Cover
Börja nu gratis 2021 Hormonale veranderingen.pdf
Summary
# Regulatie en orale effecten van geslachtshormonen
Dit onderwerp beschrijft de hormonale regulatie van geslachtshormonen via de hypothalamus en hypofyse, en hun impact op orale weefsels.
### 1.1 Regulatie van geslachtshormonen
De regulatie van geslachtshormonen volgt een cascade die begint bij de hypothalamus [4](#page=4).
* **Hypothalamus:** Produceert gonadotropine-releasing hormone (GnRH) [4](#page=4).
* **Hypofyse:** Reageert op GnRH door luteïniserend hormoon (LH) en follikelstimulerend hormoon (FSH) te produceren, de zogenaamde gonadotropinen [4](#page=4).
* **Geslachtsorganen:** De gonadotropinen stimuleren de geslachtsorganen tot de productie van geslachtshormonen [4](#page=4).
* **Mannen:** Testes produceren androgenen, naast een beperkte hoeveelheid vrouwelijke hormonen [4](#page=4).
* **Vrouwen:** Ovaria produceren oestrogenen en progestagenen, naast een beperkte hoeveelheid mannelijke hormonen [4](#page=4).
### 1.2 Orale effecten van geslachtshormonen
Geslachtshormonen zijn zowel in bloed als in speeksel aanwezig en hebben specifieke effecten op de gingiva (tandvlees) en orale mucosa [8](#page=8).
#### 1.2.1 Effecten van androgenen
Androgenen kunnen leiden tot gingivale hyperplasie (vergroting van het tandvlees) en het verergeren van parodontitis [8](#page=8).
#### 1.2.2 Effecten van progesteron en oestrogenen
Progesteron en oestrogenen beïnvloeden de orale weefsels op de volgende manieren [8](#page=8):
* **Toename permeabiliteit vaatwand:** Dit leidt tot meer gingivaal exsudaat (vochtuittreding uit het tandvlees) [8](#page=8).
* **Snellere gingivale ontstekingsverschijnselen:** Door de verhoogde vaatpermeabiliteit en exsudaat kunnen ontstekingen van het tandvlees sneller optreden [8](#page=8).
* **Losmaziger en minder veerkrachtig bindweefsel:** Met name progesteron kan ervoor zorgen dat het gingivale bindweefsel losser van structuur wordt en minder veerkrachtig is [8](#page=8).
> **Tip:** Het is belangrijk om de specifieke effecten van elk type geslachtshormoon te onthouden, aangezien deze kunnen leiden tot verschillende orale complicaties. De interactie tussen hormoonspiegels en orale gezondheid is een cruciaal aandachtspunt.
---
# Hormonale veranderingen tijdens verschillende levensfasen
Dit onderwerp verkent de hormonale veranderingen en hun specifieke orale manifestaties tijdens de puberteit, menstruatiecyclus, zwangerschap, borstvoeding en de postmenopauze.
### 2.1 Puberteit
De puberteit wordt gekenmerkt door een toename van luteïniserend hormoon (LH) en follikelstimulerend hormoon (FSH), wat leidt tot de stimulatie van de vorming van geslachtshormonen. Bij zowel meisjes als jongens initieert dit de ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken. Bij meisjes vindt er een groeispurt plaats, gevolgd door de menarche (eerste menstruatie), waarna de kaakstand ongeveer twee jaar beïnvloedbaar is, en na vier jaar niet meer significant. Jongens ervaren een langere groeifase [10](#page=10) [11](#page=11).
#### 2.1.1 Orale relevantie tijdens de puberteit
Tijdens de puberteit kan "puberteitsgingivitis" optreden, waarbij gingivitis zich uit in roodheid, zwelling en een snellere bloedingsneiging van het tandvlees. Dit treedt niet bij iedereen op. De aanbevolen behandeling is goede mondhygiëne en plaqueverwijdering, en er dient gescreend te worden op parodontitis [12](#page=12).
### 2.2 Menstruatiecyclus
Na de geboorte worden er geen nieuwe eicellen meer aangemaakt. Vanaf de vruchtbare periode vindt er elke 21 tot 40 dagen een eisprong (ovulatie) plaats. De menstruatie is het afstoten van een deel van het endometrium van de uterus. Menarche markeert de eerste menstruatie, en menopauze de laatste [14](#page=14).
#### 2.2.1 Orale relevantie tijdens de menstruatiecyclus
Een specifieke vorm, "gingivitis periodica", kan optreden vlak voor en tijdens de eerste dagen van de menstruatie, gerelateerd aan een stijging van progesteron. Dit kan leiden tot meer zwelling en een sterkere bloedingsneiging. Veranderingen in gingivale creviculair vocht (GCF) met hormonale veranderingen en een toename van pro-inflammatoire cytokines worden waargenomen. Dit komt slechts bij een gering aantal vrouwen voor en niet in elke cyclus [15](#page=15).
### 2.3 Orale anticonceptiva
Orale anticonceptiva bevatten meestal een combinatie van oestrogeen en progestageen en worden gedurende 21 dagen met een pauze van 7 dagen ingenomen. Het doel is om de rijping van eicellen en de eisprong te voorkomen, waardoor bevruchting wordt tegengegaan. Een voordeel is de vermindering van menstruele klachten, maar een nadeel is het verhoogde tromboserisico, met name bij roken [17](#page=17).
#### 2.3.1 Orale relevantie van orale anticonceptiva
Tijdens de eerste maanden van het gebruik van orale anticonceptiva kan er een toename zijn van roodheid, zwelling en bloedingsneiging van de mondslijmvliezen. Er treden veranderingen op in de subgingivale microbiota en een toename van GCF. Langdurig pilgebruik werd in oudere studies geassocieerd met een verhoogde kans op parodontitis, hoewel deze studies vaak gebruik maakten van oudere formuleringen van de pil [18](#page=18).
### 2.4 Zwangerschap en borstvoeding
Tijdens de zwangerschap produceert de vrucht humaan choriongonadotropine (hCG), wat leidt tot een toenemende productie van oestrogenen en progesteron. Na de geboorte normaliseren deze hormoonspiegels. Fysiologisch ervaren vrouwen in het eerste trimester vaak vermoeidheid, misselijkheid en soms braken, met een verhoogde neiging tot flauwvallen. Het tweede trimester verloopt doorgaans rustiger, terwijl vermoeidheid in het derde trimester weer kan toenemen [20](#page=20) [21](#page=21).
#### 2.4.1 Orale relevantie tijdens zwangerschap en borstvoeding
De uitspraak "ieder kind kost een tand" is niet wetenschappelijk onderbouwd. Wel kan er een verhoogde vatbaarheid voor cariëspresenteren, mogelijk gerelateerd aan misselijkheid, braken (met erosie tot gevolg), en veranderde eetgewoonten. Bestaande parodontitis kan verergeren. "Zwangerschapsgingivitis" komt bij meer dan 50% van de zwangere vrouwen voor, vooral in het tweede trimester, en kenmerkt zich door zwelling, roodheid en snellere bloeding. Dit wordt veroorzaakt door een toename van het capillaire vaatbed, een lossere bindweefselstructuur en veranderingen in de biofilm en immuunrespons [23](#page=23) [24](#page=24).
Tevens kan er een reversibele toename van de mobiliteit van gebitselementen optreden. Een "zwangerschapsepulis" (epulis gravidarum) kan zich vormen, een afgegrensde paarsrode tumor op de gingivapapil die gemakkelijk bloedt en soms een secundaire infectie ontwikkelt. Deze epulis verdwijnt meestal spontaan na de bevalling; indien niet of bij ernstige hinder kan chirurgie overwogen worden. Vóór elke ingreep dient er een röntgenfoto gemaakt te worden om botveranderingen uit te sluiten (maligniteit) en dient materiaal voor anatomopathologisch onderzoek (APD) opgestuurd te worden [25](#page=25).
Goede orale gezondheid tijdens de zwangerschap is ook van belang voor het toekomstige kind. Risico's bij slechte orale gezondheid omvatten pre-eclampsie, prematuriteit, en intra-uteriene infectie met orale bacteriën die tot foetale dood kan leiden [27](#page=27).
In het laatste trimester van de zwangerschap kan het vena cava inferior syndroom optreden. De baarmoeder kan de vena cava inferior comprimeren, wat leidt tot slechte terugstroom van bloed naar het hart, bloeddrukdaling, en als gevolg daarvan een bleke en angstige patiënt met een lage bloeddruk en circulatiestoornissen bij het kind. De behandeling is de patiënt op de linker zij te leggen [30](#page=30).
### 2.5 Postmenopauze
Klinische symptomen van de postmenopauze omvatten opvliegers, psychologisch en emotioneel ongemak, verminderde urinecontinentie en frequentere blaas- en vagina-infecties. Er is sprake van verminderde slijmsecretie in de vagina, wat kan leiden tot dyspareunie (pijn bij het vrijen). Osteoporose is een veelvoorkomende aandoening, wat de kans op botbreuken verhoogt (#page=38, 39). Behandeling kan bestaan uit bisfosfonaten [38](#page=38) [39](#page=39).
#### 2.5.1 Orale relevantie tijdens de postmenopauze
Orale manifestaties kunnen bestaan uit atrofie van de orale mucosa en verminderde speekselsecretie, wat kan leiden tot pijnlijke of branderige slijmvliezen en smaakverandering. Osteonecrose van het kaakbot is beschreven, met name na gebruik van bisfosfonaten of denosumab, bekend als MRONJ (Medication-Related Osteonecrosis of the Jaw) [45](#page=45).
---
# Medicatiegebruik tijdens zwangerschap, lactatie en postmenopauze
Dit deel behandelt de risico's en aanbevelingen voor medicijngebruik tijdens zwangerschap en lactatie, met specifieke aandacht voor foliumzuur, en de orale implicaties van medicatiegebruik in de postmenopauze, zoals osteonecrose van de kaak.
### 3.1 Medicatiegebruik tijdens zwangerschap en lactatie
Medicatie en genotsmiddelen kunnen aangeboren afwijkingen veroorzaken doordat ze de placenta kunnen passeren en zowel de vrucht als de placenta zelf kunnen beïnvloeden. Kleine insulten tijdens het eerste trimester, de periode van organogenese, kunnen leiden tot aanzienlijke schade bij de zich ontwikkelende foetus. Het is daarom een algemeen principe om, indien mogelijk, geen medicatie te gebruiken tijdens zwangerschap en lactatie. Indien medicatie noodzakelijk is, dient het veiligste middel gekozen te worden. Locale anesthetica tijdens tandheelkundige behandelingen lijken geen significant teratogeen risico te vormen en kunnen worden toegepast bij zwangere vrouwen [33](#page=33) [35](#page=35) [36](#page=36).
#### 3.1.1 Foliumzuurgebruik
* **Laag risico:** Voor vrouwen met een laag risico wordt een dagelijkse inname van 0,4 milligram foliumzuur aanbevolen, vanaf preconceptioneel tot aan 12 weken zwangerschap [34](#page=34).
* **Hoog risico:** Vrouwen met een hoog risico (bijvoorbeeld door diabetes of het gebruik van anti-epileptica) wordt een hogere dosis van 4 milligram foliumzuur per dag geadviseerd, eveneens vanaf preconceptioneel tot aan de partus [34](#page=34).
### 3.2 Orale implicaties van medicatiegebruik in de postmenopauze
Tijdens de postmenopauze kunnen orale bijwerkingen optreden door medicijngebruik, waaronder atrofie van de orale mucosa en verminderde speekselsecretie, wat kan leiden tot pijnlijke of branderige slijmvliezen en smaakveranderingen. Een ernstige complicatie is medicatiegerelateerde osteonecrose van het kaakbot (MRONJ), beschreven na gebruik van bisfosfonaten en denosumab [45](#page=45).
#### 3.2.1 Medicatiegerelateerde osteonecrose van het kaakbot (MRONJ)
De diagnose MRONJ wordt gesteld indien aan drie kenmerken is voldaan:
1. Behandeling met antiresorptieve (bisfosfonaat of denosumab) of antiangiogene medicatie, in het heden of verleden [46](#page=46) [47](#page=47) [50](#page=50) [55](#page=55).
2. Blootliggend of sondeerbaar bot in het maxillofaciale gebied gedurende meer dan acht weken [46](#page=46) [47](#page=47) [50](#page=50) [55](#page=55).
3. Geen voorgeschiedenis van radiotherapie op de kaak of duidelijke metastase in de kaak [46](#page=46) [47](#page=47) [50](#page=50) [55](#page=55).
##### 3.2.1.1 Werkingsmechanismen van medicatie
* **Denosumab:** Vermindert botresorptie door de osteoclastenactiviteit te blokkeren; het is een humaan monoklonaal antilichaam tegen RANKL [48](#page=48).
* **Bisfosfonaten:** Zijn inhibitoren van de osteoclastische botresorptie [48](#page=48).
##### 3.2.1.2 Stadia van MRONJ (AAOMS Staging)
* **Stadium 1:** Blootliggend/necrotisch bot, asymptomatisch, geen infectie [51](#page=51) [52](#page=52).
* **Stadium 2:** Blootliggend/necrotisch bot, pijn, infectie [51](#page=51) [53](#page=53).
* **Stadium 3:** Blootliggend/necrotisch bot, pijn, infectie, plus: pathologische fractuur, extra-orale fistel, of osteolyse uitbreidend tot de onderrand van de kaak [51](#page=51) [54](#page=54).
##### 3.2.1.3 Risicofactoren voor het ontwikkelen van MRONJ
* **Onderliggend lijden:** Maligniteit verhoogt het risico op MRONJ met honderd keer vergeleken met osteoporose. Toedieningsweg: intraveneus heeft een hoger risico dan oraal [56](#page=56).
* **Lokale risicofactoren:**
* Dento-alveolaire chirurgie: extracties, implanteren, apexresectie, parodontale ingrepen [57](#page=57).
* Lokale anatomie: prevalentie in de mandibula is hoger dan in de maxilla; slecht passende protheses [57](#page=57).
* Orale co-morbiditeit: infectie [57](#page=57).
* **Demografische en systemische factoren:** Hoger risico bij gebruik van steroïden, combinatie van antiangiogene middelen met antiresorptieve middelen, anemie, diabetes, type maligniteit, en mogelijk roken [58](#page=58).
* **Genetische factoren** [58](#page=58).
#### 3.2.2 Behandelstrategie voor patiënten met antiresorptieve of antiangiogene medicatie
* **Preventie VOOR de start van de medicatie:**
* Tandheelkundige screening [61](#page=61).
* Sanering vóór aanvang van de behandeling [61](#page=61).
* Patiënteninformatie [61](#page=61).
* **Preventie TIJDENS medicamenteuze therapie:**
* Antibiotica profylaxe [62](#page=62).
* Staken van bisfosfonaatbehandeling ("drug holiday") [62](#page=62).
* **Vroege herkenning van MRONJ:**
* Visueel onderzoek [62](#page=62).
* Beperkte waarde van beeldvorming [62](#page=62).
---
# Medicatiegerelateerde osteonecrose van de kaak (MRONJ)
Medicatiegerelateerde osteonecrose van de kaak (MRONJ) is een ernstige bijwerking die kan optreden bij patiënten die antiresorptieve of antiangiogene medicatie gebruiken, gekenmerkt door blootliggend kaakbot dat gedurende meer dan acht weken niet geneest [46](#page=46) [47](#page=47) [50](#page=50) [55](#page=55).
### 4.1 Definitie en diagnostische criteria
De diagnose MRONJ wordt gesteld wanneer aan de volgende drie criteria is voldaan [46](#page=46) [47](#page=47) [50](#page=50) [55](#page=55):
1. Gebruik van antiresorptieve (bisfosfonaten of denosumab) of antiangiogene medicatie in het verleden of heden.
2. Aanwezigheid van blootliggend of sondeerbaar bot in het maxillofaciale gebied gedurende meer dan acht weken.
3. Afwezigheid van een voorgeschiedenis van radiotherapie op de kaak of duidelijke metastase in de kaak.
### 4.2 Betrokken medicatie
Antiresorptieve medicijnen, zoals bisfosfonaten en denosumab, remmen de botresorptie door osteoclasten te beïnvloeden. Denosumab is een humaan monoklonaal antilichaam dat RANKL blokkeert, wat leidt tot verminderde osteoclastactiviteit [48](#page=48).
### 4.3 AAOMS Staging van MRONJ
De American Association of Oral and Maxillofacial Surgeons (AAOMS) classificeert MRONJ in drie stadia [51](#page=51):
* **Stage 1:** Blootliggend/necrotisch bot, asymptomatisch, zonder infectie [51](#page=51) [52](#page=52).
* **Stage 2:** Blootliggend/necrotisch bot, met pijn en infectie [51](#page=51) [53](#page=53).
* **Stage 3:** Blootliggend/necrotisch bot, met pijn en infectie, aangevuld met één van de volgende: pathologische fractuur, extra-orale fistel, of osteolyse die zich uitstrekt tot de onderrand van de kaak [51](#page=51) [54](#page=54).
### 4.4 Risicofactoren voor het ontwikkelen van MRONJ
Verschillende factoren verhogen het risico op het ontwikkelen van MRONJ:
#### 4.4.1 Onderliggend lijden en toedieningsweg
* Patiënten met een maligniteit hebben een honderd keer hoger risico op MRONJ in vergelijking met patiënten met osteoporose [56](#page=56).
* Intraveneuze (IV) toediening van medicatie brengt een hoger risico met zich mee dan orale (PO) toediening [56](#page=56).
#### 4.4.2 Lokale risicofactoren
* **Dentoalveolaire chirurgie:** Dit omvat extracties, implanteren, apexresecties en parodontale ingrepen [57](#page=57).
* **Lokale anatomie:** De mandibula (onderkaak) heeft een hogere prevalentie van MRONJ dan de maxilla (bovenkaak) [57](#page=57).
* **Slecht passende protheses:** Onjuist passende uitneembare protheses kunnen bijdragen aan het risico [57](#page=57).
* **Orale co-morbiditeit:** Infecties in de mond kunnen een rol spelen [57](#page=57).
#### 4.4.3 Demografische en systemische factoren
* Gebruik van steroïden [58](#page=58).
* Combinatie van antiangiogene middelen met antiresorptieve middelen [58](#page=58).
* Anemie [58](#page=58).
* Diabetes [58](#page=58).
* Het specifieke type maligniteit [58](#page=58).
* Mogelijk roken [58](#page=58).
* Genetische factoren kunnen ook een rol spelen [58](#page=58).
### 4.5 Behandelstrategieën
De behandeldoelen en -strategieën voor MRONJ richten zich op preventie en vroege herkenning [59](#page=59) [60](#page=60).
#### 4.5.1 Preventie vóór aanvang van medicatie
* **Tandheelkundige screening:** Een grondige beoordeling van de mondgezondheid is essentieel [61](#page=61).
* **Sanering:** Behandeling van bestaande orale infecties of aandoeningen voordat de medicatie wordt gestart [61](#page=61).
* **Informatie:** Patiënten moeten goed geïnformeerd worden over het risico op MRONJ [61](#page=61).
#### 4.5.2 Preventie tijdens medicamenteuze therapie
* **Antibiotica profylaxe:** Kan overwogen worden bij ingrepen [62](#page=62).
* **Staken van bisfosfonaat behandeling ("Drug holiday"):** Bij invasieve tandheelkundige procedures kan een tijdelijke onderbreking van de bisfosfonaatbehandeling worden overwogen [62](#page=62).
#### 4.5.3 Vroege herkenning
* **Visueel onderzoek:** Regelmatige inspectie van de mondholte is cruciaal [62](#page=62).
* **Beeldvorming:** Beeldvorming heeft een beperkte waarde bij de vroege herkenning van MRONJ [62](#page=62).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Gonadotropine releasing hormone (GnRH) | Een hormoon dat wordt geproduceerd door de hypothalamus en dat de afgifte van gonadotropinen (LH en FSH) door de hypofyse stimuleert, wat essentieel is voor de regulatie van de geslachtshormoonproductie. |
| Gonadotropinen | Hormonen, met name luteïniserend hormoon (LH) en follikelstimulerend hormoon (FSH), die door de hypofyse worden afgegeven en de geslachtsorganen stimuleren tot de productie van geslachtshormonen. |
| Androgenen | Een groep steroïde hormonen, waaronder testosteron, die voornamelijk worden geproduceerd door de testes bij mannen en in kleinere hoeveelheden door de bijnieren en ovaria bij vrouwen. Ze zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling van mannelijke geslachtskenmerken en hebben diverse andere functies in het lichaam. |
| Oestrogenen | Een groep steroïde hormonen, voornamelijk geproduceerd door de ovaria bij vrouwen, die essentieel zijn voor de ontwikkeling en regulatie van vrouwelijke geslachtskenmerken en de reproductieve cyclus. |
| Progestagenen (Progestica) | Een groep steroïde hormonen, waarvan progesteron het belangrijkste is, die voornamelijk door het corpus luteum in de ovaria worden geproduceerd na de ovulatie. Ze bereiden de baarmoeder voor op zwangerschap en ondersteunen deze. |
| Gingivale hyperplasie | Een abnormale toename van het tandvleesweefsel, vaak geassocieerd met hormonale veranderingen of bepaalde medicatie, wat kan leiden tot een overmatige groei van het tandvlees. |
| Gingivale exsudaat | Vocht dat uit de bloedvaten in het tandvlees lekt, vaak als reactie op ontsteking, en dat kan toenemen onder invloed van hormonen. |
| Puberteitsgingivitis | Een vorm van tandvleesontsteking die specifiek optreedt tijdens de puberteit, gekenmerkt door verhoogde roodheid, zwelling en bloedingsneiging van het tandvlees, vaak verergerd door hormonale schommelingen. |
| Menarche | De eerste menstruatie van een meisje, die het begin van de vruchtbare leeftijd markeert en gepaard gaat met hormonale veranderingen. |
| Menopauze | Het definitieve stoppen van de menstruatie bij vrouwen, meestal rond de leeftijd van 50 jaar, gekenmerkt door een aanzienlijke daling van oestrogeen- en progesteronspiegels. |
| Gingivitis periodica | Tandvleesontsteking die cyclisch optreedt, met name vlak voor en tijdens de eerste dagen van de menstruatie, waarschijnlijk door progesteronpieken. |
| Gingivaclearance fluid (GCF) | Een vloeistof die zich verzamelt in de gingivale sulcus, waarvan de samenstelling kan veranderen onder invloed van hormonale veranderingen en ontstekingsfactoren. |
| Orale anticonceptiva | Geneesmiddelen, meestal een combinatie van oestrogeen en progestageen, die worden gebruikt om zwangerschap te voorkomen door de eisprong te remmen. |
| Choriongonadotropine (hCG) | Een hormoon dat wordt geproduceerd door de placenta tijdens de zwangerschap, dat essentieel is voor het behoud van het corpus luteum en de voortzetting van de zwangerschap. |
| Zwangerschapsgingivitis | Tandvleesontsteking die optreedt tijdens de zwangerschap, vaak in het tweede trimester, gekenmerkt door verhoogde zwelling, roodheid en bloeding van het tandvlees, veroorzaakt door hormonale veranderingen en verhoogde capillaire vaatbedding. |
| Zwangerschapsepulis (epulis gravidarum) | Een goedaardige, goedgecircumscipteerde tumor van de gingivapapil die specifiek voorkomt tijdens de zwangerschap, vaak paarsrood en gemakkelijk bloedend, die meestal na de bevalling spontaan verdwijnt. |
| Vena cava inferior syndroom | Een aandoening die optreedt in het laatste trimester van de zwangerschap wanneer de groeiende uterus druk uitoefent op de vena cava inferior, wat leidt tot verminderde veneuze terugstroom, bloeddrukdaling en circulatiestoornissen bij zowel de moeder als de foetus. |
| Antiresorptieve medicatie | Medicijnen die de botafbraak remmen, zoals bisfosfonaten en denosumab, gebruikt voor de behandeling van aandoeningen zoals osteoporose en botmetastasen. |
| Antiangiogene medicatie | Medicijnen die de vorming van nieuwe bloedvaten remmen, wat belangrijk is bij de behandeling van kanker en andere aandoeningen waarbij overmatige bloedvatgroei optreedt. |
| Medicatiegerelateerde osteonecrose van de kaak (MRONJ) | Een ernstige complicatie die optreedt na behandeling met antiresorptieve of antiangiogene medicatie, gekenmerkt door blootliggend, necrotisch kaakbot dat niet geneest. |
| Osteoporose | Een chronische botziekte die wordt gekenmerkt door een verminderde botdichtheid en structurele achteruitgang van botweefsel, wat leidt tot een verhoogd risico op botfracturen. |
| Bisfosfonaten | Een klasse van geneesmiddelen die de botresorptie remmen door de activiteit van osteoclasten te onderdrukken, gebruikt voor de behandeling van osteoporose en botgerelateerde ziekten. |
| Denosumab | Een monoklonaal antilichaam dat de osteoclastenactiviteit vermindert door RANKL te blokkeren, gebruikt voor de behandeling van osteoporose en botgerelateerde maligniteiten. |
| RANKL | Een eiwit dat een cruciale rol speelt in de botresorptie door de vorming, functie en overleving van osteoclasten te bevorderen. Denosumab blokkeert RANKL om botverlies te verminderen. |
| Osteoclasten | Grote, meerkernige cellen die verantwoordelijk zijn voor de afbraak van botweefsel. |
| Osteoblasten | Cellen die verantwoordelijk zijn voor de aanmaak van nieuw botweefsel. |
| Botresorptie | Het proces waarbij botweefsel wordt afgebroken door osteoclasten. |
| Botformatie | Het proces waarbij nieuw botweefsel wordt aangemaakt door osteoblasten. |
| Botdensiteit | De hoeveelheid botweefsel per volume-eenheid, een belangrijke indicator van de sterkte van het bot. |
| Atrofie van de orale mucosa | Verdunning en verlies van weefsel van de mondslijmvliezen, wat kan leiden tot droogheid, pijn en een verhoogd risico op infecties. |
| Dyspareunie | Pijnlijke geslachtsgemeenschap, die kan optreden na de menopauze door verminderde slijmsecretie van de vagina en atrofie van de vaginale weefsels. |
| Teratogeen risico | Het potentieel van een stof om aangeboren afwijkingen te veroorzaken bij een zich ontwikkelende foetus. |
| Orale microflora | De gemeenschap van micro-organismen die in de mond leven, waarvan de samenstelling kan worden beïnvloed door hormonale veranderingen en medicatie. |
| Pro-inflammatoire cytokines | Signaalmoleculen die een rol spelen in het ontstekingsproces, waarvan de niveaus kunnen stijgen onder invloed van hormonale schommelingen. |
| Endometrium | Het binnenste slijmvlies van de baarmoeder dat zich tijdens de menstruatiecyclus voorbereidt op een mogelijke zwangerschap. |
| Eisprong (ovulatie) | Het proces waarbij een rijpe eicel vrijkomt uit het ovarium, meestal eenmaal per menstruatiecyclus. |
| Dentoalveolaire chirurgie | Chirurgische ingrepen aan tanden, kaakbeen en omliggende weefsels, zoals extracties, implantaties en parodontale ingrepen. |
| Maxillofaciaal gebied | Het gebied dat de boven- en onderkaak, het gezicht en de omliggende structuren omvat. |
| Maligniteit | Kanker of een kwaadaardige tumor die invasief groeit en uitzaait. |
| Radiotherapie | Behandeling met ioniserende straling, vaak gebruikt bij de behandeling van kanker, die ook de kaak kan beïnvloeden. |
| Metastase | De verspreiding van kanker van de primaire tumor naar andere delen van het lichaam. |
| Vena cava | De grote ader die bloed uit het onderlichaam en de organen naar het hart transporteert. |
| Placenta | Het orgaan dat tijdens de zwangerschap de foetus voorziet van zuurstof en voedingsstoffen en afvalstoffen verwijdert. |
| Organogenese | De vorming en ontwikkeling van de organen van een organisme, met name tijdens de embryonale en foetale ontwikkeling. |