Cover
Börja nu gratis ECONOMISCH RECHT.pptx
Summary
# Introductie tot economisch recht en de onderneming
Dit onderwerp schetst de evolutie van het handelsrecht naar het ruimere economisch recht en introduceert het centrale concept van de onderneming, dat de basis vormt voor de structuur en reikwijdte van dit rechtsdomein.
### 1.1 Evolutie van het handelsrecht naar economisch recht
* **Vroeger: Handelsrecht**
* Voornamelijk gebaseerd op nationale wetgeving, zoals het voormalige Wetboek van Koophandel.
* Ging uit van de achterhaalde begrippen "koopman" of "handelaar".
* Regelde specifieke aspecten zoals de definitie van koopman/handelaar, daad van koophandel, bewijsregels en andere verbintenissenrechtelijke regels die op hen van toepassing waren.
* **Nu: Economisch Recht**
* Een veel breder toepassingsgebied dan het oude handelsrecht.
* Omvat niet enkel nationale wetgeving, maar ook aanzienlijke EU-regelgeving (richtlijnen, verordeningen, beschikkingen).
* Het centrale concept is de 'onderneming', die veel ruimer is dan de traditionele "handelaar".
* Gereguleerd in een nieuw wetboek: het Wetboek Economisch Recht (WER).
### 1.2 De onderneming als centraal concept
#### 1.2.1 Definitie en reikwijdte
Sinds 1 november 2018 is het begrip "onderneming" het kernbegrip, dat het vroegere "koopman"/"handelaar" vervangt. Een onderneming wordt breed gedefinieerd en omvat:
* **Natuurlijke personen:**
* Alle natuurlijke personen die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefenen.
* Dit omvat onder meer vrije beroepers, bestuurders van vennootschappen, landbouwers, dierenartsen, podiumkunstenaars, enzovoort.
* **Rechtspersonen:**
* Alle rechtspersonen, inclusief vzw's en stichtingen.
* **Uitzonderingen:** Publieke rechtspersonen die geen goederen of diensten aanbieden, de federale overheid en haar gedecentraliseerde entiteiten.
* **Andere organisaties zonder rechtspersoonlijkheid:**
* Alle andere organisaties zonder rechtspersoonlijkheid, tenzij ze geen winstuitkering doen of dit niet beogen.
* Feitelijke verenigingen, zoals carnavalsverenigingen, vallen hierdoor doorgaans niet onder de definitie van onderneming.
#### 1.2.2 Ontmanteling van het Wetboek van Koophandel en de opkomst van het WER
Het Wetboek van Koophandel is volledig ontmanteld. De meeste van zijn bepalingen zijn nu opgenomen in het Wetboek Economisch Recht (WER).
### 1.3 Rechtsgerelateerde aspecten van economisch recht
#### 1.3.1 Rechtstakken binnen het economisch recht
Het economisch recht kan worden opgedeeld in verschillende rechtstakken:
* **Ondernemingsrecht:**
* Regelt de oprichting, organisatie en werking van de onderneming.
* Omvat onder meer vennootschapsrecht, insolventiewetgeving, regels voor tussenpersonen in het ondernemingsrecht, waardepapieren en betalingstechnieken.
* **Marktrecht:**
* Stelt gedragsregels vast voor ondernemingen op de markt.
* Dit omvat zowel regels voor transacties tussen bedrijven onderling (B2B) als tussen bedrijven en consumenten (B2C).
* Voorbeelden zijn consumentenbescherming, consumentenkrediet en mededingings-/kartelrecht.
#### 1.3.2 Verhouding burgerlijk recht – economisch recht
* **Burgerlijk Recht:**
* Dient als het "gemene recht" en is van toepassing op alle burgers, inclusief ondernemingen, tenzij het economisch recht specifieke en afwijkende regels voorziet.
* **Economisch Recht:**
* Functioneert als "afwijkend recht" ten opzichte van het burgerlijk recht (bv. specifieke bewijsregels in ondernemingszaken, hoofdelijkheid).
* Is "bijzonder recht", enkel toepasselijk op ondernemingen en verbintenissen tussen ondernemingen. Dit resulteert in specifieke rechtbanken (ondernemingsrechtbank), exclusieve faillissements- en reorganisatieprocedures voor ondernemingen, en specifieke regels voor onrechtmatige bedingen die enkel op ondernemers van toepassing zijn.
* **Belang van burgerlijk recht:** Het burgerlijk recht blijft echter cruciaal voor het economisch recht, met name op het gebied van verbintenissenrecht, bijzondere overeenkomsten en aansprakelijkheid.
### 1.4 De Ondernemingsrechtbank
#### 1.4.1 Ontstaan en organisatie
* De Rechtbank van Koophandel is verdwenen en vervangen door de Ondernemingsrechtbank, ingevolge de wet tot hervorming van het ondernemingsrecht.
* De Ondernemingsrechtbank is georganiseerd per rechtsgebied van het Hof van Beroep (vijf in totaal), met aanvullende vestigingen in Brussel en Eupen, wat resulteert in negen Ondernemingsrechtbanken.
* Elke Ondernemingsrechtbank kent verschillende afdelingen (bv. Antwerpen, Mechelen, Turnhout, Hasselt, Tongeren) die elk bestaan uit gespecialiseerde kamers (bv. faillissementskamer, kamer voor bouwgeschillen, kamer voor vennootschapsgeschillen).
#### 1.4.2 Samenstelling
* **Voorzitter:** Een beroepsmagistraat.
* **Bijzitters:** Lekenrechters, ook wel "rechters in ondernemingszaken" genoemd. Zij worden voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar benoemd door de Koning en beschikken idealiter over een achtergrond in het bedrijfsleven, verenigingsleven of vrije beroepen om de ondernemingspraktijk beter te begrijpen. Een juridische opleiding is niet vereist.
* **Griffier:** Zorgt voor de praktische organisatie van de behandeling van zaken, stelt het zittingsblad op en typt vonnissen uit.
* **Openbaar Ministerie:** Zetelt in zaken die het algemeen belang raken, met een adviesrol en een initiatiefrecht (bv. dagvaarding tot faillissement of ontbinding van een slapende vennootschap).
#### 1.4.3 Bevoegdheden
De Ondernemingsrechtbank is bevoegd voor:
* **Alle geschillen tussen ondernemingen onderling**, ongeacht de waarde van het geschil, tenzij een ander rechtscollege specifiek bevoegd is.
* **Geschillen waarbij een niet-onderneming eiser is tegen een onderneming**, mits de eiser hiervoor opteert. De eiser kan zich ook tot de Rechtbank van Eerste Aanleg richten. De omgekeerde situatie (onderneming eiser tegen niet-onderneming) valt niet onder de exclusieve bevoegdheid.
> **Voorbeeld:** Een burger die laat renovatiewerken uitvoeren aan zijn woning die gebrekkig zijn, kan ervoor kiezen om de aannemer (onderneming) voor de Ondernemingsrechtbank te dagen.
* **Exclusieve bevoegdheid (ongeacht of partijen ondernemingen zijn):**
* Geschillen tussen vennoten van vennootschappen of verenigingen.
* Vorderingen die voortvloeien uit een faillissement.
* Geschillen met betrekking tot wisselbrieven.
* Geschillen inzake intellectuele eigendomsrechten.
* Geschillen inzake marktpraktijken (bv. vordering tot staking).
#### 1.4.4 Procedurele aspecten
* **Procedureverloop:**
* **Dagvaarding:** Opgesteld door een gerechtsdeurwaarder die de verweerder oproept voor de bevoegde rechtbank.
* **Openbare zitting:**
* **Inleidingszitting:** De zitting vermeld in de dagvaarding. Vaak kan de zaak hier al (deels) behandeld worden (verstek, afkortingen, aanstelling van een deskundige).
* **Pleitzitting:** In betwiste zaken wordt de zaak op een latere zitting gepleit nadat conclusies en stukkenbundels zijn neergelegd.
* **Vonnis:** De beslechting van het geschil door de Rechtbank.
* **Verkorte en buitengewone procedures:** Deze worden steeds behandeld door de Voorzitter van de Ondernemingsrechtbank, met korte dagvaardingstermijnen (bv. 2 vrije dagen).
* **Kort Geding:** Algemeen toepasbaar indien een spoedeisend karakter bewezen kan worden. Er mag nog niet over de grond van de zaak geoordeeld worden ("uitspraak bij voorraad"). Toepassingen omvatten deskundigenonderzoek, aanstelling van een sekwester, of voorlopige stopzetting van bouwwerken.
* **Andere procedures:** Voorbeelden zijn specifieke wettelijke bepalingen die een uitspraak over de grond van de zaak mogelijk maken, zoals de vordering tot staking van ongeoorloofde ondernemingspraktijken (boek VI WER), waarbij een stakingbevel kan worden uitgevaardigd onder verbeurte van een dwangsom. Ook de uitsluiting of uittreding van vennoten (WVV) valt hieronder.
* **Minnelijke schikking:** Via een kosteloos schriftelijk verzoek kan een partij de tegenpartij oproepen voor een verzoeningszitting. Indien beide partijen aanwezig zijn en een akkoord bereiken, heeft dit vonnis dezelfde waarde als een ander vonnis. Bij gebrek aan akkoord of afwezigheid is een dagvaarding noodzakelijk.
### 1.5 Het bewijs in ondernemingszaken
#### 1.5.1 Algemene regels
* **Consensualisme:** Overeenkomsten komen geldig tot stand door loutere wilsovereenstemming, zonder vormvereisten.
* **Bewijslastverdeling:** Wie de uitvoering van een overeenkomst vordert, moet deze bewijzen. Wie beweert betaald te hebben, moet de betaling bewijzen.
* **Medewerking aan bewijsvoering:** Beide partijen moeten meewerken aan de bewijsvoering.
* **Uitzonderlijke rechterlijke beoordeling:** In uitzonderlijke omstandigheden kan de rechter de bewijslast dragen als de normale regels kennelijk onredelijk zouden zijn.
* **Nieuwe definities:** De begrippen "geschrift" (ook elektronische bestanden, e-mails, sms’en) en "handtekening" (inclusief elektronische handtekeningen) zijn verruimd.
#### 1.5.2 Bewijs volgens de aard van de partijen
* **Bewijs in het Burgerlijk Recht:**
* **Rechtshandelingen (waarde > 3.500 euro):** Moeten bewezen worden met een schriftelijk bewijs (authentieke of onderhandse akte) dat aan vormvereisten voldoet. Bewijs met andere middelen is enkel toegelaten bij een begin van schriftelijk bewijs of indien de overeenkomst is uitgevoerd.
* **Rechtsfeiten:** Kunnen bewezen worden met alle mogelijke bewijsmiddelen (getuigen, vermoedens).
* **Bewijs in Ondernemingszaken:**
* **Tussen ondernemingen:** Vrije bewijsvoering is principieel toegelaten met alle bewijsmiddelen (getuigen, vermoedens), tenzij de wet een schriftelijk bewijs vereist (bv. oprichting vennootschap, verzekeringsovereenkomst). Hoewel vrije bewijsvoering geldt, hechten ondernemingsrechtbanken veel belang aan schriftelijke bewijsstukken, gezien de beschikbare documenten en communicatiemiddelen. Getuigenbewijs wordt minder frequent aanvaard.
* **Bewijs tegen een niet-onderneming (bv. klant-consument):** De strikte bewijsregels van het burgerlijk recht zijn van toepassing.
* **Bewijs van een niet-onderneming tegen een onderneming:** Vrije bewijsvoering is toegelaten, tenzij het een rechtshandeling betreft die "kennelijk" vreemd is aan de onderneming van een natuurlijke persoon-ondernemer.
#### 1.5.3 Bijzondere bewijsmiddelen
* **De Boekhouding:**
* **Verplichting:** Elke onderneming is verplicht een boekhouding te voeren die past bij haar aard en omvang.
* **Bewijskracht (art. 8.11 §2 BW):**
* **Tussen ondernemingen:** De rechter kan de boekhouding aanvaarden als bewijs, zowel in het voordeel als in het nadeel van de onderneming. De boekhouding heeft slechts wettelijke bewijskracht indien de vermeldingen in de boekhoudingen van beide ondernemingen overeenstemmen. Bij discrepanties beoordeelt de rechter vrij de bewijswaarde.
* **Geschillen met een niet-onderneming tegen een onderneming:** Een niet-ondernemer kan de boekhouding van de onderneming inroepen als bewijs (beschouwd als een buitengerechtelijke schriftelijke bekentenis, met inachtneming van de regel van onsplitsbaarheid). Een onderneming kan haar boekhouding niet als bewijs inroepen tegen een niet-ondernemer (vanwege het eenzijdige karakter).
* **Procedureel gebruik:** De rechtbank kan op verzoek van een partij of ambtshalve de overlegging van (een deel van) de boekhouding bevelen. Vertrouwelijkheid kan gewaarborgd worden door de stukken enkel aan een gerechtsdeskundige te laten overmaken.
* **De Factuur:**
* **Algemeen:** Een geschreven stuk opgesteld door de leverancier, bezorgd aan de klant, dat een schuldvordering in geld bevestigt voor geleverde goederen of diensten. Bevat een specificatie van de goederen/diensten en de prijs.
* **Materiële vorm:** Papier of elektronisch. Moet de identiteit van de leverancier waarborgen, ongewijzigd blijven en leesbaar zijn gedurende de bewaartermijn van zeven jaar. Elektronische facturatie vereist voorafgaande toestemming van de afnemer. Vanaf 1 januari 2026 is e-facturatie verplicht voor B2B-transacties via het Peppol-netwerk.
* **Wettelijke en fiscale regeling:** De btw-wetgeving bepaalt dat btw geïnd en doorgestort moet worden. Tussen btw-plichtigen moet een factuur worden uitgereikt, tenzij de klant de goederen/diensten voor privégebruik bestemt en er niet om vraagt.
* **Bewijskracht:**
* **Tegen de leverancier-ondernemer:** De factuur bewijst de daarin opgenomen overeenkomst, inclusief prijs, kwaliteit, hoeveelheid, etc., ongeacht of de klant een onderneming of een particulier is.
* **Tegen de klant-ondernemer:** Indien de klant de factuur heeft aanvaard (uitdrukkelijk, impliciet of stilzwijgend door gebrek aan tijdig protest), kan de leverancier deze als bewijs inroepen. Een klant-ondernemer is verplicht tijdig te protesteren tegen de inhoud van de factuur. Een stilzwijgen binnen een redelijke termijn wordt geacht aanvaarding te zijn. De bewijskracht strekt zich in principe ook uit tot de algemene voorwaarden op de keerzijde.
* **Tegen de klant-niet ondernemer (consument):** Een stilzwijgen wordt niet snel als aanvaarding beschouwd, tenzij er sprake is van een "omstandig stilzwijgen" (bv. gebruik koopwaar, gedeeltelijke betaling, onbeantwoorde herinneringsbrieven).
### 1.6 De handelszaak
#### 1.6.1 Begrip en bestanddelen
* **Definitie:** Hoewel er geen specifieke wettelijke definitie is, wordt de handelszaak in rechtspraak en rechtsleer omschreven als "een geheel van goederen samengebracht met als doel een onderneming uit te baten". De handelszaak is geen aparte rechtspersoon op zich, tenzij ze wordt ingebracht in een vennootschap.
* **Bestanddelen:**
* **Materiële bestanddelen:** Vaste activa (installaties, machines, meubilair) en vlottende activa (voorraden, koopwaar).
* **Immateriële bestanddelen:**
* Ondernemingsnaam (beschermd via vordering tot staking).
* Uithangbord.
* Industriële eigendomsrechten (octrooien, merken, tekeningen en modellen).
* Knowhow en fabricagegeheimen.
* Handelsovereenkomsten (bv. leasing, franchising).
* Huurrechten (handelshuur).
* Cliënteel (mogelijkheid van toekomstige bestellingen).
* **Niet inbegrepen (tenzij expliciet opgenomen):** Schuldvorderingen, banktegoeden, incasso en schulden.
* **Kenmerk:** De handelszaak is een levend organisme en wordt beschouwd als een onlichamelijk roerend goed, gevormd door de materiële en immateriële bestanddelen.
#### 1.6.2 Overdracht (verkoop) van de handelszaak
* **Toepasselijke wetgeving:** Geen specifieke wetgeving, regels van algemeen verbintenissenrecht en kooprecht zijn van toepassing (toestemming, bekwaamheid, bepaald voorwerp, geoorloofde oorzaak). Wilsgebreken zoals bedrog kunnen leiden tot nietigverklaring.
* **Echtgenoten:** Indien de handelszaak tot het gemeenschappelijk vermogen behoort, is de toestemming van beide echtgenoten vereist. Bij een scheiding van goederen kan de echtgenoot-eigenaar de daden van beschikking alleen stellen.
* **Voorwerp:** Overeenstemming over voorwerp (nauwkeurige beschrijving van de bestanddelen) en prijs. Tenzij anders bepaald, neemt de koper geen schulden of vorderingen over en maken onroerende goederen geen deel uit van de handelszaak.
* **Leveringsverplichting en tegenstelbaarheid:** De verkoper moet alle bestanddelen ter beschikking stellen. Bij overdracht van schuldvorderingen is kennisgeving aan de schuldenaar vereist. Voor octrooien, tekeningen en modellen gelden specifieke overdrachtsregels.
* **Vrijwaring:** De verkoper vrijwaart voor eigen daad (inclusief mededingingsverbod, beperkt in voorwerp, plaats en tijd) en voor daden van derden of verborgen gebreken. Sancties zijn contractuele aansprakelijkheid (ontbinding, schadevergoeding) en een vordering tot staking.
#### 1.6.3 Inpandgeving van de handelszaak
* **Bezitloos pand:** De wet op roerende zekerheden voorziet in een algemeen bezitloos pand, waardoor goederen in pand kunnen worden gegeven terwijl het gebruik ervan behouden blijft.
* **Voorwerp:** De in pand te geven bestanddelen moeten nauwkeurig worden opgenomen. Tenzij anders bepaald, omvat het pand alle bestanddelen van de handelszaak, inclusief essentiële elementen zoals het cliënteel.
* **Vorm en vestiging:** Vereist een authentieke of onderhandse akte en inschrijving in een elektronisch nationaal pandregister voor tegenstelbaarheid aan derden. De inschrijvingsdatum bepaalt de rangorde. Het pand geldt tien jaar en is hernieuwbaar.
* **Verplichtingen pandgever en rechten pandhouder:** De pandgever moet de zaak normaal uitbaten. Bij wanbetaling kan de pandhouder de verpande goederen verkopen of verhuren (uitwinningsprocedure). De pandovereenkomst kan voorzien in toeëigening van de goederen door de pandhouder.
* **Uitwinningsprocedure:** Indien de pandgever geen consument is, hoeft de pandhouder zich niet tot de rechter te wenden, mits kennisgeving aan de pandgever. De pandgever kan zich verzetten via de rechter. De pandhouder die niet te goeder trouw handelt, kan aansprakelijk gesteld worden. De pandgever kan vrijgave bekomen door de schuld te voldoen, inclusief redelijke kosten. Einde van de uitwinning moet worden aangetekend. Binnen een jaar na kennisgeving kunnen belanghebbenden zich nog tot de rechter wenden bij betwistingen over de uitwinning of aanwending van de opbrengst.
### 1.7 Betalingsachterstand bij ondernemingstransacties
#### 1.7.1 Toepassingsgebied en betalingstermijn
* **Toepassingsgebied:** Enkel van toepassing op transacties tussen 'ondernemingen', niet tegenover particulieren/consumenten. Wel van toepassing tegenover de overheid bij openbare aanbestedingen.
* **Betalingstermijn:**
* Indien geen termijn overeengekomen: betaling binnen 30 dagen na ontvangst factuur of goederen. De termijn begint te lopen vanaf ontvangst factuur, zelfs indien een aanvaardingsprocedure voorzien is.
* Indien een termijn overeengekomen: niet langer dan 60 dagen.
* Voor de overheid: 30 dagen, maximaal 60 dagen indien expliciet en gerechtvaardigd overeengekomen.
#### 1.7.2 Gevolgen van laattijdige betaling
* **Intrest:** Automatisch recht op intrest, die zesmaandelijks wordt gepubliceerd. De wettelijke intrest is verhoogd van 8% naar 10,5% (voor ondernemingstransacties).
* **Schadevergoeding:** Redelijke vergoeding voor invorderingskosten. De wet voorziet een vast bedrag van 40 euro, maar een hoger bedrag kan gevorderd worden indien overeengekomen of gerechtvaardigd, naast de rechtsplegingsvergoeding.
* **Rechtsplegingsvergoeding (RPV):** Tegemoetkoming in de advocaatskosten van de winnende partij. Het bedrag hangt af van de waarde van de vordering. Bij niet begrootbare zaken bedraagt deze 1.200 euro (geïndexeerd).
#### 1.7.3 Invordering onbetwiste schuldvorderingen tussen ondernemingen
Een specifieke procedure bestaat voor onbetwiste, vaststaande en opeisbare contractuele schuldvorderingen tussen ondernemingen. Via een gerechtsdeurwaarder kan een aanmaning worden betekend. Indien de debiteur niet reageert, kan een "pv van niet-betwisting" worden opgesteld, wat leidt tot een uitvoerbare titel voor beslaglegging.
#### 1.7.4 Invordering schulden van de consument
* **Specifieke regels:** Algemene voorwaarden mogen niet zomaar worden toegepast. Bewijs van kennisname door de consument is vereist.
* **Eerste herinnering:** Recht op een eerste gratis herinnering met een bijkomende betalingstermijn van 14 dagen, zonder bijkomende kosten. Wettelijk verplichte vermeldingen moeten in de herinnering worden opgenomen.
* **Grenzen aan schadebeding en intresten:** Strikte limieten gelden voor schadebedingen en intresten, zowel indien opgenomen in de overeenkomst als indien niet. Bij gebreke van opname in de overeenkomst gelden de wettelijke intrestvoeten en is bewijs van werkelijke schade vereist.
* **Invordering door incassobureaus:** Strikte wettelijke regels en consumentenrechten zijn van toepassing, inclusief een verplichte ingebrekestelling met een wachttermijn van 14 dagen alvorens tot dagvaarding kan worden overgegaan.
---
# De ondernemingsrechtbank en procedures
Dit gedeelte behandelt de structuur, bevoegdheden en procedures van de ondernemingsrechtbank, inclusief de verschillende kamers en de belangrijkste proceshandelingen.
## 2. De ondernemingsrechtbank en procedures
De ondernemingsrechtbank, die de vroegere rechtbank van koophandel heeft vervangen, is de specifieke rechtbank die bevoegd is voor geschillen die verband houden met economische activiteiten en ondernemingen. Haar organisatie, samenstelling en bevoegdheden zijn vastgelegd om een gespecialiseerde behandeling van ondernemingsgeschillen te garanderen.
### 2.1 Organisatie en samenstelling van de ondernemingsrechtbank
De ondernemingsrechtbank is georganiseerd per rechtsgebied van het Hof van Beroep, met specifieke vestigingen in Brussel en Eupen, wat resulteert in in totaal negen ondernemingsrechtbanken. Elke afdeling van de ondernemingsrechtbank kent verschillende gespecialiseerde kamers, zoals de faillissementskamer, de kamer voor bouwgeschillen en de kamer voor vennootschapsgeschillen, om de behandeling van specifieke soorten zaken efficiënt te laten verlopen.
De samenstelling van de ondernemingsrechtbank is uniek:
* **Voorzitter:** Een beroepsmagistraat met juridische expertise.
* **Bijzitters:** Dit zijn 'rechters in ondernemingszaken', lekenrechters die voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar door de Koning worden benoemd. Zij hebben geen specifieke juridische opleiding nodig, maar worden geselecteerd uit het bedrijfsleven, het verenigingsleven of de vrije beroepen, om zo de praktijkervaring en voeling met de ondernemingswereld te vertegenwoordigen.
* **Griffier:** Verantwoordelijk voor de praktische organisatie van de zittingen, het opmaken van de zittingsbladen en het uittypen van de vonnissen.
* **Openbaar Ministerie:** Treedt op in zaken die het algemeen belang raken en heeft een adviesrecht en soms een initiatiefrecht (bijvoorbeeld bij het dagvaarden van een faillissement of het ontbinden van een slapende vennootschap).
> **Tip:** De aanwezigheid van lekenrechters in de ondernemingsrechtbank benadrukt het belang van praktijkervaring en de wens om geschillen op een met de ondernemingswereld compatibele manier te beslechten.
### 2.2 Bevoegdheden van de ondernemingsrechtbank
De bevoegdheden van de ondernemingsrechtbank zijn breed en afgebakend:
* **Geschillen tussen ondernemingen onderling:** De ondernemingsrechtbank is bevoegd voor alle geschillen tussen ondernemingen, ongeacht de waarde van het geschil, tenzij deze onder de exclusieve bevoegdheid van een ander rechtscollege vallen.
* **Geschillen met een niet-onderneming als eiser:** Geschillen waarbij een niet-onderneming eiser is en een onderneming gedaagde, vallen onder de bevoegdheid van de ondernemingsrechtbank, mits de eiser hiervoor kiest. De eiser kan er ook voor kiezen zich tot de rechtbank van eerste aanleg te wenden. Dit geldt echter niet andersom: een onderneming kan een niet-onderneming niet zomaar voor de ondernemingsrechtbank dagen.
* **Exclusieve bevoegdheid:** Bepaalde geschillen vallen exclusief onder de bevoegdheid van de ondernemingsrechtbank, zelfs als de partijen geen ondernemingen zijn. Dit omvat bijvoorbeeld geschillen tussen vennoten van vennootschappen of verenigingen, vorderingen die voortvloeien uit een faillissement, geschillen betreffende wisselbrieven, intellectuele eigendomsrechten en marktpraktijken (zoals vorderingen tot staking).
> **Opgelet:** Een natuurlijke persoon-ondernemer kan niet voor de ondernemingsrechtbank worden gedagvaard voor geschillen die kennelijk vreemd zijn aan zijn onderneming (bijvoorbeeld een persoonlijke schuld). Bij twijfel is de ondernemingsrechtbank wel bevoegd.
### 2.3 Procedureverloop bij de ondernemingsrechtbank
De procedure bij de ondernemingsrechtbank volgt de algemene beginselen van het gerechtelijk proces, met enkele specifieke kenmerken:
* **Dagvaarding:** Het proces begint met een dagvaarding, een document opgesteld door een gerechtsdeurwaarder, dat de verweerder oproept voor de bevoegde rechtbank.
* **Openbare zitting:**
* **Inleidingszitting:** Dit is de zitting vermeld in de dagvaarding. Vaak kan de zaak hier al gedeeltelijk of geheel worden behandeld, bijvoorbeeld in geval van verstek, door middel van afkortingen (versnelde procedures), of door het bevelen van onderzoeksmaatregelen zoals de aanstelling van een deskundige.
* **Pleitzitting:** In betwiste zaken wordt de zaak op een latere zitting gepleit, nadat partijen conclusies hebben neergelegd en hun stukken hebben ingediend.
* **Vonnissen:** Na de behandeling van de zaak doet de rechtbank uitspraak middels een vonnis, waarin het geschil wordt beslecht.
#### 2.3.1 Verkorte en buitengewone procedures
Naast de standaardprocedure biedt de ondernemingsrechtbank ook verkorte en buitengewone procedures aan, vaak behandeld door de voorzitter van de ondernemingsrechtbank:
* **Geding in kort geding:** Deze procedure is algemeen toepasbaar voor spoedeisende zaken waarbij de grond van de zaak nog niet definitief kan worden beoordeeld ("uitspraak bij voorraad"). Voorbeelden zijn het bevelen van een deskundigenonderzoek, de aanstelling van een sekwester, of het voorlopig stopzetten van bouwwerken in afwachting van een definitieve beslissing.
* **Andere verkorte procedures:** Deze procedures zijn voorzien in specifieke wetgeving en kunnen wel uitspraak doen over de grond van de zaak. Een bekend voorbeeld is de vordering tot staking van ongeoorloofde ondernemingspraktijken (conform Boek VI van het WER), die kan leiden tot een stakingbevel met verbeurte van een dwangsom per overtreding of dag vertraging. Andere toepassingen vindt men in het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV), zoals bij uitsluiting of uittreding van vennoten.
> **Tip:** Bij verkorte procedures is de snelheid cruciaal. Het is essentieel om de spoedeisendheid goed te motiveren of te voldoen aan de specifieke wettelijke voorwaarden voor de betreffende procedure.
#### 2.3.2 Minnelijke schikking
De ondernemingsrechtbank biedt ook de mogelijkheid tot een minnelijke schikking. Via een eenvoudig, kosteloos schriftelijk verzoek kan een partij een andere partij oproepen voor een verzoeningszitting. Indien beide partijen aanwezig zijn en tot een akkoord komen, heeft dit akkoord dezelfde waarde als een vonnis en kan het ten uitvoer worden gelegd. Indien de opgeroepen partij niet verschijnt of er geen akkoord wordt bereikt, moet een dagvaarding worden uitgebracht voor de ondernemingsrechtbank.
### 2.4 Bewijs in ondernemingszaken
Het bewijsrecht in ondernemingszaken kent specifieke regels die afwijken van het burgerlijk recht, met een nadruk op vrije bewijsvoering.
#### 2.4.1 Algemene regels en bewijslastverdeling
Het beginsel van consensualisme – overeenkomsten komen tot stand door loutere wilsovereenstemming – geldt ook in ondernemingszaken. Echter, het bewijs van deze overeenkomsten is van groot belang. De algemene regel is dat wie de uitvoering van een overeenkomst vordert, deze moet bewijzen, en wie beweert betaald te hebben, moet de betaling bewijzen. Het nieuwe Burgerlijk Wetboek (Boek Bewijs) voorziet in een wederzijdse medewerkingsplicht bij de bewijsvoering, waarbij de rechter in uitzonderlijke omstandigheden de bewijslast anders kan verdelen indien de toepassing van de normale regels kennelijk onredelijk zou zijn.
#### 2.4.2 Bewijsregels in het ondernemingsrecht versus burgerlijk recht
* **Rechtshandelingen boven een bepaalde waarde:** Overeenkomsten waarvan de waarde een bepaald bedrag overschrijdt (momenteel $3.500$ euro in het burgerlijk recht) kunnen in beginsel enkel bewezen worden met een schriftelijk bewijs (authentieke of onderhandse akte). Andere bewijsmiddelen zijn toegelaten bij een 'begin van schriftelijk bewijs' of indien kan worden bewezen dat de overeenkomst reeds is uitgevoerd.
* **Rechtsfeiten:** Rechtsfeiten kunnen met alle mogelijke bewijsmiddelen worden bewezen, inclusief getuigenissen en vermoedens.
* **Bewijs in ondernemingszaken (vrije bewijsvoering):** In ondernemingszaken kunnen ondernemingsverbintenissen in principe met alle bewijsmiddelen worden bewezen, tenzij de wet expliciet een schriftelijk bewijs vereist (bv. voor de oprichting van een vennootschap of een verzekeringsovereenkomst). Hoewel de principe van vrije bewijsvoering geldt, hechten ondernemingsrechtbanken vaak veel belang aan schriftelijke bewijsstukken, gezien de frequentie van documenten en communicatiemiddelen in de zakenwereld.
> **Verschillende situaties voor bewijs:**
> * **Tussen ondernemingen onderling:** Vrije bewijsvoering.
> * **Tussen een niet-onderneming (eiser) en een onderneming (gedaagde):** Vrije bewijsvoering.
> * **Tussen een onderneming (eiser) en een niet-onderneming (gedaagde):** Vrije bewijsvoering, tenzij de rechtshandeling kennelijk vreemd is aan de onderneming (indien de gedaagde een natuurlijke persoon-ondernemer is).
#### 2.4.3 Bijzondere bewijsmiddelen
Het ondernemingsrecht kent specifieke bewijsmiddelen:
* **De boekhouding:** Elke onderneming is verplicht een boekhouding te voeren. De boekhouding is niet alleen een beleidsinstrument, maar ook een belangrijk bewijsmiddel. De bewijskracht ervan is echter afhankelijk van de context:
* **Geschillen tussen ondernemingen onderling:** De rechter kan de boekhouding als bewijs aanvaarden, zowel in het voordeel als in het nadeel van de onderneming. De wettelijke bewijskracht geldt enkel indien de vermeldingen in de boekhoudingen van beide ondernemingen overeenstemmen; anders oordeelt de rechter vrij over de bewijswaarde.
* **Geschillen van een niet-onderneming tegen een onderneming:** Een niet-ondernemer kan de boekhouding van de onderneming als bewijs tegen deze laatste inroepen (als buitengerechtelijke bekentenis), rekening houdend met de regel van onsplitsbaarheid. Een onderneming kan haar eigen boekhouding echter niet als bewijs inroepen tegen een niet-ondernemer.
* **Procedureel gebruik:** De rechtbank kan de overlegging van de boekhouding bevelen. Er moet rekening gehouden worden met de vertrouwelijkheid van de stukken, bijvoorbeeld door ze enkel aan een gerechtsdeskundige te laten overmaken.
* **De factuur:** Een factuur is een geschreven stuk dat een schuldvordering bevestigt. De materiële vorm kan papier of elektronisch zijn, met vereisten voor de identiteit van de leverancier, de integriteit van de inhoud en leesbaarheid gedurende zeven jaar. Vanaf 1 januari 2026 is e-facturatie verplicht voor transacties tussen ondernemingen via het Peppol-netwerk.
* **Bewijskracht van de factuur:**
* **Tegen de leverancier-ondernemer:** De door hem opgestelde factuur bewijst de daarin opgenomen overeenkomst.
* **Tegen de klant-ondernemer:** Indien de klant de factuur heeft aanvaard (uitdrukkelijk, impliciet of stilzwijgend na protest), kan de leverancier de factuur als bewijs van de overeenkomst inroepen. Een niet-protesterende klant-ondernemer wordt geacht de factuur te hebben aanvaard. Het protest moet binnen een redelijke termijn gebeuren en gespecificeerd zijn.
* **Tegen de klant-niet ondernemer (consument):** Stilzwijgen na ontvangst van een factuur leidt niet zomaar tot aanvaarding. Enkel een 'omstandig stilzwijgen' (bv. gebruik van de goederen, gedeeltelijke betaling) kan als aanvaarding worden uitgelegd.
> **Belangrijk:** De aanvaarding van een factuur door een klant-ondernemer kan op verschillende wijzen gebeuren, waaronder uitdrukkelijk, impliciet (bv. betaling) of stilzwijgend bij gebreke aan tijdig protest. Een klant-ondernemer heeft de plicht om binnen een korte termijn te reageren bij niet-akkoord.
### 2.5 De handelszaak en haar bestanddelen
De handelszaak is een verzameling van goederen samengebracht met het doel een onderneming uit te baten. Het is geen afzonderlijke rechtspersoon, maar kan wel worden ingebracht in een vennootschap. De belangrijkste bestanddelen zijn:
* **Materiële bestanddelen:** Vaste activa (installaties, machines) en vlottende activa (voorraden, koopwaar).
* **Immateriële bestanddelen:** Ondernemingsnaam, uithangbord, industriële eigendomsrechten (octrooien, merken), knowhow, handelscontracten (leasing, franchising), huurrechten (handelshuur) en cliënteel. Schuldvorderingen, banktegoeden, incasso en schulden zijn niet automatisch inbegrepen bij de verkoop, tenzij anders overeengekomen.
De handelszaak wordt beschouwd als een onlichamelijk roerend goed, in belangrijke mate gevormd door de immateriële bestanddelen.
### 2.6 Overdracht, inpandgeving en uitwinning van de handelszaak
#### 2.6.1 Overdracht (verkoop)
Er is geen specifieke wetgeving voor de verkoop van een handelszaak, waardoor de algemene regels van koop en verbintenissenrecht van toepassing zijn. De overeenkomst moet nauwkeurig de overgedragen bestanddelen beschrijven. De verkoper is gehouden tot vrijwaring, waaronder een mededingingsverbod dat geldt om het cliënteel te beschermen. Dit verbod is beperkt in voorwerp, plaats en tijd.
#### 2.6.2 Inpandgeving
Een handelszaak kan worden verpand als zekerheid voor kredieten. Sinds de wet op roerende zekerheden (2018) bestaat er een algemeen bezitloos pand, wat betekent dat de pandgever de handelszaak kan blijven gebruiken.
* **Voorwerp:** De pandovereenkomst moet de in pand gegeven bestanddelen nauwkeurig beschrijven. Tenzij anders bepaald, omvat het pand op de handelszaak alle bestanddelen, inclusief het cliënteel.
* **Vorm en tegenstelbaarheid:** Een authentieke of onderhandse akte is toegestaan. Tegenstelbaarheid aan derden wordt verkregen door inschrijving in een elektronisch nationaal pandregister. De inschrijvingsdatum bepaalt de rangorde.
* **Verplichtingen en rechten:** De pandgever moet de zaak normaal uitbaten. Bij wanbetaling heeft de pandhouder het recht de verpande goederen uit te winnen (verkopen of verhuren).
#### 2.6.3 Uitwinningsprocedure
Indien de pandgever geen consument is, kan de pandhouder de verpande goederen uitwinnen zonder tussenkomst van de rechter, mits hij de pandgever minstens tien dagen vooraf schriftelijk informeert. De pandgever kan zich tegen de uitwinning verzetten bij de rechter. De pandhouder die niet te goeder trouw uitwint, kan aansprakelijk worden gesteld.
### 2.7 Betalingsachterstand bij ondernemingstransacties
De wetgeving inzake betalingsachterstand is van toepassing op transacties tussen ondernemingen en regelt de betalingstermijnen en de gevolgen van laattijdige betaling.
* **Betalingstermijn:** Indien geen termijn is overeengekomen, bedraagt deze 30 dagen na ontvangst van de factuur of goederen. Overeengekomen termijnen mogen niet langer zijn dan 60 dagen, behalve voor de overheid waar specifieke regels gelden.
* **Laattijdige betaling:** Bij laattijdige betaling heeft de schuldeiser automatisch recht op wettelijke intresten (momenteel 10,5% per jaar) en een forfaitaire schadevergoeding van 40 euro, of een hoger bedrag indien overeengekomen en gerechtvaardigd. De ondernemingsrechtbanken kennen echter doorgaans niet meer toe dan 10,5% intrest en 10% forfaitaire schadevergoeding.
* **Rechtsplegingsvergoeding (RPV):** Dit is een tegemoetkoming in de advocaatskosten van de winnende partij en hangt af van de waarde van de vordering.
* **Invordering onbetwiste schuldvorderingen:** Een procedure via gerechtsdeurwaarder maakt het mogelijk een uitvoerbare titel te bekomen op basis van een "pv van niet-betwisting" indien de debiteur niet reageert op een aanmaning.
### 2.8 Invordering schulden van de consument
Tegenover consumenten gelden striktere regels:
* **Algemene voorwaarden:** Moeten de consument gekend zijn en deel uitmaken van de overeenkomst.
* **Eerste gratis herinnering:** Geeft recht op een bijkomende betalingstermijn van 14 dagen zonder bijkomende kosten.
* **Grenzen aan schadebeding en intresten:** Er zijn wettelijke limieten aan de bedragen die aangerekend mogen worden bij niet-betaling.
* **Strikte regels voor incasso:** Wettelijke regels en rechten gelden voor consumenten in geval van invordering van schulden door incassobureaus, gerechtsdeurwaarders of advocaten. Dit omvat verplichte ingebrekestellingen met wachttermijnen alvorens tot dagvaarding mag worden overgegaan.
---
# Bewijsregels in ondernemingszaken
## 3 Bewijsregels in ondernemingszaken
Dit hoofdstuk behandelt de algemene bewijsregels en specifieke bewijsmiddelen die van toepassing zijn in economische geschillen, met een focus op de rol van geschriften, boekhoudingen en facturen.
### 3.1 Algemene bewijsregels
Het principe van consensualisme, waarbij overeenkomsten louter door wilsovereenstemming tot stand komen, mag het belang van bewijs niet onderschatten. De bewijslastverdeling bepaalt dat degene die de uitvoering van een overeenkomst vordert, deze moet bewijzen, evenals degene die betaald beweert te hebben.
Het nieuwe burgerlijk wetboek, boek 8 inzake bewijs, is reeds van kracht. Hierin wordt bepaald dat beide partijen moeten meewerken aan de bewijsvoering. In uitzonderlijke omstandigheden kan de rechter de bewijslast verdelen indien de standaardregels kennelijk onredelijk zouden zijn. Nieuwe definities omvatten "geschrift", dat ook elektronische bestanden, e-mails en berichten kan omvatten, en "handtekening", inclusief elektronische handtekeningen.
#### 3.1.1 Bewijs in het burgerlijk recht
Rechtshandelingen, zoals overeenkomsten met een waarde van meer dan 3.500 euro, vereisen in principe een schriftelijk bewijs (authentieke of onderhandse akte). Andere bewijsmiddelen zijn toegelaten bij een begin van schriftelijk bewijs of bij uitvoering van de overeenkomst. Rechtsfeiten kunnen met alle bewijsmiddelen, inclusief getuigen en vermoedens, worden bewezen.
#### 3.1.2 Bewijs in ondernemingszaken (vrije bewijsvoering)
Ondernemingsverbintenissen kunnen met alle bewijsmiddelen worden bewezen, tenzij de wet een schriftelijk bewijs voorschrijft (bv. oprichting van een vennootschap, verzekeringsovereenkomst). Hoewel het principe van vrije bewijsvoering geldt, spelen schriftelijke bewijsstukken, dankzij de beschikbaarheid van documenten en communicatiemiddelen, een grote rol. Getuigenbewijs wordt door ondernemingsrechtbanken minder frequent aanvaard.
De bewijsregels kunnen worden samengevat als volgt:
* **Bewijs tussen ondernemingen:** vrije bewijsvoering.
* **Bewijs door een niet-onderneming (bv. klant-consument) tegen een onderneming:** vrije bewijsvoering, tenzij de rechtshandeling kennelijk vreemd is aan de onderneming van een natuurlijke persoon.
* **Bewijs tegen een niet-onderneming (klant-consument):** strikte bewijsregels van het burgerlijk recht zijn van toepassing.
> **Tip:** De evolutie van bewijsregels toont een verschuiving naar meer vrijheid, maar de praktische realiteit benadrukt het belang van schriftelijke bewijzen, zelfs in het economisch recht.
### 3.2 Bijzondere bewijsmiddelen
#### 3.2.1 De boekhouding
Elke onderneming is wettelijk verplicht een boekhouding te voeren die aangepast is aan haar aard en omvang. De boekhouding dient niet alleen als beleidsinstrument, maar ook als specifiek bewijsmiddel.
##### 3.2.1.1 Bewijskracht van de boekhouding
* **Geschillen tussen ondernemingen onderling:** De rechter kan de boekhouding als bewijs aanvaarden, zowel in het voordeel als in het nadeel van de onderneming. De wettelijke bewijskracht geldt enkel indien de vermeldingen in de boekhoudingen van beide ondernemingen overeenstemmen. Bij discrepanties oordeelt de rechter vrij over de bewijswaarde.
* **Geschillen van een niet-onderneming tegen een onderneming:** Een niet-ondernemer kan de boekhouding van de onderneming inroepen als bewijs (beschouwd als een buitengerechtelijke schriftelijke bekentenis), rekening houdend met de regel van de onsplitsbaarheid van de bekentenis. Een onderneming kan haar eigen boekhouding echter niet inroepen tegen een niet-ondernemer vanwege het eenzijdige karakter.
##### 3.2.1.2 Procedureel gebruik van de boekhouding
De rechter kan, op verzoek van een partij of ambtshalve, de overlegging van (een deel van) de boekhouding bevelen. Vertrouwelijkheid kan worden gewaarborgd door de stukken enkel aan een gerechtsdeskundige over te maken.
#### 3.2.2 De factuur
Een factuur is een geschreven stuk opgesteld door de leverancier en bezorgd aan de klant, dat een geldvordering bevestigt voor geleverde goederen of diensten.
##### 3.2.2.1 Algemeen en materieel aspect
Een factuur bevat de specificatie van de goederen/diensten en de verschuldigde prijs. Ze kan op papier of elektronisch zijn, waarbij de identiteit van de leverancier, de ongewijzigde inhoud en leesbaarheid gedurende de bewaartermijn van zeven jaar gewaarborgd moeten zijn. Vanaf 1 januari 2026 is e-facturatie verplicht voor alle transacties tussen ondernemingen via het Peppol-netwerk.
Fiscaal is de factuur geregeld in de btw-wetgeving. Tussen btw-plichtigen moet een factuur worden uitgereikt voor leveringen van goederen en diensten. Aan consumenten wordt enkel op vraag een factuur uitgereikt.
##### 3.2.2.2 Bewijskracht van de factuur
* **Bewijskracht tegen de leverancier-ondernemer:** De door de leverancier opgestelde factuur bewijst de daarin opgenomen overeenkomst, inclusief prijs, kwaliteit, type, hoeveelheid en leveringsspecificaties, ongeacht of deze wordt ingeroepen door een ondernemer of niet-ondernemer klant.
* **Bewijskracht tegen de klant-onderneming:** Indien de klant-ondernemer de factuur heeft aanvaard, kan de leverancier deze als bewijs van de overeenkomst inroepen. Aanvaarding kan uitdrukkelijk, impliciet (bv. betaling) of stilzwijgend (bij gebrek aan tijdig protest) geschieden. Klanten-ondernemers hebben de plicht om binnen een korte termijn te protesteren bij onenigheid. De rechtbank neemt aan dat niet-protesteren binnen redelijke termijn leidt tot aanvaarding. De bewijskracht strekt zich in principe ook uit tot algemene voorwaarden op de keerzijde van de factuur.
* **Bewijskracht tegen de klant-niet ondernemer (consument):** Bij consumenten wordt niet snel een aanvaarding afgeleid uit stilzwijgen na ontvangst. Dit kan enkel bij een "omstandig stilzwijgen", zoals het gebruik van de goederen of gedeeltelijke betaling.
> **Voorbeeld:** Een klant-ondernemer die een factuur ontvangt voor geleverde goederen en deze na ontvangst zonder protest gebruikt, wordt geacht de factuur stilzwijgend te hebben aanvaard.
### 3.3 Handelszaak
De "handelszaak" is een begrip dat in verschillende wetten voorkomt zonder duidelijke definitie. Juridisch wordt het omschreven als "een geheel van goederen samengebracht met als doel een onderneming uit te baten". De handelszaak is geen afzonderlijke rechtspersoon, maar kan worden ingebracht in een vennootschap.
#### 3.3.1 Bestanddelen van de handelszaak
* **Materiële bestanddelen:** Vaste activa (installaties, machines) en vlottende activa (voorraden, koopwaar).
* **Immateriële bestanddelen:** Ondernemingsnaam, uithangbord, industriële eigendomsrechten (octrooien, merken), knowhow, handelsovereenkomsten (leasing, franchising), huurrechten, cliënteel, en eventueel schuldvorderingen en banktegoeden indien expliciet overeengekomen bij overdracht.
> **Tip:** Het cliënteel is een cruciaal immaterieel bestanddeel en wordt meegevormd door de imago en reputatie van de onderneming.
#### 3.3.2 Overdracht (verkoop) van de handelszaak
Er is geen specifieke wetgeving voor de verkoop van handelszaken. De algemene regels van het koop- en verbintenissenrecht zijn van toepassing, met aandacht voor geldigheidsvereisten en wilsgebreken zoals bedrog. Bij een handelszaak die tot het gemeenschappelijk vermogen van echtgenoten behoort, is de toestemming van beide echtgenoten vereist.
Bij de verkoop moeten de essentiële elementen (voorwerp en prijs) overeenstemmen. De overgedragen schulden en vorderingen, alsook onroerende goederen, maken geen deel uit van de handelszaak, tenzij uitdrukkelijk opgenomen in de overeenkomst. De leveringsverplichting houdt in dat de verkoper alle bestanddelen ter beschikking stelt, wat vaak neerkomt op de afgifte van de sleutels.
#### 3.3.3 Vrijwaringsverplichting van de verkoper
De verkoper is vrijwaring verschuldigd voor eigen daad, waaronder een mededingingsverbod dat geldt voor de objectieve nabijheid en voor de nodige tijd om het cliënteel te behouden. Daarnaast moet de verkoper vrijwaren voor daden van derden en voor verborgen gebreken.
#### 3.3.4 Inpandgeving van de handelszaak
Een handelszaak kan bezitloos verpand worden om kredieten te waarborgen. Essentiële bestanddelen van de handelszaak, inclusief cliënteel, kunnen niet contractueel van het pand worden uitgesloten. De vestiging en tegenstelbaarheid van het pand vereisen inschrijving in een elektronisch nationaal pandregister, waarbij de inschrijvingsdatum de rangorde bepaalt. Het pandrecht geldt voor tien jaar en kan worden vernieuwd.
Bij wanbetaling kan de pandhouder de verpande goederen verkopen of verhuren. Indien de pandgever geen consument is, kan de uitwinning buiten de rechter om geschieden na kennisgeving. De pandgever kan zich verzetten door zich tot de rechter te wenden.
### 3.4 Betalingsachterstand bij ondernemingstransacties
Deze wet is van toepassing op transacties tussen ondernemingen en regelt de gevolgen van laattijdige betalingen.
#### 3.4.1 Betalingstermijn
Indien geen betalingstermijn is overeengekomen, bedraagt deze dertig dagen na ontvangst van de factuur of goederen. Overeengekomen termijnen mogen niet langer zijn dan zestig dagen. Voor de overheid geldt een betalingstermijn van dertig dagen, met een maximum van zestig dagen indien gerechtvaardigd en expliciet overeengekomen.
#### 3.4.2 Gevolgen van laattijdige betaling
Bij laattijdige betaling heeft de schuldeiser automatisch recht op een wettelijke intrest (momenteel 10,5%) en een forfaitaire schadevergoeding van 40 euro, tenzij een hoger bedrag is overeengekomen of gerechtvaardigd. De Ondernemingsrechtbanken kennen doorgaans niet meer toe dan 10,5% intrest en 10% forfaitaire schadevergoeding, ook indien hogere bedragen in algemene voorwaarden staan.
#### 3.4.3 Rechtsplegingsvergoeding
De rechtsplegingsvergoeding (RPV) is een tegemoetkoming in de advocaatskosten van de winnende partij. Het bedrag hangt af van de waarde van de vordering, met een basisbedrag dat doorgaans wordt toegekend. Bij verstekvonnissen of niet-betwiste vorderingen kan enkel het minimumbedrag worden toegekend.
#### 3.4.4 Invordering onbetwiste schuldvorderingen tussen ondernemingen
Voor onbetwiste, vaststaande en opeisbare schuldvorderingen kan via een gerechtsdeurwaarder een aanmaning worden betekend. Reageert de debiteur niet binnen een maand, dan wordt een "pv van niet-betwisting" opgemaakt, wat leidt tot een uitvoerbare titel.
#### 3.4.5 Invordering van schulden van de consument
Tegenover consumenten gelden strikte regels. Algemene voorwaarden moeten gekend zijn door de consument en deel uitmaken van de overeenkomst. Een eerste gratis herinnering met een bijkomende betalingstermijn van veertien dagen is verplicht, zonder bijkomende kosten. Schadebedingen en intresten zijn beperkt.
> **Voorbeeld:** Voor schulden onder de 150 euro bedraagt het maximale schadebeding 20 euro bij invordering van consumentenschulden.
---
# De handelszaak: begrip, overdracht en zekerheden
Dit onderwerp behandelt het concept van de handelszaak, de overdracht ervan en de mogelijkheden om zekerheden te vestigen op deze handelszaak.
## 4.1 De handelszaak: begrip
De term "handelszaak" komt voor in diverse wetten, zoals de handelshuurwet en het Burgerlijk Wetboek, maar er is geen expliciete wettelijke definitie. Juridisch wordt de handelszaak omschreven als een verzameling van goederen die samengebracht zijn met het doel een onderneming uit te baten. De handelszaak is op zichzelf geen afzonderlijke rechtspersoon; deze ontstaat pas wanneer de handelszaak wordt ingebracht in een vennootschap.
### 4.1.1 Bestanddelen van de handelszaak
De handelszaak bestaat uit verschillende materiële en immateriële bestanddelen:
* **Materiële bestanddelen (vaste en vlottende activa):**
* **Vaste activa:** Goederen met een permanent karakter die gebruikt worden voor de uitbating, zoals installaties, machines, meubilair en rollend materieel.
* **Vlottende activa:** Voorraden, producten en koopwaar bestemd voor de verkoop.
* **Immateriële bestanddelen:**
* **Ondernemingsnaam:** De naam waaronder de onderneming opereert.
* **Uithangbord.**
* **Industriële eigendomsrechten:** Octrooien, merken, tekeningen en modellen.
* **Knowhow:** Technische kennis of vaardigheid, zoals een fabricatiegeheim.
* **Handelsovereenkomsten:** Leasing-, franchisingovereenkomsten.
* **Huurrechten:** In het bijzonder de handelshuurovereenkomst.
* **Cliënteel:** Het potentieel voor toekomstige bestellingen.
* **Schuldvorderingen, banktegoeden, incasso en schulden:** Deze worden niet automatisch mee overgedragen bij de verkoop, tenzij expliciet opgenomen in de overeenkomst.
De handelszaak wordt beschouwd als een dynamisch geheel dat meer is dan de som van de delen, en wordt als een onlichamelijk roerend goed beschouwd.
## 4.2 Overdracht (verkoop) van de handelszaak
Voor de overdracht van een handelszaak gelden in principe de algemene regels van het kooprecht en het verbintenissenrecht, met specifieke aandachtspunten:
### 4.2.1 Toepasselijke wetgeving en geldigheidsvereisten
Er is geen specifieke wetgeving voor de verkoop van een handelszaak. De algemene geldigheidsvereisten voor overeenkomsten (toestemming, bekwaamheid, bepaald voorwerp, geoorloofde oorzaak) zijn van toepassing. Wilsgebreken, zoals bedrog, kunnen leiden tot nietigverklaring van de overdracht.
> **Voorbeeld:** Het verzwijgen van het feit dat een vervoersvergunning niet overdraagbaar is bij de verkoop van een vervoeronderneming kan als bedrog worden beschouwd.
### 4.2.2 Overdracht door echtgenoten
Indien de handelszaak tot het gemeenschappelijk vermogen van echtgenoten behoort, is de toestemming van beide echtgenoten vereist voor de aankoop, verkoop of inpandgeving ervan. Bij schending hiervan kan de andere echtgenoot binnen het jaar na kennisname de nietigverklaring vragen indien de belangen van het gezin geschaad werden. Bij scheiding van goederen kan de echtgenoot-eigenaar alleen over de handelszaak beschikken.
### 4.2.3 Voorwerp van de overdracht
Essentieel voor de verkoop is de overeenstemming over het voorwerp en de prijs. Het is raadzaam om de handelszaak nauwkeurig in alle bestanddelen te beschrijven in de overeenkomst. Tenzij anders bepaald, draagt de koper geen schulden of vorderingen over en zijn onroerende goederen geen deel van de handelszaak.
### 4.2.4 Leveringsverplichting en tegenstelbaarheid aan derden
De verkoper moet zijn leveringsverplichting nakomen door de afgifte van alle bestanddelen of de sleutels. Bij overdracht van schuldvorderingen moet de schuldenaar op de hoogte worden gebracht of de overdracht erkennen. Voor octrooien en modellen gelden specifieke overdrachtsregels.
### 4.2.5 Vrijwaringsverplichting van de verkoper
De verkoper is gehouden tot vrijwaring, onder meer voor eigen daad en voor verborgen gebreken. Het **mededingingsverbod** valt hieronder en geldt ook zonder expliciet concurrentiebeding. Dit verbod is beperkt in:
* **Voorwerp:** Concurrerende handel.
* **Plaats:** Enkel in de nabijheid van de overgedragen zaak.
* **Tijd:** De periode die nodig is om het cliënteel te behouden of uit te breiden.
De sancties hiervoor zijn contractuele aansprakelijkheid (ontbinding, schadevergoeding) en een vordering tot staking van onrechtmatige handelspraktijken. De verkoper vrijwaart ook voor aanspraken van derden op de zaak.
## 4.3 Zekerheden op de handelszaak
Banken verlangen bij kredietverstrekking zekerheden. Een **pand** is een zakelijke zekerheid op roerende goederen. De wet op de roerende zekerheden (2018) heeft een algemeen bezitloos pandrecht gecreëerd, waardoor ook goederen die de pandgever blijft gebruiken, zoals machines, in pand gegeven kunnen worden.
### 4.3.1 Voorwerp van de inpandgeving
De bestanddelen die in pand worden gegeven, moeten nauwkeurig worden omschreven in de pandovereenkomst. Tenzij contractueel uitgesloten, omvat het pand alle bestanddelen van de handelszaak, inclusief essentiële elementen zoals het cliënteel.
### 4.3.2 Vorm en vestiging (tegenstelbaarheid)
Pandovereenkomsten kunnen authentiek of onderhands zijn. Tegenstelbaarheid aan derden wordt verkregen door inschrijving in een **elektronisch nationaal pandregister**. De datum van inschrijving bepaalt de rangorde. Het pandrecht geldt voor 10 jaar en kan hernieuwd worden. Een eigendomsvoorbehoud kan ook geregistreerd worden. Het pandrecht heeft voorrang op de opbrengst van de verpande goederen, tenzij er schuldeisers met een hogere rangorde zijn (bv. een verhuurder met een voorrecht op de inboedel).
### 4.3.3 Verplichtingen pandgever en rechten pandhouder
De pandgever moet de zaak normaal uitbaten en de waarde ervan in stand houden. Bij wanprestatie (bv. niet-terugbetaling krediet) kan de pandhouder de verpande goederen verkopen of verhuren om zijn schuld te innen (**uitwinningsprocedure**). In de pandovereenkomst kan zelfs bepaald worden dat de pandhouder zich de goederen mag toeëigenen bij niet-betaling.
### 4.3.4 Uitwinningsprocedure
Indien de pandgever geen consument is, hoeft de pandhouder zich niet tot de rechter te wenden, maar moet hij de pandgever minstens 10 dagen vooraf schriftelijk informeren over zijn voornemen tot uitwinning. De pandgever kan zich tegen de uitwinning verzetten bij de rechter. De pandhouder kan aansprakelijk gesteld worden bij niet te goeder trouw of economisch onverantwoorde uitwinning. De pandgever kan de vrijgave van het pand verkrijgen door betaling van de gewaarborgde schuldvordering en de uitwinningskosten. De einde van de uitwinning moet schriftelijk worden meegedeeld.
> **Tip:** De bewijslast bij een onrechtmatige uitwinning ligt bij de pandgever.
---
**Aanvullende opmerkingen (niet strikt onderdeel van de handelszaak maar wel gerelateerd):**
* **Betalingsachterstand bij ondernemingstransacties:** De wet hieromtrent is van toepassing op transacties tussen ondernemingen. Bij laattijdige betaling heeft de schuldeiser automatisch recht op een wettelijke intrest (nu 10,5%) en een forfaitaire schadevergoeding van 40 euro, tenzij een hoger, redelijk bedrag is overeengekomen.
* **Rechtsplegingsvergoeding:** Een tegemoetkoming in de advocaatskosten van de winnende partij, waarvan het bedrag afhankelijk is van de waarde van de vordering.
* **Invordering van schulden van de consument:** Strengere regels gelden ten aanzien van consumenten, met onder meer een recht op een eerste gratis herinnering en wettelijke grenzen aan schadebedingen en intresten.
---
# Betalingsachterstand en invordering van schulden
Hieronder volgt een gedetailleerde studiegids voor het onderwerp "Betalingsachterstand en invordering van schulden", gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 5. Betalingsachterstand en invordering van schulden
Dit gedeelte behandelt de specifieke wettelijke bepalingen rond betalingsachterstanden bij transacties tussen ondernemingen, de vastgestelde betalingstermijnen, de rechtsplegingsvergoeding en de procedures voor de invordering van schulden, zowel tussen ondernemingen als van consumenten.
### 5.1 Betalingsachterstand bij ondernemingstransacties
#### 5.1.1 Toepassingsgebied
De wetgeving inzake betalingsachterstand is van toepassing op transacties tussen 'ondernemingen'. Dit omvat alle partijen die handelen in het kader van hun professionele bezigheden. De wet is niet van toepassing op transacties met particulieren of consumenten. Wel is de wet van toepassing tegenover de overheid bij openbare aanbestedingen.
De wetgeving is met name belangrijk wanneer de schuldeiser geen algemene voorwaarden heeft opgenomen. In dergelijke gevallen worden bij laattijdige betaling van rechtswege en zonder ingebrekestelling rente en een forfaitaire schadevergoeding toegekend, indien deze niet onredelijk zijn.
> **Tip:** De wetgeving rond betalingsachterstanden bij ondernemingstransacties beschermt de financiële stromen tussen bedrijven en stimuleert tijdige betalingen.
#### 5.1.2 Betalingstermijn
* **Geen overeengekomen betalingstermijn:** De betaling dient te geschieden binnen 30 dagen na ontvangst van de factuur of de goederen. Indien er een procedure voor aanvaarding of controle van de conformiteit is voorzien, begint de betalingstermijn te lopen vanaf de ontvangst van de factuur.
* **OVEREengekomen betalingstermijn:** Deze mag niet langer zijn dan 60 dagen, zelfs niet in algemene voorwaarden.
* **Overheid:** Voor de overheid geldt een betalingstermijn van 30 dagen, die maximaal 60 dagen kan bedragen indien een afwijking expliciet is overeengekomen en gerechtvaardigd door de aard van het contract.
#### 5.1.3 Laattijdige betaling
Bij laattijdige betaling heeft de schuldeiser automatisch recht op:
* **Rente:** Een rente die maandelijks in het Belgisch Staatsblad wordt gepubliceerd. Deze rentevoet is substantieel verhoogd. De wettelijke rentevoet is ook verhoogd.
* **Schadevergoeding:** Een redelijke schadevergoeding voor de kosten van invordering. De wet voorziet in een vast bedrag van 40 euro dat automatisch verschuldigd is. Een hoger bedrag kan worden gevorderd indien dit is overeengekomen of gerechtvaardigd is, naast de rechtsplegingsvergoeding.
* Ondernemingsrechtbanken kennen, zelfs indien de schuldeiser in zijn algemene voorwaarden een rente en forfaitaire schadevergoeding heeft opgenomen, doorgaans niet meer toe dan de wettelijk bepaalde maximale rente en een forfaitaire schadevergoeding.
> **Voorbeeld:** Een leverancier factureert een klant voor goederen geleverd op 1 januari. De algemene voorwaarden van de leverancier stipuleren een betalingstermijn van 45 dagen en een rente van 1,5% per maand bij vertraging, alsook een forfaitaire schadevergoeding van 15% van het factuurbedrag. Indien de klant pas op 15 maart betaalt, kan de leverancier aanspraak maken op de wettelijk bepaalde rente en een redelijke schadevergoeding, die door de rechter beperkt kan worden tot de wettelijke limieten indien de clausules in de algemene voorwaarden als onredelijk worden beschouwd.
#### 5.1.4 Rechtsplegingsvergoeding
De rechtsplegingsvergoeding (RPV) is een tegemoetkoming in de advocaatskosten van de winnende partij wanneer de vordering gerechtelijk wordt ingevorderd. Dit geldt ongeacht of het een geschil betreft tussen ondernemers of met particulieren.
* Het bedrag van de RPV hangt af van de waarde van de vordering.
* Bij niet begrootbare zaken bedraagt deze een vastgesteld geïndexeerd bedrag.
* Er wordt een minimum-, maximum- en basisbedrag voorzien. Doorgaans wordt het basisbedrag toegekend, dat kan schommelen.
* Vaak wordt door rechtbanken, of indien partijen erom verzoeken, het minimumbedrag toegekend of worden de RPV's gecompenseerd (vallen over en weer weg).
* Bij verstekvonnis of niet-betwisting van de vordering kan enkel het minimumbedrag worden toegekend.
* Bij betaling vóór inschrijving op de rol is geen RPV verschuldigd. Bij betaling ná inschrijving, maar vóór de inleidingszitting, bedraagt de RPV een fractie van het basisbedrag.
### 5.2 Invordering van onbetwiste schuldvorderingen tussen ondernemingen
Voor onbetwiste, vaststaande en opeisbare contractuele schuldvorderingen tussen ondernemingen bestaat een specifieke procedure.
* De ondernemer-schuldeiser kan via een gerechtsdeurwaarder een aanmaning aan de debiteur laten betekenen.
* Deze aanmaning moet verplichte vermeldingen bevatten, zoals een duidelijke omschrijving van de verbintenis, de aanmaning om binnen de maand te betalen, en de omschrijving van de wijze van betaling.
* De debiteur heeft één maand de tijd om te reageren:
* **Betaling of vraag tot betalingsmodaliteiten:** De procedure wordt opgeschort en kan later eventueel verdergezet worden.
* **Betwisting van de vordering:** De procedure eindigt en er moet alsnog gedagvaard worden via de gebruikelijke procedure.
* **Geen reactie:** De gerechtsdeurwaarder stelt een 'pv van niet-betwisting' op. De ondernemer kan op basis hiervan een uitvoerbare titel bekomen die de gerechtsdeurwaarder kan uitvoeren d.m.v. beslag.
> **Tip:** Deze procedure biedt een snellere en efficiëntere manier om onbetwiste schulden tussen ondernemingen te innen, zonder de noodzaak van een volledige gerechtelijke procedure in eerste instantie.
### 5.3 Invordering van schulden van de consument
Nieuwe wetgeving, ingevoegd in boek XIX van het Wetboek Economisch Recht (WER), regelt de invordering van schulden van consumenten.
#### 5.3.1 Algemene voorwaarden en consumenten
Tegenover consumenten kunnen algemene voorwaarden niet zomaar worden toegepast. De schuldeiser moet bewijzen dat de consument deze voorwaarden kende vóór de contractsluiting en dat ze deel uitmaken van de overeenkomst.
#### 5.3.2 Eerste herinnering en bijkomende termijn
De consument heeft recht op een eerste gratis herinnering met een bijkomende betalingstermijn van 14 dagen. Gedurende deze termijn kunnen geen extra kosten (rente, schadebeding, etc.) worden aangerekend. De herinnering moet wettelijk verplichte vermeldingen bevatten, waaronder het verschuldigde saldo en het bedrag van het schadebeding dat zal worden aangerekend bij niet-betaling binnen deze bijkomende termijn.
#### 5.3.3 Grenzen aan schadebeding en intresten
Er gelden specifieke grenzen aan schadebedingen opgenomen in de overeenkomst:
* Schulden onder de 150,00 euro: maximaal 20,00 euro.
* Schulden tussen 150,01 euro en 500,00 euro: maximaal 30,00 euro plus 10% op de schijf boven de 150,00 euro.
* Schulden boven de 500,01 euro: maximaal 65,00 euro plus 5% op de schijf boven de 500,00 euro, met een maximum van 2.000,00 euro.
Indien het schadebeding niet in de overeenkomst is opgenomen, kan enkel de werkelijke schade worden gevorderd.
Wat betreft intresten:
* De rentevoeten opgenomen in de overeenkomst mogen niet hoger zijn dan deze voorzien in de wet op betalingsachterstand (zie supra).
* Indien de rente niet in de overeenkomst is opgenomen, geldt de wettelijke intrestvoet.
#### 5.3.4 Strikte regels voor invordering
Er gelden strikte wettelijke regels en rechten voor de consument in geval van invordering van schulden door incassobureaus, gerechtsdeurwaarders of advocaten. Dit omvat onder meer een verplichte ingebrekestelling (na de eerste herinnering) met een verplichte wachttermijn van 14 dagen en specifieke verplichte vermeldingen alvorens tot dagvaarding kan worden overgegaan.
> **Voorbeeld:** Een consument heeft een telefoonabonnement. Na een eerste herinnering voor een openstaande factuur van 75,00 euro, krijgt hij een tweede herinnering met een bijkomende termijn van 14 dagen. Als hij binnen deze 14 dagen niet betaalt, kan een schadebeding worden aangerekend van maximaal 30,00 euro plus 10% op de schijf boven de 150,00 euro, wat in dit geval neerkomt op 30,00 euro. Ook kan rente worden aangerekend, maar niet meer dan de wettelijk bepaalde rentevoet.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Term | Definitie |
| Economisch recht | Het economisch recht omvat alle regels die het economisch leven beheersen en is een veel ruimer domein dan het vroegere handelsrecht. Het omvat zowel nationale als EU-regelgeving en richt zich op het begrip "onderneming" in plaats van de oude concepten van "koopman" of "handelaar". |
| Handelsrecht | Het oudere recht dat primair bestond uit nationale wetgeving, met name het Wetboek van Koophandel, en zich richtte op specifieke regels voor de "koopman" of "handelaar", zoals definities van koopmanschap, daden van koophandel, bewijsregels en handelsrechtelijke verbintenissen. |
| Onderneming | Iedere entiteit die een economische activiteit uitoefent, wat een breed begrip is dat natuurlijke personen die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefenen, rechtspersonen (met uitzondering van bepaalde publieke entiteiten) en organisaties zonder rechtspersoonlijkheid die winst beogen, omvat. |
| Ondernemingsrecht | Dit deel van het economisch recht regelt de oprichting, organisatie en werking van ondernemingen. Het omvat onder meer het vennootschapsrecht, insolventiewetgeving, regels omtrent tussenpersonen, waardepapieren en betalingstechnieken. |
| Marktrecht | Marktrecht bestaat uit gedragsregels voor ondernemingen op de markt, zowel in hun relaties onderling (B2B) als in hun relaties met consumenten (B2C). Voorbeelden hiervan zijn consumentenkrediet en mededingings-/kartelrecht. |
| Burgerlijk recht | Het burgerlijk recht wordt beschouwd als het "gemene recht" en is van toepassing op alle burgers, inclusief ondernemingen, tenzij het economisch recht specifieke en afwijkende regels voorschrijft. |
| Afwijkend recht | Het economisch recht wordt beschouwd als afwijkend recht ten opzichte van het burgerlijk recht, omdat het specifieke regels bepaalt voor situaties die verband houden met ondernemingen, zoals bewijsregels en hoofdelijkheid. |
| Bijzonder recht | Het economisch recht is ook bijzonder recht, omdat het uitsluitend van toepassing is op ondernemingen en verbintenissen tussen ondernemingen, met eigen rechtbanken en specifieke procedures zoals faillissement en gerechtelijke reorganisatie. |
| Wetboek Economisch Recht (WER) | Dit is het nieuwe wetboek waarin de meeste bepalingen van het economisch recht zijn opgenomen, ter vervanging van het grotendeels ontmantelde Wetboek van Koophandel. |
| Ondernemingsrechtbank | Deze rechtbank, die de vroegere Rechtbank van Koophandel vervangt, behandelt geschillen tussen ondernemingen onderling en bepaalde geschillen waarbij een niet-onderneming eiser is tegen een onderneming, alsook specifieke exclusieve bevoegdheden die verband houden met ondernemingen. |
| Rechtspersoon | Een rechtspersoon is een entiteit die door de wet wordt erkend als een juridische entiteit, los van de natuurlijke personen die haar beheren of vertegenwoordigen, en die eigen rechten en plichten kan dragen, zoals vennootschappen, vzw's en stichtingen. |
| Organisatie zonder rechtspersoonlijkheid | Een groep personen die samenwerken voor een bepaald doel, maar die niet de status van rechtspersoon hebben verkregen. Hun vermogen is niet gescheiden van het privévermogen van de individuele leden, tenzij de wet anders bepaalt. |
| Begin van schriftelijk bewijs | Een geschreven stuk dat uitgaat van de partij tegen wie een vordering wordt ingesteld en dat het beweerde feit aannemelijk maakt, waardoor het bewijs met andere middelen (zoals getuigen) wel wordt toegelaten, ook al zou het anders niet kunnen. |
| Rechtsfeiten | Gebeurtenissen die rechtsgevolgen teweegbrengen, maar die geen rechtshandelingen zijn omdat ze niet bewust gericht zijn op het tot stand brengen van die rechtsgevolgen. Ze kunnen bewezen worden met alle mogelijke bewijsmiddelen. |
| Vrije bewijsvoering | Een principe waarbij bewijsmiddelen die gebruikt kunnen worden om een rechtshandeling of rechtsfeit te bewijzen, niet beperkt zijn tot bepaalde vormen. Alle bewijsmiddelen, inclusief getuigen en vermoedens, zijn toegestaan, tenzij de wet specifieke bewijsvereisten oplegt. |
| Boekhouding | Een georganiseerde administratie van alle financiële transacties van een onderneming. Het dient niet alleen als beleidsinstrument, maar ook als een potentieel bewijsmiddel in juridische geschillen, mits bepaalde voorwaarden en bewijskrachtregels in acht worden genomen. |
| Factuur | Een schriftelijk document opgesteld door een leverancier en bezorgd aan een klant, waarin een schuldvordering voor geleverde goederen of diensten wordt bevestigd, inclusief de specificatie daarvan en de verschuldigde prijs. |
| Handelszaak | Een geheel van goederen, zowel materiële als immateriële, samengebracht met het doel een onderneming uit te baten. De handelszaak is een roerend goed dat op zichzelf kan worden overgedragen of verpand. |
| Materiële bestanddelen | De tastbare elementen waaruit een handelszaak bestaat, zoals installaties, machines, meubilair, voorraden, producten en koopwaar. Deze worden verder onderverdeeld in vaste en vlottende activa. |
| Immateriële bestanddelen | De niet-tastbare elementen die essentieel zijn voor de werking van een handelszaak, zoals de ondernemingsnaam, uithangbord, intellectuele eigendomsrechten, knowhow, handelsovereenkomsten, huurrechten en cliënteel. |
| Cliënteel | De groep van (potentiële) klanten van een onderneming. Het is een cruciaal immaterieel bestanddeel van een handelszaak en vertegenwoordigt de mogelijkheid van toekomstige bestellingen. |
| Mededingingsverbod | Een wettelijke of contractuele beperking die de verkoper van een handelszaak verbiedt om concurrerende activiteiten te ontplooien binnen een bepaalde periode en geografisch gebied na de verkoop, om zo het cliënteel te beschermen. |
| Bezitloos pand | Een zakelijk zekerheidsrecht op roerende goederen, waarbij de pandgever het goed mag blijven gebruiken, terwijl de pandhouder het recht heeft om het goed te gelde te maken bij wanbetaling. Dit is mogelijk gemaakt door de wet op roerende zekerheden. |
| Uitwinningsprocedure | De procedure die de pandhouder kan volgen om zich te verhalen op de verpande goederen bij wanbetaling door de pandgever, bijvoorbeeld door verkoop of toeëigening van de goederen. |
| Betalingsachterstand bij ondernemingstransacties | Het niet-nakomen van de betalingsverplichting binnen de overeengekomen of wettelijke termijn voor transacties tussen ondernemingen. Dit kan leiden tot wettelijke intresten en schadevergoedingen. |
| Rechtsplegingsvergoeding (RPV) | Een tegemoetkoming in de advocaatskosten van de winnende partij in een gerechtelijke procedure, waarvan het bedrag afhangt van de waarde van de vordering en de complexiteit van de zaak. |
| Consument | Een natuurlijk persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit vallen. |
| Eerste gratis herinnering | Een verplichte eerste schriftelijke aanmaning die een schuldeiser aan een consument moet sturen bij betalingsachterstand, met daarin wettelijk bepaalde informatie en een extra betalingstermijn zonder bijkomende kosten. |
| Dagvaarding | Een officieel document, opgesteld door een gerechtsdeurwaarder, waarmee een partij (de eiser) een andere partij (de verweerder) oproept om voor de bevoegde rechtbank te verschijnen om een geschil te beslechten. |
| Zittingsblad | Een document dat de praktische organisatie van de zittingen van de ondernemingsrechtbank weergeeft, inclusief de te behandelen zaken en de volgorde waarin deze worden voorgelegd aan de rechtbank. |
| Vonnis | De beslissing van de ondernemingsrechtbank die een geschil definitief beslecht, waarbij de rechten en plichten van de betrokken partijen worden vastgesteld. |
| Voorzitter (Ondernemingsrechtbank) | Een beroepsmagistraat die de zittingen van de ondernemingsrechtbank voorzit en gespecialiseerd is in het afhandelen van verkorte en buitengewone procedures zoals kortgedingen. |
| Bijzitters (rechters in ondernemingszaken) | Lekenrechters, benoemd voor een termijn van vijf jaar, die deel uitmaken van de samenstelling van de ondernemingsrechtbank en beschikken over praktijkervaring uit het bedrijfsleven of verenigingsleven. |
| Griffier | Het administratief personeel van de ondernemingsrechtbank dat verantwoordelijk is voor de praktische organisatie van de zittingen, het opstellen van het zittingsblad en het uit_typeren van vonnissen. |
| Openbaar Ministerie | Een entiteit die optreedt in zaken die het algemeen belang raken, onder andere door advies te verstrekken en initiatief te nemen tot dagvaardingen, bijvoorbeeld in faillissementszaken of ontbindingsprocedures van slapende vennootschappen. |
| Kortgeding | Een verkorte en spoedeisende gerechtelijke procedure die leidt tot een uitspraak bij voorraad, bedoeld om tijdelijke maatregelen te treffen in afwachting van een definitieve beslissing in de hoofdzaak, zoals de aanstelling van een deskundige of een voorlopige stopzetting van bouwwerken. |
| Stakingbevel | Een gerechtelijke beslissing, verkregen via een verkorte procedure, die een onderneming beveelt om een ongeoorloofde handelspraktijk onmiddellijk stop te zetten, onder verbeurte van een dwangsom per overtreding of per dag vertraging. |
| Minnlijke schikking (in aparte kamers) | Een procedure waarbij partijen, op hun verzoek, worden opgeroepen voor een verzoeningszitting met het oog op een minnelijke regeling van hun geschil, die, indien bereikt, de waarde van een vonnis krijgt. |
| Openbare zitting (inleidingszitting) | De eerste zitting na een dagvaarding, waar de zaak initieel kan worden behandeld, bijvoorbeeld door het uitspreken van een verstekvonnis, het toepassen van afkortingen, of het bevelen van een onderzoeksmaatregel zoals de aanstelling van een deskundige. |
| Pleitzitting | Een latere zitting in betwiste zaken, na de indiening van conclusies en stukkenbundels, waar de partijen hun zaak pleiten voor de rechter. |
| Bewijsrecht (in ondernemingszaken) | De regels die bepalen hoe feiten en rechtshandelingen bewezen moeten worden voor de ondernemingsrechtbank, waarbij, in tegenstelling tot het burgerlijk recht, vaak vrije bewijsvoering geldt. |
| Boekhouding (als bewijsmiddel) | De administratieve registratie van financiële transacties van een onderneming, die door de rechter als bewijsmiddel kan worden gebruikt, zowel in het voordeel als in het nadeel van de onderneming, en waarbij de bewijskracht afhangt van overeenstemming met andere boekhoudingen of de beoordeling van de rechter. |
| Acceptatie van factuur | Het stilzwijgend of uitdrukkelijk akkoord gaan van de klant met de inhoud van een factuur, wat kan blijken uit betaling, gedeeltelijke betaling, gebruik van goederen of het uitblijven van protest binnen een redelijke termijn. |
| Mededingingsverbod (bij verkoop handelszaak) | Een wettelijke of contractuele verplichting voor de verkoper van een handelszaak om gedurende een bepaalde periode en in een afgebakende regio geen concurrentie aan te bieden aan de koper, om zo de overdracht van het cliënteel te beschermen. |
| Betalingstermijn (ondernemingstransacties) | De afgesproken of wettelijke periode waarbinnen een onderneming een factuur dient te voldoen na ontvangst van de goederen of diensten, met specifieke regels voor maximale termijnen. |
| Aanmaning (invordering onbetwiste schuldvorderingen) | Een door een gerechtsdeurwaarder betekende brief die een debiteur oproept om een onbetwiste schuldvordering binnen een bepaalde termijn te betalen, wat kan leiden tot een uitvoerbare titel indien er geen betwisting volgt. |
| Eerste gratis herinnering (schulden consument) | Een wettelijk verplichte herinnering die een schuldeiser aan een consument moet sturen alvorens extra kosten aan te rekenen, met een bijkomende betalingstermijn van 14 dagen. |
| Consensualisme | Het principe dat overeenkomsten geldig tot stand komen door de loutere wilsovereenstemming van de partijen, zonder dat er specifieke vormvereisten nageleefd moeten worden. |
| Bewijslastverdeling | De regel die bepaalt wie de verplichting heeft om een feit of een rechtshandeling te bewijzen; doorgaans moet degene die een recht of een overeenkomst vordert, deze bewijzen. |
| Geschrift | Een verzameling van tekens, waaronder ook elektronische bestanden, e-mails en berichten, die een rechtshandeling of feit vastleggen en kunnen dienen als bewijs. |
| Authentieke akte | Een door een openbare ambtenaar, zoals een notaris, opgestelde akte die een officiële en dwingende bewijskracht heeft en aan strikte vormvereisten voldoet. |
| Onderhandse akte | Een door partijen zelf opgestelde akte die bewijs kan leveren, maar minder bewijskracht heeft dan een authentieke akte en onderhevig is aan bepaalde bewijsregels. |
| Bewijskracht van de boekhouding | De mate waarin de boekhouding als bewijs kan dienen in een juridisch geschil; deze is sterker indien de vermeldingen in de boekhoudingen van beide partijen overeenstemmen. |
| Overlegging van de boekhouding | Het bevel van een rechtbank, op verzoek van een partij of ambtshalve, om (een deel van) de boekhouding te presenteren als bewijs in een geschil. |
| Aanvaarde factuur | Een factuur die door de klant is goedgekeurd, expliciet, impliciet of stilzwijgend, waardoor deze een sterke bewijskracht heeft tegen de klant-onderneming. |
| Stilzwijgen met begeleidende omstandigheden (omstandig stilzwijgen) | Situaties waarin stilzwijgen, vergezeld van specifieke gedragingen zoals het gebruik van goederen, als aanvaarding van een factuur kan worden beschouwd, vooral ten opzichte van een consument. |
| Handelzaak | Een geheel van goederen en rechten, zowel materiële als immateriële, samengebracht met als doel een onderneming uit te baten; het is geen afzonderlijke rechtspersoon. |
| Lichamelijke bestanddelen van een handelszaak | De tastbare goederen die de handelszaak vormen, zoals machines, meubilair en voorraden (vaste en vlottende activa). |
| Onlichamelijke bestanddelen van een handelszaak | De niet-tastbare elementen die de handelszaak uitmaken, zoals de ondernemingsnaam, merken, octrooien, knowhow, huurrechten en cliënteel. |
| Mededingingsverbod bij verkoop handelszaak | De wettelijke of contractuele verplichting voor de verkoper om na de verkoop geen concurrerende activiteiten uit te oefenen die het cliënteel van de overgedragen zaak kunnen schaden. |
| Betalingstermijn bij ondernemingstransacties | De wettelijk vastgestelde of overeengekomen periode waarbinnen een factuur voldaan moet worden na ontvangst van de factuur of goederen. |
| Invordering onbetwiste schuldvorderingen | Een vereenvoudigde procedure voor het innen van duidelijke en opeisbare schulden tussen ondernemingen, waarbij een gerechtsdeurwaarder een aanmaning betekend en bij uitblijven van betwisting een uitvoerbare titel kan verkrijgen. |
| Eerste gratis herinnering bij consumentenschulden | Een wettelijk verplichte eerste aanmaning voor consumentenschulden die kosteloos is en een extra betalingstermijn van 14 dagen biedt zonder bijkomende kosten. |
| Omstandig stilzwijgen (consument) | Gedrag dat, in combinatie met stilzwijgen, niet anders kan worden uitgelegd dan als aanvaarding van een factuur of overeenkomst, met name ten aanzien van consumenten. |
| Materiële Bestanddelen (Handelszaak) | De tastbare activa van een handelszaak. Dit omvat vaste activa zoals installaties, machines, meubilair en uitrusting, alsook vlottende activa zoals voorraden en koopwaar die bestemd zijn voor verkoop. |
| Immateriële Bestanddelen (Handelszaak) | De niet-tastbare activa van een handelszaak. Hieronder vallen onder meer de ondernemingsnaam, uithangborden, intellectuele eigendomsrechten (zoals octrooien en merken), knowhow, handelsovereenkomsten (zoals franchising), huurrechten en het cliënteel. |
| Overdracht van de Handelszaak | De juridische handeling waarbij de eigendom van een handelszaak van de ene partij op de andere wordt overgedragen, doorgaans via een verkoopovereenkomst. Hierbij zijn de algemene regels van het verbintenissenrecht en het kooprecht van toepassing. |
| Bezitloos Pand (Handelszaak) | Een zakelijk zekerheidsrecht op roerende goederen, inclusief een handelszaak, waarbij de pandgever het bezit van de verpande goederen behoudt. Dit vereist een overeenkomst tussen pandhouder en pandgever en de inschrijving in een nationaal pandregister voor tegenstelbaarheid aan derden. |
| Pandhouder | De persoon of entiteit die een pandrecht verkrijgt op een handelszaak of andere goederen als zekerheid voor een schuld. De pandhouder heeft het recht om bij wanbetaling de verpande goederen te gelde te maken. |
| Pandgever | De persoon of entiteit die een pandrecht vestigt op zijn handelszaak of andere goederen ten gunste van een pandhouder als zekerheid voor een schuld. De pandgever blijft doorgaans het bezit van de goederen behouden. |
| Vrijwaring voor Eigen Daad (Verkoper) | De verplichting van de verkoper om de koper te vrijwaren voor handelingen van zichzelf die de koper hinderen in het genot van de verkochte handelszaak. Dit omvat onder meer het mededingingsverbod. |
| Vrijwaring voor Verborgen Gebreken | De verplichting van de verkoper om de koper te vrijwaren voor gebreken aan de verkochte handelszaak die niet zichtbaar waren bij de aankoop en die de zaak ongeschikt maken voor het beoogde gebruik, of die de waarde ervan aanzienlijk verminderen. |
| Rangorde (Pandrecht) | De volgorde waarin verschillende schuldeisers aanspraak maken op de opbrengst van verpande goederen bij een uitwinningsprocedure. De datum van inschrijving in het pandregister bepaalt de rangorde, tenzij er wettelijke voorrechten zijn die prioriteit verlenen. |
| Schriftelijk bewijs | Een document of elektronisch bestand, zoals een authentieke of onderhandse akte, dat dient om rechtshandelingen of feiten te bewijzen. In ondernemingszaken zijn schriftelijke bewijzen vaak vereist voor transacties boven een bepaalde waarde. |
| Betalingstermijn | De overeengekomen of wettelijk vastgestelde periode waarbinnen een factuur of schuldvordering voldaan dient te zijn. Bij gebrek aan overeenkomst is dit in ondernemingstransacties doorgaans 30 dagen. |
| Aanmaning | Een officiële oproep, meestal via een gerechtsdeurwaarder, om een onbetaalde schuldvordering te voldoen binnen een gestelde termijn. Dit is een stap voorafgaand aan verdere invorderingsmaatregelen. |
| Schulden | Een wettelijke of contractuele verplichting om een geldbedrag of een dienst te voldoen aan een schuldeiser. Bij betalingsachterstanden zijn er specifieke procedures voor de invordering van deze schulden. |
| Dwagsom | Een geldsom die per overtreding of per dag vertraging verschuldigd is wanneer een partij een gerechtelijk bevel, zoals een stakingbevel, niet naleeft. |
| Faillissement | Een toestand waarin een onderneming niet meer in staat is haar schulden te voldoen, wat leidt tot een gerechtelijke procedure waarbij het vermogen van de onderneming wordt vereffend om schuldeisers te voldoen. |
| Gerechtelijke reorganisatie | Een procedure die ondernemingen in moeilijkheden de mogelijkheid biedt om, onder toezicht van de rechtbank, een doorstart te maken en hun schulden te herstructureren. |
| Rechtsfeit | Een feit dat rechtsgevolgen heeft, ongeacht of het met opzet is gebeurd of niet. Rechtsfeiten kunnen met alle mogelijke bewijsmiddelen worden bewezen. |
| Beroepsmagistraat | Een rechter die deel uitmaakt van het rechterlijk ambt als professionele carrière. |
| Lekenrechter | Een bijzitters bij de Ondernemingsrechtbank die geen juridische opleiding heeft gevolgd maar afkomstig is uit het bedrijfsleven of verenigingsleven, om zo meer voeling te hebben met de ondernemingspraktijk. |
| Rechtsgebied | Een geografisch afgebakend gebied waarin een bepaalde rechtbank bevoegd is om recht te spreken. |
| Insolventiewetgeving | De wetgeving die de regels bepaalt voor faillissementen en gerechtelijke reorganisaties van ondernemingen. |
| Vorderingen | De juridische aanspraken die een partij kan doen gelden tegen een andere partij, zoals een vordering tot betaling van een schuld. |
| Verbintenissenrecht | Het deel van het recht dat de regels betreffende verbintenissen, dat wil zeggen juridische verplichtingen tussen personen, regelt. |
| Onrechtmatige bedingen | Bepalingen in overeenkomsten die in strijd zijn met de wet of de goede zeden, en die daarom als nietig kunnen worden beschouwd. |
| Handtekening | Een schriftelijk of elektronisch kenmerk dat de identiteit van een persoon bevestigt en de aanvaarding van een document of overeenkomst impliceert. |
| Authenticiteit | De echtheid en officiële status van een document, zoals een authentieke akte opgesteld door een notaris. |
| Openbare zitting | Een gerechtelijke zitting die toegankelijk is voor het publiek, waar zaken worden behandeld en uitspraken worden gedaan. |
| Verstek | De situatie waarin een partij niet verschijnt voor de rechtbank op de vastgestelde zitting. |
| Afkorting | Een verkorte procedure in een rechtszaak waarbij de zaak zonder verdere behandeling wordt afgesloten, bijvoorbeeld na een betalingsregeling. |
| Onderzoeksmaatregel | Een gerechtelijke beslissing om verdere informatie te verzamelen ter ondersteuning van de zaak, zoals het aanstellen van een deskundige. |
| Sekwester | Een persoon of instelling die door de rechter wordt aangesteld om goederen onder zich te nemen in afwachting van een definitieve beslissing over de eigendom of het beheer ervan. |
| Goederen | Zaken, zowel roerend als onroerend, die eigendom kunnen zijn en economische waarde hebben. |
| Intellectuele eigendomsrechten | Rechten die voortvloeien uit creaties van de menselijke geest, zoals octrooien, merken en auteursrechten. |
| Knowhow | Technische kennis of vaardigheid die nodig is om een bepaald product te vervaardigen of een bepaalde dienst te leveren, vaak beschermd als fabricagegeheim. |
| Huwelijkse vermogensstelsels | De regels die bepalen hoe het vermogen van echtgenoten wordt beheerd en verdeeld tijdens het huwelijk en bij ontbinding ervan. |
| Huwelijksvermogensrecht | Het rechtsgebied dat zich bezighoudt met de vermogensrechtelijke betrekkingen tussen echtgenoten. |
| Gemeenschappelijk vermogen | Het vermogen dat tijdens het huwelijk door beide echtgenoten is vergaard en dat, afhankelijk van het huwelijksstelsel, gemeenschappelijk eigendom is. |
| Verkoopsopbrengst | Het bedrag dat wordt verkregen uit de verkoop van goederen of diensten. |
| Eigendomsvoorbehoud | Een clausule in een verkoopovereenkomst waarbij de verkoper de eigendom van het verkochte goed behoudt totdat de volledige koopprijs is betaald. |
| Anterioriteitsregel | Het principe dat bij zekerheidsrechten op goederen de rangorde van de schuldeisers wordt bepaald door de datum van registratie of vestiging van hun recht. |
| Toëigening | Het zich eigen maken van goederen, bijvoorbeeld door een pandhouder bij wanbetaling van de pandgever. |
| Goede trouw | Het handelen met eerlijkheid en zonder kwade bedoelingen. In juridische contexten impliceert dit dat men handelt zoals een zorgvuldig persoon onder vergelijkbare omstandigheden zou doen. |
| Consumententransacties | Transacties waarbij een onderneming optreedt ten opzichte van een consument, waarbij de consument wettelijk wordt beschermd. |
| Algemene voorwaarden | Standaardclausules die van toepassing zijn op een reeks transacties, vaak opgenomen op de keerzijde van facturen of in contracten. |
| Kleine lettertjes | De vaak onopvallende bepalingen in algemene voorwaarden die belangrijke rechten of plichten van de consument kunnen bevatten. |
| Van rechtswege | Automatisch, zonder dat er een specifieke handeling van een partij vereist is. |
| Ingebrekestelling | Een formele kennisgeving aan een schuldenaar dat hij in verzuim is en dat er stappen zullen worden ondernomen om de schuld te innen. |
| Incassobureau | Een bedrijf dat gespecialiseerd is in het innen van openstaande schulden voor andere bedrijven of particulieren. |
| Contractuele schuldvordering | Een schuld die voortvloeit uit een contractuele overeenkomst tussen partijen. |
| Onbetwiste schuldvordering | Een schuld waarvan de verschuldigdheid door de debiteur niet wordt betwist. |
| Vaststaande schuldvordering | Een schuld waarvan het bedrag vaststaat en niet meer vatbaar is voor betwisting. |
| Opeisbare schuldvordering | Een schuld die, volgens de afspraken, op dit moment betaald dient te worden. |
| Schuldenaar | De persoon of entiteit die een schuld verschuldigd is aan een schuldeiser. |
| Uitvoerbare titel | Een document (zoals een vonnis of een PV van niet-betwisting) dat de gerechtsdeurwaarder toelaat om dwangmaatregelen te nemen om de schuld te innen. |
| Beslag | Een gerechtelijke maatregel waarbij goederen van een schuldenaar worden in beslag genomen om de betaling van een schuld af te dwingen. |
| Wettelijke intrestvoet | Het percentage dat door de wet is vastgesteld voor de berekening van de rente op openstaande schulden. |
| Bijkomende betalingstermijn | Een verlengde periode waarbinnen een schuld betaald kan worden zonder bijkomende kosten, vaak toegekend na een eerste herinnering. |
| Schadebeding | Een clausule in een overeenkomst die een vooraf bepaalde schadevergoeding vaststelt in geval van contractbreuk, zoals wanbetaling. |
| Schuldeiser | De persoon of entiteit aan wie een schuld verschuldigd is. |
| Contractsluiting | Het moment waarop een overeenkomst tussen partijen tot stand komt, meestal door aanbod en aanvaarding. |
| Omstandig stilzwijgen | Een stilzwijgen dat, door de omstandigheden waaronder het plaatsvindt, kan worden geïnterpreteerd als een stilzwijgende aanvaarding. |