Cover
Börja nu gratis H19 - les 3 (54-90)
Summary
# Marktmechanismen voor vervuiling
Dit onderwerp analyseert vervuiling als een marktprobleem door de interactie tussen vervuilers en gedupeerden te bestuderen, met een focus op het maatschappelijk optimale niveau van externaliteiten, marginale baat en marginale kost.
### 1.1 Het concept van markten voor vervuiling
Vervuiling wordt beschouwd als een marktprobleem waarbij er twee groepen betrokken zijn: vervuilers die een externaliteit veroorzaken, en gedupeerden (derden) die hier last van ondervinden. De analyse richt zich op de interactie en potentiële onderhandeling tussen deze twee groepen om het maatschappelijk optimale niveau van vervuiling te bepalen. Extreme situaties, zoals geen vervuiling of juist veel vervuiling, zijn doorgaans niet optimaal; er is behoefte aan een evenwicht of tussenoplossing [3](#page=3).
### 1.2 Analyse met Stijn en Bertel: een illustratief voorbeeld
Om de concepten te verduidelijken, wordt een voorbeeld gebruikt van twee huisgenoten, Stijn en Bertel, die een gemeenschappelijke leefruimte delen. Stijn houdt ervan om vrienden uit te nodigen, wat leidt tot lawaai en gebruik van de keuken en leefruimte, waar Bertel niet van houdt [3](#page=3).
#### 1.2.1 Marginale baat en marginale kost in het voorbeeld
* **Marginale baat voor Stijn (groene curve):** Dit vertegenwoordigt de baat die Stijn heeft bij het organiseren van een extra feestje. Deze marginale baat neemt af naarmate er meer feestjes zijn. De totale baat voor Stijn bij het organiseren van bijvoorbeeld twee feestjes is de som van de marginale baten van die twee feestjes (17 + 10 = 27). Als Stijn gedwongen wordt om een feestje minder te organiseren, loopt hij de marginale baat van dat feestje mis [3](#page=3).
* **Marginale kost voor Bertel (rode curve):** Dit vertegenwoordigt de ergernis of last die Bertel ervaart door een extra feestje. Deze marginale kost neemt toe naarmate er meer feestjes zijn. De totale last voor Bertel bij het meemaken van twee feestjes is de som van de marginale kosten van die twee feestjes (5 + 7 = 12). Deze curve kan ook worden gezien als Bertels marginale bereidheid om te betalen om feestjes te vermijden [3](#page=3) [4](#page=4).
#### 1.2.2 Het maatschappelijk optimale niveau
Het maatschappelijk optimale niveau van externaliteit (feestjes in dit geval) wordt bereikt wanneer de marginale baat voor de vervuiler gelijk is aan de marginale kost voor de gedupeerde. In het voorbeeld van Stijn en Bertel is dit het punt waar de marginale baat en marginale kost elkaar snijden [4](#page=4).
* **Optimaal niveau:** Bij 3 feestjes is de marginale baat voor Stijn en de marginale kost voor Bertel aan elkaar gelijk (in dit geval is de marginale baat van het 3e feestje 7 en de marginale kost is 8 - dit lijkt een klein verschil, maar het concept is dat het punt waar deze curves elkaar kruisen het optimum aangeeft). Op dit punt zijn de totale kosten voor de samenleving minimaal [4](#page=4) [7](#page=7).
* **Niet-optimale niveaus:** Als we naar 4 feestjes gaan, ervaart Bertel een kost van 8, terwijl Stijn slechts een baat van 5 heeft, wat leidt tot een welvaartsverlies van -3. Als we naar 2 feestjes gaan, is de baat voor Stijn groter dan de kost voor Bertel wat een verbetering van de welvaart betekent. Het eerste feestje verhoogt de welvaart enorm omdat Stijn er veel plezier aan heeft terwijl Bertel slechts een kleine last ervaart. 5 feestjes zijn maatschappelijk onaantrekkelijk omdat Stijn er slechts 2 euro welvaart aan overhoudt, terwijl Bertel er veel last van heeft [4](#page=4) [5](#page=5) [6](#page=6).
De som van de totale baat en last toont aan dat het optimale punt ergens in het midden ligt [5](#page=5).
### 1.3 Link met milieu-economie: MEK en MRK
De concepten uit het voorbeeld kunnen worden vertaald naar een maatschappelijke setting met betrekking tot vervuiling, met name in de milieu-economie [5](#page=5).
* **Marginale Externe Kosten (MEK):** Dit zijn de externe kosten die worden geleden door de gedupeerden voor elke extra eenheid vervuiling. Deze kosten stijgen naarmate de schade toeneemt. In het voorbeeld van Stijn en Bertel is dit de ergernis van Bertel per extra feestje [5](#page=5).
* **Marginale Reductiekosten (MRK):** Dit zijn de marginale kosten voor de vervuiler om een extra eenheid vervuiling te reduceren. Deze kosten stijgen naarmate er meer vervuiling wordt gereduceerd. In het voorbeeld van Stijn en Bertel is dit de 'kost' die Stijn ervaart door een dag minder bezoek te ontvangen (niet gerealiseerd nut). De MRK-curve kan worden gezien als de vraagcurve naar vervuiling of de marginale bereidheid te betalen voor vervuiling [5](#page=5) [8](#page=8).
#### 1.3.1 Analyse van beleidsscenario's
* **Geen milieubeleid (vrije vervuiling):** Bedrijven zullen vervuilen tot de MRK gelijk is aan nul; ze zullen niet reduceren omdat dit hen niets oplevert. De totale kosten voor de samenleving zijn dan zeer hoog, bestaande uit de som van reductiekosten (nul) en externe kosten (de oppervlakte onder de MEK-curve) [6](#page=6).
* **Verbod op vervuilen (maximale reductie):** Bedrijven zullen maximaal reduceren tot nul vervuiling. Er zijn dan geen externe kosten, maar de reductiekosten (de oppervlakte onder de MRK-curve) zijn zeer hoog. De totale kosten voor de samenleving zijn in dit scenario de totale reductiekosten [6](#page=6) [7](#page=7).
#### 1.3.2 Het optimale evenwicht
Beide extremen (volledige vrijheid tot vervuilen of volledig verbod op vervuilen) zijn niet optimaal. Het optimale niveau (V\*) wordt bereikt in het snijpunt van de MEK- en MRK-curven. Op dit punt is de marginale kost van vervuiling (MEK) gelijk aan de marginale baat van het reduceren van die vervuiling (MRK). Dit resulteert in minimale totale kosten voor de samenleving, bestaande uit de som van de totale reductiekosten (TRK) en de totale externe kosten (TEK). Het welvaartsverlies is hierdoor geminimaliseerd vergeleken met de extremen [7](#page=7) [8](#page=8).
> **Tip:** Het is cruciaal om het onderscheid te maken tussen marginale en totale kosten/baten bij het analyseren van marktmechanismen voor vervuiling.
### 1.4 Dynamische en situationele aspecten van MEK en MRK
De MEK- en MRK-curves zijn niet statisch en kunnen variëren afhankelijk van de situatie [9](#page=9).
* **Variabiliteit van MEK:** De marginale externe kosten kunnen verschillen. Bijvoorbeeld, de overlast van vliegtuigen die overvliegen is 's nachts erger dan overdag, dus de MEK van hetzelfde vliegtuig is hoger in de nacht [9](#page=9).
* **Variabiliteit van MRK:** De marginale reductiekosten kunnen ook verschillen tussen bedrijven en sectoren. Het reduceren van CO2-uitstoot is bijvoorbeeld voor de transportsector anders dan voor de woningsector, wat leidt tot verschillende reductiekosten [9](#page=9).
* **Implicaties voor beleid:** Dit betekent dat beleidsmaatregelen, zoals heffingen of emissierechten, rekening moeten houden met deze variabiliteit om efficiënt te zijn. De curve MRK kan worden gezien als een vraagcurve naar vervuiling, of ook als een marginale bereidheid te betalen voor vervuiling [8](#page=8).
* * *
# Beleidsinstrumenten voor milieubeheer
Hieronder volgt een gedetailleerde studiehandleiding over beleidsinstrumenten voor milieubeheer.
## 2 Beleidsinstrumenten voor milieubeheer
Dit deel van de tekst onderzoekt de verschillende instrumenten die overheden kunnen inzetten om vervuiling te verminderen en milieu-externaliteiten aan te pakken, waaronder Pigouviaanse belastingen, normen en emissierechten [10](#page=10).
### 2.1 Algemene beginselen van milieubeheer
Minder vervuilen kost geld voor bedrijven, wat resulteert in marginale reductiekosten (MRK) die stijgen naarmate meer inspanningen worden geleverd. Niet elk bedrijf heeft echter dezelfde MRK; in sommige sectoren is emissiereductie goedkoper dan in andere. Het maatschappelijk optimale niveau van vervuiling ($V^\*$) wordt bereikt door de minimalisatie van de totale externe kosten (TEK) en totale reductiekosten (TRK), wat overeenkomt met het snijpunt van de marginale externe kosten (MEK) en de marginale reductiekosten (MRK) [10](#page=10).
Verschillende beleidsinstrumenten kunnen worden ingezet om dit doel te bereiken:
* Pigouviaanse belastingen (bv. koolstofbelastingen) [10](#page=10).
* Normen en milieustandaarden (Command & Control, CAC), zoals maximale uitstootniveaus voor dieselwagens [10](#page=10).
* Verhandelbare emissierechten (Emission Trading System) [10](#page=10).
* Eigendomsrechten [10](#page=10).
* Vrijwillige initiatieven [10](#page=10).
Bij de evaluatie van deze instrumenten zijn twee belangrijke criteria van belang:
* **Effectiviteit**: Wordt het doel ( $V^\*$ ) bereikt [10](#page=10)?
* **Efficiëntie**: Wordt vervuiling gereduceerd tegen minimale kosten [10](#page=10)?
> **Tip:** De marginale reductiekost (MRK) geeft de kost weer om één extra eenheid vervuiling te vermijden. Deze kosten kunnen in sommige gevallen zelfs negatief zijn, bijvoorbeeld wanneer de overstap naar energiezuinigere maatregelen ook leidt tot lagere energiekosten [10](#page=10) [11](#page=11).
#### 2.1.1 Grafische weergave van marginale reductiekosten
De grafieken tonen de marginale reductiekosten (MRK) als functie van de reductie-inspanning. Stijgende MRK-curves impliceren dat het duurder wordt om aanvullende eenheden vervuiling te verminderen naarmate er al meer reductie heeft plaatsgevonden. De kosten kunnen negatief zijn als de reductie leidt tot besparingen, zoals bij de vervanging van gloeilampen door spaarlampen. Efficiëntie vereist dat eerst de goedkoopste maatregelen worden genomen en daarna de duurdere [11](#page=11).
> **Voorbeeld:** Subsidies aan zonnepanelen zijn een manier om CO₂-uitstoot te reduceren, maar dit is mogelijk niet de meest efficiënte manier omdat er goedkopere alternatieven kunnen bestaan [12](#page=12).
### 2.2 Pigouviaanse belasting
Een Pigouviaanse belasting is een heffing die gelijk is aan de marginale externe kost (MEK) in het maatschappelijke optimum ($V^\*$). Het belastingtarief wordt per eenheid vervuiling vastgesteld en is gelijk aan de MEK in het maatschappelijk evenwicht. Vervuilers wegen dan af of ze de vervuiling reduceren (reductiekosten) of de belasting betalen. De overheid bepaalt het tarief, en de vervuilers beslissen zelf hoeveel ze reduceren [13](#page=13).
#### 2.2.1 Gevolgen van Pigouviaanse belasting
Bedrijven zullen reduceren zolang de reductiekosten lager zijn dan de belasting. In een scenario met een belasting van 7 euro per ton CO₂ en een oorspronkelijke uitstoot van 100 ton, zal een bedrijf reduceren tot 60 ton omdat verdere reductie meer zou kosten dan de belasting betalen. De totale kosten voor het bedrijf bestaan uit de reductiekosten (de groene driehoek) en de betaalde belastingen over de resterende uitstoot (rechthoek). Als een bedrijf meer zou uitstoten dan 60 ton, zijn de totale kosten (reductiekosten plus belastingen) hoger dan wanneer het bedrijf tot 60 ton reduceert [14](#page=14).
> **Voorbeeld:** Een slimme kilometerheffing met een hoger tarief tijdens de spits kan automobilisten ertoe aanzetten de spitsuren te vermijden. Deze heffing is efficiënt, maar niet per se effectief als het beoogde doel (zoals het bereiken van een specifiek optimum) niet wordt gehaald [13](#page=13).
Het grote voordeel van een Pigouviaanse belasting is dat de overheid niet de exacte MRK-curves van bedrijven hoeft te kennen; de markt lost dit zelf op doordat bedrijven hun eigen reductiekosten berekenen. De MRK kan worden gezien als de 'vraagcurve' naar vervuiling: hoe hoger de prijs (belasting), hoe minder vervuiling een bedrijf zal uitstoten [15](#page=15).
#### 2.2.2 Pigouviaanse belasting met variërende MRK
Wanneer MRK-curves verschillen tussen bedrijven, zal het bedrijf met de laagste MRK meer inspanningen leveren om te reduceren dan het bedrijf met de hoge MRK. De overheid kan hiermee een situatie realiseren waarin de laatste ton reductie, over sectoren en bedrijven heen, tegen dezelfde marginale kost gebeurt. Dit is de definitie van kosten-efficiëntie [16](#page=16).
> **Tip:** Pigouviaanse belastingen maken de externe kosten van vervuiling direct zichtbaar en laten bedrijven zelf de afweging maken tussen reduceren en betalen [15](#page=15).
### 2.3 Normen en standaarden (Command & Control - CAC)
Bij normen en standaarden legt de overheid een maximum hoeveelheid vervuiling op waar vervuilers zich aan moeten houden. De overheid heeft controlemechanismen om naleving te verzekeren [17](#page=17).
#### 2.3.1 Evaluatie van normen en standaarden
Normen zijn effectief in het bereiken van een bepaald reductiedoel, maar niet noodzakelijk efficiënt. Dit komt doordat de reductiekosten voor bedrijven met een lage MRK lager zijn dan voor bedrijven met een hoge MRK, terwijl ze toch dezelfde norm moeten naleven. Dit leidt ertoe dat de laatste ton CO₂-reductie niet aan dezelfde marginale kost gebeurt, wat inefficiënt is [17](#page=17).
> **Voorbeeld:** Maximale snelheidslimieten, emissienormen voor dieselwagens, en maximale normen voor fijn stof, NOx en CO₂ zijn voorbeelden van Command & Control instrumenten [17](#page=17).
> **Tip:** Hoewel normen eerlijk lijken omdat iedereen dezelfde inspanning moet leveren, is dit vaak niet kosten-efficiënt [17](#page=17).
### 2.4 Emissierechten ('Cap & Trade')
Bij emissierechten legt de overheid de gewenste optimale hoeveelheid vervuiling direct vast door aan bedrijven emissierechten toe te kennen. Een recht geeft de houder het recht om een bepaalde hoeveelheid uit te stoten, en het is verboden meer uit te stoten dan de toegekende rechten toestaan (de 'cap') [18](#page=18).
#### 2.4.1 Werking van emissierechten
Er vindt een initiële verdeling van rechten plaats. Houders van emissierechten mogen met elkaar handelen ('trade'). Bedrijven die hun uitstoot gemakkelijk kunnen beperken (lage MRK) zullen investeren in goedkope reductie en de uitgespaarde emissierechten verkopen aan bedrijven met hogere MRK. Deze laatste bedrijven zullen rechten blijven kopen zolang ze goedkoper zijn dan hun eigen MRK. Dit leidt tot de vorming van een markt voor emissierechten [18](#page=18).
> **Voordeel:** Emissierechten beperken de totale hoeveelheid vervuiling (effectief) en de markt bepaalt de prijs (efficiënt) [18](#page=18).
> **Inzicht:** De marktprijs van emissierechten heeft hetzelfde effect als een Pigouviaanse belasting: het bepaalt wie reduceert en hoeveel vervuiling er in totaal overblijft. Bij een belasting ligt de prijs vast en wordt de hoeveelheid bepaald door de markt; bij emissierechten ligt de hoeveelheid vast en wordt de prijs bepaald door de markt. Beide mechanismen zorgen ervoor dat de marginale reductiekost (MRK) gelijk wordt over alle bedrijven, wat kosten-efficiëntie garandeert [18](#page=18).
##### 2.4.1.1 Voordeel ten opzichte van normen
Emissierechten zijn efficiënter dan normen omdat de totale reductie gebeurt waar het het goedkoopst is, in tegenstelling tot normen waarbij elk bedrijf evenveel moet reduceren, ook al is dit voor sommigen veel duurder [19](#page=19).
> **Voorbeeld:** De marktprijs voor CO₂ is 7 euro per ton. Eén bedrijf stoot 40 ton uit en verkoopt 20 rechten aan een ander bedrijf dat daardoor 80 ton uitstoot. Dit is effectief omdat de totale uitstoot beperkt blijft. Het is efficiënt omdat de laatste ton gereduceerde uitstoot aan dezelfde MRK van 7 euro gebeurt [19](#page=19).
> **Voorbeeld:** Het EU Emission Trading System (ETS) is een voorbeeld van een 'cap-and-trade'-systeem voor CO₂-uitstoot. De EU stelt een emissieplafond (cap) vast, en bedrijven mogen emissierechten onderling verhandelen (trade). Het aantal emissierechten daalt jaarlijks om de uitstoot te reduceren [20](#page=20).
#### 2.4.2 Uitbreiding en kritiek op emissierechten
Het ETS kan in de toekomst uitgebreid worden naar sectoren zoals maritiem transport, gebouwen en wegvervoer. Een kritiekpunt, met name op de uitbreiding naar ETS2 (verwarming van gebouwen), is dat dit onevenredig hard kan aankomen bij lagere inkomensgroepen die in slecht geïsoleerde huizen wonen. Vanuit efficiëntieperspectief is het wenselijk dat reductie gebeurt waar het het goedkoopst is. De inkomsten uit de veiling van emissierechten kunnen gebruikt worden om maatregelen te financieren voor kwetsbare groepen, zoals het isoleren van huizen [21](#page=21) [22](#page=22).
#### 2.4.3 Evaluatie van emissierechten
Emissierechten combineren de effectiviteit van normen met de efficiëntie van belastingen. Ze zijn echter niet overal toepasbaar [23](#page=23).
> **Toepasbaarheid:** Emissierechten zijn geschikt voor CO₂-uitstoot, omdat hierbij de totale hoeveelheid uitstoot van belang is. Ze zijn minder geschikt voor zaken als snelheidsbeperkingen, omdat hier de externe kost afhangt van individueel gedrag en handel in 'rijrechten' onzinnig zou zijn [23](#page=23) [24](#page=24).
> **Samenvatting:** Pigouviaanse belastingen en emissierechten werken goed als het negatieve effect afhangt van de totale hoeveelheid (zoals bij vervuiling), terwijl verbodsbepalingen geschikter zijn wanneer het negatieve effect afhangt van individueel gedrag (zoals rijgedrag, roken of lawaai) [24](#page=24).
> **Voorbeeld:** Roken wordt bestreden met verbodsbepalingen (rookverboden, reclameverboden) en Pigouviaanse belastingen (accijnzen op tabak) om de consumptie tot een maatschappelijk wenselijk niveau te beperken. Nachtlawaai wordt bestreden met een verbodsbepaling na 22 uur [24](#page=24).
* * *
# Positieve externaliteiten en marktfalen
Positieve externaliteiten treden op wanneer markttransacties voordelen opleveren voor derden die niet direct bij de transactie betrokken zijn, wat leidt tot een te lage productie en consumptie vanuit een maatschappelijk perspectief [28](#page=28).
### 3.1 Het concept van positieve externaliteiten
Positieve externaliteiten, ook wel externe baten genoemd, zijn de opbrengsten van een markttransactie die ten goede komen aan een derde partij die daar niet voor betaalt [28](#page=28).
#### 3.1.1 Kenmerken en voorbeelden
* **Definitie:** Opbrengsten (baten) ten gevolge van een markttransactie die ten bate vallen van een ‘derde’ die niets betaalt ter compensatie [28](#page=28).
* **Voorbeelden:**
* Een voortuin met bloemen waar voorbijgangers van genieten [28](#page=28).
* De renovatie van stadscentra die ook voor omwonenden voordelen oplevert [28](#page=28).
* Studeren, wat leidt tot menselijk kapitaal en technologische vooruitgang [28](#page=28).
* **Marktpartijen:** Marktpartijen nemen in hun beslissingen enkel hun private kosten en baten in rekening en houden onvoldoende rekening met de positieve externe effecten [28](#page=28).
* **Gevolg:** Indien de markt vrij gelaten wordt, zal er ‘te weinig’ consumptie en productie van goederen of diensten met positieve externaliteiten plaatsvinden, wat leidt tot marktfalen. Dit resulteert in een welvaartsverlies door een te laag aanbod [28](#page=28).
#### 3.1.2 Onderwijs als casestudy
Onderwijs is een klassiek voorbeeld van een product of dienst met positieve externaliteiten [28](#page=28).
* **Marktpartijen:** Aanbieders (overheid, universiteiten) en vragers (studenten) [28](#page=28).
* **Private overwegingen:** De universiteit mikt op winst, en de studenten mikken op hun individuele voordeel (bv. extra inkomen). Beiden houden enkel rekening met hun eigen kosten en baten [28](#page=28).
* **Maatschappelijke baten:** De positieve externaliteiten van onderwijs omvatten onder meer de ontwikkeling van menselijk kapitaal, technologische vooruitgang, hogere economische groei en een minder gewelddadige samenleving [28](#page=28).
* **Marktfalen bij onderwijs:** Het nut van onderwijs voor de maatschappij overstijgt ruimschoots de winst van de onderwijsproducent en het individuele nut van de studenten. In een vrije markt zouden hierdoor ‘te weinig’ mensen voortstuderen, wat leidt tot een te laag aanbod ten opzichte van wat maatschappelijk wenselijk is. Dit is een vorm van marktfalen door een tekort (te laag aanbod) [28](#page=28).
### 3.2 Marktfalen bij positieve externe effecten in de grafiek
De grafische weergave illustreert het welvaartsverlies dat voortvloeit uit marktfalen bij positieve externe effecten [29](#page=29).
#### 3.2.1 Analyse van de grafiek
* **Vraagcurve (Vp):** Weerspiegelt de marginale waardering van de consument of de marginale bereidheid tot betalen door de studenten zelf [29](#page=29).
* **Aanbodcurve (Ap):** Stelt de marginale kosten (MK) voor die de onderwijsaanbieders maken om extra studenten te onderwijzen [29](#page=29).
* **Maatschappelijke vraagcurve (Vm):** Weerspiegelt het maatschappelijke nut, wat gelijk is aan de marginale bereidheid tot betalen (Vp) plus de marginale externe baten. Deze curve ligt hoger dan de private vraagcurve (Vp) [29](#page=29).
* **Marktprijs (Pmarkt):** De prijs in een vrije markt weerspiegelt enkel het private nut, niet de maatschappelijke meerwaarde. Hierdoor ligt de private vraag (Vp) onder de maatschappelijke vraag (Vm) [29](#page=29).
* **Marktevenwicht:** In een vrijemarkteconomie is het evenwicht bij $Q\_{markt}$ waar $A\_p$ en $V\_p$ elkaar snijden [29](#page=29).
* **Maatschappelijk optimum ( $Q\_{optimum}$ ):** Dit ligt rechts van $Q\_{markt}$, wat aangeeft dat er meer onderwijs zou moeten zijn dan de markt zelf tot stand brengt [29](#page=29).
#### 3.2.2 Welvaartsverlies
* **Gebied tussen $Q\_{markt}$ en $Q\_{optimum}$:** Het geel gearceerde vlak in de grafiek (oppervlakte B) stelt alle voordelen voor de maatschappij voor tot $Q\_{markt}$. Het welvaartsverlies B toont dat als de productie zou stijgen van $Q\_{markt}$ naar $Q\_{optimum}$, de maatschappelijke welvaart zou toenemen met B. Dit is de maatschappelijke winst die we mislopen door te weinig onderwijs [29](#page=29) [30](#page=30).
* **Extra kosten (A):** Dit zijn de kosten die gemaakt moeten worden om de productie te verhogen van $Q\_{markt}$ naar $Q\_{optimum}$. De vragers (studenten) willen minder betalen dan wat het kost om meer onderwijs te voorzien, wat een verlies is voor de samenleving (bv. universiteiten draaien verlies of studenten moeten meer betalen dan ze willen) [30](#page=30).
* **Verschil tussen Vp en Vm:** De kloof tussen de private vraag (Vp) en de maatschappelijke vraag (Vm) is gelijk aan het marginale positieve externe effect voor de maatschappij. Het maatschappelijke marginale nut (Vm) overstijgt het private marginale nut (Vp) [31](#page=31).
### 3.3 Beleidsinterventies bij positieve externaliteiten
Omdat de markt te weinig produceert bij positieve externaliteiten, kan de overheid ingrijpen om het maatschappelijk optimum te bereiken [30](#page=30).
#### 3.3.1 Subsidies (Pigouviaanse subsidies)
* **Doel:** Subsidies verlagen de prijs en verhogen de consumptie, waardoor de productie dichter bij het maatschappelijk optimale niveau ($Q\_{optimum}$) komt en er welvaartswinst wordt behaald [30](#page=30).
* **Toepassing:** Ze kunnen zowel aan de consument als aan de producent worden toegekend [32](#page=32).
* **Financiering:** Het toekennen van subsidies vereist ergens anders belastingen heffen, wat op zich weer tot een bijkomend welvaartsverlies kan leiden. Echter, als Pigouviaanse subsidies gefinancierd worden met Pigouviaanse belastingen, is er alleen sprake van welvaartswinst [32](#page=32).
* **Voorbeelden:**
* De Vlaamse Gemeenschap betaalt een groot deel van de studiekosten, terwijl de student zelf een kleiner inschrijvingsgeld betaalt [32](#page=32).
* Erfgoedpremies, belastingvermindering voor restauratie van onroerend erfgoed, en subsidies voor jeugdwerk [32](#page=32).
* Subsidies voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, dat grote maatschappelijke baten heeft maar lage directe opbrengsten voor bedrijven. Zonder overheidsfinanciering zouden innovaties zoals het internet niet bestaan [32](#page=32).
#### 3.3.2 Investeringen in publieke voorzieningen
De overheid kan investeren in publieke onderwijsvoorzieningen om de onderwijshoeveelheid te verhogen van $Q\_{markt}$ naar $Q\_{optimum}$ [30](#page=30).
#### 3.3.3 Gebodsbepalingen
Dit zijn regels die de overheid oplegt om mensen te verplichten bepaald gedrag te stellen ten gunste van positieve externaliteiten [32](#page=32).
* **Voorbeelden:**
* Leerplicht tot 18 jaar [32](#page=32).
* Vaccinatiecampagnes en verplichte inenting, wat zowel zelfbescherming als maatschappelijke baat oplevert [32](#page=32).
#### 3.3.4 Samenvatting van de beleidsoplossing
Bij positieve externe effecten houdt de markt enkel rekening met privévoordelen, waardoor er te weinig geproduceerd wordt. De maatschappelijke vraag is groter dan de private vraag. De overheid kan via subsidies of investeringen zorgen dat de productie stijgt tot het maatschappelijk optimum, waardoor de welvaart toeneemt met B. De overheid compenseert aanbieders voor hun financiële verlies (oppervlakte A) [30](#page=30).
> **Tip:** Bij positieve externaliteiten is er een welvaartsverlies (oppervlakte B) omdat de markt te weinig produceert. Beleidsmaatregelen zoals subsidies of gebodsbepalingen streven ernaar de productie op te drijven tot het maatschappelijk optimale niveau.
> **Voorbeeld:** De investeringen in fundamenteel wetenschappelijk onderzoek door de overheid, hoewel op korte termijn mogelijk niet winstgevend voor bedrijven, leiden tot technologische doorbraken die de gehele maatschappij ten goede komen, zoals de ontwikkeling van het internet [32](#page=32).
* * *
# Alternatieve oplossingen voor externaliteiten
Dit onderwerp verkent diverse mechanismen, naast overheidsingrijpen via belastingen of subsidies, die kunnen worden ingezet om externaliteiten aan te pakken, met een focus op normen, vrijwilligerswerk, intellectuele eigendomsrechten en het Coase-theorema [33](#page=33).
### 4.1 Morele en sociale normen
Morele en sociale normen spelen een cruciale rol bij het oplossen van externaliteiten, ook zonder directe overheidsinterventie [33](#page=33).
#### 4.1.1 Morele normen
Morele normen creëren een interne afkeer of waardering voor bepaalde gedragingen, waardoor individuen deze ethisch goed of fout gaan vinden. Een voorbeeld is de acceptatie dat alcoholgebruik niet wenselijk is, of de oproep tot verantwoord rijgedrag via campagnes die zich richten op morele overwegingen [33](#page=33).
#### 4.1.2 Sociale normen
Sociale normen moedigen gedrag aan door de goedkeuring of afkeuring van anderen te benadrukken. Campagnes zoals de BOB-campagne spelen hierop in door de sociale acceptatie van rijden onder invloed te verminderen [33](#page=33).
#### 4.1.3 Positieve externaliteiten en normen
Sociale normen kunnen ook positieve externaliteiten stimuleren. Wanneer de maatschappij onderwijs als waardevol beschouwt, zullen individuen hier meer in investeren. Omgekeerd kunnen negatieve normen, zoals de verheerlijking van risicogedrag, problemen versterken, bijvoorbeeld bij jongerencriminaliteit [33](#page=33).
### 4.2 Vrijwilligerswerk en liefdadigheid
Vrijwilligerswerk en liefdadigheid zijn effectieve middelen om positieve externaliteiten te bevorderen en maatschappelijke baten te realiseren die de overheid moeilijk alleen kan bewerkstelligen [33](#page=33).
* **Vrijwilligerswerk:** Organisaties zoals het Rode Kruis, voedselbanken, jeugdbewegingen en cultuurorganisaties dragen substantieel bij aan maatschappelijke welzijn [33](#page=33).
* **Liefdadigheid en donaties:** Initiatieven zoals de Bill & Melinda Gates Foundation, religieuze ordes en mecenassen steunen projecten, onderzoek en campagnes die de publieke welvaart verhogen, bijvoorbeeld via vaccinatiecampagnes of fundamenteel onderzoek [33](#page=33).
### 4.3 Patenten en octrooien
Patenten en octrooien zijn een manier om positieve externaliteiten, met name die voortkomen uit innovatie, te internaliseren en te belonen [34](#page=34).
* **Definitie:** Een patent verleent de uitvinder gedurende een bepaalde periode het exclusieve recht om een uitvinding te exploiteren. In ruil hiervoor wordt de uitvindingsinformatie openbaar gemaakt, wat de globale kennisbasis vergroot [34](#page=34).
* **Werking:** Een farmaceutisch bedrijf dat een nieuw medicijn ontwikkelt, kan via een patent hogere prijzen vragen. Dit stelt het bedrijf in staat om een deel van de maatschappelijke baten van de uitvinding te internaliseren, wat meer investeringen in onderzoek financieel aantrekkelijk maakt en ten goede komt aan de volksgezondheid [34](#page=34).
* **Kritiek en tegenargument:** Kritiek op patenten richt zich op hogere medicijnprijzen en beperkte concurrentie. Het tegenargument is dat zonder patenten bedrijven onvoldoende zouden investeren in onderzoek, wat innovatie zou belemmeren [34](#page=34).
* **Conclusie:** Patenten kunnen innovatie stimuleren door positieve externaliteiten te belonen, maar te lange of misbruikte patenten kunnen juist innovatie afremmen en de welvaart schaden [34](#page=34).
### 4.4 Het Coase-theorema
Het Coase-theorema biedt een raamwerk voor het oplossen van externaliteitsproblemen en het creëren van publieke goederen zonder significante overheidsbemoeienis, door middel van de toekenning van eigendomsrechten en onderhandeling [34](#page=34).
#### 4.4.1 Kernprincipes
* **Toekenning van eigendomsrechten:** Eigendomsrechten worden toegekend aan een van de betrokken partijen, bijvoorbeeld het recht op een schone omgeving of het recht om te vervuilen [34](#page=34).
* **Onderhandeling:** De betrokken partijen kunnen vervolgens onderhandelen om tot een efficiënte overeenkomst te komen met betrekking tot het niveau van vervuiling en de bijbehorende prijs of vergoeding [34](#page=34).
#### 4.4.2 Voorwaarden voor het Coase-theorema
Het succes van het Coase-theorema is afhankelijk van de volgende voorwaarden [35](#page=35):
* Eigendomsrechten zijn goed gedefinieerd en duidelijk [35](#page=35).
* Onderhandelingen kunnen plaatsvinden zonder significante transactiekosten (kosten die gemaakt worden bij het onderhandelen, zoals tijd, juridische bijstand of informatievergaring) [35](#page=35).
* De schade veroorzaakt door externe effecten en de waarde van de transactie zijn meetbaar [35](#page=35).
* Het aantal betrokken partijen is beperkt, zodat onderhandeling haalbaar blijft [35](#page=35).
#### 4.4.3 Beperkingen in de praktijk
In de realiteit zijn deze voorwaarden vaak moeilijk te vervullen [35](#page=35).
* **Onoverzichtelijke groepen:** Vaak zijn grote en diffuse groepen betrokken bij externaliteitsproblemen [35](#page=35).
* **Transactiekosten:** Onderhandelingskosten, tijdverlies en potentiële conflicten kunnen aanzienlijk zijn [37](#page=37).
* **Onduidelijke eigendomsrechten:** Het is vaak lastig om eigendomsrechten goed te omschrijven, bijvoorbeeld het recht op stilte of schone lucht [37](#page=37).
* **Meetbaarheid:** De waarden van schade of baten zijn niet altijd eenvoudig te kwantificeren [37](#page=37).
* **Veel partijen:** Complexe problemen zoals klimaatverandering betreffen een enorm aantal actoren [37](#page=37).
Hierdoor zijn in de praktijk vaak aanvullende maatregelen zoals belastingen, subsidies of regelgeving noodzakelijk [37](#page=37).
#### 4.4.4 Illustratie: Professoren en studentenfeest
Dit voorbeeld illustreert hoe het Coase-theorema werkt, zelfs bij negatieve externaliteiten [35](#page=35).
* **Situatie:** 100 studenten moeten studeren, terwijl enkele professoren een luidruchtig feest willen geven in een gemeenschappelijke ruimte, wat leidt tot hinder voor de studenten [35](#page=35).
* **Grafische analyse:** De grafiek met de Marginale Bereidheid Tot Betalen (MBTB) van de professoren voor feesturen en de Marginale Externe Kost (MEK) voor de studenten per feestuur toont het maatschappelijk optimale aantal feesturen [36](#page=36).
* **MBTB:** De waardering van de professoren voor extra feesturen daalt naarmate de avond vordert [36](#page=36).
* **MEK:** De hinder voor de studenten per extra feestuur stijgt naarmate het later wordt [36](#page=36).
* Het snijpunt van MBTB en MEK bepaalt het maatschappelijk optimale aantal feesturen, wat in dit geval tot middernacht (12 uur) is. Na middernacht wegen de externe kosten zwaarder dan de baten [36](#page=36).
* **Scenario 1: Professoren hebben het recht op lawaai:**
* De professoren mogen wettelijk tot 4 uur feesten. De studenten lijden schade.
* De studenten zijn bereid te betalen om stilte te kopen na middernacht. Ze betalen de professoren een bedrag, bijvoorbeeld 160 dollars, om het feest om middernacht te stoppen [36](#page=36).
* Beide partijen winnen, en de totale welvaart stijgt [36](#page=36).
* **Scenario 2: Studenten hebben het recht op stilte:**
* De professoren mogen alleen feesten als de studenten toestemmen.
* De professoren zijn bereid te betalen om te mogen feesten, bijvoorbeeld 160 dollars, om tot middernacht te mogen doorgaan [37](#page=37).
* Opnieuw winnen beide partijen, en de totale welvaart stijgt met hetzelfde bedrag als in scenario 1 [37](#page=37).
* **Conclusie uit het voorbeeld:** De optimale uitkomst (feest tot middernacht) en de totale welvaartswinst zijn hetzelfde, ongeacht wie het recht heeft. Het enige verschil is wie betaalt wie [37](#page=37).
#### 4.4.5 Toepassing: Wildbeheer in Afrika
Het Coase-theorema kan ook worden toegepast op situaties zoals wildbeheer, waarbij de belangen van jagers (die willen jagen) en dierenliefhebbers (die dieren willen zien) tegenover elkaar staan [37](#page=37).
* **Situatie:** De interactie tussen wolven en kippenboeren, waarbij wolven kippen doden (MEK) en de waardering voor wolven varieert (MBTB) [37](#page=37).
* **Scenario met eigendomsrecht bij kippenboeren:** Als de kippenboeren het eigendomsrecht op de wolven zouden krijgen, zouden ze alle wolven mogelijk laten afschieten, wat resulteert in een wolvenaantal van nul. Dit zou tot ontevredenheid bij natuurbeschermers kunnen leiden [37](#page=37).
Het Coase-theorema suggereert dat, mits aan de voorwaarden is voldaan, er onderhandeld kan worden naar een efficiënte uitkomst, ongeacht de initiële toekenning van rechten [35](#page=35).
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Externe Kost (Externaliteit) | Een kost die een markttransactie oplegt aan een derde partij die niet betrokken is bij die transactie en hiervoor niet gecompenseerd wordt. Dit kan zowel negatief zijn (vervuiling) als positief (verbetering van de leefomgeving). |
| Marginale Baat (MB) | De extra baat die een consument of producent ontvangt bij de consumptie of productie van één extra eenheid van een goed of dienst. Dit is de waardering van de consument voor dat extra eenheid. |
| Marginale Kost (MK) | De extra kost die een producent maakt bij de productie van één extra eenheid van een goed of dienst. Dit is de kost voor de producent om die extra eenheid te produceren. |
| Maatschappelijk Optimum (V*) | Het niveau van productie of consumptie waarbij de totale welvaart voor de samenleving gemaximaliseerd wordt. Dit wordt bereikt wanneer de marginale maatschappelijke baat gelijk is aan de marginale maatschappelijke kost. |
| Pigouviaanse Belasting | Een belasting die door de overheid wordt opgelegd aan activiteiten die negatieve externaliteiten veroorzaken. Het tarief van deze belasting is gelijk aan de marginale externe kost in het maatschappelijk optimum, met als doel de activiteit te ontmoedigen en de maatschappelijke kosten te internaliseren. |
| Emissierechten | Verhandelbare rechten die een bedrijf het recht geven om een bepaalde hoeveelheid vervuiling uit te stoten. Dit systeem, ook wel bekend als 'cap and trade', stelt een maximum aan de totale uitstoot (cap) en laat bedrijven toe om rechten te verhandelen (trade). |
| Normen en Standaarden (Command & Control) | Reguleringen die door de overheid worden opgelegd om bepaald gedrag te sturen, zoals maximale uitstootlimieten voor bedrijven of snelheidslimieten voor voertuigen. Deze maatregelen zijn direct en vaak minder flexibel dan marktgebaseerde instrumenten. |
| Positieve Externaliteit | Een voordeel dat voortkomt uit een markttransactie en ten goede komt aan een derde partij die niet direct bij de transactie betrokken is en hiervoor geen compensatie ontvangt. Voorbeelden zijn onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. |
| Marktfalen | Een situatie waarin de vrije markt er niet in slaagt om efficiënt middelen toe te wijzen, vaak als gevolg van externaliteiten, asymmetrische informatie of marktmacht. Dit leidt tot een welvaartsverlies voor de samenleving. |
| Coase-theorema | Een economische theorie die stelt dat, onder bepaalde voorwaarden (goed gedefinieerde eigendomsrechten, geen transactiekosten en volledige informatie), onderhandelingen tussen partijen kunnen leiden tot een efficiënte oplossing van externaliteiten, ongeacht wie de eigendomsrechten initieel bezit. |
| Marginale Reductiekost (MRK) | De extra kost die een vervuiler maakt om één extra eenheid van vervuiling te reduceren. Deze kosten stijgen naarmate er meer vervuiling wordt gereduceerd, omdat de makkelijkste reducties eerst worden gedaan. |
| Marginale Externe Kost (MEK) | De extra kost die gedupeerden ervaren door één extra eenheid van vervuiling. Deze kosten stijgen naarmate er meer vervuiling is, omdat de impact op de omgeving groter wordt. |
| Kosten-effectiviteitsanalyse | Een methode om te evalueren hoe een bepaald doel bereikt kan worden tegen de laagst mogelijke kosten. Het vergelijkt verschillende alternatieve maatregelen op basis van hun kosten om een bepaald resultaat te behalen. |
| Emissietransitiedeelname Systeem (ETS) | Een Europees systeem van verhandelbare emissierechten dat als doel heeft de CO₂-uitstoot te verminderen door een plafond in te stellen en bedrijven de mogelijkheid te geven rechten te kopen en verkopen. |