Cover
Börja nu gratis Bedrijfsmanagement (1).docx
Summary
# Juridische ondernemingsvormen en hun kenmerken
Dit onderwerp behandelt de verschillende juridische entiteiten waarin een onderneming juridisch kan worden gestructureerd, met aandacht voor hun specifieke kenmerken, oprichtingsvereisten, aansprakelijkheid en voordelen.
## 1.1 Eenmanszaak
Een eenmanszaak is de meest eenvoudige rechtsvorm waarbij er geen rechtspersoonlijkheid is en er geen scheiding bestaat tussen privévermogen en bedrijfsvermogen. Dit betekent dat de ondernemer persoonlijk en onbeperkt aansprakelijk is voor alle schulden van de onderneming. In geval van faillissement is verschoonbaarheid mogelijk, wat een nieuwe start kan bieden na het vervallen van de schulden.
**Voordelen van een eenmanszaak:**
* Snelle en eenvoudige besluitvorming.
* Minimale administratieve en boekhoudkundige lasten.
* Belastingen worden via de personenbelasting afgehandeld.
## 1.2 Vennootschap
Een vennootschap is een juridische constructie die activiteiten uitoefent en die vermogensvoordelen oplevert voor de vennoten. Er zijn diverse soorten vennootschappen, waaronder de besloten vennootschap (bv), naamloze vennootschap (nv), coöperatieve vennootschap (cv), vennootschap onder firma (vof), commanditaire vennootschap (commv) en de maatschap.
### 1.2.1 Kenmerken van de vennootschap
* **Rechtspersoonlijkheid:** Veel vennootschappen bezitten rechtspersoonlijkheid, wat betekent dat ze een eigen juridische entiteit vormen met een eigen vermogen, gescheiden van dat van de natuurlijke personen die erin participeren. De rechtspersoon is eigenaar van de inbrengen en sluit contracten, en is dus ook aansprakelijk voor schulden.
* **Oprichting:** Vennootschappen kunnen met één of meerdere personen worden opgericht. Vaak is een notariële akte vereist, en de statuten fungeren als het huishoudelijk reglement.
* **Inbreng door vennoten:** Vennoten leveren inbrengen (geld, goederen, rechten, arbeid, kennis) in ruil voor aandelen in de vennootschap.
* **Kapitaalvereisten:**
* **NV:** Vereist een volledig volgestort minimumkapitaal bij oprichting.
* **BV:** Heeft geen minimumkapitaal, maar wel een toereikend aanvangsvermogen nodig.
* **Financieel plan (voor BV):** Vereist een gedetailleerd financieel plan dat onder andere de beschrijving van de activiteiten, financieringsbronnen, een openingsbalans met projecties, een geprojecteerde resultatenrekening en een begroting van inkomsten en uitgaven bevat. Dit plan dient om zorgvuldig na te denken over de financiering en bedrijfsvoering, en kan door de rechter worden beoordeeld in geval van aansprakelijkheid van oprichters.
* **Winstuitkering:** Winst mag enkel worden uitgekeerd na een balanstest en een liquiditeitstest. De balanstest controleert of het netto-actief (activa minus schulden) niet negatief wordt. De liquiditeitstest beoordeelt of de vennootschap haar kortetermijnschulden kan betalen.
### 1.2.2 Redenen om een vennootschap op te richten
* **Het samenwerkingscontract:** Een vennootschap regelt de samenwerking tussen personen met als doel winst te maken en te verdelen, waarbij statuten de rechten, plichten en conflictoplossing bepalen.
* **De beperkte aansprakelijkheid:** Het privévermogen van de vennoten is gescheiden van het vennootschapsvermogen en dus beschermd tegen ondernemingsrisico's. Nalatigheid kan echter leiden tot verlies van deze beperkte aansprakelijkheid.
* **De continuïteit van de onderneming:** De vennootschap blijft bestaan bij overlijden van een vennoot, wat de overname en overdracht (via aandelen) vergemakkelijkt en de continuïteit waarborgt.
* **Betere managementcapaciteit:** Het samenbrengen van ondernemers kan leiden tot meer kapitaal, risicospreiding en gebundelde expertise.
* **De fiscaliteit:** Vennootschappen kunnen profiteren van een minder progressieve belasting en meer mogelijkheden voor fiscale optimalisatie, zoals het behouden van winst binnen de vennootschap voor toekomstige investeringen.
### 1.2.3 Soorten vennootschappen
* **De besloten vennootschap (bv):** Geschikt voor kleine en middelgrote bedrijven. Aandelen zijn op naam en de overdracht is meestal beperkt. Aandeelhouders zijn aansprakelijk tot hun inbreng. Geen minimumkapitaal, maar een toereikend aanvangsvermogen is vereist.
* **De naamloze vennootschap (nv):** Geschikt voor grote ondernemingen of kmo's met grote kapitaalbehoefte. Kan kapitaal aantrekken via spaarders en vreemd vermogen. Aandelen zijn vrij overdraagbaar. Een hoog minimumkapitaal is vereist.
* **De coöperatieve vennootschap (cv):** Minimaal 3 oprichters nodig. Beperkte aansprakelijkheid tot de inbreng. Kan erkend worden als sociale onderneming.
* **De maatschap:** Geen rechtspersoonlijkheid. Bundelt middelen voor winstdeling. Vennoten zijn hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk.
* **De vennootschap onder firma (vof):** Variant op de maatschap, maar met rechtspersoonlijkheid. Vennoten zijn hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk. Geen minimumkapitaal.
* **De commanditaire vennootschap (commv):** Twee soorten vennoten: gecommanditeerde vennoten (bestuur, onbeperkt aansprakelijk) en commanditaire vennoten (geldschieters, aansprakelijk tot inbreng). Geen minimumkapitaal.
### 1.2.4 Erkenning als landbouwonderneming
Bepaalde vennootschapsvormen (VOF, CommV, BV, CV) kunnen erkend worden als landbouwonderneming indien hoofddoel landbouwactiviteit is, er minstens twee vennoten zijn (waarvan één beherend), en er specifieke voorwaarden omtrent arbeid en inkomen worden voldaan.
### 1.2.5 Omvorming van eenmanszaak naar vennootschap
De overstap van een eenmanszaak naar een vennootschap is een weloverwogen beslissing die fiscale, familiale en structuurgerelateerde aspecten in overweging moet nemen. Oprichtingskosten, zoals notariskosten, registratierechten en advieskosten, dienen meegewogen te worden tegen de potentiële voordelen.
## 1.3 Coöperaties
Coöperaties hebben als doel het realiseren van voordelen die individueel niet haalbaar zijn. Ze zijn eigendom van de gebruikers, die ook het risico dragen en deel hebben in het kapitaal. Coöperatief ondernemen creëert schaalvoordelen, vermindert transactiekosten, versterkt onderhandelingsposities en kan markttransparantie bevorderen.
## 1.4 Vereniging
Een vereniging wordt opgericht door 2 of meer leden met een belangeloos doel. Commerciële activiteiten zijn toegestaan, maar winsten mogen niet aan oprichters of leden worden uitgekeerd. Bestuurders kunnen persoonlijk aansprakelijk zijn. Voordelen zijn een voordeliger belastingstelsel en beperkte boekhoudplicht. Nadelen zijn de niet-uitkeerbare winst en potentieel moeilijkere financiering.
---
# Financiering, investeringsanalyse en kostprijsberekening
Dit deel behandelt de financiële kernaspecten van een onderneming, inclusief investeringsbeoordeling en kostprijsberekening.
## 2. Financiering, investeringsanalyse en kostprijsberekening
### 2.1 Financieel plan
Een financieel plan is een cruciaal onderdeel van een businessplan, verplicht bij de oprichting van een vennootschap en vaak vereist bij kredietaanvragen. Het doel is een gedetailleerd overzicht te verschaffen van de financiële situatie bij de opstart of bij investeringen, en het beschermt oprichters tegen persoonlijke aansprakelijkheid.
De inhoud van een financieel plan omvat:
* Een beschrijving van de activiteiten.
* Een overzicht van de financieringsbronnen en bijbehorende waarborgen.
* Een openingsbalans en geprojecteerde balansen.
* Een geprojecteerde resultatenrekening.
* Een begroting van inkomsten en uitgaven voor minimaal twee jaar.
* De onderliggende aannames betreffende omzet en rendabiliteit.
* Eventueel de naam van een externe deskundige.
Als aanvulling kan een liquiditeitsprognose voor de korte termijn en een dividendtoets worden opgenomen.
### 2.2 Investeringsanalyse
Investeringen kunnen worden gecategoriseerd als:
* **Rationalisatie-investeringen:** gericht op het vervangen van arbeid door machines of het moderniseren van verouderde goederen.
* **Uitbreidingsinvesteringen:** aankopen om de productiecapaciteit te vergroten.
* **Sociale investeringen:** investeringen die voldoen aan sociale wetgeving, zoals verbeteringen op het gebied van veiligheid, refters of wasplaatsen.
#### 2.2.1 Tijdswaarde van geld
Het principe van de tijdswaarde van geld stelt dat een geldbedrag vandaag meer waard is dan hetzelfde bedrag in de toekomst. Dit komt door de mogelijkheid tot rente (intrest) die verdiend kan worden door het geld uit te stellen, en door het inherente risico van toekomstige onzekerheid.
* **Rente (intrest):** Dit is de vergoeding voor het uitstel van gebruik van geld, los van inflatie. Een hogere opbrengst is nodig om toekomstig gebruik aantrekkelijk te maken.
* **Inflatie:** Beïnvloedt de koopkracht van geld, maar wordt niet direct meegerekend in de discontovoet.
* **Risico:** Toekomstige bedragen zijn onzeker. Een hoger risico vereist een hogere discontovoet als compensatie.
De actuele waarde ($AW$) van een toekomstige waarde ($T_n$) kan berekend worden met de volgende formule, waarbij $r$ de discontovoet is en $n$ het aantal jaren:
$$AW = \frac{T_n}{(1+r)^n}$$
#### 2.2.2 Incrementele cashflow
Bij investeringsbeslissingen is de **cashflowbenadering** essentieel. Dit betekent dat enkel werkelijke ontvangsten en uitgaven worden meegenomen, niet enkel facturen. Het cruciale element is de **incrementele cashflow**: het verschil in cashflow met en zonder de investering.
#### 2.2.3 Evaluatietechnieken
Verschillende technieken worden gebruikt om de aantrekkelijkheid van investeringen te evalueren:
* **Terugbetaalperiode (Payback Period):** Dit is de periode waarin de initiële investering wordt terugverdiend via de netto cashflows. Een langere terugverdientijd impliceert meer risico.
* **Nadelen:** Houdt geen rekening met de cashflows na de terugbetaling en negeert het tijdsverschil tussen uitgaven en ontvangsten. Er wordt geen verdiscontering of intrestvoet meegenomen.
* **Netto actuele waarde (NAW) (Net Present Value - NPV):** De netto actuele waarde is de actuele waarde van alle toekomstige netto-baten minus de initiële investering. Een investering is aantrekkelijk als de NAW groter is dan nul.
De formule luidt:
$$NAW = \sum_{i=1}^{n} \frac{a_i}{(1+r)^i} - A_0$$
Waarbij:
* $A_0$ de initiële investering in jaar 0 is.
* $r$ de discontovoet (intrestvoet) is.
* $a_i$ de netto cashflow per jaar is ($b_i - c_i$).
* $R_n$ de eventuele restwaarde na $n$ jaar is.
**Opmerkingen:** Een hogere $r$ leidt tot een lagere NAW, wat de investering minder aantrekkelijk maakt. De $r$ kan variëren doorheen de tijd of afhankelijk van de financieringswijze.
* **Interne rentevoet (IRR - Internal Rate of Return):** De IRR is het rendement waarbij de netto actuele waarde ($NAW$) gelijk is aan nul. Deze waarde toont het gemiddelde opbrengstvermogen van het geïnvesteerde kapitaal.
* **Beslissingsregel:** Als de IRR groter is dan de opportuniteitskost (de vereiste minimumrendement), is de investering aantrekkelijk. Als de IRR lager is, wordt de investering afgewezen.
* **Voordeel:** Vereist geen vooraf gedefinieerde discontovoet, zoals bij de NAW.
### 2.3 Kostprijsberekening
De kostprijs is de som van alle kosten die nodig zijn om een product te produceren of een dienst te verlenen.
Kosten kunnen worden ingedeeld in:
* **Directe kosten:** Kosten die direct toewijsbaar zijn aan een specifiek product (bv. grondstoffen, arbeid van specifieke medewerkers, aankoopkosten, vervoer, verpakking, verzekering).
* **Indirecte kosten:** Kosten die niet direct toewijsbaar zijn aan één product, maar betrekking hebben op de gehele productie of verkoop (bv. loonkosten van een meestergast, huur van gebouwen, energie, administratie, verkoopkosten, afschrijvingen, financieringskosten).
De doelen van kostprijsberekening zijn:
* Het nauwkeurig vaststellen van de verkoopprijs.
* Het berekenen van de winst of het verlies.
* Het opsporen van verspilling in het productieproces.
De algemene formule voor kostprijs is:
$$Kostprijs = Aankoopprijs + Directe kosten + Indirecte kosten$$
#### 2.3.1 Variabele kostenmethode
Bij de variabele kostenmethode wordt de kostprijs enkel bepaald door de **variabele kosten**. Vaste kosten worden niet toegerekend aan individuele producten, maar worden gezien als kosten die gedekt moeten worden door de totale opbrengsten. Het doel is de **marge op variabele kosten** te berekenen, die aangeeft hoeveel elk product bijdraagt aan de dekking van de vaste kosten.
$$Marge \ op \ variabele \ kosten = Omzet \ product - Variabele \ kosten \ product$$
Deze methode is eenvoudig en nuttig voor kleine ondernemingen en in de landbouw (bv. "voersaldo").
#### 2.3.2 Volledige kostenmethode
De volledige kostenmethode rekent zowel directe als indirecte kosten mee in de kostprijs. Indirecte kosten worden verdeeld over producten of diensten met behulp van **verdeelsleutels**.
$$Kostprijs = Directe \ kosten + Aandeel \ van \ indirecte \ kosten$$
Een nadeel van deze methode is dat de verdeling van indirecte kosten soms subjectief of onnauwkeurig kan zijn, vooral bij heterogene producten. De nauwkeurigheid hangt sterk af van de gekozen verdeelsleutels.
### 2.4 Verkoopprijs
De verkoopprijs wordt bepaald op basis van de kostprijs en de gewenste winst.
#### 2.4.1 Winstpercentage op de kostprijs
De verkoopprijs wordt berekend door een winstpercentage toe te voegen aan de kostprijs. De winst is de beloning voor ondernemerschap en het gedragen risico.
$$Verkoopprijs \ excl. \ btw = Kostprijs \times (1 + Winstpercentage)$$
Bij diensten moeten eerst alle indirecte kosten en arbeidskosten worden meegenomen in de kostprijs voordat het winstpercentage wordt toegepast.
#### 2.4.2 Winstpercentage op de aankoopprijs
Deze methode wordt voornamelijk toegepast bij de doorverkoop van producten zonder verdere bewerking. Indirecte kosten worden hierbij vaak doorgerekend, gevolgd door de gewenste brutowinst.
#### 2.4.3 Vraaggeoriënteerde prijsvaststelling
Bij deze methode wordt de prijs bepaald door de markt en de vraag van de koper. Een te hoge prijs leidt tot slechte verkoop, een te lage prijs beperkt de winst. De verkoopprijs is een overeenkomst tussen koper en verkoper, en wordt aangepast aan de marktomstandigheden.
#### 2.4.4 Break-evenpunt
Het break-evenpunt is het aantal verkochte eenheden waarbij de totale kosten gelijk zijn aan de totale opbrengsten, waardoor geen winst of verlies wordt geleden.
$$Break-even \ omzet = Break-even \ afzet \times Prijs \ per \ eenheid$$
#### 2.4.5 Winstmarge
De winstmarge is het percentage van de omzet dat als winst overblijft na aftrek van alle kosten.
$$Winstmarge = 100\% - \left(\frac{Aankoopkostprijs}{Omzet}\right) \times 100\% - \left(\frac{Vaste \ kosten}{Omzet}\right) \times 100\%$$
---
# Arbeid, sociale zekerheid en aansprakelijkheid
Dit document behandelt de juridische, financiële en operationele aspecten van ondernemingen, met een specifieke focus op arbeid, sociale zekerheid en aansprakelijkheid, aangevuld met financiële analyse en beheer.
## 3. Arbeid, sociale zekerheid en aansprakelijkheid
Dit onderwerp omvat de organisatie van arbeid, de financiering en takken van de sociale zekerheid, evenals de diverse vormen van aansprakelijkheid en verzekeringen die ondernemingen aangaan.
### 3.1 Personeelsbeleid
Het managen van personeel brengt aanzienlijke administratieve, wervings- en selectieverplichtingen met zich mee, naast het opstellen van arbeidsovereenkomsten en het naleven van wetgeving inzake welzijn en verloning.
#### 3.1.1 Administratieve verplichtingen
Ondernemingen die personeel tewerkstellen, hebben diverse administratieve verplichtingen, waaronder aansluiting bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) voor sociale voordelen, een kinderbijslagfonds, een kas voor jaarlijkse vakantie (voor arbeiders) en een arbeidsgeneeskundige dienst. DIMONA-aangiftes (indiensttreding/uitdiensttreding) zijn elektronisch verplicht. Verder is het opstellen van een arbeidsreglement met wettelijk verplichte vermeldingen cruciaal, net als het naleven van de welzijnswetgeving. Een sociale balans, die werkgelegenheidsmaatregelen en evaluaties bevat, is vaak onderdeel van de jaarrekening. Het tijdig en correct betalen van werknemersvergoedingen, inclusief loon en eventuele alternatieve verloning, is eveneens essentieel.
#### 3.1.2 Werving van personeel
Werving kan intern gebeuren (bestaand personeel) of extern via personeelsadvertenties, VDAB, wervings- en selectiebureaus of headhunters. Een effectieve personeelsadvertentie is reëel, informatief en bevat details over het bedrijf, de functie, de eisen, het aanbod en de sollicitatieprocedure.
#### 3.1.3 Personeelsselectie
Selectie start met een cv-screening en omvat vaak psychotechnische proeven en interviews, arbeidsproeven en assessment centers. De focus ligt op het vinden van de 'beste' kandidaat, waarbij intelligentie, persoonlijkheid en praktische vaardigheden worden getest.
#### 3.1.4 Arbeidsovereenkomst
De arbeidsovereenkomst is een contract waarin de werknemer zich verbindt tot arbeid tegen loon. Er zijn voorwaarden zoals rechtsbekwaamheid, geldige toestemming en een geoorloofde oorzaak. Hoewel schriftelijke vorm wordt aanbevolen, is deze verplicht voor overeenkomsten van bepaalde duur, bepaald werk of vervangingen.
**Soorten arbeidsovereenkomsten:**
* **Bepaalde duur of bepaald werk:** Duidelijk vastgelegde begin- en einddatum of omvang van het werk.
* **Vervangingsovereenkomst:** Tijdelijke aanstelling om een afwezige werknemer te vervangen, met specifieke duur en voorwaarden.
* **Onbepaalde duur:** Meest voorkomende vorm, eindigt niet automatisch en vereist wederzijds akkoord of wettelijke opzegging.
**Bedingen:**
* **Proefbeding:** Algemeen niet toegestaan.
* **Concurrentiebeding:** Beperkt de werknemer na vertrek van soortgelijke activiteiten; vereist schriftelijke vorm, minimumloon, specifieke geografische en tijdsbeperking en een compensatie. Nietig bij overtreding.
* **Scholingsbeding:** Werknemer betaalt opleidingskosten terug bij vroegtijdig vertrek.
#### 3.1.5 Schorsing van de arbeidsovereenkomst
De uitvoering van de arbeidsovereenkomst kan geschorst worden bij:
* **Ziekte en (arbeids)ongeval:** Werknemer moet werkgever informeren en eventueel medisch attest bezorgen. Gewaarborgd loon wordt geregeld door sociale zekerheid.
* **Moederschapsverlof:** Duurt 15 weken (max. 6 prenataal, min. 9 postnataal).
* **Adoptieverlof:** Voor werknemers die een kind adopteren.
* **Loopbaanonderbreking en thematische verloven:** Tijdige vrijstelling voor persoonlijke/familiale redenen met recht op uitkering.
* **Klein verlet:** Tijdelijke afwezigheid bij belangrijke persoonlijke/burgerlijke gebeurtenissen (bv. huwelijk, overlijden), met behoud van normaal loon.
* **Jaarlijkse vakantie:** Schorst de uitvoering, werknemer ontvangt vakantiegeld.
* **Verlof om dwingende redenen:** Onvoorziene gebeurtenis die dringende tussenkomst vereist (max. 10 werkdagen/jaar, meestal onbetaald).
#### 3.1.6 Einde van de arbeidsovereenkomst
Een arbeidsovereenkomst kan eindigen door:
* **Onderling akkoord:** Wederzijds bepaalde voorwaarden.
* **Ontbindende voorwaarde:** Toekomstige, onzekere gebeurtenis.
* **Overmacht:** Tijdelijke (schorsing) of definitieve (beëindiging).
* **Gerechtelijke ontbinding:** Bij contractbreuk door één partij.
* **Eenzijdige verbreking:** Met inachtneming van opzegtermijnen en -vergoedingen.
* **Ontslag om dringende redenen:** Onmiddellijke beëindiging bij ernstige fout.
Bij beëindiging moet de werkgever documenten overhandigen (fiscale fiche, C4-attest, etc.). Bescherming geldt voor o.a. zwangere werknemers en vakbondsafgevaardigden.
#### 3.1.7 Personeelsbeoordeling
Dit stuurt gedrag, koppelt prestaties aan beloning en beoordeelt competenties, potentieel en prestaties. De methode wordt afgestemd op de organisatie.
#### 3.1.8 Motivatie van personeel
Gemotiveerd personeel draagt optimaal bij. Extrinsieke motivatie (extern, bv. salaris) heeft kortdurend effect, intrinsieke motivatie (werk zelf leuk/zinvol) op lange termijn.
### 3.2 Sociale zekerheid
De sociale zekerheid is gebaseerd op solidariteit tussen werkenden en niet-werkenden, met als doel een vervangingsinkomen te bieden bij loonverlies en inkomensaanvulling bij sociale lasten.
#### 3.2.1 Het belang van de sociale zekerheid
De sociale zekerheid beoogt solidariteit tussen verschillende groepen in de samenleving en garandeert een vangnet voor werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, pensioen en ziektekosten.
#### 3.2.2 Organisatie van de sociale zekerheid
Het **werknemersstelsel** is het grootste en wordt overkoepeld door de RSZ. Zelfstandigen zijn verzekerd voor vijf takken en sluiten zich aan bij een sociaal verzekeringsfonds of de Nationale Hulpkas. Ambtenaren hebben een specifieke regeling waarbij de overheid zelf uitkeringen betaalt.
#### 3.2.3 Financiering van sociale zekerheid
* **Werknemers:** Betalen een bijdrage van 13,07% van hun brutoloon, die door de werkgever wordt ingehouden en doorgestort.
* **Werkgevers:** Betalen een patronale bijdrage (ca. 32% in de privésector) bovenop het brutoloon.
* **Zelfstandigen:** Betalen driemaandelijkse bijdragen gebaseerd op hun beroepsinkomen. Voorlopige bijdragen worden berekend op basis van eerdere inkomsten en later geregulariseerd.
* **Ambtenaren:** De tewerkstellende overheid betaalt de sociale uitkeringen; ambtenaren betalen persoonlijke bijdragen.
* **Alternatieve financiering:** Naast loonbijdragen kunnen ook btw-inkomsten, accijnzen en andere belastingen bijdragen aan de sociale zekerheid. Vennootschappen betalen een vennootschapsbijdrage op hun omzet.
#### 3.2.4 De verschillende takken van de sociale zekerheid
* **Groeipakket:** Omvat startbedrag, maandelijkse kinderbijslag en diverse toeslagen voor kinderen.
* **Werkloosheid:** Biedt een vervangingsinkomen voor werknemers die onvrijwillig werkloos zijn en aan voorwaarden voldoen (beschikbaarheid, geen arbeid verrichten, etc.).
* **Pensioenen:** Rustpensioen (na pensionering) en overlevingspensioen (voor echtgenoot van overledene). Voorwaarden omvatten leeftijd en loopbaanduur.
* **Geneeskundige verzorging:** Dekt preventieve en curatieve zorg (doktersbezoeken, medicatie, ziekenhuisopnames). Er is een persoonlijk aandeel (remgeld) en een terugbetaling via het ziekenfonds. De maximumfactuur (MaF) beschermt tegen hoge kosten.
* **Ziekte-uitkering:** Biedt een inkomen bij ziekte of invaliditeit, met verschillende regels voor werknemers, zelfstandigen en ambtenaren.
* **Ouderschapsbescherming en -uitkering:** Biedt moederschapsverlof en -uitkeringen voor werkneemsters, zelfstandige vrouwen en ambtenaren. Vaderschapsverlof is ook voorzien.
* **Arbeidsongevallen:** Werknemers zijn gedekt voor ongevallen op het werk en op de weg van/naar werk. Zelfstandigen en ambtenaren hebben specifieke regelingen. De vergoeding dekt medische kosten, inkomensverlies en bij dodelijke ongevallen uitkeringen aan nabestaanden.
* **Beroepsziekten:** Vallen onder beroepsrisico's en lopen parallel aan arbeidsongevallen. Erkenning gebeurt via het Fonds voor Beroepsziekten.
* **Jaarlijkse vakantie:** Werknemers (arbeiders, bedienden) en ambtenaren hebben recht op betaalde vakantiedagen en vakantiegeld. Zelfstandigen hebben geen recht op vakantiegeld.
* **Sociale verzekering in geval van faillissement:** Biedt financiële steun en behoud van sociale rechten voor failliete zelfstandigen, zaakvoerders, bestuurders en werkende vennoten.
#### 3.2.5 Sociale bijstand
Sociale bijstand garandeert een minimuminkomen voor personen die buiten het reguliere sociale zekerheidsstelsel vallen, gefinancierd via belastingen. Voorbeelden zijn het leefloon, inkomensgarantie voor ouderen en gewaarborgde gezinsbijslag.
### 3.3 Sociaal statuut van zelfstandige
Zelfstandigen worden ingedeeld in hoofdberoep, bijberoep, helper en meewerkende echtgenoot, elk met specifieke sociaal-juridische statuten en verplichtingen.
#### 3.3.1 Indeling van zelfstandigen
* **Zelfstandige in hoofdberoep:** Oefent een beroepsactiviteit uit zonder arbeidsovereenkomst of ambtelijk statuut, volledig op eigen verantwoordelijkheid.
* **Zelfstandige in bijberoep:** Oefent een zelfstandige activiteit naast een hoofdberoep uit, mits dit hoofdberoep minstens halftijds is.
* **Zelfstandige helper:** Staat een zelfstandige bij of vervangt deze zonder arbeidsovereenkomst. Is onderworpen aan het statuut van zelfstandigen, met uitzondering van de faillissementsverzekering.
* **Meewerkende echtgenoot:** Echtgenoot of wettelijke partner die effectief meewerkt in de zaak, met beperkingen op inkomen uit eigen activiteit. Onderworpen aan het maxi-statuut van zelfstandigen.
* **Zaakvoerders, bestuurders en werkende vennoten:** Worden fiscaal en sociaal beschouwd als zelfstandigen.
#### 3.3.2 Verplichtingen als zelfstandige
Zelfstandigen zijn verplicht zich aan te sluiten bij een sociaal verzekeringsfonds en een ziekenfonds. Sociale bijdragen worden per kwartaal betaald op basis van het inkomen van het derde voorafgaande jaar, met minimale en maximale bijdragen. Starters betalen de eerste drie jaar voorlopige bijdragen.
#### 3.3.3 Rechten als zelfstandige
Indien men in regel is met de wettelijke voorschriften, heeft men recht op gezinsbijslagen, ziekte- en invaliditeitsverzekering, moederschapsverzekering, pensioen en faillissementsverzekering.
### 3.4 Vergoeding van arbeid
De verloning van werknemers omvat brutoloon, aanvullingen, aftrek van RSZ en bedrijfsvoorheffing, resulterend in een nettoloon. Werkgevers dragen ook een patronale bijdrage en bijkomende kosten. Zelfstandigen worden vergoed via hun winst uit arbeid en ondernemerschap.
#### 3.4.1 Werknemers
Het **brutoloon** omvat naast het basissalaris ook overuren, voordelen alle aard, premies en loon voor afwezigheden met behoud van loon. RSZ-bijdragen voor werknemers (13,07%) worden ingehouden. RSZ-vrije bedragen zijn wel belastbaar, zoals bepaalde ziekte- en arbeidsongevallonen vanaf de tweede week. De **bedrijfsvoorheffing** (voorschot op personenbelasting) wordt van het belastbaar loon afgetrokken om het **nettoloon** te bekomen. Dit kan nog worden aangepast door RSZ-vrije en belastingvrije terugbetalingen (bv. kosten eigen aan werkgever) en bijkomende inhoudingen (bv. eigen bijdrage voor groepsverzekering). De **totale loonkost voor de werkgever** omvat naast het brutoloon ook de patronale RSZ-bijdragen (ca. 24,77%) en andere lasten zoals arbeidsongevallenverzekering. Alternatieve verloning kan via voordelen alle aard (VAA, belastbaar en met RSZ) of sociale voordelen (niet belastbaar voor de werknemer, niet aftrekbaar voor de werkgever).
#### 3.4.2 Zelfstandigen
De vergoeding van een zelfstandige bestaat uit arbeid en ondernemerschap (winst). Zelfstandigen in een vennootschap kunnen zichzelf een bezoldiging uitkeren, terwijl ondernemers in een eenmanszaak belast worden op het netto beroepsinkomen (omzet - beroepskosten). **Omzet** is de totale verkoopwaarde, essentieel voor winstberekening en belasting. **Beroepskosten** zijn aftrekbaar indien ze in verband staan met de beroepsactiviteit, bewijsbaar zijn en dienen om belastbare inkomsten te verkrijgen of behouden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen volledig aftrekbare kosten (bv. huur, telefoon, sociale bijdragen) en beperkt aftrekbare kosten (bv. autokosten, representatiekosten). **Afschrijvingen** spreiden de kost van investeringen over hun levensduur. Het **netto beroepsinkomen** of bedrijfswinst is de omzet minus de beroepskosten, waarop de zelfstandige (eenmanszaak) of de vennootschap belasting betaalt.
### 3.5 Directe belastingen
Directe belastingen, zoals personenbelasting en vennootschapsbelasting, worden geheven op inkomen uit een bepaalde periode.
#### 3.5.1 Personenbelasting
De personenbelasting is een directe belasting op het globaal inkomen van een persoon, progressief van aard. De belastingvrije som en het huwelijksquotiënt passen de belasting aan op de persoonlijke situatie. Landbouwers kunnen gebruikmaken van een forfaitaire bepaling van bedrijfswinst.
#### 3.5.2 Vennootschapsbelasting
Deze belasting is van toepassing op vennootschappen en sommige verenigingen met winstgevende activiteiten. De belastbare winst wordt berekend op basis van gereserveerde winst, verworpen uitgaven en uitgekeerde winst, na aftrek van fiscale aftrekken. Er zijn verschillende tarieven, waaronder een verlaagd tarief voor KMO's onder bepaalde voorwaarden. Voorafbetalingen zijn verplicht om belastingvermeerdering te vermijden.
### 3.6 Aansprakelijkheid en verzekeringen
Aansprakelijkheid houdt in dat men verantwoordelijk is voor schade of misdrijven. Dit kan contractueel (bij contractbreuk) of buitencontractueel (door nalatigheid of fout) zijn. Verzekeringen bieden bescherming tegen deze risico's.
#### 3.6.1 Contractuele aansprakelijkheid
Vereist een fout (contractbreuk), schade en een causaal verband. De fout kan bestaan uit niet-uitvoering, laattijdige uitvoering of gebrekkige uitvoering. De schade omvat verlies en gederfde winst, beperkt tot voorzienbare schade. Een aanmaning is vaak vereist om sancties te kunnen eisen. Sancties omvatten gedwongen uitvoering, schadevergoeding en ontbinding.
#### 3.6.2 Buitencontractuele aansprakelijkheid
Deze is gebaseerd op schade door nalatigheid of fout zonder contractuele relatie. De foutaansprakelijkheid stelt dat elke daad die schade berokkent, de veroorzaker verplicht tot vergoeding. Er zijn ook kwalitatieve aansprakelijkheden (ouders voor kinderen, werkgevers voor werknemers) en objectaansprakelijkheden (voor zaken, dieren of gebouwen). De risicoaansprakelijkheid, zoals in het verkeer, is een vorm van foutloze aansprakelijkheid.
#### 3.6.3 Verzekeringen
* **Personenverzekeringen:** Beschermen tegen lichamelijk letsel, inkomensverlies of overlijden (bv. arbeidsongevallen, gewaarborgd inkomen, hospitalisatie, aanvullend pensioen).
* **Verzekering van het partimonium:** Beschermt eigendom en infrastructuur (bv. brandverzekering, verzekering elektronische installaties, machinebreuk, bedrijfsschade).
* **Aansprakelijkheidsverzekeringen:** Beschermen tegen claims van derden (bv. familiale BA, BA-auto, BA-uitbating).
**Risicomanagement** omvat het identificeren, evalueren en behandelen van risico's om schade te beperken.
> **Tip:** Begrijp het onderscheid tussen contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid. Bij contractuele aansprakelijkheid is de fout het aangrijpingspunt, terwijl bij buitencontractuele aansprakelijkheid de nalatigheid of de fout de basis vormt, waarbij kwalitatieve en objectieve aansprakelijkheden specifiek zijn. Bestudeer de voorwaarden en de reikwijdte van de verschillende verzekeringen grondig.
---
# Boekhouden en financiële analyse
Dit onderwerp introduceert de fundamentele principes van boekhouden en de methoden voor financiële analyse om de economische gezondheid van een onderneming te beoordelen.
### 4.1 Boekhouden: Basisprincipes
Boekhouden is het systematisch vastleggen en verwerken van financiële gegevens, zoals transacties, bezittingen, schulden en verplichtingen. Het dient als geheugensteun, middel voor verantwoording en controle, en is essentieel voor een gezond bedrijfsbeheer. Er wordt onderscheid gemaakt tussen fiscale boekhouding (gericht op belastingen en btw) en bedrijfseconomische boekhouding (gericht op managementinformatie).
#### 4.1.1 Wettelijke bepalingen
Alle bedrijfsverrichtingen moeten in een geordende vorm worden genoteerd, met een wettelijke basis in de Boekhoudwet van 17 juli 1975. De boekhouding moet volledig, correct, aangepast, zonder uitstel bijgehouden, getrouw, chronologisch, volledig en met zichtbare correcties zijn. Boeken moeten worden bewaard voor een periode van 7 jaar.
Vanaf 1 januari 2026 wordt gestructureerde elektronische facturatie verplicht voor alle Belgische btw-plichtige ondernemingen in B2B-verkeer.
#### 4.1.2 Vereenvoudigde boekhouding
Deze methode is geschikt voor zeer kleine ondernemingen en omvat drie dagboeken: het aankoopdagboek, het verkoopdagboek en het financieel dagboek. Daarnaast is een jaarlijkse inventaris van bezittingen en schulden verplicht. Kleinhandelaars kunnen hun facturenboeken aanpassen aan de btw-aangifte.
* **Aankoopdagboek**: Registreert systematisch alle aankopen, inclusief facturen, rekeningen en creditnota's.
* **Verkoopdagboek**: Overzicht van alle verkopen en creditnota's, met dagelijkse registratie van contante verkopen en correcte splitsing van btw.
* **Financieel dagboek**: Registreert alle betalingen en ontvangsten, met apart bijhouden van kas- en bankverrichtingen.
* **Inventaris**: Jaarlijks overzicht van alle bezittingen, vorderingen, schulden, rechten, verplichtingen en eigen middelen.
De resultatenrekening, opgesteld door opbrengsten minus kosten, bepaalt of een onderneming winst of verlies maakt. Drie deelresultaten worden onderscheiden: bedrijfsresultaat, financieel resultaat en uitzonderlijk resultaat.
#### 4.1.3 Dubbele boekhouding
Dubbele boekhouding is verplicht voor KMO's, grote ondernemingen en vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid. Het omvat de opmaak en publicatie van de jaarrekening (balans, resultatenrekening, toelichting, sociale balans) en vereist een gedetailleerde inventaris.
* **Vermogen**: De middelen van een onderneming komen uit het eigen vermogen (ingebracht door eigenaars) en vreemd vermogen (schulden). Deze middelen worden gebruikt voor vaste en vlottende activa.
* **Balans**: Een momentopname van de financiële toestand, met aan de actiefzijde de bezittingen (geordend volgens liquiditeit) en aan de passiefzijde de financieringsmiddelen (geordend volgens opeisbaarheid: eigen vermogen, schulden op lange termijn, schulden op korte termijn). De fundamentele boekhoudkundige vergelijking is **ACTIVA = PASSIVA**.
* **Wijzigingen in actief en passief**: Elke transactie heeft een dubbele impact op de balans, waarbij het evenwicht altijd behouden blijft. Er zijn vier soorten balanswijzigingen: Actief- en Passief-, Actief+ en Passief+, Actief- en Actief+, Passief- en Passief+.
* **Rekeningen**: De balans wordt opgesplitst in T-rekeningen (Debet/Credit). Actiefrekeningen starten op Debet, passiefrekeningen op Credit. Vermeerdering gebeurt aan dezelfde kant als de begininschrijving, vermindering aan de tegenovergestelde kant.
* **Saldobepaling**: Het saldo van een rekening wordt bepaald door het verschil tussen het totale Debet- en Credittotaal.
* **Algemeen Rekeningenstelsel (MAR)**: Een gestructureerd overzicht van rekeningen, ingedeeld in 10 klassen. Klassen 1-5 komen op de balans, klassen 6-7 worden gebruikt voor de resultatenrekening.
* **Journaal**: Alle verrichtingen worden chronologisch vastgelegd in het journaal en daarna overgeboekt naar het grootboek.
* **BTW-rekeningen**: Terug te vorderen btw (actief) en te betalen btw (passief) worden periodiek afgerekend.
* **Proef- en saldibalans**: Tussentijdse controles om de boekhouding te controleren en fouten te voorkomen.
* **Resultatenrekening**: Bepaalt het resultaat van de onderneming door opbrengsten minus kosten.
* **Eindbalans**: De balans aan het einde van het boekjaar, die de financiële toestand weergeeft en dient als beginbalans voor het volgende jaar.
### 4.2 Financiële analyse
Financiële analyse beoogt inzicht te krijgen in de financiële structuur en prestaties van een onderneming, gebaseerd op gegevens uit de jaarrekening.
#### 4.2.1 Doel van financiële analyse
Het doel is de financiële toestand van een onderneming te beoordelen, wat dient als basis voor toekomstige voorspellingen en financiële beslissingen. Dit gebeurt via horizontale analyse (vergelijking over tijd) en verticale analyse (structuuranalyse binnen één jaar).
#### 4.2.2 De jaarrekening
De jaarrekening is een jaarlijks overzicht van de financiële situatie, bedoeld voor transparantie en informatievoorziening aan diverse stakeholders (eigenaars, aandeelhouders, werknemers, schuldeisers, overheid, concurrenten, leveranciers, klanten).
Belangrijke eisen voor de jaarrekening zijn:
* **Relevantie**: Nuttige en niet te gedetailleerde informatie.
* **Vergelijkbaarheid**: Cijfers moeten vergelijkbaar zijn met vorige jaren en de sector.
* **Periodiciteit**: Regelmatige analyse is cruciaal, maar de jaarrekening is een momentopname.
* **Objectiviteit**: Informatie moet objectief en niet-misleidend zijn.
* **Getrouw beeld**: Een accurate voorstelling van de werkelijkheid.
* **Duidelijkheid**: Eenvoudige, heldere taal zonder jargon.
De jaarrekening bestaat uit:
1. **Balans**: Momentopname van vermogensbehoeften (activa) en -bronnen (passiva).
2. **Resultatenrekening**: Resultaat = opbrengsten – kosten, opgesplitst in bedrijfs-, financieel en uitzonderlijk resultaat.
3. **Toelichting**: Extra informatie over balans- en resultatenrekeningposten, waarderingsregels en bijzondere gebeurtenissen.
4. **Sociale balans**: Rapport over werkgelegenheid en personeelsontwikkeling.
#### 4.2.3 Ratio-analyse
Ratio-analyse maakt gebruik van verhoudingsgetallen tussen posten uit de balans en resultatenrekening om inzicht te krijgen in de financiële gezondheid en prestaties. Dit maakt het mogelijk om groei of terugval te beoordelen en is cruciaal voor continuïteit en succes.
##### Liquiditeitsratio's
Meten de mate waarin een onderneming haar kortlopende schulden kan betalen.
* **Current ratio**: Verhouding tussen vlottende activa en kortlopende schulden. Een ratio $\ge 1$ is gezond, met een praktijkwaarde tussen 1,2 en 2.
$$ \text{Current ratio} = \frac{\text{Vlottende activa}}{\text{Kortlopende schulden}} $$
* **Quick ratio (acid test)**: Meet liquiditeit zonder voorraad (minder snel realiseerbaar). Een ratio $\ge 1$ duidt op een comfortabele liquiditeitspositie.
$$ \text{Quick ratio} = \frac{\text{Vlottende activa} - \text{Voorraad}}{\text{Kortlopende schulden}} $$
* **Bedrijfskapitaal (working capital)**: De liquiditeitsbuffer, berekend als vlottende activa min kortlopende schulden.
##### Efficiëntieratio's
Meten hoe efficiënt de onderneming haar middelen inzet om winst te maximaliseren.
* **Voorraadrotatie (RV)**: Hoe vaak de voorraad gemiddeld per jaar wordt verkocht. Hogere RV duidt op snellere verkoop en betere liquiditeit.
$$ \text{RV} = \frac{\text{Verbruikte goederen of omzet aan inkoopprijs}}{\text{Gemiddelde voorraad}} $$
Omloopsnelheid in dagen: $DV = 365 / \text{RV}$.
* **Klantenkrediet**: Gemiddelde betalingstermijn van klanten in dagen. Een lager aantal dagen betekent sneller geld binnen.
$$ \text{Klantenkrediet (dagen)} = \frac{(\text{Gemiddelde handelsvorderingen} \times 365)}{\text{Omzet op krediet}} $$
* **Leverancierskrediet**: Gemiddelde termijn waarop een onderneming haar leveranciers betaalt. Een hoger aantal dagen kan de liquiditeit verbeteren, maar ook wijzen op betalingsproblemen.
$$ \text{Leverancierskrediet (dagen)} = \frac{(\text{Gemiddelde handelschulden} \times 365)}{\text{Aankopen op krediet}} $$
##### Solvabiliteitsratio's
Beoordelen of een onderneming al haar schulden kan terugbetalen en hoe financieel stabiel ze is.
* **Solvabiliteit**: Toont het aandeel van het eigen vermogen in de totale financiering. Een hoger percentage duidt op een sterkere onderneming.
$$ \text{Solvabiliteit} = \frac{\text{Eigen vermogen}}{\text{Totaal vermogen}} $$
* **Lange-termijn-schuldgraad**: Geeft aan in hoeverre de onderneming op lange termijn met schulden is gefinancierd.
$$ \text{LT-schuldgraad} = \frac{\text{Schulden op meer dan 1 jaar}}{\text{Eigen vermogen}} $$
##### Rentabiliteitsratio's
Meten hoeveel winst de onderneming behaalt uit de ingezette middelen.
* **Rentabiliteit van de omzet**: Toont de winst per euro omzet.
$$ \text{Rentabiliteit van de omzet} = \frac{\text{Brutobedrijfswinst/verlies}}{\text{Omzet}} \times 100\% $$
* **Rentabiliteit van het eigen vermogen**: Toont de nettowinst als percentage van het eigen vermogen, belangrijk voor aandeelhouders.
$$ \text{Rentabiliteit van het eigen vermogen} = \frac{\text{Nettowinst/verlies na belastingen}}{\text{Eigen vermogen}} \times 100\% $$
* **Cashflow**: Toont het verschil tussen inkomende en uitgaande middelen, gebruikt voor afbetalingen, dividenden, investeringen, etc.
$$ \text{Cashflow} = \text{Resultaat voor belastingen} + \text{Afschrijvingen} + \text{Waardeverminderingen} + \text{Voorzieningen} $$
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Eenmanszaak | Een ondernemingsvorm waarbij er geen juridische scheiding is tussen het privé- en bedrijfsvermogen. De eigenaar is met zijn volledige vermogen aansprakelijk voor de schulden van de onderneming. |
| Rechtspersoonlijkheid | Het vermogen van een entiteit om zelfstandig deel te nemen aan het rechtsverkeer, eigen rechten en plichten te hebben, en juridisch gescheiden te zijn van de natuurlijke personen die de entiteit besturen of bezitten. |
| Vennootschap onder firma (VOF) | Een vennootschapsvorm waarbij de vennoten hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap. Er is geen minimumkapitaal vereist. |
| Naamloze vennootschap (NV) | Een vennootschapsvorm geschikt voor grote ondernemingen die kapitaal willen aantrekken via de beurs. De aansprakelijkheid van aandeelhouders is beperkt tot hun inbreng. |
| Besloten vennootschap (BV) | Een veelvoorkomende vennootschapsvorm voor kleine en middelgrote bedrijven, waarbij de aansprakelijkheid van de aandeelhouders beperkt is tot hun inbreng. Aandelen zijn doorgaans op naam en minder vrij overdraagbaar. |
| Financieel plan | Een gedocumenteerd overzicht van de financiële situatie, financieringsbehoeften, verwachte inkomsten en uitgaven, en de prognoses van een onderneming voor een bepaalde periode. Het is een cruciaal onderdeel van een businessplan. |
| Tijdswaarde van geld | Het concept dat geld op dit moment meer waard is dan hetzelfde bedrag in de toekomst, vanwege het potentieel voor rente-inkomsten en inflatie. Toekomstige kasstromen worden daarom verdisconteerd naar hun huidige waarde. |
| Netto actuele waarde (NAW) | De som van de actuele waarden van alle toekomstige netto-baten van een investering, verminderd met de initiële investeringskosten. Een positieve NAW geeft aan dat de investering naar verwachting winstgevend zal zijn. |
| Interne rentevoet (IRR) | De discontovoet waarbij de netto actuele waarde (NAW) van een investering gelijk is aan nul. Het vertegenwoordigt het gemiddelde rendement op het geïnvesteerde kapitaal en wordt vergeleken met de opportuniteitskost om een investeringsbeslissing te nemen. |
| DIMONA | Een elektronische aangifte die verplicht is bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) voor elke indiensttreding of uitdiensttreding van een werknemer. Deze aangifte moet plaatsvinden vóórdat de werknemer start met werken. |
| Groeipakket | Een systeem van financiële ondersteuning voor gezinnen met kinderen in Vlaanderen, dat bestaat uit een startbedrag, maandelijkse kinderbijslag en aanvullende toeslagen. Het doel is om de kosten van kinderopvang en opvoeding te ondersteunen. |
| Werkloosheidsuitkering | Een vervangingsinkomen dat wordt verstrekt aan werknemers die onvrijwillig hun baan verliezen en voldoen aan bepaalde voorwaarden, zoals beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt en het actief zoeken naar werk. |
| Rustpensioen | Een uitkering die men ontvangt na een periode van tewerkstelling, vanaf een bepaalde leeftijd. De hoogte van het pensioen is afhankelijk van de loopbaanduur, het ontvangen loon en de gezinstoestand. |
| Geneeskundige verzorging | De medische zorg die wordt verstrekt aan rechthebbenden, inclusief preventieve en curatieve zorg zoals doktersbezoeken, tandheelkundige zorg, medicijnen en ziekenhuisopnames. De kosten worden deels terugbetaald door de ziektekostenverzekering. |
| Arbeidsongeval | Een plotselinge gebeurtenis die letsel veroorzaakt bij een werknemer tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, inclusief ongevallen op de weg van en naar het werk. Dit valt onder een verplichte verzekering. |
| Beroepsziekte | Een ziekte die ontstaat door blootstelling aan risico's op het werk, ook al kan deze ziekte pas lang na de blootstelling optreden. Er bestaat een officiële lijst van erkende beroepsziekten. |
| Jaarrekening | Een jaarlijks overzicht van de financiële toestand van een onderneming, bestaande uit de balans, resultatenrekening, toelichting en sociale balans. Het geeft inzicht in de financiële prestaties en vermogenspositie. |
| Ratio-analyse | Een methode om de financiële gezondheid van een onderneming te beoordelen door verhoudingsgetallen (ratio's) te berekenen tussen verschillende posten uit de jaarrekening. Dit kan horizontaal (over tijd) of verticaal (structuur) worden geanalyseerd. |
| Liquiditeitsratio's | Ratio's die meten in hoeverre een onderneming haar kortlopende schulden kan voldoen. Voorbeelden zijn de current ratio en de quick ratio. |
| Rentabiliteitsratio’s | Ratio's die aangeven hoeveel winst een onderneming behaalt ten opzichte van de gebruikte middelen, zoals de rentabiliteit van de omzet en de rentabiliteit van het eigen vermogen. |
| Solvabiliteitsratio’s | Ratio's die meten of een onderneming in staat is om haar schulden op lange termijn terug te betalen, zoals de solvabiliteit zelf en de lange-termijn-schuldgraad. |
| Enterprise Asset Management (EAM) | Een softwareoplossing die helpt bij het optimaal beheren van alle activa binnen een onderneming gedurende hun levenscyclus, met als doel de productiviteit te verhogen en operationele kosten te verlagen. |
| Personeelsplanning | Het proces van het efficiënt managen van personeelscapaciteit en werktijd om de juiste persoon op de juiste plaats te krijgen, rekening houdend met taken, vaardigheden en beschikbaarheid op korte, middellange en lange termijn. |
| Wet Continuïteit Onderneming (WCO) | Een wet die bescherming biedt aan ondernemingen die tijdelijk niet in staat zijn hun betalingen te voldoen, met als doel hun continuïteit te redden indien economisch herstel mogelijk is. |
| Faillissement | Een juridische procedure voor handelaars en ondernemingen die structureel niet meer aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen en waarvoor geen realistisch herstelvooruitzicht bestaat. Een curator neemt het beheer over. |
| GDPR (General Data Protection Regulation) | De Europese privacywetgeving die de verzameling, het gebruik en de bescherming van persoonsgegevens regelt. Organisaties moeten kunnen aantonen hoe zij met deze gegevens omgaan. |
| Contractuele aansprakelijkheid | De aansprakelijkheid die voortvloeit uit het niet nakomen van de voorwaarden van een contract. Dit vereist het aantonen van een fout (contractbreuk), schade, en een causaal verband daartussen. |
| Buitencontractuele aansprakelijkheid | Aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door nalatigheid of een fout, zonder dat er een contractuele relatie bestaat tussen de veroorzaker en het slachtoffer. Dit omvat foutaansprakelijkheid, kwalitatieve aansprakelijkheden en objectaansprakelijkheid. |
| Verzekering gewaarborgd inkomen | Een verzekering die een inkomensgarantie biedt aan werknemers of zelfstandigen bij arbeidsongeschiktheid, ter aanvulling op de uitkeringen van het ziekenfonds. |
| Brandverzekering | Een verzekering die materiële schade aan een woning en inboedel dekt, veroorzaakt door brand, ontploffing, waterschade, stormschade, en die ook de burgerlijke aansprakelijkheid dekt voor schade aan derden. |
| Burgerlijke aansprakelijkheid uitbating (BA-Uitbating) | Een verzekering die een onderneming beschermt tegen claims van derden voor schade (materieel, lichamelijk, immaterieel) die is ontstaan tijdens de bedrijfsactiviteiten, door gebouwen, machines, personeel, of de diensten van de onderneming. |
| Risicomanagement | Het proces van het identificeren, beoordelen en beheersen van risico's binnen een bedrijf om de kans op en/of de impact van negatieve gebeurtenissen te minimaliseren. |
| Vereenvoudigde boekhouding | Een boekhoudsysteem bedoeld voor zeer kleine ondernemingen, dat doorgaans bestaat uit drie dagboeken (aankoop, verkoop, financieel) en een jaarlijkse inventaris. |
| Dubbele boekhouding | Een boekhoudsysteem waarbij elke financiële transactie aan zowel de debet- als de creditzijde wordt geboekt, wat zorgt voor een controleerbaar en gedetailleerder overzicht van de financiële toestand van de onderneming. |
| Balans | Een financieel overzicht dat op een bepaald tijdstip de bezittingen (actief) en de herkomst van de financiering (passief), bestaande uit eigen vermogen en schulden, van een onderneming weergeeft. Het principe is altijd: Actief = Passief. |
| Resultatenrekening | Een financieel overzicht dat de opbrengsten en kosten van een onderneming gedurende een bepaalde periode (meestal een boekjaar) weergeeft, om het nettoresultaat (winst of verlies) te bepalen. |
| Journaal | Een boekhoudkundig register waarin financiële transacties chronologisch worden vastgelegd voordat ze worden overgeboekt naar het grootboek. |
| BTW-rekeningen | Rekeningen die de terug te vorderen btw (bij aankopen) en de te betalen btw (bij verkopen) bijhouden. Het verschil wordt periodiek afgerekend met de fiscus. |
| Grootboek | Een verzameling van alle rekeningen in een dubbele boekhouding, die een systematische ordening biedt van alle financiële gegevens. |
| Eigen vermogen | Het deel van de financiering van een onderneming dat afkomstig is van de eigenaars of aandeelhouders, en dat permanent in de onderneming blijft. |
| Vreemd vermogen | De middelen die een onderneming financiert door leningen aan te gaan of schulden aan te gaan bij derden, zoals leveranciers of banken. Dit kan op korte of lange termijn zijn. |
| Activa | Alle bezittingen van een onderneming, geordend volgens toenemende liquiditeit (van minst naar meest omzetbaar in geld). |
| Passiva | De financieringsbronnen van een onderneming, bestaande uit eigen vermogen en vreemd vermogen, geordend volgens toenemende opeisbaarheid. |
| Kostprijsberekening | Het proces van het bepalen van de totale kosten die gemoeid zijn met de productie van een goed of het verlenen van een dienst, om een accurate verkoopprijs te kunnen vaststellen en winst te berekenen. |
| Variabele kostenmethode | Een kostprijsberekeningsmethode waarbij alleen de variabele kosten (die afhangen van de productiehoeveelheid) aan een product worden toegerekend. Vaste kosten worden apart beheerd. |
| Volledige kostenmethode | Een kostprijsberekeningsmethode waarbij zowel de directe als de indirecte kosten worden toegerekend aan een product. De toerekening van indirecte kosten gebeurt via verdeelsleutels. |
| Break-evenpunt | Het punt waarop de totale opbrengsten gelijk zijn aan de totale kosten, waardoor de onderneming noch winst noch verlies maakt. Het vertegenwoordigt het aantal verkochte eenheden of de omzet die nodig is om kostendekkend te zijn. |
| Winstmarge | Het percentage van de omzet dat na aftrek van kosten overblijft als winst. Het geeft inzicht in de rentabiliteit van de onderneming. |
| Personenbelasting | Een directe belasting op het wereldwijde inkomen van een natuurlijk persoon, waarbij de belastingdruk progressief toeneemt met het inkomen. |
| Vennootschapsbelasting | Een directe belasting die wordt geheven op de winst van rechtspersonen, zoals vennootschappen. |
| Verworpen uitgaven | Kosten die fiscaal niet aftrekbaar zijn en daarom bij de berekening van de belastbare winst worden opgeteld. |
| Voorafbetalingen | Voorschotten op de jaarlijkse belasting die een onderneming periodiek betaalt om belastingvermeerdering te vermijden bij te late of ontbrekende betalingen. |
| Arbeidsovereenkomst | Een overeenkomst tussen een werknemer en een werkgever, waarbij de werknemer zich verbindt tot het verrichten van arbeid in ruil voor loon. |
| Sociale zekerheid | Een stelsel dat inkomen en zorg garandeert bij loonverlies of sociale lasten, gebaseerd op solidariteit tussen werkenden en niet-werkenden, jongeren en ouderen, etc. |
| Arbeidsongevallenverzekering | Een verplichte verzekering voor werkgevers die werknemers dekt tegen ongevallen op het werk en op de weg van/naar het werk, inclusief medische kosten en inkomensverlies. |
| Beroepsziekten | Ziekten die ontstaan door blootstelling aan risico's op het werk en die, na erkenning, recht geven op vergoedingen. |
| Jaarlijkse vakantie | Betaalde verlofdagen die werknemers recht hebben om te genieten van rust en ontspanning, waarbij het loon wordt doorbetaald. |
| Sociale bijstand | Een vangnet voor personen die buiten het reguliere sociale zekerheidsstelsel vallen en die een minimuminkomen of hulp nodig hebben. Het wordt gefinancierd via belastingen. |
| Sociaal statuut van zelfstandige | De specifieke sociale zekerheidsregeling waaronder zelfstandigen vallen, met verplichtingen tot het betalen van sociale bijdragen en rechten op onder andere pensioen, ziekteverzekering en kinderbijslag. |
| Loonwig | Het verschil tussen de totale loonkost voor de werkgever en het uitbetaalde nettoloon aan de werknemer, voornamelijk veroorzaakt door sociale lasten en belastingen. |
| Voordelen van alle aard (VAA) | Extraatjes die werknemers van hun werkgever ontvangen naast hun brutoloon, die onderworpen zijn aan RSZ-bijdragen en belastingen, zoals een bedrijfswagen of privégebruik van een smartphone. |
| Sociale voordelen | Extraatjes die werknemers van hun werkgever ontvangen die niet onderworpen zijn aan RSZ-bijdragen of belastingen, zoals maaltijdcheques of tussenkomst in transportkosten. |
| Vast actief | Middelen die een onderneming langdurig voor haar bedrijfsuitoefening gebruikt en niet snel omzetbaar zijn in geld, zoals gebouwen, machines en installaties. |
| Vlottend actief | Middelen van een onderneming die snel omzetbaar zijn in geld of al liquide zijn, zoals handelsgoederen, vorderingen op klanten, en geld op bank en in kas. |
| Eigen vermogen | De middelen die de ondernemer of aandeelhouders in de onderneming hebben geïnvesteerd en die permanent ter beschikking van de onderneming staan. |
| Schulden | Verplichtingen van een onderneming aan derden, die kunnen variëren van kortlopende schulden aan leveranciers tot langlopende leningen. |
| Risicoaansprakelijkheid | Een vorm van aansprakelijkheid waarbij iemand aansprakelijk wordt gesteld voor de schade die hij veroorzaakt, ongeacht of er sprake is van schuld of nalatigheid. Dit is met name van toepassing bij gevaarlijke activiteiten of het gebruik van risicovolle zaken. |
| Contractuele fout | Een schending van een contractuele verbintenis, zoals het niet uitvoeren, laattijdig uitvoeren of gebrekkig uitvoeren van een afspraak. |
| Overmacht | Een onvoorziene en onvermijdelijke gebeurtenis die de uitvoering van een verbintenis onmogelijk maakt, waardoor de schuldenaar vrijgesteld kan worden van aansprakelijkheid. |
| Gedwongen uitvoering | Een rechtsmiddel waarbij een schuldeiser de exacte uitvoering van een contractuele verbintenis kan eisen, eventueel met behulp van een dwangsom via een rechterlijke uitspraak. |
| Schadevergoeding | Een geldbedrag dat wordt toegekend aan een benadeelde partij om de geleden schade en gederfde winst te compenseren als gevolg van een foutieve daad. |
| Risicobeheersing | Het proces van het beperken van de kans op en/of de impact van risico's die een onderneming kan ondervinden, via preventie, vermindering, uitbesteding (verzekering) of acceptatie van de risico's. |
| Ondernemerschap | Het initiëren, organiseren en leiden van een onderneming, inclusief het nemen van risico's en het streven naar winst. |
| Omzet | De totale verkoopwaarde van de goederen of diensten die een onderneming in een bepaalde periode heeft verkocht. |
| Beroepskosten | Kosten die noodzakelijk, zakelijk en bewijsbaar zijn voor het verkrijgen of behouden van belastbare inkomsten en die verband houden met de beroepsactiviteit van de onderneming. |
| Afschrijvingen | Het systematisch spreiden van de kosten van een investering over de verwachte gebruiksduur van het actief, om de jaarlijkse waardevermindering te weerspiegelen. |
| Lineaire afschrijving | Een methode van afschrijving waarbij elk jaar hetzelfde bedrag wordt afgeschreven op een investering. |
| Degressieve afschrijving | Een methode van afschrijving waarbij een percentage wordt toegepast op de dalende boekwaarde van een investering, wat resulteert in hogere afschrijvingsbedragen in de beginjaren. |
| Voorraadrotatie | Een efficiëntieratio die aangeeft hoe vaak de voorraad van een onderneming gemiddeld per jaar wordt verkocht en vervangen. Een hogere rotatie duidt op een efficiëntere omgang met voorraden. |
| Klantenkrediet | De gemiddelde betalingstermijn die aan klanten wordt verleend, weergegeven in dagen. Een langere termijn kan duiden op een minder efficiënte debiteurenbeheer of potentiële problemen bij klanten. |
| Leverancierskrediet | De gemiddelde betalingstermijn die een onderneming aan haar leveranciers verleent. Een langere termijn kan fungeren als een vorm van financiering, maar kan ook wijzen op betalingsproblemen. |
| Arbeidsgeneeskundige dienst | Een dienst die zich bezighoudt met het medisch toezicht op werknemers, de preventie van beroepsziekten en de controle van de arbeidsomstandigheden, teneinde de gezondheid en veiligheid op het werk te waarborgen. |
| Jaarrekening | Een jaarlijks overzicht van de financiële toestand van een onderneming, bestaande uit de balans, resultatenrekening, toelichting en sociale balans. Het geeft inzicht in de financiële prestaties en vermogenspositie. |
| Ratio-analyse | Een methode om de financiële gezondheid van een onderneming te beoordelen door verhoudingsgetallen (ratio's) te berekenen tussen verschillende posten uit de jaarrekening. Dit kan horizontaal (over tijd) of verticaal (structuur) worden geanalyseerd. |
| Liquiditeitsratio’s | Ratio's die meten in hoeverre een onderneming haar kortlopende schulden kan voldoen. Voorbeelden zijn de current ratio en de quick ratio. |
| Rentabiliteitsratio’s | Ratio's die aangeven hoeveel winst een onderneming behaalt ten opzichte van de gebruikte middelen, zoals de rentabiliteit van de omzet en de rentabiliteit van het eigen vermogen. |
| Solvabiliteitsratio’s | Ratio's die meten of een onderneming in staat is om haar schulden op lange termijn terug te betalen, zoals de solvabiliteit zelf en de lange-termijn-schuldgraad. |
| Enterprise Asset Management (EAM) | Een softwareoplossing die helpt bij het optimaal beheren van alle activa binnen een onderneming gedurende hun levenscyclus, met als doel de productiviteit te verhogen en operationele kosten te verlagen. |
| Personeelsplanning | Het proces van het efficiënt managen van personeelscapaciteit en werktijd om de juiste persoon op de juiste plaats te krijgen, rekening houdend met taken, vaardigheden en beschikbaarheid op korte, middellange en lange termijn. |
| Wet Continuïteit Onderneming (WCO) | Een wet die bescherming biedt aan ondernemingen die tijdelijk niet in staat zijn hun betalingen te voldoen, met als doel hun continuïteit te redden indien economisch herstel mogelijk is. |
| Faillissement | Een juridische procedure voor handelaars en ondernemingen die structureel niet meer aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen en waarvoor geen realistisch herstelvooruitzicht bestaat. Een curator neemt het beheer over. |
| GDPR (General Data Protection Regulation) | De Europese privacywetgeving die de verzameling, het gebruik en de bescherming van persoonsgegevens regelt. Organisaties moeten kunnen aantonen hoe zij met deze gegevens omgaan. |
| Contractuele aansprakelijkheid | De aansprakelijkheid die voortvloeit uit het niet nakomen van de voorwaarden van een contract. Dit vereist het aantonen van een fout (contractbreuk), schade, en een causaal verband daartussen. |
| Buitencontractuele aansprakelijkheid | Aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door nalatigheid of een fout, zonder dat er een contractuele relatie bestaat tussen de veroorzaker en het slachtoffer. Dit omvat foutaansprakelijkheid, kwalitatieve aansprakelijkheden en objectaansprakelijkheid. |
| Verzekering gewaarborgd inkomen | Een verzekering die een inkomensgarantie biedt aan werknemers of zelfstandigen bij arbeidsongeschiktheid, ter aanvulling op de uitkeringen van het ziekenfonds. |
| Brandverzekering | Een verzekering die materiële schade aan een woning en inboedel dekt, veroorzaakt door brand, ontploffing, waterschade, stormschade, en die ook de burgerlijke aansprakelijkheid dekt voor schade aan derden. |
| Burgerlijke aansprakelijkheid uitbating (BA-Uitbating) | Een verzekering die een onderneming beschermt tegen claims van derden voor schade (materieel, lichamelijk, immaterieel) die is ontstaan tijdens de bedrijfsactiviteiten, door gebouwen, machines, personeel, of de diensten van de onderneming. |
| Risicomanagement | Het proces van het identificeren, beoordelen en beheersen van risico's binnen een bedrijf om de kans op en/of de impact van negatieve gebeurtenissen te minimaliseren. |
| Vereenvoudigde boekhouding | Een boekhoudsysteem bedoeld voor zeer kleine ondernemingen, dat doorgaans bestaat uit drie dagboeken (aankoop, verkoop, financieel) en een jaarlijkse inventaris. |
| Dubbele boekhouding | Een boekhoudsysteem waarbij elke financiële transactie aan zowel de debet- als de creditzijde wordt geboekt, wat zorgt voor een controleerbaar en gedetailleerder overzicht van de financiële toestand van de onderneming. |
| Balans | Een financieel overzicht dat op een bepaald tijdstip de bezittingen (actief) en de herkomst van de financiering (passief), bestaande uit eigen vermogen en schulden, van een onderneming weergeeft. Het principe is altijd: Actief = Passief. |
| Resultatenrekening | Een financieel overzicht dat de opbrengsten en kosten van een onderneming gedurende een bepaalde periode (meestal een boekjaar) weergeeft, om het nettoresultaat (winst of verlies) te bepalen. |
| Journaal | Een boekhoudkundig register waarin financiële transacties chronologisch worden vastgelegd voordat ze worden overgeboekt naar het grootboek. |
| BTW-rekeningen | Rekeningen die de terug te vorderen btw (bij aankopen) en de te betalen btw (bij verkopen) bijhouden. Het verschil wordt periodiek afgerekend met de fiscus. |
| Grootboek | Een verzameling van alle rekeningen in een dubbele boekhouding, die een systematische ordening biedt van alle financiële gegevens. |
| Eigen vermogen | Het deel van de financiering van een onderneming dat afkomstig is van de eigenaars of aandeelhouders, en dat permanent in de onderneming blijft. |
| Vreemd vermogen | De middelen die een onderneming financiert door leningen aan te gaan of schulden aan te gaan bij derden, zoals leveranciers of banken. Dit kan op korte of lange termijn zijn. |
| Activa | Alle bezittingen van een onderneming, geordend volgens toenemende liquiditeit (van minst naar meest omzetbaar in geld). |
| Passiva | De financieringsbronnen van een onderneming, bestaande uit eigen vermogen en vreemd vermogen, geordend volgens toenemende opeisbaarheid. |
| Kostprijsberekening | Het proces van het bepalen van de totale kosten die gemoeid zijn met de productie van een goed of het verlenen van een dienst, om een accurate verkoopprijs te kunnen vaststellen en winst te berekenen. |
| Variabele kostenmethode | Een kostprijsberekeningsmethode waarbij alleen de variabele kosten (die afhangen van de productiehoeveelheid) aan een product worden toegerekend. Vaste kosten worden apart beheerd. |
| Volledige kostenmethode | Een kostprijsberekeningsmethode waarbij zowel de directe als de indirecte kosten worden toegerekend aan een product. De toerekening van indirecte kosten gebeurt via verdeelsleutels. |
| Break-evenpunt | Het punt waarop de totale opbrengsten gelijk zijn aan de totale kosten, waardoor de onderneming noch winst noch verlies maakt. Het vertegenwoordigt het aantal verkochte eenheden of de omzet die nodig is om kostendekkend te zijn. |
| Winstmarge | Het percentage van de omzet dat na aftrek van kosten overblijft als winst. Het geeft inzicht in de rentabiliteit van de onderneming. |
| Personenbelasting | Een directe belasting op het wereldwijde inkomen van een natuurlijk persoon, waarbij de belastingdruk progressief toeneemt met het inkomen. |
| Vennootschapsbelasting | Een directe belasting die wordt geheven op de winst van rechtspersonen, zoals vennootschappen. |
| Verworpen uitgaven | Kosten die fiscaal niet aftrekbaar zijn en daarom bij de berekening van de belastbare winst worden opgeteld. |
| Voorafbetalingen | Voorschotten op de jaarlijkse belasting die een onderneming periodiek betaalt om belastingvermeerdering te vermijden bij te late of ontbrekende betalingen. |
| Arbeidsovereenkomst | Een overeenkomst tussen een werknemer en een werkgever, waarbij de werknemer zich verbindt tot het verrichten van arbeid in ruil voor loon. |
| Sociale zekerheid | Een stelsel dat inkomen en zorg garandeert bij loonverlies of sociale lasten, gebaseerd op solidariteit tussen werkenden en niet-werkenden, jongeren en ouderen, etc. |
| Arbeidsongevallenverzekering | Een verplichte verzekering voor werkgevers die werknemers dekt tegen ongevallen op het werk en op de weg van/naar het werk, inclusief medische kosten en inkomensverlies. |
| Beroepsziekten | Ziekten die ontstaan door blootstelling aan risico's op het werk en die, na erkenning, recht geven op vergoedingen. |
| Jaarlijkse vakantie | Betaalde verlofdagen die werknemers recht hebben om te genieten van rust en ontspanning, waarbij het loon wordt doorbetaald. |
| Sociale bijstand | Een vangnet voor personen die buiten het reguliere sociale zekerheidsstelsel vallen en die een minimuminkomen of hulp nodig hebben. Het wordt gefinancierd via belastingen. |
| Sociaal statuut van zelfstandige | De specifieke sociale zekerheidsregeling waaronder zelfstandigen vallen, met verplichtingen tot het betalen van sociale bijdragen en rechten op onder andere pensioen, ziekteverzekering en kinderbijslag. |
| Loonwig | Het verschil tussen de totale loonkost voor de werkgever en het uitbetaalde nettoloon aan de werknemer, voornamelijk veroorzaakt door sociale lasten en belastingen. |
| Voordelen van alle aard (VAA) | Extraatjes die werknemers van hun werkgever ontvangen naast hun brutoloon, die onderworpen zijn aan RSZ-bijdragen en belastingen, zoals een bedrijfswagen of privégebruik van een smartphone. |
| Sociale voordelen | Extraatjes die werknemers van hun werkgever ontvangen die niet onderworpen zijn aan RSZ-bijdragen of belastingen, zoals maaltijdcheques of tussenkomst in transportkosten. |
| Vast actief | Middelen die een onderneming langdurig voor haar bedrijfsuitoefening gebruikt en niet snel omzetbaar zijn in geld, zoals gebouwen, machines en installaties. |
| Vlottend actief | Middelen van een onderneming die snel omzetbaar zijn in geld of al liquide zijn, zoals handelsgoederen, vorderingen op klanten, en geld op bank en in kas. |
| Eigen vermogen | De middelen die de ondernemer of aandeelhouders in de onderneming hebben geïnvesteerd en die permanent ter beschikking van de onderneming staan. |
| Schulden | Verplichtingen van een onderneming aan derden, die kunnen variëren van kortlopende schulden aan leveranciers tot langlopende leningen. |
| Risicoaansprakelijkheid | Een vorm van aansprakelijkheid waarbij iemand aansprakelijk wordt gesteld voor de schade die hij veroorzaakt, ongeacht of er sprake is van schuld of nalatigheid. Dit is met name van toepassing bij gevaarlijke activiteiten of het gebruik van risicovolle zaken. |
| Contractuele fout | Een schending van een contractuele verbintenis, zoals het niet uitvoeren, laattijdig uitvoeren of gebrekkig uitvoeren van een afspraak. |
| Overmacht | Een onvoorziene en onvermijdelijke gebeurtenis die de uitvoering van een verbintenis onmogelijk maakt, waardoor de schuldenaar vrijgesteld kan worden van aansprakelijkheid. |
| Gedwongen uitvoering | Een rechtsmiddel waarbij een schuldeiser de exacte uitvoering van een contractuele verbintenis kan eisen, eventueel met behulp van een dwangsom via een rechterlijke uitspraak. |
| Schadevergoeding | Een geldbedrag dat wordt toegekend aan een benadeelde partij om de geleden schade en gederfde winst te compenseren als gevolg van een foutieve daad. |
| Risicobeheersing | Het proces van het identificeren, beoordelen en beheersen van risico's binnen een bedrijf om de kans op en/of de impact van negatieve gebeurtenissen te minimaliseren. |
| Ondernemerschap | Het initiëren, organiseren en leiden van een onderneming, inclusief het nemen van risico's en het streven naar winst. |
| Omzet | De totale verkoopwaarde van de goederen of diensten die een onderneming in een bepaalde periode heeft verkocht. |
| Beroepskosten | Kosten die noodzakelijk, zakelijk en bewijsbaar zijn voor het verkrijgen of behouden van belastbare inkomsten en die verband houden met de beroepsactiviteit van de onderneming. |
| Afschrijvingen | Het systematisch spreiden van de kosten van een investering over de verwachte gebruiksduur van het actief, om de jaarlijkse waardevermindering te weerspiegelen. |
| Lineaire afschrijving | Een methode van afschrijving waarbij elk jaar hetzelfde bedrag wordt afgeschreven op een investering. |
| Degressieve afschrijving | Een methode van afschrijving waarbij een percentage wordt toegepast op de dalende boekwaarde van een investering, wat resulteert in hogere afschrijvingsbedragen in de beginjaren. |
| Voorraadrotatie | Een efficiëntieratio die aangeeft hoe vaak de voorraad van een onderneming gemiddeld per jaar wordt verkocht en vervangen. Een hogere rotatie duidt op een efficiëntere omgang met voorraden. |
| Klantenkrediet | De gemiddelde betalingstermijn die aan klanten wordt verleend, weergegeven in dagen. Een langere termijn kan duiden op een minder efficiënte debiteurenbeheer of potentiële problemen bij klanten. |
| Leverancierskrediet | De gemiddelde betalingstermijn die een onderneming aan haar leveranciers verleent. Een langere termijn kan fungeren als een vorm van financiering, maar kan ook wijzen op betalingsproblemen. |
| Arbeidsgeneeskundige dienst | Een dienst die zich bezighoudt met het medisch toezicht op werknemers, de preventie van beroepsziekten en de controle van de arbeidsomstandigheden, teneinde de gezondheid en veiligheid op het werk te waarborgen. |
| Jaarrekening | Een jaarlijks overzicht van de financiële toestand van een onderneming, bestaande uit de balans, resultatenrekening, toelichting en sociale balans. Het geeft inzicht in de financiële prestaties en vermogenspositie. |
| Ratio-analyse | Een methode om de financiële gezondheid van een onderneming te beoordelen door verhoudingsgetallen (ratio's) te berekenen tussen verschillende posten uit de jaarrekening. Dit kan horizontaal (over tijd) of verticaal (structuur) worden geanalyseerd. |
| Liquiditeitsratio’s | Ratio's die meten in hoeverre een onderneming haar kortlopende schulden kan voldoen. Voorbeelden zijn de current ratio en de quick ratio. |
| Rentabiliteitsratio’s | Ratio's die aangeven hoeveel winst een onderneming behaalt ten opzichte van de gebruikte middelen, zoals de rentabiliteit van de omzet en de rentabiliteit van het eigen vermogen. |
| Solvabiliteitsratio’s | Ratio's die meten of een onderneming in staat is om haar schulden op lange termijn terug te betalen, zoals de solvabiliteit zelf en de lange-termijn-schuldgraad. |
| Enterprise Asset Management (EAM) | Een softwareoplossing die helpt bij het optimaal beheren van alle activa binnen een onderneming gedurende hun levenscyclus, met als doel de productiviteit te verhogen en operationele kosten te verlagen. |
| Personeelsplanning | Het proces van het efficiënt managen van personeelscapaciteit en werktijd om de juiste persoon op de juiste plaats te krijgen, rekening houdend met taken, vaardigheden en beschikbaarheid op korte, middellange en lange termijn. |
| Wet Continuïteit Onderneming (WCO) | Een wet die bescherming biedt aan ondernemingen die tijdelijk niet in staat zijn hun betalingen te voldoen, met als doel hun continuïteit te redden indien economisch herstel mogelijk is. |
| Faillissement | Een juridische procedure voor handelaars en ondernemingen die structureel niet meer aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen en waarvoor geen realistisch herstelvooruitzicht bestaat. Een curator neemt het beheer over. |
| GDPR (General Data Protection Regulation) | De Europese privacywetgeving die de verzameling, het gebruik en de bescherming van persoonsgegevens regelt. Organisaties moeten kunnen aantonen hoe zij met deze gegevens omgaan. |
| Contractuele aansprakelijkheid | De aansprakelijkheid die voortvloeit uit het niet nakomen van de voorwaarden van een contract. Dit vereist het aantonen van een fout (contractbreuk), schade, en een causaal verband daartussen. |
| Buitencontractuele aansprakelijkheid | Aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door nalatigheid of een fout, zonder dat er een contractuele relatie bestaat tussen de veroorzaker en het slachtoffer. Dit omvat foutaansprakelijkheid, kwalitatieve aansprakelijkheden en objectaansprakelijkheid. |
| Verzekering gewaarborgd inkomen | Een verzekering die een inkomensgarantie biedt aan werknemers of zelfstandigen bij arbeidsongeschiktheid, ter aanvulling op de uitkeringen van het ziekenfonds. |
| Brandverzekering | Een verzekering die materiële schade aan een woning en inboedel dekt, veroorzaakt door brand, ontploffing, waterschade, stormschade, en die ook de burgerlijke aansprakelijkheid dekt voor schade aan derden. |
| Burgerlijke aansprakelijkheid uitbating (BA-Uitbating) | Een verzekering die een onderneming beschermt tegen claims van derden voor schade (materieel, lichamelijk, immaterieel) die is ontstaan tijdens de bedrijfsactiviteiten, door gebouwen, machines, personeel, of de diensten van de onderneming. |
| Risicomanagement | Het proces van het identificeren, beoordelen en beheersen van risico's binnen een bedrijf om de kans op en/of de impact van negatieve gebeurtenissen te minimaliseren. |
| Vereenvoudigde boekhouding | Een boekhoudsysteem bedoeld voor zeer kleine ondernemingen, dat doorgaans bestaat uit drie dagboeken (aankoop, verkoop, financieel) en een jaarlijkse inventaris. |
| Dubbele boekhouding | Een boekhoudsysteem waarbij elke financiële transactie aan zowel de debet- als de creditzijde wordt geboekt, wat zorgt voor een controleerbaar en gedetailleerder overzicht van de financiële toestand van de onderneming. |
| Balans | Een financieel overzicht dat op een bepaald tijdstip de bezittingen (actief) en de herkomst van de financiering (passief), bestaande uit eigen vermogen en schulden, van een onderneming weergeeft. Het principe is altijd: Actief = Passief. |
| Resultatenrekening | Een financieel overzicht dat de opbrengsten en kosten van een onderneming gedurende een bepaalde periode (meestal een boekjaar) weergeeft, om het nettoresultaat (winst of verlies) te bepalen. |
| Journaal | Een boekhoudkundig register waarin financiële transacties chronologisch worden vastgelegd voordat ze worden overgeboekt naar het grootboek. |
| BTW-rekeningen | Rekeningen die de terug te vorderen btw (bij aankopen) en de te betalen btw (bij verkopen) bijhouden. Het verschil wordt periodiek afgerekend met de fiscus. |
| Grootboek | Een verzameling van alle rekeningen in een dubbele boekhouding, die een systematische ordening biedt van alle financiële gegevens. |
| Eigen vermogen | Het deel van de financiering van een onderneming dat afkomstig is van de eigenaars of aandeelhouders, en dat permanent in de onderneming blijft. |
| Vreemd vermogen | De middelen die een onderneming financiert door leningen aan te gaan of schulden aan te gaan bij derden, zoals leveranciers of banken. Dit kan op korte of lange termijn zijn. |
| Activa | Alle bezittingen van een onderneming, geordend volgens toenemende liquiditeit (van minst naar meest omzetbaar in geld). |
| Passiva | De financieringsbronnen van een onderneming, bestaande uit eigen vermogen en vreemd vermogen, geordend volgens toenemende opeisbaarheid. |
| Kostprijsberekening | Het proces van het bepalen van de totale kosten die gemoeid zijn met de productie van een goed of het verlenen van een dienst, om een accurate verkoopprijs te kunnen vaststellen en winst te berekenen. |
| Variabele kostenmethode | Een kostprijsberekeningsmethode waarbij alleen de variabele kosten (die afhangen van de productiehoeveelheid) aan een product worden toegerekend. Vaste kosten worden apart beheerd. |
| Volledige kostenmethode | Een kostprijsberekeningsmethode waarbij zowel de directe als de indirecte kosten worden toegerekend aan een product. De toerekening van indirecte kosten gebeurt via verdeelsleutels. |
| Break-evenpunt | Het punt waarop de totale opbrengsten gelijk zijn aan de totale kosten, waardoor de onderneming noch winst noch verlies maakt. Het vertegenwoordigt het aantal verkochte eenheden of de omzet die nodig is om kostendekkend te zijn. |
| Winstmarge | Het percentage van de omzet dat na aftrek van kosten overblijft als winst. Het geeft inzicht in de rentabiliteit van de onderneming. |
| Personenbelasting | Een directe belasting op het wereldwijde inkomen van een natuurlijk persoon, waarbij de belastingdruk progressief toeneemt met het inkomen. |
| Vennootschapsbelasting | Een directe belasting die wordt geheven op de winst van rechtspersonen, zoals vennootschappen. |
| Verworpen uitgaven | Kosten die fiscaal niet aftrekbaar zijn en daarom bij de berekening van de belastbare winst worden opgeteld. |
| Voorafbetalingen | Voorschotten op de jaarlijkse belasting die een onderneming periodiek betaalt om belastingvermeerdering te vermijden bij te late of ontbrekende betalingen. |
| Arbeidsovereenkomst | Een overeenkomst tussen een werknemer en een werkgever, waarbij de werknemer zich verbindt tot het verrichten van arbeid in ruil voor loon. |
| Sociale zekerheid | Een stelsel dat inkomen en zorg garandeert bij loonverlies of sociale lasten, gebaseerd op solidariteit tussen werkenden en niet-werkenden, jongeren en ouderen, etc. |
| Arbeidsongevallenverzekering | Een verplichte verzekering voor werkgevers die werknemers dekt tegen ongevallen op het werk en op de weg van/naar het werk, inclusief medische kosten en inkomensverlies. |
| Beroepsziekten | Ziekten die ontstaan door blootstelling aan risico's op het werk en die, na erkenning, recht geven op vergoedingen. |
| Jaarlijkse vakantie | Betaalde verlofdagen die werknemers recht hebben om te genieten van rust en ontspanning, waarbij het loon wordt doorbetaald. |
| Sociale bijstand | Een vangnet voor personen die buiten het reguliere sociale zekerheidsstelsel vallen en die een minimuminkomen of hulp nodig hebben. Het wordt gefinancierd via belastingen. |
| Sociaal statuut van zelfstandige | De specifieke sociale zekerheidsregeling waaronder zelfstandigen vallen, met verplichtingen tot het betalen van sociale bijdragen en rechten op onder andere pensioen, ziekteverzekering en kinderbijslag. |
| Loonwig | Het verschil tussen de totale loonkost voor de werkgever en het uitbetaalde nettoloon aan de werknemer, voornamelijk veroorzaakt door sociale lasten en belastingen. |
| Voordelen van alle aard (VAA) | Extraatjes die werknemers van hun werkgever ontvangen naast hun brutoloon, die onderworpen zijn aan RSZ-bijdragen en belastingen, zoals een bedrijfswagen of privégebruik van een smartphone. |
| Sociale voordelen | Extraatjes die werknemers van hun werkgever ontvangen die niet onderworpen zijn aan RSZ-bijdragen of belastingen, zoals maaltijdcheques of tussenkomst in transportkosten. |
| Vast actief | Middelen die een onderneming langdurig voor haar bedrijfsuitoefening gebruikt en niet snel omzetbaar zijn in geld, zoals gebouwen, machines en installaties. |
| Vlottend actief | Middelen van een onderneming die snel omzetbaar zijn in geld of al liquide zijn, zoals handelsgoederen, vorderingen op klanten, en geld op bank en in kas. |
| Eigen vermogen | De middelen die de ondernemer of aandeelhouders in de onderneming hebben geïnvesteerd en die permanent ter beschikking van de onderneming staan. |
| Schulden | Verplichtingen van een onderneming aan derden, die kunnen variëren van kortlopende schulden aan leveranciers tot langlopende leningen. |
| Risicoaansprakelijkheid | Een vorm van aansprakelijkheid waarbij iemand aansprakelijk wordt gesteld voor de schade die hij veroorzaakt, ongeacht of er sprake is van schuld of nalatigheid. Dit is met name van toepassing bij gevaarlijke activiteiten of het gebruik van risicovolle zaken. |
| Contractuele fout | Een schending van een contractuele verbintenis, zoals het niet uitvoeren, laattijdig uitvoeren of gebrekkig uitvoeren van een afspraak. |
| Overmacht | Een onvoorziene en onvermijdelijke gebeurtenis die de uitvoering van een verbintenis onmogelijk maakt, waardoor de schuldenaar vrijgesteld kan worden van aansprakelijkheid. |
| Gedwongen uitvoering | Een rechtsmiddel waarbij een schuldeiser de exacte uitvoering van een contractuele verbintenis kan eisen, eventueel met behulp van een dwangsom via een rechterlijke uitspraak. |
| Schadevergoeding | Een geldbedrag dat wordt toegekend aan een benadeelde partij om de geleden schade en gederfde winst te compenseren als gevolg van een foutieve daad. |
| Risicobeheersing | Het proces van het identificeren, beoordelen en beheersen van risico's binnen een bedrijf om de kans op en/of de impact van negatieve gebeurtenissen te minimaliseren. |
| Ondernemerschap | Het initiëren, organiseren en leiden van een onderneming, inclusief het nemen van risico's en het streven naar winst. |
| Omzet | De totale verkoopwaarde van de goederen of diensten die een onderneming in een bepaalde periode heeft verkocht. |
| Beroepskosten | Kosten die noodzakelijk, zakelijk en bewijsbaar zijn voor het verkrijgen of behouden van belastbare inkomsten en die verband houden met de beroepsactiviteit van de onderneming. |
| Afschrijvingen | Het systematisch spreiden van de kosten van een investering over de verwachte gebruiksduur van het actief, om de jaarlijkse waardevermindering te weerspiegelen. |
| Lineaire afschrijving | Een methode van afschrijving waarbij elk jaar hetzelfde bedrag wordt afgeschreven op een investering. |
| Degressieve afschrijving | Een methode van afschrijving waarbij een percentage wordt toegepast op de dalende boekwaarde van een investering, wat resulteert in hogere afschrijvingsbedragen in de beginjaren. |
| Voorraadrotatie | Een efficiëntieratio die aangeeft hoe vaak de voorraad van een onderneming gemiddeld per jaar wordt verkocht en vervangen. Een hogere rotatie duidt op een efficiëntere omgang met voorraden. |
| Klantenkrediet | De gemiddelde betalingstermijn die aan klanten wordt verleend, weergegeven in dagen. Een langere termijn kan duiden op een minder efficiënte debiteurenbeheer of potentiële problemen bij klanten. |
| Leverancierskrediet | De gemiddelde betalingstermijn die een onderneming aan haar leveranciers verleent. Een langere termijn kan fungeren als een vorm van financiering, maar kan ook wijzen op betalingsproblemen. |
| Arbeidsgeneeskundige dienst | Een dienst die zich bezighoudt met het medisch toezicht op werknemers, de preventie van beroepsziekten en de controle van de arbeidsomstandigheden, teneinde de gezondheid en veiligheid op het werk te waarborgen. |