Cover
Börja nu gratis GBO dag 7.docx
Summary
# Bruikleen en verbruiklening
Dit onderwerp behandelt de definities, kenmerken, afgrenzing ten opzichte van aanverwante contracten, en de verbintenissen van zowel de ontlener als de uitlener bij bruikleen en verbruiklening.
### 1.1 Bruikleen
#### 1.1.1 Definitie van bruikleen
Bruikleen is een benoemd contract waarbij een persoon, de uitlener, aan een ander, de ontlener, om niet een tijdelijk en persoonlijk gebruiksrecht zonder vruchttrekking verleent op een niet-vervangbaar (on)roerend goed. De ontlener is verplicht dit goed in natura terug te geven bij beëindiging van het contract.
**Kenmerken van het gebruiksrecht:**
* **Persoonlijk gebruiksrecht:** Bruikleen verleent een tijdelijk en persoonlijk gebruiksrecht. Het is een niet-translatief contract, wat betekent dat er geen eigendomsoverdracht plaatsvindt en de ontlener het goed slechts tijdelijk mag gebruiken. Als gevolg hiervan kan de ontlener het goed niet verkrijgen door verjaring. Vervreemding van het goed door de ontlener is een misdrijf van misbruik van vertrouwen.
* **Niet vereist dat uitlener eigenaar is:** Het is voldoende dat de uitlener genot heeft van het geleende goed.
* **Niet-vervangbare (on)roerende goederen:** Alles waarvan het gebruik in de handel is, kan het voorwerp uitmaken van bruiklening. Het is niet vereist dat het goed vervreemd kan worden. Zowel roerende als onroerende, lichamelijke als onlichamelijke goederen kunnen het voorwerp uitmaken. De teruggaveplicht impliceert dat het gaat om een niet-verbruikbaar goed. Vervangbaarheid is het adequate criterium. Partijen kunnen echter ook bedingen dat een verbruikbare zaak niet-verbruikbaar is, en omgekeerd.
* **Geen vruchttrekking:** De ontlener moet zowel het goed als de vruchten teruggeven.
#### 1.1.2 Kenmerken van het contract bruikleen
* **Zakelijk contract:** Bruikleen is een zakelijk contract dat pas tot stand komt door de afgifte van het geleende goed. De geldigheid vereist de gemeenrechtelijke vereisten en voor het bewijs is een ondertekend geschrift vereist.
* **Om niet:** Bruikleen is essentieel een contract om niet. Er is geen tegenprestatie van de ontlener vereist. Indien dit wel het geval zou zijn, zou het gaan om huur. De kosteloosheid mag echter niet zo strikt geïnterpreteerd worden dat de uitlener niet onrechtstreeks zekere voordelen mag beogen, zolang er objectief gezien geen tegenprestatie is. Bepaalde plichten ten laste van de ontlener die strekken tot gebruik of behoud van het uitgeleende goed, beletten dit niet.
* **Eenzijdig:** Bruikleen wordt als eenzijdig contract gekwalificeerd in de mate dat de uitlener na afgifte van het goed geen verbintenissen meer heeft. In bepaalde gevallen heeft de uitlener wel verbintenissen, wat de eenzijdigheid beperkt. Als gevolg van de eenzijdigheid is ontbinding niet van toepassing en volstaat één exemplaar van een onderhandse akte op bewijsrechtelijk vlak.
* **Beperkte mate *intuitu personae***: In principe wordt het kosteloze gebruiksrecht dat verleend wordt, geacht persoonlijk te zijn aan de zijde van de gebruiker. Dit is echter slechts in beperkte mate het geval, aangezien de verbintenissen die uit bruikleen voortvloeien, overgaan op erfgenamen, tenzij de lening specifiek aan de persoon van de ontlener was verleend.
#### 1.1.3 Afgrenzing ten opzichte van aanverwante contracten
* **Huur:** Huur is onder bezwarende titel en wederkerig, terwijl bruikleen om niet en eenzijdig is.
* **Schenking:** Bij schenking gaat een zakelijk recht over en is deze vatbaar voor inkorting of inbreng, terwijl bij bruikleen een tijdelijk gebruiksrecht wordt verleend (met teruggaveverplichting) en het niet vatbaar is voor inkorting of inbreng.
* **Bezetting ter bede:** Dit is onder bezwarende titel en men kan het goed op eerste verzoek terugkrijgen, in tegenstelling tot bruikleen dat om niet is en men het goed niet op eerste verzoek kan terugvorderen.
* **Bewaargeving:** Bij bewaargeving is er geen gebruiksrecht, terwijl dit bij bruikleen wel het geval is.
* **Contract van kosteloze dienststelling:** Dit wordt besproken bij de verbintenissen van de ontlener met betrekking tot zijn aansprakelijkheid voor de teruggave van een verloren goed.
#### 1.1.4 Verbintenissen van de ontlener
De ontlener verbindt zich tot gebruik, bewaring, behoud en teruggave van het geleende goed.
* **Pluraliteit van ontleners:** Indien meerder personen eenzelfde goed hebben ontleend, zijn zij hoofdelijk aansprakelijk ten aanzien van de uitlener. Elke ontlener is voor het geheel tot teruggave verplicht en iedereen moet instaan voor de betaling van de volledige schadevergoeding. Dit is suppletief recht, maar de teruggaveplicht is steeds ondeelbaar.
* **Gebruik, bewaring en behoud:** De ontlener moet voor de bewaring en het behoud van het geleende goed zorgen als een voorzichtig en redelijk persoon. Het goed mag worden gebruikt volgens de bestemming die volgt uit de aard van het goed of van het contract.
* **Onderscheid normale en buitengewone uitgaven:** Normale onderhoudskosten zijn ten laste van de ontlener. Buitengewone onderhoudskosten die zo dringend waren dat de ontlener de uitlener daarvan niet vooraf kon informeren, zijn ten laste van de uitlener.
* **Teruggave:** De plicht tot teruggave is in natura, op het overeengekomen tijdstip, of bij gebreke daarvan wanneer het goed heeft gediend voor het voorziene gebruik. De uitlener kan de teruggave via de rechter vorderen indien hij de zaak dringend en onvoorzien nodig heeft. Het geleende goed moet worden teruggegeven in de staat waarin de ontlener het ontving, behoudens schade te wijten aan normaal gebruik en behoudens schade door vreemde oorzaak, te bewijzen door de ontlener.
* **Verlies door toeval:** In principe draagt de uitlener het risico voor verlies door toeval, zelfs indien hij geen eigenaar is van het geleende goed. De ontlener moet bewijzen dat het geleende goed zonder zijn fout en voordat hij in gebreke was, door toeval of overmacht is tenietgegaan.
* **Uitzonderingen:** De ontlener is aansprakelijk indien hij zich van het goed bedient voor een ander gebruik dan waarvoor het bestemd is, of wanneer hij het goed langer houdt dan afgesproken. Ook indien de ontlener het geleende goed had kunnen behoeden door zijn eigen goed te gebruiken of wanneer de ontlener zijn eigen goed boven het geleende goed verkoos. Indien het geleende goed bij het begin van de bruikleen werd geschat, is er een weerlegbaar vermoeden dat de ontlener het risico van verlies bij toeval contractueel op zich heeft genomen.
#### 1.1.5 De rol van de uitlener en de dienstverlening
De vraag of de uitlener de wil had om een dienst te bewijzen, is een punt van discussie. Traditioneel werd dit als een voorwaarde beschouwd, maar deze opvatting wordt bekritiseerd. Rechtspraak wijst erop dat de feitenrechter moet nagaan of er een contractuele relatie is dan wel een loutere *acte de complaisance* zonder bedoeling om juridische gevolgen te creëren. In dat laatste geval is alleen de delictuele aansprakelijkheid aan de orde. Indien de uitlener het goed afgeeft in zijn eigen belang en de ontlener kosteloos een dienst bewijst aan de uitlener, kan dit ook het geval zijn. Soms kan zaakwaarneming ingeroepen worden indien de uitlener wilsonbekwaam was om toestemming te verlenen.
#### 1.1.6 Verbintenissen van de uitlener
Hoewel bruikleen traditioneel als eenzijdig wordt beschouwd, heeft de wetgever enkele verplichtingen voor de uitlener ingevoerd. Het is correcter om te spreken van een onvolmaakt wederkerig contract.
* **Vrijwaring voor eigen daad, niet voor derden:** De uitlener moet de ontlener vrijwaren voor uitwinning door zijn eigen daad. Hij mag het verschafte gebruik niet storen. De uitlener is niet gehouden tot vrijwaring tegen uitwinning door derden; de ontlener moet zich daartegen zelf verdedigen. Wel kan de ontlener in naam van de uitlener vorderingen instellen. De uitlener is aansprakelijk indien hij een goed uitleent waarvan hij weet dat hij geen eigenaar is en de eigenaar het terugvordert.
* **Vergoeding van uitzonderlijke uitgaven:** Na de totstandkoming van de bruikleen kunnen vergoedingsverplichtingen ontstaan ten laste van de uitlener, bijvoorbeeld voor buitengewone uitgaven tot behoud van het goed.
* **Vrijwaring voor schade resulterend uit verborgen gebreken:** De uitlener is vergoeding verschuldigd voor schade door gebreken waarvan hij wist en waarvan hij de ontlener niet op de hoogte bracht. Deze aansprakelijkheid wordt betwist als quasi-contractueel.
### 1.2 Verbruiklening
#### 1.2.1 Kenmerken van verbruiklening
Verbruiklening betreft de lening van vervangbare goederen die niet in natura moeten worden teruggegeven, maar wel bij equivalent: goederen van gelijke soort en hoeveelheid.
* **Eigendomsovergang:** De eigendom van het goed gaat bij verbruiklening over naar de ontlener.
* **Voorwerp:** De lening van geld, maar ook andere roerende zaken kunnen het voorwerp uitmaken van een verbruiklening. Onroerende goederen kunnen ook voorwerp van verbruiklening zijn indien contractueel bepaald, evenals onverbruikbare goederen.
* **Zakelijk contract:** Traditioneel is verbruiklening een zakelijke overeenkomst die pas tot stand komt door afgifte van de zaak. Er wordt echter gepleit voor een consensueel gedachte geldlening.
* **Om niet of onder bezwarende titel:** Verbruiklening kan om niet (dan eenzijdig contract) of onder bezwarende titel zijn aangegaan. De meerderheid stelt dat bij verbruiklening onder bezwarende titel er geen sprake is van een wederkerig contract, maar van de verbintenis van de uitlener om het geleende geld gedurende de contractduur ter beschikking te houden van de ontlener.
#### 1.2.2 Verbintenissen van de ontlener
* **Teruggave van het equivalent:** De ontlener verbindt zich tot de teruggaveplicht. Het verbinden van de teruggaveplicht aan de vervulling van een zuiver potestatieve voorwaarde leidt tot nietigheid van het leningscontract. Alleen het nominaal geleende kapitaal moet worden terugbetaald.
* **Tijdstip van teruggave:** Indien er geen termijn is bepaald, kan de uitlener te allen tijde de teruggave eisen zonder enige opzeg te moeten geven.
#### 1.2.3 Lening op interest
* **Geoorloofdheid:** Het is geoorloofd om interesten te bedingen voor eenvoudige leningen van geld, waren of andere goederen.
* **Niet-bedongen interesten:** Ontlener die niet-bedongen interesten betaald heeft, kan deze niet terugvorderen en evenmin in mindering brengen op het kapitaal.
* **Interestvoet:** Partijen kunnen vrij de interestvoet bepalen. Bij gebreke hieraan geldt de wettelijke interest.
* **Bescherming van de ontlener:** Er zijn specifieke bepalingen ter bescherming van de ontlener, onder meer betreffende de rentevoet, verhoging van interest wegens laattijdige betaling, en wederbeleggingsvergoedingen.
### 1.3 Afgrenzing tussen bruikleen en verbruiklening
| Bruikleen | Verbruiklening |
| :----------------------------------------- | :--------------------------------------------------------------------------- |
| Eigendom blijft bij uitlener | Eigendom bij ontlener |
| Risico (voor toevallig verlies) voor uitlener | Risico (voor toevallig verlies) voor ontlener |
| Geen verjaring | Geen verjaring (want indien t.g.t. al vanaf het begin eigenaar) |
| Ontlener mag zaak niet vervreemden | Ontlener mag zaak vervreemden (want hij is eigenaar) |
| Uitlener mag toezicht uitoefenen | Uitlener mag geen toezicht uitoefenen behoudens een contractueel controlebeding |
| Bij insolvabiliteit: eigenaar kan zaak revindiceren | Bij insolvabiliteit is uitlener gewone schuldeiser, dus zonder eigendomsrecht |
---
# Erfdienstbaarheden
Dit deel van de studiegids behandelt de verschillende aspecten van erfdienstbaarheden, hun definities, kenmerken, ontstaan, en de rechten en verplichtingen van de betrokken partijen, met een focus op zowel wettelijke als privaatrechtelijke erfdienstbaarheden.
## 2. Bruikleen
Bruikleen is een overeenkomst waarbij de ene partij (de uitlener) aan de andere partij (de ontlener) kosteloos een tijdelijk en persoonlijk gebruiksrecht verleent op een niet-vervangbaar goed, met de verplichting om dit goed in natura terug te geven aan het einde van de overeenkomst.
### 2.1 Kenmerken van bruikleen
* **Persoonlijk gebruiksrecht:** De ontlener krijgt een tijdelijk en persoonlijk recht om het goed te gebruiken.
* **Niet-translatief:** Er vindt geen eigendomsoverdracht plaats. De ontlener kan het goed niet door verjaring verkrijgen. Vervreemding door de ontlener is een misdrijf.
* **Niet-vervangbare (on)roerende goederen:** Alles wat gebruikt kan worden, kan voorwerp van bruikleen zijn. Het goed moet niet-verbruikbaar zijn om teruggave in natura mogelijk te maken.
* **Geen vruchttrekking:** De ontlener moet zowel het goed als de vruchten ervan teruggeven.
* **Zakelijk contract:** De overeenkomst komt tot stand door de afgifte van het goed.
* **Om niet:** De overeenkomst is in essentie kosteloos. Indirecte voordelen voor de uitlener zijn toegestaan, zolang er objectief gezien geen tegenprestatie is.
* **Eenzijdig:** Na afgifte van het goed heeft in principe alleen de ontlener verbintenissen.
* **Beperkt intuitu personae:** De verbintenissen gaan over op erfgenamen, tenzij de lening specifiek aan de persoon van de ontlener was verleend.
### 2.2 Afgrenzing ten opzichte van aanverwante contracten
* **Huur:** Huur is onder bezwarende titel en wederkerig; bruikleen is om niet en eenzijdig.
* **Schenking:** Bij schenking gaat een zakelijk recht over; bij bruikleen is het een tijdelijk gebruiksrecht met teruggaveverplichting.
* **Bezetting ter bede:** Dit is onder bezwarende titel en het goed kan op elk moment teruggevorderd worden; bruikleen is om niet en heeft een vastgestelde duur of doel.
* **Bewaargeving:** Bij bewaargeving is er geen gebruiksrecht; bij bruikleen wel.
### 2.3 Verbintenissen van de ontlener
De ontlener verbindt zich tot gebruik, bewaring, behoud en teruggave van het goed.
* **Pluraliteit van ontleners:** Bij meerdere ontleners is er hoofdelijke aansprakelijkheid voor teruggave en schadevergoeding.
* **Gebruik, bewaring en behoud:** De ontlener moet zorgen voor het goed zoals een voorzichtig en redelijk persoon.
* Normale onderhoudskosten zijn ten laste van de ontlener.
* Dringende, buitengewone onderhoudskosten zijn ten laste van de uitlener, mits de uitlener hiervan niet tijdig op de hoogte kon worden gesteld.
* **Teruggave:** Het goed moet in natura worden teruggegeven op het afgesproken tijdstip of na het voorziene gebruik. Schade door normaal gebruik of vreemde oorzaak (bewezen door ontlener) is uitgezonderd.
* **Verlies door toeval:** De uitlener draagt in principe het risico, tenzij de ontlener in gebreke was of het verlies te wijten is aan zijn fout. Uitzonderingen gelden wanneer de ontlener het goed voor een ander gebruik aanwendt, het langer houdt dan afgesproken, of wanneer het verlies te wijten is aan eigen fouten (bv. de ontlener had het kunnen behoeden met eigen goed).
### 2.4 Verbintenissen van de uitlener
Hoewel traditioneel als eenzijdig contract beschouwd, heeft de uitlener toch enkele verplichtingen:
* **Vrijwaring voor eigen daad:** De uitlener mag de ontlener niet storen in het gebruik van het goed.
* **Geen vrijwaring voor derden:** Tenzij de uitlener weet dat hij geen eigenaar is en het goed uitleent.
* **Vergoeding van uitzonderlijke uitgaven:** Zoals buitengewone onderhoudskosten.
* **Vrijwaring voor schade door verborgen gebreken:** Indien de uitlener van het gebrek wist en de ontlener niet op de hoogte bracht.
## 3. Verbruiklening
Verbruiklening betreft het lenen van vervangbare goederen die niet in natura maar bij equivalent (gelijke soort en hoeveelheid) worden teruggegeven.
### 3.1 Kenmerken van verbruiklening
* **Eigendomsovergang:** De eigendom van het geleende goed gaat over naar de ontlener.
* **Voorwerp:** Geld, maar ook andere roerende zaken. Onroerende goederen kunnen contractueel als voorwerp van verbruiklening worden opgenomen.
* **Zakelijk (traditioneel) / Consensueel (huidige opvatting):** Traditioneel kwam het tot stand bij afgifte, maar hedendaags wordt een consensuele geldlening bepleit.
* **Om niet of onder bezwarende titel:** Kan eenzijdig (om niet) of wederkerig (bv. lening op interest) zijn.
### 3.2 Verbintenissen van de ontlener
* **Teruggave van het equivalent:** Het nominale kapitaal moet worden terugbetaald.
* **Tijdstip van teruggave:** Bij onbepaalde termijn kan de uitlener te allen tijde teruggave eisen.
### 3.3 Lening op interest
* **Interesten bedingen:** Toegestaan voor geld, waren en andere goederen.
* **Niet-bedongen interesten:** Kunnen niet worden teruggevorderd of in mindering gebracht op het kapitaal.
* **Bescherming ontlener:** Wettelijke rentevoeten en specifieke regels voor annuïteiten, verhoging van interest bij laattijdige betaling, en wederbeleggingsvergoedingen.
## 4. Wettelijke erfdienstbaarheden van openbaar nut
Dit zijn eigendomsbeperkingen die de wet oplegt ten voordele van het algemeen belang (bv. stedenbouwkundige erfdienstbaarheden).
### 4.1 Vergoedingsplicht
Klassiek is de overheid geen vergoeding verschuldigd, tenzij expliciet bepaald. Dit uitgangspunt is echter relatief: ingrijpende beperkingen die het eigendomsrecht uithollen, of schendingen van gelijkheidsbeginselen, kunnen leiden tot een vergoedingsplicht.
### 4.2 Co-existentie met privaatrechtelijke erfdienstbaarheden
Een openbare erfdienstbaarheid kan naast een privaatrechtelijke erfdienstbaarheid bestaan (Etrimo-doctrine). Bij afwijking geldt de strengste regel.
## 5. Privaatrechtelijke erfdienstbaarheden
### 5.1 Definitie en wezenskenmerken
Een erfdienstbaarheid is een last op een onroerend goed (lijdend erf) tot gebruik en nut van een ander onroerend goed (heersend erf).
* **Objectieve last voor het lijdend erf:**
* Steeds een negatief karakter (dulden of niet doen).
* Kwalitatieve verbintenissen kunnen eraan gekoppeld worden.
* **Objectief nut ten behoeve van het heersend erf:** Het nut moet rechtstreeks en onmiddellijk verband houden met het gebruik en nut van het heersend erf, niet met persoonlijk gemak.
* **Heersend en lijdend erf hebben verschillende eigenaars:** De erfdienstbaarheid gaat teniet indien beide percelen aan dezelfde eigenaar toebehoren, tenzij er sprake is van een zakelijk gebruiksrecht ten voordele van een derde.
* **Niet-exclusief karakter:** De eigenaar van het lijdend erf kan de bevoegdheid nog steeds zelf uitoefenen.
* **Ondeelbaar karakter:** Omvat in principe het gehele erf.
### 5.2 Indeling van de erfdienstbaarheden
* **Privaatrechtelijke:**
* Volgens oorsprong: Wettelijk of conventioneel.
* Volgens karakter: Zichtbaar (duurzame, zichtbare bouwwerken of sporen van activiteit) of niet-zichtbaar.
* **Openbare:** Ten voordele van het algemeen belang.
### 5.3 Erfdienstbaarheden door menselijk handelen
Kunnen ontstaan door:
* **Rechtshandeling:** Eenzijdig (testament) of meerzijdig (overeenkomst). Vereist overschrijving voor tegenwerpelijkheid.
* **Verkrijgende verjaring:** Alleen voor zichtbare erfdienstbaarheden na 30 jaar (of 10 jaar bij goede trouw).
* **Bestemming door de eigenaar:** Wanneer twee percelen die aan dezelfde eigenaar toebehoorden, gescheiden worden en er een dienstbaarheid bestond tussen de percelen. Alleen voor zichtbare erfdienstbaarheden.
### 5.4 Rechten en verplichtingen van de partijen
* **Titularis van de erfdienstbaarheid:** Mag nodige werken uitvoeren (kosten ten laste van heersend erf, deelbaar indien nuttig voor lijdend erf). Mag bijkomende lasten opleggen indien noodzakelijk.
* **Eigenaar van het lijdend erf:** Mag niets doen dat de uitoefening van de erfdienstbaarheid vermindert of bemoeilijkt. Mag de situatie van de eigenaar van het lijdend erf niet verzwaren binnen de grenzen van de erfdienstbaarheid.
> **Tip:** Schending van het verzwaringsverbod kan leiden tot vervallenverklaring van het zakelijk recht, ontbinding van de erfdienstbaarheid, of herstel in natura.
* **Verdeling van de onroerende goederen:** Verdeling van het heersend erf mag de toestand van het lijdend erf niet gevoelig verzwaren. Verdeling van het lijdend erf mag de toestand van het heersend erf niet wijzigen.
## 6. Vruchtgebruik
Vruchtgebruik verleent het tijdelijke recht op gebruik en genot van een goed aan de titularis (vruchtgebruiker), met de verplichting het goed aan het einde terug te geven aan de blote eigenaar.
### 6.1 Kenmerken van vruchtgebruik
* **Tijdelijk karakter:** Maximale duur is het leven van de vruchtgebruiker (natuurlijk persoon) of 99 jaar (rechtspersoon).
* **Economische waarde verdeeld:** Vruchtgebruiker krijgt inkomsten en gebruik; blote eigenaar behoudt kapitaalwaarde.
* **Belangengemeenschap:** Samenwerkingsverplichting voor behoud van het goed.
* **Niet beperkt tot onroerende goederen:** Kan ook op roerende goederen gevestigd worden.
* **Dwingend recht:** Heeft een alimentatieve functie.
### 6.2 Vestiging van vruchtgebruik
* **Rechtshandeling:** Bij testament of contract.
* **Wettelijk vruchtgebruik:** Voor de langstlevende echtgenote.
* **Verkrijgende verjaring:** Na 10 jaar bezit.
### 6.3 Rechten en verplichtingen
* **Bij aanvang:** Opmaak van een beschrijving van de goederen is verplicht.
* **Tijdens de duur:**
* Vruchtgebruiker mag daden van bewaring, beheer en beschikking stellen (beperkt door bestemming en voorzichtigheid).
* Vruchtgebruiker heeft recht op alle vruchten.
* Blote eigenaar mag het goed niet belasten.
* **Verplichtingen vruchtgebruiker:**
* Onderhoudsherstellingen uitvoeren.
* Gewone en periodieke lasten dragen (bv. belastingen).
* Bijdragen in de schulden van de nalatenschap naar verhouding van zijn vruchtgebruik.
### 6.4 Bijzondere vormen van vruchtgebruik
* **Vruchtgebruik op verbruikbare goederen (oneigenlijk vruchtgebruik):** De vruchtgebruiker wordt eigenaar en is de waarde ervan verschuldigd aan het einde.
* **Vruchtgebruik op een juridische of feitelijke algemeenheid:** Vruchtgebruiker kan over individuele goederen beschikken binnen het beheer van de algemeenheid (bv. handelszaak, effectenportefeuille).
* **Vruchtgebruik op een schuldvordering:** Vruchtgebruiker mag de schuldvordering innen.
### 6.5 Einde van vruchtgebruik
* **Algemene wijzen van uitdoving van zakelijke rechten:** Tenietgaan, gerechtelijke onteigening, afstand.
* **Bijzondere wijzen:** Verstrijken van de tijdsduur, bevrijdende verjaring, vermenging, vervallenverklaring.
* **Overlijden van de vruchtgebruiker:** Beëindigt het recht.
* **Omzetting:** Mogelijk voor erfrechtelijk vruchtgebruik.
## 7. Erfpacht
Erfpacht is een zakelijk gebruiksrecht dat het vol gebruik en genot van een onroerend goed toekent aan de erfpachter, met het recht de bestemming te wijzigen.
### 7.1 Kenmerken van erfpacht
* **Flexibel zakelijk recht:** Met een minimumduur van 15 jaar en een maximumduur van 99 jaar (uitzonderlijk eeuwigdurend voor openbaar domein).
* **Grootste uitholling van eigendomsrecht:** Erfpachter heeft algemene gebruiks- en genotsbevoegdheden.
* **Vestiging:** Door verkrijgende verjaring of contract.
### 7.2 Bevoegdheden en verplichtingen van de erfpachter
* **Bevoegdheden:** Kan zakelijke en bezitsvorderingen instellen, geniet van natrekking, mag bestemming wijzigen, blijft eigenaar van opgetrokken opstallen.
* **Beperking:** Mag niets doen dat de waarde van de grond vermindert.
* **Beschikkingsrechten:** Erfpachter mag vrij over zijn recht beschikken, tenzij contractueel uitgesloten.
* **Verplichtingen:** Onderhoud van het goed en de bouwwerken, betaling van lasten en belastingen.
### 7.3 Einde van erfpacht
* **Algemene wijzen van tenietgaan van zakelijke rechten.**
* **Ontbinding wegens wanprestatie:** Mogelijk.
* **Accessoir opstalrecht eindigt.**
* **Vergoeding:** De erfpachter kan aanspraak maken op een vergoeding voor opstallen en beplantingen.
## 8. Opstal
Het recht van opstal is een zakelijk gebruiksrecht dat het eigendomsrecht verleent op volumes (gebouwen, beplantingen) op andermans grond, en zo een horizontale eigendomssplitsing creëert.
### 8.1 Kenmerken van opstal
* **Uitzondering op het recht van natrekking.**
* **Tijdelijk recht:** Maximumduur van 99 jaar (uitzonderingen mogelijk).
* **Zelfstandig of accessoir opstalrecht:** Zelfstandig om horizontale eigendom te creëren; accessoir als gevolg van een ander gebruiksrecht.
* **Onroerend goed:** Voorwerp is een volume waarbinnen bouwwerken kunnen worden opgericht.
### 8.2 Vestiging van opstal
* **Rechtshandeling:** Contract, met vormvereisten voor tegenwerpelijkheid.
* **Verkrijgende verjaring.**
* **Verzakingscontract aan natrekking:** Kan gelijkgesteld worden met vestiging van opstal.
### 8.3 Bevoegdheden en verplichtingen van de opstalhouder
* **Rechten:** Oefent over zijn volume alle bevoegdheden van eigenaar uit. Kan zijn recht overdragen, hypothekeren, etc.
* **Verplichtingen:** Onderhouds- en herstellingsplicht, betaling van lasten en belastingen op de bouwwerken.
### 8.4 Einde van opstal
* **Algemene en bijzondere wijzen van tenietgaan van zakelijke rechten.**
* **Bevrijdende verjaring:** Het opstalrecht is verjaarbaar.
* **Vergoeding:** De opstalhouder kan aanspraak maken op een vergoeding voor bouwwerken en beplantingen.
---
**Tabel ter vergelijking:**
| Kenmerk | Bruikleen | Verbruiklening |
| :---------------- | :---------------------------------------------------- | :---------------------------------------------------------------------------- |
| Eigendom | Blijft bij uitlener | Gaat over naar ontlener |
| Risico (toeval) | Voor uitlener (tenzij fout ontlener) | Voor ontlener |
| Verjaring | Geen | Geen (want eigenaar vanaf begin) |
| Vervreemding | Misbruik van vertrouwen | Toegestaan (want eigenaar) |
| Toezicht uitlener | Mogelijk | Niet mogelijk (behoudens controlebeding) |
| Insolvabiliteit | Uitlener kan zaak revindiceren (zakelijk recht) | Uitlener is gewone schuldeiser |
| Kenmerk | Vruchtgebruik | Huur |
| :---------------------- | :-------------------------------------------------------------------------------------------------------- | :--------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| Aard | Zakelijk recht | Persoonlijk recht |
| Volgrecht | Ja | Ja (hoewel persoonlijk recht: art. 1743 BW) |
| Voorwerp | Roerend en onroerend | Roerend (ook al betreft het onroerende goederen) |
| Gebruiksbevoegdheden | Zelfde, bestemming eerbiedigen, voorzichtig en redelijk handelen | Zelfde, bestemming eerbiedigen, voorzichtig en redelijk handelen |
| Kenmerk | Erfpacht | Vruchtgebruik |
| :-------------- | :---------------------------------------------------------------------- | :-------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| Doel | Omvattend recht tot gebruik en controle van onroerend goed | Voorzien in levensonderhoud vruchtgebruiker |
| Bevoegdheden | Ruimere bevoegdheden, bestemming niet handhaven | Beperkter, bestemming moet steeds gehandhaafd blijven |
| Verplichtingen | Zwaardere (alle lasten en herstellingen) | Minder zwaar |
| Duur | Overerfbaar (tenzij anders bedongen), lange duur mogelijk | Kanscontract, max. leven vruchtgebruiker of 99 jaar (rechtspersoon) |
| Voorwerp | Alleen onroerende goederen | Roerende en onroerende goederen |
| Kenmerk | Zelfstandig opstalrecht | Accessoir opstalrecht |
| :---------------- | :---------------------------------------------------- | :------------------------------------------------------------------------------------ |
| Duurtijd | Max. 99 jaar | Zolang hoofdrecht duurt (kan eeuwigdurend zijn indien verbonden aan erfdienstbaarheid) |
| Beschikkingsrecht | Mogelijk | Verbonden aan hoofdrecht, geen afzonderlijke vervreemding mogelijk |
| Vergoedingsregeling | Vergoeding verschuldigd aan opstalgever (art. 3.188 BW) | Onderworpen aan wettelijke regeling hoofdrecht |
---
# Vruchtgebruik
Hier is een gedetailleerd studiemateriaal over vruchtgebruik, opgesteld volgens jouw specificaties.
# 3. Vruchtgebruik
Het vruchtgebruik is een zakelijk gebruiksrecht dat aan de titularis het tijdelijke recht verleent op het gebruik en genot van andermans goed, met de verplichting dit goed bij het einde van het recht in natura terug te geven.
## 3.1 Begripsomschrijving, maatschappelijke actualiteit en wezenskenmerken
### 3.1.1 Begrip 'vruchtgebruik'
Het recht van vruchtgebruik verleent aan de titularis het tijdelijke recht op het gebruik en genot van een goed van de blote eigenaar, met de plicht om dit goed bij het einde van het recht terug te geven. De economische waarde van het goed wordt verdeeld: de vruchtgebruiker krijgt de inkomsten en het gebruik, terwijl de blote eigenaar de kapitaalwaarde behoudt. Er bestaat een samenwerkingsverplichting tussen beiden voor het behoud van het goed, zonder dat er sprake is van onverdeeldheid. Het recht van vruchtgebruik is niet beperkt tot specifieke objecten en kan zowel op roerende als onroerende goederen gevestigd worden.
### 3.1.2 Tijdelijk karakter van vruchtgebruik
Het tijdelijke karakter is een essentieel kenmerk. De maximale duur is:
* Voor natuurlijke personen: het leven van de vruchtgebruiker.
* Voor rechtspersonen: een maximale duur van 99 jaar, of tot aan faillietverklaring of ontbinding van de rechtspersoon.
Dit tijdelijke karakter heeft een alimentatieve functie, waarbij de vruchtgebruiker in zijn levensonderhoud kan voorzien. Bij het overlijden van de vruchtgebruiker eindigt het recht.
**Uitzondering op maximumduur:** Bij onverdeeld of gemeenschappelijk vruchtgebruik gevestigd op meerdere personen, wast het recht bij het einde van het bestaan van één van hen aan bij dat van de anderen, naar evenredigheid van hun aandeel.
Een **eventueel vruchtgebruik** is een vruchtgebruik gevestigd op een goed dat reeds met een vruchtgebruik belast is, onder de opschortende voorwaarde van de beëindiging van het eerste vruchtgebruik.
### 3.1.3 Maatschappelijke betekenis van vruchtgebruik
Het tijdelijke karakter laat toe het levensonderhoud van de begunstigde te verzekeren zonder verdere devolutie naar erfgenamen. Het kan een overbedeling van de begunstigde voorkomen doordat rechten vervallen wanneer het doel van de begunstiging wegvalt.
## 3.2 Vestiging van het recht van vruchtgebruik: overdracht of voorbehoud
Vruchtgebruik kan gevestigd worden op de volgende manieren:
* **Door rechtshandeling:**
* **Bij testament:** als legaat.
* **Bij contract:**
* **Schenking met voorbehoud van vruchtgebruik:** De schenker behoudt controle en genot.
* **Contract onder bezwarende titel:** Bijvoorbeeld bij een verkoop.
* **Door verkrijgende verjaring:** Indien iemand gedurende 10 jaar het bezit van het recht heeft uitgeoefend zonder wettige titel.
* **Wettelijk vruchtgebruik:** Het meest voorkomende geval is het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote (art. 4.17 BW).
## 3.3 Rechten en verplichtingen van de partijen bij aanvang van het vruchtgebruik
### 3.3.1 Rechten en verplichtingen bij aanvang
Bij aanvang moet de blote eigenaar het bezwaarde goed afgeven aan de vruchtgebruiker. Er is een wederzijdse plicht om een **beschrijving en schatting** van de bezwaarde goederen op te maken, bij voorkeur door een deskundige. Dit dient om bij het einde van het vruchtgebruik te bepalen wat teruggegeven moet worden en welke schadevergoeding verschuldigd is. De kosten worden verdeeld. Indien geen beschrijving is opgemaakt, wordt de vruchtgebruiker weerlegbaar vermoed de goederen in goede staat te hebben ontvangen.
De vruchtgebruiker is verplicht het bezwaarde goed te verzekeren voor de gebruikelijke risico's en de premies te betalen.
### 3.3.2 Rechten van de vruchtgebruiker
De vruchtgebruiker heeft het recht op daden van bewaring, beheer en beschikking. Hij kan zijn recht vervreemden, met zakelijke rechten bezwaren, verpanden of hypothekeren (art. 3.142 BW), behalve bij wettelijk vruchtgenot van ouders. De duur van het vruchtgebruik blijft echter verbonden aan de levensduur van de oorspronkelijke vruchtgebruiker.
De vruchtgebruiker heeft recht op alle vruchten van het bezwaarde goed die tijdens het vruchtgebruik afgescheiden of opeisbaar worden. Indien hij de bestemming van het goed eerbiedigt, kan hij op de grond bouwen. Verbeteringen die hij aanbrengt, geven recht op vergoeding onder strikte voorwaarden: de werken moeten vrijwillig, binnen zijn recht en met toestemming van de blote eigenaar zijn uitgevoerd.
De vruchtgebruiker is bevoegd tot daden van beheer, zoals de verhuur van het bezwaarde goed. De door de vruchtgebruiker toegestane gebruiksrechten (onder bezwarende titel) blijven na het einde van het vruchtgebruik voortduren voor hun resterende duurtijd, tot maximaal drie jaar. Dit geldt ook voor hernieuwingen.
### 3.3.3 Beschikkingsbevoegdheid van de blote eigenaar
De blote eigenaar mag enkel beschikken over het goed zoals bezwaard met het vruchtgebruik, tenzij met instemming van de vruchtgebruiker. De koopprijs wordt dan naar evenredigheid van de waarde verdeeld.
## 3.4 Verplichtingen van de vruchtgebruiker
### 3.4.1 Beperkingen op het gebruiksrecht
De vruchtgebruiker moet de bestemming van het goed handhaven, zoals bepaald door het contract, de aard van de goederen of het eerdere gebruik. Hij moet voorzichtig en redelijk optreden.
### 3.4.2 Onderhoudsherstellingen
De vruchtgebruiker is verplicht tot het uitvoeren van gewone en periodieke onderhoudsherstellingen om de waarde van het goed te vrijwaren. Grove herstellingen zijn ten laste van de blote eigenaar, tenzij ze betrekking hebben op bouwwerken en beplantingen die de vruchtgebruiker zelf heeft aangebracht of waarvoor hij uitsluitend verantwoordelijk is. De financiële last van grove herstellingen wordt proportioneel verdeeld op basis van de waarde van vruchtgebruik en blote eigendom, waarbij jongere vruchtgebruikers een groter deel dragen.
### 3.4.3 Lasten en belastingen
De vruchtgebruiker draagt alle gewone en periodieke lasten, zoals belastingen. Buitengewone lasten zijn ten laste van de blote eigenaar. Bij een algemeen vruchtgebruik draagt de vruchtgebruiker evenredig bij in de betaling van schulden van de nalatenschap.
## 3.5 Bijzondere vormen van vruchtgebruik
### 3.5.1 Vruchtgebruik op verbruikbare goederen (oneigenlijk vruchtgebruik)
Bij vruchtgebruik op verbruikbare goederen wordt de vruchtgebruiker traditioneel als eigenaar beschouwd, met een restitutieplicht van gelijke hoeveelheid en hoedanigheid aan het einde van het vruchtgebruik. De blote eigenaar behoudt een zakelijk recht. Het nieuwe BW bepaalt dat de blote eigenaar risico draagt voor vreemde oorzaak. De restitutieplicht geldt voor de waarde van de goederen op het moment van vervreemding of, indien geen schatting, op het moment van vestiging of het hoogste bedrag tussen aanvang en einde.
### 3.5.2 Vruchtgebruik op een juridische of feitelijke algemeenheid
De vruchtgebruiker kan over de afzonderlijke goederen uit een geheel beschikken, mits dit kadert in het goede beheer en de vervangende goederen opnieuw tot het geheel worden bestemd (zakelijke subrogatie). Dit is van toepassing op bijvoorbeeld een handelszaak of effectenportefeuille. De vruchtgebruiker beheert de voorraden als beheerder, niet als eigenaar. De algemeenheid moet bij het einde van het vruchtgebruik dezelfde waarde hebben als bij de aanvang.
### 3.5.3 Vruchtgebruik op een schuldvordering
Een vruchtgebruik op een schuldvordering is tegenwerpelijk aan de schuldenaar na kennisgeving. Betalingen aan de vruchtgebruiker na kennisgeving zijn bevrijdend. De vruchtgebruiker heeft de bevoegdheid om schuldvorderingen te innen en alle daden van beheer te stellen.
## 3.6 Einde van het vruchtgebruik
Het recht van vruchtgebruik is tijdelijk en eindigt door:
* **Gemeenrechtelijke beëindigingsgronden voor zakelijke rechten:**
* Tenietgaan van het recht van de rechtsvoorganger.
* Gerechtelijke onteigening.
* Afstand van het recht door de titularis.
* **Bijzondere wijzen tenietgaan zakelijke gebruiksrechten:**
* **Verstrijken van de tijdsduur:** Dit omvat het overlijden van de vruchtgebruiker (ook bij langere vestigingstermijn) of ontbinding van een rechtspersoon. Bij gezamenlijk vruchtgebruik wast het recht aan bij de overblijvende vruchtgebruiker(s).
* **Bevrijdende verjaring:** Niet-uitoefening gedurende 30 jaar.
* **Vermenging:** Herenigen van de hoedanigheden vruchtgebruiker en blote eigenaar in dezelfde persoon.
* **Vervallenverklaring:** Manifest misbruik van gebruik en genot door de vruchtgebruiker.
* **Verkoop van het bezwaarde goed:** Door blote eigenaar en vruchtgebruiker.
Een bijzondere beëindigingswijze is de **omzetting** in een volle eigendom op een deel van de goederen. Voor erfrechtelijk vruchtgebruik geldt een specifieke regeling tot omzetting.
**Gevolgen van het tenietgaan:**
* De vruchtgebruiker heeft een teruggaveplicht in natura van de bezwaarde goederen in dezelfde staat, behoudens normale slijtage, ouderdom of overmacht.
* Rechten die de vruchtgebruiker aan derden verleend heeft, eindigen in principe mee, met uitzondering van gebruiksrechten onder bezwarende titel.
---
### Vergelijking met aanverwante contracten/rechten:
**Bruikleen vs. Verbruiklening:**
| Aspect | Bruikleen | Verbruiklening |
| :-------------------- | :-------------------------------------- | :---------------------------------------------- |
| Eigendom | Blijft bij uitlener | Gaat over op ontlener |
| Risico (toevallig verlies) | Voor uitlener | Voor ontlener |
| Verjaring | Geen (art. 2236 BW) | Geen (ontlener is eigenaar vanaf begin) |
| Vervreemding door ontlener | Misbruik van vertrouwen (art. 491 Sw) | Ontlener mag vervreemden (is eigenaar) |
| Toezicht uitlener | Mag toezicht uitoefenen (art. 1880 BW) | Mag geen toezicht uitoefenen (tenzij bedongen) |
| Insolvabiliteit | Uitlener kan zaak revindiceren (zakelijk recht) | Uitlener is gewone schuldeiser (geen eigendomsrecht) |
**Vruchtgebruik vs. Huur:**
| Aspect | Vruchtgebruik | Huur |
| :----------------- | :-------------------------------- | :-------------------------------------------------------------------- |
| Aard | Zakelijk recht | Persoonlijk recht |
| Volgrecht | Ja | Ja (art. 1743 BW), alhoewel persoonlijk recht |
| Voorwerp | Roerend en onroerend | Roerend (ook al betreft het onroerende goederen) |
| Gebruiksbevoegdheden | Zelfde als eigenaar, bestemming eerbiedigen, voorzichtig handelen | Zelfde als eigenaar, bestemming eerbiedigen, voorzichtig handelen |
**Erfpacht vs. Vruchtgebruik:**
| Aspect | Erfpacht | Vruchtgebruik |
| :----------- | :---------------------------------------------------------------------- | :--------------------------------------------------------------------------------- |
| Doel | Omvattend recht tot gebruik en controle onroerend goed | Levensonderhoud van de vruchtgebruiker |
| Bevoegdheden | Ruimere bevoegdheden, bestemming mag gewijzigd worden, zwaardere verplichtingen (alle lasten en herstellingen) | Bestemming moet gehandhaafd worden, minder zware verplichtingen |
| Duur | Overerfbaar (tenzij anders bedongen), kanscontract | Tijdelijk, begrensd tot leven vruchtgebruiker (natuurlijk persoon) of 99 jaar (rechtspersoon) |
| Voorwerp | Enkel onroerende goederen | Roerend en onroerend |
**Zelfstandig opstalrecht vs. Accessoir opstalrecht:**
| Aspect | Zelfstandig opstalrecht | Accessoir opstalrecht |
| :--------------- | :---------------------------------------- | :---------------------------------------------------------- |
| Duurtijd | Maximaal 99 jaar | Zolang hoofdrecht duurt (kan eeuwigdurend zijn bij erfdienstbaarheid) |
| Beschikkingsrecht | Mogelijk, onafhankelijk van hoofdrecht | Verbonden aan hoofdrecht, geen afzonderlijke vervreemding mogelijk |
| Vergoedingsregeling | Opstalgever vergoeding verschuldigd (art. 3.188 BW), tenzij afwijking | Onderworpen aan wettelijke regeling hoofdrecht |
---
# Erfpacht en opstal
Dit hoofdstuk behandelt de zakelijke gebruiksrechten erfpacht en opstal, met specifieke aandacht voor hun definities, kenmerken, vestiging, bevoegdheden, verplichtingen en het einde ervan.
### 4.1 Erfpacht
Erfpacht is een zakelijk gebruiksrecht dat de erfpachter een vol gebruik en genot verleent van een onroerend goed, dat onroerend is uit zijn aard of door incorporatie. De erfpachter mag niets doen dat de waarde van de grond vermindert, met uitzondering van normale slijtage, ouderdom of overmacht. In tegenstelling tot vruchtgebruik, kan de erfpachter wel de bestemming van het onroerend goed wijzigen. Het wordt beschouwd als het meest uitgebreide gebruiks- en genotsrecht op andermans goed.
#### 4.1.1 Kenmerken van erfpacht
* **Flexibel zakelijk recht:** Hoewel flexibel, zijn er twee beperkingen:
* Partijen mogen de erfpacht niet denatureren; te ver afwijken leidt tot herkwalificatie.
* De minimum- en maximumduur van het contract zijn bindend.
* **Duur:**
* Minimumduurtijd: 15 jaar. Kortere duur leidt tot herkwalificatie als huurovereenkomst.
* Maximumduurtijd: 99 jaar. Dit kan verlengd worden met instemming van partijen of via een eenzijdige optie, mits de verlenging gebeurt vóór het verstrijken van de initiële duurtijd en de gecumuleerde termijn de 99 jaar niet overschrijdt.
* Uitzonderlijk eeuwigdurend: Wanneer gevestigd door de eigenaar van het onroerend goed voor doeleinden van het openbaar domein.
* **Sanctie bij afwijking:** Conversie, waarbij de kwalificatie het dichtst aansluit bij de partijbedoeling.
* **Wordingsgeschiedenis en actuele betekenis:** Oorspronkelijk bedoeld om gronden niet lang braak te laten liggen. Het werd heringevoerd in het Belgisch recht en heeft nu actuele betekenis in private-publieke samenwerkingen en onroerende leasing, mede door een gunstigere fiscale behandeling ten opzichte van eigendomsoverdracht.
#### 4.1.2 Vestiging van erfpacht
Erfpacht kan ontstaan door:
* **Verkrijgende verjaring:** Gevestigd voor 99 jaar.
* **Contract:** Kan ook voorbehouden worden.
#### 4.1.3 Bevoegdheden van de erfpachter
* **Gebruiks- en genotsbevoegdheden:** Deze zijn algemeen en de erfpachter oefent daardoor het recht van natrekking uit tijdens de duur van de erfpacht.
* De erfpachter geniet van het recht van natrekking.
* Hij kan de bestemming van het onroerend goed wijzigen.
* De gebouwen die hij zelf optrekt (en waarvoor hij geen contractuele verplichting had) mag hij afbreken.
* Hij mag niets verrichten dat de waarde van de grond vermindert.
* **Beschikkingsrechten over zijn recht van erfpacht:**
* De erfpachtovereenkomst is niet *intuitu personae*; de erfpachter mag vrij over zijn zakelijk recht beschikken, beperkt tot de resterende duur van het erfpachtcontract.
* Bij overdracht worden de oorspronkelijke erfpachter en de nieuwe erfpachter kwalitatief gehouden tot de verplichtingen, tenzij de grondeigenaar toestemming heeft gegeven.
* Contractuele uitsluiting van beschikkingsrechten is mogelijk, waardoor het recht *intuitu personae* wordt en vervreemding of bezwaring verboden kan zijn zonder goedkeuring van de grondeigenaar.
* **Daden van beheer en bewaring:** De erfpachter mag deze stellen; contractuele uitsluiting hiervan zou de erfpacht denatureren tot een huurovereenkomst. Beheersbevoegdheden kunnen wel beperkt worden.
#### 4.1.4 Verplichtingen van de erfpachter
* **Betaling van canon:** Hoewel het huidige recht geen verplichte canon voorziet, kan dit contractueel worden bedongen.
* **Onderhoud en herstellingen:** De erfpachter is gehouden tot onderhoud en herstellingen, zowel gewoon als buitengewoon, van het bezwaarde goed en de door hem opgerichte bouwwerken en beplantingen.
* **Betaling van lasten en belastingen:** Zowel gewone als buitengewone lasten zijn ten laste van de erfpachter.
#### 4.1.5 Einde van het recht van erfpacht
Een recht van erfpacht eindigt door de algemene wijzen van tenietgaan van zakelijke rechten, wat resulteert in het tenietgaan van het accessoir opstalrecht en de eigendom van de bouwwerken en beplantingen ten voordele van de grondeigenaar. Er is een vergoedingsplicht voor de erfpachter op grond van ongerechtvaardigde verrijking, tenzij anders overeengekomen.
* **Ontbinding wegens wanprestatie:** Mogelijk, met name bij wanbetaling van de canon, analoog aan de regeling bij lijfrente.
* **Accessoir opstalrecht:** Eindigt met de erfpacht.
* **Vergoeding:** Bij einde van de erfpacht worden de opstallen eigendom van de grondeigenaar, waarvoor de erfpachter vergoeding kan eisen op grond van ongerechtvaardigde verrijking.
### 4.2 Opstal
Het recht van opstal is een zakelijk gebruiksrecht dat de opstalhouder het eigendomsrecht verleent op al dan niet gebouwde volumes om er bouwwerken of beplantingen op te hebben. Dit recht creëert een horizontale eigendomssplitsing, waardoor de grondeigendom tijdelijk niet samenvalt met de eigendom van de gebouwen, werken en beplantingen die de opstalhouder aanbrengt. Het is een uitzondering op het recht van natrekking.
#### 4.2.1 Kenmerken van opstal
* **Flexibiliteit:** Partijen kunnen de invulling grotendeels zelf bepalen, mits de wezenskenmerken van het recht behouden blijven.
* **Volume:** Het voorwerp is een volume waarbinnen de opstalhouder bouwwerken of beplantingen verkrijgt of kan oprichten. Dit kan zowel bestaande als toekomstige gebouwen omvatten.
* **Duur:**
* In beginsel tijdelijk.
* Nieuw BW: maximum 99 jaar (openbare orde).
* Uitzonderingen: Langere duur of zelfs eeuwigdurend is mogelijk indien het opstalrecht accessoir is aan een erfdienstbaarheid of voor openbaar domein.
* **Onderscheid zelfstandig en accessoir opstalrecht:**
* **Zelfstandig opstalrecht:** Ontstaat om de horizontale eigendomssplitsing zelf te creëren. Duurt maximaal 99 jaar.
* **Accessoir opstalrecht:** Vloeit voort uit een ander gebruiksrecht (bv. erfpacht) dat de bevoegdheid verleent om bouwwerken of beplantingen te plaatsen. De duurtijd is gelijk aan die van het hoofdrecht en kan eeuwigdurend zijn indien verbonden aan een erfpacht. Beschikkingsrecht is onlosmakelijk verbonden met het hoofdrecht.
#### 4.2.2 Vestiging van een recht van opstal
Het opstalrecht kan ontstaan door:
* **Rechtshandeling (overeenkomst):** Vereist een notariële akte voor tegenwerpelijkheid. Elke titularis van een zakelijk gebruiksrecht kan binnen de grenzen van zijn recht een opstalrecht toestaan.
* **Verkrijgende verjaring:** Indien feitelijk de bevoegdheden van een opstalhouder gedurende meer dan 30 jaar zijn uitgeoefend (of 10 jaar met goede trouw).
* **Wet:** Bepaalde wettelijke bepalingen.
#### 4.2.3 Bevoegdheden en verplichtingen van de opstalhouder
* **Rechten m.b.t. het volume:** De opstalhouder oefent over zijn volume alle bevoegdheden van een eigenaar uit, binnen de grenzen van de rechten van de opstalgever en zonder afbreuk te doen aan andere bestaande rechten op de grond. Hij mag verplicht opgerichte bouwwerken niet afbreken.
* **Rechten op het recht van opstal:** De opstalhouder kan zijn recht overdragen, hypothekeren, verhuren etc.
* **Verplichtingen:**
* Onderhouds- en herstellingsplicht.
* Betaling van lasten en belastingen ten laste van de eigenaar van de volumes, bouwwerken en beplantingen. Dit geldt voor de opstalhouder indien de bouwwerken tot zijn opstalvolume behoren.
#### 4.2.4 Einde van het recht van opstal
Het recht van opstal eindigt door algemene en bijzondere wijzen van zakelijke rechten.
* **Bevrijdende verjaring:** Het recht van opstal, ook een eeuwigdurend recht, is vatbaar voor bevrijdende verjaring.
* **Tenietgaan van bouwwerken/beplantingen:** Dit beëindigt het opstalrecht niet automatisch, tenzij anders overeengekomen.
* **Vergoeding bij einde:** De opstalhouder kan bij einde van het recht aanspraak maken op een vergoeding van de grondeigenaar, op grond van ongerechtvaardigde verrijking, tenzij contractueel anders bepaald. Tot betaling van de vergoeding kan de opstalhouder een retentierecht uitoefenen op het volume.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Bruiklening | Een benoemd contract waarbij de uitlener aan de ontlener om niet een tijdelijk en persoonlijk gebruiksrecht verleent op een niet-vervangbaar goed, met de verplichting tot teruggave in natura. |
| Ontlener | De partij die een goed in bruikleen ontvangt en verplicht is dit te gebruiken, bewaren, behouden en in natura terug te geven. |
| Uitlener | De partij die een goed in bruikleen geeft en hiermee een tijdelijk gebruiksrecht verleent zonder daarvoor een tegenprestatie te ontvangen. |
| Zakelijk contract | Een contract dat pas tot stand komt door de feitelijke afgifte van het geleende goed. |
| Om niet | Betekent dat er geen tegenprestatie van de ontlener wordt vereist; het contract is kosteloos voor de ontlener. |
| Eenzijdig contract | Een contract waarbij, na de totstandkoming, slechts één partij (de uitlener) geen verbintenissen meer heeft. |
| Verbruiklening | Een lening van vervangbare goederen die niet in natura, maar bij equivalent (gelijke soort en hoeveelheid) moeten worden teruggegeven. |
| Eigendomsovergang | Bij verbruiklening gaat de eigendom van het goed over van de uitlener naar de ontlener. |
| Lening op interest | Een verbruiklening waarbij de ontlener naast het geleende kapitaal ook rente verschuldigd is. |
| Wettelijke erfdienstbaarheden | Beperkingen op het onroerend eigendomsrecht die door de wet worden opgelegd ten voordele van het algemeen belang. |
| Privaatrechtelijke erfdienstbaarheden | Lasten op een onroerend goed (lijdend erf) tot gebruik en nut van andermans onroerend goed (heersend erf), gevestigd door menselijk handelen. |
| Lijdend erf | Het onroerend goed waarop een last rust ten behoeve van een ander erf. |
| Heersend erf | Het onroerend goed dat profiteert van een last op een ander erf (het lijdend erf). |
| Vruchtgebruik | Het tijdelijke recht op gebruik en genot van een goed van de blote eigenaar, met de verplichting tot teruggaaf aan het einde van het recht. |
| Blote eigenaar | De eigenaar van een goed waarop een recht van vruchtgebruik rust, die het genot en gebruik aan de vruchtgebruiker heeft overgelaten. |
| Erfpacht | Een zakelijk gebruiksrecht dat een vol gebruik en genot verleent van een onroerend goed voor een bepaalde (minimum 15 jaar, maximum 99 jaar) of uitzonderlijk eeuwigdurende periode. |
| Opstal | Een zakelijk gebruiksrecht dat het eigendomsrecht verleent op gebouwde volumes, wat een horizontale eigendomssplitsing veroorzaakt. |
| Natrekking | Een principe in het goederenrecht waarbij gebouwen en beplantingen nagetrokken worden bij de grond, tenzij er een recht van opstal is. |
| Eigendomsrecht | Het meest omvattende recht dat men op een zaak kan hebben, bestaande uit het recht van gebruik, genot en de beschikking. |
| Zakelijk recht | Een recht dat direct op een goed rust en dus tegenstelbaar is aan derden, zoals eigendom, erfpacht of vruchtgebruik. |
| Persoonlijk recht | Een recht dat slechts tussen contracterende partijen geldt, zoals een huurovereenkomst. |
| Kwalitatieve verbintenis | Een verbintenis die verbonden is aan de hoedanigheid van de partij, bijvoorbeeld de eigenaar van een onroerend goed. |
| Ongerechtvaardigde verrijking | Een principe waarbij iemand die ongerechtvaardigd verrijkt is ten koste van een ander, deze schade dient te vergoeden. |
| Vestiging | De handeling waarmee een zakelijk recht op een goed wordt gecreëerd of overgedragen. |
| Goede trouw | Het handelen zonder kennis van andermans rechten of gebreken, of met de overtuiging dat men het recht aan zijn zijde heeft. |
| Rechtsmisbruik | Het uitoefenen van een recht op een wijze die de grenzen van het normale en redelijke overschrijdt, vaak met het oogmerk om een ander te schaden. |
| Onverdeeldheid | Een situatie waarbij twee of meer personen mede-eigenaar zijn van een goed. |
| Accessoir opstalrecht | Een recht van opstal dat voortvloeit uit een ander gebruiksrecht, zoals erfpacht, en dat onderworpen is aan de duur van het hoofdrecht. |
| Zelfstandig opstalrecht | Een recht van opstal dat zelfstandig wordt gevestigd en een eigen duurtijd heeft, los van andere rechten. |
| Rechtshandeling | Een bewuste en gewilde handeling met rechtsgevolgen, zoals een contract of een testament. |
| Verkrijgende verjaring | De wijze waarop men door langdurig en ongestoord bezit van een goed eigenaar kan worden, of een zakelijk recht kan verkrijgen. |
| Bestemming door de eigenaar | Een wijze van ontstaan van erfdienstbaarheden wanneer een eigenaar, die twee percelen bezit, deze zodanig gebruikt dat er een dienstbaarheid ontstaat tussen de percelen. |
| Restitutieplicht | De verplichting om een goed of de waarde ervan terug te geven aan het einde van een contract of recht. |
| Conventioneel | Door een overeenkomst tot stand gekomen. |
| Wettelijk | Bepaald door de wet. |
| Zakelijke subrogatie | De vervanging van een goed door een ander goed binnen een algemeenheid, waarbij het zakelijk recht op het nieuwe goed rust. |
| Volgrecht | Het recht dat een zakelijk recht met zich meebrengt, waarbij het recht op het goed blijft rusten, ongeacht wie de eigenaar is. |
| Denatureren | De wezenskenmerken van een contract of recht zodanig wijzigen dat het zijn aard verliest. |
| Herkwalificatie | Het herclassificeren van een contract of recht naar een ander type, wanneer de wezenskenmerken niet meer overeenkomen. |
| Openbare orde | Regels die zo fundamenteel geacht worden voor de maatschappij dat partijen er niet van mogen afwijken. |
| Consensueel contract | Een contract dat door de enkele wilsovereenstemming van partijen tot stand komt. |
| Zakelijk recht van vruchtgebruik | Een recht op het gebruik en genot van een goed dat op het goed zelf rust en tegenstelbaar is aan derden. |
| Persoonlijk recht van huur | Een recht op het gebruik en genot van een goed dat slechts tussen huurder en verhuurder geldt. |