Cover
Börja nu gratis The effects of min...h employment, unemployment, and income.pdf
Summary
# Impact van minimumloon op jeugdwerkgelegenheid en -werkloosheid
Dit onderwerp onderzoekt de economische theorieën en empirische bevindingen over hoe het instellen of verhogen van een minimumloon de werkgelegenheid en werkloosheid onder jongeren beïnvloedt.
### 1.1 Theoretische Verklaringen van het Impact Mechanisme
#### 1.1.1 Standaard Economisch Model in een Competitieve Arbeidsmarkt
Het standaard economisch model voorspelt dat het instellen of verhogen van een minimumloon leidt tot verminderde jeugdwerkgelegenheid en verhoogde jeugdwerkloosheid. Dit model gaat uit van een competitieve arbeidsmarkt waar individuele werkgevers en werknemers de marktprijs (het loon) niet kunnen beïnvloeden [2](#page=2) [3](#page=3) [6](#page=6).
* **Vraag naar arbeid:** De vraagcurve voor jonge ongeschoolde werknemers, zoals kruideniersvakkenvullers, loopt neerwaarts. Dit betekent dat werkgevers minder werknemers zullen aannemen of minder uren zullen inzetten naarmate het uurloon stijgt. Werkgevers kunnen dit opvangen door bijvoorbeeld zelfscankassa's te installeren of klanten zelf boodschappen te laten inpakken [2](#page=2).
* **Aanbod van arbeid:** De aanbodcurve voor dergelijke werknemers loopt opwaarts, wat aangeeft dat een hoger loon meer jongeren aantrekt om te gaan werken en bestaande werknemers aanmoedigt om meer uren te werken [2](#page=2).
* **Marktevenwicht:** Zonder overheidsinterventie wordt het marktsalaris ($W\_1$) en het werkgelegenheidsniveau ($E\_1$) bepaald door het snijpunt van de vraag- en aanbodcurve [2](#page=2).
* **Impact van minimumloon:** Wanneer een minimumloon ($W\_{min}$) wordt ingesteld dat boven het marktsalaris ligt, verhoogt dit de kosten per werknemer voor werkgevers. Werkgevers reageren hierop door het aantal banen of uren te verminderen, waardoor de werkgelegenheid daalt naar $E\_2$. Tegelijkertijd trekken de hogere lonen meer jongeren aan om te zoeken naar werk, wat resulteert in een tekort aan banen ten opzichte van het aantal werkzoekenden. Dit verschil tussen het aantal werkzoekenden en het aantal beschikbare banen is werkloosheid [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 1.1.3 Alternatieve Uitleg en Methodologische Discussies
Sommige studies betogen dat negatieve empirische resultaten voortkomen uit methodologische tekortkomingen in ander onderzoek. Deze studies focussen vaak op beperkte groepen werkers of casestudies. Recent onderzoek suggereert dat wanneer ruimtelijke correlatie wordt meegenomen, de negatieve effecten van minimumlonen verdwijnen [4](#page=4).
* **Ruimtelijke correlatie:** Dit principe stelt dat werkgelegenheid in naburige regio's gerelateerd kan zijn door gemeenschappelijke economische factoren of geografische kenmerken. Arbeidsmarkten volgen niet altijd politieke grenzen [4](#page=4).
* **Methoden voor ruimtelijke correlatie:** Diverse econometrische technieken, waaronder het toevoegen van trends of interactietermen in paneldata-analyses en het onderzoeken van aangrenzende grensregio's, zijn gebruikt om dit te corrigeren. Echter, sommige studies die deze methoden toepassen, vinden juist een versterking van de negatieve effecten op jeugdwerkgelegenheid. Formele ruimtelijke econometrische modellen hebben aangetoond dat minimumlonen negatieve effecten hebben op jeugdwerkgelegenheid, en dat het meenemen van ruimtelijke correlatie de omvang van deze effecten kan vergroten [4](#page=4).
### 1.2 Empirische Bevindingen over Minimumloon en Jeugdwerkgelegenheid
Een aanzienlijke hoeveelheid empirisch bewijs ondersteunt de voorspelling van het standaard economische model dat minimumlonen de jeugdwerkgelegenheid verminderen en werkloosheid creëren [3](#page=3) [4](#page=4) [7](#page=7).
#### 1.2.1 Negatieve Effecten op Werkgelegenheid
Vrijwel alle studies vinden negatieve effecten op de jeugdwerkgelegenheid [3](#page=3).
* **Oude studies VS:** Een studie uit 1992 in de VS wees uit dat een stijging van 10% in het minimumloon leidde tot een krimp van 1-2% in de werkgelegenheid van tieners en 1.5-2% voor jonge volwassenen. Een studie uit 2014 liet een daling van 1.5% zien voor tieners in de VS. Deze negatieve effecten zijn consistent gebleken over de tijd in de VS [3](#page=3).
* **Regionale effecten:** Nationale gemiddelden verbergen regionale verschillen; een stijging van 10% in het minimumloon kan leiden tot een regionale werkgelegenheidsdaling van wel 7% [3](#page=3).
* **EU en OECD:** Een studie naar de EU-lidstaten vond significant negatieve effecten op de werkgelegenheid van tieners (15-19 jaar) en jongvolwassenen (20-24 jaar) tussen 1996-2011, met grotere effecten voor tieners. Een 10% loonstijging resulteerde daar in een afname van 7.4-10.5% van de tienerwerkgelegenheid en 2.9-3.8% voor jongvolwassenen. Studies in OECD-landen tonen ook negatieve effecten, die variëren afhankelijk van de restrictiviteit van arbeidsnormen en de dekkingsgraad van vakbonden. De effecten zijn zwakker in landen met sterke werkgelegenheidsbeschermingswetten en actieve arbeidsmarktbeleid, en het sterkst in landen met minimale arbeidsmarktregulering [3](#page=3).
* **Kwantificering van effecten:** Formele econometrische modellen hebben aangetoond dat een stijging van 10% in het effectieve minimumloon in de VS gepaard gaat met een 3.2% daling in jeugdwerkgelegenheid op gemeentelijk niveau. Op staatsniveau werd een 10% loonstijging geassocieerd met een 2.1% daling in jeugdwerkgelegenheid, wat een groter effect is dan wanneer ruimtelijke afhankelijkheid niet wordt meegenomen [4](#page=4).
#### 1.2.2 Verhoging van Jeugdwerkloosheid
Empirisch bewijs ondersteunt de theoretische voorspelling dat minimumlonen leiden tot een toename van werkloosheid, met een onevenredig groot effect op jongeren [4](#page=4).
### 1.3 Gevolgen voor Levensinkomen en Training
#### 1.3.1 Vertraagde Arbeidsmarktinstroom en Levensinkomen
Jongeren die door een minimumloon geen baan kunnen vinden, ervaren vertraging in hun instroom op de arbeidsmarkt. Dit kan leiden tot een lager levenslange inkomen, omdat ze minder werkervaring opbouwen en minder kansen hebben op loonstijgingen in de toekomst [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 1.3.2 Vermindering van On-the-Job Training
Werkgevers kunnen als reactie op hogere loonkosten de mogelijkheden voor on-the-job training beperken of elimineren, zeker wanneer er geen "sub-minimum training wage" voor instapwerkers bestaat. Dit gebrek aan training draagt verder bij aan lagere verworven vaardigheden (menselijk kapitaal) en daarmee lagere inkomens gedurende de carrière van jongeren [1](#page=1) [2](#page=2).
### 1.4 Impact op Geaggregeerde Inkomsten van Jongeren
Hoewel sommige werkende jongeren profiteren van hogere huidige inkomsten, kunnen de verliezen voor werkloze jongeren groter zijn, wat resulteert in een netto daling van de geaggregeerde inkomsten voor de groep als geheel. Dit is afhankelijk van de elasticiteit van de vraag naar jonge werknemers [1](#page=1) [4](#page=4).
* **Inelastische vraag:** Als de vraag naar werknemers inelastisch is (werkgevers reageren weinig op loonstijgingen door werkgelegenheid te verminderen), kunnen de geaggregeerde inkomsten van jongeren stijgen [4](#page=4).
* **Elastische vraag:** Bij een elastische vraag (werkgevers verminderen de werkgelegenheid aanzienlijk bij hogere lonen) zullen de geaggregeerde inkomsten afnemen. De elasticiteit wordt beïnvloed door de beschikbaarheid van substituten voor de arbeid van jonge werkers, zoals zelfbediening of self-checkout in winkels [4](#page=4).
### 1.5 Beleidsaanbevelingen
In plaats van minimumlonen te gebruiken om de inkomens van jongeren te verbeteren, wat negatieve effecten kan hebben op werkgelegenheid en levensinkomen, worden alternatieve beleidsmaatregelen voorgesteld [2](#page=2) [7](#page=7).
* **Minder distortionaire middelen:** Beleidsmakers wordt geadviseerd om minder marktverstorende instrumenten te gebruiken [2](#page=2).
* **Directe ondersteuning:** Dit omvat het verstrekken van contante uitkeringen aan jongeren als hun verdiende inkomen onder een bepaald gegarandeerd niveau valt, of het aanbieden van in natura ondersteuning zoals voedsel- of huisvestingshulp. Dergelijke beleidsmaatregelen creëren eigen verstoringen (bijvoorbeeld door werkontmoediging), maar verminderen niet het totale aantal beschikbare banen en creëren geen werkloosheid [7](#page=7).
> **Tip:** Begrijp de theoretische modellen (competitieve versus monopsonistische markt) en de empirische bevindingen. Wees je bewust van de methodologische discussies, met name rondom ruimtelijke correlatie.
> **Voorbeeld:** Een stijging van het minimumloon van 10% in een competitieve markt voor ongeschoolde jongeren kan leiden tot een daling van 1-2% in tienerwerkgelegenheid, zoals empirisch is aangetoond. In een theoretische monopsonistische markt zou dezelfde loonstijging echter juist de werkgelegenheid kunnen doen toenemen [3](#page=3) [6](#page=6).
* * *
# Effecten van minimumloon op levenslang inkomen en scholing
Dit onderwerp analyseert hoe minimumlonen de mogelijkheden voor scholing op het werk beïnvloeden en de langetermijninkomsten van jonge werknemers door uitstel van arbeidsmarktintrede.
### 2.1 Inleiding tot de effecten van minimumloon
Beleidsmakers stellen minimumlonen vaak voor als middel om de inkomens van werknemers te verhogen en hen uit de armoede te helpen. Echter, verbeteringen in de inkomens van sommige jonge werknemers door een minimumloon gaan ten koste van anderen. Minimumlonen verminderen werkgelegenheidskansen voor jongeren en creëren werkloosheid. Werknemers missen hierdoor mogelijkheden voor training tijdens het werk, die weliswaar betaald zouden worden door lagere lonen aan het begin, maar zouden leiden tot hogere lonen later. Jongeren die geen baan kunnen vinden, moeten worden ondersteund door hun familie of het sociale vangnet. Vertraagde toetreding tot de arbeidsmarkt vermindert de levenslange inkomstenstroom van jonge, ongeschoolde werknemers [1](#page=1).
### 2.2 De negatieve gevolgen van minimumloonbeleid voor jongeren
Minimumlonen creëren werkloosheid onder jongeren door het aantal werkzoekenden te verhogen en het aantal beschikbare banen te verminderen. Ze verminderen ook de mogelijkheden voor training tijdens het werk, wat resulteert in lagere levenslange inkomsten voor jongeren [2](#page=2).
> **Tip:** Het is cruciaal om te erkennen dat de voordelen van hogere huidige verdiensten voor sommigen gepaard gaan met verminderde kansen en lagere levenslange inkomsten voor anderen [2](#page=2).
Empirisch bewijs toont aan dat minimumlonen de werkgelegenheid verminderen en werkloosheid creëren onder jonge, ongeschoolde werknemers. Hoewel sommige jongeren profiteren van hogere huidige verdiensten, vinden anderen geen werk, wat hun toetreding tot de arbeidsmarkt vertraagt en hun levenslange inkomsten vermindert. Zonder een "sub-minimum trainingloon" voor instapwerkers, kunnen werkgevers training tijdens het werk beperken, wat eveneens leidt tot lagere levenslange inkomsten [2](#page=2).
### 2.3 Economische theorie en het minimumloon
Standaard economische theorie voorspelt dat het instellen van een minimumloon zal leiden tot een vermindering van de werkgelegenheid en een toename van de werkloosheid. De vraag naar ongeschoolde arbeid, zoals kruideniersassistenten, daalt naarmate het uurloon stijgt, omdat werkgevers alternatieven zoeken, zoals zelfscankassa's of klanten die zelf hun boodschappen inpakken. De aanbodcurve van werknemers is stijgend, wat aangeeft dat hogere lonen meer jongeren aantrekken en huidige werknemers aanmoedigen om meer uren te werken. Het snijpunt van de vraag- en aanbodcurve bepaalt het marktloon ($W\_1$) en het werkgelegenheidsniveau ($E\_1$) zonder overheidsingrijpen. Een ingesteld minimumloon boven dit marktloon ($W\_{min}$) zal leiden tot een tekort aan banen ($E\_S - E\_D$), wat resulteert in werkloosheid [2](#page=2).
### 2.4 Effecten op levenslang inkomen en scholing
Een minimumloon kan de verdiensten van laagbetaalde werknemers verhogen met 5-10%. Echter, deze inkomensstijging geldt alleen voor jongeren die daadwerkelijk een baan hebben. Jongeren die door het minimumloon geen werk kunnen vinden, zullen hun toetreding tot de arbeidsmarkt uitstellen, wat leidt tot een daling van hun levenslange inkomen [5](#page=5).
#### 2.4.1 De rol van training tijdens het werk
Werkgevers kunnen training tijdens het werk aanbieden aan jonge werknemers. Gedurende deze initiële trainingsperiode kunnen hun inkomsten lager zijn vanwege lagere productiviteit, maar deze zullen stijgen naarmate de productiviteit toeneemt door de training. De opbrengsten van deze training overtreffen de inkomsten die zonder training zouden zijn ontvangen [5](#page=5).
Als het minimumloon hoger is dan het trainingsloon, kunnen werkgevers ervoor kiezen om geen training aan te bieden. In zo'n scenario zullen de lonen van de werknemers lager zijn dan wanneer ze wel getraind zouden zijn, omdat hun productiviteit lager blijft. Bovendien kunnen werkgevers ervaren personeel aannemen in plaats van instapfuncties aan te bieden [5](#page=5).
#### 2.4.2 Sub-minimum en trainingslonen
Sommige Amerikaanse staten en EU-lidstaten staan werkgevers toe om sub-minimum of trainingslonen aan te bieden voor jongeren om hen aan te moedigen jong en ongeschoold personeel aan te nemen en te trainen. Aparte minimumlonen voor de minst geschoolde jonge werknemers komen veel voor op de Scandinavische arbeidsmarkten, waar minimumlonen doorgaans worden vastgelegd in bindende collectieve arbeidsovereenkomsten. Empirisch bewijs uit de VS suggereert dat dergelijke uitzonderingen van het minimumloon de negatieve effecten van het minimumloon op de jeugdwerkgelegenheid hebben verminderd of zelfs positieve effecten hebben gehad op de jeugdwerkgelegenheid. Deze uitzonderingen omvatten jonge werknemers (onder 18 jaar), werkende studenten, werknemers in opleiding, werknemers in bepaalde sectoren en beroepen, en werknemers in zeer kleine bedrijven [5](#page=5).
Bewijs uit OESO-landen suggereert dat bepalingen voor een sub-minimumloon voor jongeren (waardoor zij minder betaald kunnen krijgen dan het wettelijke minimumloon voor volwassenen) de omvang van de negatieve effecten op de jeugdwerkgelegenheid verminderen [5](#page=5).
### 2.5 Kritiek op de economische theorie en alternatieve beleidsmaatregelen
Het bulk van het empirisch bewijs ondersteunt de voorspelling van het standaard economische model dat minimumlonen de werkgelegenheid verminderen en werkloosheid creëren onder jongeren. Het toont ook aan dat het verminderen of elimineren van het minimumloon voor jonge, ongeschoolde werknemers deze negatieve effecten vermindert. Daarom is een minimumloon mogelijk niet de beste manier om de arbeidssituatie van ongeschoolde jongeren te verbeteren [7](#page=7).
> **Tip:** Overweeg alternatieven voor het minimumloon die de arbeidskansen van jongeren verbeteren zonder de kosten voor werkgevers te verhogen [7](#page=7).
In plaats van een minimumloon te gebruiken om de huidige inkomens van jongeren te verhogen, zouden beleidsmakers beleid moeten overwegen dat de arbeidskansen van jongeren verbetert, maar de kosten voor werkgevers om jonge werknemers aan te nemen niet verhoogt. Beleid dat beide doelen bereikt, omvat het verstrekken van contante welzijnsuitkeringen aan jongeren als hun verdiende inkomen onder een bepaald gegarandeerd niveau valt, en het verstrekken van hulp in natura, zoals voedsel- of huisvestingsbijstand. Dergelijk beleid creëert weliswaar eigen vertekeningen (bijvoorbeeld, waardoor sommige uitkeringsontvangers ervoor kiezen niet te werken), maar vermindert niet het totale aantal beschikbare banen of creëert werkloosheid [7](#page=7).
* * *
# Methodologische benaderingen en alternatieven voor minimumloonbeleid
Dit onderwerp onderzoekt econometrische methoden voor het analyseren van de effecten van minimumloon, rekening houdend met ruimtelijke correlatie, en stelt alternatieve beleidsinstrumenten voor ter ondersteuning van jonge laaggeschoolde werknemers.
### 3.1 Econometrische analyse van minimumloonbeleid
Het effect van een minimumloon op de arbeidsmarkt kan worden geanalyseerd met behulp van econometrische modellen. De kern van deze analyse ligt in het begrijpen van de vraag- en aanbodrelaties op de arbeidsmarkt voor laaggeschoolde werknemers, met name jongeren [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4) [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 3.1.1 Competitief model van de jeugdige arbeidsmarkt
Het standaard economische model voorspelt dat een minimumloon dat boven de evenwichtswedde ligt, leidt tot een vermindering van de werkgelegenheid en een toename van de werkloosheid [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3).
* **Effecten op werkgelegenheid:** Studies in de VS hebben aangetoond dat een toename van 10% in het minimumloon kan leiden tot een daling van 1 tot 2% in de werkgelegenheid van tieners en een daling van 1,5 tot 2% voor jongvolwassenen. Meer recente studies bevestigen deze negatieve effecten op de jeugdwerkgelegenheid. Nationale gemiddelden kunnen echter regionale effecten verhullen, waarbij een 10% minimumloonstijging regionaal kan leiden tot een krimp van de werkgelegenheid tot wel 7% [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3) [5](#page=5).
* **Effecten op werkloosheid:** De theorie voorspelt dat een hoger minimumloon de werkloosheid doet toenemen, omdat het aantal banen afneemt terwijl meer werknemers op zoek zijn naar werk tegen de hogere loonvoet. Empirisch bewijs ondersteunt dit en wijst op een onevenredig groot effect op jongeren [13](#page=13) [14](#page=14).
* **Effecten op totale inkomsten:** Het effect van een minimumloon op de totale inkomsten van werknemers is afhankelijk van de elasticiteit van de vraag naar arbeid. Als de vraag elastisch is (werknemers zijn zeer gevoelig voor loonstijgingen), kunnen de totale inkomsten dalen door verminderde werkgelegenheid. Bij een inelastische vraag (werknemers zijn minder gevoelig voor loonstijgingen) kunnen de totale inkomsten toenemen [2](#page=2) [4](#page=4).
#### 3.1.2 Methodologische uitdagingen en ruimtelijke correlatie
Sommige studies hebben geen negatieve effecten van het minimumloon op de werkgelegenheid gevonden, wat wordt toegeschreven aan methodologische tekortkomingen in andere studies. Een belangrijke kritiek betreft het negeren van **ruimtelijke correlatie** [10](#page=10) [7](#page=7) [8](#page=8) [9](#page=9).
* **Concept van ruimtelijke correlatie:** Ruimtelijke correlatie betekent dat werkgelegenheid in naburige regio's met elkaar verband houdt. Dit kan komen door gedeelde economische activiteiten (bijvoorbeeld mijnbouw of transport over grenzen heen) of door vergelijkbare demografische en arbeidsmarktkenmerken. Arbeidsmarkten volgen niet altijd politieke grenzen [4](#page=4).
* **Methoden om ruimtelijke correlatie te adresseren:**
* **Indirecte en informele methoden:** Deze omvatten het toevoegen van regio-specifieke lineaire trends of interacties tussen regio-tijdperioden in paneldata-analyses, of het onderzoeken van aangrenzende regio's. Echter, sommige studies die deze technieken toepasten, vonden juist dat minimumlonen de tienerwerkgelegenheid verminderen [1](#page=1) [4](#page=4).
* **Formele econometrische modellen:** Geavanceerdere modellen die ruimtelijke correlatie expliciet meenemen, hebben ook aangetoond dat minimumlonen negatieve effecten hebben op de jeugdwerkgelegenheid. Sterker nog, het formeel incalculeren van ruimtelijke correlatie vergroot de omvang van de geschatte effecten. Bijvoorbeeld, een studie met US county-level data toonde aan dat een 10% hogere effectieve minimumloon geassocieerd werd met een 3,2% daling in jeugdwerkgelegenheid. Een andere studie met state-year data toonde een daling van 2,1% voor jeugdwerkgelegenheid na een 10% verhoging van het effectieve minimumloon, wat groter is dan wanneer ruimtelijke afhankelijkheid niet wordt meegenomen [11](#page=11) [12](#page=12) [4](#page=4).
### 3.2 Alternatieven voor minimumloonbeleid
Gezien de potentiële negatieve effecten van minimumlonen op de werkgelegenheid en levenslange inkomsten van jongeren, wordt voorgesteld om alternatieve beleidsinstrumenten te overwegen [7](#page=7).
#### 3.2.1 Beleid gericht op het verbeteren van arbeidsmarktkansen
In plaats van de loonkosten voor werkgevers te verhogen, zou beleid zich kunnen richten op het verbeteren van de arbeidsmarktkansen van jongeren zonder de werkgelegenheid te schaden [7](#page=7).
* **Cash welfare payments:** Het verstrekken van contante uitkeringen aan jongeren waarvan hun verdiende inkomen onder een gegarandeerd niveau valt [7](#page=7).
* **In-kind support:** Het bieden van ondersteuning in natura, zoals voedsel- of huisvestingsbijstand [7](#page=7).
Deze alternatieven creëren weliswaar eigen vertekeningen (bijvoorbeeld de keuze om niet te werken), maar verminderen de totale hoeveelheid beschikbare banen niet en veroorzaken geen werkloosheid [7](#page=7).
#### 3.2.2 Effecten van een gebrek aan sub-minimum of trainingsloon
Als een minimumloon wordt ingesteld zonder een sub-minimum of trainingsloon, kunnen werkgevers hun aanbod van stage- en opleidingsmogelijkheden verminderen. Dit kan de levenslange inkomsten van jonge werknemers verder negatief beïnvloeden, aangezien vertragingen in de intrede op de arbeidsmarkt en het opdoen van werkervaring leiden tot lagere levenslange inkomens [7](#page=7).
* * *
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Minimumloon | Het wettelijk bepaalde laagste uurloon dat werkgevers aan hun werknemers mogen betalen. |
| Jeugdwerkgelegenheid | Het aantal banen dat beschikbaar is voor jonge werknemers, doorgaans gedefinieerd als personen onder een bepaalde leeftijd. |
| Jeugdwerkloosheid | Het percentage jonge werknemers dat actief op zoek is naar werk, maar er geen kan vinden, berekend als het verschil tussen het aantal werkzoekenden en het aantal beschikbare banen. |
| Arbeidsmarktintrede | Het moment waarop een individu voor het eerst een baan vindt en begint te werken in de formele economie. |
| Levenslang inkomen | De totale verwachte verdiensten van een individu gedurende zijn hele werkzame leven, van de eerste baan tot pensionering. |
| Scholing op het werk (On-the-job training) | Een proces waarbij werknemers leren hoe ze hun werk moeten doen door praktische ervaring op te doen tijdens hun dienstverband, vaak begeleid door meer ervaren collega's. |
| Vraag naar arbeid | De hoeveelheid arbeid die werkgevers bereid zijn in te huren tegen verschillende lonen; de vraagcurve loopt doorgaans naar beneden, wat aangeeft dat werkgevers minder arbeid inhuren bij hogere lonen. |
| Aanbod van arbeid | De hoeveelheid arbeid die werknemers bereid zijn te leveren tegen verschillende lonen; de aanbodcurve loopt doorgaans naar boven, wat aangeeft dat meer mensen willen werken bij hogere lonen. |
| Elastische vraag | Een situatie waarin de gevraagde hoeveelheid van een goed of dienst sterk reageert op prijsveranderingen; in de arbeidsmarkt betekent dit dat werkgevers hun inhuur aanzienlijk verminderen bij een loonsverhoging. |
| Inelastische vraag | Een situatie waarin de gevraagde hoeveelheid van een goed of dienst weinig reageert op prijsveranderingen; in de arbeidsmarkt betekent dit dat werkgevers hun inhuur slechts minimaal verminderen bij een loonsverhoging. |
| Monopsonie | Een marktvorm waarbij er slechts één koper is (in dit geval, één werkgever) en meerdere verkopers (werknemers), wat de koper aanzienlijke macht geeft om de prijs (loon) te beïnvloeden. |
| Competitieve arbeidsmarkt | Een marktvorm waarbij er veel kopers en verkopers zijn, waardoor geen enkele individuele partij de marktprijs (loon) kan beïnvloeden. |
| Ruimtelijke correlatie | Het econometrische concept dat aangeeft dat observaties in aangrenzende geografische gebieden (zoals provincies of districten) vergelijkbare waarden hebben, wat de analyse van arbeidsmarkteffecten kan beïnvloeden. |
| Sub-minimumloon (Training wage) | Een lager minimumloon dat wettelijk is toegestaan voor specifieke groepen werknemers, zoals jongeren of stagiaires, met als doel werkgelegenheid te stimuleren en scholing aan te moedigen. |