Cover
Börja nu gratis BG Les III 2025.pdf
Summary
# Transfusieproces en pre-transfusietesten
Het transfusieproces binnen een ziekenhuis omvat een reeks cruciale stappen van staalname tot toediening, waarbij pre-transfusietesten zoals kruisproeven en type & screen essentieel zijn voor de veiligheid van de patiënt.
## 1. Het transfusieproces en pre-transfusietesten
Het transfusieproces binnen een ziekenhuis beschrijft de volledige workflow van het verkrijgen van een bloedmonster tot het toedienen van bloedproducten aan de patiënt. Dit proces is nauw verbonden met pre-transfusietesten, die ervoor zorgen dat het toegediende bloed compatibel is met de ontvanger en de patiënt veilig blijft [2](#page=2) [3](#page=3) [6](#page=6).
### 1.1 De stappen van het transfusieproces
Het transfusieproces kan worden onderverdeeld in de volgende sleutelstappen:
* **Staalname:** De verpleegkundige (VP) neemt een bloedstaal af van de patiënt [3](#page=3).
* **Laboratorium (LABO):** Diverse bloedtesten worden uitgevoerd, waaronder bloedtelling, Hb-, Hct- en stollingstesten [3](#page=3).
* **Arts:** De arts neemt de beslissing en schrijft het voorschrift voor voor rode bloedcellen (RBC), plasma of plaatjes [3](#page=3).
* **Laboratorium (LABO):** Cruciale transfusietesten, zoals bloedgroepen en compatibiliteitstesten, worden uitgevoerd [3](#page=3) [5](#page=5).
* **Toediening:** De verpleegkundige (VP) dient het bloedproduct toe aan de patiënt [3](#page=3).
### 1.2 Pre-transfusietesten: doel en mogelijkheden
Pre-transfusietesten, ook wel compatibiliteitstesten genoemd, zijn essentieel om de compatibiliteit tussen bloedproducten en de patiënt te garanderen. De belangrijkste methoden zijn [6](#page=6):
* **Kruisproef (KP):** Deze test controleert de compatibiliteit tussen donor RBC en het serum van de patiënt [8](#page=8) [9](#page=9).
* **Type & Screen (T&S):** Deze test bepaalt de bloedgroep van de patiënt (Type) en screent naar de aanwezigheid van irreguliere antistoffen (Screen) [7](#page=7) [8](#page=8).
* **Selectie van fenocompatibel bloed:** In specifieke gevallen kan fenocompatibel bloed worden geselecteerd [6](#page=6).
* **Urgentie: ongekruist (O negatief/O positief):** Bij acute nood kan ongekruist O negatief of O positief bloed worden toegediend [6](#page=6).
* **Massaal Transfusie Protocol (MTP):** Dit protocol regelt de snelle en veilige levering van bloedproducten tijdens urgente situaties [13](#page=13).
#### 1.2.1 De kruisproef
De kruisproef is een directe compatibiliteitstest tussen de rode bloedcellen van de donor en het serum van de ontvanger [8](#page=8) [9](#page=9).
* **Procedure:** De bloedgroep van de patiënt moet definitief gekend zijn, en er wordt ABO/D compatibel bloed geselecteerd. Vervolgens wordt elke eenheid bloed (ECL) gekruist met het serum van de patiënt [7](#page=7).
* **Analysetijd:** Een kruisproef duurt ongeveer 45 minuten [8](#page=8).
* **Geldigheid:** Een kruisproef is geldig gedurende 72 uur. Dit komt doordat antistofvorming doorgaans binnen drie maanden na transfusie of zwangerschap plaatsvindt, maar bij secundaire immunisatie kunnen antistoffen al na 72 uur aantoonbaar zijn [8](#page=8) [9](#page=9).
* **Gevolg van een positieve kruisproef:** Als de kruisproef positief is, moet de oorzaak van de positieve reactie eerst worden verklaard voordat bloed kan worden geselecteerd. Dit vereist een verdere analyse om de specifieke antistoffen te identificeren [8](#page=8) [9](#page=9).
* **Gevolg van een negatieve kruisproef:** Een negatieve kruisproef betekent dat het bloed mag worden uitgegeven, mits de patiënt niet eerder bekend was met antistoffen [9](#page=9).
#### 1.2.2 Type & Screen (T&S)
De Type & Screen procedure combineert de bepaling van de bloedgroep van de patiënt met een screening op irreguliere antistoffen [7](#page=7) [8](#page=8).
* **Procedure:** De bloedgroep wordt definitief bepaald (Type), en er wordt gescreend naar de aanwezigheid van irreguliere antistoffen in het serum van de patiënt. Dit gebeurt met behulp van een screeningspanel van testcellen [11](#page=11) [7](#page=7) [8](#page=8).
* **Analysetijd:** De analyse duurt ongeveer 45 minuten [8](#page=8).
* **Geldigheid:** Een T&S is geldig gedurende 72 uur [11](#page=11) [8](#page=8).
* **Voordelen:** Een succesvolle T&S maakt elektronische uitgifte van bloedeenheden (ECL) mogelijk, waarbij de compatibiliteit elektronisch wordt geverifieerd in het LIS zonder directe kruising van donor RBC met patiëntserum. Dit leidt tot minder reservering van bloed, grotere bloedbeschikbaarheid, efficiënter gebruik van de bloedvoorraad (FIFO - First-In, First-Out), en een verminderde werklast in het laboratorium [10](#page=10) [13](#page=13).
* **Wanneer T&S niet geldig?** Als de T&S niet geldig is, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van bepaalde antistoffen, moet er alsnog een kruisproef worden uitgevoerd [8](#page=8).
### 1.3 Voorwaarden voor Type & Screen
Om een Type & Screen als geldig te beschouwen, moeten aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
1. **Definitieve bloedgroep (TYPE):** De bloedgroep (ABO/D) van de patiënt en de donor moeten definitief vastgesteld zijn. Dit wordt bepaald op basis van twee onafhankelijke stalen van de patiënt [11](#page=11).
2. **Screening op irreguliere antistoffen (SCREEN):** De screening op irreguliere antistoffen bij de patiënt moet negatief zijn. Dit omvat ook een negatieve historische vermelding van antistoffen. De screening gebeurt met een screeningspanel [11](#page=11).
3. **ABO compatibiliteitscontrole:** Er moet een controle plaatsvinden op de ABO compatibiliteit tussen de donor en de patiënt. Dit gebeurt via een elektronische kruisproef, waarbij de ABO compatibiliteit wordt geverifieerd op basis van geregistreerde data in het Laboratory Information System (LIS). Deze controle wordt uitgevoerd bij elke uitgifte van een eenheid bloed (ECL) en omvat een ABO controle van de patiënt via een recent staal, en een ABO controle van de donor [11](#page=11).
### 1.4 Situaties waarin geen Type & Screen mogelijk is
Er zijn specifieke contra-indicaties waarbij de traditionele kruisproef vereist is, en een Type & Screen niet kan worden toegepast. Deze vallen onder de verantwoordelijkheid van de aanvragende arts [12](#page=12):
1. **Intra-uteriene transfusie (IUT):** Zowel voor de moeder als de foetus is een kruisproef met materneel plasma altijd noodzakelijk [12](#page=12).
2. **Aanwezigheid van klinisch belangrijke irreguliere RBC antistoffen:** Zelfs als deze antistoffen momenteel niet meer aantoonbaar zijn, is een kruisproef vereist [12](#page=12).
3. **Neonaten (<4 maanden):** Hun bloedgroep is nog niet definitief bepaald, en ze kunnen passief verkregen antistoffen hebben die een grotere impact hebben op de neonaat [12](#page=12).
4. **Orgaantransplantatie (Tx) patiënten tot 3 maanden na Tx:** Dit geldt voor gevasculariseerde organen zoals lever, hart, long, nier en pancreas. Reden hiervoor is de mogelijke productie van anti-A of anti-B antistoffen door lymfocyten in het donororgaan (passanger lymphocyte syndrome), wat niet gedetecteerd wordt in een screening maar wel in een kruisproef [12](#page=12).
5. **Beenmerg/stamceltransplantatie:** Bij deze patiënten kan de productie van anti-A en/of anti-B antistoffen langer aanhouden of later opnieuw optreden [12](#page=12).
### 1.5 Gevoeligheid en risico's
Zowel de Type & Screen procedure als de traditionele kruisproef hebben hun eigen gevoeligheid en risico's met betrekking tot het missen van irreguliere antistoffen [14](#page=14).
* **Gevoeligheid van Type & Screen:**
* De samenstelling van het screeningspanel moet voldoen aan specifieke richtlijnen (BCSH guidelines 2012), met minimaal twee donoren en specifieke celtypes (bv. R2R2 en R1R1) die bepaalde antigenen (K, k, Fya, Fyb, Jka, Jkb, S, s, M, N, P1, Lea, Leb) dragen. Homozygote expressie van bepaalde antigenen (Fya, Fyb, Jka, Jkb, S, s) is belangrijk [14](#page=14).
* De antigenpreservatie op screeningscellen is beter dan op donorcellen voor de gewone kruisproef [14](#page=14).
* De kans op het missen van een klinisch belangrijke irreguliere antistof per monster is 1 op 5.500, vergeleken met 1 op 10.000 per kruisproef [14](#page=14).
* De kans op een incompatibele transfusie is 1 op 204.000, met geen gemelde acute hemolytische transfusiereacties (aHTR) [14](#page=14).
* **Risico van traditionele kruisproef:**
* De zygositeit van RBC antigenen op de te transfunderen eenheid (ECL) is vaak ongekend [14](#page=14).
* Er is een mogelijkheid dat lage titer antistoffen bij heterozygoten voor bepaalde antigenen worden gemist, wat kan leiden tot uitgestelde transfusiereacties [14](#page=14).
> **Tip:** Begrijpen van de voor- en nadelen van zowel de kruisproef als de Type & Screen is cruciaal voor efficiënt bloedproductbeheer en patiëntveiligheid. De Type & Screen procedure is over het algemeen efficiënter en veiliger, mits de contra-indicaties correct worden beoordeeld.
> **Voorbeeld:** Een patiënt met een negatieve Type & Screen kan relatief snel worden voorzien van bloedproducten, wat de doorlooptijd verkort en de bloedvoorraad optimaal houdt. Echter, als dezelfde patiënt een zeldzaam antistofpatroon heeft dat niet gedetecteerd wordt door het screeningspanel, kan dit bij een directe transfusie problemen opleveren. Daarom zijn de strikte voorwaarden voor T&S en de identificatie van contra-indicaties zo belangrijk.
---
# Selectie van bloedcomponenten
De selectie van bloedcomponenten, waaronder rode bloedcellen (ECL), plaatjes en plasma, vereist specifieke criteria, met name voor risicopatiëntengroepen, om de meest geschikte transfusie te waarborgen [15](#page=15).
### 2.1 Selectie van rode bloedcellen (ECL)
De primaire indicatie voor een transfusie van rode bloedcellen is anemie en acuut bloedverlies, met als doel het zuurstoftransport naar de weefsels te verbeteren. De beslissing tot transfusie wordt genomen door de arts, waarbij algemene richtlijnen suggereren dat bij een hemoglobinegehalte van 7 g/dl transfusie overwogen wordt, terwijl bij 10-11 g/dl dit alleen gebeurt bij symptomatische patiënten en bij onder de 4.5 g/dl asymptomatische patiënten [4](#page=4).
#### 2.1.1 Algemene selectieprincipes voor ECL
De Dienst voor het Bloed (CBO-richtlijn) stelt algemene regels voor selectie [16](#page=16):
* Iedere patiënt ontvangt ABO-compatibele en Rhesus D identieke rode bloedcellen [16](#page=16).
* Vrouwen onder de 51 jaar worden Rhesus-compatibel (c-, c-, E-, e-) en K-negatief behandeld om allo-immunisatie te voorkomen [16](#page=16).
#### 2.1.2 Selectie bij specifieke patiëntengroepen
Bepaalde patiëntengroepen vereisen specifieke selectiecriteria vanwege hun verhoogde risico op allo-immunisatie of andere complicaties [15](#page=15):
##### 2.1.2.1 Patiënten met hemoglobinopathieën
Patiënten met hemoglobinopathieën zoals sikkelcelziekte (SCD) en thalassemie hebben een verhoogde kans op allo-immunisatie (32-50%) tegen Rhesus, Kell, Duffy, Kidd, Ss (U) antigenen [16](#page=16).
##### 2.1.2.2 Patiënten met auto-antistoffen
Bij patiënten met auto-antistoffen (AIHA) wordt ook een verhoogd risico op allo-immunisatie (32%) gezien, met name tegen Rhesus, Kell, Kidd en Duffy antigenen [16](#page=16).
##### 2.1.2.3 Patiënten met allo-antistoffen
Patiënten die reeds antistoffen hebben ontwikkeld, vereisen aangepaste selectie [16](#page=16):
* Bij antistoffen tegen Rhesus antigenen, wordt Rhesus-compatibel bloed gegeven [16](#page=16).
* De voorkeur gaat uit naar K-negatief bloed (met een daling van 70% in voorkeursbloed) en bloed dat negatief is voor Duffy, Kidd, Ss, etc. (met een daling van 90%) [16](#page=16).
#### 2.1.3 Het voorkomen van specifieke units en zeldzame bloedgroepen
Het voorkomen van bepaalde units kan berekend worden, bijvoorbeeld een O bloedgroep patiënt met anti-c, anti-Fya en anti-S. De kans op een O bloedgroep is 45%, c- is 18%, Fya- is 34% en S- is 45%. Het voorkomen van een unit die aan al deze negatieve kenmerken voldoet is dan 1.2% ($0.45 \times 0.18 \times 0.34 \times 0.45$ ) [17](#page=17).
Zeldzame bloedgroepen met prevalenties <1/5000, zoals anti-Vel en anti-Kpb, kunnen cryobiologie, familiale donoren of autologe transfusies vereisen, waarbij de kostprijs ook een rol speelt [17](#page=17).
#### 2.1.4 Massaal Transfusie Protocol (MTP)
Het Massaal Transfusie Protocol (MTP) is geïndiceerd bij traumapatiënten met significant bloedverlies en coagulopathie. Het doel is snelle beschikbaarheid van ECL, plasma en plaatjesconcentraten (PLC) en het reduceren van overmatig gebruik van O RhD negatieve ECL. Het protocol is gebaseerd op pakketten met ECL, plasma en PLC in vaste verhoudingen om bloedverlies en stolling te corrigeren. De start van het MTP gebeurt spoedeisend na telefooncontact met de arts en is gebaseerd op onafhankelijke bloedstalen en een MTP-aanvraag [18](#page=18) [19](#page=19).
Er zijn verschillende pakketten, variërend van pakket ❶ (4 O RhD negatieve ECL, 4 AB plasma) tot pakket ❹ (4 ABO identieke ECL, 4 ABO identieke plasma, 1 ABO compatibel PLC) [19](#page=19).
### 2.2 Selectie van plaatjes
Plaatjestransfusies zijn geïndiceerd wanneer het risico op ernstige bloedingen stijgt door een ernstig plaatjestekort [21](#page=21).
#### 2.2.1 Indicaties voor plaatjestransfusie
* **Profylactisch:** Bij verminderde productie (bv. leukemie, virale infectie) of verhoogde afbraak (bv. ITP). De grens voor toediening ligt hier beneden 10 x 10^9/l [21](#page=21).
* **Therapeutisch:** Bij bloedingen, waarbij de grens voor toediening beneden 50 x 10^9/l ligt. Het doel is het herstellen van de hemostase [21](#page=21).
#### 2.2.2 ABO- en RhD-compatibiliteit bij plaatjes
* **ABO-antigenen:** Deze zijn aanwezig op plaatjes en kunnen de transfusie-opbrengst beïnvloeden. De expressie varieert sterk per persoon [22](#page=22).
* **RhD-antigenen:** Hoewel voornamelijk op rode bloedcellen, zijn RhD-antigenen ook aanwezig op plaatjes. RhD-negatieve vrouwen <51 jaar dienen RhD-negatieve plaatjes te ontvangen [22](#page=22).
#### 2.2.3 Plasma in plaatjesconcentraten
De aanwezigheid van plasma in plaatjesconcentraten (PLC) vereist titratie van anti-A/anti-B antistoffen [22](#page=22).
#### 2.2.4 HLA-antigenen en refractairiteit
HLA-antistoffen kunnen leiden tot refractairiteit, wat de doeltreffendheid van plaatjestransfusies vermindert. De Corrected Count Increment (CCI) wordt gebruikt om dit te evalueren. Bij verdenking op refractairiteit kan de arts HLA-compatibele plaatjes aanvragen, waarvoor donoren worden opgeroepen. De formule voor CCI is [23](#page=23):
$$ \text{CCI} = \frac{(\text{PLT})_{\text{1 uur}} - (\text{PLT})_{\text{vóór transfusie}} \times \text{lichaamsoppervlakte}}{ \text{Aantal trombocyten toegediend} \times 10^{11}} $$
#### 2.2.5 HPA (plaatjesspecifieke antigenen)
HPA's zijn plaatjesspecifieke antigenen, zoals HPA-1a (98% prevalentie), HPA-1b (27%), HPA-3a (85%) en HPA-3b (63%). Klinisch belang is met name aanwezig bij FNAIT (foetale en neonatale allo-immune trombocytopenie). De meest voorkomende antistoffen zijn anti-HPA-1a. HPA-1a negatieve plaatjes zijn beschikbaar in Leuven [24](#page=24) [25](#page=25).
### 2.3 Selectie van plasma
Plasmatransfusies zijn geïndiceerd voor het herstellen van de hemostase bij tekorten aan stollingsfactoren of na massieve transfusies van ECL [27](#page=27).
#### 2.3.1 Indicaties voor plasmatransfusie
Indicaties voor plasmatransfusie (RIZIV terugbetaling) omvatten [27](#page=27):
* Geïsoleerd tekort aan stollingsfactor V of XI.
* TTP (trombotische trombocytopenische purpura).
* Massale bloeding met gecombineerd tekort aan stollingsfactoren of thrombolyse.
* Hemorragisch accident door overdosis antivitamine K.
* Neonatale wisseltransfusie.
#### 2.3.2 Compatibiliteit bij plasma
Voor plasma wordt een elektronische kruisproef uitgevoerd. De voorkeur gaat uit naar ABO-compatibel en Rhesus-compatibel plasma. Hoge titers anti-A/B worden enkel aan O-donoren gegeven [27](#page=27) [28](#page=28).
### 2.4 Overzicht van selectiecriteria voor bloedproducten
biedt een overzicht van de selectiecriteria [28](#page=28):
* **Rode bloedcellen (ECL):**
* Algemeen: ABO/RhD identiek/compatibel [28](#page=28).
* Vrouwen: CcEe, K compatibel [28](#page=28).
* Mannen: Bij voorkeur CcEe, K compatibel [28](#page=28).
* Kruisproef op segment [28](#page=28).
* **Plaatjes:**
* ABO identiek/compatibel [28](#page=28).
* Elektronische kruisproef [28](#page=28).
* **Plasma:**
* Bij voorkeur ABO compatibel [28](#page=28).
* RhD compatibel [28](#page=28).
* Hoge titer anti-A/B enkel aan O [28](#page=28).
* Elektronische kruisproef [28](#page=28).
---
# Hemovigilantie en transfusiereacties
Hemovigilantie omvat het systematisch monitoren van bijwerkingen en incidenten binnen de transfusieketen om het veilige en effectieve gebruik van bloedproducten te waarborgen. Ernstige transfusiereacties en voorvallen moeten worden gemeld aan het FAGG [30](#page=30).
### 3.1 Classificatie van transfusiereacties
Transfusiereacties kunnen worden geclassificeerd op basis van hun oorzaak (immunologisch of niet-immunologisch) en het tijdstip van aanvang van de symptomen (acuut, binnen 24 uur, of uitgesteld, na 24 uur) [31](#page=31).
**Immunologische reacties omvatten:**
* Hemolyse: acuut en uitgesteld [31](#page=31).
* Allergische/anafylactische reacties [31](#page=31).
* Niet-hemolytische febriele transfusiereactie (NHFTR) [31](#page=31).
* Transfusion Related Acute Lung Injury (TRALI) [31](#page=31).
* Transfusion Associated Circulatory Overload (TACO) [31](#page=31).
* Post-transfusion purpura (PTP) [31](#page=31).
* Transfusion-associated graft-versus-host disease (TA-GVHD) [31](#page=31).
**Niet-immunologische reacties omvatten:**
* Bacteriële/virale besmetting [31](#page=31).
* Hyperkaliëmie (neonaten) [31](#page=31).
* Onderkoeling (massale transfusie) [31](#page=31).
* TRALI (kan ook een niet-immunologische component hebben) [31](#page=31).
* TACO (kan ook een niet-immunologische component hebben) [31](#page=31).
* Ijzerstapeling (meerdere transfusies) [31](#page=31).
De kans op transfusiereacties varieert [32](#page=32).
### 3.2 Specifieke transfusiereacties
#### 3.2.1 Niet-hemolytische febriele transfusiereactie (NHFTR)
* **Definitie:** Een temperatuurstijging van $\geq 2^{\circ}$C, al dan niet met koude rillingen, die snel na transfusie (< 2 uur) optreedt [33](#page=33).
* **Oorzaak:** Pyrogene stoffen of HLA-antistoffen (bij deleukocytering) [33](#page=33).
#### 3.2.2 Acute en uitgestelde hemolytische transfusiereactie (HTR)
* **Definitie:** Verhoogde afbraak van rode bloedcellen (RBC) [34](#page=34).
* **Acuut:** Binnen 24 uur na transfusie [34](#page=34).
* **Uitgesteld:** Na 24 uur tot 28 dagen na transfusie [34](#page=34).
* **Symptomen:** Bloeddrukdaling, koorts/rillingen, misselijkheid en braken, donkere of rode urine, en een geringe of geen stijging van hemoglobine (Hb) [34](#page=34).
* **Oorzaak:** ABO-incompatibiliteit of aanwezigheid van irreguliere antistoffen [34](#page=34).
#### 3.2.3 Transfusion related acute lung injury (TRALI)
* **Definitie:** Symptomen van acute longbeschadiging, waaronder dyspnoe en hypoxie, die optreden tijdens of binnen 6 uur na transfusie. Kenmerkend zijn bilaterale fijnvlekkige afwijkingen op een röntgenfoto van de thorax [35](#page=35).
* **Oorzaak:** Meestal veroorzaakt door HLA- of HNA-antistoffen die reageren met de witte bloedcellen (WBC) van de patiënt in de long. Ook cytokines in het bloedproduct kunnen een rol spelen. Een "double hit" mechanisme is voorgesteld, waarbij een reeds beschadigd longendotheel samen met de transfusie de reactie kan triggeren [35](#page=35).
#### 3.2.4 Transfusion associated circulatory overload (TACO)
* **Definitie:** Symptomen van circulatoire overbelasting, zoals dyspnoe, orthopnoe, cyanose en tachycardie. Er is een verhoogde centraal veneuze druk. De reactie treedt op binnen 6 uur na transfusie [36](#page=36).
* **Oorzaak:** Overvulling van het circulerende volume [36](#page=36).
#### 3.2.5 Allergische of anafylactische reactie
* **Definitie:** Een snel verlopende allergische reactie die optreedt binnen enkele seconden of kort na transfusie [37](#page=37).
* **Allergische reactie (minder ernstig):** Zonder systemische verschijnselen [37](#page=37).
* **Anafylactische reactie (ernstig):** Met respiratoire, cardiovasculaire of gastro-intestinale verschijnselen [37](#page=37).
* **Symptomen:** In- en expiratoire stridor, bloeddrukdaling, misselijkheid/braken, en huiduitslag [37](#page=37).
* **Oorzaak:** Kan worden veroorzaakt door IgA-antistoffen, transfusie van allergenen (zoals penicilline), overdracht van IgE-antistoffen, of anafylatoxinen in het bloedproduct [37](#page=37).
#### 3.2.6 Post-transfusion purpura (PTP)
* **Definitie:** Een ernstige, transiënte trombocytopenie die 1 tot 24 dagen na transfusie optreedt en een risico op bloedingen met zich meebrengt [38](#page=38).
* **Oorzaak:** Gerelateerd aan HPA-antistoffen [38](#page=38).
#### 3.2.7 Transfusion-associated graft-versus-host disease (TA-GVHD)
* **Definitie:** Een ernstige immuunreactie die 1 tot 6 weken na transfusie optreedt, met een piek rond 8-10 dagen [38](#page=38).
* **Symptomen:** Erytheem, diarree, koorts en een stijging van leverenzymen [38](#page=38).
* **Oorzaak:** Levende T-cellen in het bloedproduct. Preventie geschiedt door bestraling van bloedproducten bij ernstig immuungecompromitteerde patiënten [38](#page=38).
### 3.3 Aanbevolen onderzoek bij transfusiereacties
Om transfusiereacties te onderzoeken, worden de volgende stappen aanbevolen [39](#page=39):
* **Uitsluiten administratieve fouten:**
* Controleer de identificatie van de patiënt en het bloedproduct [39](#page=39).
* Controleer de identificatie van bloedafnames en de selectie van bloedproducten [39](#page=39).
* **Hemolyse onderzoek:**
* Beoordeel de kleur van plasma en urine [39](#page=39).
* Meet hemolyseparameters: verhoogd lactaatdehydrogenase (LDH), verhoogd bilirubine, en verlaagd haptoglobine [39](#page=39).
* **Immuun hematologisch onderzoek:**
* Herhaal ABO/D-groepbepaling en screening van de patiënt [39](#page=39).
* Voer een directe antiglobuline test (DAT) en kruisproef uit [39](#page=39).
* Herhaal de ABO/D-groepbepaling van het bloedproduct [39](#page=39).
* Test op HPA-, HNA-, PLT- en IgA-antistoffen [39](#page=39).
* **Bacteriologisch onderzoek:**
* Neem bloedculturen af van het bloedproduct en de patiënt [39](#page=39).
* Voer een kweek uit op het resterende bloedproduct [39](#page=39).
* Voer een bacteriogram uit om de relevantie van de bevindingen voor de transfusie te beoordelen [39](#page=39).
* **Verder onderzoek bij TRALI/TACO:**
* Een röntgenfoto van de thorax [39](#page=39).
Een stroomschema voor de aanpak van transfusiereacties is beschikbaar [40](#page=40).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Immuno-Hematologie | Het wetenschapsgebied dat zich bezighoudt met de immunologische aspecten van bloedcomponenten, inclusief bloedgroepen en antistoffen, en hun relatie tot transfusiegeneeskunde. |
| Pré-transfusietesten | Diagnostische onderzoeken die worden uitgevoerd vóór een bloedtransfusie om de compatibiliteit tussen donorbloed en patiënt te garanderen en het risico op reacties te minimaliseren. |
| Bloedbank | Een afdeling of instelling die verantwoordelijk is voor het inzamelen, verwerken, testen, opslaan en distribueren van bloed en bloedcomponenten voor medisch gebruik. |
| Bloedtelling | Een laboratoriumtest die het aantal verschillende bloedcellen (rode bloedcellen, witte bloedcellen, bloedplaatjes) in een bloedmonster meet. |
| Hemoglobine (Hb) | Een eiwit in rode bloedcellen dat zuurstof transporteert van de longen naar de weefsels in het lichaam. Een lage waarde duidt op anemie. |
| Hematocriet (Hct) | Het volumepercentage van rode bloedcellen in het bloed, een indicator voor de concentratie van rode bloedcellen. |
| Stolling | Het proces waarbij bloed stolt om bloedverlies te voorkomen na een verwonding. Dit omvat een complex samenspel van bloedplaatjes en stollingsfactoren. |
| Bloedgroep | Een classificatiesysteem gebaseerd op de aanwezigheid van specifieke antigenen op het oppervlak van rode bloedcellen, zoals het ABO-systeem en het Rhesus-systeem. |
| Compatibiliteitstesten | Tests die worden uitgevoerd om te bepalen of donorbloed veilig kan worden toegediend aan een patiënt door te controleren op incompatibiliteit tussen donorantigenen en patiëntantistoffen. |
| Erytrocytenconcentraat (ECL) | Een bloedcomponent die voornamelijk rode bloedcellen bevat, gebruikt voor de behandeling van anemie of bloedverlies om het zuurstoftransport te verbeteren. |
| Plasma | Het vloeibare bestanddeel van bloed dat stollingsfactoren, antistoffen en andere eiwitten bevat. Wordt gebruikt om bloedingsstoornissen te behandelen of bij massale transfusies. |
| Bloedplaatjesconcentraat (PLC) | Een bloedcomponent die bloedplaatjes bevat, gebruikt voor de behandeling van patiënten met een tekort aan bloedplaatjes of bloedingsstoornissen. |
| Anemie | Een aandoening waarbij het lichaam niet genoeg gezonde rode bloedcellen of hemoglobine heeft om voldoende zuurstof naar de weefsels te transporteren. |
| Kruisproef | Een compatibiliteitstest waarbij donor rode bloedcellen worden gemengd met serum van de patiënt om te controleren op agglutinatie (klontering) of hemolyse (afbraak van rode bloedcellen). |
| Type & Screen | Een alternatieve pre-transfusietest waarbij de bloedgroep van de patiënt (Type) wordt bepaald en gescreend wordt op de aanwezigheid van irreguliere antistoffen (Screen). |
| Fenocompatibel bloed | Bloed dat niet alleen ABO/RhD-compatibel is, maar ook overeenkomt met specifieke antigenen op de rode bloedcellen van de patiënt, om allo-immunisatie te voorkomen. |
| Massaal Transfusie Protocol (MTP) | Een gestandaardiseerd protocol dat wordt geactiveerd bij ernstig bloedverlies, waarbij snel grote hoeveelheden bloedcomponenten (ECL, plasma, plaatjes) worden toegediend volgens een vaste verhouding. |
| Irreguliere antistoffen | Antistoffen die gericht zijn tegen antigenen op rode bloedcellen die niet tot het ABO- of RhD-systeem behoren. Deze kunnen optreden na eerdere transfusies of zwangerschappen. |
| Allo-immunisatie | Het ontwikkelen van antistoffen tegen antigenen van een ander individu, zoals bij bloedtransfusies of transplantaties. |
| Hemolyse | De afbraak van rode bloedcellen, wat kan leiden tot de vrijgave van hemoglobine in het plasma en kan optreden als gevolg van transfusiereacties. |
| Niet-hemolytische febriele transfusiereactie (NHFTR) | Een veelvoorkomende transfusiereactie gekenmerkt door koorts en koude rillingen binnen 24 uur na transfusie, vaak veroorzaakt door pyrogene stoffen of antistoffen tegen witte bloedcellen. |
| Transfusion related acute lung injury (TRALI) | Een ernstige en potentieel fatale transfusiereactie die zich manifesteert als acuut longoedeem, meestal veroorzaakt door antistoffen die reageren met witte bloedcellen van de patiënt in de longen. |
| Transfusion associated circulatory overload (TACO) | Een transfusiereactie die ontstaat door te snelle toediening van te grote volumes bloedproducten, leidend tot circulatoire overbelasting en symptomen van hartfalen. |
| Allergische/anafylactische reactie | Een immuunreactie op bestanddelen in het bloedproduct, variërend van milde huiduitslag tot levensbedreigende anafylaxie, vaak veroorzaakt door IgA-antistoffen. |
| Transfusiegerelateerde pyridoxine-deficiëntie (PTP) | Een transfusiereactie die wordt gekenmerkt door een plotselinge daling van het aantal bloedplaatjes, veroorzaakt door HPA-antistoffen tegen bloedplaatjes. |
| Graft-versus-host disease (TA-GVHD) | Een zeldzame, maar ernstige reactie waarbij de T-cellen van het donorbloed de weefsels van de patiënt aanvallen, vooral bij patiënten met een verzwakt immuunsysteem. |
| Hemovigilantie | Het systematisch monitoren van bijwerkingen en incidenten die verband houden met bloedtransfusies, om de veiligheid van bloedproducten en transfusieprocedures te verbeteren. |
| Federal Agency for Medicines and Health Products (FAGG) | Het federale agentschap in België dat toezicht houdt op de veiligheid en kwaliteit van geneesmiddelen en gezondheidsproducten, inclusief bloedproducten. |
| Trombocytopenie | Een aandoening waarbij er een abnormaal laag aantal bloedplaatjes in het bloed aanwezig is, wat het risico op bloedingen verhoogt. |
| Platelet-specific antigens (HPA) | Antigenen die specifiek voorkomen op bloedplaatjes en een rol spelen bij immuunreacties en transfusiecomplicaties zoals FNAIT. |
| Cytokines | Signaalmoleculen die een rol spelen bij immuunreacties en ontsteking. Ze kunnen aanwezig zijn in bloedproducten en bijdragen aan transfusiereacties. |
| Pyrogene stoffen | Stoffen die koorts kunnen veroorzaken, zoals bacteriële endotoxinen. Ze kunnen aanwezig zijn in bloedproducten en leiden tot koortsreacties. |