Cover
Börja nu gratis PB syllabus 25-26.docx
Summary
# Het begrip handicap en beperking
Dit topic verkent de evolutie van het begrip handicap, de maatschappelijke normen en de invloed van economische en sociale factoren op de benaming en perceptie van personen met een beperking, met een focus op de verschuiving naar meer respectvolle terminologie.
## 1. Evolutie van het begrip handicap en beperking
### 1.1 Maatschappelijke normen en de impact van context
De perceptie van 'handicap' is sterk verbonden met de heersende maatschappelijke normen over hoe mensen dienen te functioneren. Deze normen zijn dynamisch en veranderen door de tijd heen. Samenlevingen hebben vaak de neiging om uniformiteit na te streven, waardoor individuen die 'anders' zijn aan de rand van de maatschappij komen te staan. De manier waarop over personen met een beperking wordt gesproken, weerspiegelt de tijdgeest en economische omstandigheden.
Historisch gezien zijn benamingen zoals 'onvolwaardigen', 'abnormalen', 'mindervaliden' en 'achterlijken' doordrenkt van negatieve connotaties, waaronder minachting, afkeer en ongemak. Dit beeld dateert van de klassieke oudheid tot ver in de 20e eeuw. In tijden van crisis, zoals oorlogen of rampen, waren personen met een beperking vaak de eerste slachtoffers en de eersten die getroffen werden door bezuinigingen in economisch moeilijke periodes.
Een fundamentele maatschappelijke uitdaging is de omgang met mensen die afwijken van de heersende normen. Deze normen worden gevormd door verwachtingen, principes en gewoontes. Hedendaags omvat de term 'sociaal zwakkeren' ook mensen uit andere culturen, met een andere huidskleur, ander seksueel gedrag, of met een fysieke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische beperking.
### 1.2 Xenofobie en de minderheidsgroep
Personen met een beperking worden historisch gezien als een 'minderheidsgroep'. Xenofobie, de angst voor het vreemde, is diep geworteld in samenlevingen en leidt tot bescherming van het eigen terrein, vermijding, onwetendheid, onbegrip, vooroordelen en veralgemeningen, wat resulteert in een overwegend negatief beeld.
Gelukkig winnen personen met een beperking, hun families en hun omgeving steeds meer controle over hun leven. Er is een groeiend positief bewustzijn waarbij zij opkomen voor hun rechten en een respectvolle behandeling als volwaardige leden van de samenleving eisen.
### 1.3 Huidige benamingen en het belang van respect
In navolging van aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie en de Raad van Europa, wordt in het Vlaamse taalgebied de voorkeur gegeven aan de benaming 'mensen met een beperking' in plaats van 'gehandicapten'. De nadruk ligt op het feit dat zij in de eerste plaats mensen zijn, die op sommige vlakken anders zijn, maar niet minder waardevol. De maatschappij dient een delicaat evenwicht te vinden tussen persoonsgerichte hulpverlening en de behoefte aan individuele ontplooiingskansen, vrijheid, zelfbepaling en sociaal functioneren om een menswaardig bestaan voor iedereen te realiseren.
**Begrippenlijst:**
* **Bewustzijn:** Weten wat je doet.
* **Norm:** Gedragsregels of afspraken.
* **Vooroordeel:** Iemand oordelen, vooral voordat je diegene kent.
* **Menswaardig:** Voldoen aan de waardigheden van de mens.
* **Delicaat:** Gevoelig, kwetsbaar of verfijnd.
* **Persoonsgericht:** Afgestemd op de persoon.
* **Zelfbepaling:** Zelf bepalen wat er niet of wel kan gebeuren.
## 2. Rechten van personen met een beperking
### 2.1 Universele verklaring van de Rechten van Mensen met een Beperking
Elke persoon, ongeacht de aanwezigheid van een beperking, heeft een reeks rechten en plichten. Deze zijn vastgelegd in de Universele verklaring van de Rechten van Mensen met een Beperking, die gebaseerd is op de Universele verklaring van de Rechten van de Mens. Deze verklaring werd in 2006 in New York opgesteld en België ondertekende deze in 2009.
**Belangrijke artikelen:**
* **Artikel 1 (Doelstelling):** Iedereen met een beperking heeft recht op alle mensenrechten die in de algemene verklaring van de mensenrechten staan en moet met respect en eerbied behandeld worden.
* **Artikel 3 (Algemene beginselen):** De uitgangspunten omvatten respect voor waardigheid, persoonlijke autonomie, non-discriminatie, volledige en daadwerkelijke participatie in de samenleving, respect voor verschillen en menselijke diversiteit, gelijke kansen, toegankelijkheid, gelijkheid van man en vrouw, en respect voor de ontwikkeling van kinderen met een beperking en hun recht op een eigen identiteit.
**Begrippenlijst:**
* **Waardigheid:** Waardigheid van de mens.
* **Autonomie:** Zelfstandigheid en het vermogen om zelf keuzes te maken.
* **Participatie:** Meedoen met activiteiten.
* **Diversiteit:** Variatie tussen mensen.
* **Identiteit:** Wie je bent.
### 2.2 Praktijkvoorbeeld: Jan en de dansclub
Jan, een 30-jarige man met een verstandelijke beperking, woont in een voorziening en kan zich uiten met behulp van pictogrammen en gebaren. Hij werkt in een maatwerkbedrijf, maar zou graag naar een dansclub willen. De voorziening weigert echter vervoer te organiseren omdat dit te duur zou zijn.
Dit illustreert de toepassing van zijn rechten:
* **Recht op deelname aan de samenleving:** Jan heeft het recht om deel te nemen aan sociale en recreatieve activiteiten.
* **Recht op ondersteuning:** De zorginstelling moet redelijke inspanningen leveren om Jan te ondersteunen bij het uitoefenen van zijn rechten, inclusief het regelen van vervoer.
* **Recht op eigen keuzes:** Jan heeft het recht om zelf te bepalen hoe hij zijn vrije tijd wil besteden.
### 2.3 Perspectief 2020: een vernieuwing in financiering en ondersteuning
Het actieplan Perspectief 2020, gelanceerd in 2016, herschreef het welzijn van personen met een beperking met als basisuitgangspunt: 'zoveel mogelijk gewoon in de samenleving en zo weinig mogelijk uitzonderlijk en afzonderlijk.' Dit brak met het oude beeld van hulpbehoevendheid en introduceerde de **Persoonsvolgende Financiering (PVF)**. De budgetten voor zorg gaan nu rechtstreeks naar de persoon met de beperking, waardoor deze meer keuzevrijheid krijgt in het organiseren van ondersteuning.
**Concrete doelen van Perspectief 2020:**
* **Meer kwaliteit:** Zowel in zorg en ondersteuning als in levenskwaliteit.
* **Investeren in mensen:** In plaats van in structuren.
* **Vraaggestuurde zorg:** Personen met een beperking geven zelf aan wat ze nodig hebben.
* **Stimuleren van vernieuwende projecten:** Zoals online hulpverlening, particuliere woon- en dagondersteuning, en ouderinitiatieven.
* **Stimuleren van sociaal ondernemen:** Projecten nastreven met maatschappelijke meerwaarde zoals emancipatie en integratie.
* **Meer overleg:** Tussen verschillende diensten voor efficiëntere hulp.
**Begrippenlijst:**
* **Dagcentrum:** Voorziening waar mensen overdag verblijven en daarna weer naar huis gaan.
* **Inclusief:** Alles er op en der aan.
* **Particulier:** Zelfstandig.
* **Ouderinitiatief:** Door ouders georganiseerd voor passende zorg of ondersteuning voor hun kind.
* **Maatschappelijke meerwaarde:** Voordelen voor de maatschappij.
* **Emancipatie:** Streven naar gelijke behandeling en zelfstandigheid.
* **Integratie:** Opname van mensen zodat zij gelijkwaardig kunnen meedoen.
* **Duurzaam:** Op een respectvolle manier met iets of iemand omgaan.
* **Competentie:** Combinatie van kennis, vaardigheden en houding om iets effectief te doen.
* **Kansengroepen:** Groepen die extra hulp en kansen krijgen vanwege een bepaalde achterstand.
### 2.4 Financiering: Persoonsvolgend Budget (PVB) en Persoonlijke Assistentie Budget (PAB)
De financiering en de hoogte van het budget hangen af van factoren zoals de ondersteuningsbehoefte, leeftijd en urgentie van de vraag. Er wordt onderscheid gemaakt tussen financiering voor minderjarigen en meerderjarigen.
* **Persoonsvolgend Budget (PVB) voor meerderjarigen:**
* Een jaarlijks, gepersonaliseerd budget om zorg en ondersteuning in te kopen.
* Uitbetaling kan cash op de rekening, als voucher, of een combinatie.
* Maatwerk mogelijk, maar lange wachtlijsten blijven een knelpunt.
* Nadelen zijn de administratieve last en de werkgeversrol voor de persoon met een beperking.
* **Eerste trap PVF:**
* **Basisondersteunings-budget (BOB):** Maandelijks bedrag van ongeveer 330 euro (in 2024) voor minder ingrijpende hulp (bv. poets- of vervoerskosten). Voorwaarden zijn een erkende beperking en een vastgestelde ondersteuningsnood. Voordelen: weinig papierwerk, geen wachtlijsten.
* **Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (RTH):** Aanvulling op BOB voor een beperkte hoeveelheid dagopvang, begeleiding of verblijf.
* **Ondersteuningstoeslag en Persoonlijke Assistentie Budget (PAB) voor minderjarigen:**
* **Ondersteuningstoeslag:** Maandelijks bedrag via het Groeipakket (kinderbijslagfondsen), aanvulbaar met RTH.
* **Persoonlijke Assistentie Budget (PAB):** Budget voor assistentie thuis of op school. Vereist een aanvraagprocedure via een multidisciplinair team (MDT) en een ondersteuningsplan. Bedragen schommelen tussen 12.164 en 56.760 euro op jaarbasis (in 2024).
* Aanvraag verloopt via de Integrale Toegangspoort en een MDT stelt een aanvraagdocument op.
### 2.5 Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH)
Het VAPH is een overheidsdienst die alle ondersteuning organiseert voor personen met een beperking en hun gezin in Vlaanderen. Het VAPH streeft naar participatie, integratie en gelijke kansen, met als doel de grootst mogelijke autonomie en levenskwaliteit te bereiken.
* **Definitie van beperking door het VAPH:** "Elk langdurig en belangrijk participatieprobleem van een persoon dat te wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren." De focus ligt op het individuele participatieprobleem, niet louter op de stoornis.
* **Criteria:** Langdurige en belangrijke beperking die functioneren in de maatschappij hindert. Beperkingen moeten het gevolg zijn van een stoornis in de persoon zelf. Het decreet geldt voor personen onder de 65 jaar die effectief in België verblijven.
* **Organisatiestructuur:** Het Raadgevend Comité is het belangrijkste adviesorgaan, bestaande uit vertegenwoordigers van gebruikers, diensten, voorzieningen en deskundigen.
* **Takenpakket:** Voorlichting, preventie, detectie, diagnose, kennisoverdracht, opvang, behandeling, begeleiding, integratie, studie en onderzoek.
* **Subsidiering:** Diensten, voorzieningen, hulpmiddelen, aanpassingen en persoonsvolgende financiering (PVB en PAB).
* **Ondersteuningsvormen:** Een breed scala aan ambulante, residentiële en dagopvangvormen voor minder- en meerderjarigen.
### 2.6 Onderwijs voor kinderen en jongeren met een beperking
Het **buitengewoon onderwijs (BuO)** wordt ingericht voor drie niveaus: kleuteronderwijs, lager/basis onderwijs en secundair onderwijs. De indeling gebeurt per type, met specifieke opleidingsvormen in het secundair onderwijs.
* **Types buitengewoon onderwijs:**
* **Type basisaanbod (Type BA):** Voor kinderen met een licht verstandelijke beperking of ontwikkelingsachterstand, en ernstige leerstoornissen.
* **Type 2:** Aangepast aan kinderen en jongeren met een matige of ernstige verstandelijke handicap.
* **Type 3:** Voor kinderen en jongeren met ernstige gedrags- of emotionele problemen.
* **Type 4:** Aangepast aan leerlingen met een lichamelijke handicap.
* **Type 5:** Voor kinderen en jongeren die wegens langdurige ziekte in een ziekenhuis of medische instelling verblijven.
* **Type 6:** Bestemd voor blinde en slechtziende kinderen en jongeren.
* **Type 7:** Aangepast aan dove en slechthorende kinderen en jongeren.
* **Type 9:** Nieuw sinds het M-decreet, voor kinderen en jongeren met ASS (zonder verstandelijke beperking).
* **Buitengewoon secundair onderwijs (BuSO):** Gedeeld in vier opleidingsvormen (OV) naar gelang van de aard en ernst van de handicap, gericht op de latere levensloop.
* **OV 1:** Sociale vorming voor integratie in een beschermd milieu.
* **OV 2:** Algemene, sociale vorming en arbeidstraining voor integratie in een beschermd leef- en arbeidsmilieu.
* **OV 3:** Algemene, sociale vorming en beroepsvorming voorbereidend op werk in het gewone leef- en arbeidsmilieu.
* **OV 4:** Secundair algemeen technisch, kunst- en beroepsonderwijs met doorstromings- of kwalificatieafdeling, toegankelijk zonder mentale handicap.
* **Het Leersteundecreet:** Vervangt het M-decreet en streeft naar kwaliteitsvol, werkbaar onderwijs voor alle leerlingen door betere ondersteuning in het gewoon onderwijs, de oprichting van leersteuncentra en verhoogde inspraak van de klassenraad. Buitengewoon onderwijs blijft een volwaardige optie.
## 3. Beperkingen en de invloed ervan op ontwikkeling en functioneren
Dit gedeelte behandelt specifieke beperkingen en hun impact.
### 3.1 Visuele beperking
* **Definitie:** Verminderd gezichtsvermogen of afwezigheid daarvan, belemmerend voor sociaal-maatschappelijk functioneren. Onderscheid tussen blindheid (geen gezichtsresten) en slechtziendheid (benutbare gezichtsresten).
* **Oorzaken:** Erfelijk (ongeveer 70%), prenataal, perinatale of postnatale oorzaken.
* **Invloed op ontwikkeling:** Beïnvloedt motoriek (ruimtelijke oriëntatie, lichaamsschema), sociaal-affectieve ontwikkeling (angst, imitatieproblemen), taalontwikkeling (verbalismen) en cognitieve ontwikkeling (verminderde informatieverwerking).
* **Orthopedagogische begeleiding:** Vroegtijdige opsporing en begeleiding, stimuleren van ontspanning, gehoor- en tastzin, bewegingsoefeningen, seksuele opvoeding en zelfstandigheidstraining.
* **Hulpmiddelen:** Visuele, auditieve en tactiele hulpmiddelen.
* **Tips voor omgang:** Overleg plegen, direct aanspreken, duidelijk communiceren, en hulp bieden zonder betuttelen.
### 3.2 Auditieve beperking
* **Definitie:** Slecht horen of doof zijn, resulterend in onvoldoende of vervormde geluidsperceptie.
* **Oorzaken:** Prenatale, perinatale of postnatale oorzaken, lawaai-expositie, ouderdom.
* **Eigenschappen van geluid:** Frequentie en intensiteit (uitgedrukt in decibels).
* **Functies van geluid:** Signaalfunctie, achtergrondfunctie, communicatieve functie.
* **Invloed op ontwikkeling:** Bedreigde psychische ontwikkeling (communicatieproblemen, taalverwerving), bemoeilijkte maatschappelijke integratie (horende maatschappij).
* **Technische hulpmiddelen:** Hoorapparaten, cochleaire implantaten, teksttelefoon, ondertiteling.
* **Orthopedagogische begeleiding:** Differentiële methode versus totale communicatie, belang van vroegtijdige diagnose, specifieke onderwijs- en communicatietraining (liplezen, gebarentaal).
* **Tips voor omgang:** Duidelijk articuleren, gezicht naar de gesprekspartner richten, gebaren en mimiek gebruiken, voldoende verlichting, geduld en acceptatie.
### 3.3 Fysieke beperking
* **Terminologie en definitie:** Stoornissen in het bewegen door beschadiging aan het centrale zenuwstelsel, spierziekte, verlies van ledematen of chronische ziekte. Beperking als belemmering tot maatschappelijke participatie.
* **Oorzaken:** Prenatale, perinatale en postnatale factoren.
* **Vormen:** Neurologische tekorten (cerebrale parese, spina bifida), spierziekten (spierdystrofie), orthopedische problemen, chronische ziekten (mucoviscidose, hartafwijkingen, hemofilie).
* **Invloed op ontwikkeling:** Cognitieve ontwikkeling (mobiliteit, ervaringen, motivatie), sociaal-emotioneel functioneren (hechting, zelfbeeld, depressie), lichaamsbeleving en seksualiteit (negatief lichaamsbeeld, maatschappelijke normen).
* **Ondersteuning:** Vroegbegeleiding, psychomotorische programma's, aangepast onderwijs, ADL-training en psychosociale begeleiding.
### 3.4 Mentale beperking
* **Begripsomschrijving en terminologie:** Verandering van definities doorheen de tijd, van 'innocentii' tot 'verstandelijke beperking'. Nadruk op het samenspel van denken, voelen en handelen.
* **Officiële definitie (WHO):** Substantieel beperkt intellectueel functioneren (IQ beneden 70-75) tijdens de ontwikkelingsperiode (tot 18 jaar) met tekorten in aangepast gedrag (rijping, leren, onafhankelijkheid, sociale verantwoordelijkheid).
* **Bedenkingen:** Intelligentie is complex, IQ-tests hebben beperkingen (cultuurgebondenheid, splintervaardigheden). Nadruk op aangepast gedrag en ondersteuningsbehoefte is essentieel.
* **Oorzaken:** Biologische factoren (chromosomale afwijkingen, genmutaties, stofwisselingsstoornissen, infecties, toxische stoffen) en sociaal-culturele factoren (stimulerende omgeving, taalgebruik, opvoeding, kindermishandeling).
* **Indeling in niveaus:** Lichte, matige, ernstige en zeer ernstige mentale beperking, gebaseerd op IQ en ondersteuningsbehoefte.
* **Kenmerken per niveau:** Gedetailleerde beschrijving van motorische, cognitieve, communicatieve en sociaal-emotionele aspecten, inclusief onderwijs- en begeleidingsmogelijkheden.
* **Specifieke syndromen:** Syndroom van Down, Fragiele-X-syndroom, Prader-Willi syndroom, gekenmerkt door specifieke medische, lichamelijke en ontwikkelingskenmerken.
### 3.5 Meervoudige beperking
* **Definitie:** Combinatie van beperkingen op verschillende ontwikkelingsdomeinen, vaak met ernstige mentale beperking als kern, gecombineerd met fysieke, zintuiglijke en sociaal-emotionele beperkingen.
* **Oorzaken:** Biologische (prenatale, perinatale, postnatale hersenbeschadiging) en contextuele factoren (ziekenhuisopnames, pijnlijke verzorging, rouwproces van ouders, gebrek aan veilige hechting).
* **Kenmerken:** Verstoringen in bewustzijn, slaap, voortbeweging, contact en communicatie, slechthorendheid of blindheid, grote afhankelijkheid van de omgeving.
* **Begeleiding:** Basale stimulatie, LACCS-visie, communicatiemethoden, muziektherapie, en focus op het 'gewone leven'.
Dit studieonderdeel benadrukt de complexiteit van het concept 'handicap' en 'beperking', de evoluerende maatschappelijke visies, en het belang van een respectvolle, persoonsgerichte benadering die rekening houdt met individuele rechten en behoeften.
---
# Rechten van personen met een beperking en financieringsmodellen
Hieronder vind je een gedetailleerd studiemateriaal over de rechten van personen met een beperking en financieringsmodellen, gericht op de examenvoorbereiding.
## 2. Rechten van personen met een beperking en financieringsmodellen
Dit gedeelte bespreekt de fundamentele rechten van personen met een beperking, zoals verankerd in internationale verdragen, en introduceert concrete financieringsmodellen die in Vlaanderen van kracht zijn, waaronder Persoonsvolgende Financiering (PVF) en het Persoonsvolgend Budget (PVB).
### 2.1 Het begrip handicap en beperking
#### 2.1.1 Historische en maatschappelijke context
De perceptie van 'handicap' is sterk afhankelijk van maatschappelijke normen en verandert doorheen de tijd. Mensen die afwijken van de heersende norm worden vaak aan de rand geplaatst. De manier waarop we spreken over personen met een beperking weerspiegelt de tijdsgeest en economische situatie. Historisch gezien hebben termen als 'onvolwaardigen', 'abnormalen' en 'mindervaliden' negatieve connotaties gehad en duidden ze op minachting of ongemak. In economisch moeilijke tijden of crisissituaties waren personen met een beperking vaak de eerste slachtoffers of de eersten die geconfronteerd werden met besparingen. De uitdaging voor de samenleving ligt in het vinden van een manier om om te gaan met diversiteit en mensen die buiten de 'norm' vallen.
#### 2.1.2 Huidige benamingen en terminologie
In navolging van de Wereldgezondheidsorganisatie en de Raad van Europa, wordt in het Vlaamse taalgebied de term 'mensen met een beperking' verkozen boven 'gehandicapten'. Deze benaming legt de nadruk op het mens-zijn, met de erkenning dat zij op bepaalde vlakken anders zijn, maar niet minder waardevol. Een menswaardig bestaan vereist een evenwicht tussen persoonsgerichte hulpverlening en het bieden van individuele ontplooiingskansen, vrijheid, zelfbepaling en sociale integratie.
**Begrippenlijst:**
* **Bewustzijn:** Weten wat je doet.
* **Norm:** Gedragsregels of afspraken.
* **Vooroordeel:** Iemand beoordelen, vaak voordat men die persoon goed kent.
* **Menswaardig:** Voldoen aan de waardigheden van de mens.
* **Delicaat:** Gevoelig, kwetsbaar of verfijnd.
* **Persoonsgericht:** Afgestemd op de individuele persoon.
* **Zelfbepaling:** Zelf beslissen wat er gebeurt.
#### 2.1.3 Internationale verdragen en rechten
De rechten van personen met een beperking zijn vastgelegd in internationale verdragen om te garanderen dat hun rechten gerespecteerd worden.
* **Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Beperking (VN-Verdrag):** Dit verdrag, gebaseerd op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, werd in 2006 opgesteld in New York. België ondertekende het in 2009.
**Belangrijke artikelen:**
* **Artikel 1 (Doelstelling):** Iedereen met een beperking heeft recht op alle mensenrechten die vastgelegd zijn in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en moet met respect en eerbied behandeld worden.
* **Artikel 3 (Algemene beginselen):** De uitgangspunten van het verdrag zijn:
* Respect voor waardigheid, persoonlijke autonomie (zelf keuzes maken), en onafhankelijkheid van personen.
* Non-discriminatie.
* Volledige en daadwerkelijke participatie in en opname in de samenleving.
* Respect voor verschillen en aanvaarding dat personen met een beperking deel uitmaken van de mensheid en menselijke diversiteit.
* Gelijke kansen.
* Toegankelijkheid.
* Gelijkheid van man en vrouw.
* Respect voor de ontwikkeling van kinderen met een beperking en respect voor hun recht op een eigen identiteit.
**Begrippenlijst:**
* **Waardigheid:** De intrinsieke waarde van de mens.
* **Autonomie:** Zelfstandigheid en het vermogen om zelf keuzes te maken.
* **Participatie:** Deelname aan activiteiten.
* **Diversiteit:** Variatie tussen mensen.
* **Identiteit:** Wie je bent.
> **Voorbeeld:** Jan, een 30-jarige man met een verstandelijke beperking, wil naar een dansclub. De voorziening biedt echter geen vervoer aan. Dit situatie illustreert de rechten op deelname aan de samenleving, recht op ondersteuning en recht op eigen keuzes. De voorziening dient redelijke inspanningen te leveren om Jan te ondersteunen, inclusief het regelen van vervoer.
### 2.2 Financieringsmodellen in Vlaanderen
#### 2.2.1 Perspectief 2020 en de verschuiving naar persoonsvolgende financiering
Perspectief 2020 was een actieplan van de Vlaamse regering uit 2016 dat de ondersteuning voor personen met een beperking hervormde. Het basisprincipe was 'zoveel mogelijk gewoon in de samenleving en zo weinig mogelijk uitzonderlijk en afzonderlijk'. Het oude beeld van personen met een beperking als primair hulpbehoevend werd doorbroken.
Dit leidde tot de invoering van **Persoonsvolgende Financiering (PVF)**. In plaats van de budgetten voor zorg rechtstreeks naar voorzieningen te laten vloeien, gaan deze nu rechtstreeks naar de persoon met een beperking zelf. Deze persoon kan met dit budget zijn of haar ondersteuning zelf betalen, wat resulteert in meer keuzevrijheid en autonomie over hoe de ondersteuning wordt georganiseerd (thuis, via een voorziening, of een combinatie).
**Concrete doelen van Perspectief 2020:**
* **Meer kwaliteit:** Zowel in zorg en ondersteuning als in levenskwaliteit.
* **Zelfstandig en inclusief leven:** PVF als hulpmiddel om dit te realiseren.
* **Investeren in mensen:** Minder geld verliezen in structuren.
* **Vraaggestuurde zorg:** Personen met een beperking geven zelf aan welke ondersteuning ze nodig hebben, in plaats van zich aan te passen aan het bestaande aanbod.
* **Stimuleren van vernieuwende projecten:** Om wachtlijsten te verkorten en meer mensen te ondersteunen, zoals online hulpverlening, particuliere woon- en dagondersteuning, en ouderinitiatieven.
* **Stimuleren van sociaal ondernemen:** Projecten met maatschappelijke meerwaarde zoals emancipatie, integratie, duurzame loopbanen of competentieversterking.
* **Meer overleg tussen diensten:** Efficiëntere hulpverlening.
**Begrippenlijst:**
* **Dagcentrum:** Een faciliteit waar ouderen of personen met een beperking overdag verblijven en activiteiten volgen, waarna ze terug naar huis keren.
* **Inclusief:** Alles en iedereen omvattend.
* **Particulier:** Zelfstandig, privaat.
* **Ouderinitiatief:** Door ouders georganiseerde initiatieven voor passende zorg of ondersteuning.
* **Maatschappelijke meerwaarde:** Voordelen voor de maatschappij.
* **Emancipatie:** Streven naar gelijke behandeling en zelfstandigheid.
* **Integratie:** Opname van mensen in de samenleving opdat zij gelijkwaardig kunnen meedoen.
* **Duurzaam:** Op een respectvolle manier met iets of iemand omgaan, op lange termijn.
* **Competentie:** Combinatie van kennis, vaardigheden en houding om iets effectief te doen.
* **Kansengroepen:** Groepen die extra hulp en kansen nodig hebben vanwege een bepaalde achterstand.
#### 2.2.2 Financiering voor minderjarigen en meerderjarigen
De financiering en budgethoogte hangen af van factoren zoals de mate van ondersteuningsnood, leeftijd en urgentie van de hulpvraag. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen financiering voor minderjarigen en meerderjarigen.
##### 2.2.2.1 Financiering voor meerderjarigen: Persoonsvolgende Financiering (PVF)
PVF bestaat uit twee 'trappen':
* **Eerste trap: Basisondersteuningsbudget (BOB) en Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (RTH)**
* **BOB:** Een maandelijks bedrag (ongeveer 330 euro in 2024) voor personen die niet veel hulp nodig hebben. Het kan besteed worden aan eenvoudige hulp zoals poetsdienst, vervoersonkosten of oppas.
* **Voorwaarden:** Een erkende beperking en een vastgestelde ondersteuningsnood.
* **Voordelen:** Weinig papierwerk, geen bewijslast, vrije besteding, geen lange procedures of wachtlijsten.
* **RTH:** Kan het BOB aanvullen voor een beperkte hoeveelheid dagopvang, begeleiding of verblijf in een erkende voorziening.
* **Tweede trap: Persoonsvolgend Budget (PVB)**
* Dit budget is voor personen met een grotere ondersteuningsnood waarbij trap 1 niet volstaat.
* **Procedure:** Vereist een uitgebreider proces, waaronder het opstellen van een gefundeerd ondersteuningsplan met doelen, benodigde ondersteuning en de beste ondersteuningsbieders. Men kan zich hierbij laten bijstaan door een Dienst Ondersteuningsplan (DOP).
* **Budgethoogte (2024):** Schommelt tussen 10.000 en 90.000 euro per jaar, afhankelijk van de zorgnood.
* **Uitbetaling:** Cash op de rekening, als voucher voor een voorziening, of een combinatie van beide.
* **Gebruik:** Kan gebruikt worden voor een assistent thuis, dagcentrum, thuisbegeleider, etc.
* **Voordelen:** Hulp volledig op maat.
* **Nadelen:** Lange wachtlijsten door meer vraag dan budget, prioritering van dringende dossiers kan leiden tot lange wachttijden voor anderen. Vereist veel administratief werk (persoon met beperking wordt werkgever van hulpverleners).
##### 2.2.2.2 Financiering voor minderjarigen: Ondersteuningstoeslag en Persoonlijk Assistentiebudget (PAB)
* **Ondersteuningstoeslag:** Vergelijkbaar met het BOB, een beperkt maandelijks bedrag (ongeveer 331 euro in 2024) dat via het Groeipakket wordt uitgekeerd. Kan aangevuld worden met RTH.
* **Persoonlijk Assistentiebudget (PAB):** Een budget voor minderjarigen om assistentie thuis of op school te organiseren en te betalen.
* **Gebruik:** Geld voor hulp bij huishoudelijk werk, lichaamsverzorging, dagbesteding, verplaatsingen, etc.
* **Voorwaarden:** Richtlijnen voor gebruik, kosten moeten verantwoord worden. Vereist administratief werk.
* **Budgethoogte (2024):** Jaarlijks tussen 12.164 en 56.760 euro, jaarlijks aangepast aan de index. De hoogte hangt af van de benodigde ondersteuning, bepaald door een commissie die rekening houdt met de aard en ernst van de beperking en de leefsituatie.
* **Aanvraagprocedure:** Via de Integrale Toegangspoort met een multidisciplinair team (MDT). Het MDT stelt een aanvraagdocument op en begeleidt de aanvraag. Inschaling bepaalt de budgethoogte. De Intersectorale Regionale Prioriteitencommissie (IRPC) beoordeelt urgentie.
* **Spoedprocedure:** Mogelijk voor kinderen met een snel degeneratieve aandoening.
#### 2.2.3 Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH)
Het VAPH is een overheidsdienst die alle ondersteuning organiseert die de Vlaamse overheid biedt aan personen met een beperking en hun gezin. Het richt zich op zorg en individuele bijstand.
* **Doel:** Bevorderen van participatie, integratie en gelijke kansen in alle maatschappelijke domeinen, met als doel maximale autonomie en levenskwaliteit te bereiken.
* **Definitie van beperking (door VAPH):** "Elk langdurig en belangrijk participatieprobleem van een persoon dat te wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren." De beperking moet langdurig en significant zijn, waardoor de persoon niet normaal kan functioneren in de samenleving. De definitie omvat ook psychische beperkingen.
* **Criteria voor VAPH-ondersteuning:**
* Persoon met een beperking die nog geen 65 jaar is op het moment van aanvraag.
* Effectief verblijf in België.
* **Focus op de persoon:** De term 'persoon met een beperking' legt de nadruk op de persoon, niet enkel op de stoornis.
#### 2.2.4 Ondersteuningsvormen via VAPH
Het VAPH maakt een breed scala aan ondersteuningsmogelijkheden mogelijk, afhankelijk van de specifieke noden:
* **Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (RTH):** Ondersteuning waarvoor geen aanvraagprocedure bij het VAPH nodig is.
* **Diensten OndersteuningsPlan (DOP):** Ondersteuning bij het opstellen van een ondersteuningsplan.
* **Hulpmiddelen en aanpassingen:** Tegemoetkomingen voor hulpmiddelen of aanpassingen aan woning of wagen.
* **Persoonsvolgende financiering (PVF):**
* **PVB:** Voor meerderjarigen, een budget op maat voor het inkopen van zorg en ondersteuning. Niet alle ondersteuning is rechtstreeks toegankelijk; sommige vereisen goedkeuring van het VAPH (niet-rechtstreeks toegankelijke zorg).
* **PAB:** Voor minderjarigen, om assistentie thuis of op school te organiseren. Aanvraag verloopt via de intersectorale toegangspoort.
Een gedetailleerd overzicht van alle ondersteuningsvormen (zoals ambulante begeleiding, dagopvang, kort verblijf, residentieel, begeleid wonen, etc.) is beschikbaar op de website van het VAPH.
### 2.3 Onderwijs voor kinderen en jongeren met een beperking
Het onderwijslandschap voor kinderen en jongeren met een beperking is geëvolueerd naar meer inclusieve modellen.
#### 2.3.1 Buitengewoon onderwijs (BUO)
Het buitengewoon onderwijs is ingericht voor verschillende niveaus en types, die een aangepast curriculum bieden.
* **Niveaus:** Buitengewoon kleuteronderwijs (buko), buitengewoon lager onderwijs (bulo), buitengewoon basisonderwijs (bubao), buitengewoon secundair onderwijs (buso).
* **Types:**
* **Type basisaanbod (Type BA):** Voor kinderen met een licht verstandelijke beperking, ontwikkelingsachterstand of ernstige leerstoornissen.
* **Type 2:** Aangepast aan kinderen en jongeren met een matige of ernstige verstandelijke handicap. Focus op levensscholing en dagelijkse vaardigheden.
* **Type 3:** Voor kinderen en jongeren met ernstige gedrags- of emotionele problemen. Focus op persoonlijkheidsontwikkeling.
* **Type 4:** Aangepast aan leerlingen met een lichamelijke handicap.
* **Type 5:** Voor kinderen en jongeren die wegens ziekte verblijven in een ziekenhuis of medische instelling.
* **Type 6:** Bestemd voor blinde en slechtziende kinderen en jongeren.
* **Type 7:** Aangepast aan dove en slechthorende kinderen en jongeren.
* **Type 9:** Nieuw sinds het M-decreet, voor kinderen en jongeren met ASS (zonder verstandelijke beperking).
* **Opleidingsvormen in BUSO:**
* **OV 1:** Sociale vorming gericht op integratie in een beschermd milieu (dagcentrum, bezigheidstehuis).
* **OV 2:** Algemene en sociale vorming en arbeidstraining voor integratie in een beschermd leef- en arbeidsmilieu.
* **OV 3:** Algemene, sociale vorming en beroepsvorming ter voorbereiding op werken in het gewone leef- en arbeidsmilieu.
* **OV 4:** Secundair algemeen technisch, kunst- en beroepsonderwijs met doorstromings- of kwalificatieafdeling. Niet toegankelijk voor jongeren met een mentale handicap.
#### 2.3.2 Het Leersteundecreet
Het Leersteundecreet, ingevoerd vanaf schooljaar 2023-2024, vervangt het M-decreet en streeft naar kwaliteitsvol, werkbaar onderwijs voor alle leerlingen.
* **Kenmerken:**
* Leerlingen met speciale zorgnoden kunnen terecht in het gewoon onderwijs met extra ondersteuning (680 voltijdse krachten).
* Oprichting van 36 leersteuncentra als regionaal expertisecentrum.
* Scholen kiezen zelf hun centrum en hebben inspraak in de inzet van middelen.
* Klassenraden krijgen meer zeggenschap en kunnen weigeren indien redelijke aanpassingen buiten proportie zijn.
* Buitengewoon onderwijs blijft een volwaardige optie, met mogelijkheid tot terugkeer naar het gewoon onderwijs.
* Individueel aangepast traject met deeltijds onderwijs in gewoon en buitengewoon onderwijs.
* Ondersteuners in het gewone onderwijs krijgen een vast ambt en statuut.
* Investering in professionalisering van ondersteuners en leerkrachten.
* Grotere rol voor CLB's en pedagogische begeleidingsdiensten.
Dit hoofdstuk bouwt verder op de algemene principes rond rechten en financiering en duikt dieper in de specifieke rechten en modellen die van toepassing zijn op personen met een beperking, met een focus op de Vlaamse context.
---
# Onderwijs voor kinderen en jongeren met een beperking
Dit topic behandelt de evolutie naar inclusiever onderwijs voor kinderen en jongeren met een beperking, met specifieke aandacht voor de verschillende vormen van buitengewoon onderwijs en de rol van het Leersteundecreet.
## 3. Buitengewoon onderwijs en inclusie
### 3.1 De evolutie naar inclusief onderwijs
De maatschappij heeft door de tijd heen een evolutie gekend in de omgang met personen met een beperking. Vroeger werden zij vaak gestigmatiseerd en aan de rand van de samenleving geplaatst met negatieve benamingen. Tegenwoordig is er een groeiend positief bewustzijn, waarbij de nadruk ligt op de rechten, waardigheid en volwaardige participatie van personen met een beperking. De benaming "mensen met een beperking" wordt geprefereerd boven "gehandicapten", om de focus op de persoon te leggen.
België heeft dit omgezet in beleid, onder andere via het "Perspectief 2020" plan, dat in 2016 werd gelanceerd. Dit plan had als basisuitgangspunt "zoveel mogelijk gewoon in de samenleving en zo weinig mogelijk uitzonderlijk en afzonderlijk". Een cruciaal onderdeel van dit plan was de invoering van Persoonsvolgende Financiering (PVF). Hierbij gaan de budgetten voor zorg rechtstreeks naar de persoon met de beperking, waardoor deze meer keuzevrijheid krijgt in de organisatie van zijn ondersteuning.
#### 3.1.1 Financiering van ondersteuning
Er zijn verschillende financieringsmechanismen:
* **Persoonsvolgend Budget (PVB) voor meerderjarigen:** Dit is een gepersonaliseerd jaarlijks budget dat zorgvragers gebruiken om ondersteuning en zorg in te kopen. De ondersteuning wordt uitgedrukt in punten.
* **Eerste trap:** Bestaat uit een Basisondersteuningsbudget (BOB) (ongeveer 330 euro per maand in 2024) voor mensen met een beperkte ondersteuningsnood, aangevuld met Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (RTH).
* **Tweede trap:** Het Persoonsvolgend Budget (PVB) voor grotere ondersteuningsnoden, met budgetten variërend tussen 10.000 en 90.000 euro in 2024. Uitbetaling kan cash, via een voucher, of een combinatie hiervan.
* **Ondersteuningstoeslag en Persoonlijk Assistentiebudget (PAB) voor minderjarigen:**
* **Ondersteuningstoeslag:** Een maandelijks bedrag dat via het Groeipakket wordt uitgekeerd, aanvulbaar met RTH.
* **PAB:** Een budget dat door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) wordt toegekend aan minderjarigen om assistentie te organiseren en te betalen. De hoogte varieert jaarlijks tussen 12.164 en 56.760 euro.
Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) speelt een centrale rol in het organiseren van ondersteuning voor personen met een beperking. Ze hanteren de definitie van een beperking als een "langdurig en belangrijk participatieprobleem dat te wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren".
### 3.2 Buitengewoon onderwijs
Buitengewoon onderwijs (BuO) is ingericht voor drie niveaus: buitengewoon kleuteronderwijs (Buko), buitengewoon lager onderwijs (Bulo) of buitengewoon basis onderwijs (Bubao), en buitengewoon secundair onderwijs (Buso).
#### 3.2.1 Types buitengewoon onderwijs
De indeling gebeurt per type en, op secundair niveau, per opleidingsvorm:
* **Type basisaanbod (Type BA):** Voor leerlingen met een lichte verstandelijke beperking, ontwikkelingsachterstand, of ernstige leerstoornissen (bv. dyslexie, dyscalculie). Biedt aangepaste lesmethoden en extra aandacht voor schoolse vaardigheden.
* **Type 2:** Aangepast aan kinderen en jongeren met een matige tot ernstige verstandelijke handicap. Focus op levensscholing, dagelijkse vaardigheden, communicatie en gedragsaanpassing.
* **Type 3:** Voor leerlingen met ernstige gedrags- of emotionele problemen. Benadrukt persoonlijkheidsontwikkeling, structuur en duidelijke afspraken.
* **Type 4:** Aangepast aan leerlingen met een lichamelijke handicap die regelmatig medische en paramedische behandelingen nodig hebben.
* **Type 5:** Voor kinderen en jongeren die door langdurige ziekte in een ziekenhuis of medische instelling verblijven. Beperkt de schoolse achterstand en vraagt een aparte pedagogische benadering.
* **Type 6:** Bestemd voor blinde en slechtziende kinderen en jongeren. Gebruikt specifieke methoden om de gezichtshandicap te compenseren, zoals braille.
* **Type 7:** Aangepast aan dove en slechthorende kinderen en jongeren. Focus op communicatie, liplezen, gebarentaal en sociale omgang.
* **Type 9:** Nieuw sinds het M-decreet, voor kinderen en jongeren met ASS (Autismespectrumstoornis) zonder verstandelijke beperking. Vereist een zeer specifieke onderwijsaanpak.
#### 3.2.2 Opleidingsvormen in het buitengewoon secundair onderwijs (Buso)
* **Opleidingsvorm 1 (OV 1):** Gericht op sociale vorming voor integratie in een beschermd milieu (dagcentrum, bezigheidstehuis). Stimuleert zelfredzaamheid, communicatie, sensomotorische en sociale vorming.
* **Opleidingsvorm 2 (OV 2):** Biedt algemene en sociale vorming en arbeidstraining voor integratie in een beschermd leef- en arbeidsmilieu.
* **Opleidingsvorm 3 (OV 3):** Bereidt voor op werken in het gewone leef- en arbeidsmilieu door algemene, sociale vorming en beroepsvorming.
* **Opleidingsvorm 4 (OV 4):** Biedt secundair algemeen technisch, kunst- en beroepsonderwijs met doorstroom- of kwalificatieafdeling. Gelijkwaardig aan het gewoon onderwijs, met erkende diploma's of getuigschriften.
### 3.3 Het Leersteundecreet
Het M-decreet (2014) was een stap naar meer inclusief onderwijs, waardoor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften het recht kregen zich in te schrijven in een gewone school, mits redelijke aanpassingen. Buitengewoon onderwijs werd de uitzondering.
Vanaf het schooljaar 2023-2024 werd het M-decreet vervangen door het **Leersteundecreet**. Dit decreet streeft naar kwaliteitsvol onderwijs voor alle leerlingen en werkbaar onderwijs voor leraren. Kenmerken zijn:
* **Leerlingen met speciale zorgnoden blijven welkom in het gewoon onderwijs:** Met ondersteuning van 680 voltijdse krachten (leerkrachten en ondersteunend personeel).
* **36 leersteuncentra:** Regionale expertisecentra die laagdrempelig en koepel-overschrijdend werken.
* **Meer zeggenschap voor de klassenraad:** Scholen kunnen de haalbaarheid van gewoon onderwijs inschatten en leerlingen met zware zorgnoden weigeren als aanpassingen buiten proportie zijn, altijd in overleg met ouders.
* **Buitengewoon onderwijs als volwaardige optie:** Met de mogelijkheid voor leerlingen om terug te keren naar het gewoon onderwijs en andersom.
* **Vast ambt en statuut voor huidige ondersteuners:** Maakt de job aantrekkelijker en investeert in professionalisering.
* **Verhoogde rol voor onderwijspartners (CLB's, pedagogische begeleidingsdiensten):** Met aandacht voor scholen die achterblijven.
---
**Tip:** Het Leersteundecreet bouwt voort op de principes van inclusie die met het M-decreet werden geïntroduceerd, maar beoogt een meer structurele en werkbare aanpak voor zowel leerlingen als leerkrachten. Het versterkt de samenwerking tussen gewoon en buitengewoon onderwijs.
---
# Specifieke beperkingstypes en hun impact
Dit onderdeel van de syllabus behandelt de kenmerken, oorzaken, gevolgen en ondersteuningsvormen voor verschillende specifieke beperkingstypes, met een orthopedagogische invalshoek en aandacht voor de invloed op de ontwikkeling.
## 4. Specifieke beperkingstypes en hun impact
### 4.1 Visuele beperking
#### 4.1.1 Kenmerken en definities
Een visuele beperking omvat zowel een verminderd gezichtsvermogen als het ontbreken daarvan, wat het sociaal-maatschappelijk functioneren belemmert. Onderscheid wordt gemaakt tussen blindheid (volledig afwezig gezichtsvermogen) en slechtziendheid (aanwezige, bruikbare gezichtsresten). Gezichtsvermogen is opgebouwd uit het gezichtsveld, dat bestaat uit een centraal (scherp) en perifeer (minder scherp, oriëntatie) gedeelte. Uitvalsverschijnselen zoals scotomen (blinde vlekken) of kokerzicht (beperkt gezichtsveld) kunnen optreden. Kleurenblindheid is het onvermogen kleuren te onderscheiden.
Blindheid wordt gedefinieerd als een gezichtsscherpte van minder dan 1/10, waarbij de lichtwaarneming minimaal is. De beleving van blindheid varieert, mede afhankelijk van het al dan niet verworven zijn ervan. Slechtziendheid wordt vastgesteld bij een gezichtsscherpte van minder dan 30% met het beste oog, zelfs na correctie. Dit kan variëren van oriëntatievermogen en lezen met vergrote letters tot aangewezen zijn op braille.
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) hanteert een indeling gebaseerd op gezichtsscherpte, met gradaties van totaal blind tot slechtziend. Diverse afwijkingen aan oogonderdelen, de oogzenuw of cerebrale visuele stoornissen (CVS) kunnen tot visuele beperkingen leiden.
#### 4.1.2 Oorzaken van visuele beperking
Visuele beperkingen zijn in ongeveer 70% van de gevallen erfelijk bepaald. Andere oorzaken omvatten:
* **Prenatale oorzaken:** Infecties (mazelen, toxoplasmose), blootstelling aan toxische stoffen, verhoogd risico bij kinderen van moeders met diabetes.
* **Perinatale oorzaken:** Zuurstofgebrek bij de geboorte, verhoogd risico bij premature kinderen.
* **Postnatale oorzaken:** Infecties (meningitis, encefalitis), medicatiegebruik, alcohol, drugs, traumata.
Visuele beperkingen kunnen soms (gedeeltelijk) worden verholpen met medicatie, oefeningen, chirurgie of speciale lenzen.
#### 4.1.3 Invloed op de ontwikkeling
Een visuele beperking heeft ingrijpende gevolgen voor de ontwikkeling van een kind, omdat visuele waarneming cruciaal is voor structuur, stabiliteit en continuïteit.
* **Motoriek:** Blinde kinderen hebben vaak moeite met ruimtelijke oriëntatie en mobiliteit. Vertraagd motorische ontwikkeling, voorzichtigheid en rigide bewegingen zijn kenmerken. *Blindismen* zoals wiegen, grimassen en oogboren kunnen voorkomen. Het lichaamsschema ontwikkelt moeizaam door een gebrek aan visuele feedback. Nieuwe handelingen worden minder door imitatie geleerd.
* **Sociaal-affectieve ontwikkeling:** Een gebrek aan visuele signalen zoals gelaatsuitdrukkingen kan de hechtingsrelatie en sociale interactie belemmeren, wat leidt tot angst en een gevoel van minderwaardigheid. Een veilige, doordachte begeleiding en succeservaringen zijn essentieel voor een gezond zelfbeeld.
* **Taalontwikkeling:** Taalontwikkeling is minder gebaseerd op eigen belevingswereld en meer op overgenomen woorden (verbalismen). Woorden kunnen worden gebruikt zonder concrete voorstelling. Non-verbale communicatie ontbreekt, waardoor de betekenis van het gesproken woord belangrijker wordt.
* **Cognitieve ontwikkeling:** Een correct beeld van objecten vormen is moeilijk. Visuele prikkels, essentieel voor hersenstimulatie, ontbreken. De geremde taal- en motorische ontwikkeling beïnvloeden de cognitieve ontwikkeling negatief.
#### 4.1.4 Orthopedagogische begeleiding
Vroegtijdige opsporing en begeleiding zijn cruciaal. Ouders zijn de primaire opvoeders en hebben ondersteuning nodig bij verwerkingsproblematiek en praktische zaken. Het bevorderen van ontspanning, spel en vrijetijdsbesteding is belangrijk. Slechtziende kinderen moeten gestimuleerd worden hun gezichtsresten optimaal te benutten door optische prikkels te versterken, de aandacht te wekken en ervaringen te koppelen aan tast, grijpen en proeven. Stimulering van gehoor- en tastzin is essentieel. Bewegingsoefeningen bevorderen ruimtelijke oriëntatie. Een ordelijke leefomgeving en het gebruik van hulpmiddelen zoals de geleidestok zijn belangrijk. Seksuele opvoeding vereist aandacht voor aanraking en gezonde waarden. Zelfstandigheidstraining, met focus op zowel praktische vaardigheden als sociale aanpassing, is cruciaal voor een positief zelfbeeld.
Hulpmiddelen zijn onder te verdelen in visuele, auditieve en tactiele categorieën.
### 4.2 Auditieve beperking
#### 4.2.1 Kenmerken en definities
Een auditieve beperking kenmerkt zich door slecht horen of doofheid, waarbij geluid onvoldoende of onnauwkeurig wordt waargenomen. Dit kan leiden tot vervorming en lacunaire gehoorverlies (waarbij specifieke tonen niet waargenomen worden). Belangrijke kenmerken van geluid zijn frequentie en intensiteit (sterkte, gemeten in decibels).
#### 4.2.2 Oorzaken van auditieve beperking
De precieze oorzaak is vaak onbekend. Oorzaken kunnen zijn:
* **Prenatale:** Virusinfecties (rubella, mazelen), medicatie, nierziektes, zwangerschapsvergiftiging.
* **Perinatale:** Vroeggeboorte, zuurstoftekort, geboortetrauma.
* **Postnatale:** Meningitis, voedingsstoornissen, virusinfecties, middenoorontstekingen.
Bij volwassenen: ongevallen, ziekte van Ménière, lawaaischade, ouderdomsslechthorendheid.
#### 4.2.3 Diagnostiek
Gehoorscreening vindt plaats bij pasgeborenen (ALGO-test). Gedragsaudiometrie en conditionering worden gebruikt bij jonge kinderen. Vanaf ongeveer 5-6 jaar kan klassieke toon audiometrie worden toegepast. Het gehoorverlies wordt gemeten met audiometrie en uitgedrukt in decibels (DB) op een audiogram.
#### 4.2.4 Gehoorstoornissen
Gehoorstoornissen worden ingedeeld naar aard (geleidings- of perceptiestoornissen) en graad (licht tot totale doofheid).
* **Geleidingsstoornissen:** Problemen in uitwendig of middenoor.
* **Perceptiestoornissen:** Problemen met geluidskwaliteit of signaaloverdracht naar de hersenen (oorsuizen/tinnitus kan hierbij optreden).
#### 4.2.5 Functies van geluid en invloed op ontwikkeling
Geluid heeft signaal-, achtergrond- en communicatieve functies.
* **Signaalfunctie:** Waarschuwt voor gebeurtenissen. Doofheid kan leiden tot onzekerheid en angst omdat verbanden tussen gebeurtenissen minder duidelijk zijn.
* **Achtergrondfunctie:** Verbindt ons met de omgeving. Doofheid kan leiden tot isolement en een gevoel van eenzaamheid.
* **Communicatieve functie:** Taalontwikkeling wordt ernstig belemmerd, vooral bij prelinguale doofheid (vóór de taalverwerving). Dit heeft invloed op taalbegrip, woordenschat en spraakontwikkeling.
**Invloed op de ontwikkeling:**
* **Psychische ontwikkeling:** Bedreigd door communicatieproblemen, wat leidt tot sociaal-emotionele moeilijkheden, belemmering in kennisverwerving en sociale contacten. Taal is essentieel voor denken, dus taalontwikkeling is cruciaal. Een laag zelfbeeld kan ontstaan door communicatief falen.
* **Maatschappelijke integratie:** Belemmerd doordat de maatschappij auditief is ingesteld. Risico op marginalisatie en isolatie.
#### 4.2.6 Hulpmiddelen en orthopedagogische begeleiding
Technische hulpmiddelen omvatten lichtsignalisatie, trillingen, hoorapparaten, cochleaire implantaten, telefoonaanpassingen en ondertiteling/gebarentaal op televisie. De orthopedagogische aanpak omvat de differentiële methode (zuiver oraal) en totale communicatie (spraak en gebarentaal). Vroegtijdige diagnose en een aangepaste aanpak zijn cruciaal. Onderwijs richt zich op spreken, spraakzien, spraaktraining en taaltraining, met aandacht voor gebarentaal. Psycho-emotionele begeleiding is gericht op het verminderen van eenzaamheid en angst, het bevorderen van een accepterend klimaat en een positief zelfbeeld.
### 4.3 Fysieke beperking
#### 4.3.1 Terminologie en definities
Een fysieke beperking betreft stoornissen in het bewegen door beschadigingen aan het centraal zenuwstelsel, spierziekten of het missen van ledematen. Het omvat ook chronische ziekten. Beperking refereert aan de moeilijkheden in maatschappelijke participatie die voortvloeien uit de lichamelijke functiestoornis. Er is sprake van een fysieke beperking wanneer iemand door een lichamelijke functiestoornis zodanig gehinderd wordt dat speciale hulp, hulpmiddelen of voorzieningen nodig zijn om te functioneren of zich te ontwikkelen. De groep is divers qua vorm, graad, oorzaak en evolutie.
#### 4.3.2 Oorzaken van fysieke beperkingen
Oorzaken kunnen pre-, peri- of postnataal zijn:
* **Prenataal:** Infecties, intoxicaties (alcohol, drugs), inwendige intoxicaties bij de moeder, traumata.
* **Perinataal:** Lange of gecompliceerde bevalling, zuurstofgebrek, traumata rond de geboorte.
* **Postnataal:** Medische aandoeningen (meningitis), traumata, intoxicaties.
#### 4.3.3 Vormen van fysieke stoornissen
Indelingen kunnen gebeuren naar de aard van de beperking:
* **Neurologische tekorten:**
* **Cerebrale parese (CP):** Aandoening van de hersenen met gestoorde houding en beweging, niet-progressief, deels functioneel herstelbaar. Kan ook cognitieve, spraak-, visuele, auditieve, stofwisselings- en sociaal-emotionele ontwikkeling beïnvloeden. Uitingsvormen variëren van nauwelijks merkbaar tot ernstige meervoudige beperkingen. Oorzaken zijn prenataal (genetisch, infecties, zuurstofgebrek), perinataal (zuurstofgebrek, traumata) en postnataal (traumata, infecties, toxische stoffen).
* **Indeling naar lokalisatie:** Verlamming (onvermogen tot contractie/decontractie), ingedeeld in hemi-, mono-, para-, di-, tri- en quadriplegie/paresis.
* **Indeling naar aard:** Spasticiteit (niet-accurate vrijwillige bewegingen door overmatige contractie), athetose (ondoelmatige, ongecoördineerde bewegingen), ataxie (stoornis in samenwerking spiergroepen, evenwichtsproblemen), rigiditeit (continue spierspanning), tremor (onwillekeurige bevingen).
* **Spina Bifida:** Aangeboren defect in de wervelkolom (neuraalbuisdefect). Kan gesloten (occulta, weinig gevolgen) of open (aperta, met zichtbare bult/zwel) zijn. Gevolgen variëren van gevoelsuitval en spierverlammingen tot nier- en blaasproblemen en hydrocefalie.
* **Spierziekten (Myopathieën):**
* **Spierdystrofie:** Aandoeningen met gebrek aan voedingsstoffen aan spierweefsel. De ziekte van Duchenne is een veelvoorkomende, erfelijke vorm, gekenmerkt door progressieve spierzwakte en een fatale afloop.
* **Spieratrofie:** Vermindering van spiermassa door immobiliteit of zenuwbeschadiging, vaak behandelbaar.
* **Orthopedische problemen:** Achondroplasie (dwerggroei), acromegalie (hormonale groei), amputaties, osteogenesis imperfecta (broze botten), ontstekingen van botten en gewrichten.
* **Chronische ziekten:** Mucoviscidose (problemen met slijm, luchtwegen en spijsvertering), hartafwijkingen (constructiefouten in het hart, circulatieproblemen), hemofilie (aangeboren stollingsziekte).
#### 4.3.4 Invloed op de ontwikkeling
De gevolgen van een fysieke beperking zijn afhankelijk van graad, optreden, zichtbaarheid, steun en maatschappelijke normen.
* **Cognitieve ontwikkeling:** Beperkte mobiliteit kan cognitieve ontwikkeling belemmeren door verminderde exploratie en ervaringen. Traumatische ervaringen of een negatieve omgeving kunnen motivatie en cognitie beïnvloeden. De interactie tussen sensomotorische en cognitieve ontwikkeling is sterk. Spraak- en taalontwikkeling kunnen gestoord zijn door bewegingsstoornissen of hersenbeschadiging.
* **Sociaal-emotioneel functioneren:** Een andere start in het leven, onzekerheid bij ouders en mogelijke verstoorde hechting. Het verwerkingsproces rond de beperking kent meerdere crisismomenten. Passiviteit van het kind en overbeschermende ouders kunnen leiden tot aangeleerde hulpeloosheid. Een negatief zelfbeeld kan ontstaan door verminderde acceptatie en lagere statuswaarde. Doorzettingsvermogen, onafhankelijkheid en sociale integratie bevorderen een positief zelfbeeld.
* **Lichaamsbeleving en seksualiteit:** De subjectieve beleving van het eigen lichaam kan negatief worden door afhankelijkheid en hulp bij intieme handelingen. Schaamte en angst voor afkeer kunnen optreden. De maatschappelijke norm van een 'gaaf' lichaam kan leiden tot a-seksualiteit en isolatie. Seksuele opvoeding en het vinden van alternatieve vormen van intimiteit zijn belangrijk.
* **Ondersteuning:** Vroegbegeleiding, psychomotorische programma's, ADL-training en psychosociale begeleiding zijn cruciaal. Integratie in het onderwijs, aangepaste woonvormen en technologische hulpmiddelen ondersteunen zelfstandigheid.
### 4.4 Mentale beperking
#### 4.4.1 Begripsomschrijving en definities
Mentale beperking, ook wel verstandelijke beperking genoemd, wordt gekenmerkt door een beduidend ondergemiddeld verstandelijk functioneren, dat tot uiting komt tijdens de ontwikkelingsperiode en samengaat met tekorten in aangepast gedrag. Het IQ ligt doorgaans beneden de 70-75. De ontwikkeling verloopt trager en komt sneller tot stilstand dan bij leeftijdsgenoten. Een mentale beperking die na 18 jaar ontstaat, wordt aangeduid als niet-aangeboren hersenletsel (NAH). Aangepast gedrag omvat de mate waarin iemand voldoet aan de maatschappelijke normen inzake rijping, leren, persoonlijke onafhankelijkheid en sociale verantwoordelijkheid.
#### 4.4.2 Classificatie en gradaties
Er wordt een indeling gemaakt naar de ernst van de mentale beperking, gebaseerd op IQ en ondersteuningsbehoefte:
* **Lichte mentale beperking (LMB):** 80-85% van de groep, IQ 55-75. Weinig tot geen zichtbare fysieke kenmerken. Cognitieve informatieverwerking is oppervlakkig, abstract denken en redeneren zijn moeilijk. Impulsief gedrag en moeite met plannen komen voor. Taalgebruik is beperkter, maar begrip is doorgaans goed. Emotionele labiliteit en een onrealistisch zelfbeeld zijn veelvoorkomend.
* **Matige mentale beperking (MMB):** 10% van de groep, IQ 40-54. Stoornis vaak al in vroege levensjaren ontdekt. Motorische en cognitieve ontwikkeling verlopen trager. Zelfstandigheid in dagelijkse levensverrichtingen is vaak mogelijk. Spraakontwikkeling verloopt langzaam met beperkte woordenschat. Logopedische ondersteuning is meestal nodig.
* **Ernstige mentale beperking (EMB):** 3-4% van de groep, IQ 25-39. Ernstige motorische achterstand, langzame ontwikkeling. Cognitief denken is egocentrisch en gekoppeld aan het hier-en-nu. Aandachts- en geheugenproblemen bemoeilijken leren. Gedragsproblemen komen vaker voor door gevoeligheid voor prikkels. Taalontwikkeling is beperkt, communicatie verloopt vaak non-verbaal of met eenvoudige zinnen.
* **Zeer ernstige mentale beperking (ZEMB):** 1-2% van de groep, IQ beneden 25. Meervoudige beperkingen, weinig tot geen taalontwikkeling. Communicatie verloopt via lichamelijke signalen en geluiden. Sterke afhankelijkheid van de omgeving en totale zorg is levenslang noodzakelijk.
#### 4.4.3 Mogelijke oorzaken van mentale beperking
Oorzaken kunnen biologisch (chromosomale afwijkingen zoals Downsyndroom, genmutaties, stofwisselingsstoornissen, infecties, toxische stoffen) of sociaal-cultureel (stimulerende omgeving, taalgebruik, voedingsgewoonten, verwachtingspatroon) zijn, of een combinatie van beide.
#### 4.4.4 Kenmerken en gevolgen per niveau
* **Lichte mentale beperking:** Moeite met plannen, overzicht bewaren, onderscheiden van hoofd- en bijzaken. Beperkte woordenschat, maar goed taalbegrip. Emotionele labiliteit, onrealistisch zelfbeeld, laag zelfbeeld, makkelijk beïnvloedbaar.
* **Matige mentale beperking:** Langzame cognitieve ontwikkeling, concentratieproblemen. Aangeleerde patronen worden star toegepast. Beperkte woordenschat, eenvoudige zinnen, noodzaak tot logopedie. Emoties hebben sterke invloed op communicatie.
* **Ernstige mentale beperking:** Motorische achterstand, langzame ontwikkeling. Cognitief denken beperkt tot het hier-en-nu. Moeite met filteren en interpreteren van prikkels. Communicatie beperkt tot 1- of 2-woordzinnen, sterk afhankelijk van non-verbale signalen.
* **Zeer ernstige mentale beperking:** Meervoudige beperkingen, weinig tot geen taalontwikkeling. Communicatie via lichamelijke signalen. Sterke afhankelijkheid van omgeving, nood aan vaste structuren en ritme.
#### 4.4.5 Syndromen geassocieerd met mentale beperking
* **Syndroom van Down:** Chromosomale afwijking (trisomie 21). Lichamelijke kenmerken (afgeplat achterhoofd, schuine ogen, slappe spieren, gegroefde tong) en vertraagde mentale ontwikkeling.
* **Fragiele-X-syndroom:** Erfelijke oorzaak van mentale achterstand, gekenmerkt door specifieke spraakpatronen (echolalie), hyperactiviteit, angst en sociale moeilijkheden.
* **Prader-Willi syndroom (PWS):** Gestoorde hypothalamusfunctie, resulterend in spierzwakte, onbedwingbare eetlust, hormonale stoornissen en emotionele labiliteit.
* **Meervoudige beperking:** Combinatie van beperkingen op verschillende vlakken (mentaal, fysiek, zintuiglijk, sociaal-emotioneel), vaak met gezondheidsproblemen.
#### 4.4.6 Orthopedagogische begeleiding
Begeleiding is gericht op het stimuleren van de ontwikkeling, het bevorderen van zelfredzaamheid en het aanpassen van de omgeving aan de specifieke behoeften. Vroegbegeleiding, individueel onderwijs, therapieën (logopedie, kinesitherapie) en aangepaste woonvormen zijn essentieel. Communicatie staat centraal, waarbij diverse methodieken worden ingezet om contact en begrip te faciliteren. De LACCS-visie, gericht op vijf gebieden van welbevinden (lichamelijk welzijn, alertheid, contact, communicatie, stimulerende tijdsbesteding), biedt een kader voor de begeleiding van mensen met ernstige meervoudige beperkingen.
### 4.5 Meervoudige beperking
#### 4.5.1 Kenmerken en oorzaken
Mensen met een meervoudige beperking kampen met beperkingen op verschillende ontwikkelingsgebieden, vaak met een ernstige tot zeer ernstige mentale beperking als basis. Dit gaat gepaard met bijkomende fysieke, zintuiglijke en sociaal-emotionele beperkingen, evenals een verhoogd risico op gezondheidsproblemen (epilepsie, slikproblemen, infecties). De oorzaken liggen meestal in de hersenen, veroorzaakt door biologische factoren (genetisch, pre-/peri-/postnatale hersenbeschadiging) en contextuele factoren (ziekenhuisopnames, pijnlijke verzorging, verstoorde hechting).
#### 4.5.2 Gevolgen op ontwikkelingsdomeinen
* **Fysieke ontwikkeling:** Beperkingen in motoriek, spijsvertering en ademhaling. Moeilijkheden met slikken, kauwen en ademen. Grotere kans op uitdroging, ondervoeding en constipatie.
* **Cognitieve ontwikkeling:** Ernstige tot zeer ernstige beperking. Moeilijkheden met het filteren en interpreteren van prikkels. Beperkt begrip van tijd en ruimte. Behoefte aan voorspelbaarheid door middel van vaste structuren en ritmes.
* **Sociaal-emotionele ontwikkeling:** Risico op verstoring van de gezonde ik-ontwikkeling door gebrek aan veilige hechting en positieve ervaringen. Moeite met het begrijpen van de wereld en van anderen. Vaak in de sensatie- en klikfase van emotionele ontwikkeling.
* **Communicatie:** Weinig tot geen gesproken taal. Communicatie verloopt via lichamelijke signalen, geluiden, gebaren, pictogrammen of verwijsvoorwerpen. Het leren begrijpen en interpreteren van deze signalen is cruciaal voor de begeleider.
#### 4.5.3 Begeleidingselementen
Begeleiding richt zich op het herkennen en voldoen aan de noden van de cliënt, met aandacht voor basale stimulatie (fysieke aanraking en interactie) en methodieken zoals de LACCS-visie. Het creëren van een zinvol bestaan met oog voor zelfrealisatie, emancipatie en empowerment is het doel. Het faciliteren van het 'gewone leven' en het betrekken van de cliënt bij dagelijkse activiteiten zijn essentieel. Nauwgezette observatie, reflectie en samenwerking tussen begeleiders en specialisten zijn cruciaal.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Handicap | Een ‘handicap’ gaat over hoe onze samenleving vindt dat mensen moeten functioneren, waarbij normen in de loop van de tijd kunnen veranderen. Het beschrijft hoe mensen die anders zijn aan de rand van de samenleving komen te staan. |
| Beperking | Een beperking duidt op moeilijkheden die personen ondervinden bij het volwaardig deelnemen aan de samenleving, vaak als gevolg van een specifieke stoornis of conditie. Dit omvat zowel fysieke, mentale als zintuiglijke beperkingen. |
| Norm | Een norm zijn gedragsregels of afspraken die binnen een samenleving of groep gelden en die bepalen hoe mensen zich dienen te gedragen. Afwijkingen van de norm kunnen leiden tot marginalisering. |
| Vooroordeel | Een vooroordeel is een oordeel dat gevormd wordt over een persoon of groep voordat men die persoon of groep kent, vaak gebaseerd op stereotypes en generalisaties, wat kan leiden tot discriminatie. |
| Menswaardig | Menswaardig betekent dat iemand voldoet aan de fundamentele waardigheden die aan de mens toebehoren, wat impliceert dat iedereen met respect en waardigheid behandeld moet worden. |
| Delicaat | Een situatie of persoon wordt als delicaat omschreven wanneer deze gevoelig, kwetsbaar of verfijnd is, en speciale aandacht of voorzichtigheid vereist. |
| Persoonsgericht | Persoonsgericht betekent dat iets afgestemd is op de individuele persoon, rekening houdend met diens specifieke behoeften, wensen en mogelijkheden. |
| Zelfbepaling | Zelfbepaling verwijst naar het recht en de mogelijkheid van een individu om zelf keuzes te maken over zijn eigen leven en de gebeurtenissen die plaatsvinden. |
| Universele verklaring van de Rechten van Mensen met een Beperking | Een internationaal verdrag, gebaseerd op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, dat de specifieke rechten van personen met een beperking vastlegt en beschermt. |
| Autonomie | Autonomie is het vermogen van een persoon om zelfstandig beslissingen te nemen en zelf keuzes te maken, wat essentieel is voor persoonlijke vrijheid en zelfbeschikking. |
| Participatie | Participatie betekent deelname aan activiteiten, zowel sociaal, economisch als cultureel, waardoor personen met een beperking volwaardig kunnen meedoen in de samenleving. |
| Diversiteit | Diversiteit verwijst naar de variatie en verscheidenheid tussen mensen, wat betreft achtergronden, kenmerken, capaciteiten en perspectieven, en is een essentieel onderdeel van een inclusieve samenleving. |
| Identiteit | Identiteit omvat wie iemand is, bestaande uit persoonlijke kenmerken, ervaringen, waarden en overtuigingen, en hoe iemand zichzelf in de wereld plaatst. |
| Persoonsvolgende financiering (PVF) | Een financieringssysteem waarbij budgetten voor zorg en ondersteuning rechtstreeks naar de persoon met een beperking gaan, zodat deze zelf kan bepalen hoe en aan wie hij zijn ondersteuning uitgeeft. |
| Dagcentrum | Een dagcentrum is een voorziening waar ouderen of personen met een beperking overdag terechtkunnen voor activiteiten, gezelschap en ondersteuning, waarna ze weer naar huis gaan. |
| Inclusief | Inclusief betekent dat alles er op en der aan is, volledig en zonder uitsluiting, wat bijdraagt aan een samenleving waarin iedereen deelneemt en zich thuis voelt. |
| Particulier | Particulier verwijst naar iets dat zelfstandig is, niet afhankelijk van een grotere organisatie, en eigen initiatief of financiering kan implicieten. |
| Maatschappelijke meerwaarde | Maatschappelijke meerwaarde duidt op voordelen die een project of initiatief oplevert voor de samenleving als geheel, zoals emancipatie, integratie of duurzame werkgelegenheid. |
| Emancipatie | Emancipatie is het streven naar gelijke behandeling en zelfstandigheid, waarbij groepen die voorheen achtergesteld werden, gelijke rechten en kansen krijgen. |
| Integratie | Integratie is het opnemen van mensen in de samenleving zodat zij gelijkwaardig kunnen meedoen, waarbij rekening wordt gehouden met hun specifieke behoeften en bijdragen. |
| Competentie | Een competentie is een combinatie van kennis, vaardigheden en houding die iemand in staat stelt om iets effectief te doen, vaak in een professionele of maatschappelijke context. |
| Kansengroepen | Kansengroepen zijn bevolkingsgroepen die extra hulp en kansen nodig hebben vanwege een bepaalde achterstand of kwetsbaarheid, om zo gelijke kansen in de samenleving te bevorderen. |
| Persoonsvolgend Budget (PVB) | Een budget dat specifiek is voor personen met een beperking, waarmee zij zelf zorg en ondersteuning kunnen inkopen, wat hen meer keuzevrijheid en controle over hun leven geeft. |
| Basisondersteunings-budget (BOB) | Een maandelijks budget bedoeld voor mensen die relatief weinig hulp nodig hebben, waarmee ze eenvoudige ondersteuning zoals poetshulp of vervoerskosten kunnen bekostigen. |
| Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (RTH) | Een vorm van ondersteuning waarbij mensen een beperkte hoeveelheid dagopvang, begeleiding of verblijf in een erkende voorziening kunnen inkopen, zonder complexe aanvraagprocedures. |
| Dienst Ondersteuningsplan (DOP) | Een dienst die personen met een beperking en hun omgeving ondersteunt bij het opstellen van een gefundeerd ondersteuningsplan, om zo hun doelen en benodigde ondersteuning in kaart te brengen. |
| Persoonlijke-Assistentiebudget (PAB) | Een budget dat het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) aan minderjarigen toekent om assistentie thuis, op school of op het werk te organiseren en te betalen. |
| Multidisciplinair team (MDT) | Een team van professionals uit verschillende disciplines dat samenwerkt om de zorg- en ondersteuningsvraag van een persoon met een beperking te beoordelen en een advies te formuleren. |
| Cerebrale parese (CP) | Een aandoening van de hersenen die gekenmerkt wordt door een gestoorde houding en beweging, ontstaan in de eerste levensjaren door onvoldoende vorming of beschadiging van het cerebrum. |
| Spasticiteit | Spasticiteit is een neurologische aandoening die gekenmerkt wordt door niet-accurate, vrijwillige bewegingen door overmatige spierspanning, veroorzaakt door een laesie in de motorische cortex. |
| Athetose | Athetose is een bewegingsstoornis gekenmerkt door ondoelmatige, ongecoördineerde, vrijwel constante bewegingen van ledematen en/of aangezichtsspieren, die buiten de wil van de persoon ontstaan. |
| Ataxie | Ataxie is een stoornis in de samenwerking van verschillende spiergroepen, wat leidt tot ongecoördineerde bewegingen en evenwichtsstoornissen, met symptomen zoals spiertonusverlies en bemoeilijkte spraak. |
| Spina bifida | Spina bifida is een aangeboren defect in de doornuitsteeksels van de wervelkolom, behorend tot de neuraalbuisdefecten, wat kan leiden tot neurologische uitval en motorische problemen. |
| Spierdystrofie | Spierdystrofie, ook wel primaire amyotrofie genoemd, is een groep erfelijke spieraandoeningen die gekenmerkt worden door een gebrek aan voedingsstoffen aan het spierweefsel, leidend tot progressief krachtverlies. |
| Spieratrofie | Spieratrofie is een vermindering van spiermassa door diverse oorzaken zoals immobiliteit of zenuwbeschadiging, die vaak behandelbaar is door de onderliggende oorzaak aan te pakken. |
| Mucoviscidose | Mucoviscidose is een erfelijke ziekte die wordt gekenmerkt door de productie van taai slijm, wat problemen veroorzaakt in de luchtwegen en de spijsvertering, en vaak leidt tot veelvuldige ontstekingen. |
| Hemofilie | Hemofilie is een aangeboren stollingsziekte waarbij het bloed problemen heeft met stollen, wat leidt tot langdurige bloedingen en een verhoogd risico op bloedingen. |
| Cognitieve ontwikkeling | Cognitieve ontwikkeling omvat het proces van leren en denken, inclusief geheugen, probleemoplossend vermogen en abstract redeneren, en kan beïnvloed worden door verschillende factoren zoals beperkingen of stimulatie. |
| Sociaal-emotioneel functioneren | Sociaal-emotioneel functioneren verwijst naar hoe iemand omgaat met zichzelf en anderen, inclusief het uiten en reguleren van emoties, het aangaan van relaties en het ontwikkelen van een zelfbeeld. |
| Lichaamsbeleving | Lichaamsbeleving is het subjectieve oordeel dat iemand over zijn eigen lichamelijkheid vormt, gevormd door de ervaringen van de mogelijkheden en grenzen van het eigen lichaam. |
| Seksualiteitsbeleving | Seksualiteitsbeleving omvat de beleving van seksualiteit als een breed concept van warmte, liefde, genegenheid en communicatie tussen mensen, en is een existentieel recht voor iedereen. |
| ADL (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen) | Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen omvatten de basishandelingen die nodig zijn voor zelfzorg en dagelijks functioneren, zoals mondverzorging, hygiëne en eten, waarvoor personen met een handicap soms hulp nodig hebben. |
| Psychosociale begeleiding | Psychosociale begeleiding richt zich op het ondersteunen van de emotionele en sociale ontwikkeling van personen, het bevorderen van een positief zelfbeeld en het aanleren van assertiviteit. |
| Sociale integratie | Sociale integratie is het proces waarbij personen met een beperking actief deelnemen aan de samenleving en een volwaardige plaats verwerven op alle levensgebieden, zoals wonen, werken en vrije tijd. |
| Mentale beperking | Een mentale beperking is een blijvende beperking in het verstandelijk functioneren, die tot uiting komt tijdens de ontwikkelingsperiode en samengaat met een tekort in aangepast gedrag. |
| IQ (Intelligentiequotiënt) | Het IQ is een score die wordt verkregen uit gestandaardiseerde intelligentietests en die een indicatie geeft van het algemene intellectuele functioneringsniveau van een persoon. |
| Aangepast gedrag | Aangepast gedrag verwijst naar de mate waarin een individu voldoet aan de maatschappelijke normen voor rijping, leren, persoonlijke onafhankelijkheid en sociale verantwoordelijkheid, passend bij de leeftijds- en cultuurgroep. |
| Splintervaardigheden | Splintervaardigheden zijn bijzondere, uitzonderlijke vaardigheden die sommige mensen met een mentale beperking vertonen op specifieke gebieden, ondanks een algemene lagere intelligentie. |
| Emancipatie | Emancipatie, in de context van mentale beperkingen, betekent het streven naar meer zelfstandigheid, zelfbepaling en empowerment, waarbij de persoon centraal staat in het vormgeven van zijn eigen bestaan. |
| Syndroom van Down | Het syndroom van Down is een chromosomale afwijking (trisomie 21) die gepaard gaat met lichamelijke kenmerken en een vertraagde mentale ontwikkeling, variërend van licht tot ernstig. |
| Fragiele-X-syndroom | Het Fragiele-X-syndroom is een erfelijke chromosomale afwijking die een zichtbare breuk op het X-chromosoom veroorzaakt en leidt tot mentale achterstand, taalproblemen en gedragskenmerken zoals hyperactiviteit. |
| Prader-Willi syndroom (PWS) | Het Prader-Willi syndroom is een genetische aandoening die gekenmerkt wordt door spierzwakte, onbedwingbare eetlust, hormonale stoornissen en gedragsproblemen, vaak gepaard gaande met een licht tot matig verstandelijke beperking. |
| Meervoudige beperking | Een meervoudige beperking houdt in dat iemand beperkingen heeft op verschillende ontwikkelingsdomeinen, zoals mentaal, fysiek, zintuiglijk en sociaal-emotioneel, vaak met bijkomende gezondheidsproblemen. |
| Basale stimulatie | Basale stimulatie is een communicatiemethodiek die gebruikmaakt van eenvoudige, basale middelen en fysieke aanraking om interactie te bevorderen met personen met ernstige meervoudige beperkingen, gericht op het versterken van het lichaams-ik. |
| LACCS-visie | De LACCS-visie is een begeleidingsmodel voor mensen met ernstige meervoudige beperkingen, gericht op het realiseren van een ‘goed leven’ door te focussen op vijf kerngebieden: Lichamelijk welbevinden, Alertheid, Contact, Communicatie en Stimulerende tijdsbesteding. |
| Sensatiefase | De sensatiefase is een vroege ontwikkelingsfase waarin waarneming en beleving van zintuiglijke sensaties centraal staan, zonder verwachtingen of gedachten, gericht op het ‘in het moment zijn’. |
| Klikfase | De klikfase is een ontwikkelingsfase waarin mensen verbanden leggen tussen waarnemingen, verwachtingen vormen en gewoonten herkennen, wat houvast geeft en een zekere voorspelbaarheid creëert. |
| Begrijpfase | De begrijpfase is een hogere ontwikkelingsfase waarin mensen beredeneren waarom situaties zo verlopen en hun gedrag kunnen aanpassen aan de omstandigheden, iets wat mensen met ernstige meervoudige beperkingen doorgaans niet bereiken. |
| Adaptatiefase | De adaptatiefase is een vroege emotionele ontwikkelingsfase, vergelijkbaar met die van een baby, waarin prikkelregulatie lastig is en er een symbiotische relatie met verzorgers bestaat. |
| Socialisatiefase | De socialisatiefase is een emotionele ontwikkelingsfase waarin kinderen beginnen met het opbouwen van sociale contacten en taal belangrijker wordt als drager van informatie. |
| Koppigheidsfase (Eerste individualisatiefase) | De koppigheidsfase is een fase in de emotionele ontwikkeling waarin het kind zijn eigen ‘ik’ begint te ontwikkelen, met de behoefte aan autonomie en het testen van grenzen. |
| Identificatiefase | De identificatiefase is een emotionele ontwikkelingsfase waarin een persoon zich identificeert met rolmodellen en waarden vormt, wat bijdraagt aan de ontwikkeling van het zelfbeeld. |
| Realiteitsbewustwordingsfase | De realiteitsbewustwordingsfase is een latere emotionele ontwikkelingsfase waarin iemand zijn eigen mogelijkheden en beperkingen realistisch inschat en zich bewust wordt van zijn plaats in de wereld. |
| PICA gedrag | PICA gedrag is een eetstoornis waarbij iemand oneetbare dingen eet, zoals materialen, wat kan leiden tot gezondheidsrisico's en afzondering van sociale activiteiten. |
| Perseveratie | Perseveratie is het blijven herhalen van dezelfde zinnen, woorden of handelingen, wat een kenmerk kan zijn van verschillende neurologische aandoeningen en communicatie bemoeilijkt. |
| Echolalie | Echolalie is het onbewust of bewust herhalen van de laatste woorden van een zin die iemand anders heeft gezegd, wat kan leiden tot een misleidende indruk van begrip. |
| Slikproblemen | Slikproblemen verwijzen naar moeilijkheden bij het kauwen en doorslikken van voedsel en drinken, vaak veroorzaakt door neurologische aandoeningen of fysieke beperkingen, wat kan leiden tot verslikking en angst bij het eten. |
| Basale stimulatie | Basale stimulatie is een communicatiemethodiek die gebruikmaakt van eenvoudige, basale middelen en fysieke aanraking om interactie te bevorderen met personen met ernstige meervoudige beperkingen, gericht op het versterken van het lichaams-ik. |
| LACCS-visie | De LACCS-visie is een begeleidingsmodel voor mensen met ernstige meervoudige beperkingen, gericht op het realiseren van een ‘goed leven’ door te focussen op vijf kerngebieden: Lichamelijk welbevinden, Alertheid, Contact, Communicatie en Stimulerende tijdsbesteding. |