Cover
Börja nu gratis PB syllabus 25-26.docx
Summary
# Het begrip handicap en beperking
Hieronder volgt een gedetailleerde studiehandleiding voor het onderwerp "Het begrip handicap en beperking".
## 1. Het begrip handicap en beperking
Dit onderwerp verkent de evolutie van de betekenis van handicap en beperking doorheen de tijd en de maatschappelijke perceptie ervan, met een focus op de mens achter de beperking.
### 1.1 Evolutie van het begrip en maatschappelijke perceptie
De betekenis van 'handicap' is sterk verbonden met de normen van een samenleving over hoe mensen zouden moeten functioneren. Deze normen zijn niet statisch, maar veranderen door de tijd heen en kunnen leiden tot het marginaliseren van individuen die buiten deze normen vallen. Historisch gezien werden termen als 'onvolwaardigen', 'abnormalen' en 'mindervaliden' gebruikt, die negatieve connotaties droegen en gevoelens van minachting en afkeer weerspiegelden. Dit negatieve beeld, geworteld in xenofobie en een angst voor het 'vreemde', domineerde de perceptie van mensen met een beperking vanaf de klassieke oudheid tot ver in de 20e eeuw. In economisch moeilijke tijden, zoals oorlogen en crises, waren mensen met een beperking vaak de eerste slachtoffers en de eersten die getroffen werden door besparingen.
Tegenwoordig is er echter een groeiend positief bewustzijn. Mensen met een beperking, hun families en omgeving nemen meer controle over hun eigen leven en komen op voor hun waardigheid en rechten als volwaardige leden van de samenleving. De term 'sociaal zwakkeren' omvat nu diverse groepen, waaronder mensen met een fysieke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische beperking, maar ook mensen uit andere culturen of met een andere huidskleur.
### 1.2 Huidige benamingen en de menselijke focus
In navolging van aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie en de Raad van Europa, hanteert men in het Vlaamse taalgebied de benaming **'mensen met een beperking'** in plaats van 'gehandicapten'. De focus ligt hierbij op de persoon, die op sommige vlakken anders is, maar daarom niet minder waardevol. De samenleving streeft ernaar een delicaat evenwicht te vinden tussen noodzakelijke persoonsgerichte hulpverlening en de behoefte aan individuele ontplooiingskansen, vrijheid, zelfbepaling en sociaal functioneren.
> **Tip:** Het belang van de terminologie onderstreept de verschuiving van een medische, deficitaire benadering naar een sociale, persoonsgerichte benadering.
#### 1.2.1 Kernbegrippen
* **Bewustzijn:** Weten wat er gebeurt, stilstaan bij feiten en reflecteren.
* **Norm:** Vastgestelde regels of standaarden.
* **Vooroordeel:** Een mening of oordeel over een persoon voordat deze persoon gekend is.
* **Menswaardig:** Het respectvol en respectvol behandelen van andere personen, hen zien als volwaardige mensen.
* **Delicaat:** Gevoelig, sensitief of kwetsbaar.
* **Persoonsgericht:** Zorg die gebaseerd is op de unieke noden van een individu.
* **Zelfbepaling:** Het vermogen om eigen keuzes te maken en autonome beslissingen te nemen.
### 1.3 Rechten van personen met een beperking
Personen met een beperking hebben, net als ieder ander, rechten en plichten. Deze rechten zijn vastgelegd in de **Universele Verklaring van de Rechten van Mensen met een Beperking**, die in 2006 werd opgesteld en in 2009 door België werd ondertekend. Deze verklaring is gebaseerd op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
#### 1.3.1 Belangrijke artikelen uit het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een beperking
* **Artikel 1 - Doelstelling:** Iedereen met een beperking heeft recht op alle mensenrechten die in de Universele Verklaring van de Mensenrechten staan, en moet met respect en eerbied behandeld worden.
* **Artikel 3 - Algemene beginselen:**
* Respect voor waardigheid en persoonlijke autonomie, inclusief de vrijheid om keuzes te maken en onafhankelijkheid.
* Non-discriminatie.
* Volledige en daadwerkelijke participatie in en opname in de samenleving.
* Respect voor verschillen en aanvaarding dat personen met een beperking deel uitmaken van de mensheid en menselijke diversiteit.
* Gelijke kansen.
* Toegankelijkheid.
* Gelijkheid van man en vrouw.
* Respect voor de ontwikkeling van kinderen met een beperking en hun recht op identiteit.
#### 1.3.2 Kernbegrippen bij rechten
* **Waardigheid:** Het inherente respect en de waarde die een persoon bezit.
* **Autonomie:** Zelfstandigheid en het vermogen om eigen keuzes te maken.
* **Participatie:** Deelnemen aan de samenleving.
* **Diversiteit:** Verschillen en variatie binnen een bepaalde groep.
* **Identiteit:** Kunnen zijn wie je bent; je eigen, unieke persoonlijkheid.
> **Voorbeeld:** Jan, een 30-jarige man met een verstandelijke beperking, woont in een voorziening. Hij kan zijn wensen uiten met pictogrammen en gebaren. Jan werkt in een maatwerkbedrijf maar wil graag naar een dansclub. De voorziening biedt echter geen vervoer aan op de avonden dat de club samenkomt, omdat dit te duur wordt gevonden. Dit scenario illustreert de spanning tussen de behoefte aan ondersteuning en de financiële middelen, wat Jan's recht op participatie en keuzevrijheid raakt.
### 1.4 Persoonsvolgende Financiering (PVF) en Perspectief 2020
In België, en specifiek in Vlaanderen, is er een belangrijke beleidsherschrijving geweest met het **Perspectiefplan 2020**. Dit plan brak met het oude beeld van personen met een beperking als primair hulpbehoevend. Het basisuitgangspunt was: "zoveel mogelijk gewoon in de samenleving en zo weinig mogelijk uitzonderlijk en afzonderlijk."
Dit beleid leidde tot de invoering van **Persoonsvolgende Financiering (PVF)**. In plaats van budgetten toe te kennen aan voorzieningen, worden deze nu rechtstreeks aan de persoon met een beperking toegekend. Hiermee kan de persoon zelf ondersteuning inkopen en bepalen hoe deze ondersteuning georganiseerd wordt, wat leidt tot meer keuzevrijheid. Dit systeem is **vraaggestuurd**, waarbij de persoon aangeeft wat hij nodig heeft en zelf op zoek gaat naar een voorziening die die specifieke ondersteuning kan bieden. Dit breekt met het aanbodgerichte zorgmodel waarbij personen met een beperking zich moesten aanpassen aan het aanbod.
#### 1.4.1 Concrete doelen van Perspectief 2020
* Meer kwaliteit van zorg en ondersteuning, en kwaliteit van bestaan.
* Investeren in mensen, niet in structuren.
* Bevorderen van zelfstandigheid en inclusief leven.
* Vermijden van isolement.
* Stimuleren van innovatieve projecten (bv. online hulpverlening, ouderinitiatieven).
* Bevorderen van sociaal ondernemen met maatschappelijke meerwaarde (emancipatie, integratie, competentieontwikkeling).
* Verbeteren van overleg tussen diensten voor efficiëntere hulp.
#### 1.4.2 Overzicht financiering
De financiering en de hoogte van budgetten hangen af van factoren zoals de mate van ondersteuningsnood, leeftijd en urgentie van de vraag.
* **Voor Minderjarigen:**
* **Ondersteuningstoeslag:** Een maandelijks bedrag (ongeveer 331 euro in 2024) dat via het Groeipakket wordt uitbetaald. Kan aangevuld worden met Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (RTH).
* **Persoonlijk Assistentiebudget (PAB):** Een budget voor minderjarigen om assistentie thuis, op school of op het werk te organiseren en te betalen. Bedragen variëren (bv. 12.164 tot 56.760 euro per jaar in 2024). Vereist verantwoording van kosten. Aanvraag verloopt via de Integrale Toegangspoort met een multidisciplinair team (MDT).
* **Voor Meerderjarigen:**
* **Persoonsvolgende Financiering (PVF):** Bestaat uit twee "trappen".
* **Trap 1: Basisondersteuningsbudget (BOB) en Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (RTH):**
* **BOB:** Ongeveer 330 euro per maand (in 2024) voor mensen met een erkende beperking en een vastgestelde ondersteuningsnood die niet heel veel hulp nodig hebben. Geschikt voor eenvoudige hulp (poetshulp, vervoer, oppas). Weinig papierwerk, geen wachtlijsten.
* **RTH:** Aanvulling op BOB voor een beperkte hoeveelheid dagopvang, begeleiding of verblijf in een erkende voorziening.
* **Trap 2: Persoonsvolgend Budget (PVB):** Voor grotere ondersteuningsnoden. Vereist een uitgebreidere procedure met een ondersteuningsplan waarin doelen, benodigde ondersteuning en ondersteuners worden beschreven. Budgetten variëren (bv. 10.000 tot 90.000 euro in 2024). Uitbetaling kan cash of via voucher.
#### 1.4.3 Bedenkingen bij PVF
* **Voordelen:** Meer keuzevrijheid, maatwerk in ondersteuning, flexibiliteit tussen thuiszorg en voorzieningen.
* **Nadelen:** Lange wachtlijsten (ondanks prioritering voor dringende dossiers), administratieve last voor personen met een beperking (die zelf werkgever worden), nood aan diensten die hierbij helpen.
### 1.5 Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH)
Het VAPH is een overheidsdienst die ondersteuning organiseert voor personen met een beperking en hun gezin in Vlaanderen. Het VAPH wil participatie, integratie en gelijke kansen bevorderen om maximale autonomie en levenskwaliteit te bereiken.
#### 1.5.1 Gehanteerde definitie van beperking
Het VAPH hanteert de definitie: "Elk langdurig en belangrijk participatieprobleem van een persoon dat te wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren." Dit benadrukt het samenspel tussen individuele kenmerken en omgevingsfactoren.
> **Tip:** De term "persoon met een beperking" legt de nadruk op de persoon en niet enkel op de stoornis, wat cruciaal is voor een menswaardige benadering.
#### 1.5.2 Takenpakket van het VAPH
* Voorlichting en oriëntatie.
* Preventie, detectie en diagnose.
* Kennisoverdracht.
* Bevorderen van opvang, behandeling en begeleiding.
* Bevorderen van maatschappelijke integratie.
* Studie en onderzoek.
Het VAPH subsidieert diensten, voorzieningen en ook personen met een beperking voor hulpmiddelen en aanpassingen.
### 1.6 Onderwijs voor kinderen en jongeren met een beperking
Vlaanderen kent een systeem van buitengewoon onderwijs (BuO) dat is ingericht voor verschillende niveaus en types, afhankelijk van de specifieke onderwijsbehoeften.
#### 1.6.1 Types buitengewoon onderwijs
* **Type basisaanbod (Bubao):** Voor kinderen met een licht verstandelijke beperking, ontwikkelingsachterstand of ernstige leerstoornissen (dyslexie, dyscalculie, etc.). Focus op aangepaste methoden en vaardigheden.
* **Type 2:** Voor kinderen en jongeren met een matige of ernstige verstandelijke handicap. Gericht op levensscholing, dagelijkse vaardigheden, taal en communicatie.
* **Type 3:** Voor kinderen en jongeren met ernstige gedrags- of emotionele problemen. Gericht op persoonlijkheidsontwikkeling en gedragsbeïnvloeding.
* **Type 4:** Voor leerlingen met een lichamelijke handicap. Biedt medische en paramedische behandelingen die niet in het gewoon onderwijs geboden kunnen worden.
* **Type 5:** Voor kinderen en jongeren die langdurig ziek zijn en in een ziekenhuis of medische instelling verblijven.
* **Type 6:** Voor blinde en slechtziende kinderen en jongeren. Specifieke methoden zoals braille en tactiele methoden.
* **Type 7:** Voor dove en slechthorende kinderen en jongeren. Focus op communicatie, liplezen, gebarentaal.
* **Type 9:** Voor kinderen en jongeren met ASS (Autismespectrumstoornis) zonder verstandelijke beperking.
#### 1.6.2 Buitengewoon Secundair Onderwijs (BUSO)
Verdeeld in vier opleidingsvormen (OV):
* **OV 1:** Sociale vorming en integratie in een beschermd milieu (dagcentrum, bezigheidstehuis).
* **OV 2:** Algemene, sociale vorming en arbeidstraining ter voorbereiding op een beschermd leef- en arbeidsmilieu.
* **OV 3:** Algemene, sociale vorming en beroepsvorming voorbereidend op het gewone leef- en arbeidsmilieu.
* **OV 4:** Secundair algemeen, technisch, kunst- en beroepsonderwijs met doorstromings- of kwalificatieafdeling (niet toegankelijk voor jongeren met een mentale handicap).
#### 1.6.3 Leersteundecreet
Verving het M-decreet (2014) en streeft naar kwaliteitsvol en werkbaar onderwijs voor alle leerlingen. Kenmerken zijn:
* Ondersteuning in het gewoon onderwijs door extra krachten en leersteuncentra.
* Meer zeggenschap voor klassenraden en scholen om leerlingen te weigeren indien aanpassingen buitenproportioneel zijn.
* Buitengewoon onderwijs blijft een volwaardige optie met mogelijkheden tot terugkeer naar gewoon onderwijs.
* Investering in professionalisering van ondersteuners en leerkrachten.
### 1.7 Visuele Beperking
Een visuele beperking omvat verminderd of afwezig gezichtsvermogen dat het sociaal-maatschappelijk functioneren belemmert. Er wordt onderscheid gemaakt tussen **blindheid** (volledig afwezig gezichtsvermogen) en **slechtziendheid** (benutbare gezichtsresten). De impact varieert sterk per individu.
#### 1.7.1 Kenmerken van visuele beperking
* **Gezichtsveld:** Kan centrale en perifere delen hebben. Uitvalsverschijnselen (scotomen) zijn plaatsen waar minder of niet gezien wordt. Kokerzicht beperkt het gezichtsveld tot een smalle tunnel.
* **Kleurenblindheid:** Verminderd vermogen om kleuren te onderscheiden.
* **Definitie van blindheid:** Lichtwaarneming zo gering dat er weinig mee te doen is (gezichtsscherpte minder dan 1/10).
* **Definitie van slechtziendheid:** Gezichtsvermogen van minder dan 30% met beste oog na correctie.
#### 1.7.2 Oorzaken
* Erfelijk (ongeveer 70%).
* Prenataal (bv. mazelen, toxoplasmose, diabetes bij moeder).
* Perinataal (bv. zuurstofgebrek bij geboorte, prematuriteit).
* Postnataal (bv. hersenontsteking, traumata, medicatie).
#### 1.7.3 Invloed op ontwikkeling
* **Motoriek:** Moeilijkheden met ruimtelijke oriëntatie en mobiliteit. Kan leiden tot zelfstimulerend gedrag (blindismen), aarzelende en rigide bewegingen. Vertraagde motorische ontwikkeling door gebrek aan visuele feedback en uitdaging.
* **Sociaal-affectieve ontwikkeling:** Angstiger, moeite met imitatie van sociaal gedrag. Non-verbale communicatie wordt gemist. Gevoelens van minderwaardigheid en isolement kunnen ontstaan.
* **Taalontwikkeling:** Taalgebruik gebaseerd op dat van zienden, met risico op 'verbalismen' (woorden gebruiken zonder concreet beeld). Gesproken woord en intonatie zijn belangrijker.
* **Cognitief:** Beperkte stimulatie door wegvallen visuele prikkels. Geremde taal- en motorische ontwikkeling beïnvloeden cognitieve ontwikkeling.
#### 1.7.4 Orthopedagogische begeleiding
* Vroegtijdige opsporing en begeleiding is cruciaal.
* Ondersteuning van ouders bij verwerkingsproblematiek en praktische zaken.
* Stimuleren van ontspanning, spel en vrijetijdsactiviteiten.
* Stimuleren van gehoor- en tastzin.
* Gerichte bewegingsoefeningen voor oriëntatie en motoriek.
* Seksuele opvoeding met nadruk op aanraking als verkenningsmiddel.
* Zelfstandigheidstraining en bevordering van een positief zelfbeeld.
#### 1.7.5 Hulpmiddelen
* **Visueel:** Opvallende kleuren, grote contrasten.
* **Auditief:** Verkeerslichten met geluid, voorleessoftware.
* **Tactiel:** Braille, ribbels in tegels.
### 1.8 Auditieve Beperking
Een auditieve beperking betekent slecht horen of doof zijn, wat leidt tot onvoldoende of vervormde waarneming van geluid.
#### 1.8.1 Eigenschappen van geluid
* **Frequentie:** Toonhoogte.
* **Intensiteit:** Geluidssterkte (gemeten in decibel, dB).
#### 1.8.2 Oorzaken
* Prenataal (virale infecties, medicatie).
* Perinataal (vroeggeboorte, zuurstoftekort).
* Postnataal (meningitis, oorontstekingen, lawaaiblootstelling, ouderdom).
#### 1.8.3 Diagnostiek
* Gehoorscreening bij pasgeborenen (ALGO-test).
* Gedragsaudiometrie, conditionering, spelgebonden audiometrie.
* Klassieke toon audiometrie vanaf 5-6 jaar.
#### 1.8.4 Gehoorstoornissen
* **Geleidingsstoornissen:** Problemen in uitwendig of middenoor.
* **Perceptiestoornissen:** Problemen met de kwaliteit van het geluid, vervormde waarneming.
* **Gemengde stoornissen:** Combinatie van beide.
* **Graad van gehoorverlies:** Van licht slecht horend tot totale doofheid, ingedeeld in decibel-categorieën.
#### 1.8.5 Functies van geluid
* **Signaalfunctie:** Waarschuwen voor gebeurtenissen.
* **Achtergrondfunctie:** Verbondenheid met de omgeving.
* **Communicatieve functie:** Cruciaal voor taalontwikkeling.
#### 1.8.6 Invloed op ontwikkeling
* **Psychische ontwikkeling:** Bedreigd door vertraagde taalverwerving, problemen met sociaal-emotionele ontwikkeling en denken.
* **Maatschappelijke integratie:** Gevaar op marginalisatie door een maatschappij die primair op gesproken taal is ingesteld.
#### 1.8.7 Technische hulpmiddelen
* Lichtsignalisatie en trillingen (bv. trilwekker).
* Hoorapparaten, cochleaire implantaten.
* Afstandsbeluistering, teksttelefoons, ondertiteling, gebarentaal.
#### 1.8.8 Orthopedagogische begeleiding
* **Differentiële methode (oralisme):** Nadruk op gesproken taal en liplezen.
* **Totale communicatie:** Combinatie van gebarentaal, liplezen en gesproken taal.
* Belang van vroege diagnose en aangepaste aanpak.
* Onderwijs met focus op spraakontwikkeling, liplezen en taaltraining.
### 1.9 Fysieke Beperking
Fysieke beperkingen omvatten stoornissen in bewegen ten gevolge van schade aan het centraal zenuwstelsel, spierziekten, amputaties of chronische ziekten. De focus ligt op de belemmeringen in maatschappelijke participatie die hieruit voortvloeien.
#### 1.9.1 Oorzaken
* **Prenataal:** Infecties, intoxicaties, traumata.
* **Perinataal:** Complicaties tijdens de geboorte.
* **Postnataal:** Medische aandoeningen, traumata, intoxicaties.
#### 1.9.2 Vormen van fysieke stoornissen
* **Neurologische tekorten:**
* **Cerebrale parese (CP):** Aandoening van de hersenen met gestoorde houding en beweging. Kan ook cognitieve en spraakontwikkeling beïnvloeden.
* **Spina bifida:** Aangeboren defect in de wervelkolom, met verschillende vormen (occulta, meningocele, myelomeningocele).
* **Spierziekten:**
* **Spierdystrofie:** Degeneratieve aandoening van het spierweefsel (bv. ziekte van Duchenne).
* **Spieratrofie:** Vermindering van spiermassa.
* **Orthopedische problemen:** Problemen met botten en gewrichten (bv. achondroplasie, amputatie).
* **Chronische ziekten:** Aandoeningen zoals mucoviscidose, hartafwijkingen, hemofilie.
#### 1.9.3 Invloed op ontwikkelingsgebieden
* **Cognitieve ontwikkeling:** Kan beïnvloed worden door verminderde mobiliteit, traumatische ervaringen en de stoornis zelf. De link met sensomotorische ontwikkeling is sterk.
* **Sociaal-emotioneel functioneren:** Risico op verstoorde ouder-kind relatie, angst, depressie, negatief zelfbeeld en schaamte. Belang van autonomie, succeservaringen en positieve waardering.
* **Lichaamsbeleving en seksualiteit:** Moeilijkheden met acceptatie van het eigen lichaam, schaamte, angst voor afkeer. Seksualiteit wordt vaak beperkt tot solitaire seks. Seksuele opvoeding en het overbrengen van gezonde waarden zijn essentieel.
* **Ondersteuning:** Vroegbegeleiding, psychomotorische programma's, aangepast onderwijs, ADL-training.
### 1.10 Mentale Beperking
Een mentale beperking verwijst naar een aanzienlijke achterstand in het verstandelijk functioneren en aangepast gedrag, die ontstaan is tijdens de ontwikkelingsperiode.
#### 1.10.1 Definities en terminologie
* Historisch: 'innocenti', 'onnozelen', 'debielen', 'idioten'. Tegenwoordig: 'mentaal gehandicapt', 'geestelijk gehandicapt', 'verstandelijk gehandicapt'.
* De term 'mentale beperking' wordt in Vlaanderen gebruikt om de focus op het samenspel tussen functiestoornissen en omgevingsfactoren te leggen.
* **Officiële definitie:** Beduidend beneden gemiddeld verstandelijk functioneren, tot uiting komend tijdens de ontwikkelingsperiode, samengaand met tekorten in aangepast gedrag.
#### 1.10.2 Criteriën voor mentale beperking
* **Substantiële beperking in verstandelijk functioneren:** Gemeten via IQ-tests (beneden 70-75 duidt op een betekenisvolle achterstand).
* **Ontwikkelingsperiode:** Beperking ontstaat vóór 18 jaar.
* **Tekort in aangepast gedrag:** Mate waarin het individu voldoet aan de maatstaven van rijping, leren, persoonlijke onafhankelijkheid en sociale verantwoordelijkheid, in vergelijking met leeftijds- en cultuurgroep.
> **Bedenking:** Intelligentie is complex en kan niet volledig door een IQ-score worden weergegeven. Cultuurgebondenheid van tests en de nadruk op aangepast gedrag zijn belangrijke aandachtspunten.
#### 1.10.3 Mogelijke oorzaken
* **Biologische factoren:** Chromosomale afwijkingen (bv. Syndroom van Down, Fragiele-X syndroom), stofwisselingsstoornissen, infectieziekten, giftige stoffen, perinatale oorzaken (zuurstoftekort), postnatale oorzaken (traumata).
* **Sociaal-culturele factoren:** Weinig stimulerende omgeving, beperkt taalgebruik, ondervoeding, kindermishandeling.
#### 1.10.4 Indeling in niveaus (gebaseerd op IQ)
* Lichte mentale beperking (IQ 55-75).
* Matige mentale beperking (IQ 40-54).
* Ernstige mentale beperking (IQ 25-39).
* Zeer ernstige mentale beperking (IQ beneden 25).
#### 1.10.5 Kenmerken per niveau
* **Lichte mentale beperking:** Meest voorkomende groep. Vaak geen zichtbare fysieke kenmerken. Lichte motorische vaardigheden, oppervlakkige informatieverwerking, moeilijkheden met abstract denken, impulsief gedrag, beperkte woordenschat maar goed taalbegrip. Onderwijs in type basisaanbod (bulo) of OV3 (buso).
* **Matige mentale beperking:** Stoornis ontdekt in eerste levensjaren. Vertraagde motorische en taalontwikkeling (beperkte woordenschat, eenvoudige zinnen). Leren door structuur en herhaling. Verhoogde gevoeligheid voor gezondheidsproblemen. Onderwijs in type 2 (buko/bulo) en OV1/OV2 (buso).
* **Ernstige mentale beperking:** Ernstige motorische en cognitieve achterstand. Denken egocentrisch en gekoppeld aan het hier en nu. Gedragsproblemen komen vaker voor. Beperkte taalontwikkeling, aangewezen op non-verbale communicatie. Vooral in dagopvang en residentiële voorzieningen.
* **Zeer ernstige mentale beperking:** Afwijkend gedrag vanaf geboorte, ontwikkeling stopt vroeg. Meervoudige beperkingen (fysiek, zintuiglijk). Beperkte motoriek, slik- en ademhalingsproblemen. Cognitief op sensomotorisch niveau. Communicatie voornamelijk non-verbaal. Levenslange afhankelijkheid van zorg.
#### 1.10.6 Specifieke syndromen
* **Syndroom van Down (Trisomie 21):** Chromosomale afwijking. Lichamelijke en mentale vertraging. Kenmerkende fysieke kenmerken. Meestal matige tot ernstige mentale beperking.
* **Fragiele-X syndroom:** Meest voorkomende oorzaak van erfelijke mentale achterstand. Typische gedragskenmerken (hyperactiviteit, angst, stereotiepe bewegingen) en taalproblemen (echolalie, articulatieproblemen).
* **Prader-Willi syndroom:** Defect op chromosoom 15. Symptomen zoals spierzwakte, onbedwingbare eetlust, hormonale stoornissen, sociale en emotionele labiliteit.
* **Meervoudige beperking:** Combinatie van beperkingen op fysiek, zintuiglijk en sociaal-emotioneel vlak, vaak met een ernstige mentale beperking als basis.
### 1.11 Conclusie
De benadering van handicap en beperking heeft een significante evolutie doorgemaakt, van een stigmatiserende en medische focus naar een sociale en persoonsgerichte visie die uitgaat van de rechten en de waardigheid van het individu. Het begrijpen van deze concepten, de verschillende soorten beperkingen en de bijhorende ondersteuningssystemen is cruciaal voor een effectieve en respectvolle orthopedagogische benadering.
---
# Rechten van personen met een beperking en financieringsmodellen
Oké, hier is een gedetailleerde studiehandleiding over de rechten van personen met een beperking en financieringsmodellen, gebaseerd op de verstrekte documentatie en conform alle opgestelde instructies.
## 2. Rechten van personen met een beperking en financieringsmodellen
Dit deel van de cursus behandelt de rechten van personen met een beperking, zoals vastgelegd in internationale verdragen, en duikt dieper in de evolutie en werking van financieringsmodellen, met specifieke aandacht voor Perspectief 2020 en Persoonsvolgende Financiering.
### 2.1 Het begrip handicap en beperking
* **Definitie en Evolutie:** Het concept ‘handicap’ verwijst naar maatschappelijke normen over hoe mensen zouden moeten functioneren. Deze normen zijn niet statisch en kunnen leiden tot marginalisatie van individuen die ‘anders’ zijn. De terminologie die gebruikt wordt om personen met een beperking te beschrijven, weerspiegelt de tijdsgeest en economische situatie, waarbij historische termen vaak negatieve connotaties droegen.
* **Historische Context:** In economisch moeilijke periodes en tijdens crises waren personen met een beperking vaak de eerste slachtoffers van besparingen of discriminatie. Xenofobie en de behoefte aan groepsbescherming hebben historisch geleid tot onbegrip, vooroordelen en een negatief beeld.
* **Veranderende Visie:** Gelukkig is er een groeiend positief bewustzijn, waarbij personen met een beperking, hun familie en omgeving meer controle nemen over hun leven en opkomen voor hun waardigheid en rechten. De focus verschuift naar een menswaardig bestaan waarin iedereen zich thuis kan voelen, met een balans tussen persoonsgerichte hulp en individuele ontplooiingskansen.
* **Huidige Terminologie:** In navolging van de Wereldgezondheidsorganisatie en de Raad van Europa, wordt in het Vlaamse taalgebied de term 'mensen met een beperking' geprefereerd boven "de gehandicapten", om te benadrukken dat zij in de eerste plaats mensen zijn.
**Begrippenlijst:**
* **Bewustzijn:** Weten wat er gebeurt, stilstaan bij feiten, nadenken.
* **Norm:** Regels.
* **Vooroordeel:** Iets dat je denkt over een persoon voordat je die persoon kent.
* **Menswaardig:** Respectvol omgaan met andere personen en ze behandelen als een mens.
* **Delicaat:** Gevoelig, sensitief, kwetsbaar.
* **Persoonsgericht:** Zorg gebaseerd op de persoonlijke noden van iemand.
* **Zelfbepaling:** Eigen keuzes maken, een vrije keuze kunnen maken, zelf beslissingen nemen.
### 2.2 Rechten van personen met een beperking
Personen met een beperking hebben, net als ieder ander, rechten en plichten. Deze rechten zijn vastgelegd in internationale verdragen om hun respectvolle en waardige behandeling als volwaardige leden van de samenleving te waarborgen.
* **FN Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Beperking:** Dit verdrag, opgesteld in 2006 in New York en in 2009 door België ondertekend, vormt de basis voor de concrete aanpak van de rechten van personen met een beperking.
* **Artikel 1 - Doelstelling:** Iedereen met een beperking heeft recht op alle mensenrechten die in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens staan en moet met respect behandeld worden.
* **Artikel 3 - Algemene beginselen:**
* Respect voor waardigheid, persoonlijke autonomie, zelf keuzes maken en onafhankelijkheid.
* Non-discriminatie.
* Volledige en daadwerkelijke participatie en opname in de samenleving.
* Respect voor verschillen en aanvaarding dat personen met een beperking deel uitmaken van de mensheid en menselijke diversiteit.
* Gelijke kansen.
* Toegankelijkheid.
* Gelijkheid van man en vrouw.
* Respect voor de ontwikkeling van kinderen met een beperking en respect voor het recht op een eigen identiteit.
**Voorbeeld:** Jan, een 30-jarige man met een verstandelijke beperking, wil graag naar een dansclub. De voorziening vindt het organiseren van vervoer te duur. Volgens zijn rechten heeft Jan recht op deelname aan sociale activiteiten, recht op ondersteuning van de voorziening om zijn rechten uit te oefenen (inclusief vervoer), en recht op eigen keuzes over zijn vrije tijd.
**Begrippenlijst:**
* **Waardigheid:** De inherente waarde en respect die elke persoon toekomt.
* **Autonomie:** Zelfstandigheid.
* **Participatie:** Deelnemen aan de samenleving.
* **Diversiteit:** Verschillen, variatie binnen een groep.
* **Identiteit:** Kunnen zijn wie je bent, persoonlijkheid.
### 2.3 Financieringsmodellen: Perspectief 2020 en Persoonsvolgende Financiering
De financiering voor personen met een beperking heeft een aanzienlijke evolutie gekend, met als doel een meer vraaggestuurd en persoonsgericht systeem te creëren.
#### 2.3.1 Perspectief 2020
Perspectief 2020 was een actieplan dat in 2016 door de Vlaamse regering werd gelanceerd om het welzijn van personen met een beperking te herstructureren. Het basisprincipe was "zoveel mogelijk gewoon in de samenleving en zo weinig mogelijk uitzonderlijk en afzonderlijk".
* **Kernprincipes:**
* Personen met een beperking zijn volwaardige burgers met respect voor hun autonomie, rechten en mogelijkheden.
* Ze nemen zo zelfstandig mogelijk deel aan de samenleving, met ondersteuning waar nodig.
* Isolement van personen met een beperking moet vermeden worden.
* **Breuk met het verleden:** De visie brak met het beeld van personen met een beperking als louter hulpbehoevenden.
* **Doelstellingen:**
* Meer kwaliteit van zorg, ondersteuning en levenskwaliteit.
* Investeren in mensen, niet in structuren.
* Vraaggestuurde zorg: de persoon met een beperking bepaalt zelf welke ondersteuning hij nodig heeft en van wie.
#### 2.3.2 Persoonsvolgende Financiering (PVF)
De Persoonsvolgende Financiering (PVF) is de concrete uitwerking van de visie van Perspectief 2020. Hierbij gaat het budget voor zorg niet meer naar de voorzieningen, maar rechtstreeks naar de persoon met een beperking.
* **Werking:** De persoon met een beperking ontvangt een budget waarmee hij of zij de ondersteuning zelf kan inkopen. Dit verhoogt de keuzevrijheid en flexibiliteit.
* **Voordelen:**
* Meer keuzevrijheid in de organisatie van de ondersteuning.
* Mogelijkheid om zorg thuis te organiseren, in een voorziening, of een combinatie van beide.
* Vlottere overschakeling tussen verschillende ondersteuningsvormen.
* **Concrete Doelen:**
* Stimuleren van vernieuwende projecten (bv. online hulpverlening, particuliere initiatieven) om wachtlijsten te verkleinen.
* Bevorderen van sociaal ondernemen met maatschappelijke meerwaarde (emancipatie, integratie, competentieversterking).
* Verbeteren van overleg tussen verschillende diensten.
**Begrippenlijst:**
* **Dagcentrum:** Een voorziening waar mensen met een beperking overdag terechtkunnen voor activiteiten en begeleiding.
* **Inclusief:** Deelnemend aan de bredere samenleving, zonder uitsluiting.
* **Particulier:** Privé, niet-openbaar.
* **Ouderinitiatief:** Een initiatief dat opgestart en georganiseerd wordt door ouders van personen met een beperking.
* **Maatschappelijke meerwaarde:** Een positieve bijdrage aan de samenleving.
* **Emancipatie:** Het verkrijgen van gelijke rechten en kansen, zelfbeschikking.
* **Integratie:** Het opnemen van individuen of groepen in de samenleving.
* **Duurzaam:** Langdurig, met oog voor de toekomst.
* **Competentie:** Vaardigheid, bekwaamheid.
* **Kansengroepen:** Groepen in de samenleving die een verhoogd risico lopen op maatschappelijke uitsluiting.
#### 2.3.3 Overzicht Financiering: Persoonsvolgend Budget (PVB) en Ondersteuningstoeslag
De financiering hangt af van factoren zoals de ondersteuningsbehoefte, leeftijd en urgentie van de vraag. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen financiering voor minderjarigen en meerderjarigen.
##### 2.3.3.1 Financiering voor Meerderjarigen: Persoonsvolgende Financiering (PVF)
De PVF voor meerderjarigen kent twee "trappen":
* **Trap 1: Basisondersteuningsbudget (BOB) en Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (RTH)**
* **BOB:** Een maandelijks bedrag (ongeveer 330 euro in 2024) voor personen met een erkende beperking en een vastgestelde ondersteuningsnood, die niet veel hulp nodig hebben. Hiermee kunnen eenvoudige diensten zoals poetshulp of vervoer bekostigd worden.
* **Voordelen:** Weinig papierwerk, geen bewijsplicht, vrij besteden, snelle toekenning, geen wachtlijsten.
* **RTH:** Kan het BOB aanvullen voor een beperkte hoeveelheid dagopvang, begeleiding of verblijf in een erkende voorziening.
* **Trap 2: Persoonsvolgend Budget (PVB)**
* **Toepassing:** Voor personen met een grotere ondersteuningsnood waarbij Trap 1 niet volstaat.
* **Procedure:** Vereist een gedegen ondersteuningsplan met doelen, benodigde ondersteuning en potentiële ondersteuners. Een Dienst Ondersteuningsplan (DOP) kan hierbij assisteren.
* **Budgethoogte:** Afhankelijk van de zorgnood, schommelt tussen 10.000 en 90.000 euro (in 2024).
* **Uitbetaling:** Cash op de rekening of via een voucher die aan een voorziening wordt overhandigd (het VAPH zorgt voor de betaling). Een combinatie van beide is ook mogelijk.
* **Voordelen:** Volledig op maat geboden hulp.
* **Nadelen:** Lange wachtlijsten door grote vraag en beperkt budget, administratieve last voor de persoon met een beperking (die werkgever wordt van hulpverleners). Prioritering voor dringende hulp.
##### 2.3.3.2 Financiering voor Minderjarigen: Ondersteuningstoeslag en Persoonlijk Assistentiebudget (PAB)
* **Ondersteuningstoeslag:** Een relatief beperkt maandelijks bedrag (ongeveer 331 euro in 2024), uitgekeerd via het Groeipakket. Kan aangevuld worden met RTH.
* **Persoonlijk Assistentiebudget (PAB):** Een budget dat het Vlaams Agentschap voor Personen met een handicap (VAPH) toekent aan minderjarigen om assistentie thuis, op school of op het werk te organiseren en te betalen.
* **Gebruik:** Geld voor personen die helpen bij huishoudelijk werk, lichaamsverzorging, dagbesteding, verplaatsingen, etc.
* **Verantwoording:** Richtlijnen voor het gebruik van het budget en kostenverantwoording zijn vereist.
* **Budgethoogte (2024):** Tussen 12.164 en 56.760 euro op jaarbasis, jaarlijks geïndexeerd. De hoogte hangt af van de ondersteuningsbehoefte, vastgesteld door een multidisciplinair team (MDT).
* **Aanvraagprocedure:** Via de Integrale Toegangspoort met een multidisciplinair team (MDT) dat een A-document opstelt.
* **Prioritering:** Dossiers met dringende hulp krijgen voorrang.
**Vergelijking PVB en PAB:** Meerderjarigen kunnen geen PAB meer aanvragen, maar wel een PVB.
#### 2.3.4 Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH)
Het VAPH is een overheidsdienst die alle ondersteuning van de Vlaamse overheid voor personen met een beperking en hun gezin organiseert.
* **Missie:** Bevorderen van participatie, integratie en gelijke kansen, met als doel maximale autonomie en levenskwaliteit.
* **Definitie van Beperking:** "Elk langdurig en belangrijk participatieprobleem van een persoon dat te wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren." Dit impliceert een focus op de persoon en niet enkel op de stoornis.
* **Doelgroep:** Personen met een beperking die nog geen 65 jaar zijn op het moment van aanvraag en effectief in België verblijven.
* **Adviesorgaan:** Het Raadgevend Comité, bestaande uit vertegenwoordigers van gebruikers, diensten, voorzieningen en deskundigen.
* **Takenpakket:** Voorlichting, oriëntering, preventie, detectie, diagnose, kennisoverdracht, ondersteuning, integratie bevorderen, studie en onderzoek.
* **Subsidiering:** Diensten, voorzieningen, hulpmiddelen, aanpassingen, PVB en PAB.
**Ondersteuningsvormen (voorbeelden):**
* **Meerderjarigen:** Ambulant, thuisbegeleiding, begeleid wonen, beschut wonen, dagcentrum, begeleid werken, residentieel.
* **Minderjarigen:** Ambulant, thuisbegeleiding, dagopvang, kort verblijf, residentieel, observatie- en behandelingscentrum.
* **Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (RTH):** Diensten zoals Dienst Ondersteuningsplan (DOP).
#### 2.3.5 Onderwijs voor kinderen en jongeren met een beperking
Het onderwijslandschap is in beweging, met een evolutie naar meer inclusie.
* **Buitengewoon Onderwijs (BUO):**
* **Niveaus:** Kleuter-, lager- en secundair onderwijs.
* **Types (secundair):** OV1 (sociale vorming voor beschermd milieu), OV2 (algemene, sociale vorming en arbeidstraining voor beschermd milieu), OV3 (algemene, sociale en beroepsvorming voor gewoon arbeidsmilieu), OV4 (technisch, kunst- en beroepsonderwijs met doorstroom- of kwalificatieafdeling, niet voor mentale handicap).
* **Types (basisonderwijs):** Type BA (lichte mentale beperking, ernstige leerstoornissen), Type 2 (matige tot ernstige verstandelijke handicap), Type 3 (gedrags- en emotionele problemen), Type 4 (lichamelijke handicap), Type 5 (langdurige ziekte/gezondheidsproblemen), Type 6 (blind en slechtziend), Type 7 (doof en slechthorend), Type 9 (autisme spectrum stoornis zonder verstandelijke beperking).
* **Leersteundecreet (vervangt M-decreet):**
* **Doel:** Kwaliteitsvol, werkbaar onderwijs voor alle leerlingen, met meer ondersteuning in het gewoon onderwijs door 680 voltijdse krachten en 36 leersteuncentra.
* **Integratie en Uitzondering:** Gewoon onderwijs is de regel, buitengewoon onderwijs de uitzondering. Scholen kunnen leerlingen weigeren mits redelijke aanpassingen buiten proportie zijn.
* **Flexibiliteit:** Deeltijds onderwijs in gewoon en buitengewoon onderwijs is mogelijk via individueel aangepaste trajecten.
* **Ondersteuners en Leerkrachten:** Vast ambt, statuut en professionalisering voor ondersteuners. Lerarenopleidingen moeten inspelen op verhoogde zorg.
Dit deel van de studiegids biedt een uitgebreid overzicht van de rechten van personen met een beperking en de evolutie van financieringsmodellen in Vlaanderen. Het benadrukt de verschuiving naar een persoonsgerichte en vraaggestuurde aanpak, met de persoon met een beperking centraal.
---
# Diverse vormen van beperkingen en hun specifieke uitdagingen
Dit onderdeel verkent verschillende categorieën van beperkingen, zoals visuele, auditieve, fysieke en mentale beperkingen, inclusief hun oorzaken, kenmerken, impact op ontwikkeling en specifieke ondersteuningsvormen.
## 3. Verschillende vormen van beperkingen en hun specifieke uitdagingen
### 3.1 Visuele beperking
Een visuele beperking omvat een verminderd of afwezig gezichtsvermogen dat sociaal-maatschappelijk functioneren belemmert. Men onderscheidt blindheid (volledig afwezig gezichtsvermogen) en slechtziendheid (aanwezige gezichtsresten). Het vaststellen van het gezichtsvermogen is complex, aangezien mensen gezichtsresten verschillend benutten en omgevingsfactoren (licht, vermoeidheid, emoties) het zicht tijdelijk kunnen beïnvloeden. De stoornis kan primair aan het oog of secundair aan de hersenen liggen.
#### 3.1.1 Opbouw van het gezichtsvermogen
Het gezichtsveld is een aaneengesloten gebied waarin alles zichtbaar is. Elk oog heeft een eigen gezichtsveld dat gedeeltelijk overlapt, wat dieptezicht mogelijk maakt. We onderscheiden een centraal gezichtsveld (scherp zien) en een perifeer gezichtsveld (oriëntatie en waarschuwing). Uitvalsverschijnselen, zoals zwarte vlekken (scotomen), kunnen wijzen op beschadigingen van het netvlies of zenuwvezels. Een ernstig gekrompen gezichtsveld, waarbij enkel het centrale deel overblijft, wordt kokerzicht genoemd. Blindheid wordt gedefinieerd als een gezichtsscherpte van minder dan 1/10, waarbij de lichtwaarneming zeer gering is. Kleurenblindheid betreft het onvermogen kleuren te onderscheiden.
#### 3.1.2 Definitie van blindheid en slechtziendheid
* **Blindheid:** Gezichtsscherpte minder dan 1/10, waarbij de lichtwaarneming gering is en weinig tot niets kan doen. De voorstelling van een blinde wordt beïnvloed door het al dan niet verworven zijn van de blindheid.
* **Slechtziendheid:** Gezichtsvermogen van minder dan 30% met het beste oog, na optimale correctie. Personen kunnen visueel oriënteren en (met vergroot lettertype) lezen en schrijven, of zijn aangewezen op braille (ernstig slechtziend).
De Wereldgezondheidsorganisatie deelt visuele beperkingen in op basis van gezichtsscherpte:
* Totaal blind: geen lichtgevoeligheid.
* Blind: enig onderscheid tussen licht en donker, maar geen visuele oriëntatie.
* Zeer zwaar slechtziend: visuele oriëntatie mogelijk, maar aangewezen op braille voor lezen.
* Slechtziend: visuele oriëntatie en lezen mogelijk.
#### 3.1.3 Vormen van visuele afwijkingen
Afwijkingen kunnen optreden aan: hoornvlies, lens (cataract), oogdruk (glaucoom), iris, netvlies, oogzenuw, of als centrale blindheid, kleurenblindheid, adaptatieafwijkingen (nachtblindheid, lichtschuwheid) en oogbewegingsafwijkingen (scheelzien).
#### 3.1.4 Cerebrale visuele stoornissen (CVS)
Bij CVS zijn het oog en de oogzenuw normaal, maar de visuele centra in de hersenen functioneren niet correct. Kenmerken zijn: gebrek aan spontane visuele nieuwsgierigheid, gericht kijken, moeite met herkennen van gezichten, waarnemen van diepte, kleur, figuur-achtergrond en het zien van beelden als geheel.
#### 3.1.5 Mogelijke oorzaken van visuele beperking
Ongeveer 70% van visuele beperkingen is erfelijk. Andere oorzaken zijn:
* **Prenataal:** Mazelen, toxoplasmose, diabetes bij de moeder, blootstelling aan toxische stoffen.
* **Perinataal:** Zuurstofgebrek bij de geboorte, premature geboorte.
* **Postnataal:** Meningitis, encefalitis, medicatie, trauma's, middelenmisbruik.
Visuele beperkingen kunnen deels verholpen worden door medicatie, oefeningen, chirurgie of lenzen.
#### 3.1.6 Invloed van blindheid op de ontwikkeling
Visuele waarneming biedt structuur, stabiliteit en continuïteit. Het ontbreken hiervan beïnvloedt de ontwikkeling:
* **Motoriek:** Moeilijkheden met ruimtelijke oriëntatie en mobiliteit. Kinderen kunnen door angst om te vallen zich richten op het eigen lichaam. Blindismen (wiegende bewegingen, grimassen) en houterige, voorzichtige bewegingen komen voor. De motorische ontwikkeling verloopt trager. Het lichaamsschema is moeilijk op te bouwen door gebrek aan visuele feedback. Nieuwe handelingen kunnen niet door imitatie geleerd worden. De omgeving wordt als losse objecten ervaren.
* **Sociaal-affectieve ontwikkeling:** Minder interactie door ontbreken van visuele signalen (glimlach). Angst door gevaar en waarschuwingen van opvoeders. Belemmering in het leren van sociaal gedrag door gebrek aan imitatiemogelijkheden. Non-verbale communicatie (gezichtsuitdrukkingen, gebaren) wordt gemist. Gevoelens van minderwaardigheid, introversie en wantrouwen kunnen voorkomen. Een rustige, veilige begeleiding, succeservaringen en sociale contacten zijn cruciaal voor een positief zelfbeeld. Overbescherming belemmert zelfstandigheid.
* **Taalontwikkeling:** Woorden worden gebruikt zonder concrete voorstelling. Begripsvorming is anders, gebaseerd op tast, geur, geluid. Verbalismen (verkeerd gebruik van woorden) komen voor. Woorden die niet tastbaar zijn (wolk, zon) worden moeilijker begrepen. Het gesproken woord en de intonatie krijgen meer belang. Communicatie met zienden verloopt moeizamer door gebrek aan oogcontact en lichaamstaal.
* **Cognitieve ontwikkeling:** Moeilijkheden met het vormen van een objectbeeld. Hersenen missen visuele stimulatie. Geremde taal- en motorische ontwikkeling beïnvloeden de cognitieve ontwikkeling negatief.
#### 3.1.7 Orthopedagogische begeleiding bij visuele beperking
* **Vroegtijdige opsporing en begeleiding:** Cruciaal voor de ontwikkeling. Ouders zijn de primaire opvoeders en begeleiding bij de verwerking van de beperking is essentieel.
* **Stimulering van ontspanning en spel:** Spel en vrijetijdsbesteding zijn niet vanzelfsprekend en vereisen stimulering.
* **Optimaal benutten van gezichtsresten:** Versterken van optische prikkels (contrast, kleur), prikkelen van de aandacht (beweging, geluid) en combineren met tast- en geurervaringen.
* **Stimulering van gehoor- en tastzin:** Informatie uit andere zintuigen benutten en uitleggen, tactiele verkenning van objecten en omgeving.
* **Bewegingsoefeningen:** Bevorderen van oriëntatie en mobiliteit. Gestructureerde ruimtes en orde zijn belangrijk. Hulpmiddelen zoals de geleidestok helpen bij oriëntatie, maar acceptatie ervan is een proces. Gebruik van omgevingsgeluiden, geur en sfeer. Ontwikkeling van motorisch geheugen en inschatting van afstanden.
* **Seksuele opvoeding:** Doorbreken van aanrakingstaboe, benutten van spontane contacten. Overbrengen van gezonde waarden en normen.
* **Zelfstandigheidstraining:** Aanleren van zelfredzaamheid en sociale vaardigheden. Positief zelfbeeld en acceptatie van de maatschappij zijn essentieel. Vermijden van medelijden en betutteling.
#### 3.1.8 Hulpmiddelen bij visuele beperking
* **Visuele hulpmiddelen:** Stickers, felgekleurde randen, nooduitgang-indicatoren.
* **Auditieve hulpmiddelen:** Klinkende verkeerslichten, waarschuwingssignalen, voorleessoftware.
* **Tactiele hulpmiddelen:** Ribbels in tegels, braille-aanduidingen.
* **Digitale hulpmiddelen:** Apps, brailledisplays.
#### 3.1.9 Tips voor omgang met blinden en slechtzienden
* Overleg over hulpverlening.
* Spreek personen direct aan.
* Gebruik normale taal, inclusief visuele termen.
* Verkondig je handelingen.
* Wees duidelijk in aanwijzingen.
* Reageer verbaal op signalen.
* Stel iedereen voor (ook kinderen, huisdieren).
* Vermijd storende omgevingsgeluiden.
* Volg niet onopvallend achter iemand aan.
* Begroet met naam.
* Raak niemand onverwachts aan.
* Begeleid naar zitplaatsen, laat ontdekken.
* Geef informatie over eten/drinken.
* Gebruik de klokmethode voor plaatsbepaling op het bord.
### 3.2 Auditieve beperking
Een auditieve beperking betreft slecht horen of doof zijn, waarbij geluid onvoldoende of onnauwkeurig wordt waargenomen, wat leidt tot vervorming en lacunes in het gehoor.
#### 3.2.1 Kenmerken van geluid
Geluid bestaat uit golfbewegingen met twee belangrijke kenmerken: frequentie (toonhoogte) en intensiteit (sterkte). Geluidssterkte wordt gemeten in decibels (dB).
* 0 dB: normale gehoordrempel
* 30 dB: fluisteren
* 50-60 dB: normaal gesprek
* 125 dB: luide popmuziek
* 130-140 dB: pijngrens
#### 3.2.2 Mogelijke oorzaken van auditieve beperking
Oorzaken zijn niet altijd bepaald. Bij kinderen:
* **Prenataal:** Virusinfecties (rubella, mazelen), geneesmiddelen, nierziektes, zwangerschapsvergiftiging.
* **Perinataal:** Vroeggeboorte, zuurstoftekort, geboortetrauma.
* **Postnataal:** Meningitis, voedingsstoornissen, virale infecties, chronische middenoorontsteking.
Bij volwassenen: ongeval, chronische middenoorontsteking, ziekte van Ménière, lawaaischade, ouderdomsslechthorendheid.
#### 3.2.3 Diagnostiek
* **Screening:** ALGO-test bij pasgeborenen.
* **Gedragsaudiometrie:** Observatie van reflexen (0-6 maanden).
* **Conditionering:** Koppel geluid aan beloning (7-18 maanden).
* **Spelsituaties:** Testen van auditieve reacties (2-4 jaar).
* **Toonaudiometrie:** Meting van gehoorverlies voor specifieke toonhoogtes met koptelefoon of beengeleidingstransducer.
* **Spraakaudiometrie:** Testen van spraakverstaanbaarheid, met/zonder hulpmiddelen.
#### 3.2.4 Gehoorstoornissen
* **Aard:**
* **Geleidingsstoornissen:** Problemen in uitwendige of middenoor (bv. ontsteking, prop).
* **Perceptiestoornissen:** Problemen met geluidskwaliteit (vervorming), vooral bij hoge tonen. Oorsuizen (tinnitus) is een gemengde stoornis.
* **Graad (in dB):**
* 21-40 dB: licht slecht horend
* 41-70 dB: matig slecht horend
* 71-90 dB: zwaar slecht horend
* 91-119 dB: doof
* 120 dB: totale doofheid
#### 3.2.5 Functies van geluid
* **Signaalfunctie:** Waarschuwt voor gebeurtenissen. Doven ervaren alles plots en zonder directe oorzakelijkheid, wat leidt tot onzekerheid.
* **Achtergrondfunctie:** Creëert verbinding met de omgeving. Doven leven meer in hun gezichtsveld en ervaren isolement in het donker.
* **Communicatieve functie:** Taalontwikkeling is afhankelijk van gehoor. Prelinguaal dove kinderen hebben moeite met het besef van geluid en taalontwikkeling. Het moment van doofheid (prelinguaal vs. postlinguaal) is bepalend.
#### 3.2.6 Invloed van doofheid op de ontwikkeling
* **Bedreigde psychische ontwikkeling:** Moeilijkheden in communicatie belemmeren hechtingsrelatie, kennisverwerving en sociale contacten. Taal is essentieel voor denken, ook abstract denken. Moeilijkheden met lezen en spraakontwikkeling. Zelfbeeld kan negatief beïnvloed worden door onbegrip en afwijzing.
* **Bemoeilijkte maatschappelijke integratie:** De maatschappij is georiënteerd op horen. Doven kunnen gemarginaliseerd worden in professioneel, cultureel en recreatief leven. De dove gemeenschap biedt vaak meer acceptatie.
#### 3.2.7 Technische hulpmiddelen
* **Contact:** Lichtsignalisatie, trillingen (trilwekker, deurbel met licht).
* **Directe communicatie:** Hoorapparaten, cochleaire implantaten.
* **Communicatie op afstand:** Afstandsbeluistering (TV, leraar), teksttelefoons, chatfuncties, ondertiteling, gebarentaalprogramma's.
* **Digitale hulpmiddelen:** Apps zoals Signcall en Roger Voice bieden ondersteuning.
#### 3.2.8 Orthopedagogische begeleiding bij auditieve beperking
* **Differentiële methode vs. totale communicatie:**
* **Differentiële methode (oralistisch):** Nadruk op gesproken taal, liplezen en resterend gehoor.
* **Totale communicatie:** Combinatie van liplezen, taalgebruik en gebarentaal.
* **Belang van vroegtijdige diagnose:** Vroegtijdige diagnose is cruciaal voor aangepaste aanpak.
* **Onderwijs:** Scholen voor dove kinderen richten zich op spraakontwikkeling, gehoortraining en spraakzien (liplezen). Gebarentaal wordt gezien als een volwaardige taal.
* **Psycho-emotionele begeleiding:** Aandacht voor eenzaamheid en angst, creëren van een veilige omgeving, aankondigen van gebeurtenissen, accepterend klimaat.
* **Ondersteuning van ouders:** Vroeg- en thuisbegeleiding, hulp bij verwerkingsproces, medische wereld, opvoeding en stimulering.
#### 3.2.9 Tips voor omgang met doven en slechthorenden
* Communiceer duidelijk, spreek met gezicht naar de persoon, articuleer goed.
* Ondersteun woorden met gebaren en mimiek.
* Sta naar het licht gekeerd, zorg voor voldoende verlichting.
* Vermijd snelle hoofd- en mondbewegingen.
* Spreek op ooghoogte, zonder sigaret of kauwgom.
* Houd baarden en snorren netjes voor beter liplezen.
* Gebruik bij voorkeur andere woorden als een woord niet begrepen wordt.
* Schrijf indien nodig eenvoudig op.
* Roep nooit tegen dove personen, vooral niet met hoorapparaat.
* Vraag hoe best te communiceren.
* Heb geduld.
* Betrek dove personen in groepsgesprekken.
* Vergeet dove personen niet in de conversatie.
### 3.3 Fysieke beperking
Fysieke beperkingen omvatten stoornissen in beweging ten gevolge van schade aan het centraal zenuwstelsel, spierziekten, verlies van ledematen, of chronische ziekten. Een fysieke beperking wordt gedefinieerd door de moeilijkheden die men ondervindt bij maatschappelijke participatie als gevolg van een lichamelijke functiestoornis. Personen met een fysieke beperking vormen geen homogene groep.
#### 3.3.1 Oorzaken van fysieke beperking
* **Prenataal:** Infecties, intoxicaties (alcohol, medicatie), stofwisselingsstoornissen, trauma.
* **Perinataal:** Lange bevalling, complicaties tijdens geboorte.
* **Postnataal:** Medische aandoeningen (encefalitis), trauma, intoxicaties.
#### 3.3.2 Vormen van fysieke stoornissen
* **Neurologische tekorten:**
* **Cerebrale parese (CP):** Aandoening van de hersenen, gekenmerkt door gestoorde houding en beweging. Ontstaat in de eerste levensjaren, is niet progressief. Kan cognitieve en spraakontwikkeling, zicht, gehoor en sociaal-emotionele ontwikkeling beïnvloeden. Ernst varieert van milde tekorten tot ernstige meervoudige beperkingen. Oorzaken zijn prenataal, perinataal (zuurstoftekort is belangrijk) en postnataal.
* **Indeling naar lokalisatie:** Verlamming (paresis/ plegie) kan optreden aan één lichaamshelft (hemi), één ledemaat (mono), onderste ledematen (para), twee ledematen (di), drie ledematen (tri) of vier ledematen (quadri/tetra).
* **Indeling naar aard/kwaliteit:**
* **Spasticiteit:** Niet-accurate vrijwillige bewegingen door continue spiercontractie. Veroorzaakt door laesie in motorische cortex.
* **Athetose:** Ondoelmatige, ongecoördineerde bewegingen.
* **Ataxie:** Stoornis in spiersamenwerking, leidend tot ongecoördineerde bewegingen en evenwichtsstoornissen.
* **Rigiditeit:** Continue spierspanning en stijfheid.
* **Tremor:** Onwillekeurige bevingen.
* **Spina Bifida:** Aangeboren defect in de wervelkolom (neuraalbuisdefect). Oorzaken zijn genetisch en omgevingsfactoren. Vormen zijn occult (gesloten) en aperta (open: meningocele, myelomeningocele). Gevolgen kunnen zijn: gevoelsuitval, spierverlammingen, blaas/darmproblemen, hydrocefalie.
* **Spierafwijkingen:**
* **Spierdystrofie (bv. ziekte van Duchenne):** Erfelijke, geslachtsgebonden degeneratieve myopathie door gebrek aan voedingsstoffen voor spierweefsel. Progressieve spierzwakte, leidend tot rolstoelafhankelijkheid en uiteindelijk fatale afloop door aantasting van hart- en ademhalingsspieren.
* **Spieratrofie:** Vermindering van spiermassa door immobiliteit of zenuwbeschadiging. Vaak behandelbaar.
* **Orthopedische problemen:** Achondroplasie, acromegalie, amputatie, osteogenesis imperfecta (broze botten), ontstekingen van botten en gewrichten (juveniele artritis).
* **Chronische ziekten:** Mucoviscidose, hartafwijkingen, hemofilie.
#### 3.3.3 Invloed van een fysieke beperking op de ontwikkeling
De impact van een fysieke beperking hangt af van de graad, het ontstaanstijdstip, zichtbaarheid, steun en maatschappelijke normen.
* **Cognitieve ontwikkeling:** Belemmerde mobiliteit kan leiden tot minder alledaagse ervaringen en verminderde exploratiedrang. Traumatische ervaringen (ziekenhuisopnames) kunnen motivatie en cognitieve ontwikkeling negatief beïnvloeden. De wisselwerking tussen sensomotorische en cognitieve ontwikkeling is belangrijk; een beperkt lichaam leidt tot een andere manier van denken. Succeservaringen en autonomie bevorderen de cognitieve ontwikkeling.
* **Spraak- en taalontwikkeling:** Kan gepaard gaan met spraakstoornissen door bewegingsstoornissen, hersenbeschadiging, langdurige hospitalisatie of sociaal-communicatieve problemen.
* **Sociaal-emotioneel functioneren:** Risico op verstoorde ouder-kind relatie en hechting door onveilige ervaringen en onzekerheid bij ouders. Vorming van een stabiel zelfbeeld is cruciaal, belemmerd door minder kansen op succes en maatschappelijke acceptatie. Aangeleerde hulpeloosheid kan leiden tot depressies. Autonomie, doorzettingsvermogen en positieve waardering zijn essentieel.
* **Lichaamsbeleving en seksualiteit:** Negatief lichaamsbeeld door afhankelijkheid van hulp bij intieme handelingen. Schaamte en angst voor afkeer. Seksualiteit wordt ruim gezien (communicatie, genegenheid) en is een existentieel recht. Psychosociale factoren (maatschappelijke normen over lichaam en relaties) en fysieke beperkingen kunnen moeilijkheden veroorzaken. Seksuele opvoeding vanaf de geboorte is belangrijk. Peergroupcontacten, ook met personen zonder beperking, zijn cruciaal tijdens de adolescentie.
#### 3.3.4 Ondersteuning bij fysieke beperking
* **Vroegbegeleiding:** Start zo snel mogelijk met behandeling en begeleiding, met focus op ontwikkelingsstimulering, paramedische therapie en ouderbegeleiding.
* **Psychomotorische programma's:** Gericht op het ontwikkelen van bewegingspatronen, zelfredzaamheid, voorkomen van misvormingen en verminderen van spasticiteit.
* **Onderwijs:** Inclusief onderwijs, of speciaal onderwijs (type 5 voor chronisch zieke kinderen).
* **ADL-training en assistentie:** Aanleren van Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen en ondersteuning hierbij.
* **Psychosociale begeleiding:** Werken aan een positief zelfbeeld, assertiviteit en een realistisch zelfbeeld met haalbare aspiraties.
* **Begeleiding naar sociale integratie:** Bevorderen van deelname aan het maatschappelijk leven en geschikte woonvormen.
### 3.4 Mentale beperking
Een mentale beperking wordt gekenmerkt door significant onder gemiddeld intellectueel functioneren, dat tot uiting komt tijdens de ontwikkelingsperiode en gepaard gaat met tekorten in aangepast gedrag.
#### 3.4.1 Definitie en terminologie
Vroeger gebruikte men termen als 'innocent', 'onnozelen', 'debielen', 'idioten', 'imbecielen' en 'oligofrenen'. Tegenwoordig spreekt men van 'verstandelijke beperking' of 'mentale beperking', waarbij de nadruk ligt op de cognitieve aspecten. Het VAPH gebruikt de term 'beperking' om een statisch concept te vermijden en de nadruk te leggen op de interactie met de omgeving. De indeling gebeurt vaak op basis van ondersteuningsbehoefte (tijdelijk, beperkt, ruim, continu).
#### 3.4.2 Officiële definitie van mentale beperking
Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), in navolging van de American Association of Mental Deficiency (AAMR):
1. **Substantiële beperking in verstandelijk functioneren:** Moeilijkheden in het verwerven en aanwenden van vaardigheden t.a.v. de interactie met de omgeving. Gemeten via intelligentietests (IQ onder 70-75 duidt op significante achterstand).
2. **Tijdens de ontwikkelingsfase:** Ontwikkeling verloopt trager en stagneert vroeger (ongeveer tot 18 jaar). Een later verworven beperking wordt 'niet-aangeboren hersenletsel' (NAH) genoemd.
3. **Tekort in aangepast gedrag:** De mate waarin het individu beantwoordt aan maatstaven van rijping, leren, persoonlijke onafhankelijkheid en sociale verantwoordelijkheid, in vergelijking met leeftijds- en cultuurgroep. Gedragsbeoordelingsschalen worden hiervoor gebruikt.
#### 3.4.3 Mogelijke oorzaken van een mentale beperking
* **Biologische factoren:** Chromosomale afwijkingen (bv. Downsyndroom, Fragiele-X-syndroom), genmutaties, stofwisselingsstoornissen, infectieziekten (prenataal/postnataal), toxische stoffen, zuurstoftekort (perinataal), hersenletsel (postnataal).
* **Sociaal-culturele factoren:** Weinig stimulerende omgeving, beperkt taalgebruik, ongezonde leefgewoonten, laag verwachtingspatroon, kindermishandeling, ondervoeding.
* **Combinatie van biologische en omgevingsfactoren.**
#### 3.4.4 Indeling naar niveaus (IQ)
* **Lichte mentale beperking (IQ 55-75):** Meest voorkomende groep (80-85%). Weinig uiterlijke kenmerken. Lichte motorische (oog-handcoördinatie, schrijven) en cognitieve problemen (oppervlakkige informatieverwerking, moeite met abstract denken, generaliseren). Gedrag is impulsief, concentratie beperkt. Gemiddeld leervermogen vergelijkbaar met 3e leerjaar. Taalgebruik beperkter, begrip meestal goed. Sociaal-emotioneel kwetsbaar, zoeken steunfiguren.
* **Matige mentale beperking (IQ 40-54):** Ontdekking in vroege levensjaren, soms met lichamelijke kenmerken. Trage motorische ontwikkeling (zitten, lopen), problemen met fijne motoriek. Cognitief: traag denken, korte concentratie, leren door structuur en herhaling. Communicatie verloopt langzamer, beperkte woordenschat, eenvoudige zinnen. Logopedische ondersteuning vaak nodig.
* **Ernstige mentale beperking (IQ 25-39):** Opvallend afwijkend gedrag vanaf vroege levensjaren. Ernstige motorische achterstand, vaak met afwijkingen. Cognitief: denken gekoppeld aan dagelijkse leefwereld, moeite met informatieverwerking, aandacht- en geheugenproblemen. Meer gedragsproblemen, gevoelig voor prikkels. Communicatie beperkt, vooral non-verbaal.
* **Zeer ernstige mentale beperking (IQ < 25):** Afwijkend gedrag vanaf geboorte, ontwikkeling stagneert vroeg. Meervoudige beperkingen (fysiek, zintuiglijk, sociaal-emotioneel). Cognitief: denken op sensomotorisch niveau, reactie op prikkels. Communicatie beperkt tot lichamelijke signalen en geluiden.
#### 3.4.5 Specifieke syndromen
* **Syndroom van Down (Trisomie 21):** Chromosomale afwijking (extra chromosoom 21). Stijgend risico met leeftijd moeder/vader. Lichamelijke kenmerken (afgeplat hoofd, schuine ogen, slappe spieren, gegroefde tong, huidplooi op handpalm). Vertraagde mentale ontwikkeling (licht tot ernstig). Vaak sociale waarde gehecht aan vriendschap, maar moeite met diepe, blijvende relaties. Nood aan structuur en begeleiding voor zelfstandig leven.
* **Fragiele-X-syndroom:** Meest voorkomende oorzaak van erfelijke mentale achterstand. Chromosomale afwijking op X-chromosoom. Kenmerken vaker uitgesproken bij mannen (grote oren, lange kin, versnelde groei). Motorische en mentale achterstand. Taalontwikkeling is een kenmerk (late spraak, herhalingen, echolalie, moeilijke articulatie). Gedrag gekenmerkt door hyperactiviteit, fladderende handen, impulsiviteit, angst.
* **Prader-Willi syndroom (PWS):** Defect op chromosoom 15. Symptomen beïnvloed door hypothalamus: spierzwakte, slaapstoornissen, stoornis in verzadigingsgevoel (leidt tot onbedwingbare eetlust en overgewicht). Beperkte ontwikkeling secundaire geslachtskenmerken. Emotionele labiliteit, dwangmatige handelingen, koppigheid, egocentrisme. Cognitief: licht tot matige mentale beperking, vertraagde ontwikkeling, behoefte aan routine en structuur.
* **Meervoudige beperking:** Combinatie van ernstige mentale beperking met fysieke, zintuiglijke en/of sociaal-emotionele beperkingen. Vroege hersenbeschadiging (pre-/peri-/postnataal) als oorzaak. Grote afhankelijkheid van de omgeving, nood aan permanente zorg. Communicatie vaak beperkt tot non-verbale signalen. Belang van basale stimulatie en LACCS-visie.
#### 3.4.6 Onderwijs en begeleiding
* **Lichte mentale beperking:** Type basisaanbod (bulo), opleidingsvorm 3 (buso). Ambulante begeleiding bij begeleid wonen.
* **Matige mentale beperking:** Type 2 (bulo), OV1 of OV2 (buso). Focus op zelfredzaamheid, motoriek en sociale omgang. Dagcentrum, begeleid werken. Begeleid wonen of thuisbegeleiding.
* **Ernstige/Zeer ernstige mentale beperking:** Voornamelijk dagopvang, residentiële leefgroepen. Nauwgezette medische begeleiding, focus op zelfredzaamheid en basale stimulatie.
De begeleiding van personen met een mentale beperking vereist een persoonsgerichte aanpak, met oog voor hun individuele noden, mogelijkheden en de omgeving. Emancipatie, empowerment en een zinvol bestaan staan centraal.
---
# Orthopedagogische begeleiding en ontwikkelingsfasen
Dit onderwerp verkent orthopedagogische benaderingen, zoals de differentiële methode en totale communicatie, en hun impact op de ontwikkeling, met een focus op ontwikkelingsfasen en bijbehorende begeleidingsstrategieën.
## 4 Orthopedagogische begeleiding en ontwikkelingsfasen
### 4.1 Het begrip handicap en beperking
Het concept 'handicap' is maatschappelijk bepaald en verandert door de tijd heen. Historisch gezien werden mensen die buiten de norm vielen negatief bejegend, wat leidde tot stigmatisering en uitsluiting. Tegenwoordig is er een verschuiving naar een meer inclusieve benadering, waarbij de nadruk ligt op persoonsgerichte zorg, zelfbepaling en participatie. De benaming 'mensen met een beperking' wordt geprefereerd boven 'gehandicapten', omdat deze de mens centraal stelt.
#### 4.1.1 Rechten van personen met een beperking
De Universele Verklaring van de Rechten van Mensen met een Beperking, gebaseerd op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, garandeert gelijke rechten en respectvolle behandeling. Belangrijke principes zijn onder meer respect voor waardigheid en autonomie, non-discriminatie, volledige participatie, acceptatie van diversiteit en gelijke kansen.
#### 4.1.2 Perspectief 2020 en persoonsvolgende financiering
Perspectief 2020 was een Vlaams actieplan dat gericht was op meer zelfstandigheid en inclusie voor personen met een beperking. Een cruciaal element hiervan was de invoering van persoonsvolgende financiering (PVF). Hierbij gaan budgetten rechtstreeks naar de persoon met de beperking, waardoor deze zelf kan bepalen hoe en van wie de ondersteuning wordt ingekocht. Dit bevordert keuzevrijheid en vraaggestuurde zorg, in tegenstelling tot de vroegere aanbodgerichte zorg.
##### 4.1.2.1 Financiële ondersteuning
De financiering voor personen met een beperking is onderverdeeld in verschillende 'trappen'.
* **Trap 1: Basisondersteuningsbudget (BOB) en Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (RTH)**
* Het BOB is een maandelijks bedrag, bedoeld voor personen met een geringe ondersteuningsnood, voor het bekostigen van eenvoudige hulp (bv. poets- of vervoerskosten).
* RTH kan het BOB aanvullen voor een beperkte hoeveelheid dagopvang, begeleiding of verblijf in een erkende voorziening.
* **Trap 2: Persoonsvolgend Budget (PVB)**
* Dit budget is voor personen met een grotere ondersteuningsnood en vereist een uitgebreidere procedure, waaronder het opstellen van een ondersteuningsplan.
* De budgethoogte varieert en kan cash of als voucher uitgekeerd worden.
* Het PVB biedt flexibiliteit voor ondersteuning op maat, maar kent ook lange wachtlijsten.
* **Ondersteuningstoeslag en Persoonlijk Assistentiebudget (PAB) voor minderjarigen**
* De ondersteuningstoeslag is vergelijkbaar met het BOB voor meerderjarigen.
* Het PAB is een budget voor minderjarigen om assistentie thuis of op school te organiseren en te betalen, met richtlijnen voor het gebruik en verantwoording van kosten.
Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) organiseert alle ondersteuning vanuit de Vlaamse overheid en hanteert een definitie van beperking die rekening houdt met functiestoornissen, activiteitenbeperkingen en persoons- en omgevingsfactoren.
### 4.2 Onderwijs voor kinderen en jongeren met een beperking
Het onderwijslandschap voor kinderen en jongeren met een beperking is sterk geëvolueerd, met een verschuiving naar meer inclusie.
#### 4.2.1 Buitengewoon onderwijs
Buitengewoon onderwijs (BUO) wordt ingericht voor verschillende niveaus (kleuter, lager, secundair) en types, aangepast aan specifieke behoeften.
* **Type basisaanbod (Type BA):** Samengevoegd uit vroegere types 1 en 8, gericht op kinderen met een lichte verstandelijke beperking, ontwikkelingsachterstand of ernstige leerstoornissen.
* **Type 2:** Aangepast aan kinderen en jongeren met een matige tot ernstige verstandelijke handicap, met focus op levensscholing.
* **Type 3:** Voor kinderen en jongeren met ernstige gedrags- of emotionele problemen, met nadruk op persoonlijkheidsontwikkeling.
* **Type 4:** Aangepast aan leerlingen met een lichamelijke handicap, die specifieke medische en orthopedagogische voorzieningen nodig hebben.
* **Type 5:** Bestemd voor kinderen en jongeren die wegens ziekte in een ziekenhuis of medische instelling verblijven.
* **Type 6:** Aangepast aan blinde en slechtziende kinderen en jongeren, met specifieke methoden zoals braille.
* **Type 7:** Aangepast aan dove en slechthorende kinderen en jongeren, met focus op communicatie.
* **Type 9:** Nieuw sinds het M-decreet, voor kinderen en jongeren met ASS (autismespectrumstoornis) zonder verstandelijke beperking.
Het buitengewoon secundair onderwijs (BUSO) kent vier opleidingsvormen (OV) gericht op sociale vorming, voorbereiding op beschermde of gewone leef- en arbeidsmilieus.
#### 4.2.2 Het leersteundecreet
Het leersteundecreet, dat het M-decreet vervangt, streeft naar kwaliteitsvol en werkbaar onderwijs voor alle leerlingen. Het voorziet in extra ondersteuning via leersteuncentra, meer zeggenschap voor de klassenraad, en behoudt buitengewoon onderwijs als volwaardige optie.
### 4.3 Specifieke beperkingen en begeleiding
Het document beschrijft uitgebreid verschillende soorten beperkingen en de orthopedagogische benaderingen die daarbij horen.
#### 4.3.1 Visuele beperking
* **Definitie:** Verminderd gezichtsvermogen of het ontbreken ervan, met impact op sociaal-maatschappelijk functioneren. Onderscheid tussen blindheid en slechtziendheid.
* **Invloed op ontwikkeling:** Gevolgen voor motoriek (ruimtelijke oriëntatie, lichaamsbesef), sociaal-affectieve ontwikkeling (angst, minderwaardigheidsgevoelens, contactproblemen), taalontwikkeling (verbalismen) en cognitieve ontwikkeling (belemmerde informatieverwerking).
* **Orthopedagogische begeleiding:** Vroegtijdige opsporing en begeleiding, stimulering van ontspanning, gehoor- en tastzin, bewegingsoefeningen, seksuele opvoeding, zelfstandigheidstraining. Belang van informatie en ondersteuning voor ouders. Hulpmiddelen (visueel, auditief, tactiel) spelen een cruciale rol.
#### 4.3.2 Auditieve beperking
* **Definitie:** Slecht horen of doof zijn, met gevolgen voor waarneming en spraakontwikkeling.
* **Invloed op ontwikkeling:** Bedreigde psychische ontwikkeling (hechting, taalontwikkeling, zelfbeeld), bemoeilijkte maatschappelijke integratie (communicatie, sociale regels).
* **Orthopedagogische begeleiding:** Differentiële methode (oraal, spraakafzien) versus totale communicatie (gebarentaal, liplezen). Belang van vroegtijdige diagnose. Onderwijs focust op spraak- en taaltraining, ondersteund door technologische hulpmiddelen. Psycho-emotionele begeleiding is essentieel.
#### 4.3.3 Fysieke beperking
* **Definitie:** Stoornissen in bewegen ten gevolge van neurologische afwijkingen, spierziekten of ledemaatverlies. Een zeer diverse groep met veel uiteenlopende oorzaken en uitingen.
* **Invloed op ontwikkeling:** Mogelijke gevolgen voor cognitieve ontwikkeling (beperkte ervaringen, traumatische ervaringen), sociaal-emotioneel functioneren (hechting, zelfbeeld, identiteitsontwikkeling), lichaamsbeleving en seksualiteit.
* **Orthopedagogische begeleiding:** Vroegbegeleiding, psychomotorische programma's, onderwijs (inclusief onderwijs, type 5), ADL-training, psychosociale begeleiding (positief zelfbeeld, assertiviteit), begeleiding naar sociale integratie, ondersteuning door technologische hulpmiddelen.
#### 4.3.4 Mentale beperking
* **Definitie:** Beduidend benedenmatig intellectueel functioneren, ontstaan tijdens de ontwikkelingsperiode, samengaand met tekorten in aangepast gedrag. Gedeeld in vier niveaus: licht, matig, ernstig en zeer ernstig.
* **Oorzaken:** Biologische factoren (chromosomale afwijkingen, stofwisselingsstoornissen, infecties, intoxicaties) en sociaal-culturele factoren (stimulerende omgeving, taalgebruik, voeding).
* **Kenmerken per niveau:**
* **Licht:** Grotendeels uiterlijk niet waarneembaar, lichte motorische moeilijkheden, oppervlakkige informatieverwerking, egocentrisch denken, beperkte woordenschat maar goed taalbegrip, emotionele labiliteit.
* **Matig:** Tragere motorische en cognitieve ontwikkeling, beperkte concentratie, eenvoudige zinnen, logopedische ondersteuning vaak nodig, zelfredzaamheid t.a.v. dagelijkse leven, oriëntatie gericht op het hier-en-nu.
* **Ernstig:** Ernstige motorische en cognitieve achterstand, egocentrisch denken, moeizame informatieverwerking, gedragsproblemen, beperkte taalontwikkeling, afhankelijk van beschermd milieu.
* **Zeer ernstig:** Meervoudige beperkingen (fysiek, zintuiglijk, sociaal-emotioneel), beperkt bewustzijn en motoriek, minimale taalontwikkeling, afhankelijk van totale zorg.
* **Orthopedagogische begeleiding:** Gericht op individuele ondersteuningsbehoefte, emancipatie en empowerment. Belang van een gestructureerde omgeving, duidelijke routines en visuele communicatiemiddelen.
#### 4.3.5 Meervoudige beperking
* **Definitie:** Combinatie van beperkingen op verschillende vlakken (mentaal, fysiek, zintuiglijk, sociaal-emotioneel), vaak met bijkomende gezondheidsproblemen.
* **Kenmerken:** Verstoring in bewustzijn en slaapritme, beperkt of geen zelfstandige voortbeweging, contact- en communicatiestoornissen, afhankelijkheid van de omgeving.
* **Orthopedagogische begeleiding:** Gericht op basale stimulatie, LACCS-visie (lichamelijk welbevinden, alertheid, contact, communicatie, stimulerende tijdsbesteding) en aansluiting bij de ontwikkelingsfasen (sensatiefase, klikfase).
##### 4.3.5.1 Emotionele ontwikkeling (naar Anton Dösen)
Het model van Anton Dösen beschrijft de emotionele ontwikkeling in verschillende fasen, die relevant zijn voor de orthopedagogische begeleiding:
* **Adaptatiefase (Babyfase):** Kenmerken: afhankelijkheid, symbiosie, impulsiviteit, afwezigheid van onderscheid tussen zelf en ander. Begeleiding: nabijheid, geruststelling, regulatie van prikkels.
* **Hechtingsfase:** Kenmerken: opbouw van vertrouwensbanden, zoeken naar vertrouwde personen. Begeleiding: stimuleren van positieve relaties, veilige hechting.
* **Eerste individuatiefase (Koppigheidsfase):** Kenmerken: ontwikkeling van 'eigen ik', ontdekken van de wereld met veilige begeleider. Begeleiding: stimuleren van zelfstandigheid, bieden van keuzemogelijkheden.
* **Identificatiefase:** Kenmerken: vorming van identiteit, zich spiegelen aan anderen. Begeleiding: aanmoedigen van assertiviteit, realistische zelfbeeld.
* **Realiteitsbewustwordingsfase:** Kenmerken: aanpassen aan de realiteit, inzicht in oorzaak en gevolg. Begeleiding: ondersteunen bij het maken van keuzes, leren omgaan met grenzen.
Het is cruciaal om bij de begeleiding aan te sluiten bij het huidige emotionele ontwikkelingsniveau van de cliënt, aangezien lagere fasen nooit volledig 'achtergelaten' worden. Samenwerking tussen orthopedagogen en begeleiders is essentieel voor een effectieve aanpak.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Handicap | Het geheel van belemmeringen die een persoon ervaart in zijn participatie aan de samenleving, als gevolg van het samenspel tussen zijn functiestoornissen en de maatschappelijke omgeving. |
| Beperking | Een functiestoornis van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard, die leidt tot moeilijkheden bij het uitvoeren van activiteiten en participatieproblemen. |
| Norm | Een sociaal aanvaard gedragspatroon of een regel die binnen een bepaalde groep of samenleving geldt en waaraan men zich geacht wordt te houden. |
| Vooroordeel | Een vooringenomen mening of oordeel over een persoon of groep, vaak gebaseerd op onvoldoende of verkeerde informatie, zonder de persoon of groep echt te kennen. |
| Menswaardig | Behandel anderen met respect en erken hun inherente waarde als mens, ongeacht hun achtergrond, omstandigheden of beperkingen. |
| Delicaat | Gevoelig, subtiel of kwetsbaar, wat speciale zorg, tact en aandacht vereist bij de behandeling ervan. |
| Persoonsgericht | Een benadering waarbij zorg en ondersteuning volledig zijn afgestemd op de individuele behoeften, voorkeuren en levenssituatie van een persoon. |
| Zelfbepaling | Het recht en de mogelijkheid van een individu om eigen keuzes te maken, onafhankelijk beslissingen te nemen en controle uit te oefenen over zijn eigen leven. |
| Autonomie | De mate waarin een individu in staat is zelfstandig te functioneren, eigen keuzes te maken en verantwoordelijkheid te dragen voor zijn eigen leven en beslissingen. |
| Participatie | De actieve deelname van individuen aan alle aspecten van het maatschappelijk leven, inclusief sociale, economische, culturele en politieke activiteiten. |
| Diversiteit | De verscheidenheid aan kenmerken, achtergronden, perspectieven en ervaringen binnen een groep of samenleving, wat bijdraagt aan een rijke en inclusieve omgeving. |
| Identiteit | Het unieke zelfbeeld en de persoonlijke kenmerken die een individu vormen, bestaande uit een combinatie van persoonlijke ervaringen, waarden, overtuigingen en sociale rollen. |
| Persoonsvolgende financiering (PVF) | Een financieringsmodel waarbij budgetten voor zorg en ondersteuning rechtstreeks naar de persoon met een beperking gaan, zodat deze zelf kan kiezen hoe en door wie de zorg wordt georganiseerd. |
| Dagcentrum | Een voorziening die overdag opvang, begeleiding en activiteiten biedt aan personen met een beperking, zodat ze gestructureerd en zinvol hun dag kunnen doorbrengen. |
| Inclusief | Een omgeving of systeem dat zodanig is ingericht dat iedereen, ongeacht achtergrond of beperking, kan deelnemen en zich welkom voelt. |
| Particulier | Verwijst naar iets dat privébezit is of wordt aangeboden door een individu of een niet-overheidsorganisatie, in tegenstelling tot overheidsinstanties. |
| Ouderinitiatief | Een project of organisatie die door ouders van personen met een beperking is opgericht om specifieke zorg, ondersteuning of activiteiten te bieden. |
| Maatschappelijke meerwaarde | Een positieve bijdrage die een project of initiatief levert aan de samenleving, bijvoorbeeld door emancipatie, integratie of het versterken van competenties van kansengroepen. |
| Emancipatie | Het proces waarbij individuen of groepen meer autonomie, gelijkheid en controle over hun eigen leven verwerven, vaak door middel van sociale, politieke of economische empowerment. |
| Integratie | Het proces waarbij individuen of groepen die voorheen buiten de mainstream vielen, worden opgenomen in de bredere samenleving, met behoud van hun eigen identiteit. |
| Duurzaam | Een aanpak of systeem dat langdurig levensvatbaar is en positieve resultaten kan blijven genereren zonder de middelen of het milieu uit te putten. |
| Competentie | Een combinatie van kennis, vaardigheden, houdingen en gedragingen die nodig zijn om een bepaalde taak effectief uit te voeren of een bepaalde functie te vervullen. |
| Kansengroepen | Groepen in de samenleving die door diverse factoren (zoals sociaaleconomische status, afkomst, beperking) minder kansen hebben op gelijke deelname aan het maatschappelijk leven. |
| Cerebral parese (CP) | Een niet-progressieve aandoening van de hersenen die zich manifesteert in de vroege ontwikkeling en gekenmerkt wordt door stoornissen in houding en beweging, mogelijk gecombineerd met andere ontwikkelingsproblemen. |
| Spina bifida | Een aangeboren neuraalbuisdefect waarbij de wervelkolom niet volledig sluit, wat kan leiden tot neurologische uitval en andere complicaties, afhankelijk van de ernst en locatie. |
| Spierdystrofie | Een groep erfelijke spierziekten die gekenmerkt worden door geleidelijke afbraak van spierweefsel, leidend tot toenemende spierzwakte en verlies van functionaliteit. |
| Auditieve beperking | Een vermindering van het gehoorvermogen, variërend van licht slechthorend tot totale doofheid, wat invloed heeft op de waarneming van geluid en communicatie. |
| Visuele beperking | Een verminderd gezichtsvermogen, variërend van slechtziendheid tot blindheid, wat invloed heeft op de waarneming van de omgeving, oriëntatie en interactie met anderen. |
| Fysieke beperking | Een lichamelijke functiestoornis die iemand belemmert in zijn bewegingsmogelijkheden, zelfzorg of deelname aan maatschappelijke activiteiten, veroorzaakt door diverse medische aandoeningen. |
| Mentale beperking | Een substantiële beperking in het intellectueel functioneren en aangepast gedrag, die ontstaat tijdens de ontwikkelingsperiode en invloed heeft op leren, denken en sociaal functioneren. |
| Meervoudige beperking | Een combinatie van twee of meer significante beperkingen, bijvoorbeeld op mentaal, fysiek en zintuiglijk vlak, die de uitdagingen en ondersteuningsbehoeften aanzienlijk vergroten. |
| Basale stimulatie | Een communicatieve benadering die zich richt op het bieden van eenvoudige, zintuiglijke waarnemingen via fysieke aanraking en beweging, om het lichaamsbewustzijn en contact met de omgeving te bevorderen, vooral bij personen met ernstige meervoudige beperkingen. |
| LACCS-visie | Een zorgvisie die zich richt op het realiseren van een "goed leven" voor mensen met ernstige meervoudige beperkingen, gebaseerd op vijf gebieden: Lichamelijk welbevinden, Alertheid, Contact, Communicatie en Stimulerende tijdsbesteding. |
| Sensatiefase | De eerste fase van emotionele ontwikkeling, kenmerkt zich door focus op zintuiglijke sensaties en het directe, onmiddellijke ervaren van de omgeving zonder verwachtingen of gedachten. |
| Klikfase | Een fase in emotionele ontwikkeling waarin een individu zaken aan elkaar begint te koppelen, verwachtingen ontwikkelt en verbanden leert leggen tussen gebeurtenissen, wat houvast biedt. |
| Begrijpfase | De meest gevorderde fase van emotionele ontwikkeling, waarin een individu situaties kan beredeneren, oorzaak en gevolg begrijpt, en zijn gedrag kan aanpassen aan de context. Mensen met EMB bereiken deze fase doorgaans niet. |
| Adaptatiefase | Een vroege fase van emotionele ontwikkeling, vergelijkbaar met die van een baby, gekenmerkt door impulsiviteit, afhankelijkheid van verzorgers en een gebrek aan onderscheid tussen zichzelf en anderen. Nabijheid en kalmering zijn essentieel. |
| Socialisatiefase | Een latere fase van emotionele ontwikkeling, gekenmerkt door de ontwikkeling van een hechtingsrelatie met verzorgers, wat een gevoel van veiligheid en vertrouwen creëert, en de basis legt voor verdere sociale interactie. |
| Eerste individuatie/koppigheidsfase | Een fase in emotionele ontwikkeling waarin een individu zijn eigen 'ik' begint te ontwikkelen, de wereld verkent en zelfstandiger wordt, vaak met periodes van weerstand en koppigheid. |
| Identificatiefase | Een fase in emotionele ontwikkeling waarin een individu zich identificeert met rolmodellen en zich aanpast aan maatschappelijke normen en waarden, wat cruciaal is voor de ontwikkeling van een gezonde persoonlijkheid. |
| Realiteitsbewustwordingsfase | De laatste fase van emotionele ontwikkeling, waarin een individu een realistisch beeld ontwikkelt van zichzelf en zijn omgeving, en in staat is zijn aspiraties af te stemmen op zijn mogelijkheden. |
| Autisme Spectrum Stoornis (ASS) | Een neuro-ontwikkelingsstoornis die gekenmerkt wordt door uitdagingen op het gebied van sociale interactie, communicatie en repetitief gedrag, met variërende ernst en expressie. |
| Intelligentiequotiënt (IQ) | Een score die de relatieve intellectuele capaciteit van een persoon meet in vergelijking met het gemiddelde van zijn leeftijdsgroep, vaak gemeten met gestandaardiseerde tests. |
| Adaptief gedrag | De mate waarin een individu in staat is zich aan te passen aan de eisen van zijn omgeving en zelfstandig te functioneren in het dagelijks leven, inclusief vaardigheden op het gebied van communicatie, zelfzorg en sociale interactie. |
| Stereotypieën | Repetitieve, vaak doelloze bewegingen of handelingen die voorkomen bij bepaalde ontwikkelingsstoornissen, zoals autisme of ernstige mentale beperkingen, en die kunnen dienen als zelfstimulatie of copingmechanisme. |
| PICA | Een eetstoornis waarbij een persoon ongebruikelijke, niet-eetbare voorwerpen consumeert, zoals aarde, papier of plastic. |
| Zelfstimulatie | Gedrag dat een persoon vertoont om zichzelf sensorische input te geven, zoals wiegen, fladderen met de handen of herhalende geluiden maken, vaak voorkomend bij personen met autisme of ernstige mentale beperkingen. |
| Communicatie | Het proces van het uitwisselen van informatie, gedachten en gevoelens tussen individuen, zowel verbaal als non-verbaal. |
| Basale stimulatie | Een communicatieve benadering die zich richt op het bieden van eenvoudige, zintuiglijke waarnemingen via fysieke aanraking en beweging, om het lichaamsbewustzijn en contact met de omgeving te bevorderen, vooral bij personen met ernstige meervoudige beperkingen. |
| LACCS-visie | Een zorgvisie die zich richt op het realiseren van een "goed leven" voor mensen met ernstige meervoudige beperkingen, gebaseerd op vijf gebieden: Lichamelijk welbevinden, Alertheid, Contact, Communicatie en Stimulerende tijdsbesteding. |
| Sensatiefase | De eerste fase van emotionele ontwikkeling, kenmerkt zich door focus op zintuiglijke sensaties en het directe, onmiddellijke ervaren van de omgeving zonder verwachtingen of gedachten. |
| Klikfase | Een fase in emotionele ontwikkeling waarin een individu zaken aan elkaar begint te koppelen, verwachtingen ontwikkelt en verbanden leert leggen tussen gebeurtenissen, wat houvast biedt. |
| Begrijpfase | De meest gevorderde fase van emotionele ontwikkeling, waarin een individu situaties kan beredeneren, oorzaak en gevolg begrijpt, en zijn gedrag kan aanpassen aan de context. Mensen met EMB bereiken deze fase doorgaans niet. |
| Adaptatiefase | Een vroege fase van emotionele ontwikkeling, vergelijkbaar met die van een baby, gekenmerkt door impulsiviteit, afhankelijkheid van verzorgers en een gebrek aan onderscheid tussen zichzelf en anderen. Nabijheid en kalmering zijn essentieel. |
| Socialisatiefase | Een latere fase van emotionele ontwikkeling, gekenmerkt door de ontwikkeling van een hechtingsrelatie met verzorgers, wat een gevoel van veiligheid en vertrouwen creëert, en de basis legt voor verdere sociale interactie. |
| Eerste individuatie/koppigheidsfase | Een fase in emotionele ontwikkeling waarin een individu zijn eigen 'ik' begint te ontwikkelen, de wereld verkent en zelfstandiger wordt, vaak met periodes van weerstand en koppigheid. |
| Identificatiefase | Een fase in emotionele ontwikkeling waarin een individu zich identificeert met rolmodellen en zich aanpast aan maatschappelijke normen en waarden, wat cruciaal is voor de ontwikkeling van een gezonde persoonlijkheid. |
| Realiteitsbewustwordingsfase | De laatste fase van emotionele ontwikkeling, waarin een individu een realistisch beeld ontwikkelt van zichzelf en zijn omgeving, en in staat is zijn aspiraties af te stemmen op zijn mogelijkheden. |
| Syndroom van Down | Een chromosomale afwijking (trisomie 21) die gepaard gaat met een reeks fysieke kenmerken en een variabele mate van verstandelijke beperking, vanaf licht tot ernstig. |
| Fragiele-X-syndroom | Een erfelijke aandoening veroorzaakt door een defect op het X-chromosoom, die leidt tot mentale achterstand, gedragsproblemen en specifieke fysieke kenmerken, meer uitgesproken bij mannen. |
| Prader-Willi syndroom (PWS) | Een genetische aandoening die invloed heeft op verschillende lichaamsfuncties, waaronder eetlust, groei, cognitie en gedrag, gekenmerkt door spierzwakte in de zuigelingentijd en een onbedwingbare eetlust op latere leeftijd. |
| Ademhalingsproblemen | Moeilijkheden met de normale functie van de luchtwegen en longen, wat kan leiden tot kortademigheid, onregelmatige ademhaling en een verhoogd risico op infecties. |
| Slikproblemen | Moeilijkheden met het kauwen en doorslikken van voedsel en vloeistoffen, vaak als gevolg van spierzwakte, spasticiteit of neurologische stoornissen, wat kan leiden tot verslikking en ondervoeding. |
| Basale stimulatie | Een communicatieve benadering die zich richt op het bieden van eenvoudige, zintuiglijke waarnemingen via fysieke aanraking en beweging, om het lichaamsbewustzijn en contact met de omgeving te bevorderen, vooral bij personen met ernstige meervoudige beperkingen. |
| LACCS-visie | Een zorgvisie die zich richt op het realiseren van een "goed leven" voor mensen met ernstige meervoudige beperkingen, gebaseerd op vijf gebieden: Lichamelijk welbevinden, Alertheid, Contact, Communicatie en Stimulerende tijdsbesteding. |
| Sensatiefase | De eerste fase van emotionele ontwikkeling, kenmerkt zich door focus op zintuiglijke sensaties en het directe, onmiddellijke ervaren van de omgeving zonder verwachtingen of gedachten. |
| Klikfase | Een fase in emotionele ontwikkeling waarin een individu zaken aan elkaar begint te koppelen, verwachtingen ontwikkelt en verbanden leert leggen tussen gebeurtenissen, wat houvast biedt. |
| Begrijpfase | De meest gevorderde fase van emotionele ontwikkeling, waarin een individu situaties kan beredeneren, oorzaak en gevolg begrijpt, en zijn gedrag kan aanpassen aan de context. Mensen met EMB bereiken deze fase doorgaans niet. |
| Adaptatiefase | Een vroege fase van emotionele ontwikkeling, vergelijkbaar met die van een baby, gekenmerkt door impulsiviteit, afhankelijkheid van verzorgers en een gebrek aan onderscheid tussen zichzelf en anderen. Nabijheid en kalmering zijn essentieel. |
| Socialisatiefase | Een latere fase van emotionele ontwikkeling, gekenmerkt door de ontwikkeling van een hechtingsrelatie met verzorgers, wat een gevoel van veiligheid en vertrouwen creëert, en de basis legt voor verdere sociale interactie. |
| Eerste individuatie/koppigheidsfase | Een fase in emotionele ontwikkeling waarin een individu zijn eigen 'ik' begint te ontwikkelen, de wereld verkent en zelfstandiger wordt, vaak met periodes van weerstand en koppigheid. |
| Identificatiefase | Een fase in emotionele ontwikkeling waarin een individu zich identificeert met rolmodellen en zich aanpast aan maatschappelijke normen en waarden, wat cruciaal is voor de ontwikkeling van een gezonde persoonlijkheid. |
| Realiteitsbewustwordingsfase | De laatste fase van emotionele ontwikkeling, waarin een individu een realistisch beeld ontwikkelt van zichzelf en zijn omgeving, en in staat is zijn aspiraties af te stemmen op zijn mogelijkheden. |
| Basale stimulatie | Een communicatieve benadering die zich richt op het bieden van eenvoudige, zintuiglijke waarnemingen via fysieke aanraking en beweging, om het lichaamsbewustzijn en contact met de omgeving te bevorderen, vooral bij personen met ernstige meervoudige beperkingen. |
| LACCS-visie | Een zorgvisie die zich richt op het realiseren van een "goed leven" voor mensen met ernstige meervoudige beperkingen, gebaseerd op vijf gebieden: Lichamelijk welbevinden, Alertheid, Contact, Communicatie en Stimulerende tijdsbesteding. |
| Sensatiefase | De eerste fase van emotionele ontwikkeling, kenmerkt zich door focus op zintuiglijke sensaties en het directe, onmiddellijke ervaren van de omgeving zonder verwachtingen of gedachten. |
| Klikfase | Een fase in emotionele ontwikkeling waarin een individu zaken aan elkaar begint te koppelen, verwachtingen ontwikkelt en verbanden leert leggen tussen gebeurtenissen, wat houvast biedt. |
| Begrijpfase | De meest gevorderde fase van emotionele ontwikkeling, waarin een individu situaties kan beredeneren, oorzaak en gevolg begrijpt, en zijn gedrag kan aanpassen aan de context. Mensen met EMB bereiken deze fase doorgaans niet. |