Cover
Börja nu gratis lymfoproliferatie 1,2025 (1).pdf
Summary
# Oorzaken van lymfeklierzwelling
De zwelling van lymfeklieren kan worden onderverdeeld in drie hoofdcategorieën: infectieuze, reactieve/inflammatoire en maligne oorzaken [15](#page=15) [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3) [6](#page=6) [7](#page=7) [8](#page=8).
### 1.1 Infectieuze oorzaken
Infecties vormen een belangrijke oorzaak van lymfeklierzwelling en kunnen worden veroorzaakt door diverse pathogenen [3](#page=3).
#### 1.1.1 Bacteriële infecties
Bacteriële infecties kunnen leiden tot zowel acute als subacute lymfeklierzwelling [3](#page=3).
* **Acuut:** Dit omvat veelvoorkomende bacteriële infecties die een snelle ontwikkeling van lymfeklierzwelling veroorzaken.
* **Subacuut:** Voorbeelden van bacteriële oorzaken die subacute zwelling geven, zijn tuberculose (tbc) en atypische mycobacteriën [3](#page=3).
#### 1.1.2 Virale infecties
Diverse virussen kunnen lymfeklierzwelling induceren, waaronder het Epstein-Barr virus (EBV ofwel 'klierkoorts'), cytomegalovirus (CMV), herpesvirussen en het humaan immunodeficiëntievirus (HIV) [3](#page=3).
#### 1.1.3 Parasitaire infecties
Parasitaire infecties zoals toxoplasmose en leishmaniase kunnen eveneens leiden tot gezwollen lymfeklieren [3](#page=3).
#### 1.1.4 Schimmelinfecties
Hoewel minder frequent, kunnen schimmelinfecties zoals actinomyces en aspergillus ook lymfeklierzwelling veroorzaken [3](#page=3).
### 1.2 Reactieve/inflammatoire oorzaken
Naast infecties kunnen verschillende reactieve en inflammatoire aandoeningen leiden tot lymfeklierzwelling [7](#page=7).
* **Sarcoïdose:** Een systemische ontstekingsziekte die granulomen kan vormen in verschillende organen, waaronder de lymfeklieren [7](#page=7).
* **Reumatische aandoeningen:** Ziekten zoals systemische lupus erythematosus (SLE) kunnen geassocieerd zijn met lymfeklierzwelling door ontstekingsprocessen [7](#page=7).
* **Farmaca:** Bepaalde medicijnen, zoals hydantoïne (een anti-epilepticum), en ook vaccinaties kunnen leiden tot reactieve lymfeklierzwelling [7](#page=7).
* **Dermatopathisch:** Dit verwijst naar lymfeklierzwelling die verband houdt met huidziekten.
* **Aspecifieke lymfadenitis:** Ontsteking van lymfeklieren zonder duidelijke specifieke oorzaak, vaak als reactie op lokale infecties of irritatie.
### 1.3 Maligne oorzaken
Maligne aandoeningen, waaronder kankers die uitgaan van het lymfestelsel (lymfomen) of uitzaaiingen van andere kankers, zijn een derde belangrijke categorie van oorzaken van lymfeklierzwelling [15](#page=15) [8](#page=8).
> **Tip:** Bij het beoordelen van lymfeklierzwelling is het cruciaal om de combinatie van symptomen, de lokalisatie en duur van de zwelling, en de medische geschiedenis van de patiënt in overweging te nemen om de onderliggende oorzaak te achterhalen.
---
# Differentiaaldiagnose van lymfeklierzwelling
Het onderscheiden van de oorzaak van lymfeklierzwelling vereist een systematische benadering die anamnese, lokalisatie, grootte, consistentie en aanvullende onderzoeken omvat. Het is tevens essentieel om andere opgezette structuren in de hals, oksel en lies te herkennen die geen lymfeklieren zijn [10](#page=10) [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [9](#page=9).
### 2.1 Anamnese
Gedetailleerde anamnese is cruciaal voor het stellen van de juiste differentiaaldiagnose. Belangrijke vragen omvatten [9](#page=9):
* **Ontstaan:** Snel of traag opgekomen [9](#page=9)?
* **Beroep:** Gerelateerd aan traumata [9](#page=9)?
* **Huisdieren:** Aanwezigheid van katten kan wijzen op kattenkrabziekte of toxoplasmose [9](#page=9).
* **Medicatie:** Gebruik van hydantoïne of recente COVID-vaccinatie kan relevant zijn [9](#page=9).
* **Recente infecties:** Vraag naar doorgemaakte infecties [9](#page=9).
* **Contact met tuberculose (TBC):** Belangrijk voor het uitsluiten van een TBC-infectie [9](#page=9).
* **Voedingsgewoonten:** Consumptie van rauw vlees [9](#page=9).
* **Reizen:** Tropische reizen kunnen wijzen op specifieke pathogenen [9](#page=9).
### 2.2 Lokalisatie
De locatie van de gezwollen lymfeklier kan aanwijzingen geven [10](#page=10):
* **Hoog in de hals:** Meestal banaal, maar alertheid op NKO-tumoren is geboden [10](#page=10).
* **Kleine liesklieren:** Vaak banaal [10](#page=10).
* **Supraclaviculaire klieren:** Vaak een belangrijk teken en vereisen nader onderzoek [10](#page=10).
### 2.3 Grootte en vorm
De grootte en vorm van de klier zijn eveneens indicatief [10](#page=10):
* Een platte, ovale klier is minder verdacht dan een bolronde [10](#page=10).
* Grotere klieren zijn over het algemeen verdachter dan kleinere klieren [10](#page=10).
### 2.4 Consistentie en gevoeligheid
De palpabele eigenschappen van de klier zijn belangrijk [11](#page=11):
* **Pijnloosheid:** Een pijnloze zwelling is verdachter dan een pijnlijke zwelling [11](#page=11).
* **Verkleving:** Verkleving met de omgeving of met andere klieren is verdacht bij niet-infectieuze oorzaken [11](#page=11).
* **Fluctuatie:** Suggereert de aanwezigheid van een abces [11](#page=11).
* **Consistentie:**
* **Hard:** Kan wijzen op metastasen of verkalkte granulomen [11](#page=11).
* **Rubberachtig:** Kenmerkend voor lymfoom [11](#page=11).
* **Week:** Kan voorkomen bij chronische lymfatische leukemie (CLL) [11](#page=11).
### 2.5 Andere opgezette structuren dan lymfeklieren
Niet elke zwelling in de hals, oksel of lies is een lymfeklier. Het is essentieel deze te kunnen onderscheiden van lymfeklierzwelling [12](#page=12) [13](#page=13).
#### 2.5.1 Hals
In de hals kunnen de volgende structuren opzwellen [12](#page=12):
* Branchiaalkyste
* Thyroid nodule
* Glomus caroticum
* Halsrib
#### 2.5.2 Oksel
In de oksel kunnen naast lymfeklieren ook de volgende oorzaken van zwelling voorkomen [12](#page=12):
* Hydrosadenitis
* Lateraal ribletsel
#### 2.5.3 Lies
In de lies kunnen de volgende entiteiten leiden tot zwelling [13](#page=13):
* Hernia
* Cyste
* Niet-ingedaalde testis
### 2.6 Aanvullende onderzoeken
Om de diagnose te verfijnen, kunnen diverse aanvullende onderzoeken worden ingezet [14](#page=14).
#### 2.6.1 Bloedonderzoek
Bloedonderzoek kan waardevolle informatie opleveren [14](#page=14):
* **WBC telling en differentiatie:** Geeft inzicht in infecties of maligniteiten [14](#page=14).
* **Serologie:** Onderzoek gericht op specifieke pathogenen zoals EBV, CMV, Toxo, HIV, Borrelia, Bartonella, en tropische ziekten [14](#page=14).
* **Inflammatoire parameters:**
* Bezinking (BSE) [14](#page=14).
* Alfa-2 fractie [14](#page=14).
* CRP (C-reactief proteïne) [14](#page=14).
#### 2.6.2 Dunne naaldaspiraat en biopsie
* **Dunne naaldaspiraat (DNA):** Kan cellen afnemen voor cytologisch onderzoek [14](#page=14).
* **Biopsie:** Nemen van weefsel voor histologisch onderzoek is vaak definitief voor de diagnose [14](#page=14).
> **Tip:** Een systematische aanpak, beginnend met een grondige anamnese en lichamelijk onderzoek, is de sleutel tot een correcte differentiaaldiagnose van lymfeklierzwelling. Wees alert op de "rode vlaggen" zoals supraclaviculaire lokalisatie en harde, verkleefde klieren [10](#page=10) [11](#page=11).
---
# Maligne lymfoproliferaties en Non-Hodgkin lymfomen
Dit studiemateriaal behandelt de oorsprong, classificaties, kliniek, diagnostiek en therapie van maligne lymfoproliferaties, met een specifieke focus op Non-Hodgkin lymfomen.
## 3. Maligne lymfoproliferaties en Non-Hodgkin lymfomen
### 3.1 Ontstaanswijze van maligne lymfoproliferaties
Maligne lymfoproliferaties ontstaan door de maligne transformatie van lymfocyten of hun precursors. Dit proces wordt veroorzaakt door mutaties in genen die de proliferatie of apoptose controleren. De klinische presentatie wordt mede bepaald door het adhesiemoleculepatroon van de lymfoïde precursor waaruit de maligne kloon is afgeleid. Dit kan leiden tot een leukemisch beeld, zoals bij chronische lymfatische leukemie (CLL) of hairy cell leukemie, of tot een lymfoombeeld, zoals bij folliculair lymfoom [18](#page=18).
### 3.2 Indelingen van maligne lymfoproliferaties
De classificatie van lymfomen is door de jaren heen geëvolueerd. Vroege classificaties in de jaren '70 waren pathologisch (bv. Lukes-Collins, Rappaport, Kiel). De "Working Formulation" uit 1982 deelde lymfomen in op basis van "grade" (low, intermediate, high). In 1994 werd de REAL (Revised European American Lymphoma) classificatie geïntroduceerd, die onderscheid maakte tussen indolent, agressief en zeer agressief. De WHO-classificatie, aangepast aan REAL, werd in 1997 opgesteld en heeft sindsdien updates gekend, met een revisie voorzien voor 2017 [20](#page=20).
### 3.3 Non-Hodgkin lymfomen (NHL)
#### 3.3.1 Pathogenese van Non-Hodgkin lymfomen
De pathogenese van NHL is vaak gerelateerd aan chromosoomtranslokaties tussen de genen voor immunoglobulinen (Ig) of T-celreceptoren (TCR) (op chromosoom 14) en genen die betrokken zijn bij celdeling en apoptose. Risicofactoren voor het ontwikkelen van NHL omvatten immuundeficiëntie, auto-immuunziekten, infecties, blootstelling aan chemische stoffen en straling. De incidentie van NHL ligt tussen 6 en 16 per 100.000 personen [22](#page=22).
> **Tip:** Maligne B-cel proliferaties ontstaan door accumulatie van genetische laesies die leiden tot ongecontroleerde groei en ontregeld gedrag. Maligne B-cellen en hun normale tegenhangers drukken vergelijkbare celoppervlakteantigenen uit en bevinden zich op dezelfde locaties [26](#page=26).
#### 3.3.2 Classificaties en subtypes van Non-Hodgkin lymfomen
De classificatie van NHL is complex. Twee frequente prototypes zijn [28](#page=28):
1. **Indolent NHL:** Dit type, zoals folliculair lymfoom, is goed gedifferentieerd, traag groeiend en minder agressief te behandelen [28](#page=28).
2. **Agressief NHL:** Voorbeelden hiervan zijn diffuus grootcellig NHL (DLBCL). Deze zijn morfologisch minder gedifferentieerd, groeien snel, maar zijn wel curatief agressief te behandelen [28](#page=28).
#### 3.3.3 Kliniek van Non-Hodgkin lymfomen
De klinische presentatie van NHL is zeer variabel en kan variëren van pijnloze lymfekliervergroting tot een volwaardige leukemie. De symptomen kunnen worden onderverdeeld in [31](#page=31):
1. Symptomen door klieropzetting, splenomegalie en extranodale orgaanaantasting [31](#page=31).
2. Symptomen door een inflammatoire reactie, zoals koorts, vermagering en zweten (B-symptomen) [31](#page=31).
3. Symptomen door merginvasie, leidend tot anemie, bloedingen en infecties [41](#page=41).
Specifieke categorieën NHL omvatten huidlymfomen (mycosis fungoides, Sézary syndroom met bloedinvasie), MALT-lymfoom, lymfoblastenlymfoom en CNS-lymomen [41](#page=41).
> **Tip:** Mycosis fungoides is een type cutaan T-cellymfoom dat begint in de huid. Het Sézary syndroom is een geavanceerde vorm met circulatie van tumorcellen in het bloed [41](#page=41) [43](#page=43).
#### 3.3.4 Diagnostiek van Non-Hodgkin lymfomen
De laboratoriumdiagnostiek van NHL kan indirecte afwijkingen tonen, zoals anemie, trombopenie en inflammatoire parameters. Directe, lymfoomgerelateerde afwijkingen kunnen circulerende lymfoomcellen, een verhoogde lactaatdehydrogenase (LDH) en beta-2-microglobuline omvatten, en soms een extrafractie met onderdrukking van andere gammaglobulines [45](#page=45).
Een beenmergpunctie toont invasie van lymfoomcellen bij 20-50% van de patiënten. Een botbiopt is gewenst voor typering van het NHL, waarbij celmerkers, histologie en chromosoomanalyse worden gebruikt. Deze gegevens hebben prognostische waarde [46](#page=46).
##### 3.3.4.1 Stagering van Non-Hodgkin lymfomen
De stagering van NHL volgt een vergelijkbare classificatie als de ziekte van Hodgkin, maar een uitgebreider stadium (graad III-IV) komt frequenter voor. De Ann Arbor classificatie wordt gebruikt (#page=47, 48). Daarnaast is de Internationale Prognostische Index (IPI) cruciaal voor risicostratificatie. De IPI factoren omvatten [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49):
* Stadium (I-II vs. III-IV) [49](#page=49).
* Leeftijd > 60 jaar [49](#page=49).
* LDH > normaal [49](#page=49).
* Extranodale lokalisatie [49](#page=49).
* WHO performance status > 2 (waarbij 0 normale activiteit, 1 matig beperkt, 2 ernstig beperkt tot bedlegerig) [49](#page=49).
> **Tip:** De NCCN IPI wordt gebruikt voor risicostratificatie in de diagnose van DLBCL [50](#page=50).
Onderzoeken voor stagering omvatten een gerichte biopsie (onder CT of echografie), CT van thorax en abdomen, botbiopt, en bij agressief NHL, een lumbaalpunctie. PET-CT scans hebben bewezen waarde bij agressieve NHL en Hodgkin, en bij indolent NHL is het prognostisch relevant aan het einde van de behandeling [51](#page=51).
#### 3.3.5 Therapie van Non-Hodgkin lymfomen
De therapie voor NHL is een combinatie van chemotherapie, radiotherapie en/of anti-CD20 antilichamen [53](#page=53).
##### 3.3.5.1 Therapie van Indolent NHL
* **Lokaal (5-10%):** Lokale radiotherapie [53](#page=53).
* **Gegeneraliseerd:** Chemotherapie zoals R-CVP, R-CHOP, R-Benda, R-chlorambucil met corticosteroïden, gevolgd door onderhoud met anti-CD20 antilichamen. Dit leidt tot >80% remissie, maar recidieven komen vaak voor. De progressievrije overleving (PFS) is boven de 5 jaar en de algehele overleving (OS) boven de 10 jaar [53](#page=53).
* Behandeling wordt vaak uitgesteld tot symptomatische ziekte [53](#page=53).
* **Rescue-therapie:** Herhalen van Rituximab-gebaseerde regimes, R-chemo, R-lenalidomide, intensivering van chemotherapie, soms met stamceltransplantatie, of bispecifieke antilichamen [53](#page=53).
##### 3.3.5.2 Therapie van Agressief NHL
* **Chemotherapie:** Typisch R-CHOP of intensificaties daarvan (bv. R-CHOP-14, R-ACVBP), met een genezingskans van 60-70% [56](#page=56).
* Begeleid door profylactische intrathecale injecties en soms radiotherapie [56](#page=56).
* **Rescue:** Hoge dosis chemotherapie (bv. R-DHAP, R-GEMOX) gevolgd door autologe stamceltransplantatie, recentelijk vervangen door CAR T-celtherapie [56](#page=56).
* Nieuwe modaliteiten omvatten immunotoxines en bispecifieke antilichamen [56](#page=56).
> **Tip:** Bispecifieke antilichamen kunnen T-cellen rekruteren om kankercellen te doden [55](#page=55).
#### 3.3.6 Overleving bij Non-Hodgkin lymfomen
* **Indolente lymfomen:** Deze genezen doorgaans niet, maar patiënten overleven vaak lang [59](#page=59).
* **Agressieve lymfomen:** Deze kunnen volledig genezen, of patiënten hervallen en overlijden binnen twee jaar [59](#page=59).
De IPI biedt voorspellende waarde:
* Laag risico (<2 ongunstige factoren): 5-jaars overleving van 80% [59](#page=59).
* Intermediair risico (2 of 3 ongunstige factoren): 5-jaars DFS van 70% [59](#page=59).
* Hoog risico (>3 ongunstige factoren): 5-jaars DFS van 40% [59](#page=59).
Daarnaast bestaan moleculaire prognostische markers, zoals GC/non-GC subtypen en "double hit" met myc/bcl2 translocaties [59](#page=59).
> **Tip:** Nieuwe therapeutische modaliteiten voor lymfoïde maligniteiten omvatten CAR T-celtherapie, nieuwe B-cel doelgerichte therapieën (bv. bispecifieke antilichamen zoals mosunetuzumab ) en gerichte orale medicatie. De overleving voor DLBCL in België laat een positieve trend zien mede dankzij verbeterde therapieën zoals R-CHOP [57](#page=57) [58](#page=58) [60](#page=60) [62](#page=62).
---
# Mononucleosis infectiosa
Mononucleosis infectiosa is een ziekte die voornamelijk jongeren treft en zich kan manifesteren van asymptomatisch tot hyperacuut met diverse klinische presentaties en mogelijke complicaties [4](#page=4) [5](#page=5).
### 4.1 Klinische presentatie
De symptomatologie van mononucleosis infectiosa kent een breed spectrum. Veelvoorkomende symptomen zijn koorts, vaak gepaard gaande met tonsillitis of faryngitis. Daarnaast is er sprake van een veralgemeende lymfeklierzwelling, met name in de hals en oksels. Patiënten ervaren vaak uitgesproken moeheid. Bij ongeveer 50% van de patiënten wordt hepatosplenomegalie (vergroting van lever en milt) waargenomen. Een karakteristiek kenmerk is het optreden van een exantheem (huiduitslag) wanneer patiënten behandeld worden met penicillinepreparaten [4](#page=4).
> **Tip:** Let op het typische exantheem na gebruik van penicilline, dit is een belangrijk diagnostisch aanknopingspunt.
### 4.2 Complicaties
Hoewel mononucleosis infectiosa meestal een goedaardig beloop heeft, kunnen er onfrequente maar ernstige complicaties optreden. Deze omvatten miltruptuur, wat een acute chirurgische noodzaak kan zijn. Myocarditis (ontsteking van de hartspier) is een andere potentieel ernstige complicatie. Verder kunnen hemolytische anemie (afbraak van rode bloedcellen) en immuun gemedieerde trombopenie (verlaagd aantal bloedplaatjes door een immuunreactie) optreden. In zeldzame gevallen kan de infectie leiden tot meningo-encefalitis (ontsteking van hersenvliezen en hersenen) [5](#page=5).
> **Tip:** Wees alert op tekenen van orgaanbetrokkenheid, zoals buikpijn bij miltruptuur of neurologische symptomen bij meningo-encefalitis.
### 4.3 Laboratoriumbevindingen
Laboratoriumonderzoek speelt een cruciale rol in de diagnostiek van mononucleosis infectiosa. Typische bevindingen zijn gestoorde levertesten, wat wijst op leverbetrokkenheid. Een opvallende stijging van atypische lymfocyten (afwijkende witte bloedcellen) in het bloedbeeld is kenmerkend. Dit laatste wordt ook wel aangeduid als een "Al virage" [5](#page=5).
> **Example:** Een bloeduitstrijkje kan een verhoogd percentage lymfocyten tonen met ongebruikelijke morfologische kenmerken, zoals een grotere cel met een gevacuoliseerd cytoplasma en een asymmetrische nucleus, wat duidt op de aanwezigheid van atypische lymfocyten.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Lymfeklierzwelling | Een abnormaliteit in grootte, vorm of consistentie van een of meerdere lymfeklieren, die kan wijzen op diverse onderliggende oorzaken zoals infectie, ontsteking of maligniteit. |
| Infectie | Het binnendringen en vermenigvuldigen van ziekteverwekkende micro-organismen, zoals bacteriën, virussen, parasieten of schimmels, in het lichaam, wat kan leiden tot diverse klinische manifestaties, waaronder lymfeklierzwelling. |
| Viraal | Gerelateerd aan of veroorzaakt door virussen, de minuscule deeltjes die cellen infecteren en zich vermenigvuldigen, zoals bij mononucleosis infectiosa of CMV. |
| Bacterieel | Gerelateerd aan of veroorzaakt door bacteriën, eencellige micro-organismen die in verschillende omgevingen kunnen leven en soms ziekten kunnen veroorzaken, zoals bij acute infecties van de lymfeklieren. |
| Reactief/inflammatoir | Een reactie van het lichaam op een prikkel die leidt tot ontsteking, zoals bij auto-immuunziekten, sarcoïdose of reacties op medicatie, wat zich kan uiten in gezwollen lymfeklieren. |
| Maligne | Verwijzend naar een kwaadaardige aandoening, zoals kanker, waarbij cellen ongecontroleerd groeien en zich kunnen verspreiden naar andere delen van het lichaam, zoals bij lymfomen of metastasen. |
| Mononucleosis infectiosa | Een virale infectie, veelal veroorzaakt door het Epstein-Barr-virus (EBV), die typisch symptomen geeft zoals koorts, keelpijn, vermoeidheid en algemene lymfeklierzwelling, vooral bij jongeren. |
| Hepatosplenomegalie | Een gelijktijdige vergroting van de lever (hepatomegalie) en de milt (splenomegalie), wat een symptoom kan zijn van diverse aandoeningen, waaronder virale infecties zoals mononucleosis infectiosa. |
| Miltruptuur | Een scheur in de milt, een potentieel levensbedreigende complicatie die kan optreden bij ernstige aandoeningen zoals mononucleosis infectiosa door een sterk vergrote milt. |
| Bloedonderzoek | Een medische test die analyseert de verschillende componenten van het bloed, zoals witte bloedcellen, rode bloedcellen en bloedplaatjes, om de gezondheidstoestand te beoordelen en diagnoses te ondersteunen. |
| Dunne naaldaspiraat | Een diagnostische procedure waarbij met een dunne naald cellen uit een afwijkende weefselmassa, zoals een gezwollen lymfeklier, worden opgezogen voor microscopisch onderzoek. |
| Biopsie | Een medische procedure waarbij een klein stukje weefsel van het lichaam wordt weggenomen voor microscopisch onderzoek, essentieel voor de definitieve diagnose van aandoeningen zoals kanker. |
| Maligne lymfoproliferatie | Een ongecontroleerde, kwaadaardige groei van lymfocyten (een type witte bloedcel) of hun voorlopers, wat kan leiden tot de vorming van lymfomen of leukemieën. |
| Non-Hodgkin Lymfoom | Een groep van kwaadaardige aandoeningen van het lymfestelsel die voortkomen uit B- of T-lymfocyten, gekenmerkt door hun groei en verspreiding buiten de lymfeklieren. |
| Ziekte van Hodgkin | Een specifieke vorm van lymfoom die gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van Reed-Sternberg-cellen, en die zich typisch verspreidt via een ordelijke progressie door de lymfeklieren. |
| Chronische Lymfatische Leukemie (CLL) | Een langzaam progressieve vorm van leukemie die ontstaat uit een kwaadaardige groei van rijpe B-lymfocyten, vaak asymptomatisch in de beginfase en voornamelijk voorkomend bij ouderen. |
| Kiemcentrumreactie | Een fysiologisch proces binnen de lymfocyten van secundaire lymfoïde organen waar B-cellen rijpen, antilichamen produceren en een immuunrespons ontwikkelen, waarbij genetische veranderingen kunnen plaatsvinden die relevant zijn voor lymfomagenese. |
| CAR T-celtherapie | Een innovatieve vorm van immuuntherapie waarbij T-cellen van de patiënt genetisch worden gemodificeerd om een Chimeric Antigen Receptor (CAR) tot expressie te brengen, waardoor ze kankercellen effectiever kunnen herkennen en vernietigen. |
| Indolent NHL | Een langzaam groeiende vorm van Non-Hodgkin Lymfoom, vaak goed behandelbaar maar zelden volledig te genezen, met een relatief lange overlevingsduur. |
| Agressief NHL | Een snelgroeiende vorm van Non-Hodgkin Lymfoom die intensieve behandeling vereist met potentieel genezende chemotherapie, hoewel de prognose afhankelijk is van het stadium en het subtype. |
| Merginvasie | De infiltratie van beenmerg door kankercellen, wat kan leiden tot verminderde productie van gezonde bloedcellen (anemie, trombopenie, leukopenie) en daarmee gepaard gaande complicaties zoals bloedingen en infecties. |
| MALT lymfoom | Mucosa-Associated Lymphoid Tissue lymfoom, een type Non-Hodgkin Lymfoom dat ontstaat in het lymfoïde weefsel dat geassocieerd is met slijmvliezen, zoals in het maagdarmkanaal of de longen. |
| Ann Arbor Classificatie | Een veelgebruikt classificatiesysteem voor het stadiëren van lymfomen, gebaseerd op de locatie en uitgebreidheid van de ziekte in het lichaam, belangrijk voor behandelingsplanning en prognose. |
| Internationale Prognostische Index (IPI) | Een scoringssysteem dat wordt gebruikt om de prognose van patiënten met Non-Hodgkin Lymfoom te bepalen, gebaseerd op klinische en laboratoriumfactoren zoals leeftijd, LDH-niveau en het aantal extranodale locaties. |
| PET-CT scan | Een geavanceerde beeldvormingstechniek die nucleaire geneeskunde en computertomografie combineert om metabole activiteit van weefsels te visualiseren, zeer nuttig voor het stadiëren en evalueren van de respons op behandeling bij lymfomen. |
| Chemo | Chemotherapie, een behandeling tegen kanker die gebruik maakt van medicijnen om kankercellen te doden of hun groei te remmen. |
| Radiotherapie | Bestralingstherapie, een behandeling die hoge-energetische stralen gebruikt om kankercellen te doden of hun groei te vertragen, vaak gebruikt bij de behandeling van lymfomen. |
| Anti-CD20 antilichamen | Therapeutische antilichamen die zich richten op het CD20-eiwit op het oppervlak van B-cellen, effectief bij de behandeling van B-cel-lymfomen door het induceren van de celdood van deze tumorcellen. |
| Stamceltransplantatie | Een medische procedure waarbij beschadigde of zieke stamcellen worden vervangen door gezonde stamcellen, vaak gebruikt na hoge dosis chemotherapie om het beenmerg te herstellen. |
| Bispecifiek antilichaam | Een synthetisch antilichaam dat twee verschillende antigeenbindende plaatsen heeft, waardoor het twee verschillende moleculen tegelijk kan binden, gebruikt om immuuncellen naar kankercellen te leiden voor vernietiging. |
| Overleving | De tijdsduur die patiënten met een specifieke aandoening, zoals lymfoom, leven na diagnose of behandeling, een belangrijke maatstaf voor de effectiviteit van therapieën. |
| Moleculaire prognosemarkers | Genetische of proteïnemerkers die informatie verschaffen over het verwachte verloop van een ziekte, zoals het risico op terugval of progressie, en die kunnen helpen bij het personaliseren van de behandeling. |
| Epitheelcel | Een cel die deel uitmaakt van het epitheel, een type weefsel dat het lichaam bedekt en organen bekleedt. |
| Granzyme B | Een enzym dat door cytotoxische T-cellen en Natural Killer (NK) cellen wordt vrijgegeven om doelcellen (zoals geïnfecteerde of kankercellen) te induceren tot apoptose (geprogrammeerde celdood). |
| IFN-γ | Interferon-gamma, een cytokine dat een belangrijke rol speelt in de immuunrespons, de activatie van macrofagen en de remming van virale replicatie, en dat ook betrokken is bij de afweer tegen tumoren. |
| TNF-α | Tumor Necrosis Factor-alpha, een cytokine dat betrokken is bij systemische ontsteking, de inductie van koorts, de celdood van bepaalde kankercellen en de stimulatie van de immuunrespons. |
| TCR | T-celreceptor, een eiwitcomplex op het oppervlak van T-lymfocyten dat essentieel is voor de herkenning van antigenen en de activatie van de T-cel, en dat een rol speelt in de immuunrespons tegen infecties en kanker. |
| CD20 | Een membraanproteïne dat aanwezig is op de meeste B-lymfocyten en betrokken is bij de regulatie van celgroei en differentiatie, en dat een belangrijk doelwit is voor therapeutische antilichamen bij B-cel-lymfomen. |
| BC | Kanker, afkorting voor "maligniteit", vaak gebruikt in de context van tumoren en bloedziekten. |
| R | Rituximab, een monoklonaal antilichaam dat gericht is tegen het CD20-antigeen op B-cellen en wordt gebruikt bij de behandeling van verschillende B-cel-gerelateerde kankers, waaronder Non-Hodgkin lymfomen. |
| CART cell | Chimeric Antigen Receptor T-cellen, een type immuuntherapie waarbij de T-cellen van een patiënt genetisch worden aangepast om specifiek kankercellen te herkennen en aan te vallen. |
| BiTEs | Bispecific T-cell Engagers, een klasse van therapeutische antilichamen die twee verschillende epitopen kunnen binden, waardoor ze T-cellen naar kankercellen kunnen leiden om deze te vernietigen. |