Cover
Börja nu gratis GePuPo_Hfdst06_Vroegmodern.pptx
Summary
# De Bourgondische, Spaanse en Oostenrijkse Nederlanden
Dit document behandelt de politieke en bestuurlijke evolutie van de Nederlanden onder de heerschappij van de Bourgondiërs, Spanjaarden en Oostenrijkers, met een focus op de eenmaking, centralisatie en de uiteindelijke scheuring van de Nederlanden.
## 1. Bourgondische, Spaanse, Oostenrijkse en bijna onafhankelijke Nederlanden
### 1.1 De Bourgondische hertogen en Keizer Karel V
De Bourgondische hertogen regeerden over de "Landen van Herwaarts-over", die een conglomeraat van territoria vormden in een personele unie. Deze eenmaking werd bereikt via erfopvolging, huwelijken, koop en soms militair. Bestuur en recht werden gemoderniseerd, zowel op lokaal als op centraal niveau. Centraal kwamen instellingen zoals de Staten-Generaal en de Rekenkamer tot stand, die bevoegd waren voor meerdere of alle gewesten. De belangrijkste reactie tegen de centralisatie kwam na 1477 met het Groot Privilege van Maria van Bourgondië.
Keizer Karel V breidde het rijk verder uit en consolideerde de eenmaking door middel van publiekrechtelijke vastleggingen, zoals de Vrede van Madrid en de Damesvrede ten opzichte van Frankrijk, en de Transactie van Augsburg ten opzichte van het Heilige Roomse Rijk. De Pragmatieke Sanctie in 1549 zorgde voor de blijvende eenheid van de zeventien provinciën. Karel V zette de modernisering van het bestuur en de centralisatie voort, onder meer via de Collaterale Raden.
De zeventien provinciën vormden echter geen aaneengesloten grondgebied en hadden weinig gemeenschappelijk recht of taal. Religieuze verschillen, zoals de opkomst van het lutheranisme, zorgden voor verdere spanningen.
### 1.2 De scheuring van de Nederlanden
De oorzaken van de scheuring lagen in de fiscale druk, religieuze intolerantie en de afwezige vorst Filips II, vertegenwoordigd door de landvoogd Hertog van Alva. Nieuwe belastingen en de criminele ordonnanties leidden tot verzet, met als hoogtepunt de Beeldenstorm en de oprichting van de Raad van Beroerten.
De publiekrechtelijke verankering van de scheuring gebeurde via verschillende documenten:
* **Pacificatie van Gent (1576):** Intrekking van ketterijplakkaten en criminele ordonnanties.
* **Unie van Utrecht (1579):** Samenwerkingsverband tussen verschillende gewesten tegen de vorst, tegenover de katholieke gewesten die de Unie van Atrecht sloten.
* **Plakkaat van Verlatinge / Akte van Afzwering (1581):** In de praktijk gebrachte theorie van de monarchomachen, waarbij het feodaal weerstandsrecht werd toegepast.
* **Twaalfjarig Bestand (1609):** Een wapenstilstand gebaseerd op het principe van "uti possidetis".
* **Verdrag van Münster (Westfalen) (1648):** Internationale erkenning van de onafhankelijkheid van de Noordelijke Nederlanden.
De Noordelijke Nederlanden ontwikkelden zich tot een **confederale republiek der Zeven Verenigde Nederlanden**, met een permanente Staten-Generaal die bevoegd was voor defensie, buitenlandse zaken en handel. De rol van de stadhouders, zoals die van het huis van Oranje, was hierin significant.
### 1.3 Albrecht en Isabella: het tijdperk van de aartshertogen (1598-1621)
Dit was een periode van quasi-soevereiniteit voor de Zuidelijke Nederlanden. Zonder directe aanwezigheid van de vorst was er sprake van een landvoogd en een "Consejo de Flandes" vanuit Spanje. Tijdens het bewind van Albrecht en Isabella was er sprake van militaire rust en meer autonomie op het gebied van wetgeving, rechtspraak en bestuur. Echter, deze schijnsoevereiniteit kende vele beperkingen, zoals het ontbreken van een koningskroon, de verplichting tot eeuwig bondgenootschap met Spanje, en verboden op handel met de Nieuwe Wereld.
### 1.4 De latere Spaanse en Oostenrijkse periode in de Zuidelijke Nederlanden
Na de Spaanse Successieoorlog (1700-1713) kwamen de Zuidelijke Nederlanden, na diverse vredesverdragen zoals die van Utrecht, onder Oostenrijks Habsburgs bewind. De grenzen aan de zuidkant werden beïnvloed door de veroveringsoorlogen van Lodewijk XIV.
In de **Oostenrijkse periode (1713/1714-1795)**, onder keizers als Maria-Theresia en Jozef II, verminderde de rol van de landvoogd ten gunste van de gevolmachtigde minister. Er vonden gerechtelijke en administratieve hervormingen plaats, die in 1789 leidden tot de Brabantse omwenteling.
> **Tip:** Let goed op het onderscheid tussen de personele unie en een echte staatkundige eenheid. De Bourgondische en Habsburgse Nederlanden bleven lange tijd een lappendeken van verschillende territoria met eigen rechten en privileges.
> **Tip:** De term "17 provinciën" verwijst niet naar 17 gelijkwaardige staten, maar eerder naar een verzameling van gebieden met hun eigen bestuurlijke en juridische entiteiten.
## 2. De uitbouw van de staatsmacht
### 2.1 Theoretische onderbouwing van het absolutisme
Het absolutisme, waarbij de hoogste macht bij één persoon ligt, werd theoretisch onderbouwd door concepten als soevereiniteit. Dit fenomen verspreidde zich in Europa en kenmerkte zich door ongebonden en ongelimiteerde vorstelijke macht.
* **Morele component:** Vorstenspiegels, met invloeden uit de kerk en de oudheid, gaven morele richtlijnen aan de vorst, met nadruk op deugden, religie en cultuur.
* **Politiek-rechtsfilosofische component:**
* **Niccolò Machiavelli** beschreef in "Il Principe" dat het doel de middelen heiligt, met algemeen belang en staatsbehoud als einddoelen. Machtstoornij en geweld werden gezien als noodzakelijke middelen.
* **Jean Bodin** definieerde soevereiniteit als de "superioritas, limitée ni en puissance, ni en charge, ni à certain temps" en benoemde acht elementen van deze soevereiniteit: wetgeving, oorlog en vrede, benoemingen en ontslagen, hervormen van vonnissen, gratie verlenen, ontvangen van honneurs, muntrecht, ijkrecht en belastingen heffen.
### 2.2 Het absolutisme in de praktijk
De uitingen van absolutisme omvatten onder andere het niet samenroepen van de Staten-Generaal, de stijging van wetgeving *motu proprio* (uit eigen beweging), centralisatie van gerechtelijke en bestuurlijke instellingen, en de binding van wetenschappers en propaganda. Laat-middeleeuwse machtstemperingen werden ingeperkt:
* **Parlementarisme:** Staten-Generaal kwamen zelden bijeen; gewestelijke staten verloren aan invloed en de vorst greep in bij hun samenstelling.
* **Constitutionalisme:** Privileges werden ingeperkt, met bijvoorbeeld de bevriezing van de Blijde Inkomst in Brabant en het verlies van stadsprivileges. Het strafrecht kende uitzonderingen en de *lettres de cachet*.
* **Feitelijke beperkingen:** Tegenstanders zoals steden en adel werden uitgeschakeld; de kerk werd onder controle gebracht (gallicanisme, anglicanisme).
Toch bleven er beperkingen bestaan:
* **Parlementarisme:** In Frankrijk bestonden nog *pays d'élection* en *pays d'états*.
* **Regionalisme:** Eigen gewestelijke instellingen en remonstrantierecht van parlementen en justitieraden bleven bestaan.
* **Feitelijke beperkingen:** De afstand tussen centrum en periferie, financiële tekorten en intolerantie die tot emigratie leidde, belemmerden het absolutisme.
### 2.3 Het verlicht absolutisme en het natuurrecht (18e eeuw)
Het verlicht absolutisme kenmerkte zich door de vrijwillige beperking van vorstelijke machtsaanspraken op basis van de rede. Dit kadert binnen de Verlichting, met een focus op algemene welvaart ("tout pour le peuple, rien par le peuple").
Het **natuurrecht of Vernunftrecht** werd de juridische uitwerking hiervan. De basisgedachte was dat de rede universele basisrechten leidt, die een ideale maatschappij kunnen creëren. Belangrijke vertegenwoordigers waren Hugo De Groot (volkenrecht) in de Republiek, en in het Heilige Roomse Rijk Samuel Pufendorf en Christian Wolff. Jean Domat had grote invloed op de Franse Code Civil.
De publiekrechtelijke uitwerking omvatte:
1. Fundamentele mensenrechten.
2. Humanisering van het strafrecht (o.a. Cesare Beccaria).
3. De staatsfunctie werd belangrijker dan het patrimonium.
4. Rationalisering van instellingen en codificaties.
Jozef II voerde in de Zuidelijke Nederlanden verregaande administratieve en gerechtelijke hervormingen door, wat leidde tot de Brabantse omwenteling.
> **Tip:** Begrijp het verschil tussen Machiavelli's realisme en Bodin's focus op soevereiniteit. Beide droegen bij aan de theoretische onderbouwing van absolutisme, maar vanuit een andere invalshoek.
> **Tip:** Wees alert op de spanning tussen de idealen van het verlicht absolutisme en de feitelijke machtsuitoefening van de verlichte vorsten.
## 3. De evolutie van het recht
### 3.1 Verschriftelijking
De verschriftelijking van het recht voltrok zich zowel de facto als de iure.
* **De facto:** Dit werd beïnvloed door het humanisme en de renaissance, met de opkomst van papier, de boekdrukkunst en de praktijk van registratie en archivering (bv. wijk- en landboeken, parochieregisters).
* **De iure:** Dit betrof de formele rechtsbronnen, de kenbronnen, de bewijsmiddelen en de instellingen. De rol van wetgeving nam toe, met een stijging van *motu proprio* wetgeving en een toenemende focus op privaatrecht. De rechtsspraak werd verschriftelijkt, mede door de romano-canonieke procedure. De rechtsleer ontwikkelde zich, mede dankzij de boekdrukkunst.
### 3.2 Codificatie en homologatie van gewoonten
Gewoonterecht was moeilijk te bewijzen en versnipperd, wat leidde tot de behoefte aan codificatie (optekening) en homologatie (kracht van wet). Dit proces vond plaats vanaf Karel V, met als resultaat rechtszekerheid en eenmaking op verschillende niveaus. Het Gentse decreet is een voorbeeld van zo'n codificatie, waarbij de opgetekende costumen de kracht van wet kregen.
### 3.3 Eenmaking
De eenmaking van het recht gebeurde de facto en de iure via vergelijkbare wetgeving, de rol van hogere rechtbanken en rechtspraakverzamelingen, en de inwerking van *ius civile* op *ius proprium*. Rechtsgeleerden zoals Zypaeus en Grotius droegen hieraan bij.
### 3.4 Humanisering van het strafrecht
Het strafrecht evolueerde van een inhumaan, wreed systeem met tortuur, schand-, lijf- en doodstraffen, naar een meer humaan systeem.
* **Inhumaan strafrecht:** Dit bereikte een hoogtepunt in de late middeleeuwen en vroege nieuwe tijd, gevoed door absolutisme, geleerd recht en maatschappelijke factoren. De Criminele Ordonnanties van Filips II (1570) betonneren de inquisitoire procedure.
* **Humanisering:** Dit werd sterk beïnvloed door Cesare Beccaria's werk "Over misdaden en straffen". Zijn ideeën over gelijkheid van straffen, verhouding tot het misdrijf, *nulla poena sine lege*, en de afschaffing van de doodstraf en tortuur, kregen invloed in de Habsburgse Nederlanden onder Maria-Theresia en Jozef II, mede door toedoen van figuren als Goswin De Fierlant.
> **Tip:** Het onderscheid tussen *de facto* en *de iure* verschriftelijking is cruciaal om de evolutie van juridische documentatie te begrijpen.
> **Tip:** Houd de oorzaken van de verschuiving van gewoonterecht naar gecodificeerd recht in gedachten: de behoefte aan bewijsbaarheid, eenmaking en wetenschappelijke benadering.
---
# De uitbouw van de staatsmacht en het absolutisme
Dit deel behandelt de theoretische fundamenten en de praktische manifestaties van het absolutisme, de beperkingen ervan, en de opkomst van het verlicht absolutisme en natuurrecht.
### 2.1 De theoretische onderbouwing van het absolutisme
De basis voor het absolutisme ligt in het concept van soevereiniteit, waarbij de hoogste macht bij één persoon berust, zonder controlerende instanties. Dit fenomeen deed zich voor in landen als Frankrijk, Spanje, en delen van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie, evenals in Engeland onder de Tudors. De macht van de vorst werd als "absoluut" beschouwd, wat inhield dat deze ongebonden en ongelimiteerd was: niet gebonden aan goddelijke geboden, het recht (`princeps legibus absolutus est`), feodale contracten (`rex imperator in regno suo`), volksvertegenwoordiging, of ministers die slechts adviseurs waren.
#### 2.1.1 De morele component: vorstenspiegels
De morele component van de absolute macht kwam tot uiting in "vorstenspiegels" (`specula principum`), die beïnvloed werden door de kerk en de oudheid. Een bekend voorbeeld is Erasmus' `Institutio principis christiani`. Deze geschriften benadrukten de cultus van deugden zoals gematigdheid en voorzichtigheid, religie, moraal en cultuur, vaak met voorbeelden uit de bijbel, de oudheid en nationale geschiedenis. Ze boden echter weinig concrete juridische adviezen en hun praktische invloed op vorsten is niet eenduidig bewezen. De uitspraak "`rex illiteratus est quasi asinus coronatus`" onderstreepte de noodzaak van wijsheid voor een vorst.
#### 2.1.2 De politiek-rechtsfilosofische component
* **Niccolò Machiavelli (1469-1527)**
Machiavelli, bekend van `Il principe`, stelde dat het doel de middelen heiligt voor de vorst, met als goede einddoelen het algemeen belang en staatsbehoud. Hij constateerde dat macht centraal stond en dat om deze doelen te bereiken, zowel wetten als wapens noodzakelijk waren. Hij beargumenteerde dat een heerser die zich wil handhaven, moet leren om niet altijd goed te zijn en geweld mag gebruiken om op te bouwen, niet om te vernietigen.
* **Jean Bodin (1529-1596)**
Als adviseur van de Franse koning schreef Bodin `Les six livres de la république` in een tijd van religieuze strijd, vanuit vrees voor anarchie. Hij definieerde soevereiniteit als "superioritas: limitée ni en puissance, ni en charge, ni à certain temps". De soevereine macht omvatte de volgende elementen: 1. wetgeving, 2. oorlog en vrede, 3. benoemen en ontslaan, 4. vonnissen hervormen, 5. gratie verlenen, 6. honneurs ontvangen, 7. muntrecht, 8. ijkrecht, 9. belastingen heffen.
### 2.2 Het absolutisme in de praktijk
Het absolutisme kende diverse uitingen, waarbij laatmiddeleeuwse machtsbeperkingen werden ingeperkt, maar er bleven ook machtsbeperkingen bestaan. De analyse richt zich voornamelijk op Frankrijk en de Zuidelijke Nederlanden.
#### 2.2.1 Uitingen van het absolutisme
De uitingen van absolutisme omvatten:
* Het zelden of niet meer samenroepen van de Staten-Generaal.
* Het niet langer bevestigen, uitbreiden of respecteren van constituties.
* Een toename van wetgeving `motu proprio` (uit eigen beweging), wat leidde tot eenmaking van het recht (aanpassen of afschaffen van "slechte costumen") vanwege `raison d’état`, waarbij `ius dominationis` voorrang kreeg op `ius ordinarium`.
* Centralisatie van gerechtelijke en bestuurlijke instellingen.
* De opbouw van een sterk leger.
* De binding van wetenschappers aan academies.
* Gebruik van propaganda (bv. de "roi soleil", "divinité visible").
* Binding met de kerk (gallicanisme in Frankrijk, ecclesia belgica).
#### 2.2.2 Laat-middeleeuwse machtstemperingen ingeperkt
* **Parlementarisme:** De Staten-Generaal werden bijna niet meer samengeroepen. Gewestelijke staten hielden zich voornamelijk bezig met financiële administratie en soms openbare werken. De vorst greep in bij de samenstelling van deze staten, bijvoorbeeld door bisschoppen te benoemen. De opkomst van de "noblesse de (longue) robe" verving de zwakkere "noblesse d’épée". Vorstelijke inmenging bij benoemingen in steden en territoriale veranderingen verminderden de invloed van de staten.
* **Nationalisme:** De Blijde Inkomst in Brabant werd bevroren. In Vlaanderen ontbraken specifieke teksten hierover. Stadsprivileges werden verloren, zoals de `Concessio Carolina` in Gent in 1540. In het strafrecht gold het principe "`ira regis mors est`", en `lettres de cachet` en uitzonderingsrechtbanken zoals de Raad van Beroerten kwamen voor.
* **Feitelijke beperkingen:** Potentiële tegenstanders van de vorst werden uitgeschakeld. Steden verloren aan macht door het slopen van vestingmuren en de aanleg van dwangburchten en garnizoenen. De militaire rol van de adel nam af en zij raakten verweven met het hof. De kerk werd een staatskerk (anglicanisme, gallicanisme), met censuur door zowel kerkelijke als vorstelijke overheden. Een vorstelijk "placet" was vereist voor disciplinaire kerkelijke wetten, en het "`recursus ad principem`" werd toegepast.
#### 2.2.3 Toch beperkingen aan soevereiniteit en vorstelijk absolutisme
Ondanks de absolute claims, bleven er beperkingen bestaan:
* **Parlementarisme:** In Frankrijk bestond nog steeds het onderscheid tussen `pays d’élection` en `pays d’états`.
* **Nationalisme:** Dit uitte zich in regionalisme via de titulatuur van de vorst, eigen gewestelijke instellingen (provinciale staten, provinciale justitieraden), de Soevereine Raad van Brabant, het principe van niet-extraditie uit Brabant, en het remonstrantierecht van de parlementen (Frankrijk) en justitieraden (Zuidelijke Nederlanden).
* **Feitelijke beperkingen:** De afstand tussen centrum en periferie, de financiële toestand (oorlogen, hofhouding, inefficiënte administratie), en intolerantie die tot emigratie leidde, vormden eveneens beperkingen.
### 2.3 Het verlicht absolutisme en het natuurrecht (18e eeuw)
In de 18e eeuw beperkte de verlichte monarch vrijwillig zijn machtsaanspraken op basis van de rede. Hij erkende constitutionele afspraken en natuurlijke vrijheden, met als doel de algemene welvaart ("`tout pour le peuple, rien par le peuple`", "the greatest happiness for the greatest number"). Dit kadert binnen de Verlichting (Siècle des Lumières, Aufklärung, Enlightenment).
#### 2.3.1 Cultureel-wetenschappelijke elementen van de Verlichting
De Verlichting werd gekenmerkt door werken als de `Encyclopédie`, de opkomst van loges, en denkers als Voltaire (`traité de la tolérance`).
#### 2.3.2 Juridische uitwerking: natuurrecht of Vernunftrecht
Het natuurrecht of `Vernunftrecht` stelde dat recht de ideale maatschappij kon creëren. De rede leidde tot universele basisrechten, in tegenstelling tot willekeurig wettenrecht, geopenbaarde teksten of vastgeroest Romeins recht. Het recht werd rationeel en deductief opgebouwd, met ontwikkeling van rechtstakken en schema's.
* **Belangrijkste vertegenwoordigers:**
* **Republiek der Verenigde Nederlanden:** Hugo De Groot (1583-1645) met `De jure belli ac pacis`, legde de basis voor het volkenrecht.
* **Heilig Roomse Rijk der Duitse Natie:** Samuel Pufendorf, Christian Wolff, Christian Thomasius (niet te kennen), die wegwijzers waren voor Centraal-Europese codificaties.
* **Frankrijk:** Jean Domat (1625-1696) met `Les loix civiles dans leur ordre naturel`, wat grote invloed had op de `Code civil`.
* **Publiekrechtelijke uitwerking van het Vernunftrecht:**
1. Fundamentele mensenrechten.
2. Humanisering van het strafrecht, mede dankzij Cesare Beccaria.
3. De staatsfunctie verving het patrimonium (van kroondomein naar staatsdomein).
Dit leidde tot de doorbreking van de band tussen kerk en staat, laïcisering van het huwelijk, invoering van registers van de burgerlijke stand, staatscholen, tolerantie-edicts en de afschaffing van niet-nuttige kloosterorden. Ook de rationalisering van instellingen (gerecht/bestuur) en codificaties vonden plaats.
#### 2.3.3 Jozef II in de Zuidelijke Nederlanden
Jozef II voerde administratieve en gerechtelijke hervormingen door, waaronder de afschaffing van "onnuttige" kloosters. Dit leidde tot weerstand van alle staten, met name Brabant, wat resulteerde in de Brabantse omwenteling en de onafhankelijkheidsverklaring van de Staten van Vlaanderen op 4 januari 1790. De basis hiervoor was de Blijde Inkomst, stadsprivileges en vredesverdragen. De evaluatie hiervan blijft discutabel: was het redelijk of egoïsme?
---
# De evolutie van het recht
Dit onderwerp bespreekt de verschriftelijking van wetgeving en rechtspraak, de eenmaking van het recht, en de humanisering van het strafrecht in de vroegmoderne tijd.
### 3.1 Verschriftelijking
De vroegmoderne tijd kenmerkte zich door een toenemende verschriftelijking, die zowel de facto als de iure plaatsvond en zowel wetgeving, rechtspraak als bewijsmiddelen beïnvloedde.
#### 3.1.1 Verschriftelijking de facto
Deze verschriftelijking was aanvankelijk een informele ontwikkeling, beïnvloed door het humanisme en de renaissance.
* **Invloeden:**
* Het gebruik van handtekeningen in plaats van zegels.
* De overgang van perkament naar papier.
* De opkomst van de boekdrukkunst, die de verspreiding van teksten versnelde.
* **Uitingen:**
* **Registratie en archivering:** Hoewel niet altijd verplicht, begon men documenten te registreren en te archiveren.
* **Wijk- en landboeken:** Deze werden eerst in steden ontwikkeld.
* **Parochieregisters:** Aanvankelijk een kerkelijke plicht, werden deze registers later ook wereldlijk gekopieerd.
#### 3.1.2 Verschriftelijking de iure
De verschriftelijking kreeg later ook een formele basis, zowel in de rechtsbronnen zelf als in de manier waarop recht werd toegepast en vastgelegd.
* **Formele rechtsbronnen:** De rol van wetgeving (wet, edict, decreet, ordonnantie, plakkaat, privilege, pragmatieke sanctie) nam toe, vaak uitgaande van de vorst zelf ($ \text{"car ainsi nous plaît-il" } $). Dit gold zowel voor privaatrechtelijke kwesties als voor zaken die de staatsmacht betroffen. De term "nationaal" recht (ius proprium) won terrein ten koste van het gewoonterecht.
* **Rechtspraak:** De romano-canonieke procedure, met zijn schriftelijke karakter, bevorderde verschriftelijking. Advocaten, procureurs, griffiers en notarissen speelden een sleutelrol. Schriftelijke procedures waren noodzakelijk voor eventuele beroepsprocedures. Verplichte consultatie van rechtsgeleerden en de "communicatie" (publicatie) van getuigenverhoren droegen bij aan de formalisering. Het drukken van rechtspraakverzamelingen werd ook gangbaar.
* **Rechtsleer:** De invloed van de boekdrukkunst zorgde voor een bredere verspreiding en systematische ontwikkeling van de rechtsgeleerdheid.
#### 3.1.3 Codificatie en homologatie van costumen
Een belangrijk aspect van de verschriftelijking was de codificatie en homologatie van gewoonterecht (costumen).
* **Terminologie:** Codificatie verwijst naar de optekening van gewoonterecht, terwijl homologatie de bekrachtiging ervan als wet inhoudt.
* **Oorzaken:** Gewoonterecht was moeilijk te bewijzen (bv. middels een turbem), versnipperd, wetenschappelijk minder gefundeerd en bood geen duidelijke machtsgreep voor de vorst.
* **Proces:** Diverse bevelen, zoals die van Karel V in de Nederlanden (vanaf 1531), leidden tot optekening en bekrachtiging van costumen. Dit resulteerde in rechtszekerheid en eenmaking op lokaal niveau (dorp, stad, kasselrij, gewest).
* **Voorbeeld (Groot Privilege van Maria van Bourgondië):** De optekening en bekrachtiging van costumen gaven deze een formele status, waarbij authentieke uittreksels als bewijs konden dienen zonder verdere verificatie. Wat niet in de costumen was opgenomen, viel onder het algemene geschreven recht. De vorst behield echter het recht tot interpretatie, wijziging, ampliatie en restrictie.
### 3.2 Eenmaking van het recht
De eenmaking van het recht was eerder een gevolg van de toenemende verschriftelijking en centralisatie dan een doel op zich. Dit gebeurde via verschillende formele rechtsbronnen.
* **Wet en gewoonte:** De invoering van uniforme wetgeving en de homologatie van costumen leidden tot een grotere gelijkvormigheid.
* **Rechtspraak:** De rol van hogere rechtbanken en de publicatie van rechtspraakverzamelingen bevorderden eenvormigheid.
* **Rechtsleer:** De invloed van juridische werken, zoals die van Zypaeus en Grotius, en de overname van principes uit het Romeinse recht in het lokale recht (ius proprium), droegen bij aan eenmaking.
### 3.3 De humanisering van het strafrecht
In de vroegmoderne tijd onderging het strafrecht een evolutie van een inhumaan naar een meer gehumaniseerd systeem, mede onder invloed van de Verlichting.
#### 3.3.1 Inhumaan strafrecht
Het strafrecht in de late middeleeuwen en het begin van de nieuwe tijd werd gekenmerkt door wreedheid en onmenselijkheid.
* **Kenmerken:**
* Gebruik van tortuur.
* Schand-, lijf- en doodstraffen.
* **Oorzaken:**
* **Absolutisme:** De vorst gebruikte straffen als middel tot machtsuitoefening (bv. de Raad van Beroerten).
* **Geleerd recht:** Wrede straffen en bewijssystemen uit juridische teksten (libri terribiles).
* **Renaissance:** Interesse in demonologie en verhalen over gerechtigheid die de wreedheid verheerlijkten.
* **Sociologische factoren:** Bestendiging van sociale breuken en rivaliteiten.
* **Psychologische factoren:** Mogelijk een lagere waardering van het menselijk leven.
* **Institutionele factoren:** De venaliteit (verkoopbaarheid) van bepaalde lagere ambten.
* **Juridische factoren:** Geen beroepsmogelijkheden in strafzaken, gebrek aan motivering van vonnissen en de afwezigheid van mensenrechten.
* **Codificatie:** De Criminele Ordonnanties van Filips II (Alva) uit 1570-1576 consolideerden ondanks verzet de inquisitoire procedure.
#### 3.3.2 Humanisering
De humanisering van het strafrecht kwam vanaf de 18e eeuw op gang, sterk beïnvloed door de ideeën van de Verlichting.
* **Cesare Beccaria:** Zijn werk "Over misdaden en straffen" was cruciaal. Hij pleitte voor:
* Gelijkheid voor de wet.
* Straffen die in verhouding stonden tot het misdrijf.
* Het principe $ \text{nulla poena sine lege } $ (geen straf zonder wet).
* Afschaffing van de doodstraf.
* Afschaffing van wettelijke bewijssystemen en tortuur.
* **Goswin De Fierlant:** Hij was voorzitter van de Geheime Raad en had invloed op de justitieraden in de Zuidelijke Nederlanden onder Maria-Theresia en Jozef II, waar de ideeën van Beccaria werden toegepast.
De humanisering van het strafrecht hing nauw samen met de bredere ontwikkeling van het natuurrecht en de verlichte politieke ideeën die de rol van de staat als instrument voor algemene welvaart benadrukten.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Soevereiniteit | Het concept van hoogste, ondeelbare macht, wat de basis vormt voor absolutisme en de beknotting van controlerende machten zoals constitutionalisme en parlementarisme. |
| Absolutisme | Een regeringsvorm waarbij de macht van de vorst als absoluut, ongebonden en ongelimiteerd wordt beschouwd, zonder gebondenheid aan goddelijke wetten, recht, feodale contracten, volksvertegenwoordiging of ministers. |
| Vorstenspiegel | Een literair genre dat de vorst leidt met morele en gedragsmatige richtlijnen, vaak gebaseerd op deugden, religie, moraal en cultuur, met voorbeelden uit religieuze en historische bronnen. |
| Machiavellisme | Een politiek-filosofische stroming, beïnvloed door Niccolò Machiavelli, die stelt dat het doel de middelen heiligt, met nadruk op staatsbehoud en het algemeen belang als einddoelen, bereikt door middel van wetten en wapens. |
| Jean Bodin | Een Franse jurist en filosoof die het concept van soevereiniteit definieerde als de hoogste, onafhankelijke macht die de vorst heeft over zijn onderdanen, met specifieke elementen zoals wetgeving, oorlog en vrede, en rechtspraak. |
| Bureaucratisering | Het proces van het uitbouwen van een hiërarchisch georganiseerd administratief apparaat met gespecialiseerde ambtenaren, wat leidt tot een "boom van instellingen" binnen de staat. |
| Verlicht absolutisme | Een vorm van absolutisme waarbij de verlichte monarch vrijwillig zijn macht beperkt op basis van de rede, constitutionele afspraken en natuurlijke vrijheden, met als doel de algemene welvaart. |
| Natuurrecht (Vernunftrecht) | Een juridische stroming die stelt dat het recht rationeel kan worden opgebouwd vanuit de rede, leidend tot universele basisrechten en een ideale maatschappij, in tegenstelling tot willekeurig wettenrecht of geopenbaarde teksten. |
| Codificatie | Het systematisch vastleggen en bundelen van wetten en rechtsregels in een wetboek, met als doel rechtszekerheid en eenmaking te bevorderen. |
| Homologatie | Het bekrachtigen of bekrachtigen van wetgeving, zoals gewoonterecht, door een hogere autoriteit, waardoor het de kracht van wet krijgt. |
| Humanisering van het strafrecht | De beweging om het strafrecht milder en menselijker te maken, onder invloed van de Verlichting en denkers als Cesare Beccaria, met nadruk op proportionaliteit, legaliteit en de afschaffing van wrede straffen. |
| Plakkaat van Verlatinge | Een belangrijke akte uit 1581 waarin de Noordelijke Nederlanden hun trouw aan de Spaanse koning Filips II opzegden, gebaseerd op het feodale weerstandsrecht en politieke filosofieën zoals de monarchomachen. |
| Unie van Utrecht | Een in 1579 gesloten verbond tussen de Noordelijke provinciën van de Nederlanden, gericht tegen de Spaanse overheersing en een belangrijke stap in de vorming van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. |
| Pragmatieke sanctie | Een keizerlijke verordening die de erfopvolging regelt, in dit geval de Pragmatische Sanctie van 1549, die de indivisibiliteit van de Habsburgse erflanden, waaronder de Nederlanden, vastlegde. |
| Statuten | Wetten of reglementen die door een autoriteit zijn uitgevaardigd, vaak specifiek voor een bepaalde plaats of groep. |
| Rekenkamer | Een instelling die belast is met het controleren van de financiën en de boekhouding van de staat. |
| Grote Raad van Mechelen | Een hoog rechtscollege in de Nederlanden dat als hoogste gerechtshof fungeerde, ingesteld in de 16e eeuw. |
| Lex scripta | Geschreven wet, in tegenstelling tot ongeschreven gewoonterecht. |
| Costumen | Lokale of regionale gewoonterechten die, na codificatie, de kracht van geschreven wet kregen. |
| Romeins-canonieke procedure | Een gerechtelijke procedure die gebaseerd is op elementen uit zowel het Romeinse recht als het canoniek recht. |
| Ius proprium | Eigen recht, verwijzend naar de specifieke wetgeving en rechtstradities van een bepaald territorium of gewest. |
| Ius generale | Algemeen recht, vaak verwijzend naar het Romeinse recht of natuurrecht dat boven het eigen recht stond. |
| Vrede van Münster | Een van de vredesverdragen die in 1648 werden gesloten als onderdeel van de Vrede van Westfalen, waarmee de onafhankelijkheid van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden internationaal werd erkend. |
| Twaalfjarig Bestand | Een wapenstilstandsovereenkomst tussen Spanje en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden die liep van 1609 tot 1621. |
| Beeldenstorm | Een periode van religieus gemotiveerde vernieling van religieuze kunst en beelden in katholieke kerken, die plaatsvond in de Nederlanden vanaf 1566. |
| Raad van Beroerten | Een speciale rechtbank, ingesteld door de Hertog van Alva in 1567, die werd gebruikt om vermeende opstandelingen en ketters in de Nederlanden te berechten en te bestraffen. |