Cover
Börja nu gratis les 8.pptx
Summary
# Kritiek op de visie van de wetgever
Deze sectie bespreekt de kritiek op de traditionele visie van de wetgever als de exclusieve bron van juridische betekenis, inclusief de focus op de historische wetgever en de rol van verschillende actoren.
## 1. Kritiek op het uitleggingsdoel en -voorwerp
De traditionele visie, met name de exegetische, legt de nadruk op de "wil van de wetgever" als het primaire uitleggingsdoel. Hierop komen echter kritiekpunten voort met betrekking tot de aard en herkomst van deze wil.
### 1.1 De aard van de "wil van de wetgever"
Er is kritiek op het idee dat de "wil van de wetgever" eenduidig en objectief vast te stellen is. De vraag rijst welk specifiek belang of welke intentie van de wetgever centraal staat.
### 1.2 Onterechte exclusieve focus op de historische en niet-verwerkelijkte wetgever
De kritiek richt zich op de neiging om zich te exclusief te richten op de specifieke, historische wetgever op het moment van totstandkoming van een wet. Hierbij wordt betoogd dat het vaker gepast is om te kijken naar wat een *redelijke* wetgever *vandaag* zou willen.
#### 1.2.1 Gewild en gegroeid recht
Recht kan op twee manieren worden benaderd:
* **Gewild recht**: Benadrukt de autonomie van de rechtsvormer en ziet recht als een besluit over wat mogelijk is, met een breuk met het verleden en een focus op democratie.
* **Gegroeid recht**: Benadrukt de begrenzing van de autonomie van de rechtsvormer en ziet recht als een voortzetting van het verleden, passend binnen een organische context, met een focus op de rechtsstaat.
#### 1.2.2 Verredelijking
Dit concept focust op de "verredelijkte wil" van de wetgever. Het houdt in dat men probeert te reconstrueren wat een rationele wetgever *zou* hebben willen zeggen, rekening houdend met de juridische context van het moment van uitvaardiging. Dit impliceert een onweerlegbaar redelijkheidsvermoeden dat de wetgever redelijk heeft gehandeld. De rechtsstaat, inclusief mensenrechten, tempert de democratie.
#### 1.2.3 Actualisering
Dit proces omvat twee stappen, waarbij steeds de nadruk ligt op "gegroeid recht":
1. **Van specifieke naar redelijke wetgever**: Rekening houden met de juridische context op het moment van uitvaardiging.
2. **Rekening houden met de juridische context op het moment van toepassing**: Dit betekent dat de uitlegger zich niet beperkt tot de intenties van de historische wetgever, maar nagaat welke belangenafweging een *actuele* wetgever zou nastreven. Dit kan door te kijken naar recentere wetten en wijzigingen in maatschappelijke omstandigheden en waardeopvattingen.
* **Waardeopvattingen wetgever kunnen zijn gewijzigd**:
* Voorbeeld: De betekenis van 'openbare orde' in 1804 versus na 1969, of de interpretatie van 'wettelijke samenwoning'.
* **Gewijzigde maatschappelijke omstandigheden**: Economische, sociale, politieke en technologische veranderingen kunnen de context beïnvloeden.
* Voorbeeld: De interpretatie van 'drukpersmisdrijf' in het licht van het internet, de behoefte aan imprevisieleer bij economische crises, of de sociale betekenis van 'hoofddeksel'.
* Voorbeeld: De evolutie van waardeopvattingen rond het onderscheid tussen wettige en natuurlijke kinderen.
De aanvaardbaarheid van deze "evolutieve" interpretatie balanceert tussen democratie en de rechtsstaat (inclusief mensenrechten). Te snelle aanpassing kan leiden tot te autonome rechtsvorming door de rechter, terwijl te terughoudend zijn de rechterlijke tussenkomst te heteronoom maakt. De waardeopvattingen van de wetgever blijven weliswaar leidend, maar de interpretatie kan zich uitstrekken tot wat een actuele wetgever waarschijnlijk zou hebben gewild.
#### 1.2.4 Gevolgen voor gebruikte argumenten
* **Niet-verwerkelijkt & historisch**: Nadruk op de 'wil' in de eerste vijf betekenissen, gericht op onmiddellijke concrete doelstellingen en het direct toepassen van de wet. Dit gebeurt met exegetische argumenten zoals taalkundige, systematische, wilsduidende historische en absurditeitsbestrijdende argumenten.
* **Verwerkelijkt & actueel**: Nadruk op de 'wil' in de latere betekenissen, gericht op verder gelegen finaliteit en het nastreven van beoogde doelstellingen, met meer ruimte voor de uitlegger. Dit vereist aanvullende argumenten zoals systematische, rechtshistorische, teleologische, waardengeoriënteerde en gevolgengeoriënteerde argumenten.
### 1.3 Onterechte exclusieve focus op de wetgever en rechter
De kritiek stelt dat de wetgever en rechter niet de enige actoren zijn die relevante juridische betekenis kunnen creëren. Andere actoren kunnen eveneens bijdragen aan de inhoud van het recht.
#### 1.3.1 Kritiek op de waarde van taalkundige argumenten
* **Verkeerd startpunt**: Interpretatie begint niet met de tekst zelf, maar met een *Vorverständnis* (voorafgaande opvatting).
* **Andere taakopvatting van de rechter**: In een democratische rechtsstaat kan het de taak van de rechter zijn om burgers te beschermen tegen onbillijke of onaanvaardbare gevolgen van een wet. Dit voorkomt ook regelontwijking.
* **Methodologische kritiek**: Een interpretandum heeft zelden een betekenis op zich. Er zijn vaak meerdere mogelijke betekenissen (letterlijk, gebruikelijk, technisch), en de "gebruikelijke betekenis" is niet eenduidig vast te stellen en houdt vaak rekening met context (pragmatische betekenis). Taal evolueert, waardoor de gebruikelijke betekenis van vroeger niet per se de betekenis van nu is.
#### 1.3.2 Kritiek op de waarde van systematische argumenten
De wetgever is niet perfect. Stilzwijgen van de wetgever betekent niet altijd dat er een specifieke reden voor is. Een *a contrario* redenering is niet altijd gerechtvaardigd, omdat een wetgever zich niet altijd bewust is van alle mogelijke gevallen of een uitgesproken mening heeft over niet-geregelde gevallen. De formulering "als" betekent niet altijd "als en slechts als".
#### 1.3.3 Kritiek op de waarde van wilsduidende historische argumenten
Parlementaire voorbereidingen bevatten niet altijd simpelweg de "wil van de wetgever". Historische argumenten kunnen ook gebruikt worden om de interpretatie te temperen, niet enkel om de oorspronkelijke wil te duiden.
#### 1.3.4 Kritiek op de waarde van gevolgengeoriënteerde argumenten
Als de wetgever zich niet bewust was van bepaalde gevolgen van een regel, betekent dit niet dat deze gevolgen genegeerd moeten worden. Het negeren van gevolgen is een keuze die de wetgever niet heeft gemaakt, of een keuze die anders is dan wat de actuele wetgever zou doen.
#### 1.3.5 Kritiek op de interne afstemmingsregels
* **Taalkundige en tekstuele voorrang**: De letterlijke betekenis is niet altijd superieur aan het doel van de wet, en de tekst is niet altijd belangrijker dan de parlementaire voorbereiding als de tekst onredelijk is.
* **Gebruikelijkheidsvermoeden**: Bij meerdere gebruikelijke betekenissen verliest dit vermoeden zijn nut.
* **Coördinatieve regels**: De hiërarchie tussen normen is niet absoluut. Voorrangsregels kunnen gecombineerd worden, en de prioriteit van een nieuwere, algemenere wet kan soms boven een oudere, specifiekere regel gaan.
## 2. De onthullende visie
Deze visie presenteert een alternatief paradigma voor rechtsvinding, waarin het recht niet primair wordt gezien als de wil van de wetgever, maar als een constructie die voortkomt uit verschillende 'rechtsknopen' of 'formanten'.
### 2.1 Paradigmatische uitgangspunten en grondslag van recht
* **Constructivisme**: Het recht wordt gezien als iets dat gevormd wordt door mensen. De grondslag van het recht hangt af van de visie op de verhouding tussen democratie, rechtsstaat en mensenrechten, en de verhouding tussen staatsmachten. Dit opent diverse mogelijkheden, van conservatief tot progressief.
### 2.2 Gevolgen voor het uitleggingsdoel
Het juridische doel is niet louter het vaststellen van de "wil van de zender" (wetgever), maar het bepalen van de juridische betekenis in een concreet geval op basis van de visie op de grondslag van het recht en de concrete doelstelling van de uitlegger. Dit vereist het gebruik van interpretatieve, interne afstemmings- en coördinatieve regels en argumenten.
### 2.3 Gevolgen voor het uitleggingsvoorwerp
#### 2.3.1 Het begrip 'rechtsknoop' (of formant)
* **Definitie**: Rechtsknopen of 'formanten' zijn alle handelingen die, volgens de uitlegger, bijdragen aan de inhoud van het recht.
* **Ontologisch relativisme**: Recht bestaat niet op zichzelf, maar wordt gevormd door mensen.
* **Epistemologisch subjectief-monisme**: Recht is onlosmakelijk verbonden met de 'knopenlegger' (de persoon die het recht toepast of vormt).
* **Recht bestaat niet los van toepassing**: Het 'tapijt' (recht) bestaat niet zonder het 'leggen van knopen' (rechtsuitoefening en rechtsvorming).
* **'Rechtsknoop' benadrukt gewild en gegroeid recht**: Elke knoop bouwt voort op het reeds bestaande juridische weefsel.
#### 2.3.2 Van centralisme naar pluralisme
De exegetische droom van centralisme (één actor, één bron) is achterhaald. Er is sprake van drie soorten pluralisme:
* **Actorpluralisme**: Veelheid aan statelijke actoren (gewesten, gemeenschappen, internationale organisaties) en ook rechters.
* **Oorsprongspluralisme**: De oorsprong van het recht is niet altijd statelijk (bv. contractuele regelingen, gewoonten).
* **Afstemmingspluralisme**: Klassieke afstemmingsmethoden volstaan niet meer; er is meer nodig dan enkel superioriteit, specialiteit en posterioriteit.
#### 2.3.3 Argumenteren met rechtsknopen
* **Creatieve samenvoeging**: Het recht is een creatieve samenvoeging van knopen met gradaties van werfkracht. Er zijn geen strikt 'bindende' of 'niet-bindende' formanten; elk formant biedt een overtuigende grond voor een specifieke interpretatie.
* **Probleem met hiërarchie der normen**: Deze abstracte hiërarchie houdt onvoldoende rekening met de realiteit dat de betekenis van een rechtsregel afhangt van de toepassing.
* **Gradaties van werfkracht**: Men moet rekening houden met de redenen waarom formanten worden toegepast.
* **Centrale plaats voor 'waarden'**: Onderliggende waarden en afwegingen tussen deze waarden doorkruisen en relativeren de hiërarchie der normen. Rechtszekerheid is bijvoorbeeld relevant voor elk formant. De uitleg van het recht bestaat uit het concretiseren van bepaalde waardenopvattingen en -afwegingen. Het gaat om het identificeren van de "onderliggende rechtvaardiging van formanten" in plaats van louter te kijken naar normen.
#### 2.3.4 Voornaamste rechtsknopen (of gezaghebbende handelingen)
De keuze van welk formant als interpretandum dient, is cruciaal. Gezag van een formant is niet louter descriptief, maar is de "werfkracht" ervan – de overtuigende grond die het biedt voor een specifieke interpretatie. Deze werfkracht kan voortkomen uit een (grond)wettelijke grondslag of andere redenen. De volgende week zullen de concrete voornaamste gezaghebbende handelingen van wetgevende, uitvoerende, rechtsprekende, rechtsgeleerde en andere private actoren worden besproken.
---
# Kritiek op interpretatiemethoden
Hier is een gedetailleerde samenvatting van de kritiek op interpretatiemethoden, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 2. Kritiek op interpretatiemethoden
Deze sectie onderzoekt de tekortkomingen van traditionele interpretatiemethoden, zoals taalkundige, systematische en historische argumenten, en stelt dat deze niet altijd aansluiten bij de complexiteit van rechtstoepassing.
### 2.1 Kritiek op het uitleggingsdoel en -voorwerp
De traditionele exegetische visie richt zich sterk op de "wil van de wetgever" als primair uitleggingsdoel en -voorwerp. Hierop is echter aanzienlijke kritiek geleverd.
#### 2.1.1 De 'wil van de wetgever': wat en van wie?
De objectieve afleiding van de "wil van de wetgever" is problematisch.
* **Welke wil?** Het is onduidelijk welke specifieke wil hiermee wordt bedoeld. De interpretatie neigt te focussen op de concrete handelingen van een specifieke wetgever in het verleden, in plaats van rekening te houden met de hedendaagse wetgever of een hypothetische redelijke wetgever.
* **Wiens wil?** Het is moeilijk om de wil van één enkele wetgever te identificeren, aangezien wetgeving het resultaat is van een complex proces met meerdere actoren en mogelijke compromissen.
#### 2.1.2 Onterechte exclusieve focus op de subjectieve, niet-verredelijkte en historische wetgever
Exegetische methoden hebben de neiging zich te fixeren op een historische wetgever die concrete handelingen heeft verricht. Dit gaat voorbij aan:
* **Gewild en gegroeid recht:**
* **Gewild recht:** Benadrukt de autonomie van de rechtsvormer en een breuk met het verleden. Recht wordt gezien als een besluit, een "nieuwe knoop in het tapijt", met nadruk op democratie.
* **Gegroeid recht:** Benadrukt een tegengewicht aan de rechtsvormer en de aansluiting bij bestaand recht. Recht wordt gezien als een organische context die grenzen stelt, "het tapijt dat er al was", met nadruk op de rechtsstaat (inclusief mensenrechten).
* **Verredelijking:**
* **Niet-verredelijkte wil:** Focust op de wil van een specifieke historische wetgever en de nadruk op gewild recht, met weinig aandacht voor de juridische context waarin de rechtsregel wordt uitgevaardigd.
* **Verredelijkte wil:** Streeft naar de reconstructie van wat een *redelijke* historische wetgever zou hebben gewild, mocht deze volledig rationeel hebben gedacht. Dit benadrukt gegroeid recht en autonome rechtsvorming, met veel aandacht voor de juridische context. Het onweerlegbare redelijkheidsvermoeden ("de wetgever wordt geacht redelijk te zijn geweest") begrenst de autonomie van de wetgever en tempert democratie met de rechtsstaat en mensenrechten.
* **Actualisering:**
* **Focus op juridische context op toepassingsmoment:** De "wil" moet worden geactualiseerd. Wetten leiden na uitvaardiging een eigen leven. De uitlegger moet niet alleen kijken naar wat de historische wetgever nastreefde, maar ook naar wat een actuele wetgever zou nastreven. Dit kan door rekening te houden met recentere wetten in verwante of zelfs onverwante domeinen.
* **Gewijzigde waardeopvattingen:** De waardeopvattingen van de wetgever kunnen zijn veranderd sinds de uitvaardiging van de wet (bv. de betekenis van "openbare orde" of "wettelijke samenwoning").
* **Gewijzigde maatschappelijke omstandigheden:** Economische, sociale, politieke en technologische veranderingen kunnen de context hebben beïnvloed (bv. de interpretatie van "drukpersmisdrijf" in het internettijdperk, de behoefte aan een imprevisieleer bij economische crises, of de veranderende sociale betekenis van hoofddoeken).
* **Aanvaardbaarheid van "evolutieve" interpretatie:** Er is een dilemma tussen democratie (nadruk op de wetgever) en rechtsstaat (nadruk op bescherming door de rechter). Te snelle aanpassing aan de tijd kan leiden tot te autonome rechtsvorming door de rechter. Te terughoudend zijn kan leiden tot onaanvaardbare terugdraaiing van de klok door de rechter.
* **Waardeopvattingen wetgever blijven leidend:** De interpretatie moet aannemelijk maken dat de *actuele* wetgever de gewijzigde opvattingen zou hebben gedeeld. Het is niet de plaats voor persoonlijke overtuigingen die niet kunnen worden toegeschreven aan de actuele wetgever.
#### 2.1.3 Onterechte exclusieve focus op de wetgever of rechter
Wetgever en rechter zijn niet de enige actoren die relevante interpretanda kunnen uitvaardigen. Er is een verschuiving van centralisme (één actor, één soort bronnen) naar pluralisme.
* **Actorpluralisme:** Meerdere statelijke actoren (gewesten, gemeenschappen, supranationale en internationale organisaties) en ook rechters.
* **Oorsprongspluralisme:** De oorsprong van recht is niet per se statelijk (bv. contractuele regelingen, gewoonten).
* **Afstemmingspluralisme:** De klassieke afstemmingsmethoden (superioriteit, specialiteit, posterioriteit) volstaan niet meer. Er is meer nodig dan abstracte bepaling van voorrang.
### 2.2 Kritiek op interpretatiemethoden
De traditionele interpretatiemethoden, zoals taalkundige en systematische argumenten, worden bekritiseerd vanwege hun beperkingen en aannames.
#### 2.2.1 Kritiek op de waarde van taalkundige argumenten
1. **Verkeerd startpunt:** Interpretatie begint niet met de tekst zelf, maar met een *Vorverständnis* (voorafgaande begrip), gevormd door levenservaring. Zonder dit begrip zou men niet eens weten welke wet te raadplegen.
2. **Andere taakopvatting rechter in democratische rechtsstaat:** In gevallen van onbillijke en totaal onaanvaardbare gevolgen, is het juist de taak van de rechter om de burger te beschermen en regelontwijking te vermijden. Anders wordt het vertrouwen van de burger in het recht ondermijnd en kan het recht te gemakkelijk worden omzeild, wat het werk van de wetgever bemoeilijkt.
3. **Problemen met de taalkundige methode van de exegetische visie:**
* Het interpretandum (de te interpreteren tekst) heeft geen betekenis op zich, maar is een mededeling van een zender gericht tot een ontvanger.
* Er is vaak een keuze tussen meerdere mogelijke betekenissen (letterlijk, gebruikelijk, technisch).
* De "Plain Meaning Fallacy" treedt op wanneer men doet alsof er slechts één gebruikelijke betekenis bestaat.
* De objectieve vaststelling van een gebruikelijke betekenis, bijvoorbeeld via een representatieve steekproef, gebeurt zelden. Wat als een gebruikelijke betekenis wordt beschouwd, is vaak een pragmatische interpretatie die rekening houdt met context.
* De vraag welk moment moet worden gehanteerd om de gebruikelijke betekenis te beoordelen (historische burger of hedendaagse burger) is cruciaal, aangezien taal evolueert.
#### 2.2.2 Kritiek op de waarde van systematische argumenten
* **De wetgever is niet perfect:** Het stilzwijgen van de wetgever betekent niet altijd dat hij een specifieke wil had. Gevallen die niet expliciet zijn geregeld, kunnen soms dezelfde oplossing krijgen als geregelde gevallen (a contrario), maar soms ook niet. Niet elke voorwaarde is noodzakelijk en voldoende. De wetgever denkt niet altijd aan alle mogelijke scenario's.
* **A contrario argumenten:** Het afleiden van een wil van de wetgever uit stilzwijgen is bekritiseerbaar, met name omdat de wetgever niet altijd perfect is en zich niet van alle mogelijke gevolgen bewust is.
#### 2.2.3 Kritiek op de waarde van wilsduidende historische argumenten
Parlementaire voorbereidingen (PV) bevatten niet altijd zomaar de wil van de wetgever. Ze kunnen ook worden gebruikt om de wet te temperen, niet alleen om de oorspronkelijke wil te duiden.
#### 2.2.4 Kritiek op de waarde van gevolgengeoriënteerde argumenten
Als de wetgever zich niet bewust was van de gevolgen van een regel, kan het negeren van die gevolgen door de uitlegger leiden tot een keuze die de wetgever niet had gemaakt, of die verschilt van wat de actuele wetgever zou hebben gekozen.
#### 2.2.5 Kritiek op interne afstemmingsregels
* **Taalkundige voorrang:** De taalkundige betekenis is niet per se superieur aan het doel van de wet. De tekst is niet altijd belangrijker dan de parlementaire voorbereiding, zeker niet als de tekst onredelijke gevolgen heeft.
* **Gebruikelijkheidsvermoeden:** Als er meer dan één gebruikelijke betekenis bestaat, verliest dit vermoeden aan bruikbaarheid.
* **Coördinatieve regels:** De hiërarchie der normen is niet absoluut. Voorrangsregels van de exegese zijn vaak combineerbaar. Nieuwere, maar algemenere wetten kunnen voorrang krijgen op oudere, specifiekere wetten, zelfs als dit strijdig lijkt met de hiërarchie (bv. een algemene regel over ontbinding door kennisgeving versus een specifieke regel die altijd rechterlijke tussenkomst vereist).
### 2.3 Gevolgen voor gebruikte argumenten
De kritiek op de interpretatiemethoden heeft directe gevolgen voor de gebruikte argumenten en de rol van de uitlegger.
#### 2.3.1 Niet-verredelijkt en historisch: nadruk op 'wil' in eerste vijf betekenissen
Traditioneel ligt de klemtoon op onmiddellijke, concrete doelstellingen en handelingen van de wetgever. De rol van de uitlegger is primair het recht toepassen, met exclusieve macht bij de wetgever. Dit wordt ondersteund door exegetische argumenten zoals taalkundige, bepaalde systematische, wilsduidende historische en absurditeitsbestrijdende argumenten.
#### 2.3.2 Verredelijkt en actueel: nadruk op 'wil' in laatste drie betekenissen
Hier ligt de klemtoon op verder gelegen finaliteiten en de tussenstappen om deze te bereiken. De rol van de uitlegger verschuift naar "het recht teneinde denken", wat meer macht geeft aan de uitlegger, omdat finale waarden vaak vaag en abstract zijn. Dit wordt ondersteund door aanvullende argumenten die passen binnen autonome(re) rechtsvinding, zoals bepaalde systematische, rechtshistorische, teleologische, waardengeoriënteerde en gevolgengeoriënteerde argumenten.
### 2.4 De constructivistische benadering
De constructivistische visie, ook wel postmodernisme genoemd, biedt een alternatief voor de traditionele interpretatiemethoden door recht te zien als een dynamisch, door mensen gevormd fenomeen.
#### 2.4.1 Paradigmatische uitgangspunten en grondslag van recht
Constructivisme impliceert geen vast antwoord op de grondslag van het recht, maar houdt alle pistes open. De grondslag van recht is afhankelijk van de visie op de verhouding tussen democratie, rechtsstaat, mensenrechten en staatsmachten. Zowel conservatieve als progressieve benaderingen zijn mogelijk.
#### 2.4.2 Gevolgen voor het uitleggingsdoel
Het juridische doel is niet langer het vaststellen van de "wil van de zender", maar het bepalen van de juridische betekenis van een rechtsregel in een concreet geval. Dit gebeurt op basis van de visie op de grondslag van het recht en de concrete doelstelling van de uitlegger. Hierbij zijn interpretatieve, interne afstemmings- en coördinatieve regels en argumenten nodig.
#### 2.4.3 Gevolgen voor het uitleggingsvoorwerp: rechtsknopen
Recht wordt metaforisch voorgesteld als een "tapijt" van "rechtsknopen" of "formanten" (door Rodolfo Sacco).
* **Het begrip 'rechtsknoop' (of formant):** Alle handelingen die bijdragen aan de inhoud van het recht worden als rechtsknopen beschouwd. Recht bestaat niet op zichzelf, maar wordt gevormd door mensen. Het "tapijt" (recht) bestaat niet los van het "leggen" van knopen (rechtstoepassing en rechtsvorming). Elke knoop bouwt voort op het reeds geknoopte "juridische weefsel".
* **Van centralisme naar pluralisme:** De exegetische droom van centralisme is onhoudbaar. Er is sprake van actorpluralisme, oorsprongspluralisme en afstemmingspluralisme.
* **Argumenteren met rechtsknopen:**
* **Gradaties van werfkracht:** Elk formant (wetgeving, rechtspraak, rechtsleer) heeft gradaties van gezag of werfkracht. Er zijn geen strikt "bindende" en "niet-bindende" formanten. De betekenis van een rechtsregel hangt af van de toepassing ervan.
* **Probleem met de hiërarchie der normen:** De abstracte hiërarchie houdt geen rekening met de context. De betekenis van een rechtsregel is afhankelijk van de toepassing en de redenen waarom formanten werfkracht hebben.
* **Centrale plek voor waarden:** Onderliggende waarden en de afweging daartussen zijn cruciaal en doorkruisen de hiërarchie der normen. Bijvoorbeeld, de aanvaardbaarheid van retroactieve wetgeving vereist een afweging van waarden zoals rechtszekerheid versus beleidsvrijheid.
* **Van 'normen' naar 'onderliggende rechtvaardiging':** In plaats van louter naar "Wet x" of "uitspraak y" te kijken, wordt gekeken naar de redenen waarom bepaalde formanten werfkracht hebben, wat hun onderliggende rechtvaardiging is. Dit geldt voor alle actoren en rechtsbronnen.
Deze kritiek op de traditionele interpretatiemethoden opent de weg naar een meer genuanceerde en contextgevoelige benadering van rechtsvinding.
---
# De onthullende visie en constructivisme
Deze sectie introduceert het constructivisme als een alternatief paradigma voor rechtsvinding, waarbij de nadruk ligt op het idee van 'rechtsknopen' en de pluralistische aard van rechtsbronnen.
## 3. De onthullende visie en constructivisme
De onthullende visie, als tegenhanger van de exegetische visie, bekritiseert het concept van de 'wil van de wetgever' en de exclusieve focus op de wetgever en de rechter als enige rechtsbronnen. Constructivisme, vaak aangeduid als postmodernisme in het buitenland, stelt dat recht niet op zichzelf bestaat, maar gevormd wordt door menselijke handelingen en interpretaties, met de 'rechtsknoop' als centrale metafoor.
### 3.1 Kritiek op de exegetische benadering
De kritiek op de exegetische visie richt zich op drie hoofdpunten:
#### 3.1.1 Kritiek op het uitleggingsdoel en -voorwerp
De kern van de kritiek op de exegetische benadering van de 'wil van de wetgever' is veelzijdig:
* **De ondefinieerbaarheid van de 'wil van de wetgever':** Het is niet objectief af te leiden wat de 'wil van de wetgever' precies inhoudt en over wiens wil het gaat. De waarde van parlementaire voorbereidingen wordt in twijfel getrokken omdat deze niet altijd de daadwerkelijke wil van de wetgever weerspiegelen.
* **De exclusieve focus op de historische en 'niet-verredelijkte' wetgever:** De neiging om te focussen op de specifieke, historische wetgever die concrete handelingen heeft verricht, miskent de noodzaak om ook rekening te houden met de hedendaagse wetgever en de actuele maatschappelijke context.
* **De exclusieve focus op de wetgever en de rechter:** Wetgevers en rechters zijn niet de enige actoren die relevante interpretanda kunnen uitvaardigen. Andere actoren dragen ook bij aan de vorming en interpretatie van het recht.
##### 3.1.1.1 Gewild en gegroeid recht
Recht kan op twee manieren worden benaderd: als 'gewild' recht of als 'gegroeid' recht.
* **Gewild recht:** Hier ligt de nadruk op de autonomie van de rechtsvormer en diens beslissingen. Dit kan leiden tot een breuk met het verleden en de verkenning van nieuwe juridische terreinen. Recht wordt hier gezien als een besluit over wat mogelijk is, een 'nieuwe knoop in het tapijt'. Dit concept hangt samen met democratie.
* **Gegroeid recht:** Dit legt de nadruk op het tegengewicht aan de rechtsvormer, waarbij aansluiting bij reeds bestaand recht essentieel is. Het is een voortzetting van het verleden en erkent de waarde van bestaande juridische kaders. Recht wordt hier gezien als een organische context die grenzen stelt, als 'het tapijt dat er al was'. Dit concept is verbonden met de rechtsstaat, inclusief mensenrechten.
##### 3.1.1.2 Verredelijking
De overgang van een 'niet-verredelijkte' naar een 'verredelijkte' wetgever impliceert een verschuiving in interpretatie:
* **Niet-verredelijkte wil:** Dit focust op de wil van de specifieke, historische wetgever. Er is weinig aandacht voor de bredere juridische context waarin de rechtsregel wordt uitgevaardigd. De rechtsregel wordt primair gebruikt om andere regels te begrijpen, in plaats van andersom. Dit is kenmerkend voor de nadruk op 'gewild recht'.
* **Verredelijkte wil:** Dit tracht te reconstrueren wat een redelijke historische wetgever op dat moment zou hebben gewild, ervan uitgaande dat deze volledig rationeel dacht. Er is veel aandacht voor de juridische context en het gehele rechtssysteem ('gegroeid recht'). De rechtsregel wordt begrepen in het licht van dit bredere systeem. Het 'redelijkheidsvermoeden' van de wetgever is hierbij onweerlegbaar, wat de autonomie van de wetgever begrenst en de rechtsstaat versterkt.
##### 3.1.1.3 Actualisering
Actualisering streeft ernaar de 'wil' van de wetgever rekening te laten houden met de juridische context op het moment van toepassing, niet enkel op het moment van uitvaardiging.
* **Evolutie van waardeopvattingen:** De waardenopvattingen van de wetgever kunnen veranderen sinds de totstandkoming van de wet. Dit kan leiden tot een andere interpretatie van concepten als 'openbare orde' of 'wettelijke samenwoning' door de tijd heen.
* **Gewijzigde maatschappelijke omstandigheden:** Economische, sociale, politieke en technologische veranderingen kunnen de betekenis en relevantie van wetgeving beïnvloeden. Juridische concepten als 'drukpersmisdrijf' moeten worden geactualiseerd om rekening te houden met technologische ontwikkelingen zoals internet. Economische crises kunnen de behoefte aan de imprevisieleer vergroten, en sociale betekenissen van bepaalde concepten kunnen evolueren.
* **De 'evolutieve' interpretatie:** Dit brengt een dilemma met zich mee tussen democratie en de rechtsstaat (inclusief mensenrechten). Te snelle aanpassing aan de tijd kan leiden tot te veel autonomie van de rechtsvorming door de rechter, terwijl te terughoudend zijn de juridische toepassing te heteronoom kan maken. Het is cruciaal om de waardenopvattingen van de wetgever leidend te laten zijn, door na te gaan welke regel de actuele wetgever waarschijnlijk zou hebben uitgevaardigd indien deze de huidige omstandigheden en waarden had gekend.
#### 3.1.2 Kritiek op de uitleggingsmethode
De kritiek op de uitleggingsmethode richt zich met name op de taalkundige argumenten die door exegeten worden gehanteerd.
##### 3.1.2.1 Kritiek op de waarde van taalkundige argumenten
* **Verkeerd startpunt:** Interpretatie begint niet met de tekst van de wet, maar met het *Vorverständnis* (voorafgaande begrip) van de uitlegger. Dit voorlopige begrip bepaalt mede welke wetten relevant zijn.
* **Andere taakopvatting van de rechter:** In een democratische rechtsstaat kan het de taak van de rechter zijn om burgers te beschermen tegen onbillijke en onaanvaardbare gevolgen van wetgeving. Het negeren van deze rol kan het vertrouwen van burgers in het recht ondermijnen. De rechter moet ook regelontwijking in het recht vermijden, wat vereist dat wetten niet te makkelijk aan de woorden worden onttrokken.
* **De 'Plain Meaning Fallacy':** Het interpretandum (het te interpreteren object) heeft nooit een betekenis op zich. Er zijn vaak meerdere mogelijke letterlijke of gebruikelijke betekenissen. Het veronderstellen van één eenduidige 'gebruikelijke betekenis' is problematisch, omdat taal evolueert en de 'gewone burger' van nu niet noodzakelijk dezelfde is als de historische burger. De gebruikelijke betekenis van vroeger is niet per se de betekenis van nu.
##### 3.1.2.2 Kritiek op de waarde van systematische argumenten
De wetgever is niet perfect en de stilzwijgen van de wetgever kan ook daadwerkelijk stilzwijgen betekenen. Het a-contrario argument, dat ervan uitgaat dat wat niet expliciet is geregeld, ook niet onder de regel valt, is bekritiseerbaar omdat de wetgever niet altijd aan alle gevallen kan denken.
##### 3.1.2.3 Kritiek op de waarde van wilsduidende historische argumenten
Parlementaire voorbereidingen bevatten niet altijd simpelweg de 'wil van de wetgever'. Ze kunnen ook dienen om de wil van de wetgever te temperen en te nuanceren, en niet enkel om die te duiden.
##### 3.1.2.4 Kritiek op de waarde van gevolgen-georiënteerde argumenten
Als de wetgever zich niet bewust was van de mogelijke gevolgen van een regel, kan het negeren van die gevolgen door de uitlegger een keuze impliceren waar de wetgever niet voor heeft gekozen, of een keuze die afwijkt van hoe de actuele wetgever het zou hebben gedaan.
##### 3.1.2.5 Kritiek op interne afstemmingsregels
De regels over interne afstemming, zoals de voorrang van taalkundige of tekstuele argumenten, zijn niet altijd absoluut. De doelstelling van de wet kan zwaarder wegen dan de letterlijke tekst, en de tekst niet altijd voorrang krijgen boven parlementaire voorbereidingen als de tekst onredelijk uitpakt. Het gebruikelijkheidsvermoeden is problematisch wanneer er meerdere 'gebruikelijke' betekenissen bestaan. Hiërarchieën van normen zijn niet altijd zaligmakend en de klassieke coördinatieregels (superioriteit, posterioriteit, specialiteit) volstaan niet altijd, vooral bij een pluraliteit van rechtsbronnen.
### 3.2 Constructivisme als alternatief paradigma
Constructivisme biedt een alternatieve visie op rechtsvinding, gekenmerkt door een focus op 'rechtsknopen' en een pluralistische kijk op rechtsbronnen.
#### 3.2.1 Paradigmatische uitgangspunten en grondslag van recht
Constructivisme erkent een grote variatie in de grondslag van het recht, afhankelijk van de visie op de verhouding tussen democratie, rechtsstaat en mensenrechten, en tussen de staatsmachten. Het kent geen eenduidig antwoord op deze vragen, en laat ruimte voor zowel conservatieve als progressieve benaderingen.
#### 3.2.2 Gevolgen voor het uitleggingsdoel
Het juridische doel van rechtsvinding is niet simpelweg het vaststellen van de 'wil van de zender'. In plaats daarvan wordt de juridische betekenis van een rechtsregel in een concreet geval bepaald op basis van een visie op de grondslag van het recht en de concrete doelstelling van de uitlegger. Dit vereist argumentatie met behulp van interpretatieve, interne afstemmings- en coördinatieve regels en argumenten.
#### 3.2.3 Gevolgen voor het uitleggingsvoorwerp
##### 3.2.3.1 Het begrip 'rechtsknoop' (of formant)
Het recht wordt in het constructivisme metaforisch voorgesteld als een 'tapijt', waarbij de 'knopen' de 'rechtsvormende handelingen' of 'formanten' representeren (zoals wetgeving, rechtspraak, rechtsleer).
* **Ontologisch relativisme:** Recht bestaat niet op zichzelf, maar wordt gevormd door menselijke handelingen.
* **Epistemologisch subjectief-monisme:** Recht is onlosmakelijk verbonden met de 'knopenlegger', de persoon die het recht toepast en vormt.
* **Recht als proces:** Het 'tapijt' (recht) bestaat niet los van het leggen van de knopen (rechtsstoepassing en rechtsvorming). Elke knoop bouwt voort op het reeds bestaande 'juridische weefsel'.
##### 3.2.3.2 Van centralisme naar pluralisme
De exegetische wensdroom van centralisme, met één actor en één type rechtsbronnen, is achterhaald. Constructivisme erkent drie vormen van pluralisme:
* **Actorpluralisme:** Een veelheid aan statelijke actoren (gewesten, gemeenschappen, internationale organisaties) en niet-statelijke actoren dragen bij aan het recht.
* **Oorsprongspluralisme:** De oorsprong van het recht is niet per se statelijk; contractuele regelingen, gewoonten, enz. zijn ook relevante bronnen.
* **Afstemmingspluralisme (coördinatiepluralisme):** De klassieke afstemmingsmethoden (superioriteit, specialiteit, posterioriteit) volstaan niet meer. Er is meer nodig om de onderlinge relatie tussen verschillende formanten te bepalen, omdat geen enkele abstracte regel bepaalt welk formant voorrang moet krijgen.
##### 3.2.3.3 Argumenteren met rechtsknopen
Recht wordt gezien als een creatieve samenvoeging van knopen met gradaties van 'werfkracht'. Er zijn geen strikt 'bindende' of 'niet-bindende' formanten; de gezaghebbendheid van een formant ontstaat in de toepassing ervan.
* **Gradaties van werfkracht:** Elk formant, of het nu wetgeving, rechtspraak of rechtsleer betreft, heeft een zekere mate van gezag en biedt een reden voor een specifieke interpretatie. De betekenis van een rechtsregel is afhankelijk van de toepassing ervan.
* **Toepassingsgericht denken:** Dit impliceert rekening houden met de redenen waarom formanten worden toegepast. De 'hiërarchie der normen' wordt gerelativeerd, omdat normen niet los van hun toepassing bestaan. Een keuze moet gemaakt worden tussen concurrerende formanten, en deze keuze moet gemotiveerd worden.
* **Centrale rol van waarden:** Onderliggende waarden en de afwegingen daartussen zijn cruciaal. Dit relativeert de strikte hiërarchie van normen. Het uitleggen van recht betekent het concretiseren van bepaalde waardenopvattingen en -afwegingen. Men kijkt naar de redenen waarom bepaalde formanten werfkracht hebben, oftewel hun onderliggende rechtvaardiging, in plaats van louter naar de norm zelf.
##### 3.2.3.4 Voornaamste rechtsknopen (of gezaghebbende handelingen)
De vraag welke formanten als interpretanda kunnen dienen, vereist keuzes. Het gezag van een formant, of zijn 'werfkracht', is niet volledig descriptief maar wordt bepaald door de overtuigende grond die het biedt voor een specifieke interpretatie in een concreet geval. Dit gezag kan voortkomen uit de wettelijke grondslag of andere redenen, zoals de onderliggende waarden.
> **Tip:** Het constructivisme benadrukt dat recht geen statisch product is, maar een dynamisch proces van vorming en interpretatie. De metafoor van het 'tapijt' en de 'rechtsknoop' helpt om deze dynamiek en de onderlinge verwevenheid van rechtsbronnen te begrijpen.
> **Tip:** Wees kritisch op de aanname dat de 'wil van de wetgever' eenduidig en objectief vaststelbaar is. Constructivisme biedt een framework om deze complexe vraag te benaderen vanuit verschillende perspectieven en met aandacht voor de evolutie van recht en maatschappij.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Rechtsvinding | Het proces van het achterhalen en toepassen van het geldende recht in een specifiek geval. Dit omvat de interpretatie van rechtsregels en de afweging van verschillende juridische argumenten. |
| Exegetische visie | Een benadering van rechtsvinding die sterk de nadruk legt op de letterlijke tekst van de wet en de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever, waarbij de interpretatie primair gericht is op de wil van de historische wetgever. |
| Wil van de wetgever | Het vermeende doel of de bedoeling die de wetgever had bij het opstellen van een wet. De interpretatie van deze wil is een centraal punt van discussie in verschillende rechtsfilosofische scholen. |
| Taalkundige uitleg | Een interpretatiemethode waarbij de betekenis van juridische teksten wordt bepaald aan de hand van de gangbare taalconventies en de letterlijke betekenis van de gebruikte woorden. |
| Systematische uitleg | Een interpretatiemethode die de rechtsregel plaatst binnen de bredere context van het rechtssysteem, waarbij de betekenis wordt afgeleid uit de samenhang met andere wettelijke bepalingen en algemene rechtsbeginselen. |
| Historische uitleg | Een interpretatiemethode die zich richt op de ontstaansgeschiedenis van de rechtsregel, inclusief parlementaire voorbereidingen en de maatschappelijke context ten tijde van de totstandkoming, om de oorspronkelijke bedoeling te achterhalen. |
| Absurditeitsbestrijdende uitleg | Een interpretatiemethode die tracht te voorkomen dat de toepassing van een rechtsregel tot onredelijke of absurde uitkomsten leidt, waarbij de rechter de regel interpreteert op een manier die dergelijke gevolgen vermijdt. |
| Antinomie | Een situatie waarin twee of meer rechtsregels met elkaar in strijd zijn, wat leidt tot een conflict dat opgelost moet worden door middel van hiërarchische of andere afstemmingsregels. |
| Onthullende kritiek | Een kritische benadering die de aannames en beperkingen van traditionele rechtsvindingstheorieën, zoals de exegetische visie, onderzoekt en ter discussie stelt. |
| Verredelijking | Het proces waarbij de interpretatie van de wil van de wetgever niet beperkt blijft tot de specifieke historische intentie, maar uitgaat van een rationele en redelijke wetgever die rekening houdt met de juridische context. |
| Actualisering | Het proces waarbij de interpretatie van een rechtsregel rekening houdt met de huidige maatschappelijke omstandigheden, waarden en behoeften, en niet uitsluitend met de oorspronkelijke bedoeling van de historische wetgever. |
| Gewild recht | Recht dat primair wordt gezien als een product van bewuste besluitvorming door rechtsvormers, met nadruk op autonomie en breuken met het verleden. |
| Gegroeid recht | Recht dat wordt beschouwd als een organisch gegroeid fenomeen, dat aansluiting zoekt bij bestaande structuren en tradities, en de autonomie van de rechtsvormer begrenst. |
| Constructivisme | Een rechtsfilosofische stroming die stelt dat recht niet een vaststaand product is, maar voortdurend wordt gevormd door menselijke handelingen en interpretaties. Het recht wordt gezien als een 'tapijt' van 'rechtsknopen'. |
| Rechtsknoop (formant) | Elke handeling die bijdraagt aan de inhoud van het recht, zoals wetgeving, rechtspraak of rechtsleer. Deze termen benadrukken dat recht niet losstaat van de toepassing ervan. |
| Actorpluralisme | De erkenning dat binnen een rechtsorde meerdere actoren betrokken zijn bij de vorming en interpretatie van recht, niet alleen de wetgever maar ook rechters, en diverse overheidslagen. |
| Oorsprongspluralisme | De erkenning dat de oorsprong van recht niet uitsluitend bij de staat ligt, maar ook kan voortkomen uit contractuele regelingen, gewoonten, en andere maatschappelijke bronnen. |
| Afstemmingspluralisme | De noodzaak om meer geavanceerde methoden te ontwikkelen voor het oplossen van conflicten tussen rechtsbronnen, aangezien de klassieke hiërarchische regels ontoereikend kunnen zijn in een pluralistisch systeem. |
| Hiërarchie der normen | Een concept dat stelt dat rechtsnormen in een hiërarchische structuur zijn geordend, waarbij hogere normen voorrang hebben boven lagere normen. Dit wordt binnen het constructivisme bekritiseerd als te abstract. |
| Waardenafweging | Het proces waarbij verschillende onderliggende waarden (zoals rechtszekerheid, menselijke waardigheid, gelijkheid) die ten grondslag liggen aan rechtsregels, worden afgewogen om tot een juridische beslissing te komen. |