Cover
Börja nu gratis cursus eerste lijn deel sociale gezondheidszorg - brug dt.pdf
Summary
# De evolutie van de Belgische verzorgingsstaat
Hier is de samenvatting voor het onderwerp "De evolutie van de Belgische verzorgingsstaat".
## 1. De evolutie van de Belgische verzorgingsstaat
Dit onderwerp beschrijft de historische ontwikkeling van de Belgische verzorgingsstaat, van een nachtwakersstaat naar de huidige vorm, met aandacht voor sociale strijd, wetgeving en sociale zekerheidssystemen.
### 1.1 Een eeuw van tegenstellingen en sociale ellende
De 19e eeuw werd gekenmerkt door ingrijpende veranderingen door de Industriële Revolutie, waarbij economische en politieke macht zich concentreerde bij de burgerij. Dit ging gepaard met grote sociale ellende en onzekerheid voor de arbeidersklasse, die te maken kregen met lange werkdagen, lage lonen, kinderarbeid en een gebrek aan bescherming tegen risico's zoals arbeidsongevallen en ziekte [3](#page=3) [4](#page=4).
* **Nachtwakersstaat:** Een staat waarin de overheid zich minimaal bemoeit met burgers, met als kerntaken het garanderen van veiligheid via politie en leger. België was in de 19e eeuw een nachtwakersstaat [3](#page=3).
* **Maatschappijen van Onderlinge Bijstand:** Kleine groepjes thuisarbeiders begonnen spaarpotjes aan te leggen om elkaar te helpen bij financiële nood. Hoewel aanvankelijk verboden, werd er vanaf 1851 een wettelijke uitzondering gemaakt [4](#page=4).
* **Ambtenarenpensioenen:** Enkel ambtenaren genoten vanaf 1844 van een recht op rustpensioen en weduwen-/wezenuitkeringen [4](#page=4).
* **Algemene Lijfrentekas (ASLK):** Opgericht om spaarders een pensioen te bieden, maar zonder bijdrage van de overheid of werkgevers, wat het onbereikbaar maakte voor de meeste arbeiders [4](#page=4).
### 1.2 De weg naar verandering door sociale strijd
Economische crises en gewelddadige arbeidersopstanden, zoals die in Wallonië in 1886, schudden de burgerij wakker en leidden tot de eerste sociale wetten en politieke toegevingen [5](#page=5).
* **Nasleep 1886 opstand:** Oprichting van een parlementaire Commissie van den Arbeid en de invoering van eerste sociale wetten (verbod op loon in natura, beperking kinderarbeid) [5](#page=5).
* **Algemeen Meervoudig Stemrecht:** Mannen kregen stemrecht, maar degenen die meer belastingen betaalden of een hoger diploma hadden, kregen extra stemmen. Dit leidde tot de intrede van socialisten in het parlement [5](#page=5).
* **Rerum Novarum:** De encycliek van de Kerk ondersteunde het recht op organisatie van arbeiders, wat steun bood aan progressieve katholieken en leidde tot de oprichting van christelijke arbeidersorganisaties [5](#page=5).
* **Sociale Wetten voor WO I:** Meer dan het afvijlen van de scherpste kanten van uitbuiting deden de sociale wetten nog niet. De overheid subsidieerde voornamelijk vrije initiatieven [5](#page=5).
* **Arbeidsongevallenverzekering:** Werd als een van de eerste takken verplicht [5](#page=5).
* **Werkloosheidskassen:** Vakbonden startten initiatieven, met overheidssteun op stedelijk, provinciaal en nationaal niveau (vanaf 1907) [5](#page=5).
### 1.3 De fundamenten van de moderne verzorgingsstaat na WO I
De periode na de Eerste Wereldoorlog bracht fundamentele veranderingen, gedreven door de angst voor communistische revoluties en de erkenning van de bijdrage van arbeiders aan de staat [6](#page=6).
* **Algemeen Enkelvoudig Stemrecht:** Invoering van 'één man, één stem' vergrootte de politieke invloed van arbeidersbewegingen [6](#page=6).
* **Socialisten in de regering:** Voor het eerst namen socialisten deel aan de regering [6](#page=6).
* **Achturendag:** Het principe van de achturendag werd vastgelegd [6](#page=6).
* **Stakingsrecht:** Het efficiënt staken werd uit het strafrecht gehaald (schrapping art. 310 Strafwetboek) [6](#page=6).
* **Paritaire Comités:** De oprichting van de eerste paritaire comités markeerde het begin van sociaal overleg [6](#page=6).
* **Verplichte sociale bescherming (jaren '20):** Pensioenen, beroepsziekten en kindergedeld werden voor het eerst grotendeels verplicht [6](#page=6).
* **Commissies voor Openbare Onderstand:** Voorlopers van de OCMW's werden opgericht [6](#page=6).
* **Wilde staking Antwerpen:** Leidde tot de erkenning van christelijke en socialistische vakbonden en de invoering van een minimumloon, de 40-uren week en een week betaald verlof voor arbeiders [7](#page=7).
* **Nationale Arbeidsconferentie:** Eerste gestructureerd interprofessioneel overleg tussen overheid, vakbonden en werkgevers. In 1952 vervangen door de NAR (Nationale Arbeidsraad) [7](#page=7).
### 1.4 Het Sociaal Pact en de opbouw van de Sociale Zekerheid
De Tweede Wereldoorlog leidde tot het Sociaal Pact, dat de basis legde voor de Besluitwet op de Maatschappelijke Zekerheid [7](#page=7).
* **Besluitwet op de Maatschappelijke Zekerheid:** Legde bestaande structuren vast (gezinsbijslagen, ziekte- en invaliditeitsverzekering, werkloosheidsverzekering, pensioenen) en introduceerde nieuwe elementen [7](#page=7).
* **Nieuwe elementen:**
* Directe inhouding van bijdragen door werkgevers [7](#page=7).
* Centralisering van bijdragen door de RMZ (voorloper RSZ) [7](#page=7).
* Verhoging van bijdragen [8](#page=8).
* Verplichte aansluiting voor ziekte-, invaliditeits- en werkloosheidsverzekering [8](#page=8).
* **Explosieve groei (jaren '50-'60):** Uitbreiding van risico's en verzekerden, verhoging van uitkeringen en bijdragen [8](#page=8).
* **Reorganisatie:** Leidde tot de oprichting van de RSZ (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid) en een "definitieve" regeling voor paritair beheer in 1963 [8](#page=8).
* **Residuaire stelsels:** Maatregelen voor personen die anders buiten de boot vallen, zoals tegemoetkoming voor mindervaliden gewaarborgd inkomen voor bejaarden en bestaansminimum (1969-1974) [8](#page=8).
### 1.5 De uitdagingen van de moderne verzorgingsstaat
Vanaf de jaren '70 kwam de economische groei ten einde, wat leidde tot besparingsmaatregelen en een complexer wordende wetgeving [8](#page=8) [9](#page=9).
* **Crisisjaren '70-'80:** Stijgende werkloosheid en de noodzaak om winstgevendheid te behouden leidden tot hogere sociale uitgaven en lagere inkomsten voor de Sociale Zekerheid [8](#page=8).
* **Besparingsbeleid (jaren '80):** Beperkte verhoging van bijdragen, solidariteitsbijdragen, loonmatigingen, verhoogde remgelden in de gezondheidszorg, inhoudingen op kinderbijslagen, ingekrompen pensioenen en vakantiegeld. Ingrijpende wijzigingen in de werkloosheidsreglementering, met name voor schoolverlaters en langdurig werklozen [9](#page=9).
* **Herziening wetgeving (1981-1985):** De last van financiering verschoof steeds meer naar werknemers en werkgevers, terwijl de overheidsinterventie verminderde [9](#page=9).
* **Hervorming:** Aangekondigd tijdens de besparingen om toe te treden tot de Euro. België bleek een succesvolle armoedebestrijder (laagste armoedecijfer van 6% in vergelijking met andere westerse landen) [9](#page=9).
* **Modernisering:** Het systeem werd aangepast aan de maatschappij van de 21e eeuw [9](#page=9).
* **Financieringsproblematiek:** Grotendeels gefinancierd door bijdragen van werknemers en werkgevers. Werkgeversbijdragen werden verlaagd, wat arbeid duurder maakt en een vicieuze cirkel creëert. Herverdeling van lasten, onder andere via BTW-inkomsten, is nodig [10](#page=10) [9](#page=9).
* **Voortdurende strijd:** Het stelsel staat onder druk door maatschappelijke evoluties en tegengestelde visies op sociale zekerheid (bv. meer private verzekeringen, minder solidariteit) [10](#page=10).
### 1.6 Functies en principes van de sociale zekerheid
De Belgische sociale zekerheid heeft drie hoofdfuncties en is gebaseerd op twee kernprincipes [10](#page=10) [11](#page=11).
#### 1.6.1 Functies van de sociale zekerheid
1. **Vervangen van inkomen:** Bij het wegvallen van inkomen door een sociaal risico [10](#page=10).
2. **Aanvullen van inkomen:** Om (zware) bijkomende kosten te dragen [10](#page=10).
3. **Waarborgen van een minimumloon:** Voor iedereen die niet voldoende bestaansmiddelen heeft. Dit laatste wordt de 'bijstandsregeling' genoemd, die niet afhankelijk is van bijdragen, maar van bestaansmiddelen [10](#page=10).
#### 1.6.2 Principes van de sociale zekerheid
1. **Verzekeringsprincipe:**
* Verband tussen betaalde premie en risico [11](#page=11).
* Verband tussen betaalde premie en recht op uitkering [11](#page=11).
* Een uitkering is een recht, geen gunst, voortvloeiend uit het feit dat men slachtoffer is van een verzekerd risico [11](#page=11).
2. **Solidariteitsprincipe:**
* Verzacht het 'harde' verzekeringsprincipe en maakt het verzekeren voor iedereen haalbaar [11](#page=11).
* **Vormen van solidariteit:**
* **Horizontale solidariteit:** Tussen groepen met een hoog of laag risico (bv. lagere bijdragepercentage voor hogere risicogroepen zoals risico op beroepsziekte) [11](#page=11).
* **Verticale solidariteit:** Afzwakking van de koppeling loon-bijdrage-uitkering via vaste bedragen, gezinsmodulering, maximum- en minimumuitkeringen. Garandeert iedereen een behoorlijk inkomen [12](#page=12).
* **Intergenerationele solidariteit:** Bijdragen van vandaag financieren de uitkeringen van vandaag, waarbij men rekent op toekomstige generaties voor eigen noden [12](#page=12).
* **Nationale solidariteit:** Financiële bijdrage van de gemeenschap (via belastingen) voor risico's die de hele gemeenschap treffen, en het garanderen van inkomen in het belang van de samenleving [13](#page=13).
* **Solidariteit tussen personen:** Herverdeling van geld tussen werkenden en uitkeringsgerechtigden, en ook tussen regio's en gemeenten, om armoede te vermijden [13](#page=13).
### 1.7 Resultaat: Armoedebestrijding en de efficiëntie van de sociale zekerheid
De sociale zekerheid heeft geleid tot een spectaculaire daling van de armoedecijfers [13](#page=13).
* **Daling armoede:** Van 41% voor de transformatie naar 14% na de overdrachten in de sociale zekerheid (cijfers midden jaren '80). Dit blijft echter een onaanvaardbaar hoog percentage, wat de noodzaak van het verhogen en welvaartsvast maken van uitkeringen onderstreept [13](#page=13) [14](#page=14).
* **Bijstandsregeling (zuivere solidariteit):** Uitkeringen van het bijstandstype, zoals het bestaansminimum van het OCMW, worden gefinancierd door belastingen en kennen geen tussenkomst van het verzekeringsprincipe [14](#page=14).
* **Belangrijkste stelsels:** Sociale zekerheid voor werknemers, sociaal statuut van zelfstandigen, en sociale zekerheid voor overheidspersoneel [14](#page=14).
* **Aanvullende sociale verzekeringen:** Sectorale of per bedrijf vastgelegde aanvullingen, zoals via Fondsen voor Bestaanszekerheid of aanvullende pensioenen [14](#page=14).
### 1.8 Organisatie en financiering van de sociale zekerheid
De Belgische sociale zekerheid is gestructureerd rond een inningsinstantie, beheersinstellingen en betalingsinstellingen [19](#page=19).
#### 1.8.1 Organisatie
* **Inningsinstelling (RSZ):** Verzamelt sociale zekerheidsbijdragen van werknemers en verdeelt deze naar de verschillende takken [19](#page=19).
* **Beheersinstellingen:** Verantwoordelijk voor beheer en toezicht op betalingsinstellingen, soms ook zelf betalingsinstelling [19](#page=19).
* Rijksdienst voor Ziekte en Invaliditeit (RIZIV)
* Rijksdienst voor Jaarlijkse vakantie (RJV)
* Rijksdienst voor Pensioenen (RVP)
* Rijksdienst voor Kinderbijslag van Werknemers (RKW)
* Rijksdienst voor arbeidsvoorziening (RVA)
* Fonds voor Arbeidsongevallen (FAO)
* Fonds voor beroepsziekten (FBZ)
* **Betalingsinstellingen:** Gekenmerkt door 'institutioneel pluralisme' (behalve pensioenen en beroepsziekten), met de wens om bestaande instellingen te behouden [19](#page=19).
* **Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ):** Vergemakkelijkt de uitwisseling van informatie tussen actoren en verzekerden via het Identificatienummer van de Sociale Zekerheid (INSZ) [22](#page=22).
#### 1.8.2 Stelsels van sociale zekerheid
1. **Werknemersstelsel:** Van toepassing op alle werknemers en werkgevers die een arbeidsovereenkomst hebben. Werkgevers en werknemers zijn verplicht bijdragen te betalen aan de RSZ [20](#page=20) [21](#page=21).
2. **Stelsel van zelfstandigen:** Onderscheid tussen hoofdberoep, helpers, meewerkende echtgenoten en bijberoep. Zelfstandigen in hoofdberoep zijn verplicht aan te sluiten bij een sociaal verzekeringsfonds en sociale bijdragen te betalen op hun beroepsinkomsten [21](#page=21).
3. **Regelingen voor overheidspersoneel:** Diversiteit in sociale bescherming, afhankelijk van de overheid en het statuut van het personeel [21](#page=21).
4. **Bijstandsstelsel (residuaire stelsel):** Voorziet in tegemoetkomingen voor personen met een handicap, leefloners, inkomensgarantie voor ouderen en gewaarborgde gezinsbijslag [22](#page=22).
#### 1.8.3 Financiering van de sociale zekerheid
Het algemene principe is solidariteit tussen werkgevers en werknemers, aangevuld met staatstoelagen. Sinds 1995 is er een globaal financieel beheer binnen de RSZ [18](#page=18).
### 1.9 De belangrijkste takken van de sociale zekerheid
De sociale zekerheid omvat verschillende takken die financiële ondersteuning bieden [18](#page=18) [19](#page=19).
* **Ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV):** Volledige bevolking is verplicht verzekerd. Gefinancierd door bijdragen van werknemers, werkgevers en zelfstandigen, en federale overheid [24](#page=24).
* **Gezondheidszorgen:** Gedeeltelijke terugbetaling van medische kosten [24](#page=24).
* **Uitkeringen:** Vervanging van inkomen bij langdurige ziekte (primaire arbeidsongeschiktheid en invaliditeit) [25](#page=25).
* **Moederschapsverzekering:** Uitkering voor zwangere werkneemsters, bevalling en borstvoeding (15 weken moederschapsrust, langer bij meerling) [25](#page=25).
* **Vaderschapsverlof:** 20 verlofdagen binnen vier maanden na de bevalling [25](#page=25).
* **Pensioenen (RVP):** Garandeert een vervangingsinkomen gebaseerd op loopbaanlonen, met maximumlonen vanaf 1981. Vereist een pensioengerechtigde leeftijd (65 jaar) en een volledige loopbaan (45 jaar vanaf 2009) [30](#page=30).
* **Inkomensgarantie voor ouderen (IGO):** Vervangt het 'Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden' voor ouderen zonder voldoende bestaansmiddelen [30](#page=30).
* **Werkloosheidsreglementering (RVA):** Kent uitkeringen toe aan werklozen die buiten hun schuld om niet in een nieuwe betrekking kunnen worden ingeschakeld. Vereist bewijs van arbeidsdagen in een referentieperiode en voldoen aan diverse toekenningsvoorwaarden (bv. zonder loon, werkloos buiten eigen wil, beschikbaar voor de arbeidsmarkt) [30](#page=30) [31](#page=31).
* **Thematisch verlof:** Mogelijkheid om arbeid tijdelijk op te schorten voor bijstand/verzorging van een zwaar ziek familielid of voor palliatieve verzorging [32](#page=32) [33](#page=33).
* **Kinderbijslag (RKW - Famifed):** Sinds 1/07/14 een Vlaamse bevoegdheid. Soorten bijslag omvatten kraamgeld, adoptiepremie, gewone kinderbijslag, wezenbijslagen, forfaitaire kinderbijslag voor kinderen geplaatst bij particulier, en de bijslag voor gehandicapte kinderen [34](#page=34).
* **Gewaarborgde gezinsbijslag:** Een restregeling voor behoeftige gezinnen, ongeacht band met arbeid [34](#page=34).
* **Arbeidsongevallenverzekering (FAO):** Betreft arbeidsongevallen [19](#page=19).
* **Beroepsziekten (FBZ):** Betreft beroepsziekten [19](#page=19).
### 1.10 Sociale bijstand: Het vangnet van de samenleving
Sociale bijstand is een aanvullend systeem voor personen die niet (meer) terechtkunnen bij de sociale zekerheid [18](#page=18) [35](#page=35).
* **Tegemoetkomingen aan personen met een handicap:**
* **Inkomensvervangende tegemoetkoming:** Voor personen met een handicap die hun verdienvermogen aanzienlijk hebben verloren [35](#page=35).
* **Integratietegemoetkoming:** Voor personen met een handicap die een gebrek aan of vermindering van zelfredzaamheid vertonen [35](#page=35).
* **Tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB):** Belangrijk voor verpleegkundigen bij patiënten ouder dan 65 jaar [35](#page=35).
* **Recht op maatschappelijke integratie (OCMW):**
* **Leefloon:** Een wettelijk vastgesteld basisinkomen voor inwoners die door de mazen van het sociaal zekerheidsnet vallen. Voorwaarden omvatten het niet hebben van toereikende bestaansmiddelen, geen of onvoldoende steun via sociale zekerheid, geen bezit van onroerende goederen of groot kapitaal, het laten gelden van rechten op onderhoudsgeld, meerderjarigheid en verblijf in België [36](#page=36).
* **Andere financiële steun:** Aanvullende steun, voorschotten op onderhoudsgelden, voedsel- en kledingbonnen [37](#page=37).
* **Integratiecontracten voor jongeren:** Verplicht voor jongeren <25 jaar die een leefloon aanvragen, met focus op opleiding, tewerkstelling, medische verzorging [37](#page=37).
* **100% regel voor landlopers en vluchtelingen:** 100% terugbetaling door de overheid aan het uitbetalend OCMW voor steun aan landlopers (met mogelijkheid tot opvordering van leegstaande gebouwen) en asielzoekers die een woning wordt aangeboden [37](#page=37) [38](#page=38).
* **0% regel voor mensen-zonder-papieren:** Geen terugbetaling door de overheid voor steun aan illegalen, met een uitzondering voor uitgeprocedeerde vluchtelingen die vrijwillig het land verlaten [38](#page=38).
* **Recht op dringende medische hulp:** Verleend aan iedereen, inclusief mensen-zonder-papieren, 100% terugbetaald door de federale overheid [38](#page=38).
* **OCMW en lokaal sociaal beleid:** Streven naar armoedebestrijding en bevordering van welzijn. Biedt materiële en immateriële hulp [39](#page=39).
* **Dienst maatschappelijk werk:** Taak om hulpvragers en hun gezin te ondersteunen, met functies als onderzoek, advies, begeleiding, controle en signalering [40](#page=40) [41](#page=41).
* **Sociale tewerkstelling (artikel 60):** OCMW treedt op als werkgever om cliënten recht te geven op sociale uitkeringen [42](#page=42).
* **Budgetbeheer:** Beheer van inkomsten en schulden van cliënten [42](#page=42).
* **Vlaamse welzijnsvoorzieningen:** Een breed en versnipperd aanbod van hulp- en dienstverlening [54](#page=54).
* **Vlaams agentschap Zorg & Gezondheid:** Reglementeert en subsidieert zorg- en gezondheidsvoorzieningen [55](#page=55).
* **Thuiszorg:** Hulp en dienstverlening om mensen zo lang mogelijk thuis te laten wonen. Omvat gezinszorg, aanvullende thuiszorg, logistieke hulp, gastopvang, oppashulp, thuisverpleging, lokale en regionale dienstencentra [55](#page=55) [58](#page=58) [59](#page=59) [60](#page=60) [61](#page=61).
* **Residentiële ouderenzorg:** Woonzorgcentra, centra voor kortverblijf, dagverzorgingscentra, centra voor herstelverblijf, serviceflats en assistentiewoningen [63](#page=63) [64](#page=64) [65](#page=65) [66](#page=66).
* **Vlaams agentschap voor personen met een handicap:** Bevordert sociale integratie, hulpmiddelen, scholing en beroepsopleiding [66](#page=66).
* **Voorzieningen voor lage inkomens:** Sociale huisvesting, dienst voor alimentatievordering (DAVO), stookoliefonds [69](#page=69) [70](#page=70).
### 1.11 De Belgische verzorgingsstaat in cijfers: De impact op armoede
De Belgische sociale zekerheid is een effectieve armoedebestrijder, maar de problematiek blijft actueel [13](#page=13) .
* **Armoede:** Relatieve armoede, waarbij de kloof tussen arm en rijk groeit [71](#page=71) [72](#page=72).
* **Oorzaken:** Individuele (schuld, ongeval) en structurele (maatschappelijk ongeval, maatschappelijke schuld) dimensies, en de theorie van 'maatschappelijke kwetsbaarheid' [72](#page=72).
* **Aspecten van armoede:** Schaadt gezondheid, beïnvloedt arbeidskansen, onderwijs, huisvesting, cultuurdeelname, financiële stress, omgevingsproblemen en psychologische aspecten - [73](#page=73) [78](#page=78).
* **Cijfers:** In 2011 leefde 15.3% van de Belgen onder de Europese armoedegrens. Verschillen per regio, leeftijd, huishoudtype, opleidingsniveau en gezinssamenstelling [80](#page=80) [81](#page=81).
* **Wettelijke armoedegrens:** Bepaald door wetgeving en politieke besluitvorming. Omvat recht op maatschappelijke integratie (leefloon, artikel 60 tewerkstelling), gewaarborgde gezinsbijslag, gewaarborgd inkomen voor bejaarden (GIB/IGO), en tegemoetkomingen voor personen met een handicap (TAPH/THAB) [82](#page=82).
---
# Welzijnsvoorzieningen en de sociale kaart
Dit deel bespreekt de verschillende welzijnsinstellingen en dienstverlenende instanties in België, met de nadruk op hun doel, structuur en de sociale kaart.
## 2 Welzijnsvoorzieningen en sociale kaart
### 2.1 Begrippenkader
#### Welzijn, welzijnsbeleid en welzijnsrechten
Welzijn wordt gedefinieerd als een toestand van welbevinden die ontstaat wanneer iemand tot ontplooiing komt in zijn verschillende facetten (lichamelijk, psychisch, sociaal, materieel) met respect voor de ontplooiing van anderen. Het is een voortdurend na te streven toestand waarbij iedereen maatschappelijke kansen krijgt om erbij te horen en zich te ontplooien. Welzijnsbeleid is het beleid dat gericht is op het realiseren van deze toestand van welbevinden in verschillende maatschappelijke sectoren. Welzijnsrechten zijn vertaald in de basisrechten van de grondwet, zoals het recht op arbeid, sociale zekerheid, gezondheidszorg, huisvesting, een gezond leefmilieu, culturele en maatschappelijke ontplooiing, en onderwijs. Deze rechten moeten voor alle burgers op het Belgische grondgebied gewaarborgd zijn [15](#page=15) [16](#page=16).
België is een verzorgingsstaat, wat betekent dat de staat de primaire verantwoordelijkheid draagt voor het welzijn van zijn burgers op gebieden als gezondheidszorg, onderwijs, werkgelegenheid en sociale zekerheid. Dit staat tegenover een 'nachtwakersstaat' waarin de overheid zich zo min mogelijk met burgers bemoeit [18](#page=18).
### 2.3 Financiële ondersteuning
Financiële ondersteuning kan worden onderverdeeld in sociale zekerheid en sociale bijstand [18](#page=18).
#### 2.3.1 Sociale zekerheid
Het algemene principe van de financiering van sociale zekerheid is de solidariteit tussen werkgevers en werknemers, aangevuld met nationale solidariteit via staatstoelagen. Sinds 1 januari 1995 is er een globaal financieel beheer binnen de Rijksdienst Sociale Zekerheid (RSZ). Hoewel uitkeringen juridisch afdwingbaar zijn en strikt genomen geen welzijnsvoorzieningen zijn, staan ze wel garant voor het welzijn van burgers. De sociale zekerheid hanteert wettelijk omschreven uitkeringsvoorwaarden voor gelijke behandeling, gebaseerd op leeftijd, wachttijd, invaliditeitspercentage, etc.. De overheid organiseert deze voorzieningen, centraliseert diensten en voert controles uit [18](#page=18).
##### Organisatie en schematische voorstelling van de sociale zekerheid
De sociale zekerheid in België wordt georganiseerd via drie niveaus binnen de RSZ [19](#page=19):
* **A. Inningsinstelling:** RSZ, belast met de inning van sociale zekerheidsbijdragen en de verdeling ervan naar de verschillende takken [19](#page=19).
* **B. Beheersinstellingen:** Voor beheer en toezicht op betalingsinstellingen. Soms treden zij zelf op als betalingsinstelling. Deze omvatten:
1. Rijksdienst voor Ziekte en Invaliditeit (RIZIV) [19](#page=19).
2. Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie (RJV) [19](#page=19).
3. Rijksdienst voor Pensioenen (RVP) [19](#page=19).
4. Rijksdienst voor Kinderbijslag van Werknemers (RKW) [19](#page=19).
5. Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) [19](#page=19).
6. Fonds voor Arbeidsongevallen (FAO) [19](#page=19).
7. Fonds voor Beroepsziekten (FBZ) [19](#page=19).
* **C. Betalingsinstellingen:** Gekenmerkt door 'institutioneel pluralisme' (behalve pensioenen en beroepsziekten), met oorsprong in de wens om voor WOII opgerichte instellingen te behouden [19](#page=19).
In België worden de volgende stelsels van sociale zekerheid onderscheiden [20](#page=20):
1. Het werknemersstelsel [20](#page=20).
2. Het stelsel van de zelfstandigen [20](#page=20).
3. Regelingen voor overheidspersoneel [20](#page=20).
4. Bijstandsstelsel [20](#page=20).
###### Het werknemersstelsel
Dit stelsel is in principe van toepassing op alle werknemers en werkgevers die een arbeidsovereenkomst hebben, gekenmerkt door prestaties, loon en ondergeschiktheid. Werkgever en werknemer zijn verplicht bijdragen te betalen aan de RSZ. Veel werkgevers zijn aangesloten bij 'sociale secretariaten' voor de formaliteiten. De bevoegdheid ligt bij drie Federale ministers: Sociale Zaken, Werk en Pensioenen, met toezicht door de Federale Overheidsdienst (FOD) Sociale Zekerheid, Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg [20](#page=20) [21](#page=21).
###### Stelsel van zelfstandigen
Men maakt onderscheid tussen zelfstandigen in hoofdberoep, helpers, meewerkende echtgenoten en zelfstandigen in bijberoep. Zelfstandigen zijn natuurlijke personen die in België een beroepsbezigheid uitoefenen zonder arbeidsovereenkomst of statuut. Verplichtingen omvatten aansluiting bij een sociaal verzekeringsfonds en betaling van driemaandelijkse sociale bijdragen voor kinderbijslag, pensioen, ziekteverzekering en arbeidsongeschiktheidsverzekering. De bijdragen zijn een percentage van de beroepsinkomsten van het derde voorafgaande kalenderjaar [21](#page=21).
###### Regelingen voor overheidspersoneel
Overheidsdiensten (federale staat, gemeenschappen, gewesten, provincies, gemeenten) hebben hun eigen administratieve structuur en statuut voor personeel. De sociale bescherming is even uitgebreid als die van werknemers, maar de modaliteiten verschillen [21](#page=21) [22](#page=22).
###### Bijstandsstelsel
Dit is een residuair stelsel dat tegemoetkomingen omvat voor personen met een handicap, leefloners, inkomensgarantie voor ouderen en gewaarborgd gezinsbijslag [22](#page=22).
##### De diensten gemeenschappelijk voor de verschillende stelsels
* **A. De kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ):** Verspreidt elektronisch doorgezonden informatie van verschillende sociale zekerheidsactoren naar alle verzekeringsinstellingen, waaronder mutualiteiten. Het hoofddoel is de informatieoverdracht te vereenvoudigen en administratieve stappen voor verzekerden te minimaliseren. Burgers worden geïdentificeerd via een uniek nummer (INSZ). Het Rijksregister (RR) is een gegevensbank bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken met basisgegevens over personen [22](#page=22).
* **B. Geschillen inzake sociale zekerheid:** De arbeidsrechtbanken zijn bevoegd voor geschillen met betrekking tot sociale zekerheid [22](#page=22).
[ ](#page=23) stelt dat hulpverleners het meest in contact komen met de sociale zekerheid via de betalingsinstellingen [23](#page=23).
###### Rijksdienst voor ziekte en invaliditeit (RIZIV)
De gehele Belgische bevolking is verplicht verzekerd voor geneeskundige verzorging. Het RIZIV draagt zorg voor de betaling van tegemoetkomingen via verzekeringsinstellingen zoals de landsbonden van ziekenfondsen, de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering en de kas der Geneeskundige Verzorging van de NMBS holding. Er zijn vijf nationale landsbonden van ziekenfondsen [24](#page=24):
* Landsbond der Christelijke Mutualiteiten [24](#page=24).
* Landsbond van de Neutrale Ziekenfondsen [24](#page=24).
* Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten [24](#page=24).
* Landsbond der Liberale Mutualiteiten [24](#page=24).
* Landsbond van de Beroeps – en Onafhankelijke Ziekenfondsen [24](#page=24).
Mutualiteiten spelen een belangrijke rol en bieden meer dan enkel uitbetalingen. De verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering wordt gefinancierd door bijdragen van werknemers, werkgevers en zelfstandigen, en de federale overheid. Deze verzekering omvat [24](#page=24):
* **Gezondheidszorgen:** Gedeeltelijke terugbetaling van medische kosten zoals doktersbriefjes en geneesmiddelen [24](#page=24).
* **Uitkeringen:** Vervanging van het normale loon voor langdurig zieken. Dit onderscheidt primaire arbeidsongeschiktheid (eerste jaar) van invaliditeit (na 12 maanden). Een 'getuigschrift van arbeidsongeschiktheid' moet binnen 48 uur bezorgd worden aan het ziekenfonds [24](#page=24) [25](#page=25).
* **Moederschapsverzekering:** Uitkering voor werkneemsters die zwanger zijn, bevallen of borstvoeding geven. Moederschapsrust bedraagt 15 weken (of 19 bij meerlingen), opgesplitst in 6 weken prenataal en 9 weken postnataal. Lactatieverlof is voorzien tot maximaal 5 maanden na de bevalling [25](#page=25).
* **Vaderschapsverlof:** De vader heeft recht op 20 verlofdagen binnen vier maanden na de bevalling. De werkgever betaalt de eerste drie dagen, voor de rest ontvangt de vader een tegemoetkoming van het ziekenfonds (82% van het begrensd bruto-dagloon). (In 2023: 20 dagen) [25](#page=25).
###### Het ziekenfonds als bewaker van de beperking van medische kosten
Mutualiteiten bewaken de kosten en bieden mogelijkheden om deze te beperken:
1. **Rechthebbende op verhoogde verzekeringstegemoetkoming (RVV):** Personen met een leefloon, sociale hulp van OCMW, inkomensgarantie voor ouderen (IGO), erkend als persoon met een handicap, of verhoogde kinderbijslag (minimaal 66% erkend) kunnen hiervoor in aanmerking komen. Ook weduwen/weduwnaars, invaliden, gepensioneerden, wezen, erkende gehandicapten, volledig langdurig werklozen, 65-plussers, leden van kloostergemeenschappen, gewezen ambtenaren, militairen op medisch ontslag, personen met Omnio-statuut, éénoudergezinnen en rechthebbenden op een verwarmingstoelage kunnen een verhoogde tegemoetkoming genieten indien ze aan de inkomensvoorwaarde voldoen [26](#page=26).
2. **Maximumfactuur (MAF):** Zorgt ervoor dat de jaarlijkse medische kosten van een gezin binnen de perken blijven en is sinds 2002 automatisch van toepassing [26](#page=26).
3. **Omnio-statuut:** Was bedoeld voor personen met een moeilijke financiële gezinssituatie en breidde de verhoogde tegemoetkoming uit, wat resulteerde in een lagere persoonlijke bijdrage (remgeld). Het criterium was het jaarlijks bruto belastbaar gezinsinkomen. Sinds 1 april 2007 is het Omnio-statuut afgeschaft en opgenomen in de verhoogde tegemoetkoming [27](#page=27).
4. **Globaal medisch dossier (GMD):** De huisarts houdt alle medische gegevens van een patiënt bij. Het GMD biedt een efficiënte medische opvolging en een remgeldvermindering van 30% voor consultaties bij de huisarts die het dossier bijhoudt of toegang heeft tot het GMD [27](#page=27).
5. **Derde betalersregeling:** Een belangrijk instrument om te voorkomen dat mensen in armoede hun gezondheidszorg uitstellen. Geconventioneerde huisartsen passen deze regeling toe voor consultaties indien de patiënt daarom vraagt. Verschillende patiëntengroepen komen in aanmerking, waaronder rechthebbenden in een financiële noodsituatie, rechthebbenden op de verhoogde tegemoetkoming, en volledig werklozen met gezinslast. Identificatie kan via de SIS-kaart of een kleefbriefje [28](#page=28).
###### Aanvullende verzekering
Naast de wettelijke ziekteverzekering bieden ziekenfondsen aanvullende diensten, gefinancierd door de ledenbijdragen. Sinds 1 januari 2013 is deze aanvullende verzekering verplicht. Een alternatief is aansluiting bij de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (HZIV), een openbare instelling die geen aanvullende verzekering aanbiedt [28](#page=28).
###### Vlaamse zorgverzekering
De Vlaamse zorgverzekering, gestart op 1 oktober 2001, biedt een maandelijkse zorgvergoeding (130 euro) ter tegemoetkoming in niet-medische kosten voor zwaar zorgbehoevende personen die thuis verzorgd worden. Deze vergoeding is ook van toepassing voor personen in erkende woonzorgcentra, rust- en verzorgingstehuizen of psychiatrische verzorgingstehuizen. Aansluiten is verplicht voor inwoners van Vlaanderen. De jaarlijkse bijdrage bedraagt 25 euro, met een gereduceerd tarief van 10 euro voor rechthebbenden op de verhoogde tegemoetkoming. Vanaf 2015 is de bijdrage verhoogd naar 50 euro, en voor rechthebbenden naar 25 euro (huidig tarief 64 euro, vanaf 1/1/26: 100 euro) [29](#page=29).
###### Rijksdienst voor pensioenen (RVP)
Het pensioen waarborgt een vervangingsinkomen berekend op basis van de verdiende lonen, met maximumlonen vanaf 1981 die de berekening beperken. Voor bijna 2 miljoen mensen is het pensioen de voornaamste inkomstenbron. Naast het rustpensioen bestaat er het overlevingspensioen voor de langstlevende echtgeno(o)t(e). Om recht te hebben op een pensioen moet men 65 jaar zijn en een volledige loopbaan hebben (vanaf 2009: 45 jaar). Men kan vroeger pensioneren vanaf 60 jaar, maar de minimumleeftijd en loopbaan worden geleidelijk verhoogd [30](#page=30).
**Inkomensgarantie voor ouderen (IGO):** Vervangt het 'Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden' en wordt toegekend aan pensioengerechtigde ouderen zonder voldoende eigen bestaansmiddelen [30](#page=30).
###### Rijksdienst voor arbeidsvoorziening (RVA)
De werkloosheidsreglementering kent uitkeringen toe aan werklozen die buiten hun schuld om niet in een nieuwe arbeidsbetrekking kunnen worden ingeschakeld. Om recht te hebben op een uitkering moet men arbeidsdagen bewijzen in een referentieperiode voorafgaand aan de aanvraag. Er zijn ook toekenningsvoorwaarden zoals zonder loon zijn, werkloos zijn buiten eigen wil, voltijdse werkloosheid, geen andere arbeid verrichten, arbeidsgeschikt zijn, beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt, een controlekaart bezitten, en effectief in België verblijven. Vanaf de normale pensioenleeftijd is er geen recht meer op werkloosheidsuitkering. De aanvraag voor uitkering richt men aan een uitbetalingsinstelling (Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen of werknemersorganisatie) na inschrijving als werkzoekende bij VDAB. De beslissing tot toekenning wordt genomen door de RVA [30](#page=30) [31](#page=31) [32](#page=32).
* **RVA als partner in de thuiszorg:** De RVA kent uitkeringen toe bij thematisch verlof (onderbreking van arbeid):
1. **Verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid:** Werknemers kunnen de uitvoering van hun arbeidsovereenkomst volledig schorsen (maximaal 12 maanden per patiënt) of arbeidsprestaties verminderen met 1/5 of ½ (maximaal 24 maanden per patiënt). Met gezinslid wordt bedoeld elke persoon die samenwoont, en met familielid een bloed- of aanverwant tot de tweede graad. Een zware ziekte wordt bepaald door de behandelende geneesheer, waarbij sociale, familiale of psychologische bijstand noodzakelijk is. De werknemer moet dit schriftelijk melden aan de werkgever, minstens 7 dagen voor de ingangsdatum. Tijdens deze periode is er een 'onderbrekingsuitkering' voorzien, waarvoor formulieren van de RVA nodig zijn. Er is ontslagbescherming van toepassing [32](#page=32) [33](#page=33).
2. **Palliatief verlof:** Werknemers kunnen de uitvoering van hun arbeidsovereenkomst volledig schorsen (maximaal 1 maand, 2 keer verlengbaar met 1 maand) of arbeidsprestaties verminderen met 1/5 of ½ (maximaal 1 maand, 2 keer verlengbaar met 1 maand) om palliatieve verzorging te verlenen. Een attest van de behandelende geneesheer is vereist. Een 'onderbrekingsuitkering' van 726,85 euro (indexatieafhankelijk) is voorzien. Er is ontslagbescherming van toepassing [33](#page=33).
###### Rijksdienst voor Kinderbijslag van Werknemers (RKW) - Famifed
Sinds 1 juli 2014 is kinderbijslag een Vlaamse bevoegdheid. Soorten bijslag omvatten kraamgeld, adoptiepremie, gewone kinderbijslag, wezenbijslagen, forfaitaire kinderbijslag voor particulier geplaatste kinderen, en de bijslag voor gehandicapte kinderen ('verhoogd kindereld'). De gewone kinderbijslag en wezenbijslag worden verhoogd tot 21 jaar, afhankelijk van de graad van zelfredzaamheid. De gewaarborgde gezinsbijslag kent uitkeringen toe zonder band met arbeid, voor de meest behoeftige gezinnen op basis van inkomenscriteria. De uitbetaling gebeurt door 'vrije kinderbijslagfondsen', opgericht door werkgevers [34](#page=34).
#### 2.3.2 De sociale bijstand (niet gebonden aan een tak van de sociale zekerheid)
##### Tegemoetkomingen aan personen met een handicap – zorgbudgetten Vlaamse sociale bescherming
De wet voorziet in drie tegemoetkomingen:
* **Inkomensvervangende tegemoetkoming:** Voor personen met een handicap tussen 21 en 65 jaar wiens verdienvermogen tot één derde of minder is verminderd. Tewerkstelling in een beschutte werkplaats telt niet mee voor de algemene arbeidsmarkt [35](#page=35).
* **Integratietegemoetkoming:** Voor personen met een handicap tussen 21 en 65 jaar met een gebrek aan of vermindering van zelfredzaamheid [35](#page=35).
* **Tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB):** Belangrijk voor verpleegkundigen, met name voor patiënten ouder dan 65 jaar [35](#page=35).
Deze tegemoetkomingen moeten worden aangevraagd bij de zorgkas [35](#page=35).
##### Het recht op maatschappelijke integratie: de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW)
###### Het leefloon
Sinds 1974 bestaat er een wet die een gewaarborgd inkomen of 'bestaansminimum' invoerde, waarvan het bedrag wettelijk is vastgesteld. Alle inwoners van België die buiten de sociale zekerheid vallen, hebben recht op een basisinkomen dat gefinancierd wordt door belastinggeld en uitbetaald door de OCMW's. Basisvoorwaarden zijn: geen toereikende bestaansmiddelen hebben en niet in staat zijn deze te verwerven, geen of onvoldoende steun genieten via de sociale zekerheid, geen onroerende goederen of groot kapitaal bezitten, rechten laten gelden op onderhoudsgeld, in België verblijven en meerderjarig zijn. Er gebeurt wel een bestaansmiddelenonderzoek [36](#page=36).
###### Andere financiële steun
Naast het bestaansminimum kan het OCMW aanvullende steun verstrekken, omdat iedereen recht heeft op maatschappelijke dienstverlening. De hoogte van deze steun varieert per OCMW en budget. Het OCMW kan voorschotten toekennen bij niet-uitbetaalde onderhoudsgelden, die teruggevorderd worden bij de onderhoudsplichtige. Ook kan het OCMW steun verlenen in de vorm van voedselbonnen of bonnen voor tweedehands kleding [36](#page=36) [37](#page=37).
Er zijn ook sociale maatregelen voor bijzondere groepen:
* **A. Integratiecontracten voor jongeren:** Verplicht voor jongeren onder 25 jaar die een leefloon aanvragen, met als doel maatschappelijke integratie te bevorderen door opleiding, tewerkstelling, medische verzorging, etc.. Het aanvaarden en naleven van het contract geldt als bewijs van bereidheid tot tewerkstelling; anders volgen sancties [37](#page=37).
* **B. 100% regel voor landlopers:** Daklozen en landlopers hebben recht op een leefloon dat voor 100% wordt terugbetaald door de overheid aan het uitbetalende OCMW, mits verblijf in de gemeente. Burgemeesters kunnen verlaten gebouwen opeisen voor opvang [37](#page=37).
* **C. 100% regel voor vluchtelingen:** Kandidaat-vluchtelingen in de gegrondheidsfase van het asielonderzoek krijgen OCMW-steun die voor 100% wordt terugbetaald indien het OCMW een woonst aanbiedt. De opvang wordt gespreid over gemeenten via een spreidingsplan [37](#page=37) [38](#page=38).
* **D. 0% regel voor mensen-zonder-papieren:** Deze groep heeft geen recht op OCMW-steun die wordt terugbetaald door de overheid. Een uitzondering is de uitgeprocedeerde vluchteling die nog één maand steun kan trekken indien hij vrijwillig het land wil verlaten [38](#page=38).
###### Recht op dringende medische hulp
Het OCMW verleent hulp aan iedereen die onmiddellijke medische verzorging nodig heeft na een ongeval of ziekte. Ook mensen zonder papieren hebben recht op dringende medische hulp, die 100% wordt terugbetaald door de federale overheid aan de OCMW's [38](#page=38).
#### OCMW en lokaal sociaal beleid
Het OCMW is het 'laatste vangnet' voor financiële ondersteuning en een belangrijke partner in lokaal welzijn [39](#page=39).
##### De dienst maatschappelijk werk binnen het OCMW
* **Doel:** Armoede bestrijden en welzijn bevorderen zodat iedereen een leven kan leiden dat beantwoordt aan menselijke waardigheid [39](#page=39).
* **Maatschappelijke dienstverlening:** Kan materiële hulp (financieel, voedselbonnen) en immateriële hulp (budgetbegeleiding, juridisch advies) omvatten [39](#page=39).
* **Initiatieven:**
* Op sociaal vlak: Dienst maatschappelijk werk, sociaal centrum, sociale tewerkstelling, budgetbeheer, jeugdzorg en gehandicaptenzorg (voogdij), begeleidende opvoedkundige maatregelen, rechtshulp [39](#page=39).
* Op vlak van geestelijke gezondheidszorg: Beschut wonen, dagcentra [40](#page=40).
* Op vlak van gezondheidszorg: Ziekenhuis (recht op dringende medische hulp), thuisverpleging [40](#page=40).
* Seniorenzorg: Dienstencentra, seniorenwoningen, rust- en verzorgingstehuizen [40](#page=40).
* Op vlak van werkgelegenheid: Onderwijs en cursusaanbod, begeleiding van werkzoekenden [40](#page=40).
* Huisvesting: Woonbemiddeling [40](#page=40).
* Thuiszorgdiensten: Klusjesdienst, PAW projecten, dienstencheques, warme maaltijden [40](#page=40).
* Thuislozenzorg [40](#page=40).
##### De maatschappelijk werker
* **Plaats en hoofddoel:** Werkt onder leiding van het hoofd van de sociale dienst en rapporteert aan de Raad voor Maatschappelijk Welzijn. Tracht de hulpvrager en zijn gezin in staat te stellen een menswaardig leven te leiden en te leren omgaan met problemen [40](#page=40).
* **Takenpakket:** Naast financiële dienstverlening omvat dit ook informatieverstrekking, verwijzing, bemiddeling en plaatsing. Armoedebestrijding blijft een prioritaire opdracht [40](#page=40).
* **Vijf functies:** Onderzoeksfunctie, adviesfunctie, begeleidingsfunctie, controlefunctie, signaalfunctie. Financiële tussenkomst wordt voorafgegaan door een sociaal onderzoek, diagnose en voorstel van middelen. Een sociaal verslag wordt opgesteld en voorgelegd aan de Raad voor een beslissing [41](#page=41).
###### Bespreking van enkele geselecteerde onderwerpen
* **Algemeen maatschappelijk werk (lokaal welzijnsbeleid):** Voor iedere burger, met prioritair aandacht voor armoedebestrijding en welzijn voor diverse kwetsbare groepen. Alle soorten hulp kunnen hier worden aangevraagd: financiële hulp, thuiszorg, aangepaste huisvesting, begeleidingsmogelijkheden, opvangmogelijkheden voor ex-psychiatrische patiënten, bejaarden, thuislozen [41](#page=41).
* **Sociale tewerkstelling – artikel 60:** Het OCMW treedt op als werkgever om cliënten het vereiste aantal arbeidsdagen te laten presteren voor een sociale uitkering. Dit proces kan motiveren tot werken, organiseren en een nieuw levensritme aanleren, wat het zelfbeeld verhoogt [42](#page=42).
* **Budgetbeheer:** Helpt cliënten met eigen inkomsten maar grote schulden die hun inkomsten niet kunnen beheren. De dienst beheert inkomsten en geeft een 'leefgeld'. Er wordt onderhandeld met schuldeisers. Dit is niet hetzelfde als een volmacht of lastgeving [42](#page=42).
* **Bewindvoering:** Bedoeld voor personen die wegens hun gezondheidstoestand niet in staat zijn hun vermogen te beheren (bv. psychisch zieken, demente bejaarden). De wet op 'voorlopige bewindvoering' behandelt maatregelen met betrekking tot goederen. De band tussen de beschermde persoon en de bewindvoerder moet zo persoonlijk mogelijk zijn [43](#page=43).
* **Jeugdzorg:** Het OCMW oefent voogdij uit over minderjarige kinderen die aan het OCMW zijn toevertrouwd [43](#page=43).
### 2.4 Dienstverlening
Naast het maatschappelijk werk van het OCMW, wordt dienstverlening traditioneel verdeeld onder drie vormen: het algemeen welzijnswerk (AWW), Vlaamse voorzieningen en voorzieningen voor lage inkomens [43](#page=43).
#### 2.4.1 Het algemeen welzijnswerk (AWW)
Dit omvat sociale dienst- en hulpverlening die ter beschikking staat van alle burgers wiens welzijnskansen bedreigd of verminderd worden door persoonlijke, relationele, gezins- of maatschappelijke factoren, ongeacht ideologische, filosofische of religieuze overtuiging. Het AWW richt zich op het brede publiek en bestaat uit ambulante en residentiële diensten. Er zijn drie erkende typen centra [43](#page=43):
* **Centrum voor teleonthaal:** Permanente telefonische hulpverlening, crisisopvang, informatie- en adviesverstrekking, gericht doorverwijzen en signaleren van welzijnsbehoeften. Werkt 24 uur per dag [44](#page=44).
* **Centrum voor algemeen welzijnswerk in het kader van de ziekenfondsen:** Speelt een belangrijke rol in de aanvraag van tegemoetkomingen buiten de bevoegdheid van het ziekenfonds. Vaak is de dienst maatschappelijk werk van de mutualiteit het centrale aanspreekpunt [45](#page=45).
* **Te bespreken onderwerpen:** SIS-kaart en kleefbriefje, ondersteuning thuiszorg (uitleendienst, personenalarm, patiëntenvervoer) [45](#page=45).
###### De SIS kaart en het kleefbriefje
* **SIS kaart (Sociaal Informatie Systeem):** Bevat gegevens over sociale zekerheid, bruikbaar voor verschillende instanties, met name ziekenfondsen. Dient voorgelegd te worden bij aankoop van terugbetaalbare geneesmiddelen, opname in ziekenhuis, en bij elk contact met het ziekenfonds. Zichtbare gegevens zijn naam, voornamen, geboortedatum, geslacht, rijksregisternummer, kaartnummer en geldigheidsduur (10 jaar). Beschermde gegevens op de chip bevatten het nummer van het ziekenfonds, aansluitingsnummer, recht op gezondheidszorg en recht op terugbetaling derde betaler. **Medische gegevens zijn NIET opgeslagen** [46](#page=46).
* **Evolutie SIS-kaart:** De SIS-kaart verdwijnt tegen 1 januari 2014 en wordt geïntegreerd in de identiteitskaart (eID), die ook dienst zal doen als gezondheidskaart. Gegevens worden niet op de kaart zelf opgeslagen, maar via een beveiligd netwerk. Sinds 1 januari 2014 worden geen SIS-kaarten meer uitgereikt; eID kan gebruikt worden naast de SIS-kaart tijdens een overgangsperiode. Vanaf 2014 worden gratis ISI+kaarten uitgereikt voor personen zonder identiteitsbewijs (kinderen jonger dan 12, grensarbeiders, vreemdelingen, buitenlandse gepensioneerden) [47](#page=47).
* **Het kleefbriefje:** Blijft in gebruik en moet bevestigd worden op documenten bestemd voor het ziekenfonds. Bevat codes die informatie verschaffen over mutualiteit, afdeling, aard van verzekerbaarheid, naam en adres [47](#page=47) [48](#page=48).
###### Katzschaal en BEL profiel overstap naar BelRAI
De Katzschaal is een instrument om de zorgbehoeftigheid van bejaarde patiënten in kaart te brengen, gericht op fysieke (wassen, kleden, verplaatsen, toiletbezoek, incontinentie, eten) en later ook psychische (desoriëntatie, rusteloos gedrag) en sociale variabelen. De score op fysieke karakteristieken varieert van 1 (volledig zelfredzaam) tot 4 (volledig hulpbehoevend). De schaal houdt rekening met sociale variabelen zoals de aanwezigheid van een mantelzorger, woonsituatie en comfort. Verzwarende factoren (geldproblemen, drankzucht, depressie) en uitlokkende factoren (sterfgeval partner) worden ook in overweging genomen. De IADL-schaal (Instrumentele Activiteiten Dagelijks Leven) breidt de ADL-schaal uit met items zoals boodschappen doen en koken. Het BEL profiel, ingevuld door maatschappelijk werkers, wordt gebruikt bij aanvragen voor de Vlaamse Zorgverzekering of tegemoetkoming hulp aan bejaarden [48](#page=48) [49](#page=49).
* **Kritiek op de Katzschaal:** Beïnvloed door de invuller, het tijdstip en de nauwgezetheid; moet meerdere keren ingevuld worden; houdt soms te weinig rekening met dementie en depressie [50](#page=50).
###### Ondersteuning thuiszorg
* **Uitleendiensten:** Voor verzorgingsmateriaal zoals hospitaalbedden, rolstoelen, aerosol apparaten. Men kan contact opnemen met de mutualiteit, het Rode Kruis Vlaanderen, Witgele Kruis, of het Vlaamse Kruis. Bij het lenen van een ziekenhuisbed is het belangrijk om bijhorigheden op voorhand te bepalen. Toiletstoelen worden om hygiënische redenen niet altijd uitgeleend [50](#page=50).
* **Personenalarm:** Een alarmeringssysteem met een zender die via de telefoon verbonden is met een centrale. Bij het indrukken van een knop wordt een alarmsignaal verzonden. De aanvraag gebeurt via de huisarts of behandelende geneesheer, met een verklaring van de aanvraag, en vervolgens contact met de dienst maatschappelijk werk van de mutualiteit of het OCMW. De kostprijs en beschikbaarheid variëren [51](#page=51).
* **Autonoom centrum voor algemeen welzijnswerk (CAW):** Organiseert dienst- en hulpverlenende activiteiten gericht op het detecteren, voorkomen, verminderen, signaleren en oplossen van factoren die welzijnskansen bedreigen. Biedt laagdrempelig onthaal, informatie en advies, eerste opvang, begeleiding en nazorg. De eerstelijnhulp van een CAW is aanvullend/complementair aan de lokale dienstverlening van het OCMW. De CAW's hebben een semi-privé karakter en zijn onafhankelijk van de staat [52](#page=52) [53](#page=53).
#### 2.4.2 Vlaamse welzijnsvoorzieningen
Het aanbod van hulp- en dienstverlening in de welzijnssector in Vlaanderen is zeer uitgebreid, maar ook versnipperd en onoverzichtelijk. Dit kan leiden tot overlappende dienstverlening en concurrentie [54](#page=54).
##### Vlaams agentschap Zorg & Gezondheid
Dit agentschap subsidieert en reglementeert diverse zorg- en gezondheidsvoorzieningen. Op hun website is een overzicht te vinden van zorg- en gezondheidsvoorzieningen per regio. Sectoren die onder hun bevoegdheid vallen zijn: preventieve zorg, thuiszorg, residentiële ouderenzorg, geestelijke gezondheidszorg, patiëntenorganisaties, palliatieve zorg [55](#page=55).
###### Thuiszorg
Het doel van thuiszorg is dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen en verzorgd kunnen worden. Dit omvat hulp bij het huishouden, lichaamsverzorging en verpleegkundige zorg. Thuiszorg vormt samen met ouderenzorg "woonzorg" [55](#page=55).
* **Mantelzorg:** Zorg die vrijwillig en onbetaald wordt verleend aan mensen met beperkingen. Ondersteuning richt zich op het verminderen van belasting en het versterken van wat goed gaat [56](#page=56).
* **Signalen van overbelasting mantelzorger:** Psychische klachten (stress, prikkelbaarheid), lichamelijke klachten (hoofdpijn, buikpijn) en overige signalen (verwaarlozing cliënt, verslonzing huishouden) [56](#page=56).
* **Caregiver Strain Index (CSI):** Een vragenlijst om overbelasting door mantelzorg te meten [56](#page=56).
* **Diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg:**
* **Gezinszorg:** Persoonsverzorging, hulp in het huishouden, psychosociale en pedagogische ondersteuning, beperkte hulp bij schoonmaken [57](#page=57).
* **Aanvullende thuiszorg:** Schoonmaak, oppashulp, hulp bij kleine karweitjes [57](#page=57).
* **Doelgroep:** Iedereen die thuis hulp nodig heeft, zoals ouderen die zelfstandig willen blijven, zieken na ontslag uit ziekenhuis, mantelzorgers van personen met een handicap, gezinnen met een pasgeboren baby. Na een sociaal onderzoek wordt de benodigde hulp bepaald [58](#page=58).
* **Kosten:** Gebruikersbijdrage per uur gezinszorg met een verplicht berekeningssysteem. Voor aanvullende thuiszorg bepaalt elke dienst zelf de bijdrage op basis van inkomen en gezinssamenstelling [58](#page=58).
* **Diensten voor logistieke hulp:** Bieden hulp bij schoonmaken en kleine karweitjes. Kan ook terecht bij diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg [58](#page=58).
* **Diensten voor gastopvang:** Gastgezinnen vangen zorgbehoevenden op overdag, 's nachts of gedurende een aantal dagen. Dit is een aanvulling op professionele hulp, vrijwilligers en mantelzorgers. Doelgroep zijn voornamelijk ouderen die (re)activatie, verzorging, gezelschap, toezicht en/of begeleiding nodig hebben. Men betaalt een onkostenvergoeding aan de dienst [59](#page=59).
* **Diensten voor oppashulp:** Organiseert oppashulp door vrijwilligers overdag of 's nachts voor gezelschap, toezicht of ter ondersteuning van mantelzorg. Kostprijs is maximaal 2,71 euro per uur [59](#page=59) [60](#page=60).
* **Diensten voor thuisverpleging:** Garandeert kwaliteit, samenwerking en continuïteit van thuisverplegers. Biedt medicatie toediening, wondverzorging, palliatieve zorgen, preventie, en gezondheidsvoorlichting. Gericht op personen die verpleging nodig hebben na ziekenhuisontslag of herstel van een aandoening [60](#page=60).
* **Lokale dienstencentra:** Bieden informatieve, recreatieve en vormende activiteiten, met als doel zelfredzaamheid en sociaal netwerk te versterken. Bieden ook hulp bij dagelijkse activiteiten (kapper, wassen, voetverzorging, warme maaltijden, boodschappen, buurthulp, vervoer). Hebben een preventieve functie tegen vereenzaming van ouderen [60](#page=60) [61](#page=61).
* **Regionale dienstencentra:** Bieden informatie en vorming aan ouderen, mantelzorgers en vrijwilligers. Stemmen vraag en aanbod in vrijwilligerszorg op elkaar af. Coördineren overleg tussen zorgverleners [61](#page=61).
* **Verenigingen van gebruikers en mantelzorgers:** Geven advies en informatie, komen op voor de belangen van gebruikers en mantelzorgers, en signaleren knelpunten aan de overheid [62](#page=62).
* **Samenwerkingsinitiatieven eerstelijnsgezondheidszorg (SEL):** Samenwerking tussen zorgaanbieders (gezinszorg, huisartsen, OCMW, woonzorgcentra, verpleegkundigen, CAW's) om zorgverlening rond de patiënt te verbeteren en af te stemmen op regionale behoeften [62](#page=62).
###### Residentiële ouderenzorg
Voorzieningen waar een oudere tijdelijk of permanent kan verblijven [63](#page=63).
* **Woonzorgcentra en rust- en verzorgingstehuizen (RVT):** Bieden permanente opvang en verzorging aan ouderen. Meeste WZC beschikken over 'RVT-bedden' voor zwaar zorgbehoevende ouderen. Gericht op wie echt niet meer thuis kan wonen [63](#page=63) [64](#page=64).
* **Dagverzorgingscentra (DVC):** Bieden overdag opvang en verzorging aan ouderen, nemen tijdelijk de zorg van mantelzorgers of thuisverplegers over. Niet geschikt voor wie zware medische verzorging nodig heeft [64](#page=64).
* **Dagcentrum voor palliatieve verzorging:** Biedt overdag opvang en verzorging aan palliatieve personen, zodat zij thuis kunnen blijven [64](#page=64).
* **Centra voor kortverblijf (CVK):** Bieden tijdelijk verzorging en opvang aan ouderen, dag en nacht of alleen 's nachts, voor maximaal 60 opeenvolgende dagen of 90 dagen per jaar. Biedt een adempauze voor de mantelzorger [65](#page=65).
* **Centra voor herstelverblijf:** Bieden opvang, verzorging en revalidatie aan personen die herstellen van een operatie, zware aandoening of ongeval. Maximaal 60 dagen verblijf. Toegankelijk voor alle leeftijden. Voorwaarden: geen bestendige bedrust of permanente medische begeleiding vereist; toelating van de medische adviseur van de mutualiteit [65](#page=65) [66](#page=66).
* **Serviceflats en assistentiewoningen:** Combinatie van zelfstandig wonen met permanente ondersteuning en zorg op maat. Gericht op ouderen (+65) of koppels die zelfstandig willen blijven wonen [66](#page=66).
##### Vlaams agentschap voor personen met een handicap
Dit agentschap (voorheen 'het Vlaams Fonds') streeft naar sociale integratie van personen met een handicap. Biedt hulpmiddelen, scholing, beroepsopleiding en bemiddeling voor tewerkstelling. Sinds 2001 is het Persoonlijk Assistentiebudget (PAB) een nieuwe zorgvorm [66](#page=66).
#### Sociale voorzieningen in verschillende sectoren
* **Welzijnsvoorzieningen in de gezondheidszorg:** Bijvoorbeeld gezondheidscentra, centra geestelijke gezondheidszorg, diensten verslaafdenzorg [67](#page=67).
* **Welzijnsvoorzieningen in de juridische sector:** Bijvoorbeeld sociale diensten verbonden aan rechtbanken, justitiehuizen [67](#page=67).
* **Welzijnsvoorzieningen in het onderwijs:** Bijvoorbeeld CLB, dienst maatschappelijk werk binnen bijzonder onderwijs [67](#page=67).
###### Ontslagmanagement
Een 'ontslagmanager', meestal een sociaal verpleegkundige, begeleidt patiënten en hun familie bij de voorbereiding van ontslag uit het ziekenhuis om heropname te voorkomen of uit te stellen. Ze maken contacten met huisarts en thuisverzorgers en plannen nodige tussenkomsten. Een inclusie-instrument voor 60+ patiënten brengt problemen en benodigde hulp in kaart [68](#page=68).
###### (Beknopt) overzicht van de welzijnsvoorzieningen in het kader van de gezondheidszorg
* **Preventief en informatief karakter:** Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie, Vlaamse Kankerliga, centra voor opsporing en preventie van tuberculose, GVO/informatiecentra voor gezondheidsopvoeding [68](#page=68).
* **Nadruk op verzorgen, verplegen, diagnose stellen en behandelen:** Algemene ziekenhuizen, psychiatrische ziekenhuizen, eerstelijnszorg, geriatrische zorgvoorzieningen (reeds behandeld in andere onderdelen) [68](#page=68).
* **Nadruk op psychosociale hulpverlening:** Crisisopvangcentra bieden onmiddellijke hulpverlening in acute crisissituaties. Trefpunt zelfhulp biedt begeleiding, vorming, advies en informatie aan lokale en regionale zelfhulpgroepen [69](#page=69).
* **Nadruk op re-integratie, revalidatie en resocialisatie:** Revalidatiecentra, diensten voor zelfstandig wonen (gehandicapten, mentaal gehandicapten, psychiatrische patiënten), beschutte werkplaatsen, opvangcentra voor jongeren [69](#page=69).
#### 4.4.3 Voorzieningen voor lage inkomens
* **Sociale huisvesting:** Biedt gezinnen met een laag inkomen de mogelijkheid om tegen betaalbare prijzen een aangepaste en gezonde woning te huren. Huurprijs wordt berekend op basis van inkomen. Nadeel: lange wachtlijsten [70](#page=70).
* **Dienst voor alimentatievordering (DAVO):** [70](#page=70).
* **Stookoliefonds:** Biedt personen met een laag inkomen een verwarmingstoelage ter compensatie van prijsstijgingen van huisbrandolie. Aan te vragen bij het OCMW [70](#page=70).
---
# Maatschappelijke tendensen: armoede en het moderne gezinsleven
Dit onderwerp belicht de maatschappelijke verschuivingen met betrekking tot armoede, inclusief de oorzaken en gevolgen, en analyseert de evolutie van het moderne gezinsleven en de positie van het kind daarin.
### 3.1 Armoede
Armoede is een veelvoorkomend probleem, zelfs in welvarende samenlevingen, en kent verschillende vormen en oorzaken [71](#page=71).
#### 3.1.1 Aspecten van armoede
Het begrip armoede en de definitie ervan variëren over tijd en cultuur. Beleidsmakers en onderzoekers focussen zich op de definiëring en meting van armoede, terwijl praktijkmensen de kwalitatieve aspecten van kansarmen belichten. Het 'normatieve karakter' van armoede komt tot uiting in de indeling van 'deserving' en 'non-deserving poor'. In westerse samenlevingen spreekt men van 'relatieve armoede', gedefinieerd in relatie tot het welvaartspeil van de bevolking. De oorzaken van armoede zijn niet louter individueel, maar worden ook bepaald door maatschappelijke structuren op economisch, sociaal en cultureel vlak, wat leidt tot een groeiende dualisering en kloof tussen arm en rijk (#page=71, 72). In 2009 ontving de 10% armsten 0.5% van het belastbaar netto-inkomen, terwijl de 10% rijksten 31.9% ontvingen; na belastingen daalde dit tot 0.7% en 27.5% [71](#page=71) [72](#page=72).
#### 3.1.2 Oorzaken van armoede
De oorzaken van armoede kunnen worden onderverdeeld in een individuele en een structurele dimensie. Er worden vier verklaringsmodellen onderscheiden [72](#page=72):
* **Microniveau:**
* Individueel schuldmodel: Nadruk op individuele levensloop en verantwoordelijkheid als schuld [72](#page=72).
* Individueel ongevalmodel: Nadruk op individuele levensloop als een overkomen ongeval [72](#page=72).
* **Macroniveau:**
* Maatschappelijk (structureel) ongevalmodel: Armoede als voorbijgaande 'ongevallen' in de samenleving [72](#page=72).
* Maatschappelijk (structureel) schuldmodel: Armoede veroorzaakt door de maatschappelijke structuur [72](#page=72).
Het mesoniveau beschouwt armoede als een interactie tussen individuele en structurele dimensies, bekend als de theorie van 'maatschappelijke kwetsbaarheid'. Een maatschappelijk kwetsbare persoon ervaart vooral de negatieve, sanctionerende aspecten van maatschappelijke instellingen. Dit is een gevolg van een vroeg beginnend, cumulatief proces [72](#page=72) [73](#page=73).
#### 3.1.3 Kwalitatieve benadering: armoede als multicomplexe problematiek
Armoede behelst een beperkte deelname aan maatschappelijke goederen zoals inkomen, arbeid, onderwijs, wonen, gezondheid, rechtsbedeling en cultuur, en wordt omschreven als een 'web' dat zich over verschillende domeinen verspreidt (multi-aspectualiteit). Van Regenmortel spreekt van een multicomplexe problematiek waarbij problemen zich cumuleren op de vier levensdomeinen: werken, wonen, welzijn en weten (de 4 W's). Kansenarme gezinnen zitten vaak verstrikt in een onontwarbaar web van problemen [73](#page=73).
##### 3.1.3.1 Armoede schaadt de gezondheid
Mensen onderaan de maatschappelijke ladder hebben meer kans op een slechtere gezondheid, en financiële en andere drempels bemoeilijken de toegang tot gezondheidszorg. Socio-economische verschillen zijn al zichtbaar vanaf de moederschoot, met een verhoogde kans op sterfte rond geboorte en het eerste levensjaar. Lagere sociaaleconomische groepen kampen vaker met chronische aandoeningen en handicaps. Financiële redenen leiden tot het uitstellen van gezondheidszorgen (6% van de gezinnen in Vlaanderen). De aanschaf van een aanvullende hospitalisatieverzekering is vaak geen haalbare kaart voor degenen die deze het hardst nodig hebben. Wat betreft 'sociale gezondheid', hoewel de sociale netwerken van personen in armoede niet per se kleiner zijn, is de kwaliteit ervan lager, waardoor er minder hulp te verwachten is van familie of omgeving. Mensen in armoede ervaren ook vaker eenzaamheid en minder informele hulp of mantelzorg. Er is een complex verband tussen depressie en armoede, maar armen zijn ondervertegenwoordigd in de ambulante gezondheidszorg. Specifieke bevolkingsgroepen zoals etnische minderheden, mensen zonder papieren en thuislozen hebben vaak een onrustwekkende gezondheidstoestand [73](#page=73) [74](#page=74).
##### 3.1.3.2 Armoede en arbeid
Arbeid wordt gezien als een weg uit armoede, maar deze is bezaaid met hindernissen. Een job beschermt niet altijd tegen armoede; 4-6% van de werkende bevolking is arm door te laag loon, flexibele uren of een te groot huishouden ten opzichte van het loon. Er zijn twee valkuilen in het discours rond werk en armoede [74](#page=74):
* **De snel-werk-valkuil:** Negeert de noodzaak van welzijn en welbevinden als basisvoorwaarde voor deelname aan activeringsprojecten. Pleit voor arbeidstrajecten (voortrajecten) gericht op het versterken van zelfvertrouwen en het oplossen van concrete armoededrempels zoals huisvesting en schuldbemiddeling (#page=74, 75). Generatiearmen hebben trajecten op maat, aangepast tempo en nazorg nodig [74](#page=74) [75](#page=75).
* **De rechten en plichten valkuil:** Overmatige nadruk op plichten creëert een beeld van schorsingsmechanismen en een gevoel van gebrek aan keuze, waarbij men enkel in aanmerking komt voor minder wenselijke banen ('Big Mac'-jobs) [75](#page=75).
Om arbeid als hefboom te gebruiken, hebben armen ook het recht op arbeid [75](#page=75).
##### 3.1.3.3 Onderwijs
Het Vlaamse onderwijs scoort over het algemeen goed, maar kent een grote ongelijkheid. Kinderen uit zwakkere sociale klassen worden vaak weg geselecteerd, wat hun kansen na het secundair onderwijs beperkt. Uitsluiting en achterstand beginnen al vóór de schoolgaande leeftijd en worden versterkt door de schoolloopbaan. Armen belanden in een 'waterval', met een hoger percentage (23%) dat arm is tegenover laagopgeleiden (4%). Vooral het eerste leerjaar vormt een struikelblok, leidend tot doorverwijzing naar buitengewoon onderwijs, waarvan het aandeel sinds 2006-2007 (6.5%) gestegen is [75](#page=75).
##### 3.1.3.4 Wonen
Veel mensen zijn aangewezen op de private huurmarkt door een beperkt sociaal huuraanbod (5.2% van de totale Vlaamse huurmarkt) en lange wachtlijsten. Slechte woonsituaties hebben negatieve gevolgen voor gezondheid, onderwijsprestaties en gezinsrelaties. Kwaliteitsvolle en betaalbare woningen zijn voor velen onbereikbaar, en gezinnen besteden een steeds groter deel van hun inkomen aan woonkosten [76](#page=76).
##### 3.1.3.5 Cultuur
Armen zijn ondervertegenwoordigd bij zowel elitaire als populaire cultuurvormen, zoals bioscoopbezoek en festivals [76](#page=76).
##### 3.1.3.6 Financiële stress
Dit omvat betalingsproblemen voor regelmatige kosten (belastingen, nutsvoorzieningen, leningen) en onregelmatige betalingen (gezondheidskosten, boetes). Bijna de helft van de arme huishoudens heeft moeite met onregelmatige betalingen. 40% van de armen ondervindt moeilijkheden met het betalen van hypotheek of huur, tegenover 0.5% van de niet-armen [76](#page=76).
##### 3.1.3.7 Omgevingsproblemen
Meer dan de helft van de armen rapporteert hinder te ondervinden van criminaliteit of vandalisme in de directe omgeving, tegenover 12% van de niet-arme huishoudens [76](#page=76).
##### 3.1.3.8 Psychologische aspecten van armoede
Het is cruciaal de heterogeniteit onder kansarmen te erkennen. Van Regenmortel benadrukt de 'overlevingsenergie' van kansarmen. Negatieve etikettering van kansarmen ('onaangepaste', 'ongemotiveerde') behoeft nuance en context. Volgens sociaal psychiater Jenner bestaat de ongemotiveerde cliënt niet; de kunst van hulpverlening is uitzoeken waartoe cliënten gemotiveerd zijn. Het loslaten van negatief denken over armen voorkomt schuldinductie [76](#page=76) [77](#page=77).
#### 3.1.4 Kenmerken van kansarmen volgens het theoretisch kader van maatzorg
Van Regenmortel bundelt kenmerken van kansarmen in een systeemtheoretisch kader voor maatzorg, wat helpt bij het afstemmen van hulpverlening en het evalueren van eigen functioneren. Ondanks heterogeniteit zijn er gemeenschappelijke kenmerken [77](#page=77):
* **Multi-complexe problematiek:** (Zie supra)
* **Gevoelens van machteloosheid:** Veroorzaakt door externe beheersingsoriëntatie, een conformistische waardenoriëntatie, eerder autoritaire opvoedingsstijl en een gevolgenmoraal. Minder stimulansen voor socio-economische ontwikkeling van kinderen [77](#page=77).
* **Gevoelens van wantrouwen:** Vaak door gebrek aan warme en hechte vertrouwensfiguren in de kindertijd, wat de ontwikkeling van basisveiligheid en vertrouwen belemmert [77](#page=77).
* **Gestoorde communicatie:** Door een andere taal en gedrag, met nadruk op geluidsvolume en lichaamstaal, wat leidt tot snelle escalaties van emoties en botsingen met de maatschappij [78](#page=78).
* **Verbintenisproblematiek als centraal kenmerk:** Deze leidt tot stoornissen in de verbintenis met zichzelf (apathy-futility syndroom, sociale afhankelijkheden), met anderen (ambivalente gevoelens, sociaal isolement), met de maatschappij (ervaren als vijandig, negatieve sanctionering, minder profiteren van positief aanbod) en met de toekomst (gevoelens van schaamte, vernedering, gebrek aan hoop en motivatie tot verandering). Het hebben van een verbintenis is belangrijk, maar het ontbreken ervan kan ook een 'bevrijdend' psychologisch effect hebben, zij het met een belemmering voor verandering [78](#page=78).
Hulpverlening aan kansarmen verloopt volgens methodieken als maatzorg en empowerment, die hier niet verder worden behandeld [79](#page=79).
#### 3.1.5 ‘Gekleurde’ armoede
Gordon introduceert de term 'ethnic reality' voor de leefwereld van minderheidsgroepen, die het microniveau van levensverhalen verbindt met het macroniveau van de samenleving. Uit onderzoek blijkt dat alle groepen met een niet-Belgische herkomst een hoger risico lopen op inkomensarmoede (ongeveer de helft). Naast gemeenschappelijke problemen met autochtone armen, zijn er specifieke kenmerken. Eerstegeneratiemigranten hanteren vaak nog de socio-economische omstandigheden van hun land van herkomst als referentiekader, waardoor de feitelijke moeilijke omstandigheden minder acuut worden ervaren dan door autochtone armen en migranten van de tweede en derde generatie. Bij 'gekleurde armoede' ontbreekt vaak niet alleen economisch kapitaal, maar ook sociaal en cultureel kapitaal. Sociaal kapitaal verwijst naar hulpbronnen uit netwerken, terwijl cultureel kapitaal verwijst naar opleiding, cognitieve vaardigheden en culturele kennis. De migratiesituatie zorgt ervoor dat cultureel kapitaal minder 'werkt' in de nieuwe omgeving, en de weg vinden in het doolhof van voorzieningen, mede door gebrekkige kennis van het Nederlands, is een struikelblok (#page=79, 80) [79](#page=79) [80](#page=80).
#### 3.1.6 Is armoede vrouwelijk?
Risicofactoren voor bestaansonzekerheid en armoede bij vrouwen omvatten scheiding, economische afhankelijkheid, lage scholing, langdurige werkloosheid, schulden en hoge leeftijd. Vrouwen cumuleren achterstandskenmerken, wat hun bestaansonzekerheid vergroot. Alleenstaande moeders vormen ruim 80% van de éénoudergezinnen en lopen een hoog risico op armoede door de combinatie van éénouderproblemen, de zwakkere sociaaleconomische positie van vrouwen en ontoereikende sociale beschermingsmaatregelen (onbetaalde zorgarbeid, beperkte compensatie voor kinderkosten). Thuisblijvende gehuwde vrouwen zonder eigen inkomen of uitkering vormen een grotere, verborgen groep, vooral onder laaggeschoolde vrouwen met meerdere kinderen, waarbij de voordelen van beroepsactiviteit niet opwegen tegen de cumulatie van werk en zorgtaken. Oudere alleenstaande vrouwen worden benadeeld door een op inkomsten gebaseerd pensioenstelsel, wat resulteert in een pensioen dat nauwelijks het wettelijke minimum bereikt [80](#page=80).
#### 3.1.7 Kwantitatieve benadering: cijfers en beleid
De EU-norm definieert armoede als huishoudens met een beschikbaar inkomen kleiner dan de helft van het gemiddelde inkomen. In 2011 leefde 15.3% van de Belgen onder de Europese armoedegrens (lager dan 1.000 euro per maand voor een alleenstaande). Het leefloon ligt altijd onder deze grens. Het armoederisico verschilt per regio: 9.8% in Vlaanderen versus 19.2% in Wallonië. Kwetsbare groepen zoals thuislozen, slachtoffers van gezinsgeweld, personen met een mentale beperking en verslaafden lopen een verhoogd risico. Het armoederisico is groter voor vrouwen (16%) dan voor mannen (14.6%). Vooral jongeren (18.5%) en 65-plussers (20.2%) kampen met een verhoogd risico, met aanzienlijke regionale verschillen (bv. 21.9% van de 16- tot 24-jarigen in Wallonië versus 6.4% in Vlaanderen). Eénoudergezinnen (38.5%) en werklozen (37.8%) lopen het hoogste risico. Laagopgeleiden hebben een sterk verhoogd armoederisico (25.4%) vergeleken met hoogopgeleiden (7.2%) [80](#page=80) [81](#page=81).
De armoedebarometer, gebaseerd op 15 indicatoren (waaronder toegang tot gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting en participatie), meet de evolutie van armoede en informeert overheden voor beleidsmaatregelen [81](#page=81).
#### 3.1.8 De wettelijke armoedegrens
De wetgever bepaalt een armoedegrens die het moeilijk maakt een bestaanszeker leven op te bouwen of zich maatschappelijk te integreren. Deze grens is politiek bepaald. Wettelijke mogelijkheden omvatten [82](#page=82):
* Recht op maatschappelijke integratie (leefloon en/of tewerkstelling via artikel 60) verleend door het OCMW [82](#page=82).
* Gewaarborgde gezinsbijslag ('restregeling') [82](#page=82).
* Gewaarborgd inkomen voor bejaarden (GIB) of inkomensgarantie voor ouderen (IGO) [82](#page=82).
* Tegemoetkoming aan personen met een handicap (TAPH) en tegemoetkoming hulp aan bejaarden (THAB), waarbij het aantal ontvangers de laatste jaren significant is toegenomen [82](#page=82).
### 3.4 Het moderne gezinsleven
Het moderne gezinsleven kent diverse vormen en structuren, gekenmerkt door veranderende gezinsmodellen, een dalend geboortecijfer en toenemende echtscheidingen [82](#page=82).
#### 3.4.1 De plaats van het kind in de huidige samenleving
Cijfergegevens van Kind & Gezin bieden inzichten in de positie van het kind [83](#page=83).
#### 3.4.2 De gezinnen van jonge kinderen: divers!
De gezinscontext van jonge kinderen in Vlaanderen is divers, met verschillende gezinsvormen waarin kinderen opgroeien [83](#page=83).
#### 3.4.3 Gezinstypologie van Olson
Olson onderscheidt gezinstypen op een glijdende schaal tussen het 'los-zandgezin' en het 'kluwengezin', gebaseerd op mate van emotionele verbondenheid en individuele autonomie [83](#page=83).
* **Kluwengezin:** Zeer hecht, gezinsleden doen alles samen, weinig ruimte voor individuele interesses, groepsbelang primeert. Gevaar voor verstikking van het kind en onvoldoende ontplooiing van identiteit (#page=83, 84) [83](#page=83) [84](#page=84).
* **Los-zandgezin:** Gezinsleden leven langs elkaar heen, weinig structuur, 'ieder voor zich'. Geen veilige haven voor het kind, gebrek aan vertrouwen en oppervlakkige contacten (#page=83, 84) [83](#page=83) [84](#page=84).
Zowel extreme hechting als extreme afstandelijkheid is ongezond voor de ontwikkeling van een kind. Een gezond gezin biedt warme aandacht en ruimte voor individuele groei, en bevindt zich ergens midden op de schaal [84](#page=84).
#### 3.4.4 Het gezinstype dat combineert
Mannen promoten vaak een evenwichtig combinatiemodel, terwijl vrouwen een voorkeur geven aan een ongelijke verdeling van taken, waarbij zij een minder belastende baan hebben en het grootste deel van het huishouden op zich nemen. Wetenschappelijke cijfers tonen echter aan dat de kloof in tijdsbesteding tussen mannen en vrouwen blijft bestaan, met mannen die gemiddeld minder huishoudelijk werk verrichten. Vrouwen geven realistischere antwoorden, aangezien ze de moeilijkheid van het combineren van werk en gezin ervaren. De vraag of dit een vrije keuze is, wordt bekritiseerd wanneer er geen keuze is tussen een dubbele dagtaak of enkel het huishouden. Een echte vrije keuze zou pas mogelijk zijn met gelijke loopbaanmogelijkheden, eerlijke taakverdeling in het huishouden, betaalbare kinderopvang, gelijke beloning en een gezinsvriendelijke bedrijfscultuur (#page=84, 85) [84](#page=84) [85](#page=85).
#### 3.4.5 Traditioneel en modern gezin
Er is een differentiatie gegroeid tussen het pre-industriële en het hedendaagse gezin. Het pre-industriële gezin functioneerde als een kleine onderneming met gedeeltelijke zelfvoorziening, waarin relaties tussen ouders en kinderen koeler waren, aangezien vader de 'werkgever' was en het gezin een interactiekader voor productie. Dit verschilt sterk van het hedendaagse gezin [85](#page=85).
Elchardus, Spruyt en Vanroelen wijzen op het gevaar van idealisering van het traditionele gezin, dat gekenmerkt werd door het gezamenlijke leven van meerdere generaties en het ontbreken van echtscheiding, maar ook door hoge percentages dienstpersoneel met weinig kansen en een lage levensverwachting, wat leidde tot veel weeskinderen en onaanvaardbare leef- en werkomstandigheden [85](#page=85).
Het contrast met het moderne gezin ligt in een veranderd interactiepatroon. Het gezin speelt een geringe rol in de opleiding en opvoeding van kinderen, deze functies worden gedeeld met scholen en specialisten. Het gezin produceert weinig consumptiegoederen meer, en functies zijn verschoven naar organisaties als scholen, ziekenhuizen, fabrieken, etc. (#page=85, 86). Het gezin heeft grotendeels zijn economisch-productieve, verzorgende functie en onderwijstaak verloren, wat leidt tot een omwenteling in de interacties tussen gezinsleden. Een optimistische visie ziet de voordelen van specialisatie en het gezin als specialist in de 'koesterfunctie', terwijl sceptici vrezen dat het gezin door functieverlies onvoldoende bescherming kan bieden in een 'harde' wereld. Twee belangrijke specifieke gevolgen zijn de verandering van liefde en de betekenis van kinderen [85](#page=85) [86](#page=86).
##### 3.4.5.1 Liefde en het romantisch huwelijk
Door de differentiatie van het gezin is de basis van het huwelijk veranderd van praktische en materiële redenen naar liefde. Het 'romantisch huwelijk', ontstaan vanaf de 18e eeuw, is een moderne ontwikkeling die niet alleen de ontstaansreden, maar ook de relaties tussen partners, verkering en seksueel gedrag beïnvloedt. Gellner beschrijft een 'nieuw soort liefde' als een plotselinge, onweerstaanbare verliefdheid die een huwelijk of cohabitatie onvermijdelijk maakt. De relatie tot de ander wordt beschouwd als een voorwaarde om zichzelf te ontdekken en ontplooien, waarbij liefde, huwelijk en seks samenvallen (#page=86, 87). Dit breekt met de Victoriaanse moraal die liefde zag als geestesverwantschap en seks beperkte tot het huwelijk. In de jaren 60 en 70 groeide de norm dat seks, los van liefde, een recht en vorm van zelfexpressie is [86](#page=86) [87](#page=87).
Het romantisch huwelijk kent ook neveneffecten, zoals het groeiende aantal echtscheidingen. Van een huwelijk gebaseerd op overweldigende emotie wordt verwacht dat het zinvol blijft zolang partners emotioneel en seksueel bevredigd zijn. Afnemende of veranderende emoties kunnen het huwelijk in vraag stellen. De economische onafhankelijkheid van de buitenshuis werkende vrouw heeft ook bijgedragen aan het verhoogde aantal echtscheidingen. Vrouwen accepteren niet langer geweld, overspel of gevoelloosheid, mede omdat ze economisch en sociaal niet langer gedwongen worden [87](#page=87).
Dirk De Wachter pleit in 'Liefde, een onmogelijk verlangen' voor de 'gewonigheid' van liefde, relatie en leven als alternatief voor de hyperromantische liefde die te hoge verwachtingen stelt [87](#page=87).
Kinderen kunnen de prijs van de huwelijksmoraal betalen, met een groeiend aantal kinderen dat in twee gezinnen of in een éénoudergezin leeft. De emotionele revolutie vraagt nog steeds om innovaties en aanpassingen. Hoewel er geen eenduidig antwoord is op de gevolgen van echtscheiding voor kinderen, blijken gescheiden ouders en hun kinderen minder goed te scoren op welbevinden en welzijn. Vooral de economische situatie van de vrouw kan negatieve gevolgen ondervinden na een echtscheiding. Factoren zoals hoger onderwijs, hogere sociaaleconomische positie, het vinden van een nieuwe levensgezel en een ondersteunende omgeving helpen om een scheiding sneller te boven te komen [87](#page=87) [88](#page=88).
##### 3.4.5.2 De betekenis van kinderen
Zolang het gezin een economische taak had, hadden kinderen een duidelijke economische betekenis. Met de afname van kinderarbeid tussen 1870 en 1930, mede door de leerplicht, veranderde de betekenis van kinderen. De middenklasse verzette zich als eerste tegen kinderarbeid, waarbij gezin en werk gescheiden waren en het inkomen van kinderen geen noodzaak meer was. Liefde voor kinderen en kinderarbeid werden als tegenstrijdig beschouwd. In de tweede helft van de 20e eeuw verspreidde de nieuwe betekenis van kinderen zich over alle bevolkingslagen: kinderen worden niet langer als economisch nuttig beschouwd, maar als 'het voorwerp van affectie' (de koesterfunctie). Dit wordt de 'sacralisering van het kind' genoemd [88](#page=88).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Term | Definitie |
| Nachtwakersstaat | Een staat waarin de overheid zich zo min mogelijk bemoeit met de burgers en zich voornamelijk beperkt tot het garanderen van de veiligheid en het handhaven van de rechtsorde door middel van politie en leger. |
| Verzorgingsstaat | Een staat die de primaire verantwoordelijkheid draagt voor het welzijn van zijn burgers op gebieden zoals gezondheidszorg, onderwijs, werkgelegenheid en sociale zekerheid, waarbij veel zaken door de overheid gereguleerd worden. |
| Industriële Revolutie | Een periode van ingrijpende economische en technologische veranderingen, gekenmerkt door de intrede van machines zoals de stoommachine, wat leidde tot nieuwe productieprocessen en de opkomst van fabrieken. |
| Landbouwcrises | Periodes van ernstige economische neergang in de landbouwsector, die vaak leidden tot armoede, migratie naar steden en toenemende sociale onzekerheid voor de landarbeiders. |
| Huisnijverheid | Productiewerk dat thuis werd uitgevoerd, vaak als aanvulling op het inkomen uit landarbeid of kleine pacht, en dat sterk werd beïnvloed door de opkomst van industriële productie. |
| Maatschappijen van Onderlinge Bijstand | Vroege vormen van solidariteitskassen opgericht door arbeiders om elkaar financieel te ondersteunen bij tegenslag, vaak met een christelijk-neutrale of socialistische inspiratie. |
| Coöperatieve bedrijven | Bedrijven die in handen zijn van hun leden en die vaak zijn opgericht om basisbehoeften, zoals voeding, op een betaalbare manier te voorzien. |
| Algemene Lijfrentekas | Een instelling, opgericht door de overheid, waar mensen konden sparen voor een pensioen, maar waarbij noch de overheid noch de werkgevers bijdroegen. |
| Parlementaire Commissie van den Arbeid | Een commissie opgericht na sociale onrust om de sociale toestand van arbeiders te onderzoeken en aanbevelingen te doen voor verbeteringen. |
| Algemeen Meervoudig Stemrecht | Een kiesstelsel dat mannen stemrecht gaf, maar waarbij personen die voldoende belasting betaalden en/of een diploma hoger onderwijs hadden, extra stemmen kregen. |
| Encycliek Rerum Novarum | Een pauselijke brief uit 1891 die de organisatie van arbeiders rechtvaardigde en een belangrijke steun betekende voor progressieve katholieken. |
| Arbeidsongevallenverzekering | Een verplichte verzekering die werknemers beschermt tegen de financiële gevolgen van arbeidsongevallen. |
| Werkloosheidskassen | Fondsen, vaak opgericht door vakbonden, die uitkeringen verstrekken aan werklozen, ondersteund door subsidies van de overheid. |
| Algemeen Enkelvoudig Stemrecht | Een kiesstelsel waarbij elke man één stem heeft, wat leidde tot een toegenomen politieke invloed van de arbeidersbeweging. |
| Paritaire comités | Overlegorganen waarin vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers samenkomen om arbeidsvoorwaarden en andere sociaaleconomische kwesties te bespreken. |
| Nationale Arbeidsconferentie (NAC) | Een gestructureerd overleg tussen de overheid, vakbonden en werkgevers om belangrijke sociaaleconomische kwesties te bespreken, zoals de staking van 1936. |
| Nationale Arbeidsraad (NAR) | De opvolger van de Nationale Arbeidsconferentie, waarin alleen de sociale partners (vakbonden en werkgevers) samenkomen. |
| Sociaal Pact | Een overeenkomst gesloten tijdens de Tweede Wereldoorlog tussen werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers over de naoorlogse sociale zekerheid. |
| Besluitwet op de Maatschappelijke Zekerheid | Een wet uitgevaardigd in 1944 die de fundamenten legde voor het moderne sociale zekerheidsstelsel in België. |
| RMZ (Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid) | De voorloper van de RSZ, verantwoordelijk voor de centrale inning van sociale zekerheidsbijdragen. |
| RSZ (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid) | De overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de inning van sociale zekerheidsbijdragen en de verdeling ervan naar de verschillende takken van de sociale zekerheid. |
| Paritair beheer | Het beheer van instellingen van de Sociale Zekerheid door een gelijke vertegenwoordiging van werkgeversorganisaties en vakbonden. |
| Residuaire stelsels | Maatregelen van sociale bescherming die bedoeld zijn voor personen die anders uit de boot vallen, zoals tegemoetkomingen voor mindervaliden en bestaansminimumregelingen. |
| Bestaansminimum | Een wettelijk vastgesteld inkomen dat voorziet in een basisinkomen voor personen die door de mazen van het sociale zekerheidsnet vallen. |
| Bijstandsregeling | Het deel van de sociale zekerheid dat gericht is op het waarborgen van een minimuminkomen voor iedereen, ongeacht betaalde bijdragen, en gebaseerd is op bestaansmiddelenonderzoek. |
| Verzekeringsprincipe | Een principe binnen de sociale zekerheid waarbij er een verband bestaat tussen de betaalde premie en het recht op een uitkering, vergelijkbaar met een klassieke verzekering. |
| Solidariteitsprincipe | Een principe binnen de sociale zekerheid dat het verzekeringsprincipe verzacht door risico's en bijdragen te spreiden over verschillende groepen, ongeacht hun individuele risico's. |
| Horizontale solidariteit | Solidariteit tussen groepen met een hoog en laag risico binnen de sociale zekerheid, waarbij iedereen ongeveer hetzelfde bijdragepercentage betaalt voor verzekering tegen risico's. |
| Verticale solidariteit | Solidariteit die de koppeling tussen loon, bijdragen en uitkeringen afzwakt door middel van vaste bedragen, gezinsmodulering, en maximum- en minimumuitkeringen. |
| Intergenerationele solidariteit | Solidariteit tussen verschillende generaties, waarbij de bijdragen van de actieve generatie worden gebruikt om de uitkeringen van de oudere generatie te financieren. |
| Nationale solidariteit | De bijdrage van de gemeenschap, via belastingen, aan de sociale zekerheid om risico's die de hele gemeenschap treffen, te dekken en het inkomen van mensen te garanderen. |
| Solidariteit tussen personen | De herverdeling van geld tussen personen die werken en personen die een uitkering ontvangen, om te voorkomen dat mensen die niet kunnen werken in armoede terechtkomen. |
| OCMW (Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn) | Instellingen die zorgdragen voor het sociaal welzijn van burgers, waaronder het verstrekken van een leefloon en andere vormen van sociale bijstand. |
| Integratiecontract | Een verplicht contract voor jongeren onder de 25 jaar die een leefloon aanvragen, gericht op maatschappelijke integratie door middel van opleiding, tewerkstelling of therapeutische hulp. |
| Sociale Huisvesting | Een systeem dat gezinnen met een laag inkomen de mogelijkheid biedt om betaalbare woningen te huren, met huurprijzen berekend op basis van inkomen. |
| Stookoliefonds | Een maatregel die personen met een laag inkomen een verwarmingstoelage toekent als compensatie voor stijgende prijzen van huisbrandolie. |
| Kansarmen | Personen die ondanks hun inspanningen moeilijk toegang hebben tot maatschappelijke goederen zoals inkomen, arbeid, onderwijs, wonen, gezondheid, rechtsbedeling en cultuur. |
| Relatieve armoede | Armoede die wordt gedefinieerd in relatie tot het welvaartspeil van de bevolking in een specifiek land of samenleving. |
| Dualisering van de samenleving | De groeiende kloof tussen arm en rijk in de samenleving, met mogelijke gevolgen voor sociale cohesie en toenemende criminaliteit. |
| Individueel schuldmodel | Een verklaring voor armoede die de nadruk legt op individuele levensloop en verantwoordelijkheid in termen van schuld. |
| Individueel ongevalmodel | Een verklaring voor armoede die de nadruk legt op individuele levensloop, maar eerder in termen van een ongeval dat het individu is overkomen. |
| Maatschappelijk (structureel) ongevalmodel | Een verklaring voor armoede die armoede ziet als voorbijgaande "ongevallen" in de samenleving. |
| Maatschappelijk (structureel) schuldmodel | Een verklaring voor armoede die armoede ziet als veroorzaakt door de structuur van de samenleving. |
| Maatschappelijke kwetsbaarheid | Een invalshoek die armoede beschouwt als een interactie tussen individuele en structurele dimensies, waarbij kwetsbare personen vaker te maken hebben met negatieve aspecten van maatschappelijke instellingen. |
| Multi-aspectualiteit van armoede | Het concept dat armoede zich uitspreidt over verschillende domeinen van het leven, zoals inkomen, arbeid, onderwijs, wonen, gezondheid, rechtsbedeling en cultuur. |
| Werkloosheidsuitkeringen | Financiële ondersteuning voor personen die werkloos zijn geworden en voldoen aan de wettelijke voorwaarden. |
| Inkomensgarantie voor ouderen (IGO) | Financiële hulp aan bejaarde personen die niet over voldoende eigen bestaansmiddelen beschikken. |
| Tegemoetkoming voor personen met een handicap (TAPH) | Financiële hulp voor personen met een handicap, die kan variëren afhankelijk van hun specifieke situatie en zorgbehoefte. |
| Vlaamse zorgverzekering | Een verplichte verzekering die een zorgvergoeding biedt voor zwaar zorgbehoevende personen, ter tegemoetkoming in niet-medische kosten. |
| Mantelzorg | De zorg die mensen vrijwillig en onbetaald verlenen aan familieleden, vrienden of kennissen met fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen. |
| Autonoom centrum voor algemeen welzijnswerk (CAW) | Een organisatie die laagdrempelige hulp en advies biedt aan personen in materiële, sociale of psychosociale nood, en maatschappelijke tekorten signaleert. |
| Algemeen Welzijnswerk (AWW) | Sociale dienst- en hulpverlening die ter beschikking staat van alle burgers wier welzijnskansen bedreigd of verminderd worden door persoonlijke, relationele, gezins- of maatschappelijke factoren. |
| Woonzorgcentra | Instellingen die permanente opvang en verzorging aanbieden aan ouderen, en die als nieuwe thuis fungeren. |
| Dagverzorgingscentra (DVC) | Centra die overdag opvang en verzorging bieden aan ouderen, ter tijdelijke ontlasting van mantelzorgers of als aanvulling op thuiszorg. |
| Centra voor kortverblijf (CVK) | Instellingen die tijdelijke verzorging en opvang aanbieden aan ouderen, als tussenstap tussen thuis wonen en een permanent verblijf in een woonzorgcentrum of assistentiewoning. |
| Centra voor herstelverblijf | Instellingen waar patiënten herstellen van een operatie, aandoening of ongeval, met opvang, verzorging en revalidatie, voordat ze naar huis kunnen. |
| Serviceflats en assistentiewoningen | Woongelegenheden waar ouderen zelfstandig wonen met de mogelijkheid tot het gebruik van gemeenschappelijke diensten en ondersteuning. |
| Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap | Een agentschap dat de sociale integratie van personen met een handicap bevordert door middel van hulpmiddelen, opleiding en tewerkstellingsbemiddeling. |
| Recht op maatschappelijke integratie | Het recht op een leefloon en/of tewerkstelling via artikel 60, verleend door het OCMW, om bestaanszekerheid en maatschappelijke integratie te waarborgen. |
| Gewaarborgde gezinsbijslag | Een "restregeling" die kinderbijslag voorziet voor kinderen die hoofdzakelijk ten laste zijn van personen met een inkomen onder een bepaalde grens. |
| Gewaarborgd inkomen voor bejaarden (GIB) / Inkomensgarantie voor ouderen (IGO) | Financiële hulp aan bejaarde personen die niet over voldoende middelen beschikken. |
| Tegemoetkoming hulp aan bejaarden (THAB) | Een tegemoetkoming die hulp biedt aan bejaarden, met een toename van het aantal ontvangers door vergrijzing en een hogere levensverwachting. |
| Snel-werk-valkuil | Een valkuil in het discours over werk en armoede waarbij te weinig aandacht wordt besteed aan de noodzaak van een minimaal welzijnsniveau als voorwaarde voor zinvolle participatie aan activeringsprojecten. |
| Rechten en plichten valkuil | Een valkuil in het discours over werk en armoede waarbij een te grote nadruk op plichten kan werken contraproductief en het gevoel kan geven dat men enkel "rest"-jobs krijgt aangeboden. |
| Ethnic reality | De leefwereld van minderheidsgroepen, die het microniveau van levensverhalen samenbrengt met het macroniveau van de samenleving. |
| Sociaal kapitaal | Het geheel van bestaande of potentiële hulpbronnen die voortvloeien uit het bezit van een netwerk van relaties. |
| Cultureel kapitaal | De som van iemands opleiding, cognitieve vaardigheden en culturele kennis. |
| Tweeverdienerschap | Een gezinssituatie waarin zowel de man als de vrouw werken, wat de gemiddelde welvaartsnorm is geworden. |
| EU-norm voor armoedegrens | Huishoudens met een beschikbaar inkomen kleiner dan de helft van het gemiddelde inkomen worden als arm beschouwd. |
| Armoedebarometer | Een instrument dat de evolutie van armoede in België meet aan de hand van 15 indicatoren, waaronder toegang tot gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting en participatie. |
| Wettelijke armoedegrens | Een door de wetgever bepaalde grens waaronder het moeilijk wordt geacht om een bestaanszeker leven op te bouwen of zich maatschappelijk te integreren. |
| Verbintenisproblematiek | Een centraal kenmerk waarmee kansarmen te maken hebben, waarbij de verbintenis met zichzelf, anderen, de maatschappij en de toekomst is verstoord. |
| Multi-complexe problematiek | Een benadering van armoede die de cumulatie van problemen op de vier levensdomeinen (werken, wonen, welzijn, weten) benadrukt. |
| Gevoelens van machteloosheid | Gevoelens die voortkomen uit externe beheersingsoriëntatie, bepaalde opvoedingsstijlen en minder stimulansen op sociaaleconomische ontwikkeling. |
| Gevoelens van wantrouwen | Gevoelens die voortkomen uit het ontbreken van warme en hechte vertrouwensfiguren in de kindertijd, wat de vorming van basisvertrouwen bemoeilijkt. |
| Gestoorde communicatie | Communicatieproblemen die voortkomen uit een andere taal en gedrag, met een nadruk op geluidsvolume en lichaamstaal, wat leidt tot conflicten met de maatschappij. |
| Sociale verzekering | Een systeem waarbij burgers zich verzekeren tegen sociale risico's door middel van bijdragen, en waarbij het verzekeringsprincipe en het solidariteitsprincipe centraal staan. |
| Bijstand | Sociale hulp die verstrekt wordt aan personen die niet kunnen voldoen aan hun basisbehoeften, en die gebaseerd is op een onderzoek naar hun bestaansmiddelen. |
| Werkloosheidsverzekering | Een tak van de sociale zekerheid die uitkeringen voorziet voor personen die hun baan verliezen, om het inkomen te vervangen. |
| Ziekte- en invaliditeitsverzekering | Een tak van de sociale zekerheid die financiële tegemoetkomingen biedt bij ziekte en invaliditeit, en die de kosten voor gezondheidszorgen dekt. |
| Pensioenverzekering | Een tak van de sociale zekerheid die een vervangingsinkomen voorziet voor werknemers na het einde van hun loopbaan. |
| Gezinsbijslagen | Financiële tegemoetkomingen voor gezinnen met kinderen, bedoeld om de kosten van opvoeding en verzorging te ondersteunen. |
| Beroepsziektenverzekering | Een verzekering die bescherming biedt tegen ziekten die veroorzaakt zijn door het uitoefenen van een bepaald beroep. |
| Moederschapsverzekering | Een verzekering die uitkeringen voorziet voor werkneemsters tijdens zwangerschap, bevalling en na de bevalling (moederschapsrust). |
| Vaderschapsverlof | Een verlof dat vaders recht geeft op een aantal dagen afwezigheid van het werk bij de geboorte van een kind. |
| Sociaal statuut van de zelfstandige | Een specifiek socialezekerheidsstelsel voor zelfstandigen, met verplichtingen zoals aansluiting bij een sociaal verzekeringsfonds en betaling van sociale bijdragen. |
| Regelingen voor overheidspersoneel | Specifieke sociale zekerheidsregelingen die van toepassing zijn op personeel werkzaam bij overheidsinstanties. |
| Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid | Een centrale databank die informatie uitwisselt tussen verschillende sociale zekerheidsinstellingen, om administratieve procedures te vereenvoudigen en verzekerden te identificeren. |
| Rijksregister (RR) | Een officiële gegevensbank die informatie bevat over alle personen die in het bevolkingsregister zijn ingeschreven. |
| SIS-kaart (Sociaal Informatie Systeem) | Een kaart die gegevens bevat over de sociale zekerheid en gebruikt wordt bij contacten met verschillende instanties, met name ziekenfondsen. |
| Kleefbriefje | Een document dat wordt bevestigd op documenten bestemd voor het ziekenfonds en dat informatie bevat over de mutualiteit en de aard van de verzekerbaarheid. |
| Katzschaal | Een objectief instrument om de graad van zorgbehoeftigheid van bejaarden in kaart te brengen, rekening houdend met fysieke, psychische en sociale variabelen. |
| BelRAI | Een instrument voor de evaluatie van zorgbehoeftigheid, dat onder andere het BEL profiel omvat en gebruikt wordt voor het bepalen van zorg. |
| Instrumentele activiteiten dagelijks leven (IADL) schaal | Een uitbreiding van de ADL-schaal die naast basale activiteiten ook instrumentele activiteiten zoals boodschappen doen en koken omvat, gebruikt om de graad van invaliditeit te bepalen. |
| Woonzorg | Een overkoepelend begrip dat zowel thuiszorg als ouderenzorg omvat, gericht op het bieden van zorg aan huis of in een thuisvervangend milieu. |
| Zorgkassen | Instellingen die de Vlaamse zorgverzekering uitvoeren en waar men zich kan aansluiten om een zorgpremie te betalen. |
| Lokale dienstencentra | Centra die informatieve, recreatieve en vormende activiteiten aanbieden aan ouderen om hun zelfredzaamheid en sociaal netwerk te versterken, en ook hulp bieden bij dagelijkse activiteiten. |
| Regionale dienstencentra | Centra die informatie en vorming aanbieden aan ouderen, mantelzorgers en vrijwilligers, en die overleg coördineren tussen verschillende zorgverleners. |
| Verbondenheidsproblematiek | Een centraal kenmerk van kansarmen, waarbij de verbintenis met zichzelf, anderen, de maatschappij en de toekomst verstoord is. |
| Maatzorg | Een methodiek van hulpverlening die de hulp afstemt op de specifieke behoeften en situatie van de cliënt. |
| Empowerment | Een benadering binnen hulpverlening die gericht is op het versterken van de zelfredzaamheid en het bevorderen van eigen regie bij cliënten. |
| Gekleurde armoede | Armoede bij personen van niet-Belgische herkomst, die gekenmerkt wordt door een groter risico op inkomensarmoede en vaak een tekort aan economisch, sociaal en cultureel kapitaal. |
| Werkzame vrouwen | Een term die vaak gebruikt wordt om de specifieke uitdagingen en achterstanden van vrouwen op de arbeidsmarkt en binnen het gezin te belichten, wat kan leiden tot grotere bestaansonzekerheid. |
| Decenniumdoelen | Landelijke doelen die gesteld zijn om armoede en sociale ongelijkheid te bestrijden, en die worden gemonitord door middel van de armoedebarometer. |
| Recht op dringend medische hulp | Het recht op onmiddellijke medische verzorging voor iedereen, inclusief mensen zonder papieren, waarbij de federale overheid de kosten 100% terugbetaalt aan de OCMW's. |
| Sociale tewerkstelling (artikel 60) | Een vorm van tewerkstelling aangeboden door het OCMW om cliënten te helpen recht te krijgen op sociale uitkeringen, hun zelfvertrouwen te vergroten en hen te integreren in de maatschappij. |
| Budgetbeheer | Een dienst die cliënten helpt bij het beheren van hun financiën, het onderhandelen met schuldeisers en het maken van afspraken over afbetalingen. |
| Bewindvoering | Een juridische maatregel bedoeld voor personen die door hun gezondheidstoestand niet in staat zijn hun vermogen te beheren, waarbij een bewindvoerder wordt aangesteld. |
| Jeugdzorg | De voogdij die het OCMW uitoefent over minderjarige kinderen die aan het OCMW zijn toevertrouwd. |
| Diensten voor gezinszorg | Diensten die hulp bieden bij persoonsverzorging, huishoudelijke taken, psychosociale en pedagogische ondersteuning, en beperkte hulp bij schoonmaak. |
| Aanvullende thuiszorg | Diensten die hulp bieden bij schoonmaak, oppas (gezelschap, toezicht) en kleine karweitjes in en rond het huis. |
| Diensten voor logistieke hulp | Diensten die helpen bij schoonmaak en klusjes in en rond het huis. |
| Diensten voor gastopvang | Diensten die een gastgezin regelen om een zorgbehoevende persoon tijdelijk op te vangen in de eigen woning van het gezin. |
| Diensten voor oppashulp | Diensten die oppashulp organiseren door vrijwilligers, voor gezelschap, toezicht of ter ondersteuning van mantelzorgers. |
| Diensten voor thuisverpleging | Diensten die door verpleegkundigen thuisverpleging bieden, waaronder medicatietoediening, wondzorg, palliatieve zorgen, en aandacht voor gezins- en sociale omstandigheden. |
| Samenwerkingsinitiatieven eerstelijnsgezondheidszorg (SEL) | Samenwerkingsverbanden tussen verschillende zorgverleners in een regio om de dienst- en zorgverlening rond de patiënt te verbeteren en af te stemmen op de behoeften. |
| Residentiële ouderenzorg | Voorzieningen waar ouderen tijdelijk of permanent kunnen verblijven, zoals woonzorgcentra, centra voor kortverblijf en serviceflats. |
| Centra voor kortverblijf | Instellingen die tijdelijke verzorging en opvang aanbieden aan ouderen, als adempauze voor mantelzorgers of bij tijdelijk verhoogde zorgbehoefte. |
| Vlaams Agentschap Zorg & Gezondheid | Een agentschap dat zorg- en gezondheidsvoorzieningen subsidieert en reglementeert in Vlaanderen. |
| Welzijnsvoorzieningen in de gezondheidszorg | Instellingen die ondersteuning bieden op het gebied van gezondheid, zoals gezondheidscentra en centra voor geestelijke gezondheidszorg. |
| Welzijnsvoorzieningen in de juridische sector | Instellingen die juridische bijstand en ondersteuning bieden, zoals sociale diensten verbonden aan rechtbanken en justitiehuizen. |
| Welzijnsvoorzieningen in het onderwijs | Instellingen die ondersteuning bieden binnen het onderwijs, zoals Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB). |
| Ontslagmanagement | Een proces in ziekenhuizen om de overgang van een patiënt naar huis of een andere zorgvoorziening te begeleiden en heropnames te voorkomen. |
| Trefpunt zelfhulp | Een organisatie die begeleiding, vorming en advies biedt aan lokale en regionale zelfhulpgroepen. |
| Voorzieningen voor lage inkomens | Voorzieningen die specifiek gericht zijn op het ondersteunen van personen met lage inkomens, zoals sociale huisvesting en het stookoliefonds. |
| Sociaal onderzoek | Een onderzoek dat wordt uitgevoerd om de zorgbehoeften, familiale en sociale situatie, woonsituatie en bestaande hulp van een zorgvrager in kaart te brengen. |
| Gebruikersbijdrage | Een bijdrage die de gebruiker betaalt per uur voor diensten zoals gezinszorg en aanvullende thuiszorg. |
| Gastopvang | Een dienst waarbij een gastgezin een zorgbehoevende persoon opvangt in de eigen woning, ter ondersteuning van mantelzorgers. |
| Oppashulp | Hulp geboden door vrijwilligers om gezelschap te bieden, toezicht te houden of mantelzorg te ondersteunen. |
| Participatie | Actieve deelname aan het sociale en culturele leven, wat voor kansarmen vaak bemoeilijkt wordt door diverse drempels. |
| Financiële stress | Betalingsproblemen met betrekking tot regelmatige kosten zoals belastingen, rekeningen en leningen, en onregelmatige betalingen zoals gezondheidskosten en boetes. |
| Omgevingsproblemen | Hinder ondervinden van criminaliteit of vandalisme in de directe woonomgeving. |
| Psychologische aspecten van armoede | De mentale en emotionele impact van armoede op individuen, waaronder gevoelens van machteloosheid, wantrouwen en een negatief zelfbeeld. |
| Overlevingsenergie | De veerkracht en innerlijke kracht die mensen in armoede ontwikkelen om tegenslagen te overwinnen. |
| Maatschappelijk kwetsbare positie | Een positie die het gevolg is van een vroeg startend en cumulatief proces, waarbij men voornamelijk te maken krijgt met negatieve aspecten van maatschappelijke instellingen. |
| Verbondenisproblematiek | Een centraal kenmerk van kansarmen, waarbij de verbinding met zichzelf, anderen, de maatschappij en de toekomst verstoord is. |
| Welzijn | Een toestand van welbevinden die ontstaat wanneer iemand tot ontplooiing van zijn bestaan komt in zijn verschillende facetten, met respect voor de ontplooiing van anderen. Dit omvat lichamelijke conditie, psychische gezondheid, relaties, maatschappelijke participatie en het vermogen om een materieel menswaardig bestaan te leiden. |
| Welzijnsbeleid | Het beleid dat erop gericht is om de toestand van welbevinden te realiseren in diverse maatschappelijke sectoren zoals gezin, jongeren, ouderen, psychisch zwakken en kansarmen. |
| Welzijnsrechten | Basisrechten in de grondwet die de toegankelijkheid tot voorzieningen zoals arbeid, sociale zekerheid, gezondheidszorg, bijstand en huisvesting voor alle burgers waarborgen. |
| Sociale zekerheid | Een systeem van wettelijk omschreven uitkeringsvoorwaarden dat gelijkheid in behandeling garandeert voor burgers, gebaseerd op leeftijd, wachttijd en invaliditeitspercentage. Het wordt gefinancierd door solidariteit tussen werkgevers, werknemers en staatstoelagen. |
| Sociale bijstand | Voorzieningen die kunnen worden aangesproken wanneer de rechten op sociale zekerheid zijn uitgeput. Dit is niet direct gebonden aan een specifieke tak van de sociale zekerheid. |
| Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) | De instelling die belast is met de inning van sociale zekerheidsbijdragen en de verdeling ervan naar de verschillende takken van de sociale zekerheid. |
| Beheersinstellingen | Organen binnen de sociale zekerheid die instaan voor het beheer en toezicht op betalingsinstellingen, en soms zelf als betalingsinstelling optreden. Voorbeelden zijn RIZIV, RJV en RVP. |
| Betalingsinstellingen | Instellingen die verantwoordelijk zijn voor de uitbetaling van uitkeringen binnen de sociale zekerheid, vaak gekenmerkt door institutioneel pluralisme. |
| Werknemersstelsel | Het sociale zekerheidsstelsel dat van toepassing is op werknemers en werkgevers die een arbeidsovereenkomst hebben gesloten, gebaseerd op prestaties, loon en ondergeschiktheid. |
| Zelfstandigenstelsel | Het sociale zekerheidsstelsel dat van toepassing is op personen die een beroepsbezigheid uitoefenen en niet door een arbeidsovereenkomst of statuut verbonden zijn. Zij zijn verplicht zich aan te sluiten bij een sociaal verzekeringsfonds en sociale bijdragen te betalen. |
| Overheidspersoneel | Het personeel werkzaam bij overheidsdiensten op federaal, gemeenschaps-, gewest-, provinciaal of gemeentelijk niveau. Hun sociale bescherming is uitgebreid, maar de modaliteiten verschillen. |
| Bijstandsstelsel | Een residuair stelsel dat tegemoetkomingen biedt voor personen met een handicap, leefloners, inkomensgarantie voor ouderen en gewaarborgde gezinsbijslag. |
| Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ) | Een structuur die elektronische informatie van verschillende sociale zekerheidsactoren verspreidt naar verzekeringsinstellingen en mutualiteiten, met als doel de informatie-overdracht te vereenvoudigen en administratieve stappen voor verzekerden te verminderen. |
| Arbeidsrechtbanken | De rechtbanken die bevoegd zijn voor geschillen die verband houden met de sociale zekerheid, vergelijkbaar met geschillen inzake arbeidsrecht. |
| Rijksdienst voor Ziekte en Invaliditeit (RIZIV) | De instelling die de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen beheert, met de verzekeringsinstellingen (mutualiteiten) die zorg dragen voor de betalingen aan de gerechtigden. |
| Mutualiteiten (Ziekenfondsen) | Organisaties die de belangen van zieken en personen met een handicap behartigen, bijdragen innen voor de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, en tegemoetkomingen uitbetalen voor gezondheidszorgen en uitkeringen. |
| Gezondheidszorgen (uitkering) | Gedeeltelijke terugbetaling van medische kosten zoals doktersbriefjes, geneesmiddelen en kinesitherapie. |
| Uitkeringen (ziekte/invaliditeit) | Vervanging van het normale loon voor langdurig zieken, onderscheiden in primaire arbeidsongeschiktheid (eerste jaar) en invaliditeit (na 12 maanden). |
| Verhoogde verzekeringstegemoetkoming (RVV) | Een hogere tegemoetkoming in medische kosten voor personen die voldoen aan specifieke inkomens- of sociale voorwaarden, zoals leefloonontvangers, personen met een handicap of weduwen. |
| Maximumfactuur (MAF) | Een regeling die ervoor zorgt dat de jaarlijkse medische kosten voor elk gezin binnen een bepaald maximum blijven, automatisch van toepassing sinds 2002. |
| Omnio-statuut | Een regeling bedoeld voor personen met een moeilijke financiële gezinssituatie om de kosten voor medische prestaties te verlagen. Het is een uitbreiding van de verhoogde tegemoetkoming. |
| Globaal Medisch Dossier (GMD) | Een dossier bijgehouden door een erkende huisarts met alle gezondheidsgegevens van een patiënt, wat leidt tot efficiëntere medische opvolging en een remgeldvermindering. |
| Derde betalersregeling | Een regeling waarbij het ziekenfonds rechtstreeks betaalt aan de zorgverlener, waardoor patiënten met financiële moeilijkheden niet de volledige kostprijs hoeven voor te schieten. |
| Aanvullende verzekering | Extra diensten die ziekenfondsen aanbieden, gefinancierd door ledenbijdragen. Sinds 2013 is deze verzekering verplicht. |
| Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (HZIV) | Een openbare instelling van de sociale zekerheid die dezelfde diensten levert als ziekenfondsen, maar geen aanvullende verzekering aanbiedt en gratis is. |
| Rijksdienst voor Pensioenen (RVP) | De instelling die verantwoordelijk is voor de uitbetaling van rustpensioenen en overlevingspensioenen aan gepensioneerden, berekend op basis van verdiende lonen en loopbaanlengte. |
| Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) | De instelling die werkloosheidsuitkeringen toekent aan werklozen die buiten hun schuld om niet in een nieuwe betrekking kunnen worden ingeschakeld. De RVA beslist over de toekenning, de uitbetalingsinstellingen voeren de betaling uit. |
| Werkloosheidsuitkering | Een vervangingsinkomen voor werklozen die aan bepaalde arbeidsdagen en toekenningsvoorwaarden voldoen. |
| Onderbrekingsuitkering | Een uitkering die voorzien wordt tijdens periodes van verlof voor bijstand, verzorging van een ziek familielid, of palliatief verlof. |
| Rijksdienst voor Kinderbijslag van Werknemers (RKW) - Famifed | De instelling die verantwoordelijk was voor kinderbijslag, wat sinds de 6de staatshervorming een Vlaamse bevoegdheid is geworden. Diverse soorten bijslagen worden uitbetaald door vrije kinderbijslagfondsen. |
| Kraamgeld | Een eenmalige bijslag bij de geboorte van een kind. |
| Adoptiepremie | Een eenmalige premie bij adoptie van een kind. |
| Inkomensvervangende tegemoetkoming | Een tegemoetkoming toegekend aan personen met een handicap tussen 21 en 65 jaar wiens verdienvermogen met minstens twee derde is verminderd. |
| Integratietegemoetkoming | Een tegemoetkoming toegekend aan personen met een handicap tussen 21 en 65 jaar wiens zelfredzaamheid is verminderd. |
| Tegemoetkoming voor Hulp aan Bejaarden (THAB) | Een tegemoetkoming die specifiek bestemd is voor ouderen die hulpbehoevend zijn en vaak relevant is voor verpleegkundigen. |
| Leefloon | Een basisinkomen dat door de OCMW's wordt uitbetaald aan inwoners van België die niet over toereikende bestaansmiddelen beschikken en geen steun ontvangen via de sociale zekerheid. |
| Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW) | Instellingen die het leefloon verstrekken, aanvullende steun bieden, en verantwoordelijk zijn voor maatschappelijke dienstverlening zoals budgetbegeleiding en juridisch advies. |
| Integratiecontracten (jongeren) | Verplichte contracten voor jongeren onder de 25 jaar die een leefloon aanvragen, gericht op maatschappelijke integratie door middel van opleiding, tewerkstelling of hulp. |
| 100% regel (landlopers/vluchtelingen) | Regelingen waarbij de overheid de kosten van het leefloon volledig terugbetaalt aan het OCMW voor respectievelijk landlopers die in de gemeente verblijven en kandidaat-vluchtelingen. |
| 0% regel (mensen-zonder-papieren) | Regel die bepaalt dat steun aan mensen zonder papieren niet wordt terugbetaald door de overheid, met een uitzondering voor uitgeprocedeerde vluchtelingen die vrijwillig het land verlaten. |
| Recht op dringende medische hulp | Het recht op onmiddellijke medische verzorging voor iedereen, inclusief mensen zonder papieren, die 100% wordt terugbetaald door de federale overheid aan de OCMW's. |
| Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) | Lokaal welzijnsbeleid gericht op elke burger, met prioriteit voor armoedebestrijding en het waarborgen van welzijn voor kwetsbare groepen. Dit omvat materiële en immateriële hulp. |
| Budgetbeheer (OCMW) | Een dienst die cliënten helpt met het beheren van inkomsten en schulden, waarbij het OCMW de inkomsten beheert en de klant een "leefgeld" ontvangt. |
| Volmacht of lastgeving | Een handeling waarbij een persoon aan een ander de macht geeft om iets voor hem en in zijn naam te doen, waarbij de volmachtgever over zijn geestelijke vermogens moet beschikken. |
| Centrum voor Teleonthaal | Een instelling die permanente telefonische hulpverlening, crisisopvang, informatie- en adviesverstrekking biedt aan de gehele bevolking, 24 uur per dag bereikbaar. |
| Centrum voor Algemeen Welzijnswerk in het kader van de ziekenfondsen | Een dienst binnen ziekenfondsen die maatschappelijk werk verricht, vaak als centraal aanspreekpunt fungeert voor diverse tegemoetkomingen en hulpvragen. |
| Thuiszorg | Een breed gamma van hulp- en dienstverlening die ervoor zorgt dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen en verzorgd kunnen worden, of sneller naar huis kunnen terugkeren na ziekenhuisopname. |
| Caregiver Strain Index (CSI) | Een vragenlijst om overbelasting door mantelzorg te meten. Een score van zeven of hoger duidt op overbelasting. |
| Dienstencheques | Een systeem dat gebruikt kan worden voor bepaalde huishoudelijke en klusjesdiensten. |
| Verenigingen van gebruikers en mantelzorgers | Organisaties die advies en informatie bieden aan gebruikers en mantelzorgers, opkomen voor hun belangen, en overleggen organiseren. |
| Woonzorgcentra (WZC) | Voorzieningen die permanente opvang en verzorging bieden aan ouderen, voorheen bekend als rusthuizen. |
| Rust- en verzorgingstehuis (RVT) | Speciale plaatsen binnen woonzorgcentra voor zwaar zorgbehoevende ouderen die intensieve verzorging nodig hebben. |
| Dagcentrum voor palliatieve verzorging | Centra die overdag opvang en verzorging bieden aan palliatieve personen, zodat zij thuis kunnen blijven. |
| Persoonlijk Assistentiebudget (PAB) | Een zorgvorm die personen met een handicap meer autonomie en controle geeft over hun ondersteuning. |
| Dienst voor alimentatievordering (DAVO) | Een dienst die helpt bij het innen van alimentatiegelden. |
| BEL profiel | Een profiel dat wordt ingevuld door maatschappelijk werkers bij aanvragen voor bijvoorbeeld de Vlaamse Zorgverzekering of tegemoetkoming hulp aan bejaarden. |
| Armoede | Een situatie van gebrek aan materiële, sociale, economische en culturele middelen, wat leidt tot een geringere deelname aan maatschappelijke goederen en diensten. |
| Kansarmoede | Een situatie waarin individuen of gezinnen herhaaldelijk en langdurig geconfronteerd worden met tekorten op verschillende levensdomeinen, wat de ontwikkeling en participatie belemmert. |
| Maatschappelijke dualisering | De groeiende kloof tussen de armen en de rijken in een samenleving, wat de sociale cohesie kan bedreigen en kan leiden tot toenemende criminaliteit. |
| Individuele schuldmodel | Een visie op armoede die de nadruk legt op individuele levensloop, keuzes en verantwoordelijkheden als oorzaak van armoede. |
| Individuele ongevalmodel | Een visie op armoede die individuele tegenslagen of pech als oorzaak ziet, zonder dat dit direct aan de persoon zelf te wijten is. |
| De 4 W's (Werken, Wonen, Welzijn, Weten) | Vier centrale levensdomeinen waar problemen zich kunnen cumuleren en die de multicomplexe problematiek van armoede kenmerken. |
| Sociale gezondheid | Het welzijn van individuen binnen hun sociale netwerken en de mate waarin zij ondersteuning kunnen ontvangen van familie, vrienden en de bredere gemeenschap. |
| Big Mac-jobs | Banen met lage lonen en vaak flexibele uren, typisch te vinden in sectoren zoals horeca en distributie, die weinig perspectief bieden en werkenden in armoede kunnen houden. |
| Sacralisering van het kind | Het fenomeen waarbij kinderen niet langer primair als economisch nuttig worden beschouwd, maar veeleer als objecten van affectie en emotionele vervulling. |
| Romantisch huwelijk | Een huwelijk dat primair gebaseerd is op liefde en emotionele verbondenheid, wat een moderne ontwikkeling is die zich vanaf de 18e eeuw voordoet. |
| Los-zandgezin | Een gezinstype gekenmerkt door weinig emotionele verbondenheid en individuele autonomie, waarbij gezinsleden langs elkaar heen leven zonder veel interactie of gedeelde interesses. |
| Kluwengezin | Een gezinstype gekenmerkt door overmatige hechtheid en een gebrek aan individuele autonomie, waarbij gezinsleden sterk met elkaar verbonden zijn en weinig ruimte is voor persoonlijke ontwikkeling. |
| Gezinstypologie van Olson | Een theoretisch kader dat gezinnen indeelt op een schaal van emotionele verbondenheid en individuele autonomie, variërend van "los-zandgezinnen" tot "kluwengezinnen". |
| 'Gekleurde' armoede | Armoede die specifiek optreedt bij bevolkingsgroepen met een niet-Belgische herkomst, waarbij naast economisch kapitaal ook sociaal en cultureel kapitaal ontoereikend kunnen zijn. |
| Modern gezinsleven | De evolutie van gezinsstructuren en -functies, gekenmerkt door diverse leefvormen, een dalend geboortecijfer en veranderende rollen binnen het gezin. |
| Traditioneel gezin | Een gezin zoals dat bestond in de pre-industriële periode, vaak functionerend als een kleine onderneming met gedeeltelijke zelfvoorziening en koelere ouder-kindrelaties. |