Cover
Börja nu gratis Pneumo_Les 2_Longziekten_Technische onderzoeken_GB_25092025 (1).pdf
Summary
# Longfunctieonderzoek
Longfunctieonderzoek omvat diverse methoden om de ademhalingscapaciteit en -efficiëntie te meten, essentieel voor de diagnose, evaluatie, monitoring en prognose van longaandoeningen [3](#page=3).
## 1. Doeleinden van longfunctieonderzoek
Longfunctieonderzoek dient meerdere cruciale doelen:
* Diagnose van longaandoeningen [3](#page=3).
* Evaluatie van functionele beperkingen, waaronder het onderscheid tussen normale en abnormale functies, het inschatten van risico's bij diagnostische of therapeutische procedures, en het beoordelen van beroepsongeschiktheid of invaliditeit [3](#page=3).
* Monitoring van het ziekteverloop, het beoordelen van de reactie op behandeling, en het evalueren van de effectiviteit van preventieve maatregelen [3](#page=3).
* Bepaling van de prognose van een aandoening [3](#page=3).
* Epidemiologische studies [3](#page=3).
## 2. Methoden voor longfunctieonderzoek
Diverse technieken worden gebruikt, variërend van eenvoudige piekstroommetingen tot meer complexe inspanningstesten:
* Piekstroommeting (PEFR) [4](#page=4).
* Spirometrie (FEV1, FVC, FEV1/FVC) [4](#page=4).
* Flow-volume curves [4](#page=4).
* Longvolumes en -capaciteiten (VC, RV, TLC) [4](#page=4).
* Longdiffusie: gas transfer [4](#page=4).
* Bloedgasanalyse [4](#page=4).
* Pulsoximetrie [4](#page=4).
* Inspanningstesten, zoals de 6-Minuten Wandel Test (6-MWT) en cyclo-ergometrie [22](#page=22) [4](#page=4).
* (Broncho)provocatietesten, met specifieke (allergenen) of non-specifieke (histamine, methacholine) prikkels [22](#page=22).
### 2.1 Piekstroommeting (PEFR)
De piek-expiratoire flow rate (PEFR) wordt gemeten met een piekflowmeter. Deze methode is met name nuttig bij astma voor [5](#page=5):
* Diagnose van astma [5](#page=5).
* Vermoeeden van beroepsastma [5](#page=5).
* Opvolging en monitoring van astma [5](#page=5).
* Inschatting van de ernst van een astma-exacerbatie [5](#page=5).
### 2.2 Spirometrie: Dynamische en Statische Longvolumes
Spirometrie meet longvolumes, onderverdeeld in dynamische en statische metingen [8](#page=8).
#### 2.2.1 Statische Longvolumes
Statische longvolumes beschrijven de volumes lucht in de longen op verschillende momenten van de ademhalingscyclus. Belangrijke termen zijn [9](#page=9):
* IRV: Inspiratoir Reserve Volume (Inspiratory Reserve Volume) [9](#page=9).
* VT: Teugvolume (Tidal Volume) [9](#page=9).
* ERV: Expiratoir Reserve Volume (Expiratory Reserve Volume) [9](#page=9).
* RV: Residueel Volume (Residual Volume) [9](#page=9).
* IC: Inspiratoire Capaciteit (Inspiratory Capacity) [9](#page=9).
* FRC: Functionele Residuele Capaciteit (Functional Residual Capacity) [9](#page=9).
* VC: Vitale Capaciteit (Vital Capacity) [9](#page=9).
* TLC: Totale Long Capaciteit (Total Lung Capacity) [9](#page=9).
#### 2.2.2 Dynamische Longvolumes (Spirometrie)
Dynamische longvolumes meten de snelheid waarmee lucht kan worden uitgeademd. De belangrijkste parameters zijn [10](#page=10) [8](#page=8):
* **FEV1 (Forced Expiratory Volume in one second)**: Dit is de hoeveelheid lucht die geforceerd kan worden uitgeademd in de eerste seconde van een maximale uitademing. Wordt ook wel de één seconde waarde (ESW) genoemd [10](#page=10).
* **FVC (Forced Vital Capacity)**: Dit is de totale hoeveelheid lucht die geforceerd kan worden uitgeademd na een maximale inademing [10](#page=10).
* **FEV1/FVC (Tiffeneau index)**: Dit is de verhouding tussen FEV1 en FVC. De Tiffeneau index is een belangrijke maat voor luchtstroombeperking (luchtwegobstructie) bij uitademing [10](#page=10).
Elektronische spirometers worden gebruikt voor deze metingen [12](#page=12).
> **Tip:** Een verlaagde FEV1/FVC-ratio (minder dan 80% of een vastgestelde ondergrens) is een indicator van luchtwegobstructie [10](#page=10) [13](#page=13).
### 2.3 Flow-Volume Curves
Flow-volume curves visualiseren de luchtstroomsnelheid (flow) als functie van het uitgeademde luchtvolume [14](#page=14).
* **PEF (Peak Expiratory Flow rate)**: De maximale luchtstroomsnelheid die tijdens een geforceerde uitademing wordt bereikt [14](#page=14).
#### 2.3.1 Interpretatie van Flow-Volume Curves
* **Normaal:** Kenmerkt zich door een scherpe, bolle curve [15](#page=15).
* **Obstructief Longlijden:** De curve vertoont een concaviteit naar buiten en een langere exiratietijd. Typisch is een verlaging van de FEV1/FVC-ratio en een verlaagde FEV1. De VC kan normaal of verlaagd zijn door hyperinflatie, en de TLC (Totale Long Capaciteit) is normaal of verhoogd door hyperinflatie [16](#page=16) [17](#page=17).
* **Restrictief Longlijden:** De FEV1 en VC zijn verlaagd, terwijl de FEV1/FVC-ratio normaal of verhoogd is (tenzij er sprake is van een gemengd syndroom). De curve is normaal, scherp en licht bol. TLC is per definitie verlaagd, wat bevestiging vereist via speciale technieken [19](#page=19).
> **Tip:** De flow-volume curve, samen met het spirogram, biedt waardevolle informatie voor het onderscheiden van obstructieve en restrictieve longziekten [15](#page=15) [16](#page=16) [18](#page=18).
#### 2.3.2 Vergelijking Obstructief en Restrictief Longlijden
en tonen de verschillen in longvolumes en curvevormen [20](#page=20) [21](#page=21):
| Kenmerk | Normaal | Obstructief (hyperinflatie, emfyseem) | Restrictief | Gemengd |
| :------------- | :------------- | :------------------------------------ | :-------------- | :-------------- |
| FEV1 | Normaal | Verlaagd | Verlaagd | Verlaagd |
| FVC | Normaal | Verlaagd of normaal | Verlaagd | Verlaagd |
| FEV1/FVC | Normaal | Verlaagd | Normaal of hoog | Verlaagd |
| TLC | Normaal | Normaal of verhoogd | Verlaagd | Verlaagd |
| RV | Normaal | Verhoogd | Normaal | Verhoogd |
| ERV | Normaal | Verlaagd | Normaal | Verlaagd |
| TV | Normaal | Normaal | Normaal | Normaal |
| IRV | Normaal | Normaal | Verlaagd | Verlaagd |
## 3. Overige Longfunctiemetingen en Inspanningstesten
Naast spirometrie en flow-volume curves zijn er andere belangrijke metingen:
* Luchtwegweerstand [22](#page=22).
* Longcompliantie [22](#page=22).
* Longdiffusie (gas transfer) [22](#page=22) [4](#page=4).
* Inspanningstesten:
* 6 Minuten Wandel Test (6-MWT) [22](#page=22) [4](#page=4).
* (Cyclo)Ergometrie [22](#page=22) [4](#page=4).
* (Broncho)Provocatietesten met specifieke of non-specifieke prikkels [22](#page=22).
---
# Beeldvormende technieken en invasieve onderzoeken
Hier volgt een gedetailleerd studiemateriaal over beeldvormende technieken en invasieve onderzoeken.
## 2. Beeldvormende technieken en invasieve onderzoeken
Dit deel behandelt diverse beeldvormende modaliteiten en invasieve procedures die worden gebruikt voor diagnostische doeleinden in de pneumologie.
### 2.1 Beeldvormende technieken
Beeldvormende technieken zijn essentieel voor de diagnose en evaluatie van longziekten. Verschillende modaliteiten bieden verschillende inzichten, van globale weergaven tot gedetailleerde structurele informatie.
#### 2.1.1 RX thorax (radiografie van de thorax)
De RX thorax is een fundamentele beeldvormende techniek en wordt standaard uitgevoerd in zowel anteroposterieure (face) als laterale (profiel) projecties. Dit onderzoek kan verschillende afwijkingen aan het licht brengen, waaronder pleuravocht en pneumonie [33](#page=33).
#### 2.1.2 Echografie thorax
Echografie van de thorax wordt ingezet voor de detectie van onder andere pleuravocht, pneumonie en longembolie. Het is een veelzijdige techniek die flexibel kan worden toegepast [33](#page=33).
#### 2.1.3 CT scan thorax
De CT scan van de thorax (computertomografie) biedt gedetailleerdere beelden dan een standaard RX. Verschillende protocollen worden gebruikt afhankelijk van de verdenking:
* **Angio-CT thorax**: Wordt gebruikt bij verdenking op longembolie en vereist intraveneus contrast [33](#page=33).
* **CT thorax long EN mediastinum**: Essentieel bij verdenking op tumoren, omdat het zowel de longen als het mediastinum (met contrast) in beeld brengt [33](#page=33).
* **HRCT (High Resolution CT scan)**: Wordt toegepast bij de diagnostiek van bronchiectasieën en interstitieel longlijden (ILD). HRCT wordt doorgaans zonder contrast uitgevoerd [33](#page=33).
### 2.2 Invasieve onderzoeken
Naast beeldvorming zijn er diverse invasieve procedures die diagnostische informatie kunnen verschaffen, vaak door het verkrijgen van weefsel- of vloeistofmonsters.
#### 2.2.1 Pleurapunctie
Een pleurapunctie is een procedure waarbij vocht uit de pleuraholte wordt afgenomen voor analyse. Deze analyse kan biochemische bepalingen omvatten om het onderscheid te maken tussen transudaat en exsudaat, bacteriologische kweek voor de detectie van empyeem, en cytologische onderzoek voor de identificatie van maligne pleuritis [35](#page=35) [36](#page=36) [37](#page=37).
#### 2.2.2 Pleurabiopsie
Een "blinde" pleurabiopsie is een techniek die wordt gebruikt om weefsel van het pleura te verkrijgen voor pathologisch onderzoek [38](#page=38).
#### 2.2.3 Thoracoscopie
* **Video-Assisted ThoracoScopie (VATS)**: Dit is een minimaal invasieve chirurgische procedure die wordt gebruikt voor diagnostiek en therapie in de borstholte [39](#page=39).
#### 2.2.4 Bronchoscopie
Bronchoscopie is een procedure waarbij een flexibele of rigide scoop wordt gebruikt om de luchtwegen te inspecteren.
##### 2.2.4.1 Indicaties voor bronchoscopie
De indicaties voor bronchoscopie zijn onder te verdelen in diagnostische en therapeutische doeleinden [46](#page=46):
* **Diagnostiek**:
* Detectie van neoplasie (tumoren) [46](#page=46).
* Identificatie van infectieuze agentia, met name bij immuungecompromitteerde patiënten [46](#page=46).
* Evaluatie van interstitieel longlijden (ILD) [46](#page=46).
* **Therapeutisch**:
* Bronchusaspiratie of lavage [46](#page=46).
* Verwijderen van vreemde voorwerpen (vaak met starre bronchoscopie) [46](#page=46).
* Palliatie bij maligniteiten [46](#page=46).
##### 2.2.4.2 Mogelijkheden tijdens bronchoscopie
Tijdens een bronchoscopie zijn diverse procedures mogelijk [47](#page=47):
* Inspectie en aspiratie van secreties [47](#page=47).
* Bronchoalveolaire spoelsel (10 cc) of lavage (200 cc) [47](#page=47).
* Het verkrijgen van centrale biopten (endobronchiale biopten) [47](#page=47).
* Het verkrijgen van perifere biopten (transbronchiale biopten) [47](#page=47).
* Transbronchiale naaldaspiratie (TBNA), voornamelijk voor subcarinale klieren [47](#page=47).
* Argon plasma coagulatie (APC), met name bij bloedingen [47](#page=47).
* Verwijderen van vreemde voorwerpen [47](#page=47).
> **Tip:** De keuze tussen een rigide en flexibele bronchoscoop hangt af van de specifieke indicatie. Rigide bronchoscopen zijn vaak geschikter voor het verwijderen van grotere voorwerpen of voor palliatieve interventies, terwijl flexibele bronchoscopen een betere visualisatie van perifere luchtwegen mogelijk maken [40](#page=40) [41](#page=41) [42](#page=42) [44](#page=44) [45](#page=45) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50).
#### 2.2.5 Endoscopische echografie
Endoscopische echografie is een techniek die echografie combineert met een endoscoop om structuren achter de wand van de slokdarm of luchtwegen te visualiseren en te aspireren.
##### 2.2.5.1 Mediastinaal onderzoek
Voor onderzoek van het mediastinum worden twee endoscopische technieken gebruikt: mediastinoscopie en endo-echoscopie (EBUS of EUS) [52](#page=52).
##### 2.2.5.2 EBUS en EUS
* **EBUS (EndoBronchiale UltraSonografie)**: Deze techniek combineert bronchoscopie met echografie om structuren rond de luchtwegen, zoals lymfeklieren, te visualiseren en met een naald te aspireren (EBUS-TBNA) [54](#page=54) [55](#page=55).
* **EUS (Esofageale UltraSonografie)**: Deze techniek maakt gebruik van echografie via de slokdarm om structuren in het mediastinum en rond de slokdarm te onderzoeken. EUS kan gecombineerd worden met fijne naald aspiratie (EUS-FNA) [53](#page=53) [54](#page=54) [55](#page=55).
---
# Laboratoriumonderzoek en huidtesten
Dit onderwerp behandelt de rol van laboratoriumonderzoek en huidtesten bij de diagnose en het beheer van longziekten, met specifieke aandacht voor hematologie, biochemie en verschillende soorten huidtesten [29](#page=29) [2](#page=2).
### 3.1 Huidtesten
Huidtesten worden gebruikt voor de diagnose van allergieën en infecties [29](#page=29).
#### 3.1.1 Allergie huidpriktesten
Deze testen zijn gericht op IgE-gemedieerde allergieën en zijn nuttig bij patiënten met allergische rhinitis en allergisch astma. De resultaten zijn snel af te lezen, doorgaans na 15 minuten [29](#page=29).
**Veelvoorkomende aero-allergenen die worden getest zijn:**
* Huisstofmijt [30](#page=30).
* Dierenepitheel (hond, kat) [30](#page=30).
* Pollen van bomen (els, hazelaar, berk) [30](#page=30).
* Pollen van grassen [30](#page=30).
* Pollen van onkruidachtigen [30](#page=30).
* Schimmels (Aspergillus, Alternaria, Cladosporium) [30](#page=30).
**Allergenen die bij anafylaxie relevant zijn en getest kunnen worden, zijn:**
* Bijen- of wespengif [30](#page=30).
* Latex [30](#page=30).
* Voedselallergenen (onder medisch toezicht) [30](#page=30).
#### 3.1.2 Tuberculinetest
De tuberculinetest, ook bekend als de Mantoux test, is een intradermale test die wordt gebruikt om vertraagde overgevoeligheid voor tuberculine PPD (Purified Protein Derivative) op te sporen. Het primaire doel is het opsporen van een Latente Tuberculose Infectie (LTBI). De testresultaten worden afgelezen na 72 uur [29](#page=29).
### 3.2 Laboratoriumonderzoek bij longziekten
Laboratoriumonderzoek, waaronder hematologie en biochemie, speelt een cruciale rol bij de diagnostiek van diverse longziekten [31](#page=31).
#### 3.2.1 Hematologie
Binnen de hematologie is de differentiatie van witte bloedcellen (WBC) van belang [31](#page=31).
* **Neutrofielen** [31](#page=31).
* **Eosinofielen** zijn relevant voor de fenotypering van astma en COPD [31](#page=31).
#### 3.2.2 Biochemie (serum)
Verschillende biochemische parameters in het serum kunnen inzicht geven in longziekten [31](#page=31).
* **Alfa1-antitrypsine** wordt onderzocht bij patiënten met COPD of emfyseem [31](#page=31).
* **Immunoglobulines (IgM, IgG, IgA)** worden geanalyseerd bij patiënten met recidiverende respiratoire infecties, zoals pneumonieën [31](#page=31).
* **Immunoglobuline E (IgE)** is een belangrijke marker bij allergisch astma. Hierbij worden zowel het totaal IgE als allergeen-specifiek IgE bepaald voor allergenen zoals huisstofmijt, kat, hond, pollen (bomen, grassen) en schimmels (Aspergillus fumigatus) [31](#page=31).
* **Auto-immuun serologie** is essentieel bij de diagnostiek van specifieke longaandoeningen:
* Bij interstitieel longlijden (ILD) worden parameters zoals reumafactor (RF), anti-CCP en antinucleaire factoren (ANF) geanalyseerd [31](#page=31).
* Bij pulmonale vasculitis is antineutrofiele cytoplasmatische antistoffen (ANCA) een belangrijke diagnostische marker [31](#page=31).
#### 3.2.3 Sputumonderzoek
Sputumonderzoek wordt geïndiceerd voor de identificatie van infectieuze agensen en voor cytologische analyse [32](#page=32).
* **Identificatie van infectieus agens:**
* Bacteriën: door middel van gramkleuring en cultuur [32](#page=32).
* Mycobacteriën: door middel van zuurvaste kleuring en cultuur [32](#page=32).
* **Cytologie** [32](#page=32).
---
# Bloedgasanalyse en pulse oximetrie
Dit onderdeel behandelt de interpretatie van arteriële en capillaire bloedgassen, en de toepassing van pulse oximetrie voor het meten van zuurstofsaturatie, inclusief de oorzaken van hypoxemie.
### 6.1 Bloedgassen (arterieel; capillair)
Bloedgasanalyse, met name van arteriële en capillaire bloedmonsters, is een essentiële diagnostische techniek voor het evalueren van de zuurstofvoorziening, koolstofdioxideafvoer en de zuur-basebalans van een patiënt. Arteriële bloedgassen (ABG) geven een nauwkeuriger beeld van de gasuitwisseling in de longen, terwijl capillaire bloedgassen een minder invasieve benadering kunnen zijn, hoewel ze minder betrouwbaar kunnen zijn voor de pH en de CO2-waarde [24](#page=24).
### 6.2 Hemoglobine-zuurstof dissociatiecurve
De relatie tussen de partiële zuurstofspanning in het bloed ($P_aO_2$) en de mate van zuurstofverzadiging van hemoglobine wordt weergegeven door de hemoglobine-zuurstof dissociatiecurve. Verschillende factoren beïnvloeden deze curve, zoals de pH, de temperatuur, de partiële koolstofdioxide spanning ($P_aCO_2$), en de concentratie van 2,3-difosfoglyceraat (2,3-DPG). Een verschuiving naar rechts (lagere affiniteit) vergemakkelijkt de zuurstofafgifte aan de weefsels, terwijl een verschuiving naar links (hogere affiniteit) de zuurstofafgifte bemoeilijkt [25](#page=25).
> **Tip:** Begrip van de hemoglobine-zuurstof dissociatiecurve is cruciaal voor het interpreteren van bloedgaswaarden en de effectiviteit van zuurstoftherapie.
### 6.3 Pulse oximetrie
Pulse oximetrie is een niet-invasieve methode om de perifere zuurstofsaturatie van arterieel bloed ($SpO_2$) te meten. Dit apparaat maakt gebruik van de absorptie van licht met twee verschillende golflengtes (rood en infrarood) door oxyhemoglobine en deoxyhemoglobine om de saturatie te schatten. Het meet tevens de polsgolf, wat de nauwkeurigheid verhoogt doordat het onderscheid kan maken tussen arterieel en veneus bloed [26](#page=26).
> **Tip:** Pulse oximetrie is een nuttig hulpmiddel voor continue monitoring van zuurstofsaturatie, maar kan beïnvloed worden door factoren zoals slechte perifere circulatie, nagellak, en bewegingsartefacten.
### 6.4 Hypoxemie - oorzaken
Hypoxemie, gedefinieerd als een abnormaal lage zuurstofspanning in het arteriële bloed ($P_aO_2$), kan voortkomen uit diverse pathofysiologische mechanismen. De belangrijkste oorzaken zijn [27](#page=27):
* **Verkeerde ventilatie/perfusie verhouding ($V_A/Q_A$ mismatch):** Dit is de meest voorkomende oorzaak van hypoxemie. Het omvat:
* **Dode ruimte ventilatie:** Gebieden in de longen die geventileerd worden maar niet geperfundeerd, wat leidt tot ineffectieve gasuitwisseling [27](#page=27).
* **Shunt:** Gebieden in de longen die geperfundeerd worden maar niet geventileerd (intrapulmonaal shunt) of een directe verbinding tussen veneus en arterieel bloed (intracardiaal shunt), waardoor onzuurstofrijk bloed zich mengt met zuurstofrijk bloed [27](#page=27).
* **Alveolaire hypoventilatie:** Een algemene afname van de ventilatie van de alveoli, waardoor de alveolaire zuurstofspanning ($P_aO_2$) daalt. Dit kan komen door bijvoorbeeld sedatie, neuromusculaire aandoeningen, of obstructieve slaapapneu [27](#page=27).
* **Diffusiestoornis:** Een verminderd vermogen van zuurstof om vanuit de alveoli naar het capillair bloed te diffunderen. Dit treedt op bij longaandoeningen die de alveolaire-capillaire membraan verdikken, zoals longfibrose of longoedeem [27](#page=27).
* **Lage zuurstofspanning in de ingeademde lucht:** Een vermindering van de fractionele ingeademde zuurstof ($FiO_2$), bijvoorbeeld op grote hoogte [27](#page=27).
> **Example:** Een patiënt met ernstige longontsteking kan hypoxemie ervaren door een combinatie van een shunt (geconsolideerde longdelen die nog wel doorbloed worden) en een $V_A/Q_A$ mismatch [27](#page=27).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Longfunctie | De capaciteit van de longen om lucht in en uit te ademen, en om gassen uit te wisselen met het bloed. Dit wordt gemeten met diverse tests om de gezondheid van het ademhalingssysteem te evalueren. |
| Spirometrie | Een longfunctieonderzoek dat meet hoe snel en hoeveel lucht iemand kan uitademen na een diepe inademing. Belangrijke parameters zijn FEV1, FVC en de FEV1/FVC-ratio. |
| FEV1 (Forced Expiratory Volume in one second) | De hoeveelheid lucht die een persoon geforceerd kan uitademen in de eerste seconde van een maximale uitademing. Dit is een belangrijke indicator voor luchtwegobstructie. |
| FVC (Forced Vital Capacity) | De totale hoeveelheid lucht die een persoon geforceerd kan uitademen na een maximale inademing. Dit meet het totale ademvolume dat effectief kan worden verplaatst. |
| FEV1/FVC | De Tiffeneau index, die de verhouding weergeeft tussen de geforceerde uitademing in één seconde (FEV1) en de totale geforceerde vitale capaciteit (FVC). Een verlaagde ratio duidt op obstructie. |
| Piekstroom (PEFR - Peak Expiratory Flow Rate) | De hoogst gemeten snelheid van luchtstroom tijdens een geforceerde uitademing. Wordt voornamelijk gebruikt voor monitoring van astma. |
| Longvolumes | De hoeveelheden lucht die de longen kunnen bevatten, gemeten in rust of na maximale in- en uitademing. Voorbeelden zijn TLC, RV, VC en ERV. |
| TLC (Total Lung Capacity) | De totale hoeveelheid lucht in de longen na een maximale inademing. Dit is de som van alle longvolumes. |
| RV (Residueel Volume) | De hoeveelheid lucht die in de longen achterblijft na een maximale uitademing. Dit volume kan niet actief worden uitgeademd. |
| VC (Vitale Capaciteit) | De maximale hoeveelheid lucht die na een maximale inademing kan worden uitgeademd. Dit omvat het ademvolume dat bewust kan worden beheerst. |
| ERV (Expiratoir Reserve Volume) | De extra hoeveelheid lucht die na een normale uitademing geforceerd kan worden uitgeademd. Dit is een onderdeel van de vitale capaciteit. |
| Diffusiecapaciteit (gas transfer) | De mate waarin gassen (zoals zuurstof en koolstofdioxide) vanuit de longblaasjes naar het bloed diffunderen. Een verminderde diffusie wijst op problemen met de gaswisseling. |
| Bloedgassen (arterieel; capillair) | Metingen van de zuurstof- en koolstofdioxinespanning en de zuurgraad (pH) in het bloed, verkregen uit arteriële of capillaire bloedmonsters. Cruciaal voor evaluatie van oxygenatie en ventilatie. |
| Hypoxemie | Een abnormaal lage zuurstofspanning in het bloed (lage PaO2). Dit kan diverse oorzaken hebben, zoals ventilatie-perfusie stoornissen of diffusiestoornissen. |
| Pulse oximetrie | Een niet-invasieve methode om de zuurstofsaturatie van hemoglobine in het bloed te meten met behulp van licht. Geeft een snelle indicatie van de oxygenatie. |
| Huidpriktesten | Een allergietest waarbij kleine hoeveelheden allergenen op de huid worden aangebracht om een lokale reactie (roodheid, zwelling) te observeren, wat wijst op een IgE-gemedieerde allergie. |
| Tuberculinetest (Mantoux test) | Een huidtest om een vertraagde overgevoeligheid voor tuberculine PPD te detecteren, indicatief voor een latente tuberculose infectie (LTBI). |
| Hematologie (witte bloedcel differentiatie) | Analyse van de verschillende soorten witte bloedcellen in het bloed, zoals neutrofielen en eosinofielen. Eosinofielen spelen een rol bij astma en COPD. |
| Biochemie (serum) | Analyse van verschillende stoffen in het bloedserum, zoals eiwitten (alfa1-antitrypsine, immunoglobulines) en auto-antistoffen, relevant voor de diagnose van longziekten. |
| Sputumonderzoek | Analyse van opgehoest slijm om infectieuze agentia (bacteriën, mycobacteriën) te identificeren of voor cytologische beoordeling. |
| RX thorax | Een röntgenfoto van de borstkas die de longen, het hart en de botstructuren visualiseert. Een standaardonderzoek bij veel longklachten. |
| CT scan thorax | Een geavanceerdere beeldvormende techniek die gedetailleerdere dwarsdoorsneden van de borstkas levert. Wordt gebruikt voor diagnose van longembolie, tumoren, bronchiectasieën en interstitieel longlijden. |
| HRCT (Hoge Resolutie CT scan) | Een specifieke type CT scan met een hoge resolutie, meestal zonder contrastmiddel, die fijne details van de longstructuur goed zichtbaar maakt, essentieel voor de diagnose van interstitieel longlijden. |
| Pleuravocht | Vocht dat zich ophoopt in de pleuraholte, tussen de longen en de borstwand. Analyse van dit vocht kan helpen bij het diagnosticeren van oorzaken zoals infecties of maligniteit. |
| Pleurapunctie | Een procedure waarbij met een naald vocht uit de pleuraholte wordt onttrokken voor analyse. |
| Pleurabiopsie | Het nemen van een stukje weefsel uit het longvlies (pleura) voor microscopisch onderzoek, vaak gedaan bij verdenking op maligniteit. |
| Bronchoscopie | Een onderzoek waarbij een flexibele of rigide scoop met een camera in de luchtwegen wordt ingebracht om ze direct te inspecteren, biopten te nemen of therapeutische interventies uit te voeren. |
| EBUS (EndoBronchiale UltraSonografie) | Een techniek waarbij echografie wordt gebruikt tijdens een bronchoscopie om structuren buiten de luchtwegwand, zoals lymfeklieren, af te beelden en naaldpuncties (FNA) mogelijk te maken. |
| EUS (Esofageale UltraSonografie) | Een echografietechniek waarbij de sonde via de slokdarm wordt ingebracht om structuren in het mediastinum, zoals lymfeklieren, af te beelden en naaldpuncties uit te voeren. |
| Mediastinoscopie | Een chirurgische procedure waarbij via een kleine incisie in de hals een kijkoperatie in het mediastinum wordt uitgevoerd om lymfeklieren te onderzoeken en biopten te nemen. |