Cover
Börja nu gratis AR25_Les03-update.pptx
Summary
# De grondslag van regels en normatieve aanvaarding
Dit onderwerp verkent de redenen waarom gedragsvoorschriften als bindend worden ervaren en waarom mensen regels vrijwillig accepteren, waarbij verschillende grondslagen en factoren worden onderzocht.
## 1. De grondslag van regels en normatieve aanvaarding
De vraag naar de grondslag van regels en de redenen voor normatieve aanvaarding is een fundamenteel aspect van de algemene rechtsleer. Het gaat om de rechtvaardiging van gedragsvoorschriften en waarom deze regels vrijwillig worden geaccepteerd. Dit sluit aan bij de bredere vraag naar wat recht is en wanneer een ordening als 'juist' of 'rechtvaardig' wordt beschouwd.
### 1.1 De vraag naar de 'juiste' ordening
De 'juiste' of 'rechtvaardige' ordening stelt de vraag naar de rechtvaardiging van een gedragsvoorschrift. Dit is cruciaal om te bepalen:
* Welke gedragsvoorschriften als 'rechtsregels' gelden (vooral relevant binnen de benadering van het positief recht).
* Met welke normatieve verwachtingen men rekening houdt bij het bepalen van eigen gedrag (relevant binnen de benadering van het gewoonterecht).
### 1.2 Verschillende antwoorden op de grondslag van regels
Er zijn diverse opvattingen over de grondslag van regels:
* **Statelijk recht als enige bron:** Sommige visies stellen dat enkel statelijke regels als rechtsregels gelden, zonder verdere rechtvaardigingstoets.
* **Rechtvaardigheidstoets:** Anderen menen dat een rechtvaardigheidstoets noodzakelijk is. Hierover bestaat discussie, met verschillende criteria voor die toets.
**Voorbeeld:** Het verbod op diefstal.
* Een overtuigde christen kan dit naleven omdat het overeenkomt met de tien geboden. Dit is een **formele grondslag** (de oorsprong van de regel, in dit geval religieus, is bepalend).
* Iemand anders kan de regel aanvaarden omdat private eigendom leidt tot maximale welvaart voor de meerderheid. Dit is een **inhoudelijke grondslag** (de inhoud en de gevolgen van de regel zijn bepalend).
* Een derde persoon houdt zich aan het verbod vanwege de angst voor straffen, zowel van de staat als van de omgeving (**feitelijke macht** als grondslag).
* Een vierde persoon erkent de regel als 'de wet', maar is voorstander van een wijziging die 'stelen' van grote ondernemingen toestaat. Dit behoudt een **formele grondslag** met een specifieke interpretatie.
### 1.3 Normatieve aanvaarding: Waarom verdient een regel navolging?
Normatieve aanvaarding betekent dat een persoon een regel vrijwillig accepteert en navolging waardig acht. Dit staat tegenover feitelijke aanvaarding, waarbij men een regel met tegenzin naleeft. Verschillende factoren beïnvloeden deze vrijwillige acceptatie:
* **Persoonlijkheid:** Kenmerken zoals plichtsbewustzijn, leergierigheid en altruïsme kunnen leiden tot meer vrijwillige acceptatie. Neurotici kunnen de neiging hebben regels dwangmatig te volgen, terwijl extraverten er soms meer moeite mee hebben. Vertrouwen in de regelgever speelt eveneens een rol.
* **Andermans gedrag:** Als anderen een regel vrijwillig accepteren, vergroot dit de kans dat men deze zelf ook vrijwillig accepteert.
* **Culturele factoren:** Context en culturele verschillen, zoals de acceptatie van hoge belastingen in Scandinavië versus de VS, beïnvloeden de normatieve aanvaarding.
* **Gezaghebbende ideeën of instanties:** Ideeën over rechtvaardigheid en de grondslag van recht (bv. religieuze leer, nutsprincipe, groepsaanvaarding, nomocratie) zijn bepalend voor de mate van aanvaarding.
#### 1.3.1 De spanning tussen opgelegde regels en de grondslag van recht
Wanneer een regel niet strookt met iemands overtuiging over de grondslag van recht, ontstaat er spanning. Dit is een fenomeen dat zo oud is als de samenleving zelf.
**Voorbeelden:**
* **Antigone:** Antigone negeert het verbod van koning Creon om haar broer te begraven, omdat dit verbod in strijd is met de 'ongeschreven, onverbiddelijke wetten van de goden'.
* **Muurschuttersprocessen (na 1990):** Grenswachters die vluchtelingen neerschoten tijdens het bestaan van de Berlijnse Muur werden na de Duitse eenmaking strafrechtelijk vervolgd. Het Duitse Bundesgerichtshof oordeelde dat het doden van een ongewapende vluchteling een zo'n verschrikkelijke daad was die aan elke rechtvaardiging onttrokken is, dat de overtreding van het dodingsverbod duidelijk was, zelfs voor een geïndoctrineerde persoon.
* **Speluncean Explorers (R. v. Dudley and Stephens):** De vraag of kannibalisme om te overleven gerechtvaardigd is, ondanks het verbod op moord. De vraag rijst hier of de handeling, ook al is deze feitelijk gedreven, gerechtvaardigd kan worden door de omstandigheden.
### 1.4 Overzicht van rechtvaardigheidstheorieën en -stromingen
Het begrip 'rechtvaardigheid' kent verschillende indelingen en soorten. Dit wordt nader uitgewerkt in rechtvaardigheidstheorieën (gedragsgeoriënteerd en regelgeoriënteerd) en rechtvaardigheidsstromingen.
#### 1.4.1 Fundamenteel verschil tussen benaderingen van recht en rechtvaardigheid
* **Benaderingen van recht:** Antwoorden op de vraag 'wat is recht?'.
* Gewoonterecht (GB): Beschrijft recht als 'geheel van gedragspatronen' (sociale praktijken).
* Positief recht (RB): Beschrijft recht als 'geheel van gedragsvoorschriften'.
* **Rechtvaardigheidstheorieën:** Antwoorden op de vraag 'wanneer is iets rechtvaardig?'.
* **Gedragsgeoriënteerde theorieën (GT):** Focussen op concrete handelingen en vragen wanneer een individu rechtvaardig handelt.
* **Regelgeoriënteerde theorieën (RT):** Focussen op abstracte regels en vragen wanneer een gedragsvoorschrift rechtvaardig is.
#### 1.4.2 Gedragsgeoriënteerde theorieën (GT)
Deze theorieën onderzoeken wanneer iemands handeling of gedrag gerechtvaardigd is.
* **Descriptieve GT:** Beschrijven enkel hoe mensen denken over rechtvaardig handelen, zonder een normatieve standaard op te leggen.
* **Normatieve GT:** Leggen wel een normatieve standaard op en schrijven voor hoe men rechtvaardig moet handelen.
* **Deugdethische theorieën:** Rechtvaardigheid hangt af van iemands karakter en houding. Een rechtvaardige handeling is een reflectie van deugden zoals wijsheid, moed of rechtschapenheid. Deugd is het midden tussen twee uitersten (bv. moed tussen lafheid en roekeloosheid). Deze theorieën bieden vaak weinig concrete houvast.
* **Deontologische theorieën (plichtethiek):** Focussen op rechten en plichten. Een handeling is moreel goed als deze morele regels en plichten volgt, ongeacht de gevolgen (bv. folterverbod, zelfs als dit een kernramp zou voorkomen). Morele regels zijn onvoorwaardelijk ('categorisch'), zoals de categorische imperatief van Kant: "Handel alleen volgens die maxime waarvan je tegelijkertijd kunt willen dat ze een algemene wet wordt."
* **Consequentialistische theorieën:** Focussen uitsluitend op de gevolgen van een handeling. Een handeling is moreel goed als deze de 'goede toestand' vermeerdert of verbetert (bv. maximaliseren van geluk).
**Voorbeeld van GT-toepassing:** Hulp bieden aan iemand in nood.
* **Deugdethisch:** Hulp is een uiting van de deugd 'medemenselijkheid'.
* **Deontologisch:** Hulp is het volgen van een onvoorwaardelijke regel die daartoe verplicht.
* **Consequentialistisch:** Hulp leidt tot een maximalisatie van het 'welzijn'.
#### 1.4.3 Regelgeoriënteerde theorieën (RT)
Deze theorieën onderzoeken wanneer een gedragsvoorschrift (een regel) rechtvaardig is.
* **Descriptieve RT:** Beschrijven enkel wat mensen feitelijk naleven.
* **Normatieve RT:** Stellen wel een normatieve standaard op en beoordelen regels.
Er zijn drie soorten 'grondslagen van recht' die als criteria voor de normatieve standaard kunnen dienen:
1. **Formele theorieën:** De herkomst of oorsprong van de regel is bepalend. Dit principe van 'institutionele loyaliteit' (vertrouwen in het instituut dat de regel uitvaardigt) is cruciaal. Denk hierbij aan de vraag "Door wie is de regel uitgevaardigd?".
2. **Materiële (of inhoudelijke) theorieën:** De inhoud van de regel is bepalend. Een regel is gerechtvaardigd als de inhoud overeenstemt met:
* De natuur van de mens of de natuurlijke orde ('natuurrechtelijke stroming').
* Het innerlijke bewustzijn van een natie ('historische stroming').
* Het maximaliseren van geluk voor het grootste aantal mensen ('utilitaristische stroming').
* Het verminderen van ongelijkheid ('egalitaire stroming').
3. **Procedurele theorieën:** De wijze waarop de regel tot stand is gekomen is bepalend. De rechtvaardigheid van de regel wordt gepercipieerd via de gevolgde procedure. Dit is gerelateerd aan de 'rechtsstaat' en de 'democratie in brede zin'.
#### 1.4.4 Rechtvaardigheidsstromingen
Deze stromingen belichamen specifieke opvattingen over de grondslag van recht.
1. **Theocratische stroming:** Recht komt voort uit een godheid. Wat de godheid zegt, is het opperste gebod, vaak via openbaringen gekend. Deze stroming is formeel (niet-procedureel) en deontologisch, met een zwaartepunt in de oudheid.
2. **Autocratische stroming:** Recht komt voort uit de vorst. Wat de vorst zegt, is het opperste gebod. Dit is formeel (niet-procedureel) en kan consequentialistisch zijn (ontwijken van sancties van de vorst). Het stelt dat 'rechtvaardig recht' het belang van de sterkste dient. Deze stroming vindt men terug bij Sofisten en Machiavelli. In absolute monarchieën streeft de vorst naar absoluut gezag.
3. **Democratische stroming:** Deze stroming, in zijn oorsprong, gaat uit van een maatschappelijk verdrag waarbij burgers afstand doen van onbegrensde vrijheid in ruil voor zekerheid en vrede. De staat vaardigt rechtsregels uit ter uitvoering van dit verdrag.
* **Jean-Jacques Rousseau:** Benadrukte de soevereiniteit van het volk en 'la volonté générale' (de algemene wil) als begrenzing. In theorie is dit niet noodzakelijk puur formeel, maar in de praktijk is er een nauwe band met procedurele rechtvaardigheid ('democratie in brede zin').
* **Thomas Hobbes:** Zag de soeverein (persoon of verzameling) als schepper van orde uit een natuurtoestand van oorlog. De staat handhaaft zekerheid en vrede door vrees voor sancties. Het onderscheid met de autocratische stroming wordt duidelijk wanneer niet iedereen instemt met een regel.
* **Risico op dictatuur van de meerderheid:** De democratische stroming, in enge zin, kan leiden tot een dictatuur van de meerderheid. Daarom zijn 'mensenrechten' en de 'rechtsstaat' belangrijke tegenhangers.
4. **Natuurrechtelijke stroming:** Dit is de inhoudelijke tegenhanger van de formele stromingen (theocratisch, autocratisch, democratisch).
* **Gemeenschappelijke kenmerken:** Natuur als bron (buitenmenselijke oorsprong), absolute gelding (universeel, tijdloos) en rede als keninstrument.
* **Varianten:** De interpretatie van wat de 'natuur' gebiedt, verschilt. Er zijn vier periodes te onderscheiden:
* **Antiek natuurrecht:** Bron is de 'interne natuur van de mens' en de natuurlijke orde.
* **Christelijk-theologisch natuurrecht:** Spanning tussen openbaring en rede (Augustinus, Thomas van Aquino).
* **Verlicht natuurrecht:** Volledige klemtoon op rede. Hugo Grotius stelde dat natuurrecht geldt "zelfs als god niet zou bestaan".
* **Mensenrechtelijk natuurrecht:** Nadruk op het individu, met eeuwige, onveranderlijke en onvervreemdbare rechten. Dit leidde tot de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Dit omvat zowel individuele als sociaal-economische en collectieve rechten. Er is een nuance tussen westerse opvattingen en bijvoorbeeld het Afrikaanse Handvest voor de Mensenrechten en de Rechten van Volkeren, dat ook plichten voor het individu kent.
5. **Utilitaristische stroming:** Geïnitieerd door Jeremy Bentham, die 'onvervreemdbare rechten' afwijst. Regels worden beoordeeld op hun nut: ze zijn rechtvaardig als ze het menselijk geluk verhogen of lijden verminderen. Het criterium is 'het grootste geluk voor het grootste aantal'. Een belangrijk punt is dat het welzijn van de gemeenschap als geheel wordt meegenomen, maar er is kritiek op de objectieve kwantificering van 'geluk'.
6. **Historische stroming:** Ontstaan als reactie op het verlicht natuurrecht. Deze stroming benadrukt het belang van de historische context.
* **Friedrich Carl von Savigny:** Stelde dat rechtsregels voortvloeien uit de 'Volksgeist' (gemeenschappelijke wil en aard van het volk). Recht ontstaat door 'innere, stillwirkende Kräfte' (innerlijke, stil werkende krachten), niet door de wil van een wetgever. Gewoonterecht staat boven de wet.
* **Kritiek:** Deze stroming wordt als romantisch en idealistisch beschouwd en kan leiden tot legitimatie van ongelijkheid. Het is een materiële en descriptieve stroming.
**Tip:** Het is cruciaal om de indeling van rechtvaardigheidstheorieën (gedrags- vs. regelgeoriënteerd) en de daaruit voortvloeiende stromingen (formeel, materieel, procedureel en de specifieke rechtvaardigheidsstromingen) goed te onderscheiden. De scheidslijnen zijn niet altijd scherp en er zijn veel verwevenheden.
---
# Soorten rechtvaardigheidstheorieën en stromingen
Dit gedeelte analyseert verschillende theoretische benaderingen van rechtvaardigheid, ingedeeld in gedragsgeoriënteerde en regelgeoriënteerde theorieën, en onderzoekt specifieke rechtvaardigheidsstromingen.
### 2.1 De grondslag van regels en normatieve aanvaarding
De vraag "wanneer is een ordening juist of rechtvaardig?" is essentieel om te bepalen welke gedragsvoorschriften als rechtsregels gelden en met welke normatieve verwachtingen rekening moet worden gehouden. Verschillende perspectieven op de grondslag van regels bestaan:
* **Formele grondslag:** De oorsprong van de regel is bepalend.
* **Inhoudelijke grondslag:** De inhoud en de gevolgen van de regel zijn bepalend.
* **Feitelijke macht:** De angst voor sancties of groepsdruk vormt de grondslag.
* **Nomocratie:** De wet zelf, los van specifieke inhoud of oorsprong, is de grondslag.
Normatieve aanvaarding van een regel betekent dat deze vrijwillig wordt geaccepteerd. Dit wordt beïnvloed door persoonlijkheidskenmerken, vertrouwen in de regelgever, en de perceptie van het gedrag van anderen. Culturele factoren spelen ook een rol, net als gezaghebbende ideeën over rechtvaardigheid. Wanneer een regel niet strookt met iemands overtuiging over de grondslag van het recht, ontstaat er spanning.
> **Tip:** Denk aan de casus van Antigone, de muurschuttersprocessen en de Speluncean Explorers. Deze illustreren de fundamentele spanning tussen opgelegde regels en de persoonlijke overtuiging over wat rechtvaardig is.
### 2.2 Rechtvaardigheidstheorieën
Rechtvaardigheidstheorieën bieden antwoorden op de vraag wanneer iets rechtvaardig is. Ze worden onderverdeeld in gedragsgeoriënteerde en regelgeoriënteerde theorieën.
#### 2.2.1 Gedragsgeoriënteerde theorieën (GT)
Deze theorieën richten zich op concrete handelingen van mensen en beantwoorden de vraag: "Wanneer handel ik rechtvaardig?"
* **Descriptieve GT:** Beschrijven waardeoordelen die gangbaar zijn in de maatschappij zonder een normatieve standaard op te leggen.
* **Normatieve GT:** Leggen wel een normatieve standaard op en geven richtlijnen voor rechtvaardig handelen.
Belangrijke normatieve GT zijn:
* **Deugdethische theorie:**
* Focus op iemands karakter en houding, niet zozeer op concrete handelingen.
* Een rechtvaardige handeling is een reflectie van de deugd van de persoon (morele excellentie).
* Deugd is het midden tussen twee uitersten (bv. moed tussen lafheid en roekeloosheid).
* Houding die ervoor zorgt dat je het goede kiest, rekening houdend met de context.
* Nadeel: weinig houvast voor concrete situaties.
* **Deontologische theorie (plichtethiek):**
* Focus op rechten en plichten, ongeacht de gevolgen.
* Moreel goede handelingen volgen morele regels en plichten onvoorwaardelijk (categorisch).
* Voorbeeld: het folterverbod geldt zelfs als het de enige manier is om een kernramp te voorkomen.
* Centraal staat Immanuel Kants categorische imperatief: "Handel alleen volgens die maxime waarvan je tegelijkertijd kunt willen dat ze een algemene wet wordt."
* **Consequentialistische theorie:**
* Focus op de gevolgen van een handeling.
* Een handeling is moreel goed als deze een "goede toestand" vermeerdert, verbetert of uitbreidt.
* Het criterium is het maximaliseren van "welzijn" of het minimaliseren van "lijden".
> **Voorbeeld:** Waarom iemand in nood helpen?
> * Deugdethisch: uiting van medemenselijkheid.
> * Deontologisch: volgen van een onvoorwaardelijke plicht.
> * Consequentialistisch: maximalisatie van welzijn.
#### 2.2.2 Regelgeoriënteerde theorieën (RT)
Deze theorieën richten zich op abstracte regels of gedragsvoorschriften en beantwoorden de vraag: "Wanneer is een gedragsvoorschrift rechtvaardig?"
* **Descriptieve RT:** Beschrijven wat feitelijk door mensen wordt nageleefd.
* **Normatieve RT:** Stellen wel een normatieve standaard vast en kunnen een oordeel vellen.
Drie soorten grondslagen van recht, die als criteria voor normatieve aanvaarding kunnen dienen:
1. **Formele theorieën:**
* Criterium: de herkomst van de regel (institutionele loyaliteit).
* Rechtvaardiging gebaseerd op autoriteit van het instituut dat de regel uitvaardigt (bv. Godheid, Wetgever).
* Voorbeeld: "Democratie" in enge zin.
2. **Materiële (inhoudelijke) theorieën:**
* Criterium: de inhoud van de regel (moreel mandaat).
* De regel moet overeenstemmen met:
* De natuur van de mens of de natuurlijke ordening (natuurrechtelijke stroming).
* Het innerlijke bewustzijn van de natie (historische stroming).
* Het grootst mogelijke geluk voor het grootst mogelijke aantal mensen (utilitaristische stroming).
* Het verminderen van ongelijkheid (egalitaire stroming).
* Voorbeeld: Mensenrechten.
3. **Procedurele theorieën:**
* Criterium: de wijze waarop de regel tot stand is gekomen (gepercipieerde rechtvaardigheid van de procedure).
* Rechtvaardiging is gebaseerd op de (enkel) gevolgde procedure.
* Voorbeelden: "Rechtsstaat" in enge zin, "Democratie in brede zin" (combinatie van formele en procedurele aspecten).
### 2.3 Rechtvaardigheidsstromingen
Deze stromingen vertegenwoordigen concrete invullingen van de theoretische benaderingen van rechtvaardigheid.
#### 2.3.1 Theocratische stroming
* **Grondslag:** Recht is afkomstig van een godheid.
* **Aard:** Formeel (niet-procedureel) en deontologisch.
* **Karakteristieken:** Openbaringen maken goddelijke regels kenbaar; opperste gebod is wat de godheid zegt.
* **Zwaartepunt:** Oudheid.
#### 2.3.2 Autocratische stroming
* **Grondslag:** Recht is afkomstig van de vorst.
* **Aard:** Formeel (niet-procedureel) en consequentialistisch (vermijden van sancties door de vorst).
* **Karakteristieken:** Recht is het belang van de sterkste; de vorst streeft naar absoluut gezag.
* **Historische context:** Oudheid (bv. Trasymachos, Kallikles via Plato), 16e eeuw (Machiavelli), absolute monarchieën.
#### 2.3.3 Democratische stroming
* **Kernidee:** Oorspronkelijk nadruk op individuele vrijheidsrechten, leidend tot een "maatschappelijk verdrag" voor zekerheid en vrede.
* **Aard:** In theorie formeel en procedureel. In de praktijk nauw verbonden met de procedurele stroming ("Democratie in brede zin").
* **Karakteristieken:**
* **Jean-Jacques Rousseau:** Volk soeverein, begrenzing door "la volonté générale des citoyens" (algemene wil van de burgers).
* **Thomas Hobbes:** Afstand van natuurlijke vrijheid voor zekerheid en vrede, door vrees voor sancties van de Soeverein (kan één persoon of een verzameling zijn).
* **Risico's:** In de democratie in enge zin (enkel meerderheid) is er een risico op dictatuur van de meerderheid. Mensenrechten en de rechtsstaat fungeren als tegenhangers van "Democratie in enge zin".
* **Consensus en feitelijke macht:** Het onderscheid ontstaat wanneer niet iedereen instemt met een regel of beslissing.
> **Tip:** "Democratie in enge zin" (puur meerderheidsprincipe) kan leiden tot onderdrukking van minderheden. "Democratie in brede zin" omvat elementen van de rechtsstaat om dit te mitigeren.
#### 2.3.4 Natuurrechtelijke stroming
* **Aard:** Inhoudelijke tegenhanger van de formele stromingen.
* **Kernkenmerken:**
* **Bron:** Buitenmenselijke oorsprong ("natuur").
* **Geldigheid:** Absolute, universele en tijdloze gelding.
* **Keninstrument:** (in principe) de rede om de "natuur" te doorgronden.
* **Varianten:** Verschillen in interpretatie van wat de "natuur" gebiedt (harmonie, vitaliteit, menselijke aard).
* **Historische periodes:**
* **Antieke natuurrecht:** Bron in interne natuur van mens en natuurlijke ordening (bv. Sofisten, Aristoteles).
* **Christelijk-theologische natuurrecht:** Spanningsveld tussen openbaring en rede (bv. Augustinus, Thomas van Aquino).
* Augustinus: Lex aeterna (goddelijk recht), Lex naturae (afspiegeling), Lex positiva (menselijk recht).
* Thomas van Aquino: Nadruk op rede, objectieve ordening kenbaar door de rede.
* **Verlicht natuurrecht:** Volledige klemtoon op rede; geldt "zelfs als god niet zou bestaan" (Hugo Grotius).
* **Mensenrechtelijk natuurrecht:** Nadruk op individu, eeuwige, onveranderlijke en onvervreemdbare rechten. De mens is nooit louter middel, maar ook doel op zich. Dit heeft geleid tot internationale verdragen (bv. UVRM, EVRM).
> **Voorbeeld:** De Mensenrechtelijke stroming stelt dat individuele rechten zoals vrijheid, gedachte en meningsuiting universeel en onvervreemdbaar zijn.
* **Discussie over collectieve rechten:** De invulling van mensenrechtelijk natuurrecht verschilt, met name ten aanzien van individuele versus collectieve rechten (bv. African Charter on Human and Peoples' Rights versus Westerse interpretaties).
#### 2.3.5 Utilitaristische stroming
* **Grondslag:** Het nut of de "utility" van een regel; de maximalisatie van menselijk geluk of de minimalisatie van menselijk lijden voor het grootst mogelijke aantal mensen.
* **Aard:** Materiële stroming (inhoudelijk criterium).
* **Karakteristieken:**
* Regels worden beoordeeld op hun doelmatigheid.
* Bentham: "Onvervreemdbare rechten? Nonsense upon stilts."
* Beoordeling op gemeenschapsniveau.
* **Kritiek:** Gelijkheidsbeginsel wordt als formeel en kwantitatief beschouwd; de meetbaarheid van "nut" en "geluk" is problematisch.
> **Voorbeeld:** Utilitarisme kan rechtvaardigen dat één persoon wordt opgeofferd om de levens van een grotere groep te redden ("the greatest happiness of the greatest number").
#### 2.3.6 Historische stroming
* **Grondslag:** Recht is het gevolg van een lange, nationaalhistorische en culturele ontwikkeling.
* **Aard:** Materiële en descriptieve stroming.
* **Karakteristieken:**
* Kritiek op het verlicht natuurrecht dat stelt dat recht altijd en overal geldig is op basis van rede.
* **Friedrich Carl von Savigny:** Oorsprong van recht is de "Volksgeist" (gemeenschappelijke wil en aard van het volk).
* Recht ontstaat door "innere, stillwirkende Kräfte" (innerlijke, stille krachten), niet door de wil van een wetgever.
* Wet is ondergeschikt aan gewoonterecht en moet de Volksgeist weerspiegelen.
* **Kritiek:** Romantische en idealistische voorstelling van recht; kan leiden tot legitimatie van ongelijkheid.
> **Tip:** De historische stroming benadrukt het belang van traditie en culturele context in de ontwikkeling van recht, in tegenstelling tot universele, op rede gebaseerde principes.
---
# Evolutie van het natuurrecht en de utilitaristische stroming
Dit onderwerp behandelt de historische ontwikkeling van het natuurrecht, van de oudheid tot het mensenrechtelijk natuurrecht, en contrasteert dit met de utilitaristische stroming die de nadruk legt op nut en geluk voor het grootste aantal mensen.
### 3.1 Het begrip 'rechtvaardigheid' en rechtvaardigheidstheorieën
De vraag naar een 'juiste' of 'rechtvaardige' ordening is fundamenteel voor zowel het rechtswetenschappelijke als het gedragswetenschappelijke perspectief. Een normatieve ordening moet niet alleen vastgesteld zijn, maar ook als 'juist' of 'rechtvaardig' worden beschouwd. De rechtvaardiging van een gedragsvoorschrift – de grondslag waarom een regel navolging verdient – is cruciaal om te bepalen welke gedragsvoorschriften als rechtsregels gelden en welke normatieve verwachtingen we in acht nemen.
Er bestaan diverse opvattingen over de grondslag van recht, variërend van een strikt formele (alleen statelijke regels gelden) tot een inhoudelijke grondslag (de regel moet overeenstemmen met een bepaald criterium van rechtvaardigheid). De vrijwillige acceptatie van een regel door individuen wordt beïnvloed door persoonlijkheidskenmerken, vertrouwen in de regelgever, en het gedrag van anderen. Spanningen tussen opgelegde regels en individuele overtuigingen over de rechtvaardige grondslag van recht zijn van alle tijden, zoals geïllustreerd door de mythe van Antigone en hedendaagse casussen zoals de Berlijnse Muurprocessen.
#### 3.1.1 Indelingen en soorten rechtvaardigheidstheorieën
Rechtvaardigheidstheorieën kunnen worden onderverdeeld in gedragsgeoriënteerde en regelgeoriënteerde benaderingen.
* **Gedragsgeoriënteerde theorieën (GT)** richten zich op de vraag wanneer een concrete handeling of gedrag gerechtvaardigd is.
* **Deugdethische theorieën:** Rechtvaardig handelen hangt af van het karakter en de deugdzaamheid van een persoon, waarbij rechtvaardigheid wordt gezien als een reflectie van morele excellentie (bv. Aristoteles).
* **Deontologische theorieën (plichtethiek):** Rechtvaardigheid ligt in het volgen van morele regels en plichten, ongeacht de gevolgen (bv. de categorische imperatief van Kant).
* **Consequentialistische theorieën:** Rechtvaardigheid wordt bepaald door de gevolgen van een handeling; een handeling is moreel goed als deze een 'goede toestand' (bv. welzijn) vermeerdert of verbetert.
* **Regelgeoriënteerde theorieën (RT)** richten zich op de vraag wanneer een gedragsvoorschrift (regel) als rechtvaardig geldt.
* **Formele theorieën:** Rechtvaardigheid van een regel is gebaseerd op de herkomst van de regel (institutionele oorsprong, bv. afkomstig van een wetgever of godheid). Dit raakt aan het idee van 'democratie' in enge zin.
* **Materiële (inhoudelijke) theorieën:** Rechtvaardigheid van een regel hangt af van de inhoud, die moet overeenstemmen met criteria zoals de natuur van de mens, het innerlijke bewustzijn, het maximaliseren van geluk, of het verminderen van ongelijkheid. Dit omvat stromingen als natuurrecht en utilitarisme.
* **Procedurele theorieën:** Rechtvaardigheid van een regel ligt in de wijze waarop de regel tot stand is gekomen (de gevolgde procedure). Dit sluit aan bij de 'rechtsstaat' en 'democratie in brede zin'.
#### 3.1.2 Rechtvaardigheidsstromingen
Verschillende stromingen hebben zich ontwikkeld rond de vraag naar rechtvaardigheid, elk met een eigen focus:
1. **Theocratische stroming:** Beschouwt recht als afkomstig van een godheid, waarbij goddelijke openbaringen leidend zijn. Dit is formeel (niet-procedureel) en deontologisch van aard.
2. **Autocratische stroming:** Stelt dat recht afkomstig is van een vorst of soeverein. Dit is formeel en consequentialistisch (gericht op het vermijden van sancties van de vorst). De nadruk ligt op het belang van de sterkste en feitelijke macht. Figuren als Trasymachus, Kallikles en Machiavelli worden hiermee geassocieerd.
3. **Democratische stroming:** Gaat uit van een sociaal contract waarbij burgers onbegrensde vrijheidsrechten opgeven voor zekerheid en vrede, gecreëerd door een staat die rechtsregels uitvaardigt. De 'volonté générale' (algemene wil) van de burgers is hierbij van belang. Deze stroming kan zowel formeel als procedureel zijn, en kent een vloeiende overgang met de autocratische stroming (bv. bij Hobbes). Mensenrechten en de rechtsstaat worden gezien als tegenhangers van een zuiver democratische (meerderheids-)regel om dictatuur te voorkomen.
4. **Natuurrechtelijke stroming:** Een materiële stroming die stelt dat het hoogste recht van buitenmenselijke oorsprong is (de natuur), universeel en tijdloos geldig is, en kenbaar is door de rede. Er zijn diverse varianten:
* **Antiek natuurrecht:** Gebaseerd op de interne natuur van de mens en de natuurlijke ordening van dingen.
* **Christelijk-theologisch natuurrecht:** Een spanningsveld tussen geloofsovertuiging en rede, waarbij het goddelijke recht (Lex aeterna) wordt gereflecteerd in het natuurrecht (Lex naturae) en het positieve recht (Lex positiva). Augustinus en Thomas van Aquino zijn belangrijke vertegenwoordigers.
* **Verlicht natuurrecht:** Legt volledige nadruk op de rede als bron van natuurrecht, onafhankelijk van theologische grondslagen. Hugo Grotius stelde dat dit recht geldt "zelfs als god niet zou bestaan".
* **Mensenrechtelijk natuurrecht:** Ontstaan vanuit het groeiend zelfbewustzijn van het individu, met nadruk op eeuwige, onvervreemdbare rechten van de mens. De Nadruk ligt op individuele rechten, maar ook op sociaal-economische en collectieve rechten, met aandacht voor diverse culturele perspectieven (bv. het Afrikaanse Handvest).
### 3.2 De utilitaristische stroming
De utilitaristische stroming, prominent gemaakt door Jeremy Bentham, verwerpt het idee van onvervreemdbare rechten als "nonsens on stilts". In plaats daarvan beoordeelt zij wetten op grond van hun doelmatigheid en nut.
#### 3.2.1 Kernprincipes van utilitarisme
* **Nutsprincipe:** Een wet is rechtvaardig als deze nuttig is, dat wil zeggen, als deze leidt tot een toename van menselijk geluk of een afname van menselijk lijden.
* **Grootst mogelijke geluk voor het grootst mogelijke aantal:** Het ultieme criterium voor rechtvaardigheid is het maximaliseren van het geluk en welzijn voor de gemeenschap als geheel, niet primair voor het individu.
* **Positieve en negatieve aspecten:** Utilisme houdt rekening met het welzijn van de gehele gemeenschap. Een potentieel nadeel is de focus op gelijkheid als formeel en kwantitatief, en de uitdaging om 'nut' en 'geluk' objectief te kwantificeren en te meten.
#### 3.2.2 Toepassing op casus
In situaties waar ernstige keuzes gemaakt moeten worden, zoals de Speluncean Explorers casus, past het utilitarisme de afweging toe om één leven op te offeren om het leven van een grotere groep te redden ("Beter 1 man die sterft dan alle 5"). De nadruk ligt op de consequenties voor het totale welzijn.
### 3.3 De historische stroming
De historische stroming, een reactie op het verlichte natuurrecht, benadrukt het belang van de historische context en de nationale cultuur voor de ontwikkeling van recht.
#### 3.3.1 Kernprincipes van de historische stroming
* **Recht als historisch product:** Rechtsregels worden niet zozeer door de rede ontdekt, maar zijn het gevolg van een lange, nationaalhistorische en culturele ontwikkeling.
* **Volksgeist:** Vertegenwoordigers als Friedrich Carl von Savigny stelden dat de oorsprong van recht ligt in de 'Volksgeist', de gemeenschappelijke wil en volksaard van een volk. Recht ontstaat door "innere, stillwirkende Kräfte" (innerlijke, stilwerkende krachten) en niet door de willekeur van een wetgever.
* **Gewoonterecht boven wetgeving:** Gewoonterecht wordt als belangrijker beschouwd dan geschreven wetgeving, omdat het de Volksgeist directer weerspiegelt.
* **Kritiek op de historische stroming:** Hoewel de historische stroming een reactie was op het idealisme van het natuurrecht, kan zij zelf ook als idealistisch en romantisch worden beschouwd. De nadruk op 'stilwerkende krachten' kan de rol van machtsstrijd in de rechtsvorming bagatelliseren. Dit kan leiden tot de legitimatie van ongelijkheid. De stroming wordt gezien als materieel (inhoud afstemmen op Volksgeist) en descriptief (geen normatieve uitspraak over wat goed handelen is, maar beschrijven wat de Volksgeist voorschrijft).
---
# De historische stroming en haar implicaties
Dit onderdeel onderzoekt de historische stroming in de rechtsfilosofie, die de nadruk legt op de nationale, historische en culturele ontwikkeling van rechtsregels en de 'Volksgeist' als oorsprong van recht.
### 4.1 De historische stroming als reactie op het verlichte natuurrecht
De historische stroming ontstond als een reactie op het verlichte natuurrecht, dat stelde dat recht op basis van de rede ontdekt kon worden en altijd en overal geldig was. Critici van deze benadering benadrukten het belang van de historische context en de specifieke nationale ontwikkeling van rechtsregels.
### 4.2 Kernconcepten van de historische stroming
#### 4.2.1 De Volksgeist als oorsprong van het recht
* **Definitie:** De 'Volksgeist', vertaald als de 'gemeenschappelijke wil van het volk' of 'volksaard', wordt door de historische stroming gezien als de ware oorsprong van het recht.
* **Ontstaan van recht:** Recht ontstaat niet door de wil van een wetgever, maar door 'innere, stillwirkende Kräfte' (innerlijke, stil werkende krachten) die voortkomen uit de historische, collectieve ervaring van een volk. Dit staat in contrast met de nadruk op rede bij het verlichte natuurrecht.
* **Rol van de wet:** De wet wordt als ondergeschikt beschouwd aan het gewoonterecht. Een wet is enkel geldig als deze de Volksgeist inhoudelijk weerspiegelt.
#### 4.2.2 Belangrijke vertegenwoordigers
* **Montesquieu:** Hoewel niet exclusief een aanhanger van de historische stroming, legde Montesquieu al de nadruk op de invloed van historische en culturele factoren op de ontwikkeling van wetgeving.
* **Gustav Hugo:** Droeg bij aan de kritiek op het verlichte natuurrecht door het belang van historische context te benadrukken.
* **Friedrich Carl von Savigny:** Wordt gezien als de meest prominente vertegenwoordiger van de historische stroming. Hij betoogde dat recht organisch groeit uit de 'volksaard' en de historische ontwikkeling van een natie.
### 4.3 Kritiek op de historische stroming
* **Romantische en idealistische voorstelling:** De historische stroming wordt bekritiseerd omdat de oorsprong van recht nogal romantisch en idealistisch wordt voorgesteld. De 'stil werkende krachten' zouden mogelijk ook kunnen duiden op platte machtsstrijd.
* **Materiële en descriptieve benadering:**
* **Materieel:** De stroming is materieel omdat de inhoud van de regel, die moet aansluiten bij de Volksgeist, bepalend is.
* **Descriptief:** De stroming geeft geen uitspraak over wat goed handelen is vanuit een normatief perspectief, maar verwijst enkel naar de Volksgeist.
### 4.4 Implicaties van de historische stroming
#### 4.4.1 Legitimatie van ongelijkheid
Een significante implicatie van de historische stroming is de mogelijke legitimatie van ongelijkheid. Door recht te verbinden aan de specifieke 'Volksgeist' van een natie, kan dit leiden tot het accepteren van bestaande sociale structuren en hiërarchieën als natuurlijk en historisch bepaald, wat de rechtvaardiging van ongelijke behandeling tussen groepen kan dienen. Dit raakt aan de ideeën van de egalitaire stroming, die juist streeft naar vermindering van ongelijkheid.
#### 4.4.2 Tegenstelling tot materiële stromingen
De historische stroming positioneert zich als een materiële stroming omdat de inhoud van de regel, die aansluit bij de Volksgeist, doorslaggevend is voor haar geldigheid. Dit staat in contrast met zuiver formele stromingen die de herkomst van de regel centraal stellen, of procedurele stromingen die de wijze van totstandkoming benadrukken.
> **Tip:** Begrijp de historische stroming als een concept dat de nadruk legt op de unieke, organische groei van recht binnen een specifieke culturele en historische context, als reactie op universele, op rede gebaseerde rechtstheorieën. De implicatie van het legitimeren van ongelijkheid is een cruciaal punt van kritiek.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Normatieve ordening | Een systeem van regels en normen dat voorschrijft hoe men zich zou moeten gedragen, in tegenstelling tot een louter beschrijvende weergave van feitelijk gedrag. |
| Descriptieve ordening | Een weergave van feitelijk bestaande gedragspatronen en sociale praktijken, zonder een oordeel te vellen over hoe men zich zou moeten gedragen. |
| Gedragsvoorschrift | Een regel die specifieke handelingen of gedragingen voorschrijft, en waaraan men zich dient te houden om binnen een bepaalde orde te functioneren. |
| Institutionele oorsprong | De bron of instantie waaruit een rechtsregel voortvloeit, zoals de staat of een andere gevestigde autoriteit, die de regel zijn formele geldigheid verleent. |
| Afdwingbaarheid | Het vermogen van een regel om door middel van sancties of dwang te worden gehandhaafd, zodat naleving verzekerd wordt, of deze nu statelijk of anderszins georganiseerd is. |
| Effectieve naleving | De daadwerkelijke gehoorzaamheid aan een regel door de betrokkenen, ongeacht of dit vrijwillig of onder dwang gebeurt. |
| Juiste ordening | Een ordening die niet alleen effectief is, maar ook als rechtvaardig of moreel acceptabel wordt beschouwd, gebaseerd op bepaalde gezaghebbende ideeën of beginselen. |
| Grondslag van regels | De fundamentele reden of rechtvaardiging waarom een bepaalde gedragsregel als geldig of navolgenswaardig wordt beschouwd, hetzij door zijn oorsprong, inhoud of de procedure van totstandkoming. |
| Formele grondslag | De rechtvaardiging van een regel gebaseerd op de herkomst ervan, bijvoorbeeld wie de regel heeft uitgevaardigd, zonder noodzakelijkerwijs de inhoud te beoordelen. |
| Inhoudelijke grondslag | De rechtvaardiging van een regel gebaseerd op de inhoud en de gevolgen ervan, zoals de bijdrage aan welzijn of de naleving van morele principes. |
| Normatieve aanvaarding | De vrijwillige acceptatie van een regel door een individu, gebaseerd op diens overtuigingen en waarden, in tegenstelling tot gedwongen naleving. |
| Deugdethische theorie | Een ethische benadering die de nadruk legt op het karakter en de houding van een persoon, waarbij rechtvaardig handelen wordt gezien als een uiting van deugden zoals wijsheid en moed. |
| Deontologische theorie | Een ethische benadering die zich richt op plichten en regels, waarbij een handeling moreel juist is als deze voldoet aan onvoorwaardelijke morele plichten, ongeacht de gevolgen. |
| Categorische imperatief | Een fundamenteel principe binnen de deontologie, met name bij Kant, dat stelt dat men alleen mag handelen volgens een principe waarvan men tegelijkertijd kan willen dat het een algemene wet wordt. |
| Consequentialistische theorie | Een ethische benadering die de morele juistheid van een handeling beoordeelt op basis van de gevolgen ervan, met als doel het maximaliseren van een positieve uitkomst zoals geluk of welzijn. |
| Regelgeoriënteerde theorieën | Theorieën die de rechtvaardigheid van gedragsvoorschriften onderzoeken, waarbij de nadruk ligt op criteria voor de geldigheid en acceptatie van regels zelf. |
| Formele theorieën (RT) | Regelgeoriënteerde theorieën die de rechtvaardigheid van een regel primair baseren op de herkomst of de door wie de regel is uitgevaardigd, zoals de staat. |
| Materiële theorieën (RT) | Regelgeoriënteerde theorieën die de rechtvaardigheid van een regel beoordelen op basis van de inhoud van de regel, zoals de overeenstemming met natuurrecht of utilitaristische beginselen. |
| Procedurele theorieën (RT) | Regelgeoriënteerde theorieën die de rechtvaardigheid van een regel primair baseren op de wijze waarop de regel tot stand is gekomen, door middel van een eerlijke en transparante procedure. |
| Theocratische stroming | Een rechtsstroming waarin recht wordt beschouwd als afkomstig van een godheid, en naleving van goddelijke openbaringen centraal staat. |
| Autocratische stroming | Een rechtsstroming waarin recht wordt gezien als afkomstig van een soevereine heerser of vorst, wiens bevelen als wet gelden en die het belang van de heerser dient. |
| Democratische stroming | Een rechtsstroming gebaseerd op het principe van volkssoevereiniteit en een maatschappelijk verdrag, waarbij de algemene wil van het volk (la volonté générale) de basis vormt voor rechtsvorming. |
| Natuurrechtelijke stroming | Een rechtsfilosofische stroming die stelt dat er universele, tijdloze rechtsbeginselen bestaan die voortkomen uit de natuur of de menselijke rede, en die hoger staan dan positief recht. |
| Utilitaristische stroming | Een ethische en juridische stroming die het nut en het maximaliseren van geluk voor het grootste aantal mensen als criterium voor rechtvaardigheid hanteert; 'the greatest happiness of the greatest number'. |
| Historische stroming | Een rechtsfilosofische stroming die stelt dat recht niet voortkomt uit abstracte rede of natuur, maar uit de historische ontwikkeling, cultuur en de specifieke 'Volksgeist' (volksaard) van een gemeenschap. |
| Volksgeist | Het concept van de "geest van het volk" of "volksaard" dat volgens de historische stroming de oorsprong en essentie van het recht van een natie bepaalt, voortkomend uit collectieve ervaringen en cultuur. |
| Contractsociale | Een filosofisch concept dat stelt dat de samenleving en de staat ontstaan door een impliciet of expliciet verdrag tussen individuen, waarbij zij bepaalde rechten opgeven in ruil voor bescherming en orde. |