Cover
Börja nu gratis Basisvaardigheden Argumenteren cursus.docx
Summary
# Oordelen over teksten en het onderscheid tussen feiten en meningen
Het vormen van een oordeel over een tekst hangt sterk af van het leesdoel en de aard van de informatie die de tekst bevat, met name het onderscheid tussen feiten en meningen, en hoe meningen soms als feiten worden gepresenteerd.
## 1.1 Het vormen van een oordeel over een tekst
De manier waarop je een oordeel vormt over een tekst, is afhankelijk van je leesdoel.
* **Informatief leesdoel:** Hierbij richt je je voornamelijk op de betrouwbaarheid van de tekst.
* **Opiniërend leesdoel:** Je beoordeelt of je het eens bent met de inhoud van de tekst.
* **Activerend leesdoel:** Je kijkt naar de bruikbaarheid van de informatie en of het zinvol is om tot actie over te gaan.
Naast de inhoud van de tekst spelen ook de bron, de auteur, de argumentatie, de opbouw, de nieuwswaarde, de originaliteit en de begrijpelijkheid van de tekst een rol bij het vormen van een waardeoordeel.
## 1.2 Feiten en meningen
Het onderscheid tussen feiten en meningen is cruciaal voor het kritisch beoordelen van teksten.
### 1.2.1 Feiten
Feiten zijn uitspraken die controleerbaar en bewijsbaar zijn.
**Voorbeeld:**
> De uitspraak "water bevriest bij 0° Celsius" is een feit, omdat dit te verifiëren is door middel van experimenten of observatie.
### 1.2.2 Meningen
Meningen bevatten een waardeoordeel en zijn niet objectief controleerbaar. Je kunt het ermee eens zijn of niet.
**Voorbeeld:**
> De uitspraak "deze gordijnen zijn spuuglelijk" is een mening, omdat schoonheid subjectief is.
### 1.2.3 Nuances en vermomde meningen
Het onderscheid tussen feiten en meningen is niet altijd duidelijk. Soms worden meningen vermomd als feiten om sterker over te komen. Dit gebeurt door het weglaten van nuances of het presenteren van een subjectieve opvatting als een objectieve waarheid.
**Voorbeeld:**
> De uitspraak "Roze is een kleur die jongens niet staat" presenteert een persoonlijke mening als een feit. Een meer genuanceerde formulering zou zijn: "Ik vind dat roze geen kleur is die jongens staat."
Het is belangrijk te beseffen dat niet elke uitspraak strikt een feit of een mening is. Er bestaan ook andere taaluitingen zoals beloftes, bevelen of verzoeken.
## 1.3 Bron en auteur
De bron en de auteur van een tekst zijn belangrijke aanknopingspunten voor het beoordelen van de betrouwbaarheid.
* **Geloofwaardigheid van de bron:** Een tekst over een specifiek onderwerp zal anders beoordeeld worden afhankelijk van waar deze gepubliceerd is (bijvoorbeeld een vaktijdschrift versus een consumentenblad).
* **Deskundigheid van de auteur:** De expertise van de auteur kan leiden tot meer vertrouwen, maar deskundigheid garandeert niet altijd objectiviteit.
* **Betrokkenheid van de auteur:** Een auteur met een direct belang bij de boodschap kan geneigd zijn om ongunstige informatie weg te laten.
**Tip:** Let altijd goed op de betrokkenheid van de auteur bij het onderwerp en of er sprake kan zijn van een belang dat de objectiviteit beïnvloedt.
## 1.4 Waardeoordeel vormen over de tekst
Het uiteindelijke doel van kritisch lezen is het vormen van een waardeoordeel over de tekst. Dit omvat niet alleen de betrouwbaarheid, maar ook:
* De kwaliteit van de argumentatie.
* De logische opbouw van de tekst.
* De nieuwswaarde van de informatie.
* De originaliteit van de inhoud.
* De begrijpelijkheid van de tekst.
---
# De rol van bron, auteur en waardeoordeel bij kritisch lezen
Dit onderwerp belicht hoe de bron, de auteur en diens betrokkenheid bij het onderwerp de betrouwbaarheid van een tekst beïnvloeden, en welke elementen, naast betrouwbaarheid, bijdragen aan het vormen van een waardeoordeel over de tekst.
### 2.1 De invloed van bron en auteur op betrouwbaarheid
Bij kritisch lezen is het essentieel om de betrouwbaarheid van de informatie te evalueren. Twee belangrijke factoren die hierbij een rol spelen, zijn de bron van de tekst en de auteur ervan.
* **De bron:** De context waaruit een tekst afkomstig is, kan een significant verschil maken in hoe we de informatie inschatten. Een tekst over een automodel, bijvoorbeeld, zal anders gewogen worden wanneer deze verschijnt in een gespecialiseerd vakblad dan in een consumententijdschrift of als onderdeel van een advertentie.
* **De auteur:** De deskundigheid van de auteur is een belangrijke overweging. Een jurist die uitleg geeft over de aanvraag van een studiebeurs zal doorgaans meer vertrouwen wekken dan een medestudent.
* **Betrokkenheid van de auteur:** Het is echter cruciaal om te beseffen dat deskundigheid geen absolute garantie voor betrouwbaarheid biedt. Een auteur met een groot persoonlijk belang bij de boodschap kan geneigd zijn om ongunstige informatie weg te laten. Een verkoper, hoe gekwalificeerd ook, kan bijvoorbeeld terughoudend zijn met het benoemen van nadelen van een product. Het is daarom van belang de mate van betrokkenheid van de auteur bij het onderwerp kritisch te volgen.
> **Tip:** Een zender die veel belang heeft bij de boodschap zal eerder geneigd zijn om ongunstige informatie weg te laten.
### 2.2 Het vormen van een waardeoordeel
Het uiteindelijke doel van kritisch lezen is het vormen van een persoonlijk waardeoordeel over de tekst. Dit omvat niet alleen de betrouwbaarheid van de informatie, maar ook andere aspecten die bijdragen aan de impact en nuttigheid van de tekst.
Naast betrouwbaarheid zijn de volgende elementen van belang bij het vormen van een waardeoordeel:
* **De argumentatie in de tekst:** Hoe worden standpunten onderbouwd? Is de redenering logisch en overtuigend?
* **De opbouw van de tekst:** Hoe is de informatie gestructureerd? Is de tekst helder en overzichtelijk georganiseerd?
* **De nieuwswaarde van de tekst:** Is de informatie actueel en relevant?
* **De originaliteit van de tekst:** Brengt de tekst nieuwe inzichten of perspectieven?
* **De begrijpelijkheid van de tekst:** Is de tekst toegankelijk voor de beoogde lezer?
> **Voorbeeld:** Een tekst kan feitelijk correct zijn (betrouwbaar), maar als de argumentatie zwak is of de opbouw onoverzichtelijk, zal het algehele waardeoordeel negatiever uitvallen. Omgekeerd kan een tekst met een origineel perspectief, zelfs als deze enige beperkingen in betrouwbaarheid vertoont, toch als waardevol worden beschouwd.
### 2.3 Feiten en meningen
Een fundamenteel onderscheid bij kritisch lezen is dat tussen feiten en meningen.
* **Feiten:** Uitspraken die objectief controleerbaar en bewijsbaar zijn. Bijvoorbeeld: "Water bevriest bij 0 graden Celsius."
* **Meningen:** Uitspraken die een waardeoordeel bevatten en niet objectief te controleren zijn. Ze drukken een persoonlijke voorkeur of afkeuring uit. Bijvoorbeeld: "Deze gordijnen zijn spuuglelijk."
Het onderscheid is echter niet altijd scherp:
* **Gemengde uitspraken:** Een uitspraak kan feitelijke informatie bevatten met een subjectieve interpretatie. "Eindelijk wordt er wat gedaan aan het probleem met de verwarming" bevat de feit dat het probleem wordt aangepakt, maar "eindelijk" is een subjectieve tijdsbepaling.
* **Meningen vermomd als feiten:** Soms worden meningen als objectieve waarheden gepresenteerd om sterker over te komen. De bewering "Roze is een kleur die jongens niet staat" wordt als een feit gepresenteerd, terwijl het een subjectieve opvatting is. Hier zou idealiter gesproken moeten worden vanuit de ik-vorm ("Ik vind dat...").
Het is belangrijk om te herkennen dat niet elke uiting strikt een feit of een mening is; er bestaan ook andere taalhandelingen zoals beloftes, bevelen, verzoeken en dreigementen.
---
# Argumenteren: standpunten, argumenten en de opbouw van argumentaties
Dit deel van de studiegids behandelt het formuleren van standpunten en het onderbouwen daarvan met argumenten, inclusief de analyse van enkelvoudige, meervoudige, nevenschikkende en onderschikkende argumentaties.
### 3.1 Standpunt versus argument
Een standpunt is een taaluiting waarin een spreker of schrijver zijn mening over iets weergeeft. Een argument is een taaluiting waarmee een spreker of schrijver zijn standpunt verdedigt tegen kritiek. Het doel van argumenteren is om anderen te overtuigen van een bepaald standpunt.
#### 3.1.1 Indicatoren
Om aan te geven dat een standpunt of argument wordt gegeven, kunnen indicatoren worden gebruikt. Dit zijn woorden of zinsdelen die een uiting benoemen (standpunt) of een verband aangeven tussen twee uitingen (argument).
**Voorbeelden van indicatoren:**
* **Standpunt:** ik vind dat..., Y is van mening dat..., de conclusie moet zijn dat..., het is duidelijk dat..., volgens mij...
* **Argument:** want, omdat, immers, aangezien, namelijk
#### 3.1.2 Ontbrekende indicatoren
Een standpunt of argument kan ook worden ingenomen zonder het gebruik van indicatoren. In dergelijke gevallen moet de hoorder of lezer uit de context afleiden of de uiting als een standpunt of argument moet worden beschouwd. Een reactie als "hoezo?" kan erop wijzen dat de uiting als standpunt is opgevat.
### 3.2 De opbouw van een argumentatie
De basisstructuur van een argumentatie is: Standpunt + argumenten. Deze argumenten moeten gebaseerd zijn op regels (algemene principes) en feiten en omstandigheden die waar en van toepassing zijn.
#### 3.2.1 Enkelvoudige en meervoudige argumentatie
* **Enkelvoudige argumentatie:** Er wordt één argument gebruikt om een standpunt te onderbouwen.
* *Voorbeeld:* Je hoeft hem niet te helpen, want hij kan het zelf.
* **Meervoudige argumentatie:** Er worden meerdere argumenten gebruikt om een standpunt te onderbouwen. Meestal zijn deze argumenten onafhankelijk van elkaar, zodat het standpunt overeind blijft als één argument wordt weerlegd.
* *Voorbeeld:* Je hoeft hem niet te helpen, want hij kan het zelf en hij wordt er slechtgezind van als iemand hem helpt.
#### 3.2.2 Nevenschikking of onderschikking
* **Nevenschikking:** Meerdere argumenten worden naast elkaar gebruikt om een standpunt te ondersteunen.
* *Voorbeeld:* Jij maakt veel kans op slagen, want je beschikt over voldoende basiscompetenties. Bovendien heb je een goede studiehouding en ga je vlot om met kinderen.
* **Onderschikking:** Het ene argument ondersteunt het andere argument. Talige indicatoren zoals "want" en "dus" helpen bij het herkennen van onderschikking. De structuur kan zijn: Standpunt want argument want subargument. of Subargument dus argument dus standpunt.
* *Voorbeeld:* Je moet je correspondentie zelf gaan doen (standpunt), want: je bent van veel zaken te weinig op de hoogte (argument), want: je stelt erg veel vragen over zaken die spelen (subargument).
#### 3.2.3 Complexe argumentatie
Een goede argumentatie maakt vaak gebruik van zowel onderschikking als nevenschikking. Dit wordt complexe argumentatie genoemd.
* *Voorbeeld:* We moeten ons huis niet verkopen. De kinderen hebben het hier goed: ze hebben vriendjes en er is veel speelruimte. Daarnaast is het op dit moment financieel niet aantrekkelijk voor ons. Er moet zoveel opgeknapt worden dat we er nooit de optimale prijs voor krijgen.
> **Tip:** Maak ter voorbereiding een argumentatiestructuur. Dit helpt om je betoog te structureren en om de argumentatie van anderen te analyseren.
### 3.3 Kritiek leveren op argumentatie
Na het verhelderen van onduidelijkheden, kan kritiek worden geleverd op de argumentatie. Dit omvat het zoeken naar fouten in bronnen, de volledigheid van het betoog, de argumenten en de redeneringen.
#### 3.3.1 Zwakheden in een betoog
Bij het leveren van kritiek wordt gelet op:
* Tekortkomingen in de aangehaalde bronnen of de spreker zelf.
* Onwaarheid of onaannemelijkheid van het standpunt of de argumenten.
* Redeneerfouten.
* Te veel gebruik van gevoelsargumenten in plaats van inhoudelijke argumenten.
* Gaten in het betoog.
#### 3.3.2 Drogredenen
Drogredenen zijn argumentaties die niet kloppen, maar waarvan het niet altijd gemakkelijk is dit aan te tonen.
##### 3.3.2.1 Drogredenen met ontduiken van bewijslast
* **Niet bewijzen wat je stelt:** Beweringen moeten onderbouwd worden.
* **Ontduiken van de bewijslast:** Standpunten zo formuleren dat er moeilijk tegenin te gaan is, vaak zonder argumenten.
* *Voorbeeld:* Het spreekt voor zich dat de overheid zich buiten de taakverdeling van mannen en vrouwen moet houden.
* **Cirkelredenering:** Standpunt en argument zijn gelijk.
* *Voorbeeld:* Ik heb geen zin in eten, want ik heb geen trek.
* **Omkeren van de bewijslast:** Beweren dat de ander moet bewijzen dat het niet zo is.
* *Voorbeeld:* De dictator kan niet bewijzen dat hij geen chemische wapens heeft. We kunnen dus rustig aannemen dat zijn loodsen vol liggen met chemische wapens.
* **Overhaaste generalisatie:** Eén voorbeeld als bewijs voor een brede stelling nemen.
* *Voorbeeld:* Mijn nichtje van 14 heeft laatst in een chatbox al haar gegevens aan een vreemde gegeven. Je kunt kinderen dus niet alleen laten op het internet.
* **Vertekenen van een standpunt:** Iemand woorden in de mond leggen of een uitspraak verdraaien.
* *Voorbeeld:* Wie zwijgt, stemt in met de beslissing.
##### 3.3.2.2 Drogredenen met onlogica
* **Vals dilemma:** Een keuze opdringen door een alternatief veel vreselijker te maken, terwijl er meer opties zijn.
* *Voorbeeld:* You’re with us, or you’re with the terrorists.
* **Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie:** Een oorzaak-gevolgrelatie aannemen die er niet noodzakelijk is.
* *Voorbeeld:* Mijn lessen zijn goed, want studenten halen hoge cijfers op de examens. (Mogelijke andere oorzaak: het examen is makkelijk).
* **Misbruik van chronologie (post hoc ergo propter hoc):** Gebeurtenis B volgt op gebeurtenis A, dus A is de oorzaak van B.
* *Voorbeeld:* Sinds het aantreden van dit kabinet is de werkloosheid behoorlijk toegenomen, dus het beleid van het huidige kabinet is slecht voor de werkgelegenheid. (Mogelijke andere oorzaken: internationale economische omstandigheden).
* **Valse analogie:** Twee niet-vergelijkbare zaken vergelijken en impliceren dat dezelfde conclusie geldt.
* *Voorbeeld:* Roken moet gewoon kunnen op de werkvloer. Als Kees elke dag frietjes eet in de kantine, is er immers ook niemand die hem dat verbiedt. (Roken is direct schadelijk voor medemensen, ongezond eten niet op dezelfde manier).
##### 3.3.2.3 Drogredenen met autoriteiten
* **Misbruik van autoriteit:** Iemand met aanzien iets laten zeggen over een onderwerp waarover die persoon geen expert is.
* *Voorbeeld:* Acteurs die reclame maken voor producten waar ze geen verstand van hebben.
* **De geloofwaardigheid van een ander aanvallen (op de man spelen/persoonlijke aanval):** Iemand verdacht of belachelijk maken om zijn argumenten in twijfel te trekken.
* *Voorbeeld:* Ja, Mark, voor zo’n opportunist als jij is het natuurlijk onbegrijpelijk dat Marieke op grond van haar kwaliteiten die promotie gekregen heeft.
##### 3.3.2.4 Overige drogredenen
* **Populisme:** Inspelen op gevoel en 'gezond verstand' van de massa, vaak met de suggestie dat 'de elite' eigen belangen nastreeft ten koste van 'de gewone man'. Dit is vaak een versimpeling van de werkelijkheid waarbij nuances worden weggelaten.
* *Voorbeeld:* De partijleiders hebben op kosten van de kleine belastingbetaler maandenlang in chique restaurants zitten vergaderen zonder dat het wat heeft opgeleverd.
> **Tip:** Wees kritisch op argumenten die lijken te kloppen maar een verborgen denkfout bevatten. Analyseer de structuur en de inhoud van de argumentatie.
---
# Kritiek leveren en drogredenen herkennen en vermijden
Dit gedeelte behandelt het leveren van kritiek op betogen door zwakheden te identificeren, en het herkennen en vermijden van diverse drogredenen, zoals cirkelredeneringen, valse dilemma's en misbruik van autoriteit.
## 4. Kritiek leveren en drogredenen herkennen en vermijden
Kritisch lezen en het vormen van een waardeoordeel over een tekst omvat het beoordelen van de argumentatie, opbouw, nieuwswaarde, originaliteit en begrijpelijkheid van de tekst. Na het ophelderen van onduidelijkheden in een betoog, volgt het leveren van kritiek door te zoeken naar fouten in de bronnen, volledigheid, argumenten en redeneringen. Hierbij let men op zwakheden zoals tekortschietende bronnen, onware of onaannemelijke inhoud, redeneerfouten, excessief gebruik van gevoelsargumenten, en hiaten in het betoog.
### 4.1 Drogredenen
Drogredenen zijn argumentaties die niet kloppen, maar waarvan het niet altijd gemakkelijk is dit aan te tonen. Hieronder worden diverse veelvoorkomende drogredenen beschreven.
#### 4.1.1 Niet bewijzen wat je stelt
Dit omvat situaties waarin een bewering wordt gedaan zonder onderbouwing.
* **Ontduiken van de bewijslast:** De spreker formuleert standpunten zo dat het moeilijk wordt om ertegenin te gaan, vaak om afwijkende meningen te voorkomen. Er ontbreken hierbij vaak argumenten. Dit wordt soms verpakt om vragen om onderbouwing te ontmoedigen, bijvoorbeeld door te impliceren dat de vraagsteller dom of onwetend is.
* **Voorbeeld:** "Het spreekt voor zich dat de overheid zich buiten de taakverdeling van mannen en vrouwen moet houden."
* **Voorbeeld:** "Hollanders zijn van nature een heel nuchter volk."
* **Voorbeeld:** "Weldenkende mensen weten allang dat de hypotheekrenteaftrek onhoudbaar is."
* **Voorbeeld:** "Ik heb overduidelijk gelijk. Alleen domme mensen zullen het niet eens zijn met mij."
* **Cirkelredenering:** Hierbij zijn het standpunt en het argument gelijk. Het standpunt wordt als argument gebruikt en omgekeerd. Dit ontduikt de bewijslast omdat er geen externe argumenten worden aangedragen.
* **Voorbeeld:** "Ik heb geen zin in eten, want ik heb geen trek." (Het omgekeerde is ook een cirkelredenering: "Ik heb geen trek, want ik heb geen zin in eten.")
* **Omkeren van de bewijslast:** De spreker hoeft de eigen bewering niet te bewijzen; de ander moet bewijzen dat het niet zo is.
* **Voorbeeld:** "De dictator kan niet bewijzen dat hij geen chemische wapens heeft. We kunnen dus rustig aannemen dat zijn loodsen vol liggen met chemische wapens."
* **Overhaaste generalisatie:** Eén voorbeeld wordt gebruikt om een brede stelling te onderbouwen.
* **Voorbeeld:** "Mijn nichtje van 14 heeft laatst in een chatbox al haar gegevens aan een vreemde gegeven. Je kunt kinderen dus niet alleen laten op het internet."
* **Het vertekenen van een standpunt:** De spreker verdraait de uitspraak van iemand anders door woorden in de mond te leggen, alsof de ander iets heeft gezegd wat niet het geval is.
* **Voorbeeld:** "Wie zwijgt, stemt in met de beslissing." (Dit wordt gebruikt om te suggereren dat stilzwijgen instemming betekent, wat niet per se waar is.)
#### 4.1.2 Onlogica
Argumenten die logisch lijken, maar dat niet zijn.
* **Vals dilemma:** Een keuze voor een bepaald standpunt wordt geforceerd door te doen alsof een alternatief veel vreselijker is, terwijl er meer alternatieven bestaan.
* **Voorbeeld:** "You’re with us, or you’re with the terrorists." (Een uitspraak die kritiek op het beleid van de VS gelijkstelt aan steun voor terrorisme.)
* **Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie:** Er wordt een oorzaak-gevolgrelatie aangenomen die niet noodzakelijk is, waarbij andere mogelijke oorzaken worden genegeerd.
* **Voorbeeld:** "Mijn lessen zijn goed, want studenten halen hoge cijfers op de examens." (Mogelijke andere oorzaak: het examen is erg gemakkelijk.)
* Een variant hiervan is *post hoc ergo propter hoc* (na dit, dus vanwege dit): Gebeurtenis B volgt op gebeurtenis A, dus A is de oorzaak van B.
* **Voorbeeld:** "Sinds het aantreden van dit kabinet is de werkloosheid behoorlijk toegenomen, dus het beleid van het huidige kabinet is slecht voor de werkgelegenheid." (Mogelijke andere oorzaken: internationale economische omstandigheden.)
* **Valse analogie:** Twee niet-vergelijkbare zaken worden met elkaar vergeleken, waarbij de conclusie die op de ene zaak van toepassing is, ook op de andere zou moeten gelden.
* **Voorbeeld:** "Roken moet gewoon kunnen op de werkvloer. Als Kees elke dag frietjes eet in de kantine, is er immers ook niemand die hem dat verbiedt." (Roken en ongezond eten worden vergeleken, maar roken is direct schadelijk voor medemensen, ongezond eten niet direct.)
#### 4.1.3 Autoriteiten gebruiken en misbruiken
Deskundigen of gezaghebbenden opvoeren kan legitiem zijn, maar ook misbruikt worden.
* **Misbruik van autoriteit:** Iemand met aanzien wordt opgevoerd zonder dat deze een expert is op het betreffende gebied.
* **Voorbeeld:** Acteurs die reclame maken voor een product waar ze geen expertise over hebben.
* **Voorbeeld:** Een arts die advies geeft over een medisch gebied waar hij geen specialist in is.
* **De geloofwaardigheid van een ander aanvallen / Persoonlijke aanval (Argumentum ad hominem):** Door iemand verdacht of belachelijk te maken, worden diens argumenten in twijfel getrokken. Dit is een persoonlijke aanval.
* **Voorbeeld:** "Ja, Mark, voor zo’n opportunist als jij is het natuurlijk onbegrijpelijk dat Marieke op grond van haar kwaliteiten die promotie gekregen heeft." (Men zou hierop kunnen reageren door te benadrukken dat de argumenten losstaan van de persoon.)
#### 4.1.4 Overige drogredenen
* **Populisme:** Inspelen op gevoelens en 'gezond verstand' van de massa, waarbij gesuggereerd wordt dat 'de elite' de belangen van 'de gewone man' schaadt. Dit is vaak een versimpeling van de werkelijkheid, waarbij nuances worden weggelaten.
* **Voorbeeld:** "De partijleiders hebben op kosten van de kleine belastingbetaler maandenlang in chique restaurants zitten vergaderen zonder dat het wat heeft opgeleverd." (Dit beschuldigt impliciet van decadentie, uitbuiting en incompetentie, en negeert mogelijke langetermijnvoordelen van overleg.)
### 4.2 Indicatoren van standpunten en argumenten
Indicatoren helpen om standpunten en argumenten herkenbaar te maken voor de toehoorder of lezer.
> **Tip:** Het maken van een argumentatiestructuur (een 'boomstructuur') kan helpen bij het voorbereiden van een betoog en als analyse-instrument om gaten in de argumentatie van anderen te vinden.
| Indicatoren van standpunten | Indicatoren van argumenten |
| :------------------------------- | :------------------------- |
| - ik vind dat... | - want |
| - Y is van mening dat... | - omdat |
| - de conclusie moet zijn dat... | - immers |
| - het is duidelijk dat... | - aangezien |
| - volgens mij... | - namelijk |
| - enz. | - enz. |
> **Tip:** Maak je standpunt en argumenten herkenbaar voor je publiek door indicatoren te gebruiken.
### 4.3 Kritiek leveren op argumentatie
Kritiek leveren op een betoog houdt in dat men zoekt naar zwakheden. Hierbij wordt gekeken naar:
* De aangehaalde bronnen of de spreker zelf als bron.
* De inhoud van het standpunt of de argumenten: is deze onwaar of onaannemelijk?
* Bevat het betoog redeneerfouten (drogredenen)?
* Worden er te veel gevoelsargumenten gebruikt in plaats van inhoudelijke argumenten?
* Bevat het betoog gaten of hiaten?
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Kritisch lezen | Het proces waarbij een lezer een tekst beoordeelt op betrouwbaarheid, argumentatie, opbouw, nieuwswaarde, originaliteit en begrijpelijkheid om een weloverwogen waardeoordeel te vormen en de relevantie voor zichzelf te bepalen. |
| Feit | Een uitspraak die controleerbaar en bewijsbaar is; een objectieve constatering van de werkelijkheid die objectief geverifieerd kan worden. |
| Mening | Een uitspraak die een waardeoordeel bevat en niet objectief controleerbaar is; de lezer kan het er wel of niet mee eens zijn, maar het is subjectief. |
| Bron | De oorsprong van een tekst, zoals een tijdschrift, website of auteur, die mede de betrouwbaarheid en de interpretatie van de informatie beïnvloedt. |
| Auteur | De maker of schrijver van een tekst, wiens deskundigheid, betrokkenheid en mogelijke belangen de informatie en de presentatie ervan kunnen beïnvloeden. |
| Waardeoordeel | De conclusie die een lezer trekt over de betekenis, relevantie en bruikbaarheid van een tekst, gebaseerd op een analyse van verschillende elementen zoals betrouwbaarheid en argumentatie. |
| Standpunt | Een taaluiting waarin een spreker of schrijver zijn mening of overtuiging over een bepaald onderwerp weergeeft; de centrale stelling die verdedigd moet worden. |
| Argument | Een taaluiting die dient ter ondersteuning of verdediging van een standpunt tegen mogelijke kritiek; het vormt het bewijs of de redenatie die het standpunt onderbouwt. |
| Indicator | Woorden of zinsdelen die gebruikt worden om aan te geven of een uiting een standpunt is, of om een verband tussen uitingen als argument aan te duiden, zoals "want" of "omdat". |
| Enkelvoudige argumentatie | Een argumentatiestructuur waarbij één argument wordt gebruikt om een standpunt te ondersteunen. |
| Meervoudige argumentatie | Een argumentatiestructuur waarbij meerdere argumenten worden gebruikt om een standpunt te ondersteunen, die onafhankelijk van elkaar of afhankelijk van elkaar kunnen zijn. |
| Nevenschikking | De structuur binnen een argumentatie waarbij meerdere argumenten parallel aan elkaar worden gebruikt om een standpunt te ondersteunen, zonder dat het ene argument het andere ondersteunt. |
| Onderschikking | De structuur binnen een argumentatie waarbij het ene argument een ander argument ondersteunt, resulterend in een hiërarchische opbouw van redeneringen. |
| Complexe argumentatie | Een argumentatiestructuur die zowel nevenschikking als onderschikking combineert om een standpunt te onderbouwen en die vaak een gedetailleerdere en gelaagde redenering presenteert. |
| Kritiek leveren | Het proces van het identificeren en benoemen van zwakheden, fouten of onjuistheden in de argumentatie, bronnen of inhoud van een betoog. |
| Drogreden | Een argument dat ongeldig is, maar wel logisch lijkt, waardoor het misleidend kan zijn; een foutieve redenering die vaak gebruikt wordt om een standpunt te verdedigen zonder degelijke onderbouwing. |
| Ontduiken van de bewijslast | Een drogredenering waarbij de spreker zijn standpunt zo formuleert dat het moeilijk te weerleggen is, vaak zonder zelf met onderbouwende argumenten te komen, en waarbij kritiek als onwetendheid wordt afgeschilderd. |
| Cirkelredenering | Een drogredenering waarbij het standpunt en het argument feitelijk gelijk zijn; het standpunt wordt bewezen met het argument, dat hetzelfde is als het standpunt. |
| Omkeren van de bewijslast | Een drogredenering waarbij men de bewijslast probeert te ontlopen door te eisen dat de ander bewijst dat de bewering onjuist is, in plaats van zelf de juistheid van de bewering aan te tonen. |
| Overhaaste generalisatie | Een drogredenering waarbij een algemene conclusie wordt getrokken op basis van te weinig of niet-representatieve voorbeelden. |
| Vals dilemma | Een drogredenering waarbij de spreker twee opties presenteert als de enige mogelijkheden, terwijl er in werkelijkheid meer alternatieven zijn, om zo een keuze voor het eigen standpunt af te dwingen. |
| Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie | Een drogredenering waarbij een oorzaak-gevolgrelatie wordt aangenomen die niet noodzakelijk logisch of aantoonbaar is, of waarbij de volgorde van gebeurtenissen ten onrechte als oorzakelijk wordt gepresenteerd (post hoc ergo propter hoc). |
| Valse analogie | Een drogredenering waarbij twee zaken met elkaar worden vergeleken die onvoldoende vergelijkbaar zijn, en waarbij de conclusie die voor het ene geldt, ten onrechte op het andere wordt toegepast. |
| Misbruik van autoriteit | Een drogredenering waarbij iemand met aanzien wordt aangehaald als autoriteit op een gebied waar die persoon geen expert in is, om zo de geloofwaardigheid van een argument te vergroten. |
| Op de man spelen (Persoonlijke aanval) | Een drogredenering waarbij de geloofwaardigheid van een persoon die een argument naar voren brengt, wordt aangevallen in plaats van het argument zelf, om zo het argument ongeldig te maken. |
| Populisme | Een politieke benadering die inspeelt op de gevoelens en het zogenaamde "gezonde verstand" van de massa, vaak door "de elite" tegenover "de gewone man" te plaatsen en de werkelijkheid te versimpelen. |