Cover
Börja nu gratis voor study maeva.docx
Summary
# Onderdelen en functies van de huid
De huid is een complex orgaan dat voornamelijk bestaat uit de opperhuid, lederhuid en onderhuidse laag, en vervult essentiële functies zoals bescherming en temperatuurregeling.
### 1.1 Lagen van de huid
De huid bestaat uit drie hoofdlagen: de opperhuid (epidermis), de lederhuid (dermis) en de onderhuidse laag (hypodermis).
#### 1.1.1 Opperhuid (epidermis)
De opperhuid is een avasculair gelaagd plaveiselepitheel dat de buitenste laag van het lichaam vormt. De structuur varieert, met een dikke huid (vijf cellagen) op handpalmen en voetzolen, en een dunne huid (vier cellagen) op de rest van het lichaam.
##### 1.1.1.1 Cellagen van de opperhuid (van basaal membraan naar buiten)
1. **Kiemlaag (stratum germinativum/basale)**:
* De diepste laag van de epidermis.
* Verantwoordelijk voor de vorming van nieuwe huidcellen.
* Bevat melanocyten die melanine produceren, wat essentieel is voor huidskleur en UV-bescherming.
* Cellen zijn verbonden met het basaal membraan via hemidesmosomen.
* Vormt epidermiskammen die de stevigheid bevorderen en de basis leggen voor vingerafdrukken.
2. **Stratum spinosum (stekellaag)**:
* Bestaat uit keratinocyten die door desmosomen zijn verbonden.
* Celdeling kan hier plaatsvinden, wat bijdraagt aan de verdikking van het dekweefsel.
3. **Stratum granulosum (korrellaag)**:
* Cellen die uit het stratum spinosum migreren.
* Produceren keratine, een stevig en ondoorlaatbaar eiwit.
4. **Stratum lucidum**:
* Alleen aanwezig in de dikke huid.
* Een doorzichtige laag van afgeplatte, compacte cellen gevuld met keratine.
* Biedt extra bescherming.
5. **Stratum corneum (hoornlaag)**:
* De buitenste laag van de epidermis.
* Bestaat uit vijftien tot dertig lagen afgevlakte, dode epitheelcellen, rijk aan keratinefilamenten.
* Biedt bescherming tegen vuil, bacteriën en uitdroging.
##### 1.1.1.2 Huidskleur
De huidskleur wordt bepaald door de hoeveelheid van twee pigmenten in de epidermis:
* **Melanine**: Geproduceerd door melanocyten in de kiemlaag. Beschermt tegen UV-stralen en varieert van roodbruin tot donkerbruin.
* **Caroteen**: Een oranjegele pigment afkomstig uit voeding, dat ook bijdraagt aan de huidskleur en belangrijk is voor het gezichtsvermogen.
* **Hemoglobine**: Het bloedpigment, dat de huid rood kleurt bij een goede zuurstofverzadiging.
##### 1.1.1.3 Effecten van UV-stralen
* **Gezonde effecten**: Activering van de vorming van vitamine D3.
* **Schadelijke effecten**: Huidverbranding (kan leiden tot huidkanker), rimpels, vroegtijdige veroudering, maligne melanoom (kwaadaardige vorm van huidkanker) en basaalcarcinoom (een ander type huidkanker).
##### 1.1.1.4 Basaalmembraan
Een dunne laag die de epidermis scheidt en vasthecht aan de lederhuid.
#### 1.1.2 Lederhuid (dermis)
De lederhuid bevindt zich onder de opperhuid en bestaat uit twee lagen:
##### 1.1.2.1 Papillaire laag
* Bestaat uit losmazig bindweefsel.
* Genoemd naar de huidpapillen die de epidermis ondersteunen en voeden.
* Bevat haarvaten, lymfevaten en sensorische neuronen.
##### 1.1.2.2 Reticulaire laag
* Bestaat uit een netwerk van dicht, onregelmatig bindweefsel.
* Bevat collagene vezels (voor beperking van buigzaamheid en voorkomen van schade) en elastische vezels (voor flexibiliteit en stevigheid).
* De papillaire en reticulaire lagen vloeien geleidelijk in elkaar over.
##### 1.1.2.3 Overige structuren in de lederhuid
* **Haarfollikels, talgklieren, zweetklieren en nagelwortels**: Bieden stevigheid, voeding en ondersteuning.
* **Bindweefselcellen**: Fibroblasten, macrofagen en mestcellen spelen een rol bij herstel, stevigheid en afweer.
* **Communicatie met andere orgaanstelsels**: De lederhuid heeft verbindingen met het hart, de bloedvaten, het lymfestelsel en het zenuwstelsel voor gevoel, regulering van doorbloeding en afscheiding.
De lederhuid biedt mechanische sterkte, buigzaamheid en bescherming. De aanwezigheid van zintuiglijke receptoren levert informatie over de omgeving.
#### 1.1.3 Onderhuidse laag (subcutis/hypodermis)
De onderhuidse laag ligt onder de lederhuid en bestaat uit losmazig bindweefsel met veel vetcellen. De grens met de lederhuid is niet scherp.
* **Functies**:
* Stabiliseert de positie van de huid ten opzichte van onderliggende weefsels.
* Energieopslag (vetweefsel).
* Thermische isolatie.
* Fungert als schokbreker voor onderliggende organen.
* Geschikt voor injecties, zoals insuline.
Baby's hebben nog weinig vetcellen en dus minder isolatie; zij worden beschermd door een vet- en talglaag (vernix caseosa) tegen uitdroging en infectie.
### 1.2 Accessoire structuren van de huid
Accessoire structuren zijn afgeleiden van de epidermis en omvatten haar, haarfollikels, talgklieren, zweetklieren en nagels.
#### 1.2.1 Haren en haarfollikels
* **Locatie**: Haren bedekken vrijwel het gehele lichaam, behalve specifieke gebieden zoals handpalmen, voetzolen en lippen.
* **Haarfollikel**: Een structuur die diep in de dermis en soms tot in de subcutis loopt.
* **Haarspier (m. erector pili)**: Een bundel gladde spiercellen die aan de haarfollikel is bevestigd en ervoor zorgt dat haar rechtop gaat staan.
* **Haarkleur**: Bepaald door melanocyten bij de haarpapil.
* **Haargroeicyclus**: Haren groeien dagelijks en hebben een levensduur van 2-5 jaar, gevolgd door een rustfase.
* **Functies van haar**: Bescherming (hoofdhuid tegen UV-licht, schokken), warmte-isolatie en bescherming tegen bacteriën (bij neusgaten en wimpers).
#### 1.2.2 Talgklieren
* **Type klier**: Holocriene klieren waarbij de kliercel afbreekt om talg vrij te geven.
* **Locatie**: Verbonden aan haarfollikels. De combinatie van talgklier en haarfollikel wordt de pilosebaceuze eenheid genoemd.
* **Functie van talg (sebum)**: Smeert de haarschacht, remt de groei van bacteriën, voorkomt uitdroging, houdt huid en haren soepel en maakt de huid waterdicht. Bij lippen, die geen talgklieren hebben, treedt snelle uitdroging op. Verhoogde talgafscheiding tijdens de puberteit kan leiden tot puistjes.
#### 1.2.3 Zweetklieren
Er zijn twee typen zweetklieren:
* **Apocriene klieren**: Produceren een onwelriekende afscheiding en zijn actief vanaf de puberteit. Ze bevinden zich in de oksels, tepels en liezen.
* **Merocriene klieren**: Produceren waterig zweet met een laag zoutgehalte (ca. 1% NaCl) en spelen een cruciale rol bij temperatuurregulatie door afkoeling.
#### 1.2.4 Nagels
* **Functie**: Bescherming van de dorsale oppervlakken van de vingertoppen en tenen.
* **Indicatoren**: Nagels kunnen informatie geven over zuurstofgehalte (roze: normaal, blauw: zuurstoftekort/slechte doorbloeding), bloedarmoede of circulatieproblemen (bleke/witte nagels).
### 1.3 Wondgenezing
Wondgenezing kan primair (snelle sluiting van wondranden) of secundair (langzamer, met opzettelijk open laten van grote wonden) verlopen. Diepere wonden (lederhuid of subcutis) doorlopen vier stadia:
1. **Hemostase (bloedstolling)**:
* Doel: Bloedverlies stoppen en de barrière met de buitenwereld sluiten.
* Stappen: Vasoconstrictie, primaire hemostase (bloedplaatjes), secundaire hemostase (fibrine).
* Resultaat: Vorming van een korstje.
2. **Ontsteking**:
* Fase: Begint na ongeveer drie uur en duurt enkele dagen tot maximaal twee weken.
* Kenmerken: Vasodilatatie, fagocyten ruimen beschadigde cellen en bacteriën op. Het wondvocht (exsudaat) wordt aangemaakt.
* Symptomen: Roodheid (rubor), warmte (calor), pijn (dolor), zwelling (tumor) en functieverlies (functio laesia).
3. **Proliferatie (weefselherstel)**:
* Fase: Van dag 3 tot ongeveer 1 maand.
* Proces: Celvermenigvuldiging, vorming van granulatieweefsel (fagocyten, fibroblasten, nieuwe bloedvaten) en fibropasie (productie van collageen en matrix door fibroblasten).
* Angiogenese: Vorming van nieuwe bloedvaten voor toevoer van zuurstof en voedingsstoffen.
* Re-epithelisatie: Huidherstel over het granulatieweefsel, leidend tot het vallen van het korstje.
4. **Maturatie/Remodellering (differentiatie)**:
* Fase: Maanden tot jaren.
* Proces: Bloedvaatjes verdwijnen, rode kleur van litteken neemt af. Collageen wordt efficiënter georganiseerd. Fibroblasten kunnen myofibroblasten worden, die het litteken verkleinen.
* Resultaat: Een litteken.
---
# Huidskleur en effecten van UV-straling
Huidskleur wordt bepaald door de hoeveelheid pigmenten melanine en caroteen, terwijl uv-straling zowel gezondheidsvoordelen als schadelijke effecten kan hebben op de huid, waaronder huidkanker.
### 2.1 Huidskleur en pigmenten
De kleur van de huid wordt hoofdzakelijk bepaald door twee pigmenten die in de opperhuid (epidermis) aanwezig zijn: melanine en caroteen.
#### 2.1.1 Melanine
* **Melanocyten**: Deze pigmentcellen bevinden zich in de kiemlaag (stratum germinativum/basale) van de epidermis. Ze produceren melanine.
* **Functie**: Melanine beschermt de huid tegen de schadelijke effecten van uv-straling door deze te absorberen, waardoor celschade wordt voorkomen.
* **Kleur**: Melanine zorgt voor een roodbruine tot donkerbruine huidskleur. De hoeveelheid en het type melanine dat door melanocyten wordt geproduceerd, bepaalt de uiteindelijke huidskleur.
#### 2.1.2 Caroteen
* **Herkomst**: Caroteen is een pigment dat afkomstig is uit voeding, met name uit groenten en fruit. Het is een precursor van vitamine A.
* **Kleur**: Caroteen kan de huid een oranjegele tint geven.
* **Relatie met huidskleur**: Hoewel caroteen bijdraagt aan de huidskleur, is melanine het primaire pigment dat verantwoordelijk is voor de variatie in huidskleur.
#### 2.1.3 Hemoglobine
* **Rol**: Hemoglobine is het pigment in bloed. Bloed met een hoge zuurstofconcentratie heeft een helderrode kleur, wat de huid een rode blos kan geven, met name in gebieden met een goede doorbloeding.
### 2.2 Effecten van uv-straling
Uv-straling kan zowel positieve als negatieve gevolgen hebben voor de huid.
#### 2.2.1 Gezonde effecten
* **Vitamine D3-productie**: Uv-straling is essentieel voor de aanmaak van vitamine D3 in de huid. Vitamine D3 is cruciaal voor de opname van calcium en fosfaat, wat belangrijk is voor gezonde botten en het immuunsysteem.
#### 2.2.2 Schadelijke effecten
* **Huidverbranding**: Overmatige blootstelling aan uv-straling kan leiden tot huidverbranding, wat acuut ongemak veroorzaakt en op lange termijn het risico op huidkanker verhoogt.
* **Vroegtijdige veroudering**: Uv-straling beschadigt collageen- en elastinevezels in de huid, wat leidt tot rimpelvorming, verlies van elasticiteit en een vroegtijdige veroudering van de huid.
* **Huidkanker**: Langdurige en/of intense blootstelling aan uv-straling is een belangrijke risicofactor voor het ontwikkelen van verschillende vormen van huidkanker.
* **Maligne melanoom**: Dit is een kwaadaardige vorm van huidkanker die ontstaat uit melanocyten. Melanomen zijn gevaarlijk omdat ze agressief kunnen zijn en het potentieel hebben om uit te zaaien naar andere delen van het lichaam via het lymfestelsel.
* **Basaalcarcinoom**: Dit is een veelvoorkomende vorm van huidkanker die ontstaat uit cellen in de basale laag van de epidermis. Het presenteert zich vaak als een glazige, parelachtige bult.
> **Tip:** Het dragen van zonnebrandcrème met een hoge beschermingsfactor (SPF) en het vermijden van overmatige blootstelling aan de zon tijdens de piekuren zijn cruciale maatregelen om de schadelijke effecten van uv-straling te beperken.
> **Tip:** De kleur van je huid (hoe donkerder de huidskleur, hoe meer melanine) speelt een rol in de natuurlijke bescherming tegen uv-straling, maar dit elimineert niet het risico op schade. Zelfs mensen met een donkere huidskleur kunnen huidschade oplopen en huidkanker ontwikkelen.
---
# Accessoire huidstructuren
Dit deel van de studiebegeleiding behandelt de accessoire structuren van de huid, inclusief haren, haarfollikels, talgklieren, zweetklieren en nagels, met aandacht voor hun werking, functie en cycli.
### 3.1 Haren en haarfollikels
Haren zijn bij de mens overal op het lichaam aanwezig, met uitzondering van de handpalmen, voetzolen, lippen, tepels, navel en delen van de uitwendige geslachtsorganen. Ze spelen een rol in bescherming, warmte-isolatie en sensorische waarneming.
#### 3.1.1 Structuur van de haarfollikel
Een haarfollikel is een holte in de dermis, die vaak doorloopt tot in de subcutane laag. De haarfollikel is verbonden met een bundel gladde spiercellen, de haarspier (m. erector pili), die ervoor zorgt dat het haar rechtop gaat staan bij kou of angst. De haarkleur wordt bepaald door melanocyten die zich bij de haarpapil bevinden.
#### 3.1.2 De haargroeicyclus
De haargroeicyclus bestaat uit verschillende fasen:
* **Groei**: Een haar groeit gemiddeld $0,3$ mm per dag en de groeiperiode duurt $2$ tot $5$ jaar.
* **Rust**: Na het uitvallen van een haar komt de follikel in een rustfase die $2$ tot $5$ jaar kan duren, waarin geen nieuw haar groeit.
* **Vernieuwing**: Na de rustfase start de cyclus opnieuw met de groei van een nieuwe haar.
#### 3.1.3 Functies van haar
* **Bescherming**: Haren beschermen de hoofdhuid tegen UV-licht, vangen lichte schokken op en bieden warmte-isolatie voor de schedel.
* **Sensorische functie**: Haren in de neusgaten en wimpers bieden bescherming tegen bacteriën en vuil.
### 3.2 Talgklieren
Talgklieren, ook wel olieklieren genoemd, zijn holocriene klieren die verbonden zijn aan een haarzakje. Ze scheiden talg (sebum) af, een olieachtige substantie met diverse functies:
* **Smering**: Talg houdt de huid en haren soepel en remt de groei van bacteriën af.
* **Bescherming tegen uitdroging**: Het voorkomt dat de huid uitdroogt en maakt deze waterdicht.
De talgklieren en haarfollikels vormen samen de pilosebaceuze eenheid. Gedurende de puberteit kan de talgafscheiding toenemen, wat kan leiden tot de vorming van puistjes. Lippen hebben geen haarfollikels en talgklieren, waardoor ze sneller uitdrogen.
### 3.3 Zweetklieren
De huid bevat twee hoofdtypen exocriene zweetklieren:
#### 3.3.1 Apocriene klieren
* **Kenmerken**: Produceren een onwelriekende afscheiding.
* **Locatie**: Aanwezig in de oksels, tepels en liezen.
* **Ontwikkeling**: Deze klieren worden pas actief na de puberteit.
#### 3.3.2 Merocriene klieren
* **Kenmerken**: Produceren waterig zweet (ongeveer $1$ procent NaCl).
* **Functie**: Primair verantwoordelijk voor de thermoregulatie (afkoeling) van het lichaam.
### 3.4 Nagels
Nagels bevinden zich aan de dorsale zijde van de vingers en tenen en bieden bescherming aan de uiteinden van deze ledematen. De conditie van de nagels kan inzicht geven in de gezondheid:
* **Roze nagels**: Wijzen op een normale zuurstofvoorziening.
* **Blauwe nagels**: Kunnen duiden op zuurstoftekort of slechte doorbloeding.
* **Bleke of witte nagels**: Kunnen wijzen op bloedarmoede of circulatieproblemen.
---
# Wondgenezing
Dit onderwerp beschrijft de twee soorten wondgenezing en de vier stadia van genezing voor diepere wonden.
### 4.1 Soorten wondgenezing
Er zijn twee primaire methoden van wondgenezing:
* **Primaire wondgenezing**: Dit treedt op wanneer de wondranden dicht bij elkaar liggen en vanzelf genezen, of wanneer de wond wordt gesloten met hechtingen. Dit proces is doorgaans sneller.
* **Secundaire wondgenezing**: Dit wordt toegepast bij grotere wonden waarbij de randen te ver uit elkaar liggen om primair te sluiten. Deze wonden worden bewust open gelaten, bijvoorbeeld bij infecties. Secundaire wondgenezing duurt langer dan primaire genezing.
### 4.2 Stadia van diepe wondgenezing
Wonden die dieper zijn dan de opperhuid (epidermis) en de lederhuid (dermis) of onderhuidse laag (hypodermis) bereiken, doorlopen vier specifieke stadia om te genezen.
#### 4.2.1 Hemostase (Bloedstolling)
Dit is de eerste, acute fase die gericht is op het stoppen van bloedverlies en het sluiten van de barrière met de buitenwereld om uitdroging van het onderliggende gebied te voorkomen.
* **Doel**: Bloedverlies stoppen en de wond afsluiten.
* **Proces**:
1. **Vasoconstrictie**: Bloedvaten vernauwen zich om bloedverlies en shock te voorkomen.
2. **Primaire hemostase**: Trombocyten (bloedplaatjes) worden geactiveerd.
3. **Secundaire hemostase**: Het wondje wordt verstevigd met fibrine, wat leidt tot de vorming van een korstje.
Deze fase begint direct na het letsel en is cruciaal voor de stabiliteit van de genezing.
#### 4.2.2 Ontsteking
Na de hemostase, die enkele uren duurt, treedt de ontstekingsfase in, die enkele dagen tot maximaal twee weken kan aanhouden.
* **Kenmerken**: Vasodilatatie (verwijding van bloedvaten) en de activiteit van fagocyten.
* **Functie**: Fagocyten ruimen beschadigde cellen en bacteriën op.
* **Productie**: Wondvocht (exsudaat) wordt aangemaakt.
De typische kenmerken van ontsteking zijn:
* Rubor (Roodheid)
* Calor (Warmte)
* Dolor (Pijn)
* Tumor (Zwelling)
* Functio laesa (Functieverlies)
#### 4.2.3 Proliferatie (Weefselherstel)
Deze fase vindt plaats vanaf dag drie tot ongeveer één maand na het letsel en kenmerkt zich door weefselherstel en de opbouw van nieuw weefsel.
* **Kernprocessen**:
* **Granulatieweefselvorming**: Fagocyten, fibroblasten en nieuwe bloedvaten vormen een tussenweefsel dat de wond opvult totdat deze volledig genezen is.
* **Fibroplasie**: Fibroblasten migreren naar de wond en produceren collageen en extracellulaire matrix.
* **Angiogenese**: Er worden nieuwe bloedvaten gevormd om meer zuurstof en voedingsstoffen naar het herstellende weefsel te transporteren.
* **Re-epithalisatie**: De opperhuid herstelt zich over het granulatieweefsel. De wond is vaak na ongeveer een week weer bedekt en het korstje valt eraf.
#### 4.2.4 Maturatie/Remodellering
Dit is de langstdurende fase van wondgenezing, die maanden tot jaren kan duren. Het doel is het aanpassen en versterken van het gevormde littekenweefsel.
* **Veranderingen**:
* **Collagenetransformatie**: De bloedvaatjes in het littekenweefsel nemen af, waardoor de roodheid vermindert. Collageenvezels worden netter geordend.
* **Myofibroblasten**: Fibroblasten differentiëren tot myofibroblasten, spierachtige cellen die samentrekken om het litteken te verkleinen en het weefsel te verstevigen.
* **Resultaat**: Uiteindelijk ontstaat een litteken dat functioneel en structureel is aangepast aan de omgeving.
> **Tip:** Begrip van deze vier stadia is essentieel om het herstelproces van diepere wonden te kunnen verklaren en te optimaliseren. Denk aan de chronologische volgorde en de belangrijkste gebeurtenissen in elke fase.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Opperhuid (epidermis) | De buitenste laag van de huid, bestaande uit gelaagd plaveiselepitheel. Deze laag is avasculair en beschermt het lichaam tegen externe invloeden. |
| Lederhuid (dermis) | De laag van de huid die zich onder de opperhuid bevindt. Het bevat bloedvaten, zenuwen, haarzakjes, talg- en zweetklieren, en is opgebouwd uit losmazig en dicht onregelmatig bindweefsel. |
| Onderhuidse laag (hypodermis) | De diepste laag van de huid, ook wel subcutis genoemd, die voornamelijk bestaat uit losmazig bindweefsel en vetcellen. Het stabiliseert de huid en biedt isolatie en schokabsorptie. |
| Melanine | Een pigment dat door melanocyten in de epidermis wordt geproduceerd. Het beschermt de huid tegen schadelijke UV-stralen door deze te absorberen en geeft de huid zijn kleur. |
| Caroteen | Een pigment dat de huid een oranjegele kleur kan geven. Het komt uit voedsel, zoals wortelen, en is een voorloper van vitamine A. |
| Hemoglobine | Het eiwit in rode bloedcellen dat verantwoordelijk is voor het transport van zuurstof. De kleur van het bloed wordt hierdoor beïnvloed. |
| Papillaire laag | Het bovenste deel van de lederhuid, bestaande uit losmazig bindweefsel. Het bevat huidpapillen die de epidermis ondersteunen en voeden, en bevat haarvaten, lymfevaten en sensorische neuronen. |
| Reticulaire laag | Het onderste deel van de lederhuid, bestaande uit dicht, onregelmatig bindweefsel met collagene en elastische vezels. Deze vezels zorgen voor stevigheid en flexibiliteit van de huid. |
| Haarfollikel | Een structuur in de lederhuid waaruit een haar groeit. Het biedt stevigheid, voeding en ondersteuning aan de haar. |
| Talgklieren | Exocriene klieren die talg (sebum) produceren, een olieachtige substantie die de huid en haren smeert, uitdroging voorkomt en de groei van bacteriën remt. |
| Zweetklieren | Exocriene klieren die zweet produceren. Er zijn merocriene klieren die zorgen voor koeling door waterig zweet, en apocriene klieren die een onwelriekende afscheiding produceren. |
| Hemostase | De eerste fase van wondgenezing, gericht op het stoppen van bloedverlies door bloedstolling. Dit omvat vasoconstrictie, activatie van bloedplaatjes en de vorming van een fibrinekorstje. |
| Ontsteking | Een fase in wondgenezing gekenmerkt door vasodilatatie, waardoor bloedvaten wijder worden. Fagocyten komen op deze plek om afval en bacteriën op te ruimen. |
| Proliferatie | De fase van wondgenezing waarin weefselherstel plaatsvindt. Nieuwe cellen vermenigvuldigen zich, granulatieweefsel wordt gevormd, en er vindt angiogenese (bloedvatvorming) plaats. |
| Re-epithalisatie | Het proces waarbij de huid herstelt over het gevormde granulatieweefsel, wat leidt tot de sluiting van de wond. |
| Maturatie/Remodellering | De laatste fase van wondgenezing, waarbij littekenweefsel wordt gevormd. Bloedvaatjes verdwijnen, collageen wordt georganiseerd en myofibroblasten trekken samen om het litteken te verkleinen. |
| Granulatieweefsel | Een weefsel dat tijdens de proliferatiefase van wondgenezing ontstaat. Het bestaat uit fagocyten, fibroblasten en nieuwe bloedvaten en fungeert als een tijdelijke vulling totdat de wond volledig genezen is. |
| Fibroblasten | Cellen in het bindweefsel die verantwoordelijk zijn voor de productie van collageen en andere extracellulaire matrixcomponenten, essentieel voor weefselherstel en stevigheid. |