Cover
Börja nu gratis Introductie in de dringende medische hulpverlening Guldemont Sven.pptx
Summary
# Wetgeving en geschiedenis van de dringende medische hulpverlening
Dit onderwerp behandelt de wettelijke evolutie en de historische ontwikkeling van de dringende medische hulpverlening in België, inclusief de belangrijkste wetgeving en koninklijke besluiten.
## 1. Introductie en Wetgeving
De wetgeving rond de gezondheidszorgberoepen is cruciaal voor de dringende medische hulpverlening. Belangrijke mijlpalen zijn:
* **10 november 1967:** Koninklijk besluit nr. 78 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.
* **18 juni 1990:** Koninklijk besluit houdende vaststelling van de lijst van de technische verpleegkundige verstrekkingen.
* **10 mei 2015:** Gecoördineerde wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.
* **18 mei 2024:** Wet tot wijziging van de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015.
Artikel 46 van de wet op de uitoefening van verpleegkunde definieert de verpleegkundige zorg, waaronder het observeren, herkennen, evalueren en vastleggen van de gezondheidsstatus, en het zelfstandig treffen van urgente levensreddende maatregelen en handelen in crisis- en rampensituaties.
## 2. Historische Evolutie van de Dringende Medische Hulpverlening
De ontwikkeling van de dringende medische hulpverlening kent een rijke geschiedenis in België:
* **Voor 1958:** Hulpverlening bij ongevallen op de openbare weg gebeurde voornamelijk via de brandweer of lokale initiatieven.
* **8 april 1958:** Wet op de Commissie van Openbare Onderstand (huidige OCMW) voorzag in hulpverlening aan personen die onmiddellijk vervoer en verpleging behoefden ten gevolge van een ongeval of ziekte.
* **1958 – 1963:** Oprichting van 16 uniforme hulpcentra '900'.
* **1964:** Wet van 8 juli 1964 betreffende de Dringende Geneeskundige Hulpverlening, die de hulpverlening op de openbare weg organiseerde.
* **Definitie van Dringende Geneeskundige Hulpverlening (DGH):** Het onmiddellijk verstrekken van aangepaste hulp aan personen wier gezondheidstoestand een dringende tussenkomst vereist na een oproep via het eenvormig oproepstelsel, waarbij hulpverlening, vervoer en opvang in een aangepaste ziekenhuisdienst worden verzekerd.
* **1987:** Noodnummer 900 wordt vervangen door 100.
* **1991:** Introductie van het Europees noodnummer 112 (91/396/EEG).
* **2002:** Europese verplichting tot de bereikbaarheid van 112 voor alle noodoproepen (2002/22/EG).
* **2005:** Het noodnummer 112 is volledig operationeel voor alle noodoproepen.
* **2014:** Introductie van het nummer 1733 voor niet-dringende medische hulp (huisarts in het weekend).
* **2017:** Introductie van de 112-app.
* **Heden:** Verdere digitalisering en integratie van AI in hulpverleningssystemen.
## 3. De Ziekenwagen en Erkenningsnormen
De regelgeving rond ambulancediensten is recentelijk geactualiseerd:
* **4 juli 2024:** Koninklijk besluit tot vaststelling van de erkenningsnormen voor ambulancediensten actief binnen de dringende geneeskundige hulpverlening.
* **Hulpverlener-ambulancier:** Beroepsbeoefenaar conform artikel 66 van de Wet op de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen (WUG).
* **Volledige bemanning:** Minimaal twee beroepsbeoefenaars met als minimale beroepskwalificatie hulpverlener-ambulancier.
* **Vertrektijd:** Uiterlijk 3 minuten na de oproep.
* **Uitrusting:** Elke ambulance moet zo uitgerust zijn dat de bemanning de vereiste zorg kan verlenen.
## 4. Opleiding van Hulpverlener-Ambulancier
De opleiding en permanente vorming van hulpverleners-ambulanciers zijn wettelijk vastgelegd:
* **13 februari 1998:** Koninklijk besluit betreffende de opleidings- en vervolmakingscentra voor hulpverleners-ambulanciers.
* **Basisopleiding:** Minimaal 160 uren, met een theoretisch en praktisch gedeelte van minstens 120 uur en een stage van minstens 40 uur.
* **Brevet:** 5 jaar geldig na succesvolle examens en stageverslag.
* **Permanente vorming:** Jaarlijks 24 uur, verdeeld over minstens 6 uur theorie en 12 uur praktische lessen.
> **Tip:** De recente wetgeving van 4 juli 2024 introduceert mogelijk nieuwe eisen, vooral voor privé-ambulancediensten.
## 5. Paramedisch Interventie Team (PIT)
Het PIT is een specifieke ambulancedienst met uitgebreidere bevoegdheden:
* **Doel:** Verbeteren van de prehospitale zorg door het uitvoeren van medische handelingen conform staande orders en telegeneeskunde.
* **Bemanning:** Minimaal één hulpverlener-ambulancier en één PIT-verpleegkundige.
* **PIT-verpleegkundige:** Minimaal 80% werkzaam in gespecialiseerde spoedgevallenzorg met minimaal 2 jaar ervaring. Heeft een opleiding in federale staande orders en procedures succesvol afgerond.
* **Uitrusting:** Beschikt over nodige apparatuur, inclusief voor telegeneeskunde.
* **Permanentieplaats:** Campus van een ziekenhuis met gespecialiseerde spoedgevallenzorg, of, indien gerechtvaardigd, elders.
## 6. Mobiele Urgentiegroep (MUG)
De MUG vertegenwoordigt de hoogste graad van prehospitale medische interventie:
* **10 augustus 1998:** Koninklijk besluit houdende vaststelling van de normen waaraan een functie "mobiele urgentiegroep" (MUG) moet voldoen om te worden erkend.
* **Erkenning:** Verleend aan ziekenhuizen met een functie "gespecialiseerde spoedgevallenzorg".
* **Hoofdverpleegkundige:** Houder van de bijzondere beroepstitel van gegradueerde verpleger in intensieve zorg en spoedgevallenzorg, of minimaal 5 jaar ervaring in een dergelijke dienst.
* **Uitrusting aan boord:** Cardioscoop met defibrillator, pulse-oxymeter, niet-invasieve bloeddrukmeter, draagbare zuurstoftoevoer (minstens 90 minuten), injectiespuitpomp, glycometer, immobilisatiemateriaal, materiaal voor reanimatie, mobiele zender-ontvanger met regionale en nationale frequenties, en ander door de minister vastgesteld materieel. Alle aangedreven toestellen moeten minstens 90 minuten autonoom kunnen functioneren.
## 7. Belgisch Handboek Medische Regulatie (BHMR)
Het BHMR is een essentieel instrument voor de noodcentrales:
* Ondersteunt medewerkers van de 112-noodcentrale bij het inschatten van medische situaties.
* Maakt gebruik van stroomschema's per protocol om de ernst van de melding te bepalen.
* Bepaalt het meest geschikte hulpverleningsmiddel (MUG, PIT, ziekenwagen, huisartsenwachtpost of huisarts).
* Hanteert acht urgentieniveaus plus een extra niveau.
## 8. Reguliere versus Rampenhulpverlening
Er is een fundamenteel verschil tussen reguliere en rampenhulpverlening:
* **Reguliere hulpverlening:**
* **Focus:** Individuele patiënten, "The best for everyone".
* **Doel:** Alle individuele patiënten moeten overleven.
* **Principes:** Hulpverlening op maat, voldoende middelen beschikbaar, individuele ethiek.
* **Rampenhulpverlening:**
* **Focus:** Collectieve impact, "The best for the most".
* **Doel:** Zo weinig mogelijk overlijdens en/of blijvende letsels.
* **Principes:** Alle middelen voor zo veel mogelijk patiënten, collectieve ethiek.
* **Voorbeelden:** Heizeldrama, Herald of Free Enterprise, terroristische aanslagen, COVID-19 pandemie.
## 9. Noodplanning en Rampenmanagement
De organisatie van de hulpverlening bij noodsituaties en rampen is complex en wettelijk verankerd:
* **Noodplanning:** Omvat organisatorische, procedurele en materiële voorzieningen om maatregelen en coördinatiemechanismen te implementeren bij een noodsituatie, met als doel snelle mobilisatie van middelen en organisatie van interventies.
* **Nood- en Interventieplan (NIP):**
* **Algemeen Nood- en Interventieplan (ANIP):** Algemene richtlijnen voor het beheer van elke noodsituatie.
* **Bijzonder Nood- en Interventieplan (BNIP):** Specifieke richtlijnen voor een bepaald risico.
* **Monodisciplinair interventieplan:** Beschrijft de inzet van een specifieke discipline.
* **Multidisciplinair interventieplan:** Beschrijft de inzet van meerdere disciplines.
* **Intern Noodplan:** Noodplan binnen een organisatie.
* **Koninklijk besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen:**
* **Noodsituatie:** Elke gebeurtenis die schadelijke gevolgen voor het maatschappelijk leven veroorzaakt of kan veroorzaken, met ernstige verstoring van de openbare veiligheid, bedreiging voor leven of gezondheid, of belangrijke materiële belangen, en waarbij coördinatie van disciplines vereist is.
### 9.1 De Vijf Disciplines
Bij rampen wordt er gewerkt met vijf disciplines, elk met specifieke taken:
* **D1: De brandweerdiensten:**
* Beheersen van de noodsituatie en risico's uitschakelen.
* Personen opsporen, bevrijden, helpen, redden en in veiligheid brengen.
* Leiding berust bij de Directeur Brandweer (Dir-Bw).
* **D2: De medische, sanitaire en psychosociale hulpverlening:**
* Oprichting van de medische keten.
* Verstrekken van medische en psychosociale zorgen.
* Vervoer van slachtoffers.
* Bescherming van de volksgezondheid.
* Administratief gezag: Federaal Gezondheidsinspecteur (FGI).
* Operationele leiding: Directeur Medische Hulpverlening (Dir-Med).
* **D3: De ordediensten:**
* Handhaven en herstellen van de openbare orde.
* Vrijhouden van toegangs- en evacuatiewegen.
* Installeren, bewaken en controleren van perimeters.
* Evacuatie en onderbrengen van de bevolking.
* Identificeren van overledenen en bijstand verlenen aan gerechtelijk onderzoek.
* Operationele leiding: Directeur Politie (Dir-Pol).
* **D4: De logistieke diensten:**
* Verzekeren van versterking inzake personeel en materieel.
* Leveren van speciaal reddings- en hulpverleningsmaterieel.
* Organiseren van communicatiemiddelen.
* Organiseren van bevoorrading.
* Uitvoeren van diverse werken.
* Taken worden uitgevoerd door Civiele Bescherming, brandweerdiensten en gespecialiseerde diensten.
* Leiding: Directeur Logistiek (Dir-Log).
* **D5: De informatiecel:**
* Verstrekken van informatie en richtlijnen aan de bevolking en media tijdens de noodsituatie.
* Informeren over maatregelen voor terugkeer naar normale situatie na opheffing van de noodsituatie.
* Leiding: Directeur Informatie (Dir-Info).
## 10. Coördinatie van Noodsituaties
De coördinatie van noodsituaties is gelaagd en gestructureerd:
* **Operationele Coördinatie:**
* Vindt plaats op de plaats van de noodsituatie.
* Berust bij de Directeur van de CP-Ops (Commandopost Operaties), de brandweerofficier met de hoogste graad ter plaatse.
* De CP-Ops omvat de operationele directeuren van elke betrokken discipline.
* **Beleidscoördinatie (Strategische Leiding):**
* Vindt plaats buiten het directe rampengebeuren.
* **Coördinatiecomité (CC):** Vertegenwoordigers uit de disciplines, aangevuld met experts. D2 wordt vertegenwoordigd door de FGI, bijgestaan door een urgentie-verpleegkundige (Adj-FGI).
* De beleidscoördinatie baseert zich op parameters zoals de geografische uitgestrektheid, benodigde middelen, aantal getroffenen, complexiteit van de gebeurtenis, etc.
* **Fasen van Noodplanning:**
* Gemeentelijke fase
* Provinciale fase
* Federale fase
## 11. De Weg van het Slachtoffer
De organisatie van het rampenterrein en de weg die een slachtoffer aflegt, is cruciaal:
* **Zonering:**
* **Rode zone (ontradingsperimeter):** Omvat reddings- en bevrijdingsopdrachten (D1 of experts).
* **Oranje zone (isolatieperimeter):** Stabilisatie, conditionering en evacuatie van slachtoffers. Hier bevinden zich de Vooruitgeschoven Medische Post (VMP) en de Commandopost Operaties (CP-Ops).
* **Gele zone (ontradingsperimeter):** Medische keten en medische regulatie.
* **Overnamepunt:** Theoretisch punt op de grens van rode en oranje zone voor overdracht van slachtoffers aan D2.
* **Pre-elimininaire triage (PRE-TRI):**
* Eerste snelle medische evaluatie met als doel aanduiden van prioriteit voor transport.
* Alleen levensreddende handelingen (luchtweg vrijmaken, bloedingen stelpen) worden uitgevoerd.
* Gebruikt het START-principe (Schijven Vooruitgeschoven Medische Post).
* **Vooruitgeschoven Medische Post (VMP):**
* Opgezet in de oranje zone.
* Taken: Registratie slachtoffers, triage, stabilisatie, conditionering, doorverwijzing.
* **Triage:**
* Gebeurt door arts (MED-TRI) en verpleegkundige (ADJ-TRI).
* Elk slachtoffer ontvangt een registratiefiche.
* **METTAG®-kaart:** Visueel hulpmiddel voor triage (groen, geel, rood, zwart).
* **T1 (Rood / Haas):** Onmiddellijke medische behandeling noodzakelijk, levensbedreigende situatie. Dringende overbrenging.
* **T2 (Geel / Schildpad):** Behandeling kan beperkt uitgesteld worden. Geen levensbedreigende situatie, maar medische zorgen vereist. Vervoer kan uren uitgesteld worden.
* **T3 (Groen):** Medische behandeling uitstelbaar of niet hoogst noodzakelijk. Erkenning en identificatie nodig. Vervoer per ambulance niet noodzakelijk.
* **Medische Stabilisatie en Conditionering:** Voorbereiding van patiënten voor transport.
* **Regulatiezone:** Regulatie en registratie van evacuatie, oriënteren naar aangepaste ziekenhuizen.
* **Grote Noria:** Afvoer van betrokken personen van VMP naar aangewezen opvangstructuren (ziekenhuizen of onthaalcentra).
## 12. Radiocommunicatie
Effectieve radiocommunicatie is van levensbelang in noodsituaties:
* **Definities:**
* **Geleid net:** Eén hoofdstation stuurt verbindingen (bv. Noodcentrale 112 als hoofdstation).
* **Simplex-communicatie:** Enkelrichtingsverkeer (radio).
* **Duplex-communicatie:** Tweerichtingsverkeer (telefoon).
* **Push-To-Talk (PTT):** Knop om te zenden.
* **Roepnaam:** Ondubbelzinnige naam van een ploeg.
* **Principes (Regel van 3 K's):**
* **Klaar:** Duidelijk spreken, articulereren, vermijd dubbelzinnigheid.
* **Kalm:** Vermijd roepen, stress is besmettelijk.
* **Kort:** Denk na over de boodschap, laat het net vrij.
* **Procedure:**
* Elk gesprek begint met een volledige oproep (bv. "Noodcentrale 112 Vlaams Brabant, dit is MUG Leuven 1, over.").
* Antwoord volgens hetzelfde stramien.
* Verkorte oproepen mogelijk indien geen twijfel over de bestemmeling.
* Gesprek wordt beëindigd met "out" of "stop".
* **NATO-alfabet:** Gebruikt voor het ondubbelzinnig doorgeven van letters en cijfers, zelfs bij slechte verbindingen.
* **SITREP (Situation Report):**
* Situatieschets voor de noodcentrale, die niet ter plaatse kan zien wat er gebeurt.
* Informatie over aard incident, aantal slachtoffers, ernst, gevaren, etc.
* **Hulpmiddel: METHANE:** Een acroniem om de benodigde informatie voor een SITREP te structureren (Mass casualty, Exact location, Type of incident, Hazards, Access routes, Numbers of casualties, Emergency services required).
## 13. Bloedingscontrole
Bloedingscontrole ("Bleeding control" of B-con) is een belangrijk aspect van dringende medische hulpverlening, dat uitgebreid aan bod komt in de praktijklessen.
> **Tip:** De radio-procedures, het spellingsalfabet, de START-triage en de METHANE-structuur zijn essentieel om te kennen voor het examen. Maak aantekeningen en oefen deze procedures.
---
Dit onderwerp behandelt de wettelijke evolutie en historische ontwikkeling van de dringende medische hulpverlening in België, inclusief de relevante wetgeving en koninklijke besluiten.
## 1. Wetgeving en geschiedenis van de dringende medische hulpverlening
### 1.1 Introductie en wettelijk kader
De dringende medische hulpverlening is vastgelegd in diverse wettelijke bepalingen die door de jaren heen zijn geëvolueerd. Belangrijke mijlpalen zijn:
De uitoefening van verpleegkunde, zoals gedefinieerd in artikel 46 van de wet, omvat de observatie en evaluatie van de gezondheidsstatus, en cruciaal voor dit onderwerp:
* Het zelfstandig treffen van urgente levensreddende maatregelen en het handelen in crisis- en rampensituaties.
### 1.2 Historische evolutie van de dringende medische hulpverlening
De geschiedenis van de dringende medische hulpverlening kent verschillende belangrijke fasen:
* **Voor 1958:** Voor de oprichting van hulpcentrales was de brandweer vaak het eerste aanspreekpunt voor dringende hulp.
* **8 april 1958:** De wet op de Commissie van Openbare Onderstand (nu OCMW) bepaalde dat hulp verleend moest worden aan ieder persoon op het grondgebied die onmiddellijk vervoer en verpleging behoeft ten gevolge van een ongeval of ziekte.
* **1958 – 1963:** Oprichting van zestien uniforme hulpcentra '900'.
* **1964:** De Wet van 8 juli 1964 Betreffende de Dringende Geneeskundige Hulpverlening organiseerde de hulpverlening op de openbare weg of in openbare plaatsen. Dringende geneeskundige hulpverlening werd gedefinieerd als het onmiddellijk verstrekken van aangepaste hulp aan personen met een levensbedreigende situatie door een ongeval, plotse aandoening of verwikkeling van een ziekte, na een oproep via het eenvormig oproepstelsel (zoals 112).
* **1991:** Introductie van het noodnummer 112, mede dankzij de Europese richtlijn 91/396/EEG.
* **2002:** Europese verplichting tot het bereikbaar maken van 112 voor alle noodoproepen (2002/22/EG).
* **2005:** Het noodnummer 112 is bereikbaar voor alle noodoproepen.
* **2014:** Introductie van het nummer 1733 voor niet-dringende huisartsenhulp buiten de normale openingsuren, waarbij men via 112 wordt doorgeschakeld.
### 1.3 Wettelijke normen voor ambulancediensten en hulpverleners
Recente wetgeving stelt duidelijke normen vast voor ambulancediensten en hun personeel:
* **Hulpverlener-ambulancier:** Beroepsbeoefenaar bedoeld in artikel 66 van de Wet op de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen (WUG).
* **Volledige bemanning:** Ambulancebemanning bestaande uit minimaal twee beroepsbeoefenaars met als minimale beroepskwalificatie: hulpverlener-ambulancier.
* **Vertrektijd:** De gevraagde hulpverlening dient zo snel mogelijk te vertrekken, uiterlijk met een vertrektijd van 3 minuten naar de plaats van de opdracht.
* **Uitrusting:** Elke ambulance moet zo zijn uitgerust dat de bemanning de zorg kan verlenen waarvoor de ambulance is gestuurd.
### 1.4 Opleiding en kwalificaties van hulpverleners-ambulanciers
De opleiding en permanente vorming van hulpverleners-ambulanciers zijn wettelijk geregeld:
* **Basisopleiding:** Minimaal 160 uren, bestaande uit minstens 120 uur theoretisch en praktisch gedeelte, en een stage van minstens 40 uur.
* **Brevet:** Na succesvolle examens en een gunstig stageverslag wordt een brevet verleend, geldig voor 5 jaar.
* **Permanente vorming:** Jaarlijks 24 uur, verdeeld over minstens 6 uur theorie en 12 uur praktische lessen en oefeningen.
### 1.5 Paramedisch Interventie Team (PIT)
Het Paramedisch Interventie Team (PIT) vertegenwoordigt een specifieke vorm van prehospitale zorg met verbeterde mogelijkheden:
* **PIT-verpleegkundige:** Moet minstens 80 procent werkzaam zijn binnen een functie "gespecialiseerde spoedgevallenzorg", met minimaal 2 jaar ervaring in deze functie. Heeft succesvol een opleiding gevolgd in federale staande orders en procedures.
* **Uitrusting:** Beschikt over nodige uitrusting voor de opdracht, inclusief apparatuur voor telegeneeskundezorg.
* **Permanentieplaats:** Bevindt zich meestal op de campus van een ziekenhuis met gespecialiseerde spoedgevallenzorg.
### 1.6 Mobiele Urgentiegroep (MUG)
De Mobiele Urgentiegroep (MUG) is een medisch team dat gespecialiseerde spoedzorg ter plaatse levert:
* **Hoofdverpleegkundige:** Moet houder zijn van de bijzondere beroepstitel van gegradueerde verpleger in intensieve zorg en spoedgevallenzorg, of minstens 5 jaar ervaring hebben in dergelijke diensten.
* **Uitrusting:** Omvat een cardioscoop met defibrillator, pulse-oxymeter, niet-invasieve bloeddrukmeter, draagbare zuurstoftoevoer, injectiespuitpomp, glycometer, hals- en ledemaatspalken, elektrisch aspiratietoestel, materiaal voor doorvoed reanimatie, en mobiele zender-ontvanger met regionale en nationale frequenties. Alle aangedreven toestellen moeten minstens 90 minuten autonoom kunnen functioneren.
### 1.7 Belgisch Handboek Medische Regulatie (BHMR)
Het BHMR is een cruciaal instrument voor de 112-noodcentrale:
* Ondersteunt medewerkers bij het inschatten van medische situaties.
* Gebruikt overzichtelijke stroomschema's per protocol om de ernst van de melding te bepalen.
* Helpt bij het kiezen van het meest geschikte hulpverleningsmiddel (MUG, PIT, ziekenwagen, huisartsenwachtpost, huisarts).
* Bevat acht urgentieniveaus plus een extra niveau.
### 1.8 Reguliere hulpverlening versus rampenhulpverlening
Er is een fundamenteel onderscheid tussen reguliere hulpverlening en rampenhulpverlening:
* **Reguliere hulpverlening ("The best for everyone"):**
* Doel: Alle individuele patiënten moeten overleven.
* Focus: Hulpverlening op maat, voldoende middelen beschikbaar, individuele ethiek.
* **Rampenhulpverlening ("The best for the most"):**
* Doel: Zo weinig mogelijk overlijdens en/of blijvende letsels.
* Focus: Alle middelen inzetten voor zoveel mogelijk patiënten, collectieve ethiek.
* Voorbeelden: Heizeldrama (1985), Herald of Free Enterprise (1987), terroristische aanslagen, overstromingen, coronacrisis.
### 1.9 Noodplanning en rampenbeheer
Noodplanning is essentieel voor het effectief beheren van noodsituaties:
* **Noodplanning:** Het geheel aan organisatorische, procedurele en materiële voorzieningen en werkinstrumenten om bij een noodsituatie snel middelen te mobiliseren en interventies te organiseren voor de bescherming van de bevolking en goederen.
* **Algemeen Nood- en Interventieplan (ANIP):** Bevat algemene richtlijnen voor het beheer van elke noodsituatie.
* **Bijzonder Nood- en Interventieplan (BNIP):** Vult het ANIP aan met specifieke richtlijnen voor een bepaald risico.
* **Multidisciplinair interventieplan:** Beschrijft de gezamenlijke inzet van meerdere disciplines.
* **Intern Noodplan:** Van een specifieke organisatie of locatie.
#### 1.9.1 Wettelijke basis noodplanning
* **11 juli 1990:** Omzendbrief mbt opmaken van rampenplannen.
* **16 februari 2006:** Koninklijk besluit betreffende de nood- en interventieplannen. Een noodsituatie wordt hierin gedefinieerd als elke gebeurtenis die schadelijke gevolgen voor het maatschappelijk leven kan veroorzaken, zoals een ernstige verstoring van de openbare veiligheid of een bedreiging voor leven, gezondheid of materiële belangen, waarbij coördinatie van disciplines vereist is.
* **22 mei 2019:** Koninklijk besluit betreffende de noodplanning en het beheer van noodsituaties op gemeentelijk en provinciaal niveau.
#### 1.9.2 Disciplines van hulpverlening bij rampen
Bij rampenoperaties zijn er vijf disciplines met specifieke taken:
* **D1: De brandweerdiensten:** Beheersen van de noodsituatie, uitschakelen van risico's, opsporen, bevrijden, redden en in veiligheid brengen van personen en goederen. Leiding berust bij de directeur brandweer (Dir-Bw).
* **D2: De medische, sanitaire en psychosociale hulpverlening:** Oprichting van de medische keten, toedienen van geneeskundige en psychosociale zorgen, vervoer van slachtoffers, en maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid. De operationele leiding berust bij de directeur medische hulpverlening (Dir-Med), onder het administratief gezag van de federaal gezondheidsinspecteur (FGI).
* **D3: De ordediensten (politie):** Handhaven en herstellen van de openbare orde, vrijhouden van toegangs- en evacuatiewegen, installeren en bewaken van perimeters, uitvoeren van evacuatie, identificeren van overledenen en bijstand verlenen aan gerechtelijk onderzoek. Leiding berust bij de directeur Politie (Dir-Pol).
* **D4: De logistieke diensten (civiele bescherming, gespecialiseerde diensten):** Verzekeren van personeel en materieel, leveren van speciaal reddings- en hulpverleningsmaterieel, organiseren van communicatiemiddelen, bevoorrading van levensmiddelen en drinkwater, en uitvoeren van diverse werken. Leiding berust bij de directeur logistiek (Dir-Log).
* **D5: De informatiecel:** Informeren van de bevolking en media tijdens de noodsituatie en na opheffing ervan. Leiding berust bij de directeur informatie (Dir-Info).
### 1.10 Coördinatie bij noodsituaties
Coördinatie is cruciaal op verschillende niveaus:
* **Operationele coördinatie:** Op de plaats van de noodsituatie, berust bij de directeur van de CP-Ops (Commandopost Operaties), meestal de hoogstgeplaatste brandweerofficier ter plaatse. De CP-Ops verenigt de operationele directeuren van elke betrokken discipline en organiseert het interventieterrein.
* **Beleids- en strategische coördinatie:** Buiten het rampengebeuren, op het niveau van het CoördinatieComité (CC), waar vertegenwoordigers uit de disciplines en experts samenkomen. Bij rampen op gemeentelijk niveau is de burgemeester de coördinator, op provinciaal niveau de gouverneur, en op federaal niveau de minister van Binnenlandse Zaken. De FGI vertegenwoordigt discipline 2 in het CC.
#### 1.10.1 Fasen van rampenplannen
Rampenplannen kunnen verschillende fasen doorlopen, afhankelijk van factoren zoals de geografische uitgestrektheid, de aan te wenden middelen, het aantal getroffenen, de nood aan coördinatie, de aard en complexiteit van de gebeurtenis, en de maatschappelijke impact.
### 1.11 De weg van het slachtoffer: organisatie van het rampenterrein
Het rampenterrein wordt georganiseerd in zones om de hulpverlening te structureren:
* **Rode zone (ontradingsperimeter):** Het meest gevaarlijke gebied waar reddings- en bevrijdingsopdrachten door D1 of experts worden uitgevoerd.
* **Overnamepunt:** Theoretisch punt op de grens van de rode en oranje zone waar slachtoffers worden overgedragen aan D2.
* **Oranje zone (isolatieperimeter):** Hier vinden stabilisatie, conditionering en evacuatie van slachtoffers plaats (Vooruitgeschoven Medische Post - VMP, CP-Ops).
* **Gele zone (ontradingsperimeter):** Gereserveerd voor de medische keten (stabilisatie, conditionering, medisch toezicht).
* **Regulatiezone:** Regulatie en registratie van de evacuatie, oriënteren van slachtoffers naar de meest geschikte opvangstructuur.
#### 1.11.1 Pre-triage en triage
* **Pre-triage (PRE-TRI):** Een eerste snelle medische evaluatie in de rode zone om prioriteit voor transport aan te duiden. Enkel levensreddende handelingen zoals luchtweg vrijmaken en bloedingen stelpen worden uitgevoerd. Het **START-principe** wordt hier toegepast.
* **Vooruitgeschoven Medische Post (VMP):** Opgesteld in de oranje zone. Hier vindt registratie, triage, stabilisatie en conditionering plaats.
* **Triage:** Door een arts (MED-TRI) bijgestaan door een verpleegkundige (ADJ-TRI). Elk slachtoffer ontvangt een registratiefiche. De **Mettag®-kaart** wordt gebruikt om de prioriteit aan te geven:
* **Rood (haas):** Triage T1 - onmiddellijke medische behandeling noodzakelijk (levensbedreigend).
* **Geel (schildpad):** Triage T2 - medische behandeling kan beperkt uitgesteld worden.
* **Groen:** Triage T3 - medische behandeling is uitstelbaar of niet hoogst noodzakelijk.
* **Zwart:** Overleden.
#### 1.11.2 Verzorgingszone en Regulatiezone
* **Verzorgingszone:** Medische stabilisering, conditionering voor transport, en medisch toezicht. Gecoördineerd door een MUG-arts of -verpleegkundige.
* **Regulatiezone:** Regulatie en registratie van evacuatie, oriënteren naar geschikte ziekenhuizen, en keuze van vervoermiddel. Gecoördineerd door de COORD REG.
#### 1.11.3 De Grote Noria
De afvoer van betrokken personen van de VMP naar aangewezen opvangstructuren (ziekenhuizen voor gewonden, onthaalcentra voor niet-gewonden).
### 1.12 Radiocommunicatie in de dringende hulpverlening
Effectieve radiocommunicatie is essentieel:
* **Geleid net:** Een radionet waarbij één station (bv. Noodcentrale 112) de leiding heeft over alle verbindingen.
* **Simplex-communicatie:** Slechts enkelrichtingsverkeer; er kan slechts één partij tegelijk zenden. Dit staat in contrast met duplex-communicatie (bv. telefoongesprek).
* **Push-To-Talk (PTT):** De knop die wordt ingedrukt om te zenden.
* **Roepnaam:** Een ondubbelzinnige, vooraf vastgelegde naam van een ploeg voor radiocommunicatie.
#### 1.12.1 Principes van radiocommunicatie
De **Regel van 3 K's**:
* **Klaar:** Spreek duidelijk, articuleer en vermijd dubbelzinnige termen.
* **Kort:** Denk vooraf na over de boodschap en laat het net vrij.
Bij het einde van elk bericht zegt men "over". Het gesprek eindigt met "out" of "stop" door de gespreksleider. Een lopend gesprek mag niet onderbroken worden, tenzij in geval van nood.
#### 1.12.2 Procedure van radiocommunicatie
* **Volledige oproep:** Elk gesprek begint met een volledige oproep (bv. "Noodcentrale 112 Vlaams-Brabant, dit is MUG Leuven 1, over.").
* **Antwoord op oproep:** De bestemmeling antwoordt met een soortgelijke oproep.
* **Verkorte oproep:** Wanneer de bestemmeling duidelijk is, kunnen latere berichten beginnen met een verkorte oproep.
* **Einde van gesprek:** De gespreksleider beëindigt het gesprek met "out".
#### 1.12.3 NATO-alfabet
Gebruikt om boodschappen met minimale fouten door te geven, met woorden die moeilijk te verwisselen zijn, zelfs bij slechte uitspraak of radioverbindingen. Zowel letters als cijfers hebben specifieke NATO-termen.
#### 1.12.4 SITREP (Situation Report)
Een **SITUATION REPORT** is een situatieschets die het terrein doorgeeft aan de noodcentrale. Het bevat informatie over:
* Aard van het incident.
* Aantal slachtoffers.
* Ernst van de slachtoffers.
* Eventuele gevaren.
Het **METHANE**-hulpmiddel kan hierbij gebruikt worden.
### 1.13 Bloedingscontrole (Bleeding Control)
Een belangrijk praktisch onderdeel van de dringende medische hulpverlening, dat uitgebreid aan bod komt in praktijklessen.
> **Tip:** Bestudeer de radio-procedures, het spellingsalfabet en het START-triage principe grondig. Neem pen en papier mee voor oefeningen. Houd er rekening mee dat dit een inleidend overzicht is; dringende hulpverlening en rampenbeheer zijn complexe domeinen met veel nuances.
---
# De verschillende disciplines en niveaus van hulpverlening
Dit onderwerp beschrijft de taken en verantwoordelijkheden van de vijf disciplines binnen de hulpverlening en de verschillende niveaus van rampenplannen.
## 2. De verschillende disciplines en niveaus van hulpverlening
### 2.1 Introductie en Wetgeving
De dringende geneeskundige hulpverlening is wettelijk verankerd door diverse koninklijke besluiten en wetten, die onder andere de uitoefening van gezondheidszorgberoepen en de erkenning van ambulancediensten regelen. Het beroep van verpleegkundige omvat het observeren, evalueren en vastleggen van de gezondheidsstatus, evenals het zelfstandig treffen van levensreddende maatregelen en handelen in crisis- en rampensituaties.
### 2.2 Geschiedenis van de Hulpverlening
De evolutie van de hulpverlening laat een verschuiving zien van lokale initiatieven naar een meer gestructureerd en uniform systeem. Initiatieven zoals de oprichting van de Commissie van Openbare Onderstand (nu OCMW) in 1958 legden de basis voor hulpverlening bij ongeval of ziekte. De Wet van 8 juli 1964 betreffende de Dringende Geneeskundige Hulpverlening organiseerde de hulp voor personen op openbare plaatsen. Latere ontwikkelingen omvatten de invoering van het noodnummer 100, gevolgd door het Europese noodnummer 112, en recenter de 112-app en 1733 voor huisartsenwachtdiensten.
### 2.3 Ziekenwagen en Bemanning
Koninklijke besluiten uit 2024 stellen de erkenningsnormen voor ambulancediensten vast. Een volledige ambulancebemanning bestaat uit minimaal twee beroepsbeoefenaars met de kwalificatie van hulpverlener-ambulancier. Ambulances moeten zo snel mogelijk vertrekken, uiterlijk binnen 3 minuten na de oproep, en uitgerust zijn om de vereiste zorg te verlenen.
### 2.4 Hulpverlener-ambulancier
De opleiding tot hulpverlener-ambulancier vereist minimaal 160 uur theoretisch en praktisch onderwijs, plus een stage van minimaal 40 uur. Na het behalen van een brevet, dat 5 jaar geldig is, is jaarlijkse permanente vorming van 24 uur (minimaal 6 uur theorie, 12 uur praktijk) verplicht.
### 2.5 Paramedisch Interventie Team (PIT)
Een Paramedisch Interventie Team (PIT) bestaat minimaal uit één hulpverlener-ambulancier en één PIT-verpleegkundige. De PIT-verpleegkundige werkt minstens 80 procent van de tijd in gespecialiseerde spoedgevallenzorg en heeft minimaal 2 jaar ervaring, aangevuld met een opleiding in federale staande orders en procedures. PIT's zijn uitgerust voor telegeneeskunde en bevinden zich bij voorkeur op de campus van een ziekenhuis met gespecialiseerde spoedgevallenzorg.
### 2.6 Mobiele Urgentiegroep (MUG)
De erkenning van een Mobiele Urgentiegroep (MUG) functie is verbonden aan ziekenhuizen met gespecialiseerde spoedgevallenzorg. De hoofdverpleegkundige van een MUG dient houder te zijn van een bijzondere beroepstitel in intensieve zorg en spoedgevallenzorg, of minimaal 5 jaar ervaring in de betreffende diensten te hebben. MUG-voertuigen zijn uitgerust met geavanceerde medische apparatuur, waaronder een cardioscoop met defibrillator, pulse-oxymeter, zuurstofvoorziening, injectiespuitpomp en materiaal voor reanimatie.
### 2.7 Belgisch Handboek Medische Regulatie (BHMR)
Het BHMR ondersteunt de noodcentralisten bij het inschatten van medische situaties en het selecteren van het meest geschikte hulpverleningsmiddel (MUG, PIT, ziekenwagen, huisarts). Het bevat stroomschema's en protocollen om de ernst van meldingen te bepalen.
### 2.8 Urgentieniveaus
Er zijn acht urgentieniveaus plus een extra niveau gedefinieerd, die de prioriteit van interventie bepalen. De ernst van de situatie, zoals fracturen of cardiale problemen, bepaalt de inzet van middelen zoals een MUG of PIT.
### 2.9 Reguliere versus Rampenhulpverlening
* **Reguliere hulpverlening** richt zich op individuele patiënten ("The best for everyone") met als doel dat alle individuele patiënten overleven. Er zijn voldoende middelen beschikbaar en de ethiek is individueel.
* **Rampenhulpverlening** richt zich op de gehele populatie ("The best for the most") met als doel zo weinig mogelijk overlijdens en blijvende letsels. De middelen worden ingezet voor zoveel mogelijk patiënten en de ethiek is collectief.
### 2.10 Noodplanning en Rampenplannen
Noodplanning omvat alle organisatorische, procedurele en materiële voorzieningen om bij een noodsituatie snel personele en materiële middelen te mobiliseren.
* **Nood- en Interventieplan (NIP):**
* **Algemeen Nood- en Interventieplan (ANIP):** Bevat algemene richtlijnen voor elke noodsituatie.
* **Bijzonder Nood- en Interventieplan (BNIP):** Specifieke richtlijnen voor een bepaald risico (bv. Seveso-bedrijf, evenementen).
* **Monodisciplinair interventieplan:** Beschrijft de inzet van één specifieke discipline.
* **Multidisciplinair interventieplan:** Coördinatie tussen meerdere disciplines.
* **Intern Noodplan:** Vanuit een organisatie of instelling.
Een **medische ramp** is een gebeurtenis met ernstige gevolgen voor de gezondheid van personen. Dit kan veroorzaakt worden door menselijke activiteit (man-made disasters, bv. terroristische aanslagen, treinrampen) of natuurlijke oorzaken (god-made disasters, bv. overstromingen, pandemieën).
### 2.11 De Vijf Disciplines
Bij een noodsituatie zijn er vijf disciplines betrokken:
1. **D1: De brandweerdiensten:** Beheersen van de noodsituatie, uitschakelen van risico's, opsporen, bevrijden, redden en in veiligheid brengen van personen en goederen. De leiding berust bij de Directeur Brandweer (Dir-Bw).
2. **D2: De medische, sanitaire en psychosociale hulpverlening:** Oprichting van de medische keten, verlenen van medische en psychosociale zorgen, vervoer van slachtoffers, en bescherming van de volksgezondheid. De operationele leiding berust bij de Directeur Medische Hulpverlening (Dir-Med), onder het administratief gezag van de Federaal Gezondheidsinspecteur (FGI).
3. **D3: De ordediensten:** Handhaven en herstellen van de openbare orde, vrijhouden van wegen, begeleiden van hulpdiensten, installeren en bewaken van perimeters, evacuatie van bevolking, en identificeren van overledenen. De leiding berust bij de Directeur Politie (Dir-Pol).
4. **D4: De logistieke diensten:** Zorgen voor personeel, materieel, speciaal reddingsmateriaal, communicatiemiddelen, en bevoorrading van diensten en getroffenen. Deze taken worden uitgevoerd door de civiele bescherming, brandweerdiensten en gespecialiseerde diensten. De leiding berust bij de Directeur Logistiek (Dir-Log).
5. **D5: De informatiecel:** Verstrekken van informatie en richtlijnen aan de bevolking en de media tijdens de noodsituatie, en na afloop over maatregelen voor terugkeer naar de normale situatie. De organisatie berust bij de Directeur Informatie (Dir-Info).
### 2.12 Nood- en Interventieplannen (NIP)
De noodplanning omvat diverse plannen:
* **Algemeen Nood- en Interventieplan (ANIP):** Algemene richtlijnen.
* **Bijzonder Nood- en Interventieplan (BNIP):** Specifiek voor bepaalde risico's.
* **Medisch Interventie Plan (MIP):** Betreft de medische discipline.
* **Sanitair Interventie Plan:** Betreft het Rode Kruis.
### 2.13 Coördinatie
* **Operationele coördinatie:** Op het terrein zelf, geleid door de Directeur van de CP-Ops (Commandopost Operaties), die de brandweerofficier met de hoogste graad is.
* **Beleids- en strategische coördinatie:** Buiten het directe rampengebeuren, georganiseerd in een CoördinatieComité (CC) met vertegenwoordigers van de disciplines en experts. Dit comité wordt geleid door de burgemeester, gouverneur of minister, afhankelijk van de fase van het rampenplan.
### 2.14 Fasen van een Rampenplan
Een rampenplan kent verschillende fasen:
* **Gemeentelijke fase:** Eerste reactie op lokaal niveau.
* **Provinciale fase:** Coördinatie op provinciaal niveau.
* **Federale fase:** Coördinatie op nationaal niveau, indien nodig.
### 2.15 De Weg van het Slachtoffer en Organisatie van het Rampenterrein
De organisatie van het rampenterrein is onderverdeeld in zones:
* **Rode zone (ontradingsperimeter):** Direct gevaarlijk gebied, waar reddings- en bevrijdingsopdrachten (D1 of experts) plaatsvinden.
* **Oranje zone (isolatieperimeter):** Veilig gebied voor stabilisatie, conditionering en evacuatie van slachtoffers. Hier bevinden zich de Vooruitgeschoven Medische Post (VMP) en de CP-Ops.
* **Gele zone (ontradingsperimeter):** Overnamepunt waar slachtoffers worden overgedragen aan medewerkers van D2.
#### 2.15.1 Pre-elimininaire Triage (Pre-Triage)
De pre-triage is een eerste snelle medische evaluatie om de transportprioriteit te bepalen. Hierbij worden alleen levensreddende handelingen verricht, zoals het vrijwaren van de luchtweg en het stelpen van bloedingen. Het **START-principe** (Schijven Vooruitgeschoven Medische Post) wordt hierbij toegepast.
#### 2.15.2 Vooruitgeschoven Medische Post (VMP)
In de VMP worden slachtoffers geregistreerd, getrieerd, gestabiliseerd en geconditioneerd voor verder transport. De VMP wordt opgesteld in de oranje zone. Triage gebeurt door een arts (MED TRI) en verpleegkundige (ADJ TRI), waarbij elk slachtoffer een registratiefiche ontvangt.
#### 2.15.3 Triage Niveaus en Mettag®-kaart
De triage kent verschillende niveaus, vaak visueel voorgesteld met de Mettag®-kaart:
* **T1 (Haas):** Onmiddellijke medische behandeling noodzakelijk, levensbedreigende situatie. Dringende overbrenging naar ziekenhuis.
* **T2 (Schildpad):** Behandeling kan uitgesteld worden, niet levensbedreigend maar vereist medische zorgen. Vervoer kan enkele uren uitgesteld worden.
* **T3:** Behandeling is uitstelbaar of niet hoogst noodzakelijk.
#### 2.15.4 Medische Stabilisatie en Regulatie
* **Verzorgingszone:** Medische stabilisering en conditionering van slachtoffers, met medisch toezicht.
* **Regulatiezone:** Registratie en regulatie van evacuatie, oriënteren van slachtoffers naar geschikte ziekenhuizen, en beslissingen rond medische transportmiddelen. Dit gebeurt door de COORD REG.
#### 2.15.5 De Grote Noria
De grote noria omvat de afvoer van getroffenen vanuit de VMP naar aangewezen opvangstructuren, zoals ziekenhuizen of onthaalcentra voor niet-gewonden.
### 2.16 Radiocommunicatie
* **Geleid net:** Een radionet waarbij één hoofdstation (bv. Noodcentrale 112) de controle heeft over alle verbindingen.
* **Simplex-communicatie:** Enkelrichtingsverkeer, waarbij tijdens het zenden geluisterd moet worden.
* **Push-To-Talk (PTT):** Knop om de boodschap uit te zenden.
* **Roepnaam:** Unieke naam van een ploeg voor radiocommunicatie.
#### 2.16.1 Principes van Radiocommunicatie (Regel van 3 K's)
* **Klaar:** Duidelijk spreken, articuleren, dubbelzinnigheid vermijden.
* **Kalm:** Rustig spreken, stress vermijden.
* **Kort:** Boodschap vooraf bedenken, net vrijlaten.
#### 2.16.2 Procedure van Radiocommunicatie
Elk gesprek begint met een volledige oproep (bv. "Noodcentrale 112 Vlaams Brabant, dit is MUG Leuven 1, over."). Hierop volgt een antwoord van de bestemmeling. Verkorte oproepen zijn mogelijk indien de bestemmeling duidelijk is. Gesprekken eindigen met "out" of "stop".
#### 2.16.3 NATO-alfabet
Het NATO-alfabet wordt gebruikt om boodschappen zo nauwkeurig mogelijk door te geven, vooral bij slechte radioverbindingen.
#### 2.16.4 SITREP (Situation Report)
Een SITREP is een situatieschets die de ogen en oren van de centrale op het terrein weergeeft. Het bevat informatie over de aard van het incident, aantal en ernst van slachtoffers, en eventuele gevaren. Het METHANE-hulpmiddel kan hierbij gebruikt worden.
### 2.17 Bloedingscontrole (Bleeding Control)
Bloedingscontrole is een essentieel onderdeel van de dringende hulpverlening, uitgebreid behandeld in praktijklessen.
> **Tip:** Bestudeer de radioprocedure, het spellingsalfabet en het START-triageprincipe grondig. Neem pen en papier mee tijdens de praktijkles. Het managen van dringende hulpverlening en rampen is complex en dit is slechts een introductie.
---
# Studiehandleiding: De verschillende disciplines en niveaus van hulpverlening
Dit onderwerp beschrijft de taken en verantwoordelijkheden van de vijf disciplines binnen de hulpverlening en de verschillende fasen van rampenplannen.
## 2. De vijf disciplines en niveaus van hulpverlening
De basis van dringende geneeskundige hulpverlening is verankerd in diverse koninklijke besluiten en wetten. Cruciaal hierin is de definitie van verpleegkunde, die onder andere het observeren, herkennen en vastleggen van de gezondheidsstatus omvat, evenals het zelfstandig treffen van urgente levensreddende maatregelen en handelen in crisis- en rampensituaties.
### 2.2 Historiek van de Hulpverlening
* **1958-1963:** Oprichting van 16 uniforme hulpcentra '900', waarbij het OCMW verantwoordelijk werd voor hulp aan personen op de openbare weg.
* **1964:** Wet betreffende de Dringende Geneeskundige Hulpverlening, die de onmiddellijke verstrekking van aangepaste hulp organiseert na een oproep via een eenvormig oproepstelsel.
* **1987:** Vervanging van noodnummer 900 door 100.
* **1991:** Introductie van het Europese noodnummer 112.
* **2014:** Introductie van 1733 voor het aanvragen van een huisarts in het weekend.
* **2017:** Introductie van de 112-app.
### 2.3 Reguliere versus Rampenhulpverlening
* **Reguliere hulpverlening:** Richt zich op het redden van *elke individuele patiënt*. De focus ligt op "The best for everyone" met individuele ethiek. Voldoende middelen zijn beschikbaar.
* **Rampenhulpverlening:** Richt zich op het redden van *zoveel mogelijk patiënten* ("The best for the most"). Het doel is zo weinig mogelijk overlijdens en/of blijvende letsels. Er wordt een beroep gedaan op alle beschikbare middelen.
> **Tip:** Begrijp het fundamentele verschil tussen individuele zorg voor één patiënt en collectieve zorg voor velen in noodsituaties.
#### 2.3.1 Voorbeelden van Rampen
* **Man-made disasters (door de mens veroorzaakt):** Terroristische aanslagen (Maelbeek & Zaventem), treinrampen (Buizingen, Pécrot), gasexplosie (Gellingen).
* **God-made disasters (natuurrampen):** Grootschalige overstromingen, coronacrisis.
### 2.4 De Vijf Disciplines: Taken en Opdrachten
De hulpverlening bij noodsituaties is georganiseerd rond vijf disciplines:
#### 2.4.1 D1: De brandweerdiensten
* **Taken:** Beheersen van de noodsituatie en uitschakelen van verbonden risico's. Opsporen, bevrijden, helpen, redden en in veiligheid brengen van personen en hun goederen. Afnemen van personen en goederen.
* **Leiding:** Directeur Brandweer (Dir-Bw).
* **Functie:** Zorgt voor de veiligheid op de plaats van het incident en bepaalt wanneer de rampenzone betreden mag worden.
#### 2.4.2 D2: De medische, sanitaire en psychosociale hulpverlening
* **Taken:** Oprichting van de medische keten. Toedienen van geneeskundige en psychosociale zorgen aan slachtoffers en betrokkenen. Vervoer van slachtoffers. Bescherming van de volksgezondheid.
* **Leiding:**
* Administratief: Federaal Gezondheidsinspecteur (FGI).
* Operationeel: Directeur Medische Hulpverlening (Dir-Med).
* **Onderdeel:** Ziekenhuisdiensten, artsen en verpleegkundigen.
#### 2.4.3 D3: De ordediensten
* **Taken:** Handhaven en herstellen van de openbare orde. Vrijhouden van toegangs- en evacuatiewegen. Begeleiden van hulpdiensten. Installeren, afbakenen, signaleren en bewaken van perimeters. Toegangscontrole. Evacuatie van de bevolking en toezien op schuilen. Identificeren van overledenen. Bijstand verlenen aan gerechtelijk onderzoek.
* **Leiding:** Directeur Politie (Dir-Pol).
* **Functie:** Zorgt voor een veilige werkomgeving voor de hulpdiensten, houdt pers en toeschouwers op afstand.
#### 2.4.4 D4: De logistieke diensten
* **Taken:** Versterking met personeel en materieel. Leveren van speciaal reddings- en hulpverleningsmaterieel. Organiseren van communicatiemiddelen tussen disciplines en commandoposten. Bevoorrading van levensmiddelen en drinkwater. Uitvoeren van diverse werken.
* **Leiding:** Directeur Logistiek (Dir-Log).
* **Uitvoering:** Operationele eenheden van de Civiele Bescherming, openbare brandweerdiensten, gespecialiseerde openbare en private diensten.
* **Functie:** Verzorgt alles wat nodig is op een rampenterrein, vergelijkbaar met de vroegere Civiele Bescherming.
#### 2.4.5 D5: De informatiecel
* **Taken:** Informeren en geven van richtlijnen aan de bevolking en de media tijdens een noodsituatie. Informeren over maatregelen voor terugkeer naar de normale situatie na afloop van de noodsituatie.
* **Leiding:** Directeur Informatie (Dir-Info).
* **Functie:** Informeren van omwonenden, bijvoorbeeld over het sluiten van ramen en deuren bij brand.
> **Tip:** De vijf disciplines kennen en hun hoofdtaken kunnen opsommen is essentieel voor het examen.
### 2.5 Noodplanning
* **Definitie:** Het geheel aan organisatorische, procedurele en materiële voorzieningen om bij een noodsituatie snel personele en materiële middelen te mobiliseren en interventies te organiseren ter bescherming van bevolking en goederen.
* **Algemeen Nood- en Interventieplan (ANIP):** Bevat algemene richtlijnen voor elk noodsituatiebeheer.
* **Bijzonder Nood- en Interventieplan (BNIP):** Specifieke richtlijnen voor een bepaald risico (bv. Seveso-bedrijf, evenementen zoals Rock Werchter).
* **Multidisciplinair interventieplan:** Beschrijft de inzet van meerdere disciplines.
* **Intern Noodplan:** Interne noodplannen van organisaties.
> **Tip:** De wetgeving op noodplanning is in constante evolutie; proactief denken en continu verbeteren zijn cruciaal.
### 2.6 Nood- en Interventieplannen (NIP)
* **Medisch Interventie Plan (MIP):** Specifiek voor medische hulpverlening.
### 2.7 Coördinatie
#### 2.7.1 Operationele Coördinatie
* **Plaats:** Op de locatie van de noodsituatie.
* **Leiding:** Directeur van de CP-Ops (Dir-CP-Ops), dit is de op de interventieplaats aanwezige brandweerofficier met de hoogste graad.
* **CP-Ops (Commandopost Operaties):** Bestaat uit de operationele directeuren van elke betrokken discipline. Organiseert het interventieterrein.
#### 2.7.2 Beleidscoördinatie
* **Plaats:** Buiten het rampengebeuren.
* **CoördinatieComité (CC):** Vertegenwoordigers van de disciplines, aangevuld met experts. De FGI (Federaal Gezondheidsinspecteur), bijgestaan door een Adj-FGI, vertegenwoordigt discipline 2.
* **Fasegebondenheid:** De keuze van de fase (gemeentelijk, provinciaal, federaal) is afhankelijk van factoren zoals geografische uitgestrektheid, benodigde middelen, aantal getroffenen, maatschappelijke impact, technische complexiteit en de evolutie van de gebeurtenissen.
> **Tip:** Begrijp de hiërarchie: Beleidscoördinatie staat boven Operationele Coördinatie. Het Coördinatiecomité is hierin cruciaal.
### 2.8 Organigram Coördinatie
* Het organigram toont de gelaagdheid van leiding: Strategische Leiding (beleidscoördinatie) en Operationele Leiding.
### 2.9 De Weg van het Slachtoffer en Organisatie van het Rampenterrein
* **Zonering:**
* **Rode zone (ontradingsperimeter):** Hier vinden reddings- en bevrijdingsopdrachten plaats door D1 of experts. Een overnamepunt markeert de grens waar slachtoffers aan D2 worden overgedragen.
* **Oranje zone (isolatieperimeter):** Hier vindt stabilisatie, conditionering en evacuatie van slachtoffers plaats. De Vooruitgeschoven Medische Post (VMP) en de CP-Ops bevinden zich hier.
* **Gele zone (ontradingsperimeter):** Hier bevindt zich de medische keten.
* **Pre-eliminare triage (Pre-triage / PRE-TRI):**
* Een eerste snelle medische evaluatie om transportprioriteit te bepalen.
* Alleen levensreddende handelingen worden uitgevoerd (bv. luchtweg vrijmaken, bloedingen stelpen).
* Gebruikt het **START-principe**.
* **Vooruitgeschoven Medische Post (VMP):**
* Opstelling in de oranje zone.
* Taken: Registratie van slachtoffers, triage, stabilisatie, conditionering en verdere verwijzing.
* **Triage:**
* Uitgevoerd door een arts (MED-TRI) en verpleegkundige (ADJ-TRI).
* **Mettag®-kaart:** Geeft de prioriteit aan:
* Groen: Niet gewond.
* Geel: Kan wachten.
* Rood: Onmiddellijk.
* Zwart: Overleden.
* **Triage Categorieën:**
* **T1:** Onmiddellijke medische behandeling noodzakelijk (levensbedreigende aandoening, gevaar voor verlies van ledemaat/orgaan). Dringend ziekenhuisvervoer.
* **T2:** Medische behandeling kan beperkt uitgesteld worden (niet levensbedreigend, maar vereist medische zorgen, bv. open beenbreuk). Vervoer kan enkele uren uitgesteld worden.
* **T3:** Medische behandeling is uitstelbaar of niet hoogst noodzakelijk. Vervoer per ambulance niet noodzakelijk, wel erkenning en identificatie.
* **Medische Stabilisatie en Conditionering:** Klaarmaken van patiënten voor transport.
* **Regulatiezone:** Coördinatie en registratie van evacuatie. Slachtoffers worden naar de meest geschikte ziekenhuizen georiënteerd, rekening houdend met opvangcapaciteit. De keuze van het vervoermiddel en medicalisering wordt hier bepaald.
* **Grote Noria:** Afvoer van betrokkenen vanuit de VMP naar aangewezen opvangstructuren (ziekenhuizen of onthaalcentra voor niet-gewonden).
### 2.10 Radiocommunicatie
* **Geleid Net:** Eén hoofdstation (bv. Noodcentrale 112) stuurt alle verbindingen naar andere stations (bv. ziekenwagens, MUG's).
* **Simplex-communicatie:** Enkelrichtingsverkeer (radio). Wanneer één partij zendt, luisteren anderen.
* **Push-To-Talk (PTT):** Knop indrukken om te zenden.
* **Roepnaam:** Ondubbelzinnige, vooraf vastgelegde naam van een ploeg.
* **Regel van 3 K's:**
* **Klaar:** Spreek duidelijk, articuleer, vermijd dubbelzinnige termen.
* **Kalm:** Vermijd te roepen, stress is besmettelijk.
* **Kort:** Denk na over de boodschap, laat het net vrij.
* **Einde van bericht:** "over".
* **Einde van gesprek:** "out" of "stop" door de gespreksleider.
* **NATO-alfabet:** Wordt gebruikt voor het ondubbelzinnig doorgeven van letters en cijfers, ook bij slechte radioverbindingen.
> **Tip:** "Over and out" bestaat niet in radiocommunicatie. Het correct toepassen van de regels is cruciaal voor effectieve communicatie.
### 2.11 SITREP (Situation Report)
* **Definitie:** Een situatieschets die de ogen en oren van de centrale vormt op het terrein.
* **Inhoud:** Informatie over de aard van het incident, aantal en ernst van slachtoffers, eventuele gevaren.
* **Hulpmiddel:** **METHANE** protocol.
### 2.12 Bloedingscontrole (B-con)
* Omvat technieken voor het stoppen van bloedingen. Komt uitgebreid aan bod in de praktijkles.
> **Tip:** Oefen de radio-procedures, het spellingsalfabet en de START-triage. Pen en papier zijn onmisbaar. Dringende hulpverlening en rampenmanagement zijn complexe domeinen die verdere studie vereisen.
---
# Organisatie van het rampenterrein en triageprocessen
Dit deel van de cursus behandelt de organisatie van het rampenterrein, inclusief zonering, pre-eliminatoire triage, het START-principe, de Vooruitgeschoven Medische Post (VMP) en triage-niveaus.
## 3. Organisatie van het rampenterrein en triageprocessen
### 3.1 Zonering van het rampenterrein
De organisatie van een rampenterrein is cruciaal voor een effectieve respons en omvat de zonering van het gebied in verschillende zones met specifieke functies en toegangsregels.
#### 3.1.1 Rode zone (ontradingsperimeter)
* **Functie:** Deze zone is het directe gevarengebied waar reddings- en bevrijdingsopdrachten plaatsvinden.
* **Betrokkenen:** Primair de brandweer (D1) of gespecialiseerde experts.
* **Overnamepunt:** Een theoretisch punt op de grens van de rode en oranje zone waar slachtoffers worden overgedragen aan medewerkers van discipline 2 (medische hulpverlening). Dit punt is niet altijd gedefinieerd, met name als er geen duidelijke rode zone is.
#### 3.1.2 Oranje zone (isolatieperimeter)
* **Functie:** In deze zone vinden stabilisatie, conditionering en evacuatie van slachtoffers plaats. De Vooruitgeschoven Medische Post (VMP) en de Commandopost Operaties (CP-Ops) bevinden zich hier.
* **Betrokkenen:** Medische teams (D2) en operationeel management.
#### 3.1.3 Gele zone (ontradingsperimeter)
* **Functie:** Deze zone omvat de medische keten voor verdere opvang, zoals de grote noria (afvoer van patiënten naar ziekenhuizen of opvangcentra).
### 3.2 De pre-eliminatoire triage (pre-triage)
De pre-triage is de eerste, snelle medische beoordeling van slachtoffers op het rampenterrein.
* **Doel:** Het bepalen van de prioriteit voor transport naar de volgende schakel in de medische keten.
* **Handelingen:** Enkel levensreddende handelingen zoals het veiligstellen van de luchtweg en het stelpen van bloedingen worden uitgevoerd. Er wordt geen uitgebreide medische behandeling geboden.
### 3.3 Het START-principe
Het START-principe (Simple Triage And Rapid Treatment) is een methode voor snelle triage op een rampenterrein.
* **Focus:** Snelheid en eenvoud om een groot aantal slachtoffers te classificeren.
* **Toepassing:** Wordt gebruikt voor de pre-triage en bij de "kleine noria" (directe afvoer van slachtoffers).
### 3.4 De Vooruitgeschoven Medische Post (VMP)
De VMP is een essentieel onderdeel van de medische keten op een rampenterrein.
* **Locatie:** Opgesteld in de oranje zone (een veilige omgeving). Mogelijke locaties zijn bestaande gebouwen, tenten of open ruimtes.
* **Taken:**
* Registratie van slachtoffers.
* Triage (medische beoordeling).
* Stabilisatie en conditionering van slachtoffers (voorbereiding voor transport).
* Verwijzing naar de volgende schakel in de medische keten (ziekenhuis of opvangcentrum), afhankelijk van de beschikbare capaciteit.
#### 3.4.1 Triage in de VMP
De triage in de VMP wordt doorgaans uitgevoerd door een arts (MED TRI) met ondersteuning van een verpleegkundige (ADJ TRI).
* **Registratie:** Elk slachtoffer, ongeacht de ernst van de verwondingen (inclusief de niet-gewonden), ontvangt een registratiefiche. Dit zorgt voor minimale medische informatieoverdracht, uniforme registratie en opvolging.
* **Mettag®-kaart:** Een systeem (vaak visueel weergegeven met symbolen zoals een haas, schildpad, etc.) dat aangeeft wie wanneer prioriteit heeft voor transport naar een ziekenhuis.
### 3.5 Triage-niveaus en medische keten
De triage categoriseert slachtoffers op basis van de urgentie van hun medische zorg. De medische keten omvat verschillende fases van zorg en transport.
#### 3.5.1 Triage-niveaus
* **Triage T1 (Rood / Haas):** Onmiddellijke medische behandeling is noodzakelijk. Dit betreft levensbedreigende aandoeningen of situaties die leiden tot het verlies van een lichaamsdeel of orgaan. Dringend transport naar een ziekenhuis is vereist.
* **Triage T2 (Geel / Schildpad):** Medische behandeling kan beperkt uitgesteld worden. De toestand is niet levensbedreigend, maar vereist wel medische zorgen. Bijvoorbeeld een open beenbreuk. Transport naar het ziekenhuis kan hoogstens met enkele uren uitgesteld worden.
* **Triage T3 (Groen):** Medische behandeling is uitstelbaar of niet hoogst noodzakelijk. Transport per ambulance is niet direct vereist, maar erkenning en identificatie kunnen nodig zijn.
* **Niet-gewonden:** Personen die geen fysiek letsel hebben opgelopen, worden afgevoerd naar een opvangcentrum conform het psychosociaal interventieplan.
#### 3.5.2 Medische keten fasen
* **Medische stabilisatie en conditionering (VMP):** Stabilisatie van slachtoffers en het gereedmaken voor transport. Medisch toezicht in afwachting van verder transport. Dit wordt gecoördineerd door een MUG-arts of -verpleegkundige.
* **Regulatiezone (Grote noria coördinatie):** Regulatie en registratie van de evacuatie. Slachtoffers worden georiënteerd naar het meest geschikte ziekenhuis op basis van hun opvangcapaciteit (bijvoorbeeld UZ Brussel met specifieke aantallen U1, U2, U3 bedden). Beslissingen over het vervoermiddel en eventuele medicalisering worden hier genomen. Dit gebeurt onder leiding van de COORD REG, bijgestaan door een ADJ COORD REG.
* **Grote noria (Transport):** De daadwerkelijke afvoer van de betrokken personen vanuit de VMP naar de door de regulatie aangewezen opvangstructuren (ziekenhuizen of opvangcentra).
### 3.6 De rol van de Vooruitgeschoven Medische Post (VMP) in de medische keten
De VMP fungeert als een centraal punt binnen de oranje zone waar de eerste medische stabilisatie en triage plaatsvinden voordat slachtoffers verder worden getransporteerd. Het is een cruciaal knooppunt waar de overdracht van patiënten van de eerste snelle respons naar meer gespecialiseerde zorg plaatsvindt.
> **Tip:** Het onderscheid tussen de pre-eliminatoire triage (op het terrein, enkel levensreddend) en de triage in de VMP (uitgebreider, met registratie en classificatie) is belangrijk.
> **Tip:** Begrijp de flow van het slachtoffer door de verschillende zones en fasen van de medische keten: Rode zone (redding) -> Oranje zone (stabilisatie/triage in VMP) -> Gele zone (transport/regulatie) -> Ziekenhuis/Opvangcentrum.
---
## 3 Organisatie van het rampenterrein en triageprocessen
Dit onderwerp behandelt de structurering van een rampenterrein, de initiële beoordeling van slachtoffers en de medische keten binnen een rampenscenario.
De organisatie van een rampenterrein is cruciaal voor een efficiënte en veilige hulpverlening. Dit wordt bereikt door middel van zonering, waarbij het terrein wordt opgedeeld in verschillende gebieden met specifieke functies en toegangsregels.
* **Rode zone (ontradingsperimeter)**
* Dit is het gevaarlijkste gebied, waar directe reddings- en bevrijdingsoperaties plaatsvinden.
* Enkel personeel van discipline 1 (brandweerdiensten) of gespecialiseerde experts hebben hier toegang.
* Een overnamepunt kan zich aan de grens van de rode en oranje zone bevinden, waar slachtoffers worden overgedragen aan de medische hulpverleners van discipline 2. Dit punt is niet altijd aanwezig indien er geen rode zone is.
* **Oranje zone (isolatieperimeter)**
* In deze zone vindt de stabilisatie, conditionering en evacuatie van slachtoffers plaats.
* Hier worden de Vooruitgeschoven Medische Post (VMP) en de Commandopost Operaties (CP-Ops) ingericht.
* **Gele zone (ontradingsperimeter)**
* Dit gebied omvat de medische keten en dient als doorstroomzone.
* Het theoretische overnamepunt bevindt zich aan de grens van de rode en oranje zone.
### 3.2 De pre-eliminaire triage (pre-triage)
De pre-eliminaire triage, ook wel pre-triage genoemd, is de eerste snelle medische beoordeling van de slachtoffers. Het hoofddoel is het bepalen van de prioriteit voor transport naar de volgende schakel in de medische keten.
* Tijdens de pre-triage worden **geen medische handelingen** gesteld, met uitzondering van het vrijwaren van de luchtweg en levensreddende handelingen zoals het stelpen van bloedingen.
* Deze fase is essentieel voor het efficiënt managen van de toevoer van slachtoffers naar de medische keten.
#### 3.2.1 Het START-principe
Het START-principe (Simple Triage And Rapid Treatment) is een veelgebruikte methode voor de pre-eliminaire triage, die gericht is op een snelle classificatie van slachtoffers.
* Het principe is gebaseerd op een snelle evaluatie van de ademhaling, circulatie en mentale status (vaak samengevat als ABC: Airway, Breathing, Circulation en Disability/Consciousness).
* Slachtoffers worden ingedeeld in categorieën op basis van hun overlevingskansen en de urgentie van hun medische toestand.
#### 3.2.2 Kleine noria
De "kleine noria" verwijst naar de directe afvoer van slachtoffers vanuit het incidentgebied naar de eerste medische post, zoals de VMP, na de pre-eliminaire triage.
### 3.3 De Vooruitgeschoven Medische Post (VMP)
De Vooruitgeschoven Medische Post (VMP) is een cruciale component in de medische keten op een rampenterrein.
* **Locatie:** De VMP wordt opgesteld in de oranje zone, een relatief veilige zone. Dit kan in een bestaand gebouw, tenten of een open ruimte zijn.
* Verdere triage (vaak door artsen en verpleegkundigen).
* Stabilisatie en conditionering van slachtoffers.
* Verwijzing naar de volgende schakel in de medische keten, afhankelijk van de ontvangstcapaciteit van ziekenhuizen of onthaalcentra.
* **Registratie:** Elk slachtoffer, inclusief de niet-gewonden, krijgt een registratiefiche (bv. Mettag®-kaart) voor het vastleggen van minimale medische informatie en een uniforme registratie en opvolging.
#### 3.3.1 Triage in de VMP
Binnen de VMP vindt een meer gedetailleerde triage plaats, vaak geleid door een arts (MED TRI) bijgestaan door een verpleegkundige (ADJ TRI).
* **Triage Categorieën (Mettag®-kaart):**
* **Rood (dringend / haas):** T1 - Onmiddellijke medische behandeling noodzakelijk. Levensbedreigende aandoeningen of gevaar voor verlies van ledemaat of orgaan. Dringende overbrenging naar ziekenhuis is aangewezen.
* **Geel (uitstelbaar / schildpad):** T2 - Medische behandeling kan beperkt uitgesteld worden. Geen levensbedreigende situatie, maar noodzaak voor medische zorgen (bv. open beenbreuk). Vervoer naar ziekenhuis kan enkele uren uitgesteld worden.
* **Groen (niet urgent):** T3 - Medische behandeling is uitstelbaar of niet hoogst noodzakelijk. Vervoer per ambulance is niet noodzakelijk, maar er is behoefte aan erkenning en identificatie.
* **Zwart (overleden/niet levensvatbaar):** Slachtoffers die ter plaatse overleden zijn of wiens toestand hopeloos is.
#### 3.3.2 Verzorgingszone en Regulatiezone
Binnen de VMP kunnen gespecialiseerde zones worden ingericht:
* **Verzorgingszone:** Gericht op medische stabilisatie en conditionering van slachtoffers voor transport. Medisch toezicht en evaluatie worden gecoördineerd, vaak onder leiding van een MUG-arts of -verpleegkundige.
* **Regulatiezone:** Verantwoordelijk voor de registratie en coördinatie van de evacuatie. Slachtoffers worden gericht naar het meest geschikte ziekenhuis op basis van hun opvangcapaciteit. De keuze van het vervoermiddel en eventuele medicalisering wordt hier bepaald. De coördinatie gebeurt door de COORD REG en assistenten.
#### 3.3.3 Grote noria
De "grote noria" omvat de afvoer van alle betrokken personen (slachtoffers en niet-gewonden) vanuit de VMP naar de door de regulatie aangewezen opvangstructuren. Niet-gewonden worden doorgaans naar een onthaalcentrum geleid.
### 3.4 Triage-niveaus
Binnen de context van rampenhulpverlening worden verschillende niveaus van triage onderscheiden, die de complexiteit en intensiteit van de medische interventie weerspiegelen.
* **Pre-eliminaire triage (Pre-TRI):** Initiële, snelle beoordeling op het incidentterrein.
* **Triage in de VMP (MED TRI):** Gedetailleerdere classificatie in de VMP, leidend tot de Mettag®-categorieën.
* **Niveau 1 (T1):** Onmiddellijke medische prioriteit, potentieel levensbedreigend.
* **Niveau 2 (T2):** Urgentie die enige uitstel toelaat, maar wel medische zorg vereist.
* **Niveau 3 (T3):** Niet-dringende zorg, stabilisatie en identificatie.
### 3.5 Rol van de Vooruitgeschoven Medische Post (VMP) in de medische keten
De VMP fungeert als een centraal knooppunt waar slachtoffers na de eerste beoordeling op het incidentterrein verder gestabiliseerd en georganiseerd worden voor transport naar ziekenhuizen of andere opvangcentra. Het is een essentieel tussenstation dat de continuïteit van de zorg waarborgt en de belasting op de ziekenhuizen reguleert.
---
# Radiocommunicatie en communicatieprocedures
Dit onderwerp omvat de essentiële principes, procedures en terminologie van radiocommunicatie, met specifieke aandacht voor het NATO-alfabet en de SITREP-methode binnen de hulpverleningscontext.
## 4.1 Radiocommunicatie
Radiocommunicatie is van cruciaal belang voor de coördinatie en effectiviteit van hulpverleningsoperaties, met name in situaties waar de directe communicatie beperkt is.
### 4.1.1 Definities
* **Geleid net:** Een radionetwerk waarbij één centraal station (het hoofdstation) de leiding heeft over alle verbindingen. Verbindingen worden alleen gemaakt tussen het hoofdstation en de andere stations, en niet direct tussen de secundaire stations, tenzij met expliciete toestemming van het hoofdstation.
* **Voorbeeld:** De Noodcentrale 112 als hoofdstation, met diverse ambulances, MUG's en andere hulpverleningsvoertuigen als aangesloten stations.
* **Simplex-communicatie:** Communicatie die slechts in één richting tegelijk mogelijk is. Wanneer één partij zendt, moeten alle andere partijen luisteren. Het kanaal is dan 'bezet'. Dit staat in contrast met duplex-communicatie, zoals telefoonverkeer, waarbij gelijktijdig zenden en ontvangen mogelijk is.
* **Voorbeeld:** Radio-communicatie tussen hulpverleners maakt gebruik van simplex.
* **Push-To-Talk (PTT):** Een knop die ingedrukt wordt tijdens het uitzenden van een bericht en die wordt losgelaten zodra het bericht is voltooid.
* **Roepnaam:** Een unieke en ondubbelzinnige naam die aan een team of station is toegekend en gebruikt wordt voor alle radiocommunicatie.
### 4.1.2 Principes en Procedures
Effectieve radiocommunicatie volgt strikte principes om duidelijkheid en efficiëntie te garanderen. De "Regel van 3 K's" is hierbij essentieel:
* **Klaar:** Spreek duidelijk, articuleer correct en vermijd dubbelzinnige termen.
* **Kalm:** Vermijd te roepen; stress is besmettelijk en kan leiden tot miscommunicatie.
* **Kort:** Denk vooraf na over de boodschap en houd deze beknopt om het net vrij te houden voor andere noodzakelijke communicatie.
**Communicatie-einde:**
* Op het einde van elk bericht wordt "over" gezegd, wat aangeeft dat de gesprekspartner aan het woord is.
* Aan het einde van een volledig gesprek gebruikt de gespreksleider "out" of "stop" om aan te geven dat het gesprek is beëindigd.
* Onderbreek nooit een lopend gesprek, tenzij er sprake is van een absolute noodsituatie.
**Procedure bij een gesprek:**
1. **Volledige oproep:** Elk gesprek begint met een volledige oproep, die de roepnaam van de ontvanger en de roepnaam van de oproeper bevat.
* *Voorbeeld:* "Noodcentrale 112 Vlaams Brabant, dit is MUG Leuven 1, over."
2. **Antwoord van de ontvanger:** De ontvanger bevestigt de oproep en geeft de zender toestemming om de boodschap te verzenden.
* *Voorbeeld:* "MUG Leuven 1, dit is Noodcentrale 112 Vlaams Brabant. Zend uw bericht, over."
3. **Verdere berichten:** Na de eerste uitwisseling kunnen verdere berichten, indien er geen twijfel is over de ontvanger, beginnen met een verkorte oproep.
* *Voorbeeld:* "Voor MUG Leuven 1; het betreft hier een ongeval met geknelden: graag bijstand van brandweer. Over."
4. **Einde van het gesprek:** De gespreksleider beëindigt het gesprek met "out".
### 4.1.3 NATO-alfabet
Het NATO-alfabet is een gestandaardiseerde reeks woorden die worden gebruikt om letters van het alfabet te spellen, met name in situaties met slechte radioverbindingen of bij het spellen van onbekende of complexe namen. De woorden zijn zo gekozen dat ze, zelfs bij een enigszins gebrekkige uitspraak van het Engels, nauwelijks met elkaar verward kunnen worden.
| Letter | Woord | Letter | Woord |
| :----- | :------- | :----- | :------- |
| A | Alpha | N | November |
| B | Bravo | O | Oscar |
| C | Charlie | P | Papa |
| D | Delta | Q | Quebec |
| E | Echo | R | Romeo |
| F | Foxtrot | S | Sierra |
| G | Golf | T | Tango |
| H | Hotel | U | Uniform |
| I | India | V | Victor |
| J | Juliett | W | Whiskey |
| K | Kilo | X | X-ray |
| L | Lima | Y | Yankee |
| M | Mike | Z | Zulu |
**Cijfers:** Cijfers worden doorgaans ook uitgesproken zoals ze zijn, maar in situaties met extreme ruis of onduidelijkheid kunnen specifieke uitspraken worden gebruikt om verwarring te voorkomen (bv. "tree" voor drie, "fife" voor vijf).
## 4.2 Situatierapport (SITREP)
Een SITREP (SITuation REPort) is een gestructureerde manier om een duidelijk en beknopt overzicht te geven van een incident of noodsituatie. Het doel is om de noodcentrale, die geen visueel overzicht heeft van de situatie, te voorzien van accurate informatie, zodat zij de juiste middelen kunnen inzetten en de hulpverlening effectief kunnen coördineren.
### 4.2.1 Doel en Inhoud
De SITREP functioneert als de "ogen en oren" van de centrale op het terrein. De informatie die wordt verstrekt, omvat typisch:
* **Aard van het incident:** Wat is er gebeurd?
* **Aantal slachtoffers:** Hoeveel personen zijn getroffen?
* **Ernst van de slachtoffers:** Hoe ernstig is de situatie van de getroffenen?
* **Eventuele gevaren:** Zijn er verdere risico's, zoals brand, explosiegevaar, instortingsgevaar, giftige stoffen?
### 4.2.2 Hulpmiddel: METHANE
Een handig ezelsbruggetje voor het samenstellen van een SITREP is het acroniem METHANE:
* **M**ajor accident: Gaat het om een groot incident?
* **E**mergency services required: Welke hulpdiensten zijn nodig?
* **T**ime of incident: Hoe laat gebeurde het incident?
* **H**uman casualties: Hoeveel gewonden zijn er?
* **A**ccess: Hoe is de toegang tot de locatie?
* **N**umber of vehicles involved: Hoeveel voertuigen zijn erbij betrokken?
* **E**nvironmental issues / hazards: Zijn er milieugevaren of andere risico's?
**Tip:** Hoewel het belangrijk is om de METHANE-structuur te kennen, zal de noodcentrale in veel gevallen de nodige informatie ook zelf bevragen mocht deze niet spontaan worden verstrekt. Het is echter altijd effectiever om een proactieve en gestructureerde rapportage te leveren.
---
**Belangrijke overweging:** De complexe aard van dringende hulpverlening en rampenmanagement vereist constante training en aanpassing. Dit overzicht biedt een introductie tot de basisprincipes van radiocommunicatie en SITREPs. Meer gedetailleerde informatie, zoals specifieke triageprocedures (START-principe) en bloedingscontrole, wordt uitgebreid behandeld in praktijklessen. Zorg voor pen en papier tijdens praktijksessies om belangrijke informatie vast te leggen.
---
Dit onderwerp behandelt de principes, procedures en terminologie van radiocommunicatie binnen de hulpverlening, inclusief het NATO-alfabet en de SITREP-methode.
## 4.1 Radiocommunicatie: definities en principes
* **Geleid net:** Een radionetwerk waarbij één centraal station (het hoofdstation) de leiding heeft over alle verbindingen. Verbindingen worden enkel gemaakt tussen het hoofdstation en de andere stations, en niet rechtstreeks tussen de andere stations onderling, tenzij met uitzonderlijke toestemming van het hoofdstation. Een voorbeeld hiervan is de 112-noodcentrale als hoofdstation, met verschillende ziekenwagens, MUG's, etc. als de andere stations.
* **Simplex-communicatie:** Communicatie die slechts in één richting tegelijk toelaat. Wanneer één partij zendt, moeten alle andere partijen luisteren. Het kanaal is dan 'bezet'. Dit staat in tegenstelling tot duplex-communicatie, zoals telefoonverkeer, waar gelijktijdig zenden en ontvangen mogelijk is.
* **Push-To-Talk (PTT):** Een knop die ingedrukt wordt tijdens het uitzenden van een boodschap en meteen daarna wordt losgelaten.
* **Roepnaam:** De ondubbelzinnige, vooraf vastgelegde en toegekende naam van een ploeg of station, gebruikt bij alle radiocommunicatie.
> **Tip:** Het correct gebruiken van roepnamen is cruciaal voor de duidelijkheid en efficiëntie van radiocommunicatie in noodsituaties.
### 4.1.2 Principes
De communicatie via radio dient te voldoen aan de **Regel van 3 K's**:
* **Klaar:** Spreek duidelijk, articuleer goed en vermijd het gebruik van dubbelzinnige termen.
* **Kalm:** Vermijd te roepen, aangezien stress besmettelijk is en de duidelijkheid kan verminderen.
* **Kort:** Denk vooraf na over je boodschap en houd deze bondig om het net vrij te houden voor andere noodzakelijke communicatie.
Aan het einde van elk bericht wordt "over" gezegd om aan te geven dat de gesprekspartner aan de beurt is. Een gesprek wordt beëindigd met "out" of "stop" door de gespreksleider, wat aangeeft dat het gesprek ten einde is. Het onderbreken van een lopend gesprek is enkel toegestaan in geval van hoogdringendheid.
> **Tip:** Onthoud de Regel van 3 K's als een essentiële leidraad voor heldere en efficiënte radiocommunicatie.
## 4.2 Radiocommunicatie: procedures
### 4.2.1 Volledige oproep
Elk gesprek begint met een volledige oproep, die zowel de oproeper als de bestemmeling identificeert.
**Voorbeeld:**
"Noodcentrale 112 Vlaams Brabant, dit is MUG Leuven 1, over."
(Wacht op antwoord)
"MUG Leuven 1, dit is Noodcentrale 112 Vlaams Brabant. Zend uw bericht, over."
### 4.2.2 Verkorte oproep
Wanneer er geen twijfel mogelijk is over de bestemmeling van het bericht, mogen latere berichten in een gesprek beginnen met een verkorte oproep.
"Voor MUG Leuven 1; het betreft hier een ongeval met geknelden: graag bijstand van brandweer. Over."
### 4.2.3 Beëindigen van een gesprek
Aan het einde van een bericht of een volledige communicatiestroom zal de gespreksleider het gesprek beëindigen met "out".
> **Tip:** Het correct opvolgen van de communicatieprocedures zorgt voor een gestructureerde en veilige overdracht van informatie, wat essentieel is in noodsituaties.
## 4.3 NATO-alfabet
Het NATO-alfabet (ook bekend als het Fonetisch Alfabet) is ontworpen om boodschappen zo duidelijk mogelijk te kunnen doorgeven, zelfs bij slechte radioverbindingen of bij een minder vloeiende uitspraak van het Engels. De woorden zijn zo gekozen dat ze moeilijk met elkaar te verwarren zijn.
### 4.3.1 Letters
| Letter | Woord |
| :----- | :------ |
| A | Alfa |
| B | Bravo |
| C | Charlie |
| D | Delta |
| E | Echo |
| F | Foxtrot |
| G | Golf |
| H | Hotel |
| I | India |
| J | Juliett |
| K | Kilo |
| L | Lima |
| M | Mike |
| N | November|
| O | Oscar |
| P | Papa |
| Q | Quebec |
| R | Romeo |
| S | Sierra |
| T | Tango |
| U | Uniform |
| V | Victor |
| W | Whiskey |
| X | X-ray |
| Y | Yankee |
| Z | Zulu |
### 4.3.2 Cijfers
| Cijfer | Woord |
| 0 | Zero |
| 1 | One |
| 2 | Two |
| 3 | Three |
| 4 | Four |
| 5 | Five |
| 6 | Six |
| 7 | Seven |
| 8 | Eight |
| 9 | Nine |
> **Tip:** Oefen het NATO-alfabet regelmatig, zodat je het ook onder stress snel en accuraat kunt toepassen.
## 4.4 SITREP: Situatieschets
SITREP staat voor SITuation REPort, wat letterlijk vertaald "situatieschets" betekent. Het is een gestructureerde manier om essentiële informatie over een incident door te geven aan de noodcentrale of commandopost. Aangezien de centrale de situatie ter plaatse niet kan zien, dienen hulpverleners op het terrein als de "ogen en oren" van de centrale en moeten zij accurate informatie verstrekken.
### 4.4.1 Informatie die een SITREP bevat
Een SITREP kan informatie bevatten over:
* **Aard van het incident:** Wat is er gebeurd? (bv. brand, ongeval, explosie)
* **Ernst van de slachtoffers:** Welke letsels zijn er (levensbedreigend, ernstig, licht)?
* **Eventuele gevaren:** Zijn er nog actieve gevaren aanwezig (bv. instortingsgevaar, giftige stoffen)?
* **Benodigde middelen:** Welke ondersteuning is er nodig (bv. extra brandweer, gespecialiseerde medische teams)?
### 4.4.2 Hulpmiddel: METHANE
Een veelgebruikt hulpmiddel voor het structureren van een SITREP is het acroniem METHANE:
* **M**ajor Accidents (Grote ongevallen): Is het een groot ongeval?
* **E**mergency Services Present (Aanwezigheid hulpdiensten): Welke diensten zijn ter plaatse?
* **T**ype of Incident (Type incident): Wat is de aard van het incident?
* **H**azard (Gevaar): Zijn er specifieke gevaren aanwezig?
* **A**ccess (Toegang): Hoe is de toegang tot de locatie?
* **N**umber of Casualties (Aantal slachtoffers): Hoeveel slachtoffers zijn er?
* **E**mergency Services Required (Benodigde hulpdiensten): Welke aanvullende diensten zijn nodig?
> **Tip:** Zelfs als je het METHANE-model niet perfect meer herinnert, zal de noodcentrale je waarschijnlijk bevragen op deze essentiële punten om een duidelijk beeld te krijgen van de situatie.
## 4.5 Communicatieprocedures in de praktijk
### 4.5.1 Radiocommunicatie praktijk
Tijdens de praktijkles wordt er geoefend met radio-procedures en het gebruik van het spellingsalfabet.
### 4.5.2 Triage praktijk
De START-triage wordt uitgebreid behandeld in de praktijkles.
> **Tip:** Neem een pen en papier mee naar de praktijklessen om belangrijke informatie en procedures te noteren. De dringende hulpverlening en rampenmanagement zijn complexe domeinen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Dringende geneeskundige hulpverlening | Het onmiddellijk verstrekken van aangepaste hulp aan alle personen van wie de gezondheidstoestand ten gevolge van een ongeval, een plotse aandoening of een plotse verwikkeling van een ziekte een dringende tussenkomst vereist na een oproep via het eenvormig oproepstelsel, waardoor de hulpverlening, het vervoer en de opvang in een aangepaste ziekenhuisdienst worden verzekerd. |
| Verpleegkundige zorg | Het vervullen van de activiteiten die samen de verpleegkundige zorg vormen, waaronder het observeren, herkennen, evalueren en vastleggen van de gezondheidsstatus, en het zelfstandig treffen van urgente levensreddende maatregelen en handelen in crisis- en rampensituaties. |
| Eerste lijn | Het niveau van zorg dat direct beschikbaar is voor de bevolking, vaak de huisartsen en lokale gezondheidscentra omvat, en fungeert als poortwachter naar gespecialiseerde zorg. |
| Reguliere hulpverlening | De hulpverlening die gericht is op individuele patiënten met als doel dat elke patiënt overleeft, waarbij voldoende middelen beschikbaar zijn en de ethiek gericht is op het individu. |
| Rampenhulpverlening | Hulpverlening die is gericht op het "beste voor de meesten", waarbij bij een ramp alle middelen worden ingezet voor zoveel mogelijk patiënten om zo weinig mogelijk overlijdens en/of blijvende letsels te bekomen, met een focus op collectieve ethiek. |
| Noodplanning | Het geheel aan organisatorische, procedurele en materiële voorzieningen en werkinstrumenten die toelaten om maatregelen en coördinatiemechanismen in de plaats te stellen bij het optreden van een noodsituatie, teneinde zo snel mogelijk de personele en materiële middelen te kunnen mobiliseren. |
| Noodsituatie | Elke gebeurtenis die schadelijke gevolgen voor het maatschappelijk leven veroorzaakt of kan veroorzaken, zoals een ernstige verstoring van de openbare veiligheid, een ernstige bedreiging ten opzichte van het leven of de gezondheid van personen en/of ten opzichte van belangrijke materiële belangen, en waarbij de coördinatie van de disciplines is vereist. |
| Medisch Interventie Plan (MIP) | Een specifiek plan voor medische interventies in noodsituaties, dat de inzet van medische hulpverlening en middelen regelt. |
| Commandopost Operaties (CP-Ops) | De plaats waar de operationele leiding van een noodsituatie plaatsvindt, met de operationele directeuren van elke betrokken discipline. |
| Beleidscoördinatie | Coördinatie die plaatsvindt buiten het directe rampengebeuren, gericht op het strategische niveau en het vertegenwoordigen van beleidsmakers, vaak in een CoördinatieComité. |
| Zonering | Het indelen van een rampenterrein in verschillende zones (bv. rode, oranje, gele zone) met specifieke toegangsregels en functies om de hulpverlening te structureren en de veiligheid te waarborgen. |
| Pre-triage (PRE-TRI) | Een eerste snelle medische evaluatie van de toestand van een slachtoffer op de plaats van een ongeval of ramp, met als doel het aanduiden van de prioriteit voor transport naar de volgende schakel in de medische keten. |
| Vooruitgeschoven Medische Post (VMP) | Een tijdelijke medische post die wordt opgesteld in de oranje zone van een rampenterrein om slachtoffers te registreren, triëren, stabiliseren, conditioneren en verder te verwijzen naar geschikte opvangstructuren. |
| Triage | Het proces van het beoordelen en classificeren van de ernst van de verwondingen of aandoeningen van slachtoffers om de prioriteit van behandeling en transport te bepalen, vaak met behulp van gestandaardiseerde methoden zoals START of METTAG. |
| Regulatiezone | Het gebied waar de evacuatie van slachtoffers wordt gereguleerd en geregistreerd, en waar beslissingen worden genomen over de meest geschikte opvangstructuur en het vervoermiddel. |
| Radiocommunicatie | Het gebruik van radio om te communiceren, essentieel voor de coördinatie van hulpverleningsteams op afstand, waarbij specifieke procedures en terminologie worden gehanteerd. |
| NATO-alfabet | Een fonetisch alfabet dat wordt gebruikt om letters ondubbelzinnig te spellen via radioverbindingen, om fouten bij de transmissie te minimaliseren, zelfs bij slechte verbindingen of uitspraak. |
| SITREP (Situation Report) | Een gestructureerd rapport dat ter plaatse wordt opgesteld om de noodcentrale accurate informatie te verstrekken over de aard van het incident, het aantal en de ernst van de slachtoffers, en eventuele gevaren. |