Cover
Börja nu gratis Overzicht_medicatie-labowaarden_AJ2526.pdf
Summary
# Medicatieoverzicht per farmacologische klasse
Dit overzicht biedt een gedetailleerd overzicht van diverse medicijnen, georganiseerd per farmacologische klasse, inclusief merk- en stofnamen [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4) [5](#page=5) [6](#page=6) [7](#page=7).
### 1.1 Cardiovasculaire medicatie
#### 1.1.1 Diuretica
Diuretica worden gebruikt om de vochtuitscheiding te bevorderen [1](#page=1).
* Lasix® (furosemide) [1](#page=1).
* Burinex® (bumetanide) [1](#page=1).
* Aldactone® (spironolactone) [1](#page=1).
* Indapamide® (indapamide) [1](#page=1).
* Combinaties: Emcoretic® (bisoprolol + hydrochloorthiazide), Co-bisoprolol (bisoprolol + hydrochloorthiazide) [1](#page=1).
#### 1.1.2 Bètablokkers
Bètablokkers verminderen de hartslag en bloeddruk [1](#page=1).
* Bisoprolol® (bisoprolol) [1](#page=1).
* Metoprolol® (metoprolol), Selozok® (metoprolol) [1](#page=1).
* Nebivolol® (nebivolol), Nobiten® (nebivolol) [1](#page=1).
* Propanolol® (propanolol), Inderal® (propanolol) [1](#page=1).
* Atenolol® (atenolol) [1](#page=1).
#### 1.1.3 Calciumantagonisten
Calciumantagonisten verwijden de bloedvaten [1](#page=1).
* Amlor® (amlodipine) [1](#page=1).
* Zanidip® (lercanidipine) [1](#page=1).
#### 1.1.4 ACE-inhibitoren
ACE-inhibitoren blokkeren de vorming van angiotensine II en verwijden bloedvaten [1](#page=1).
* Zestril® (lisinopril), Lisinopril® (lisinopril) [1](#page=1).
* Coversyl® (perindopril) [1](#page=1).
* Combinaties: Coveram® (perindopril + amlodipine) [1](#page=1).
#### 1.1.5 Sartanen (Angiotensine II-receptorblokkers)
Sartanen blokkeren de werking van angiotensine II [1](#page=1).
* Combinaties met hydrochloorthiazide: Cozaar® Plus (losartan + hydrochloorthiazide), Belsar® Plus (olmesartan + hydrochloorthiazide), Loortan® Plus (losartan + hydrochloorthiazide), Olmetec® Plus (olmesartan + hydrochloorthiazide) [1](#page=1).
### 1.2 Lipidverlagende medicatie
#### 1.2.1 Statines
Statines remmen de aanmaak van cholesterol in de lever [1](#page=1).
* Zocor® (simvastatine) [1](#page=1).
* Crestor® (rosuvastatine) [1](#page=1).
* Lipitor® (atorvastatine) [1](#page=1).
#### 1.2.2 Fibraten
Fibraten verlagen voornamelijk triglyceriden en hebben ook een effect op HDL-cholesterol [1](#page=1).
* Lipanthyl® (fenofibraat), Fenogal® (fenofibraat) [1](#page=1).
#### 1.2.3 Anionuitwisselaars
Deze middelen binden galzuren in de darm, wat leidt tot verhoogde cholesteroluitscheiding [2](#page=2).
* Questran® (colestyramine) [2](#page=2).
#### 1.2.4 Ezetimibe
Ezetimibe remt de opname van cholesterol uit de darm [2](#page=2).
* Ezetrol® [2](#page=2).
#### 1.2.5 Omega-3 vetzuren
Worden gebruikt voor het verlagen van triglyceriden [2](#page=2).
* Omacor® [2](#page=2).
#### 1.2.6 PCSK9-inhibitoren / Bempedoïnezuur
PCSK9-inhibitoren en bempedoïnezuur zijn relatief nieuwe middelen voor cholesterolregulatie [2](#page=2).
* Nilemdo® (bempedoïnezuur) [2](#page=2).
#### 1.2.7 Combinatiepreparaten
Combinaties van cholesterolverlagende middelen [2](#page=2).
* Atozet® (ezetimibe + atorvastatine) [2](#page=2).
### 1.3 Antidiabetica
#### 1.3.1 Biguaniden
Metformine is de meest gebruikte biguanide en verlaagt de glucoseproductie in de lever [2](#page=2).
* Metformine® (metformine), Metformax® (metformine) [2](#page=2).
#### 1.3.2 Sulfonylurea
Stimuleren de afgifte van insuline door de pancreas [2](#page=2).
* Uni-diamicron® (gliclazide), Gliclazide® (gliclazide), Uni-gliclazide® (gliclazide) [2](#page=2).
* Glimepiride® (glimepiride) [2](#page=2).
* Glurenorm® (gliquidon) [2](#page=2).
#### 1.3.3 Gliniden
Kortwerkende insuline secretagogum die de insulineafgifte stimuleren [2](#page=2).
* Novonorm® (repaglinide), Repaglinide® (repaglinide) [2](#page=2).
#### 1.3.4 DPP-4-inhibitoren (gliptinen)
DPP-4-inhibitoren remmen het enzym dipeptidylpeptidase-4, wat leidt tot verhoogde incretinespiegels en verbeterde glucosecontrole [2](#page=2).
* Galvus® (vildagliptine) [2](#page=2).
* Januvia® (sitagliptine) [2](#page=2).
* Onglyza® (saxagliptine) [2](#page=2).
* Trajenta® (linagliptine) [2](#page=2).
* Vipidia® (alogliptine) [2](#page=2).
#### 1.3.5 GLP-1-analogen (incretinemimetica)
GLP-1-analogen bootsen de werking na van het darmhormoon GLP-1, wat de insulineafgifte stimuleert en de glucagonafgifte remt [2](#page=2).
* Bydureon® (exenatide) [2](#page=2).
* Victoza® (liraglutide), Saxenda® (liraglutide – geen terugbetaling ikv diabetes) [2](#page=2).
* Trulicity® (dulaglutide) [2](#page=2).
* Ozempic® (semaglutide), Rybelsus® (semaglutide, tablet), Wegovy® (semaglutide) [2](#page=2).
#### 1.3.6 SGLT-2-inhibitoren (gliflozines)
SGLT-2-inhibitoren remmen de heropname van glucose in de nieren, waardoor glucose via de urine wordt uitgescheiden [2](#page=2).
* Invokana® (canagliflozine) [2](#page=2).
* Forxiga® (dapagliflozine) [2](#page=2).
* Jardiance® (empagliflozine) [2](#page=2).
#### 1.3.7 Combinatiepreparaten (antidiabetica)
Combinaties van verschillende antidiabetica voor optimale glucosecontrole [2](#page=2).
* Synjardy® (gliflozine + metformine), Xigduo® (gliflozine + metformine) [2](#page=2).
* Eucreas® (gliptine + metformine), Janumet® (gliptine + metformine), Jentadueto® (gliptine + metformine), Vipdomet® (gliptine + metformine) [2](#page=2).
#### 1.3.8 GLP-1-analoog + basale insuline
Combinatie van een GLP-1-analoog met basale insuline [3](#page=3).
* Xultohpy® (insuline + liraglutide) [3](#page=3).
### 1.4 Insulines
#### 1.4.1 Ultrasnelwerkende insuline (analoog)
Snelle werking met kort werkingsduur, vaak gebruikt rond maaltijden [3](#page=3).
* Apidra® (insuline glulisine) [3](#page=3).
* Humalog® 100/200 (insuline lispro), Lyumjev® 100/200 (insuline lispro) [3](#page=3).
* Novorapid® (insuline aspart), Fiasp® (insuline aspart) [3](#page=3).
#### 1.4.2 Snelwerkende insuline (humaan)
Klassieke humaan insuline met iets langere aanvang van werking en duur [3](#page=3).
* Actrapid® (insuline biosynthetisch)* [3](#page=3).
* Humuline® Regular (insuline biosynthetisch) [3](#page=3).
#### 1.4.3 Intermediaire insuline (humaan)
Heeft een langere werking en wordt vaak één of twee keer per dag toegediend [3](#page=3).
* Insulatard® (insuline-isofaan)* [3](#page=3).
* Humuline® NPH (insuline-isofaan) [3](#page=3).
#### 1.4.4 Ultratraagwerkende insuline (analoog)
Langwerkende insuline analogen met een stabiel profiel [3](#page=3).
* Levemir® (insuline detemir) [3](#page=3).
* Lantus® (insuline glargine), Toujeo® (insuline glargine), Abasaglar® (insuline glargine) [3](#page=3).
* Tresiba® (insuline degludec) [3](#page=3).
#### 1.4.5 Combinaties met intermediaire insuline
Voorgemengde insulines [3](#page=3).
* Ultrasnelwerkende insuline + intermediaire insuline: Humalog® Mix 25, Humalog® Mix 50, Novomix® 30, Novomix® 50 [3](#page=3).
* Snelwerkende insuline + intermediaire insuline: Humuline® 30/70 [3](#page=3).
### 1.5 Hormonale medicatie
#### 1.5.1 Thyroïdhormonen
Vervangingstherapie voor schildklierhormonen [3](#page=3).
* Euthyrox® (levothyroxine), L-thyroxine® (levothyroxine) [3](#page=3).
#### 1.5.2 Thyreostatica
Remmen de aanmaak van schildklierhormonen [3](#page=3).
* Strumazol® (thiamazol) [3](#page=3).
#### 1.5.3 Progestagenen
Progesteron en zijn synthetische varianten [3](#page=3).
* Utrogestan® (progesteron) [3](#page=3).
#### 1.5.4 Androgenen en anabole steroïden
Testosteron en gerelateerde stoffen [3](#page=3).
* Androgel (gel testosteron) [3](#page=3).
#### 1.5.5 Selectieve oestrogeenreceptormodulatoren (SERM's)
Stoffen die selectief inwerken op oestrogeenreceptoren [3](#page=3).
* Clomid® (clomifeen) [3](#page=3).
* Novadex® (tamoxifen) [3](#page=3).
#### 1.5.6 Corticosteroïden
Ontstekingsremmende en immunosuppressieve middelen [3](#page=3) [4](#page=4).
* Hydrocortisone® (hydrocortison – cortisol, natuurlijk hormoon) [3](#page=3).
* Prednison / Prednisolon: Prednison wordt in de lever omgezet tot prednisolon; prednisolon is daarom te verkiezen in geval van leverinsufficiëntie [3](#page=3).
* Medrol® (methylprednisolon), Depo-medrol® (methylprednisolon), Solu-medrol® (methylprednisolon) [4](#page=4).
* Triamcinolon [4](#page=4).
* Beclometason [4](#page=4).
* Betamethason [4](#page=4).
* Dexamethason [4](#page=4).
* Fludrocortison (heeft een hoog mineralocorticoïdeffect) [4](#page=4).
### 1.6 Pijnstillers en ontstekingsremmers
#### 1.6.1 NSAID's (Niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen)
Pijnstillende, koortsverlagende en ontstekingsremmende middelen [4](#page=4).
* Diclofenac® (diclofenac), Voltaren® (diclofenac) [4](#page=4).
* Brufen® (ibuprofen), Nurofen® (ibuprofen) [4](#page=4).
* Mobic® (meloxicam) [4](#page=4).
* Gambaran® (nabumeton) [4](#page=4).
* Fastum® (ketoprofen) [4](#page=4).
* Apranax® (naproxen) [4](#page=4).
#### 1.6.2 Analgetica (pijnbestrijding)
* Dafalgan® (paracetamol), Perdolan® (paracetamol) [4](#page=4).
* Excedryn® (paracetamol + acetylsalicylzuur + coffeïne) [4](#page=4).
* Aspegic®, Aspirine® (acetylsalicylzuur) [4](#page=4).
#### 1.6.3 Opioïden
Sterke pijnstillers die aangrijpen op het centrale zenuwstelsel [4](#page=4).
* Contramal® (tramadol) [4](#page=4).
* Oxycontin® (oxycodon) [4](#page=4).
* MS Contin® (morfine) [4](#page=4).
* Durogesic® (fentanyl) [4](#page=4).
### 1.7 Maag-darmmedicatie
#### 1.7.1 Laxativa (obstipatie)
Middelen ter bestrijding van verstopping [4](#page=4) [5](#page=5).
* Zwelmiddelen: Colofiber® (psylliumvezels) [4](#page=4).
* Osmotische laxativa: Duphalac® (lactulose ~ galactose en fructose), Sorbitol (voedingssupplement), Movicol® (macrogol, met elektrolyten), Forlax® (macrogol, zonder elektrolyten) [5](#page=5).
* Contactlaxativa: Dulcolax® (bisacodyl, difenylmethaanderivaat), Sennosiden [5](#page=5).
* Prokinetica: Resolor® (prucalopride), Constella® (linaclotide) [5](#page=5).
* Rectale laxativa: Cleen Enema® [5](#page=5).
* Zelfmedicatie: Ortilax®, Grünwalder®, Ricinusolie [5](#page=5).
#### 1.7.2 Anti-diarreïca
Middelen ter bestrijding van diarree [5](#page=5).
* Transit-inhibitoren: Imodium® (loperamide) [5](#page=5).
* Adsorbentia en adstringentia: Norit® (geactiveerde kool) [5](#page=5).
* Probiotica: Enterol® (saccharomyces boulardii) [5](#page=5).
* Secretieremmers: Tiorfix® (racecadotril) [5](#page=5).
#### 1.7.3 Protonpompinhibitoren (PPI)
Remmen de aanmaak van maagzuur [5](#page=5).
* Losec®, Sedacid® (omeprazol) [5](#page=5).
* Nexiam® (esomeprazole) [5](#page=5).
* Pantomed®, Pantogastrix® (pantoprazol) [5](#page=5).
#### 1.7.4 Prostaglandine E1-analogen
Worden gebruikt ter bescherming van het maagslijmvlies [5](#page=5).
* Cytotec® (misoprostol) [5](#page=5).
#### 1.7.5 Antacida
Neutraliseren maagzuur [5](#page=5).
* Gaviscon® (alginaat) [5](#page=5).
* Rennie® (calcium- en magnesiumcarbonaat) [5](#page=5).
* Maalox Antacid® (aluminiumoxide + magnesiumhydroxide) [5](#page=5).
* Riopan® (magaldraat) [5](#page=5).
#### 1.7.6 Spasmolytica
Verminderen krampen in het maag-darmkanaal [5](#page=5).
* Buscopan® (butylhyoscine) [5](#page=5).
* Tempocol® (pepermuntolie) [5](#page=5).
* Duspatalin® (mebeverine) [5](#page=5).
* Spasmomen® (otilonium) [5](#page=5).
#### 1.7.7 Anti-emetica (braken, nausea)
Middelen tegen misselijkheid en braken [5](#page=5).
* Motilium® (domperidone) [5](#page=5).
* Litican® (alizapride) [5](#page=5).
* Primperan® (metoclopramide) [5](#page=5).
* Ondansetron [6](#page=6).
> **Tip:** Het natriumgehalte van bruispreparaten (tabletten, poeders, granulaten) kan mogelijk problemen geven bij patiënten op een streng natriumdieet [6](#page=6).
#### 1.7.8 Galblaas- en pancreaspathologie
Middelen voor aandoeningen van de galblaas en alvleesklier [6](#page=6).
* Ursochol® (ursodeoxycholzuur) [6](#page=6).
* PERT (pancreatine): Creon® (pancreatine), Creon Forte® (pancreatine), Creon XtraForte® (pancreatine), Creon® granulaat (pancreatine) [6](#page=6).
### 1.8 Immunosuppressiva en allergie
#### 1.8.1 Immunosuppressiva
Onderdrukken het immuunsysteem [6](#page=6).
* Ledertraxte® (methotrexaat) [6](#page=6).
* Imuran® (azathioprine) [6](#page=6).
#### 1.8.2 TNFα-antagonisten
Biologische middelen die TNFα blokkeren, een belangrijk ontstekingsmediator [6](#page=6).
* Humira® (adalimumbab) [6](#page=6).
#### 1.8.3 Middelen voor overgevoeligheden en intoleranties
Ondersteunen bij de vertering van specifieke voedingscomponenten [6](#page=6).
* Alfa-galactosidase: Preflatine-OK® (tabletten, voedingssupplement) [6](#page=6).
* Lactase: Lactose-OK® (capsules, voedingssupplement), Lactose-OK® Forte Instant (sticks, voedingssupplement), Kerutabs® (tabletten) [6](#page=6).
* Lutomerase® (niet makkelijk verkrijgbaar op Belgische markt) [6](#page=6).
#### 1.8.4 Medicatie bij anafylactische shock en allergie
* EpiPen® (adrenaline/epinephrine) [6](#page=6).
* Voedingssupplementen voor histamineafbraak: ProDao® (diamineoxidase), Daosin® (niet op de Belgische markt beschikbaar?) [6](#page=6).
### 1.9 Overige medicatie
#### 1.9.1 Slaapmiddelen, pijnstillers, tranquilizers
* Benzodiazepines: Xanax® (alprazolam), Diazepam® (diazepam), Lorazepam® (lorazepam) [7](#page=7).
* Hypnotica: Zolpidem® (zolpidem), Stilnoct® (zolpidem) [7](#page=7).
* Melatonine: Circadin® (melatonine) [7](#page=7).
#### 1.9.2 Respiratoire medicatie
* Anticholinergica: Atrovent® (ipratropium bromide) [7](#page=7).
* Bèta-2-mimetica: Ventolin® (salbutamol) [7](#page=7).
* Inhalatiecorticosteroïden: Flixotide® (fluticason), Pulmicort® (budesonide) [7](#page=7).
* Theophylline: Xanthium® (theophylline) [7](#page=7).
* Leukotrieenreceptorantagonist: Montelukast EG® (montelukast) [7](#page=7).
#### 1.9.3 Hoestmedicatie
* Antitussiva (hoestonderdrukkers): Toularynx® (codeine fosfaat), Bronchosedal® (dextromethorphan) [7](#page=7).
* Mucolytica & expectorantia (slijmoplossers): Lysomucil® (acetylcysteïne) [7](#page=7).
#### 1.9.4 Anti-epileptica
* Depakine® (valproïnezuur) [7](#page=7).
* Lyrica® (pregabaline) [7](#page=7).
#### 1.9.5 Antidepressiva
* SSRI (Selectieve serotonine heropnameremmers) en SNRI (Serotonine-norepinefrine heropnameremmers): Prozac® (fluoxetine), Sipralexa® (escitalopram), Serlain® (sertraline), Cymbalta® (duloxetine), Efexor® (venlafaxine) [7](#page=7).
* Tricyclische antidepressiva: Redomex® (amitryptiline) [7](#page=7).
#### 1.9.6 Antimigrainemiddelen (triptanen)
* Imitrex® (sumatriptan) [7](#page=7).
* Zomig® (zolmitriptan) [7](#page=7).
#### 1.9.7 Bloedverdunners
* Asaflow® (acetylsalicylzuur) [7](#page=7).
---
# Interpretatie van laboratoriumwaarden
Het interpreteren van laboratoriumwaarden is cruciaal voor het leggen van verbanden tussen deze waarden, patiëntklachten, medicatiegebruik en mogelijke complicaties. Hoewel het nuttig is om de referentiewaarden van enkele veelvoorkomende laboratoriumtesten te kennen, ligt de nadruk op de klinische interpretatie en de diagnostische implicaties [8](#page=8).
### 2.1 Veelvoorkomende laboratoriumwaarden en hun interpretatie
#### 2.1.1 Bloedsuikerwaarden
* **HbA1c:** Een HbA1c-waarde lager dan 7% (of lager dan 6,5% voor diagnose) is wenselijk [8](#page=8).
* **Nuchtere bloedglucose:** De normale range ligt tussen 70-100 mg/dl. Een waarde hoger dan 126 mg/dl kan duiden op diabetes [8](#page=8).
#### 2.1.2 Lipidenprofiel
* **Totaal cholesterol:** Een waarde lager dan 190 mg/dl (of lager dan 175 mg/dl) is gewenst [8](#page=8).
* **LDL-cholesterol:** Streefwaarden liggen onder de 116 mg/dl (of onder de 100 mg/dl) [8](#page=8).
* **HDL-cholesterol:** Een waarde hoger dan 50 mg/dl bij vrouwen en hoger dan 40 mg/dl bij mannen is gewenst [8](#page=8).
* **TGL (Triglyceriden):** Een waarde lager dan 150 mg/dl is de richtlijn [8](#page=8).
#### 2.1.3 Ontstekingsmarkers
* **CRP (C-reactieve proteïne):** Een waarde lager dan 5 mg/l is normaal. Een verhoogde CRP-waarde kan een indicatie zijn van een ontsteking [8](#page=8).
#### 2.1.4 Nierfunctie
* **eGFR (estimated Glomerular Filtration Rate):** Voor mannen is een eGFR hoger dan 90 ml/min/1,73 m² normaal, en voor vrouwen hoger dan 80 ml/min/1,73 m² [8](#page=8).
#### 2.1.5 Bloeddruk
* **BD (Bloeddruk):** Een bloeddruk lager dan 140/90 mmHg wordt als normaal beschouwd [8](#page=8).
#### 2.1.6 Anemiegerelateerde waarden
* **Albumine, Hb (Hemoglobine), MCV (Mean Corpuscular Volume):** Deze waarden zijn relevant bij het vermoeden van anemie (bloedarmoede). Een afwijkende waarde kan een link leggen naar deze aandoening [8](#page=8).
#### 2.1.7 Elektrolyten en vitaminen
* **Na (Natrium), K (Kalium), P (Fosfor), Fe (IJzer), Vitamine B12:** Bij deze waarden is het vooral belangrijk na te gaan of ze binnen de normale grenzen vallen. Indien deze waarden te laag zijn, is verder onderzoek of interventie noodzakelijk [8](#page=8).
> **Tip:** Focus niet enkel op de getallen, maar probeer altijd een verband te leggen met de klinische toestand van de patiënt. Waarom is deze waarde verhoogd of verlaagd, en wat betekent dit in de context van de patiënt [8](#page=8)?
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Diuretica | Medicijnen die de urineproductie verhogen, vaak gebruikt om hoge bloeddruk en oedeem te behandelen. Ze helpen het lichaam overtollig zout en water kwijt te raken. |
| Bètablokkers | Een klasse medicijnen die worden gebruikt om aandoeningen zoals hoge bloeddruk, angina pectoris en hartritmestoornissen te behandelen door de effecten van adrenaline op het lichaam te blokkeren. |
| ACE-inhibitoren | Angiotensine-converterend enzym (ACE)-remmers zijn medicijnen die de bloeddruk verlagen door bloedvaten te verwijden. Ze worden vaak voorgeschreven voor hoge bloeddruk en hartfalen. |
| Sartanen | Een groep medicijnen, ook wel angiotensine II-receptorblokkers (ARB's) genoemd, die hoge bloeddruk en hartfalen behandelen door de werking van een hormoon te blokkeren dat bloedvaten vernauwt. |
| Statine | Medicijnen die het cholesterolgehalte in het bloed verlagen door de aanmaak van cholesterol in de lever te remmen. Ze worden gebruikt om hart- en vaatziekten te voorkomen. |
| Fibraten | Medicijnen die voornamelijk worden gebruikt om de triglyceridenniveaus te verlagen en het HDL-cholesterol te verhogen. Ze worden vaak ingezet bij patiënten met hoge triglyceriden en een verhoogd risico op hart- en vaatziekten. |
| Anionuitwisselaars | Stoffen die geladen deeltjes (ionen) kunnen binden en uitwisselen. In de geneeskunde worden ze soms gebruikt om bijvoorbeeld galzuren te binden en de absorptie te verminderen. |
| PCSK9-inhibitor | Een klasse medicijnen die het niveau van LDL-cholesterol in het bloed verlagen door de werking van het PCSK9-eiwit te blokkeren, waardoor meer LDL-receptoren op de levercellen actief blijven. |
| Biguaniden | Een klasse orale antidiabetica die voornamelijk worden gebruikt bij de behandeling van type 2 diabetes. Metformine is het meest voorkomende middel in deze klasse. |
| Sulfonylurea | Orale bloedsuikerverlagende middelen die de afgifte van insuline uit de pancreas stimuleren. Ze worden gebruikt bij de behandeling van type 2 diabetes. |
| Gliniden | Een klasse orale antidiabetica die de afgifte van insuline uit de pancreas snel stimuleren na een maaltijd. Ze werken korter dan sulfonylurea en worden vaak in combinatie met andere medicijnen gebruikt. |
| DPP-4-inhibitoren | Dipeptidylpeptidase-4 (DPP-4)-remmers, ook wel "gliptinen" genoemd, zijn orale antidiabetica die de afbraak van incretinehormonen vertragen, wat leidt tot een verbeterde glucoseregulatie. |
| GLP-1-analogen | Glucagon-achtig peptide-1 (GLP-1)-analogen zijn injecteerbare medicijnen die de bloedsuikerspiegel verlagen door de insulineafgifte te verhogen, de glucagonafgifte te verminderen en de maaglediging te vertragen. Ze worden gebruikt voor type 2 diabetes en gewichtsverlies. |
| SGLT-2-inhibitoren | Natriumglucose-cotransporter-2 (SGLT-2)-remmers zijn orale antidiabetica die de heropname van glucose in de nieren remmen, waardoor glucose via de urine wordt uitgescheiden en de bloedsuikerspiegel daalt. |
| Insuline | Een hormoon dat essentieel is voor de regulatie van de bloedsuikerspiegel. Insulinepreparaten worden gebruikt bij de behandeling van diabetes mellitus. |
| Thyroïdhormonen | Hormonen geproduceerd door de schildklier (thyroxine en tri-joodthyronine) die essentieel zijn voor de regulatie van de stofwisseling. Levothyroxine is een synthetische vorm die wordt gebruikt om hypothyreoïdie te behandelen. |
| Thyreostatica | Medicijnen die de productie van schildklierhormonen remmen. Ze worden gebruikt bij de behandeling van hyperthyreoïdie (overactieve schildklier). |
| Progestagenen | Een groep vrouwelijke geslachtshormonen die een belangrijke rol spelen in de menstruatiecyclus, zwangerschap en ontwikkeling van borsten. Progesteron is een belangrijk progestageen. |
| Selectieve oestrogeenreceptormodulatoren (SERM) | Medicijnen die zich op verschillende manieren gedragen op oestrogeenreceptoren in verschillende weefsels. Ze kunnen oestrogeen-achtige effecten hebben op sommige plaatsen en oestrogeen-blokkerende effecten op andere. |
| Corticosteroïden | Een groep steroïde hormonen die van nature in het lichaam voorkomen of synthetisch worden geproduceerd. Ze hebben krachtige ontstekingsremmende en immuunonderdrukkende effecten. |
| NSAID | Niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID's) zijn medicijnen die pijn, ontsteking en koorts verlichten door de productie van prostaglandines te remmen. |
| Analgetica | Medicijnen die pijnstillend werken. Ze variëren van eenvoudige pijnstillers zoals paracetamol tot opioïden voor ernstigere pijn. |
| Opioïden | Een klasse medicijnen die sterke pijnverlichting bieden door zich te binden aan opioïdenreceptoren in de hersenen en het ruggenmerg. Ze kunnen verslavend zijn. |
| Laxativa | Medicijnen die worden gebruikt om obstipatie (verstopping) te behandelen door de stoelgang te vergemakkelijken. Er zijn verschillende soorten, zoals bulkvormers, osmotische laxativa en stimulerende laxativa. |
| Anti-diarreïca | Medicijnen die worden gebruikt om diarree te behandelen. Ze kunnen de darmtransit vertragen, vocht absorberen of de darmflora beïnvloeden. |
| Protonpompinhibitoren (PPI) | Medicijnen die de productie van maagzuur sterk verminderen door de protonpomp in de maagcellen te blokkeren. Ze worden gebruikt voor aandoeningen zoals brandend maagzuur, maagzweren en refluxziekte. |
| Antacida | Medicijnen die maagzuur neutraliseren om kortstondige verlichting te bieden bij brandend maagzuur en indigestie. |
| Spasmolytica | Medicijnen die spierspasmen, met name in het maag-darmkanaal, helpen te verlichten door de gladde spieren te ontspannen. |
| Anti-emetica | Medicijnen die misselijkheid en braken tegengaan. Ze werken op verschillende manieren in op de hersenen of het spijsverteringskanaal. |
| Na-gehalte | Natriumgehalte. Een hoge natriuminname kan problematisch zijn voor patiënten met een streng natriumdieet. |
| Galblaas-pancreaspathologie | Aandoeningen gerelateerd aan de galblaas en de pancreas. Ursodeoxycholzuur is een voorbeeld van medicatie die hierbij gebruikt kan worden. |
| PERT | Pancreatic Enzyme Replacement Therapy. Behandeling waarbij enzymen worden toegediend om de spijsvertering te ondersteunen bij patiënten met een pancreasinsufficiëntie. |
| Immunosuppressiva | Medicijnen die de activiteit van het immuunsysteem onderdrukken. Ze worden gebruikt om orgaantransplantaten te voorkomen of auto-immuunziekten te behandelen. |
| TNFα-antagonisten | Tumornecrosefactor-alfa (TNFα)-remmers zijn een type biologische medicijnen die de ontstekingsreactie van het immuunsysteem verminderen. Ze worden gebruikt voor aandoeningen zoals reumatoïde artritis en de ziekte van Crohn. |
| Overgevoeligheden, intoleranties | Reacties van het lichaam op bepaalde stoffen die als ongewenst worden ervaren. Voedingssupplementen kunnen hierbij helpen. |
| EpiPen | Een automatische injectie met adrenaline (epinefrine) die wordt gebruikt bij de behandeling van anafylactische shock, een ernstige allergische reactie. |
| Allergie | Een overmatige reactie van het immuunsysteem op een normaal gesproken onschadelijke stof (allergeen). |
| Slaapmiddelen, pijnstillers, tranquilizers | Een brede categorie medicijnen. Slaapmiddelen helpen bij slapeloosheid, pijnstillers verlichten pijn en tranquilizers (kalmeringsmiddelen) verminderen angst. |
| Anticholinergica | Medicijnen die de werking van acetylcholine, een neurotransmitter, blokkeren. Ze kunnen onder andere gebruikt worden bij luchtwegaandoeningen. |
| Bèta-2-mimetica | Medicijnen die de bèta-2-adrenerge receptoren stimuleren, wat leidt tot ontspanning van de gladde spieren, met name in de luchtwegen. Vaak gebruikt bij astma en COPD. |
| Inhalatiecorticosteroïden | Ontstekingsremmende medicijnen die worden ingeademd, voornamelijk gebruikt bij de behandeling van astma en COPD om ontstekingen in de luchtwegen te verminderen. |
| Montelukast | Een medicijn dat wordt gebruikt om astma en allergische rhinitis te behandelen door de werking van leukotriënen te blokkeren. |
| Theophylline | Een medicijn dat de luchtwegen verwijdt, gebruikt bij de behandeling van longaandoeningen zoals astma en COPD. |
| Antitussiva | Medicijnen die de hoest onderdrukken. Ze werken op het hoestcentrum in de hersenen of op de luchtwegen. |
| Mucolytica | Medicijnen die taai slijm in de luchtwegen dunner maken, waardoor het makkelijker op te hoesten is. |
| Expectorantia | Medicijnen die de afscheiding van slijm in de luchtwegen bevorderen of het ophoesten vergemakkelijken. |
| Anti-epileptica | Medicijnen die worden gebruikt om epileptische aanvallen te voorkomen of te verminderen door de elektrische activiteit in de hersenen te reguleren. |
| Antidepressiva (SSRI en SNRI) | Medicijnen die worden gebruikt om depressie en angststoornissen te behandelen. SSRI's (selectieve serotonineheropnameremmers) en SNRI's (serotonine-norepinefrineheropnameremmers) werken door de niveaus van neurotransmitters in de hersenen te beïnvloeden. |
| Tricyclische antidepressiva | Een oudere klasse antidepressiva die ook worden gebruikt voor andere aandoeningen zoals chronische pijn. Ze werken door de heropname van neurotransmitters te beïnvloeden. |
| Antimigrainemiddelen (triptanen) | Medicijnen die specifiek worden gebruikt om migraineaanvallen te behandelen door de bloedvaten in de hersenen te vernauwen. |
| Bloedverdunners | Medicijnen die voorkomen dat bloedstolels zich vormen of groter worden. Ze worden gebruikt om aandoeningen zoals trombose en embolie te behandelen en te voorkomen. |
| Labowaarden | Resultaten van laboratoriumtests die de samenstelling van bloed, urine of andere lichaamsvloeistoffen analyseren. Deze waarden worden vergeleken met referentiewaarden om de gezondheid te beoordelen. |
| Referentiewaarden | De normale bereiken waarin laboratoriumwaarden meestal liggen voor een gezonde populatie. Afwijkingen hiervan kunnen duiden op een medische aandoening. |
| HbA1c | Glycosyleerde hemoglobine. Een bloedtest die de gemiddelde bloedsuikerspiegel over de afgelopen 2-3 maanden weergeeft. |
| nuchtere bloedglucose | De bloedsuikerspiegel na een periode van vasten, meestal minimaal 8 uur. Wordt gebruikt om diabetes te diagnosticeren en te monitoren. |
| Totaal cholesterol | De som van alle cholesterol in het bloed, inclusief LDL- en HDL-cholesterol. Een hoog totaal cholesterol kan een risicofactor zijn voor hart- en vaatziekten. |
| LDL | Low-density lipoproteïne cholesterol. Vaak "slecht" cholesterol genoemd, omdat hoge niveaus kunnen leiden tot plaquevorming in de bloedvaten. |
| HDL | High-density lipoproteïne cholesterol. Vaak "goed" cholesterol genoemd, omdat het helpt bij het verwijderen van overtollig cholesterol uit de bloedvaten. |
| TGL | Triglyceriden. Een type vet dat in het bloed circuleert. Hoge niveaus kunnen het risico op hart- en vaatziekten verhogen. |
| CRP | C-reactief proteïne. Een eiwit dat in de lever wordt geproduceerd als reactie op ontsteking in het lichaam. Een verhoogd CRP kan duiden op ontsteking of infectie. |
| eGFR | Estimated Glomerular Filtration Rate. Een schatting van de nierfunctie, gebaseerd op de bloedconcentratie van creatinine, leeftijd, geslacht en ras. Het geeft aan hoe goed de nieren afvalstoffen uit het bloed filteren. |
| BD | Bloeddruk. De druk die het bloed uitoefent op de wanden van de bloedvaten. Wordt uitgedrukt als systolische druk (bovendruk) over diastolische druk (onderdruk). |
| Albumine | Een eiwit dat in de lever wordt geproduceerd en een belangrijke rol speelt in het handhaven van de vochtbalans en het transport van stoffen in het bloed. Lage albuminespiegels kunnen duiden op lever- of nierproblemen. |
| Hb | Hemoglobine. Het eiwit in rode bloedcellen dat zuurstof transporteert. Een lage Hb-waarde kan duiden op anemie. |
| MCV | Mean Corpuscular Volume. De gemiddelde grootte van rode bloedcellen. Een afwijkende MCV kan helpen bij de diagnose van verschillende soorten anemie. |
| Na | Natrium. Een elektrolyt dat essentieel is voor de vochtbalans, zenuwfunctie en spiercontractie. |
| K | Kalium. Een elektrolyt dat belangrijk is voor de hartfunctie, spiercontractie en zenuwfunctie. |
| P | Fosfor. Een mineraal dat belangrijk is voor de botgezondheid, energiemetabolisme en de werking van cellen. |
| Fe | IJzer. Een essentieel mineraal voor de vorming van hemoglobine en de zuurstoftransport in het bloed. Tekorten leiden tot ijzergebreksanemie. |
| Vit B12 | Vitamine B12. Essentieel voor de vorming van rode bloedcellen en de werking van het zenuwstelsel. Tekorten kunnen leiden tot pernicieuze anemie en neurologische problemen. |