Cover
Börja nu gratis 16-reptilia.pptx
Summary
# Classificatie en evolutionaire positie van reptielen
Dit hoofdstuk plaatst de klasse Reptilia binnen de evolutionaire boom, vanaf de oorsprong van Metazoa tot de specifieke kenmerken en onderverdelingen van reptielen.
### 1.1 Plaats in de evolutionaire boom
Reptielen maken deel uit van de dierenrijk (Metazoa) en evolueerden binnen de groep van de Deuterostomia. Verdere onderverdelingen plaatsen hen binnen specifieke clades, waarbij de relatie met andere dierengroepen zoals weekdieren, ringwormen en insecten wordt geschetst.
* **Metazoa:** Meercellige dieren.
* **Bilateria:** Dieren met bilaterale symmetrie.
* **Deuterostomia:** Een grote groep dieren waarbij de anus eerst ontstaat tijdens de embryonale ontwikkeling.
* **Echinodermata (stekelhuidigen):** Een diverse groep zeedieren.
* **Chordata (chordadieren):** De groep waartoe ook reptielen behoren, gekenmerkt door een chorda dorsalis tijdens de ontwikkeling.
* **Classis Reptilia:** De reptielen.
### 1.2 Kenmerken van Classis Reptilia
Reptielen zijn volledig aangepast aan een leven op het land. Hun belangrijkste diagnostische kenmerken zijn:
* **Huid:** Bedekt met hoornige of benige schubben (geen klieren) en verhoornd epitheel (beta keratine), soms met benige dermale platen (osteodermen). Dit zorgt voor een waterdichte barrière, hoewel er weinig klieren aanwezig zijn. Chromoforen voor kleurvariatie kunnen voorkomen.
* **Skelet:** Goed verbeend skelet.
* **Ledematen:** Twee paar poten, meestal pentadactiel (vijf tenen), hoewel deze soms gereduceerd kunnen zijn.
* **Ademhaling:** Ademhaling gebeurt uitsluitend door longen; kieuwen komen niet voor. De longen zijn sterk uitgegroeid, met vertakte luchtzakken (faveoli) die een groter oppervlak bieden voor gasuitwisseling. Volume-uitwisseling wordt bevorderd door intercostale spieren.
* **Hart:** Een driekamerig hart bestaande uit twee atria en één ventrikel. Bij krokodillen is het hart echter vierkamerig (twee atria en twee gescheiden ventrikels).
* **Zenuwstelsel:** Twaalf hersenzenuwen en één achterhoofdsknobbel die articulatie met de wervelkolom mogelijk maakt. De hersenen zijn complex, maar missen een cortex. Zicht is goed ontwikkeld.
* **Voortplanting:** Geslachten zijn gescheiden. Inwendige bevruchting is noodzakelijk, vaak gefaciliteerd door copulatieorganen (hemipenes bij veel soorten).
* **Amniotisch ei:** Eieren zijn voorzien van een schaal en bijkomende eivliezen (amnion, chorion, allantois) die het embryo beschermen en voorzien van water. Er is veel dooier aanwezig voor voeding, en een kalkachtige eitand op de kop van jongen helpt bij het uitkomen.
* **Ontwikkeling:** Er is geen metamorfose; jonge dieren lijken op de volwassenen.
* **Uitscheiding:** De urine is "droog" en bestaat voornamelijk uit urinezuur, wat waterbesparing maximaliseert.
* **Temperatuurregeling:** Poikilotherm (koudbloedig), wat betekent dat hun lichaamstemperatuur afhankelijk is van de omgeving.
#### 1.2.1 Verdere aanpassingen aan landleven
* **Huid:** Verhoornd epitheel (beta keratine) met benige dermale platen (osteodermen) zorgt voor bescherming en beperkt waterverlies. Huidflappen kunnen helpen bij warmteopvang.
* **Urine:** Concentratie van urinezuur minimaliseert waterverlies.
* **Amniotisch ei:** Ontwikkeling van de eivliezen (amnion, chorion, allantois) en een schaal biedt bescherming en een zelfstandige omgeving voor het embryo, onafhankelijk van water.
* **Bevruchting:** Inwendige bevruchting is cruciaal voor het behoud van de eieren.
* **Ademhaling:** Verbeterde longen met luchtzakken en het gebruik van intercostale spieren vergroten de efficiëntie van de ademhaling.
* **Bloedsomloop:** Een efficiëntere bloedsomloop, met een hart dat steeds meer gescheiden ventrikels vertoont (vierkamerig bij krokodillen), zorgt voor een betere scheiding van zuurstofrijk en zuurstofarm bloed. De bloedsomloop omvat zowel de lichaamsbloedsomloop als de ademhalingsbloedsomloop.
* **Zintuigen:** Complexe hersenen met goed ontwikkeld zicht. Speciale zintuigen zoals een pineaal orgaan (lichtgevoelig) en infra-rood detectoren (bij sommige soorten) zijn aanwezig.
### 1.3 Classificatie van recente reptielen
De klasse Reptilia wordt traditioneel onderverdeeld in verschillende ordes. Hoewel sommige groepen, zoals vogels (Aves), evolutionair nauw verwant zijn, worden ze hier apart behandeld.
* **Anapsida:** Een groep zonder slaapvensters in de schedel.
* **Ordo Chelonia (Testudines):** Schildpadden.
* Kenmerken: Kaken zonder tanden, bedekt met hoornige bek. Benig carapax met hoornig pantser. Kop, poten en staart kunnen naar binnen worden getrokken.
* Subordes: Cryptodira (S-vormige nek retractie) en Pleurodira (horizontale nek retractie).
* **Diapsida:** Een groep met twee slaapvensters in de schedel.
* **Ordo Rhynchocephalia (Sphenodonta):** Tuatara's.
* Kenmerken: Zeer primitief, hagedisachtig uiterlijk. Bezitten een pariëtaal ("derde") oog. Slechts één recent geslacht (Sphenodon) met twee soorten, beperkt tot Nieuw-Zeelandse eilanden.
* **Ordo Squamata:** Schubreptielen. Deze orde is zeer divers en omvat:
* **Subordo Lacertilia:** Hagedissen.
* Kenmerken: Meestal slank, soms afgeplat. Poten kunnen stevig, zwak of gereduceerd zijn.
* Voorbeelden: Hazelworm (Anguis fragilis, een pootloze hagedis), Zandhagedis (Lacerta agilis), Levendbarende hagedis (Lacerta vivipara), Muurhagedis (Podarcis muralis).
* **Subordo Amphisbaenia:** Wormhagedissen.
* Kenmerken: Pootloos, kleine ogen, schedelbeenderen niet beweegbaar, degenererende gordels. Hebben een geringd uiterlijk en één functionerende long.
* **Subordo Serpentes:** Slangen.
* Kenmerken: Geen schouder- of bekkengordel, meestal geen poten, geen sternum (borstbeen), geen oogleden, geen ooropeningen. Schedel met beweegbare beenderen, carnivoor.
* **Giftige slangen:**
* Families: Viperidae (adders), Crotalidae (ratelslangen), Elapidae (brilslangen), Hydrophiidae (zeeslangen).
* Gifproductie: In omgevormde speekselklieren, injectie via giftanden.
* Giftypen: Hemolytisch (bloedafbraak), proteolytisch (enzymen), anticoagulerend (bloedverdunnend), neurotoxisch (zenuwstelsel verlammend).
* Voorbeelden: Ringslang (Natrix natrix), Gladde slang (Coronella austriaca), Adder (Vipera berus).
* **Ordo Crocodilia:** Krokodillen.
* Kenmerken: Leven aan en in het water, carnivoor. Hebben een tongplooi die de mond en keel kan afsluiten.
### 1.4 Fossiele ordines
Naast de recente groepen zijn er diverse fossiele ordes die tot de reptielen worden gerekend en belangrijke inzichten geven in hun evolutionaire geschiedenis.
> **Tip:** De classificatie van reptielen is dynamisch en wordt voortdurend verfijnd op basis van moleculair-genetisch onderzoek. Houd er rekening mee dat hedendaagse classificaties Bird-reptile-collectie als monofyletische groep.
> **Voorbeeld:** De evolutie van het amniotische ei was een cruciale stap voor de verdere kolonisatie van het land door reptielen, omdat het de afhankelijkheid van water voor voortplanting wegnam.
---
# Kenmerken en aanpassingen van de klasse Reptilia
Reptielen zijn gewervelde dieren die volledig zijn aangepast aan een leven op het land, gekenmerkt door specifieke structuren van huid, skelet, ademhalings- en bloedsomloopsysteem, voortplantingswijze en zintuigen.
### 2.1 Diagnostische kenmerken en aanpassingen aan landleven
De klasse Reptilia is primair gedefinieerd door de aanpassingen die hen in staat stellen om buiten het water te leven. Deze omvatten:
* **Huidstructuur:**
* De huid is bedekt met hoornige of benige schubben.
* De huid is grotendeels waterdicht door een verhoornd epitheel, vaak met botaanwezigheid in de dermis (osteodermen).
* Er zijn nagenoeg geen huidklieren, met uitzondering van eventuele chromatoforen voor kleurvariatie.
* Huidflappen kunnen aanwezig zijn om warmte op te vangen.
* **Skelet:**
* Het skelet is goed verbeend.
* De meeste reptielen hebben twee paar poten, die meestal pentadactiel (vijf tenen) zijn, hoewel reductie kan voorkomen.
* **Ademhaling:**
* Ademhaling vindt plaats via longen. Kieuwen worden niet gebruikt.
* De longen zijn sterk ontwikkeld en kunnen vertakte luchtzakken bevatten (faveoli).
* De volumevergroting van de borstkas voor ademhaling wordt bewerkstelligd door intercostale spieren.
* **Bloedsomloop:**
* De bloedsomloop is een combinatie van lichaams- en ademhalingsbloedsomloop.
* Het hart is driekamerig met twee atria en één ventrikel.
* Bij krokodillen is het hart volledig vierkamerig, met twee gescheiden ventrikels. De scheiding van de ventrikels bij andere reptielen is niet volledig.
* **Voortplanting en ontwikkeling:**
* Geslachten zijn gescheiden.
* Bevruchting is inwendig, wat vaak een copulatieorgaan vereist, soms zelfs twee (hemipenes).
* Er worden eieren gelegd met een schaal en bijkomende eivliezen, de zogenaamde amniote eieren. Deze bevatten veel dooier ter voeding van het embryo.
* Een kalkachtige eitand op de kop van het jong helpt bij het doorbreken van de eierschaal.
* Er vindt geen metamorfose plaats; de jongen lijken op miniatuurvolwassenen.
* **Uitscheiding:**
* Reptielen produceren overwegend droge urine in de vorm van urinezuur, wat een belangrijke aanpassing is om waterverlies te minimaliseren.
* **Zintuigen:**
* Reptielen hebben complexe hersenen, hoewel er geen neocortex aanwezig is.
* Het zicht is over het algemeen goed ontwikkeld.
* Speciale zintuigen kunnen aanwezig zijn, zoals een pariëtaal orgaan (het "derde oog") en infra-rood detectoren (bij sommige soorten).
* **Temperatuurregulatie:**
* Reptielen zijn poikilotherm, wat betekent dat hun lichaamstemperatuur afhankelijk is van de omgevingstemperatuur.
### 2.2 Systematiek van de Reptilia
De klasse Reptilia wordt onderverdeeld in verschillende ordes, met zowel levende als uitgestorven groepen:
* **ANAPSIDA**
* Ordo Chelonia (Testudines; schildpadden)
* Kenmerken: Kaken zonder tanden, bedekt met een hoornige bek. Een benige carapax met een hoornig pantser. Kop, poten en staart steken naar buiten of worden ingetrokken in een S-vorm (Cryptodira, verticaal) of horizontale (Pleurodira) beweging.
* **DIAPSIDA**
* Ordo Rhynchocephalia (Sphenodonta; tuatara's)
* Kenmerken: Zeer primitief, hagedisachtig dier met een pariëtaal "derde" oog. Slechts één recent genus (Sphenodon, tuatara) met twee soorten, die beperkt voorkomen op eilanden in Nieuw-Zeeland.
* Ordo Squamata (Hagedissen, wormhagedissen en slangen)
* **Subordo Lacertilia (hagedissen):** Meestal slank, soms afgeplat. Poten kunnen stevig, zwak of gereduceerd zijn. Voorbeelden zijn de hazelworm (pootloze hagedis), zandhagedis, levendbarende hagedis en muurhagedis.
* **Subordo Amphisbaenia (wormhagedissen):** Pootloos, met kleine ogen en minder beweeglijke schedelbotten. Ze hebben een geringd uiterlijk en vaak slechts één functionerende long.
* **Subordo Serpentes (slangen):** Geen schouder- of bekkengordel, meestal geen poten en geen sternum. Ze missen oogleden en ooropeningen. De schedel is flexibel met veel beweeglijke botten. Slangen zijn carnivoren en kunnen onderverdeeld worden op basis van de locatie van hun giftanden (niet-giftig, elapidae, viperidae, crotalidae). Ze produceren gif in omgevormde speekselklieren dat ingespoten wordt via giftanden. Verschillende giftypen bestaan, zoals hemolytisch, proteolytisch, anticoagulante en neurotoxische giften.
* Ordo Crocodilia (krokodillen)
* Kenmerken: Leven aan en in het water. Zijn carnivoren. Een tongplooi sluit de mond en keel af.
* **Inclusief Vogels (Classis Aves):** Vogels stammen af van de Saurischia dinosauriërs binnen de Diapsida.
> **Tip:** De classificatie van Reptilia is onderhevig aan verandering op basis van moleculaire inzichten. Classis Aves (vogels) wordt tegenwoordig vaak als een levende reptielengroep beschouwd.
### 2.3 Voorbeelden van specifieke reptielengroepen
* **Ordo Chelonia (Schildpadden):**
* Kenmerken: Hoornige bek, geen tanden. Benige carapax en plastron. Kop en ledematen kunnen ingetrokken worden.
* **Ordo Squamata – Subordo Lacertilia:**
* **Familie Anguidae (Hazelworm):** Pootloze hagedis, de staart is ongeveer even lang als het lichaam. Oogleden zijn beweeglijk (in tegenstelling tot slangen).
* **Familie Lacertidae (Echte hagedissen):**
* *Lacerta agilis* (Zandhagedis): Relatief plomp, korte staart, grote kop. Kleur zeer variabel.
* *Lacerta vivipara* (Levendbarende hagedis): Variabele rugkleur met vlekken en/of strepen. Flanken kunnen donkerder zijn. Kin en keel witachtig. Buik beige, geel of oranje, met of zonder vlekken.
* *Podarcis muralis* (Muurhagedis): Slank gebouwd, variabele rugkleur met vlekken en/of strepen.
* **Ordo Squamata – Subordo Serpentes (Slangen):**
* **Familie Colubridae (Toornslangen):**
* *Natrix natrix* (Ringslang): Rug varieert van grijs tot olijfgroen met donkere vlekjes. Kenmerkende gele halfronde vlekken direct achter de kop, die een "ring" vormen. Grote ogen met ronde pupil. Gekielde rug- en flank schubben.
* *Coronella austriaca* (Gladde slang): Bruingrijs met twee rijen donkerbruine of zwarte vlekken op de rug, die soms dwarse verbindingen vormen. Geen zigzagtekening. Gladde (niet-gekielde) schubben.
* **Familie Viperidae (Adders):**
* *Vipera berus* (Adder): Zwaargebouwd lichaam, duidelijk gescheiden kop. Zigzagstreep op de rug. Roodachtige tot donkerbruine zigzagstreep bij wijfjes. Buik egaal zwart of donkergrijs. Kleine ogen met verticale pupil. Giftig.
> **Tip:** Het onderscheid tussen giftige en niet-giftige slangen kan soms geholpen worden door de pupilvorm (rond bij veel niet-giftige, verticaal bij adders), maar dit is geen absolute regel. Bij twijfel is voorzichtigheid geboden.
---
# Systematiek en diversiteit binnen de reptielen
Dit hoofdstuk biedt een gedetailleerd overzicht van de verschillende ordes binnen de klasse Reptilia, met nadruk op hun diagnostische kenmerken, evolutionaire aanpassingen en specifieke voorbeelden.
### 3.1 Algemene kenmerken van de klasse Reptilia
Reptielen zijn volledig aangepast aan een leven op het land, wat tot uiting komt in diverse fysiologische en morfologische eigenschappen:
* **Huid:** Bedekt met hoornige of benige schubben, vrij van klieren, wat bijdraagt aan de waterdichtheid. Sommige soorten bezitten benige dermale platen (osteodermen). Chromatoforen kunnen aanwezig zijn voor camouflage of temperatuurregulatie.
* **Skelet:** Goed verbeend.
* **Ledematen:** Twee paar poten, meestal pentadactiel, hoewel reductie kan voorkomen.
* **Ademhaling:** Uitsluitend via longen, die complex vertakt kunnen zijn in zogenaamde faveoli voor een groter oppervlak. De volumevergroting van de longen tijdens de ademhaling wordt mede mogelijk gemaakt door intercostale spieren.
* **Circulatie:** Een driekamerig hart (twee atria, één ventrikel), met uitzondering van krokodillen die een vierkamerig hart hebben met volledig gescheiden ventrikels. Dit resulteert in een geordende lichaamsbloedsomloop en ademhalingsbloedsomloop.
* **Uitscheiding:** Produceren "droge" urine, voornamelijk in de vorm van urinezuur, wat efficiënte waterretentie bevordert.
* **Reproductie:** Geslachten zijn gescheiden. De bevruchting is inwendig, vaak met behulp van een copulatieorgaan (bij mannelijke reptielen vaak twee hemipenes). Kenmerkend is de ontwikkeling van het amniote ei, dat beschermende vliezen en een schaal bezit, wat onafhankelijkheid van water voor de voortplanting mogelijk maakt. Eieren bevatten veel dooier en jonge dieren beschikken over een eitand om uit het ei te komen. Met name opvallend is de afwezigheid van metamorfose.
* **Zintuigen:** Reptielen bezitten complexe hersenen, hoewel ze doorgaans geen cortex hebben. Het zicht is goed ontwikkeld. Gespecialiseerde zintuigen zoals het pineaalorgaan en infra-rood detectoren kunnen aanwezig zijn.
* **Temperatuurregulatie:** Poikilotherm, wat betekent dat hun lichaamstemperatuur afhankelijk is van de omgeving.
### 3.2 Systematiek van de Reptielen
De klasse Reptilia wordt traditioneel ingedeeld in verschillende ordes, gebaseerd op morfologische kenmerken. De evolutionaire indeling (Anapsida, Diapsida) is hierbij van belang.
#### 3.2.1 Ordo Testudines (Chelonia; schildpadden)
* **Kenmerken:** Kaken zonder tanden, bedekt met een hoornige bek. Het lichaam is beschermd door een benige carapax, die bedekt is met een hoornig pantser. Kop, poten en staart kunnen naar buiten uitsteken. De kop kan op twee manieren worden ingetrokken: verticaal in een S-vorm (subordo Cryptodira) of horizontaal (subordo Pleurodira).
#### 3.2.2 Ordo Rhynchocephalia (Sphenodonta; tuatara’s)
* **Kenmerken:** Zeer primitieve, hagedisachtige dieren. Ze bezitten een pariëtaal 'derde' oog, waardoor ze ook wel als 'levende fossielen' worden beschouwd. Er is slechts één recent geslacht, *Sphenodon*, met twee soorten. Hun verspreiding is zeer beperkt tot eilanden in Nieuw-Zeeland.
#### 3.2.3 Ordo Squamata
Deze orde is de meest diverse en wordt onderverdeeld in drie subordes:
##### 3.2.3.1 Subordo Lacertilia (Hagedissen)
* **Kenmerken:** Meestal slank van bouw, soms afgeplat. Poten kunnen stevig zijn, maar ook zwak of gereduceerd.
* **Voorbeelden:**
* **Familie Anguidae:** *Anguis fragilis* (Hazelworm). Dit is een pootloze hagedis tot 30 cm lang, met een staart die moeilijk van het lichaam te onderscheiden is. De oogleden kunnen gesloten worden. De rugkleur varieert van grijs tot bruin. De buik is meestal donkergrijs tot zwart. Jonge dieren hebben een donkere rugstreep die later kan verdwijnen.
* **Familie Lacertidae:**
* *Lacerta agilis* (Zandhagedis): Wordt tot 18 cm lang, met een plomp uiterlijk, korte staart en grote kop. De rugkleur is zeer variabel (licht-, grijs-, roodbruin tot donkerbruin), vaak met zwarte vlekken. Mannetjes zijn vaak groenachtig gekleurd.
* *Lacerta vivipara* (Levendbarende hagedis): Wordt tot 18 cm lang. De rugkleur is zeer variabel met een variabel patroon van vlekken en/of strepen. De flanken kunnen donkerder zijn dan de rug, met vlekjes die tot een fijne streep kunnen aaneensluiten. De kin en keel zijn witachtig; de buik is beige, geel of oranje, met variabele zwarte stippen of vlekken. Volwassen mannetjes hebben een verdikte staartwortel.
* *Podarcis muralis* (Muurhagedis): Wordt tot 18 cm lang en is eerder slank gebouwd. De rugkleur is zeer variabel (licht-, grijs-, roodbruin tot donkerbruin), met of zonder donkere vlekken en/of strepen. Deze soort is moeilijk te onderscheiden van de levendbarende en zandhagedis.
* **Kameleon:** Bekend om hun vermogen tot kleurverandering en hun unieke, grijpende poten.
##### 3.2.3.2 Subordo Amphisbaenia (Wormhagedissen)
* **Kenmerken:** Pootloos, met kleine ogen. De schedelbeenderen zijn niet beweegbaar en de gordels zijn gedegenereerd. Ze hebben een geringd uiterlijk en slechts één functionerende long.
##### 3.2.3.3 Subordo Serpentes (Slangen)
* **Kenmerken:** Geen schoudergordel en meestal geen bekkengordel. Ze zijn pootloos, hebben geen sternum (borstbeen), geen oogleden en geen zichtbare ooropeningen. De schedel bevat veel beweegbare beenderen, wat hen in staat stelt prooi te slikken die groter is dan hun kop. Ze zijn carnivoor.
* **Voorbeelden:**
* **Familie Colubridae:**
* *Natrix natrix* (Ringslang): Vrouwtjes tot 120 cm, mannetjes tot 90 cm. Rugkleur varieert van grijs, bruin tot olijfgroen, met een dubbele rij donkere vlekjes. Op de flanken een rij vertikale zwarte streepjes. Kenmerkend zijn twee halvemaanvormige geelachtige vlekken achter de kop die soms een ring vormen. De ogen zijn groot met een ronde pupil. De schilden zijn sterk gekield. De keel is wit of bleekgeel, de buik is gevlekt.
* *Coronella austriaca* (Gladde slang): Maximale lengte van 70 cm. Bovenzijde en flanken meestal bruingrijs met twee rijen donkerbruine of zwarte vlekken die soms dwarse verbindingen vormen. Geen zigzag-tekening. Een donkere U-vormige vlek op de kop loopt uit in twee parallelle strepen. Een donkere band loopt van het neusgat door het oog tot in de hals. De ogen zijn klein met een ronde pupil. De schubben zijn glad (niet gekield). De buik is meestal gevlekt.
* **Familie Viperidae:**
* *Vipera berus* (Adder): Zwaargebouwd met een duidelijk van het lichaam gescheiden driehoekige kop. De enige giftige slang in België. Maximale lengte 65 cm. Rugkleur bij mannetjes: zilver- tot donkergrijs, olijfgroen of beige, met een contrasterende donkerbruine tot zwarte zigzagstreep. Buik egaal zwart. Vrouwtjes: beige tot donkerbruin met minder duidelijke rood- tot donkerbruine zigzagstreep. Buik bij vrouwtjes egaal donkergrijs. Beide geslachten: donkere, ronde vlekken op de flanken. Donkere Y-, X- of V-vormige figuur op de kop. Ogen zijn klein, rood met een verticale pupil.
* **Giftige slangen:** Worden ingedeeld in families zoals Elapidae (brilslangen), Hydrophiidae (zeeslangen), Viperidae (adders) en Crotalidae (ratelslangen). Gifproductie vindt plaats in omgevormde speekselklieren en wordt geïnjecteerd via giftanden. Het gif kan hemolytisch, proteolytisch, anticoagulans of neurotoxisch zijn. De indeling naar stand van de giftanden is hierbij relevant.
#### 3.2.4 Ordo Crocodilia (Krokodillen)
* **Kenmerken:** Leven aan en in het water. Zijn carnivoor. Een tongplooi sluit de mond en keel af, wat hen toestaat te jagen met de bek open onder water. Ze bezitten een vierkamerig hart.
### 3.3 Verdere aanpassingen aan landleven
Naast de algemene kenmerken, hebben reptielen specifieke aanpassingen ontwikkeld om te overleven op het land:
* **Huid met verhoord epitheel (beta-keratine):** Biedt bescherming en voorkomt uitdroging.
* **Bijna waterdichte huid:** Versterkt door osteodermen.
* **"Droge" urine (urinezuur):** Minimaliseert waterverlies.
* **Ontwikkeling van het amniote ei:** Maakt onafhankelijkheid van water voor voortplanting mogelijk. Dit ei is stevig maar poreus, bevat veel dooier, en het jong heeft een eitand.
* **Inwendige bevruchting:** Noodzakelijk door de externe voortplanting via eieren.
> **Tip:** Het begrip "amniote ei" is cruciaal voor het begrijpen van de diversificatie van landvertebraten. Het stelt embryo's in staat zich buiten het water te ontwikkelen, wat de weg vrijmaakte voor de kolonisatie van droge ecosystemen.
> **Tip:** De classificatie van reptielen kent zowel traditionele (gebaseerd op morfologie) als moderne (gebaseerd op moleculaire gegevens) benaderingen. De klassieke indeling met de ordes Testudines, Rhynchocephalia, Squamata en Crocodilia is nog steeds wijdverbreid. Het is belangrijk te beseffen dat vogels (Aves) in een moderne fylogenetische context nauw verwant zijn aan reptielen, specifiek aan de dinosauriërs.
---
# Gif en gevaarlijke slangen
Dit onderdeel behandelt de productie, injectie en typen van gif bij slangen, inclusief een classificatie van giftige families en vuistregels voor herkenning.
### 4.1 Gifproductie en injectie bij slangen
Gif bij slangen wordt geproduceerd in speciaal omgevormde speekselklieren. De injectie van dit gif vindt plaats via giftanden. Slangen kunnen, wat betreft de stand van hun giftanden, verder worden onderverdeeld.
### 4.2 Typen slangengif
Er bestaan verschillende typen gif, hoewel deze meestal een mengeling van componenten bevatten:
* **Hemolytisch gif:** Veroorzaakt afbraak van rode bloedcellen.
* **Proteolytische enzymen:** Breken eiwitten af, wat kan leiden tot weefselschade.
* **Anticoagulerende enzymen:** Remmen de bloedstolling.
* **Neurotoxisch gif:** Verlamt bepaalde zenuwcentra, wat kan leiden tot ademhalingsstilstand.
### 4.3 Classificatie van giftige slangenfamilies
De belangrijkste families van giftige slangen zijn:
* **Elapidae** (brilslangen, koraalslangen)
* **Hydrophiidae** (zeeslangen)
* **Viperidae** (adders)
* **Crotalidae** (ratelslangen)
#### 4.3.1 Herkenningsregels (vuistregels)
Er bestaan diverse vuistregels om giftige van niet-giftige slangen te onderscheiden. Eén van deze vuistregels, die zich richt op de kleurenpatronen bij koraalslangen en koningsslangen, luidt:
> **Tip:** Een bekende vuistregel voor koraalslangen is "red on yellow, dangerous fellow; red on black, friend of Jack." (rood op geel, gevaarlijke kerel; rood op zwart, vriend van Jack). Een andere variant is "red on yellow kill a fellow, red on black venom lack" (rood op geel doodt een kerel, rood op zwart mist gif). Het is echter cruciaal om te beseffen dat dit soort vuistregels niet altijd betrouwbaar zijn en variaties kunnen voorkomen.
### 4.4 Voorbeelden van giftige slangen
#### 4.4.1 Familie Viperidae (Adders)
* **Soort:** *Vipera berus* (Adder)
* Kenmerken: Gedrongen lichaam, driehoekige kop die duidelijk gescheiden is van de rest van het lichaam. Rugkleur varieert sterk (zilver- tot donkergrijs bij mannetjes, beige tot donkerbruin bij vrouwtjes), met een contrasterende donkere zigzagstreep op de rug. Buik is egaal zwart of donkergrijs. Vaak een donkere Y-, X- of V-vormige figuur op de kop. De ogen zijn klein, rood en hebben een verticale pupil.
* Giftigheid: Dit is de enige giftige slang in België.
#### 4.4.2 Familie Elapidae (Brilslangen)
Deze familie omvat onder andere de koraalslangen.
#### 4.4.3 Familie Hydrophiidae (Zeeslangen)
Deze familie bestaat uit zeeslangen.
#### 4.4.4 Familie Crotalidae (Ratelslangen)
Deze familie omvat onder andere de ratelslangen, bekend om hun ratel aan de staart.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Metazoa | Een meercellig organisme; een van de belangrijkste hoofdgroepen van dieren. |
| Eumetazoa | Een ondergroep van Metazoa die organismen omvat met echte weefsels en organen. |
| Porifera | Een stam van relatief simpele meercellige dieren, ook wel sponzen genoemd, die geen echte weefsels hebben. |
| Bilateria | Een clade van dieren die bilaterale symmetrie vertonen, wat betekent dat ze een links- en een rechtshelft hebben die elkaars spiegelbeeld zijn. |
| Deuterostomia | Een van de twee belangrijkste groepen dieren, gekenmerkt door een anus die zich ontwikkelt uit het blastopore. |
| Lophotrochozoa | Een grote clade binnen de Bilateria die een breed scala aan ongewervelde dieren omvat, zoals weekdieren en wormen. |
| Ecdysozoa | Een clade van dieren die hun exoskelet vervellen om te groeien, zoals insecten en kreeftachtigen. |
| Calcarea | Een klasse van sponzen die skeletten hebben die zijn opgebouwd uit calciumcarbonaat. |
| Ctenophora | Een stam van marine organismen, ook wel zeedruppels genoemd, die zich kenmerken door kamvormige rijen trilharen voor voortbeweging. |
| Cnidaria | Een stam van dieren die neteldieren omvat, zoals kwallen en anemonen, gekenmerkt door netelcellen. |
| Acoela | Een groep zeer simpele platwormen die behoren tot de Acoelomorpha; ze missen een echte lichaamsholte. |
| Echinodermata | Een stam van zeeorganismen, zoals zeesterren en zee-egels, die radiale symmetrie vertonen. |
| Chordata | Een stam van dieren die de gewervelden omvat, gekenmerkt door een notochord op enig moment in hun levenscyclus. |
| Platyhelminthes | Een stam van platwormen, waaronder veel parasieten. |
| Rotifera | Een stam van microscopische dieren, ook wel raderdiertjes genoemd, die een karakteristieke raderorgaan voor voedselopname hebben. |
| Ectoprocta | Een stam van sessiele, filtervoedende ongewervelden die kolonies vormen, ook bekend als mosdiertjes. |
| Brachiopoda | Een stam van mariene ongewervelden die lijken op weekdieren maar een ander anatomisch bouwplan hebben. |
| Mollusca | Een grote stam van ongewervelde dieren, waaronder slakken, schelpdieren en inktvissen. |
| Annelida | Een stam van ringwormen, gekenmerkt door een gesegmenteerd lichaam. |
| Nematoda | Een stam van rondwormen, bekend om hun cilindrische, ongesegmenteerde lichaam. |
| Arthropoda | De grootste stam van dieren, gekenmerkt door een exoskelet en gelede aanhangsels. |
| ‘echte weefsels’ | Weefsels die bestaan uit georganiseerde groepen cellen die gespecialiseerde functies uitvoeren, kenmerkend voor de meeste meercellige dieren behalve de simpelste vormen. |
| Radiaal symmetrie | Een lichaamsvorm waarbij de delen van het lichaam zijn gerangschikt rond een centraal punt, zoals bij zeesterren. |
| Lophofoor | Een tentakelkrans die gebruikt wordt voor filtratievoeding bij enkele groepen ongewervelde dieren. |
| Trochofoor-larve | Een type larva dat voorkomt bij verschillende ongewervelde dieren, waaronder veel weekdieren en ringwormen. |
| ‘cel-niveau’ | Een niveau van biologische organisatie waarbij structuren en functies worden beschreven op het niveau van individuele cellen. |
| ‘orgaan-niveau’ | Een niveau van biologische organisatie waarbij structuren en functies worden beschreven op het niveau van organen, die zijn opgebouwd uit verschillende weefsels. |
| Gesegmenteerd | Een lichaamsbouw waarbij het lichaam is opgedeeld in herhaalde eenheden of segmenten. |
| Volledige darmtractus | Een spijsverteringskanaal dat een aparte mond en anus heeft, waardoor voedsel in één richting kan passeren. |
| Onvolledige darmtractus | Een spijsverteringskanaal dat slechts één opening heeft die zowel als mond en anus functioneert. |
| Coelomaat | Een dier met een coeloom, een ware lichaamsholte gevuld met vocht die tussen de darmwand en de lichaamsmuur ligt. |
| Acoelomaat | Een dier zonder coeloom; het mesoderm vult de gehele lichaamsholte. |
| Pseudoceulomaat | Een dier met een pseudocoeloom, een lichaamsholte die gedeeltelijk is bekleed met mesoderm. |
| Amniote eieren | Eieren die, naast de dooier, drie extra membranen hebben: het amnion, het chorion en de allantois, die essentieel zijn voor de ontwikkeling van embryo's op het land. |
| Poikilotherm | Een organisme waarvan de lichaamstemperatuur varieert met de omgevingstemperatuur; koudbloedig. |
| Beta keratine | Een type keratine dat voornamelijk wordt aangetroffen in de huid van reptielen en vogels, en bijdraagt aan de sterkte en waterdichtheid. |
| Dermale platen | Benige structuren in de huid van sommige gewervelden, die bescherming bieden. |
| Osteodermen | Benige platen die in de huid van sommige reptielen en amfibieën zijn ingebed. |
| Chromoforen | Pigmentcellen die de kleur van de huid kunnen veranderen, vaak voor camouflage of communicatie. |
| Urinezuur | Een stikstofhoudend afvalproduct dat door veel reptielen en vogels wordt uitgescheiden, omdat het zeer waterbesparend is. |
| Poreuze schaal | Een eierschaal die kleine poriën bevat, waardoor gasuitwisseling met de omgeving mogelijk is. |
| Kalkachtige eitand | Een scherpe, tijdelijke structuur op de snuit van jonge reptielen die helpt bij het uitkomen uit het ei. |
| Metamorfose | Een biologisch proces waarbij een dier een ingrijpende fysieke transformatie ondergaat na de geboorte of het uitkomen uit het ei. |
| Copulatieorgaan | Een gespecialiseerd orgaan dat wordt gebruikt voor seksuele voortplanting, zoals de hemipenes bij veel reptielen. |
| Hemipenes | De copulatieorganen van mannelijke slangen en hagedissen, die paarsgewijs voorkomen. |
| Intercostale spieren | Spieren die zich tussen de ribben bevinden en helpen bij de ademhaling door de borstkas uit te zetten. |
| Faveoli | Kleine, zakvormige structuren in de longen van reptielen die het oppervlak voor gasuitwisseling vergroten. |
| Bloedsomloop | Het transportsysteem van het lichaam dat bloed door het lichaam stuurt, bestaande uit het hart, bloedvaten en bloed. |
| Ademhalingsbloedsomloop | Het deel van de bloedsomloop dat verantwoordelijk is voor het transport van bloed van en naar de longen voor gasuitwisseling. |
| Lichaamsbloedsomloop | Het deel van de bloedsomloop dat bloed naar en van de rest van het lichaam transporteert. |
| Vier-kamerig hart | Een hart met vier afzonderlijke kamers: twee atria en twee ventrikels, zoals gevonden bij vogels en krokodillen. |
| Ventrikel | De onderste, pompende kamers van het hart. |
| Pineaal orgaan | Een lichtgevoelig orgaan in de hersenen van veel gewervelden, vaak geassocieerd met de regulatie van circadiaanse ritmes. |
| Infra-rood detectoren | Zintuigen die infraroodstraling kunnen detecteren, waardoor organismen warmte kunnen waarnemen, vaak gebruikt voor jacht of navigatie. |
| ANAPSIDA | Een superorde van reptielen gekenmerkt door een schedel zonder slaapvensters. |
| DIAPSIDA | Een superorde van reptielen gekenmerkt door twee slaapvensters in de schedel. |
| Ordo Chelonia (Testudines; schildpadden) | De orde van schildpadden, gekenmerkt door een benig carapax en een hoornige bek. |
| Ordo Rhynchocephalia (Sphenodonta; tuatara’s) | Een orde van reptielen die slechts één recent geslacht, de tuatara, omvat; beschouwd als een levend fossiel. |
| Ordo Squamata | De grootste orde van reptielen, die hagedissen, slangen en wormhagedissen omvat. |
| Subordo Lacertilia (hagedissen) | De onderorde van hagedissen, gekenmerkt door poten en een beweeglijke schedel. |
| Subordo Amphisbaenia (wormhagedissen) | Een onderorde van pootloze, slangachtige reptielen die voornamelijk ondergronds leven. |
| Subordo Serpentes (slangen) | De onderorde van slangen, gekenmerkt door het ontbreken van poten en oogleden. |
| Ordo Crocodilia (krokodillen) | De orde van krokodillen, alligators en kaaimannen, semi-aquatische carnivoren. |
| Carapax | Het rugschild van een schildpad of krab. |
| Pariëtaal ‘derde’ oog | Een lichtgevoelig orgaan, vaak zichtbaar als een klein, schilferig gebied op de top van de kop, aanwezig bij sommige reptielen. |
| Pseudoceulomaat | Een dier met een pseudocoeloom, een lichaamsholte die gedeeltelijk is bekleed met mesoderm. |
| Pseudocoeloom | Een lichaamsholte die gedeeltelijk is bekleed met mesoderm, maar niet volledig door mesoderm is afgesloten. |
| Schedelbeenderen niet beweegbaar | Verwijst naar de directe verbinding van schedelbeenderen, in tegenstelling tot de flexibele verbindingen bij slangenschedels. |
| Gordels gedegenereerd | Verwijst naar een vermindering of afwezigheid van de schouder- of bekkengordel, zoals te zien bij sommige pootloze reptielen. |
| Oogleden | De beweegbare huidplooien die de ogen bedekken en beschermen. |
| Ooropeningen | De externe openingen van het gehoorkanaal. |
| Sternum (borstbeen) | Een plat, langwerpig bot in het midden van de borstkas dat de ribben met elkaar verbindt. |
| Carnivoor | Een organisme dat zich voedt met vlees. |
| Giftand | Een gespecialiseerde tand bij giftige slangen die wordt gebruikt om gif te injecteren. |
| Hemolytisch gif | Gif dat rode bloedcellen afbreekt. |
| Proteolytische enzymen | Enzymen die eiwitten afbreken, vaak aanwezig in spijsverteringssappen en sommige giften. |
| Anticoagulante enzymen | Enzymen die de bloedstolling remmen, vaak aanwezig in het gif van sommige slangen. |
| Neurotoxisch gif | Gif dat het zenuwstelsel aantast en kan leiden tot verlamming of andere neurologische stoornissen. |
| Elapidae (brilslangen) | Een familie van giftige slangen, waaronder cobra's en mamba's, gekenmerkt door relatief korte, vaste giftanden. |
| Hydrophiidae (zeeslangen) | Een familie van mariene slangen, nauw verwant aan de kikkerslangen, die giftig zijn. |
| Viperidae (adders) | Een familie van giftige slangen, waaronder adders en ratelslangen, gekenmerkt door lange, beweeglijke giftanden. |
| Crotalidae (ratelslangen) | Een onderfamilie van de Viperidae, waaronder ratelslangen, die gekenmerkt worden door een warmtegevoelig kuiltje op de snuit. |
| Tongplooi | Een gespecialiseerde structuur in de keel die de opening naar de luchtwegen kan afsluiten, waardoor dieren kunnen ademen terwijl hun mond open is onder water. |