan doordringen in wat een wetenschappelijke gemeenschap als objectief beschouwt. Dit biedt een fundamenteler kader voor het aanpakken van idiosyncratische achtergrondassumpties en individuele bekrompenheid die het wetenschappelijk gedrag van een onderzoeker beïnvloeden. De consensusgerichte aard van Longino's vierde criterium kan, in plaats van kritische wrijving te bevorderen, juist patronen van bias en onderdrukking versterken [22](#page=22) [23](#page=23).
---
# Kritiek op Milliaanse opvattingen over argumentatie in wetenschap
Dit onderwerp analyseert de kritiek op de opvatting van argumentatie als een vrije uitwisseling van ideeën (Milliaanse opvatting) en hoe deze onrealistisch is binnen de context van wetenschappelijk discours, in vergelijking met een meer sociaal-realistische benadering.
### 4.1 De Milliaanse opvatting van argumentatie
De traditionele, Milliaanse opvatting van argumentatie beschouwt deze als een essentiële methode voor het bereiken van meer accurate overtuigingen. Het onderliggende idee, geassocieerd met John Stuart Mill, is dat door middel van argumentatie "verkeerde" overtuigingen worden uitgebannen en "goede" overtuigingen worden versterkt, omdat argumentanten gedwongen worden hun overtuigingen kritisch te onderzoeken. Dit proces zou leiden tot epistemische waakzaamheid, waarbij overtuigingen die kritische uitdagingen hebben doorstaan, beter onderbouwd zijn dan overtuigingen die deze niet hebben ondervonden. De premisse is dat hoe meer uitwisseling van afwijkende meningen er is, hoe groter de kans is dat de beste ideeën zegevieren [7](#page=7).
### 4.2 Longino's streven naar objectiviteit en de Milliaanse invloed
Helen Longino stelt dat objectiviteit in de wetenschap wordt bereikt door middel van kritische discussie binnen een wetenschappelijke gemeenschap, die zij definieert als een noodzakelijk sociale onderneming. Objectiviteit wordt niet alleen bepaald door de aanwezigheid van kritiek, maar in de mate waarin wetenschappelijke methoden en resultaten responsief zijn voor kritiek, oftewel transformatieve kritiek toestaan. Longino erkent dat kritiek subjectieve voorkeuren niet uitroeit, maar dat structurele voorwaarden voor objectiviteit wel een middel bieden om de invloed ervan op wetenschappelijk werk te controleren. Echter, haar benadering wordt bekritiseerd omdat zij te idealistisch is door de Milliaanse opvatting van argumentatie als een "vrije uitwisseling van ideeën" te omarmen [18](#page=18) [2](#page=2).
#### 4.2.1 Problemen met Longino's idealisme
De kritiek op Longino richt zich erop dat zij, net als Milliaanse concepties van argumentatie, de focus legt op de structurele voorwaarden van argumentatieve uitwisseling, maar weinig rekening houdt met het reeds gedocumenteerde fenomeen dat mensen geneigd zijn om engagement met tegengestelde standpunten te vermijden en tegenstrijdig bewijs te negeren om hun oorspronkelijke overtuigingen te handhaven. Hoewel Longino's voorstel als een normatief account voor structurele interventies in de wetenschap kan worden beschouwd, ontbreekt er een prescriptieve of descriptieve methode om te garanderen dat deze kritische accommodaties realistisch zullen slagen binnen een wetenschappelijke gemeenschap [18](#page=18).
Biddle stelt dat Longino's epistemologische toe-eigening van Mill's "vrije uitwisseling van ideeën" problematisch is, omdat het haar eigen contextualistische argument ondermijnt dat wetenschappelijke kennis noodzakelijk een sociale onderneming is. Longino veronderstelt dat individuele epistemische agenten in een ideale wetenschappelijke gemeenschap een inherente openheid hebben voor alle perspectieven en hun overtuigingen kunnen herzien, los van hun sociale context. Longino's vierde criterium, de gelijkheid van intellectuele autoriteit, benadrukt de rol van individuele attitudes en acties in kritische interactie, waarbij objectiviteit voortkomt uit deelname aan collectieve kritische discussie, in plaats van enige speciale relatie van detachering of koelbloedigheid [18](#page=18) .
#### 4.2.2 De noodzaak van een realistischere benadering
Als individuen in de wetenschappelijke gemeenschap al in staat zijn hun eigen overtuigingen in twijfel te trekken, open-minded te zijn en argumenten te evalueren, dan is kennisvorming in een sociale setting weliswaar behulpzaam, maar niet noodzakelijk voor het bereiken van wetenschappelijke objectiviteit. Dit impliceert dat men ofwel Longino's idee van wetenschap als noodzakelijk sociaal moet verwerpen, ofwel haar toe-eigening van de Milliaanse "marktplaats van vrije ideeën" als argumentatieconceptie moet verwerpen. Voor een minder geïdealiseerde versie van Longino's argumentatie is kritische reflectie op haar toe-eigening van Mill's geïdealiseerde versie van argumentatie nodig, met aandacht voor andere stadia en factoren die wetenschappelijke discours vormgeven [19](#page=19).
### 4.3 Dutilh Novaes' sociaal-epistemologische benadering van argumentatie
In contrast met de Milliaanse benadering, biedt Dutilh Novaes een realistischer account van de (sociale) epistemologie van argumentatie, waarbij zij argumentatie modelleert als een epistemische uitwisseling, geïnspireerd door de Sociale Uitwisselingstheorie (SET). Haar werk ondermijnt het Milliaanse idee dat epistemische waakzaamheid de natuurlijke reactie is op argumenten en afwijkende meningen, en stelt dat het Milliaanse model descriptief tekortschiet en te geïdealiseerd is voor prescriptieve maatregelen. Hoewel zij erkent dat het Milliaanse model enigszins accuraat kan zijn in gespecialiseerde contexten, zoals in de wetenschap, waar de leden van een gemeenschap voldoende kennis hebben en waar minder sprake is van argumenteren te kwader trouw [10](#page=10) [7](#page=7).
#### 4.3.1 Argumentatie in de wetenschap: tussen ideaal en realiteit
Ondanks de potentiële voordelen van een wetenschappelijke gemeenschap, blijft wetenschap een menselijke activiteit, beoefend door feilbare agenten. Menselijke ondeugden zoals competitie en ijdelheid spelen een rol in wetenschappelijke praktijken, zeker in een omgeving met schaarste aan posities, financiering en aandacht. Wetenschappers kunnen daardoor eigen niet-epistemische belangen nastreven in plaats van gemeenschappelijke belangen. Argumenten worden adversarieel naarmate zij bestaande gradaties van adversarialiteit en andere contextuele factoren weerspiegelen. Langdurige wetenschappelijke vetes getuigen hiervan. Hoewel de structuren van de wetenschappelijke praktijk het gemeenschappelijke epistemische doel zouden moeten beschermen, blijft het voor wetenschappers een uitdaging om de geïdealiseerde argumentative deugden te cultiveren, zeker wanneer beloningssystemen soms het scoren van argumentatieve punten boven het gezamenlijk produceren van kennis aanmoedigen [10](#page=10).
#### 4.3.2 De compatibiliteit van Dutilh Novaes' visie met Longino's sociale benadering
De sociale aspecten van Dutilh Novaes' opvatting van argumentatie sluiten goed aan bij Longino's concept van objectiviteit. Wat uitgewisseld wordt in kritische interacties zijn epistemische bronnen zoals rechtvaardiging, kennis en kritiek. Dutilh Novaes' opvatting van argumentatie als een productieve uitwisseling is compatibel met Longino's idee dat wetenschappelijke kennis collectief wordt geproduceerd door het botsen en samensmelten van verschillende gezichtspunten. In dit soort uitwisseling speelt vertrouwen een sleutelrol. Elke wetenschappelijke gemeenschap heeft ook haar eigen opportuniteitsstructuur, die potentiële uitwisselingspartners definieert en tegelijkertijd interacties met anderen beperkt [19](#page=19).
### 4.4 Kritiek op Longino's structuur in het licht van Dutilh Novaes' inzichten
Dutilh Novaes' sociaal-epistemologische conceptie van argumentatie is een beter raamwerk voor het blootleggen van hoe epistemische onrechtvaardigheid nog steeds kan doordringen in wat een wetenschappelijke gemeenschap als objectief beschouwt. Het verklaart hoe complexe sociale realiteiten van kritisch debat kwetsbaar blijven voor epistemische onrechtvaardigheid, waarbij productieve uitwisselingsvormen van argumentatie beperkt of zelfs geblokkeerd worden. Dit overkomt de descriptieve en prescriptieve omissies en onnauwkeurigheden van de Milliaanse argumentatieconceptie die in de wetenschap dominant is [23](#page=23).
De kern van Longino's ideeën ligt in haar inbedding binnen een Milliaanse argumentatieconceptie, wat haar opvatting van wetenschappelijke objectiviteit te geïdealiseerd en incompatibel maakt met de beschrijvende manier waarop zij wetenschappelijke praktijk als sociaal opvat. Haar criteria voor wetenschappelijke objectiviteit vormen een ideaal wetenschappelijk gemeenschap die epistemische waakzaamheid op grotere schaal handhaaft en ondersteunt, maar ze overziet tot op zekere hoogte de potentiële beperkingen van haar structurele aanbevelingen door haar toe-eigening van het Milliaanse idee van argumentatie als een "vrije uitwisseling van ideeën". Dutilh Novaes' drieledige model laat zien hoe Longino's structurele aanbevelingen nog steeds ruimte laten voor diverse vormen van epistemische onrechtvaardigheid [18](#page=18) [23](#page=23).
> **Tip:** Het is cruciaal om het onderscheid te maken tussen een normatief ideaal (hoe argumentatie zou moeten zijn) en een descriptieve realiteit (hoe argumentatie feitelijk verloopt). Longino's werk leunt sterk op het eerste, terwijl Dutilh Novaes een realistischer, descriptief gefundeerd perspectief biedt.
> **Voorbeeld:** Een klassiek voorbeeld van een afwijzing van kritiek die Longino's model zou kunnen zien als een gemiste kans op objectiviteit, is de initiële weerstand tegen de theorie van continentale drift. Wetenschappers die deze theorieën verwierpen, deden dit vaak niet op basis van een grondige analyse van de argumenten, maar vanuit gevestigde paradigma's en intellectuele weerstand, een fenomeen dat Dutilh Novaes' realistische analyse beter kan verklaren dan Longino's ideale model van vrije uitwisseling.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Wetenschappelijke objectiviteit | Een concept dat de mate beschrijft waarin wetenschappelijke kennis vrij is van individuele vooroordelen, subjectieve invloeden en biases, en objectief de werkelijkheid weerspiegelt. Helen Longino definieert het als een sociaal proces dat objectiviteit bereikt door middel van kritische discussie binnen een wetenschappelijke gemeenschap. |
| Sociaal epistemologie | Een tak van de epistemologie die de sociale aard van kennisproductie en -rechtvaardiging onderzoekt. Het richt zich op hoe sociale factoren, zoals gemeenschappelijke normen, interacties en instellingen, van invloed zijn op wat we weten en hoe we kennis verwerven. |
| Argumentatie | Het proces van het presenteren van redenen en bewijzen om een stelling te ondersteunen of een ander te overtuigen. In de wetenschap is het essentieel voor de uitwisseling van ideeën, kritiek en de ontwikkeling van kennis. |
| Epistemische onrechtvaardigheid | Een vorm van onrecht die te maken heeft met kennis en begrip, waarbij iemand ten onrechte wordt gediskwalificeerd als kennisbron of als bron van informatie. Dit kan leiden tot de marginalisering van bepaalde groepen en hun perspectieven. |
| Epistemische waakzaamheid | Een concept geïntroduceerd door Sperber et al., dat verwijst naar de cognitieve strategieën die individuen gebruiken om de kwaliteit van informatie die ze van anderen ontvangen te beoordelen. Het is een mechanisme om zich te beschermen tegen misinformatie. |
| Duidelijk bewijs (evidential relations) | De relaties die worden vastgesteld tussen hypothesen en data, die de basis vormen voor wetenschappelijke conclusies. Deze relaties zijn niet absoluut, maar worden gevormd door achtergrondaannames en interpretaties. |
| Achtergrondaannames (background assumptions) | De impliciete of expliciete overtuigingen, waarden en kaders die een onderzoeker hanteert bij het interpreteren van data en het vormen van conclusies. Deze kunnen de objectiviteit van wetenschappelijk onderzoek beïnvloeden. |
| Transformatieve kritiek | Kritiek die niet alleen de bestaande overtuigingen identificeert, maar ook de mogelijkheid biedt om deze te veranderen of te verfijnen. Langino ziet dit als cruciaal voor het bereiken van wetenschappelijke objectiviteit. |
| Peer review | Een proces waarbij wetenschappelijke manuscripten worden beoordeeld door experts in hetzelfde veld voordat ze worden gepubliceerd. Het is bedoeld als een mechanisme om de kwaliteit en betrouwbaarheid van wetenschappelijk onderzoek te waarborgen. |
| Sociaal-epistemologisch model van argumentatie | Een benadering die argumentatie beschouwt als een sociaal proces, waarbij rekening wordt gehouden met factoren zoals vertrouwen, machtsstructuren en sociale netwerken, naast de logische inhoud van de argumenten. |
| Sociaal-uitwisselingstheorie (Social Exchange Theory, SET) | Een theoretisch raamwerk dat menselijk sociaal gedrag verklaart door middel van uitwisselingsprocessen tussen partijen, waarbij kosten en beloningen worden afgewogen tegen de achtergrond van sociale netwerken en machtsstructuren. |
| Perifere overtuiging | Een vorm van beïnvloeding waarbij oordelen voornamelijk worden gevormd door sociale signalen en impliciete vooroordelen, in plaats van door een zorgvuldige evaluatie van de inhoud. |
| Centrale overtuiging | Een vorm van beïnvloeding waarbij oordelen worden gevormd door een zorgvuldige en kritische overweging van de inhoud en de kwaliteit van het materiaal. |
| Participatie-onrechtvaardigheid | Een vorm van epistemische onrechtvaardigheid waarbij leden van ondervertegenwoordigde groepen in een wetenschappelijke gemeenschap minder serieus worden genomen, minder erkenning krijgen en minder invloed hebben op het onderzoeksproces, ondanks hun gelijke talenten. |