Cover
Börja nu gratis samenvatting histo.docx
Summary
# Histologie en functies van beenmerg
Hier is de studiehandleiding voor "Histologie en functies van beenmerg":
## 1. Histologie en functies van beenmerg
Het beenmerg is een cruciaal orgaan voor de bloedvorming en immuunfunctie, bestaande uit rood (actief) en geel (inactief) beenmerg, waarin hematopoëtische stamcellen zich ontwikkelen tot alle bloedceltypen binnen een gespecialiseerd stroma en vasculair netwerk.
### 1.1 Soorten beenmerg en algemene componenten
* **Rood beenmerg:** Actief beenmerg dat verantwoordelijk is voor hematopoëse (bloedcelvorming). Bij kinderen is dit over het gehele lichaam aanwezig. Bij volwassenen bevindt het zich voornamelijk in het axiale skelet.
* **Geel beenmerg:** Inactief beenmerg, voornamelijk bestaande uit vetweefsel, dat bij volwassenen de plaats inneemt van rood beenmerg in de lange botten. Het kan in tijden van verhoogde behoefte weer omgezet worden naar rood beenmerg.
#### 1.1.1 Hematopoëtische stamcellen
* Pluripotente stamcellen die differentiëren tot twee hoofdtypen multipotente stamcellen:
* **Lymfoïde voorlopercellen:** Ontwikkelen zich tot B- en T-lymfocyten.
* **Myeloïde voorlopercellen:** Ontwikkelen zich tot granulocyten, monocyten, erytrocyten en megakaryocyten.
* Dendritische cellen, die in nauwe samenwerking met hematopoëtische stamcellen staan, spelen een belangrijke rol bij de presentatie van antigenen aan B- en T-cellen.
* **Tip:** Hematopoëtische stamcellen zijn niet direct herkenbaar op een standaard HE-kleuring; specifieke markers zijn nodig voor identificatie.
* **Tip:** Multipotente stamcellen zijn reeds gericht op een specifieke differentiële richting.
#### 1.1.2 Overige functies van beenmerg
Naast hematopoëse heeft het beenmerg ook een fagocyterende functie voor het verwijderen van:
* Residentiële macrofagen in het beenmerg.
* Slecht gevormde of verouderde rode bloedcellen (erytrocyten).
> **Voorbeeld:** Filgrastim is een geneesmiddel dat G-CSF (granulocyt colony stimulating factor) nabootst. Dit stimuleert de rijping en productie van granulocyten, en wordt ingezet bij aandoeningen zoals neutropenie (tekort aan neutrofielen).
### 1.2 Histologie van stroma, vasculaire sinusoïden en hematopoëtische cellen
Het beenmerg is opgebouwd uit een gespecialiseerd stroma, vasculaire sinusoïden en de zich ontwikkelende hematopoëtische cellen.
#### 1.2.1 Stroma
Het stroma van het beenmerg bestaat uit:
* **Reticulumcellen:** Gespecialiseerde fibroblasten die componenten van de extracellulaire matrix produceren.
* **Reticulinevezels:** Collageen type III, geproduceerd door reticulumcellen. Deze vezels vormen een netwerk dat cruciaal is voor de ondersteuning en interactie met hematopoëtische stamcellen.
* **Vetcellen:** Ontwikkelen zich uit stromale cellen wanneer het beenmerg vervet, zoals bij volwassenen.
#### 1.2.2 Vasculaire sinusoïden
* Dit zijn gedilateerde capillairen met een discontinue basale membraan.
* Dit discontinu profiel is essentieel om de nieuw gevormde bloedcellen in staat te stellen te migreren vanuit het beenmerg naar de bloedcirculatie.
#### 1.2.3 Hematopoëtische cellen
Deze cellen zijn verantwoordelijk voor de maturatie van diverse bloedceltypen:
* Maturatie van rode bloedcellen (erytropoëse).
* Maturatie van granulocyten (granulopoëse).
* Maturatie van monocyten (monocytopoëse).
* Maturatie van lymfocyten (lymfopoëse).
* Maturatie van bloedplaatjes (trombopoëse).
### 1.3 Maturatieprocessen van diverse bloedceltypen
#### 1.3.1 Maturatie van een granulocyt
Het proces start bij de myeloïde voorloper en verloopt via verschillende stadia tot de volwassen granulocyt:
1. **Myeloïde voorloper:** Cel met kern, fijn chromatine, 1-2 nucleolen en licht basofiel plasma.
2. **Promyelocyt:** Grootste cel in de reeks; bevat azurofiele granulen met lysosomale enzymen, waaronder myeloperoxidase, wat belangrijk is voor de bacteriedoding.
3. **Vorming van myelocyten:** De promyelocyt kan differentiëren tot basofiele, neutrofiele of eosinofiele myelocyten.
4. **Vorming van metamyelocyten en volwassen granulocyten:** Via de stadium van metamyelocyt ontstaat de volwassen basofiele, neutrofiele of eosinofiele granulocyt.
* Dit maturatieproces duurt ongeveer 10-14 dagen.
* Na maturatie komen granulocyten in de **circulerende populatie** (bloedbaan) of de **marginerende populatie** (geaccumuleerd langs de endotheelwand van venulen en kleine venen).
* Bij infecties versnelt de productie van granulocyten, wat kan leiden tot de aanwezigheid van immature vormen (zoals staven) in de circulerende populatie. Dit wordt een **linksverschuiving** genoemd.
* Toediening van adrenaline kan eveneens een tijdelijke stroomversnelling van granulocyten veroorzaken door mobilisatie van de marginerende pool.
> **Tip:** Er worden vier functionele compartimenten voor granulocyten onderscheiden: het granulopoëtische compartiment (actief beenmerg), de opslag van mature cellen in het beenmerg, de circulerende populatie en de marginerende populatie.
#### 1.3.2 Maturatie van een monocyt
1. **Monoblast:** Lijkt sterk op de myeloblast (kern, fijn chromatine, 1-2 nucleolen, licht basofiel plasma).
2. **Promonocyt:** Ontwikkeling van een delicate plooiing in de celkern en de opkomst van azurofiele granulen.
3. **Monocyt:** Bevat talrijke lysosomen en is fagocyterend; vacuolen representeren gefagocyteerd materiaal. De kern is groter dan die van een lymfocyt.
* Monocyten verlaten het beenmerg onmiddellijk na vorming en circuleren in het bloed voordat ze het doelorgaan bereiken, waar ze kunnen differentiëren tot macrofagen die langdurig kunnen overleven.
#### 1.3.3 Maturatie van lymfocyten
* **Lymfoïde voorlopercellen** (afkomstig uit het beenmerg) migreren naar:
* **Thymus:** waar ze zich ontwikkelen tot T-lymfocyten. Dit proces omvat T-celreceptor gen herschikking.
* **Beenmerg:** waar B-lymfocyten zich ontwikkelen.
* **B-lymfocyten:**
* Ontwikkelen zich in het beenmerg tot "bijna mature" cellen die **membrane-bound IgM** (B-celreceptor) op hun membraan dragen.
* Na maturatie in perifere lymfeklieren krijgen ze ook IgD op hun membraan.
* Een **naïeve B-cel** is volwassen maar heeft nog geen antigeen herkend. Deze cellen zijn klaar voor activatie en productie van antilichamen.
#### 1.3.4 Vorming van bloedplaatjes (trombocyten)
* **Megakaryoblast:** Diploïde cel.
* **Endomitose:** Een proces van mitose zonder celdeling, wat leidt tot een polyploïde cel.
* **Promegakaryocyt:** Ontwikkelt zich afhankelijk van Thrombopoëtine (TPO).
* **Megakaryocyt:** Een zeer grote cel met een polyploïde kern (4-32 keer meer DNA dan een diploïde cel). Deze cellen geven via cytoplasma-uitlopers direct bloedplaatjes af in de sinusoïden.
* **Proplatelets:** Uitlopers die fragmenteren tot bloedplaatjes.
### 1.4 Medische toepassingen: aandoeningen van het beenmerg
* **Aplastische anemie:** Cel-arm beenmerg met een tekort aan alle bloedceltypen (pancytopenie) door een gebrek aan stamcellen. Kan verworven zijn (bv. door medicatie, virussen, auto-immuunziekten).
* **Myelodysplastisch syndroom (MDS):** Voorstadium van leukemie; celrijk beenmerg met verminderde maturatie en pancytopenie.
* **Acute myeloïde leukemie (AML):** Ontstaat uit myeloïde voorlopers (myeloblasten), gekenmerkt door snel delende blasten.
* **Acute lymfatische leukemie (ALL):** Ontstaat uit lymfoblasten; snel delende blasten evolueren zeer snel.
---
# De thymus: structuur, ontwikkeling en selectie van T-cellen
Dit gedeelte beschrijft de anatomische structuur, embryologische oorsprong en histologische opbouw van de thymus, met een focus op de cruciale rol ervan in de ontwikkeling en rijping van T-lymfocyten door middel van positieve en negatieve selectie, evenals het fenomeen van thymusinvolutie op latere leeftijd.
### 2.1 Structuur en embryologie van de thymus
De thymus is gelegen ter hoogte van de vena cava superior en de oorsprong van de a. pulmonalis. Het orgaan bereikt zijn maximale gewicht rond de puberteit en neemt daarna geleidelijk in grootte af, waarbij het wordt vervangen door vetweefsel.
#### 2.1.1 Embryologische oorsprong
Embryologisch gezien ontwikkelt de thymus zich uit het endoderm van het derde kieuwzakje. Het is een lymfo-epitheel orgaan, bestaande uit epitheelcellen, specifiek reticulaire epitheelcellen, en lymfoïde cellen, de zogenaamde thymocyten. Lymfoïde voorlopercellen, afkomstig uit het beenmerg, migreren naar de thymus om zich te ontwikkelen tot mature T-lymfocyten.
#### 2.1.2 Functie in centrale tolerantie
Een belangrijke rol van de thymus is het induceren van centrale tolerantie. Dit proces zorgt ervoor dat het immuunsysteem leert om geen reactie te genereren tegen lichaamseigen antigenen (self-antigenen).
##### 2.1.2.1 Syndroom van DiGeorge
Een voorbeeld van een aandoening gerelateerd aan de ontwikkeling van de thymus is het syndroom van DiGeorge (een microdeletie op chromosoom 22q11). Dit syndroom kan leiden tot cardiale afwijkingen, abnormale gelaatstrekken, thymusaplasie (afwezige thymusontwikkeling), een gespleten verhemelte en hypocalciëmie, aangezien de bijschildklier ook uit het derde kieuwzakje ontstaat.
### 2.2 Histologie van de thymus
De histologie van de thymus kenmerkt zich door specifieke celtypen en structurele compartimenten.
#### 2.2.1 Belangrijke celtypen en enzymen
* **TdT (Terminal Deoxynucleotidyl Transferase):** Dit enzym is cruciaal voor de diversiteit van het herschikte T-celreceptor (TCR) gen. TdT is aantoonbaar via immunohistochemische kleuring en is aanwezig in onrijpe (immature) B- en T-lymfocyten in het beenmerg en de thymus.
* **V(D)J-recombinatie:** Dit is het proces waarbij genen voor TCRs en immunoglobulinen (BCRs) worden herschikt om een enorme diversiteit aan receptoren te creëren. TdT initieert dit proces door het toevoegen van nucleotiden aan de knooppunten van V, D, en J segmenten, wat leidt tot junctionele diversiteit.
#### 2.2.2 Compartimenten van de thymus
De thymus is histologisch ingedeeld in een cortex en een medulla, gescheiden door bloedvaten.
##### 2.2.2.1 De cortex
* **Kenmerken:** De cortex is donker gekleurd door de hoge concentratie lymfocyten.
* **Cellen:**
* **Reticulaire epitheelcellen (corticale thymische epitheelcellen):** Deze cellen spelen een rol bij antigeenpresentatie en ondersteunen de ontwikkeling van thymocyten.
* **Lymfoïde cellen:** Dit zijn TdT-positieve lymfoblasten, de voorlopers van T-cellen.
* **Kernpuin macrofagen:** Cellen die afstervende thymocyten opruimen.
##### 2.2.2.2 De medulla
* **Kenmerken:** De medulla is lichter gekleurd door een lagere concentratie lymfocyten en een hogere concentratie epitheelcellen.
* **Cellen:**
* **Reticulaire epitheelcellen (medullaire thymische epitheelcellen):** Deze cellen zijn ook betrokken bij selectieprocessen.
* **Lymfoïde cellen:** Dit zijn TdT-negatieve "kleine lymfocyten", die overeenkomen met kleine, mature T-lymfocyten van ongeveer 10 micrometer groot met een blauwe kern en weinig cytoplasma.
* **Lichaampjes van Hassal:** Cirkelvormige structuren bestaande uit keratine, geproduceerd door platte epitheelcellen. Ze hebben geen specifieke functie, maar zijn kenmerkend voor de thymus.
* **Dendritische cellen:** Belangrijke antigeen-presenterende cellen.
* **Kernpuin macrofagen:** Ruimen celresten op.
#### 2.2.3 Vascularisatie en bloed-thymus barrière
De thymus is omgeven door een kapsel dat instulpingen vormt, wat leidt tot interlobulaire septa die de thymus verdelen in lobuli.
* **Postcapillaire venulen:** Deze komen voornamelijk voor in de medulla en zijn de uitgangsweg voor thymocyten om de thymus te verlaten.
* **Bloed-thymus barrière:** Deze bevindt zich in de cortex en bestaat uit endotheelcellen met tight junctions, een dikke basale lamina, en epitheliale reticulaire cellen. De barrière beschermt de onrijpe T-cellen in de cortex tegen antigenen uit het bloed.
* **Arteriën en venulen:** Deze worden kleiner (arteriolen) en dringen door het kapsel tot het cortico-medullaire gebied. Capillairen lopen door de cortex en medulla.
### 2.3 Ontwikkeling en selectie van T-cellen in de thymus
De ontwikkeling van T-cellen in de thymus omvat verschillende stadia van differentiatie en cruciale selectieprocessen.
#### 2.3.1 Lymfoïde voorlopercellen en initiële differentiatie
Lymfoïde voorlopercellen migreren vanuit het beenmerg naar de thymus. Bij aankomst zijn deze cellen dubbel negatief (DN) voor CD4 en CD8, wat betekent dat ze nog geen herschikte TCR-genen hebben. In de thymuscortex beginnen deze DN-cellen te delen en hun TCR-genen te herschikken. Na succesvolle TCR-herschikking worden ze dubbel positief (DP) voor CD4 en CD8 en blijven TdT-positief.
#### 2.3.2 Positieve selectie
* **Locatie:** Cortex van de thymus.
* **Proces:** Reticulaire epitheelcellen presenteren eigen MHC klasse I en MHC klasse II moleculen met peptidefragmenten. De thymocyten worden getest op hun vermogen om deze MHC-moleculen te herkennen.
* **Doel:** Nagaan of de T-cel een functionele TCR bezit die MHC-moleculen kan binden.
* **Resultaat:**
* T-cellen met een goede, maar niet te sterke, herkenning van MHC overleven en migreren naar de medulla.
* T-cellen die de MHC-moleculen niet herkennen of een niet-functionele TCR hebben, ondergaan apoptose (celdood). Ongeveer 80% van de thymocyten sterft in dit stadium.
* Dit proces leidt tot de vorming van CD4-positieve T-helpercellen (die MHC klasse II herkennen) en CD8-positieve cytotoxische T-cellen (die MHC klasse I herkennen). Zonder MHC-herkenning kan een T-cel niet functioneren.
#### 2.3.3 Negatieve selectie
* **Locatie:** Medulla van de thymus.
* **Proces:** Hier wordt getest of de T-cellen te sterk reageren op lichaamseigen antigenen die gepresenteerd worden op MHC-moleculen.
* **Doel:** Voorkomen van auto-reactiviteit en dus auto-immuunziekten. Dit is een cruciaal onderdeel van centrale tolerantie.
* **Resultaat:** T-cellen die te sterk binden aan lichaamseigen antigenen ondergaan apoptose om een auto-immuunrisico te vermijden. De verwijderde cellen worden opgeruimd door kernpuin macrofagen.
* **AIRE (Auto-immune Regulator):** Dit gen speelt een belangrijke rol bij de expressie van perifere antigenen in de thymus, waardoor een breder scala aan zelf-antigenen kan worden getest tijdens negatieve selectie.
#### 2.3.4 Migratie naar secundaire lymfoïde organen
Na succesvolle positieve en negatieve selectie blijven T-cellen over die MHC herkennen, niet auto-reactief zijn en CD4-positief of CD8-positief zijn. Deze mature T-lymfocyten migreren naar secundaire lymfoïde organen, klaar om het immuunsysteem te versterken.
### 2.4 Thymusinvolutie
Thymusinvolutie is het natuurlijke proces waarbij de thymus geleidelijk verkleint en wordt vervangen door vetweefsel naarmate een persoon ouder wordt.
#### 2.4.1 Stadium van involutie
* **Kinderen en adolescenten:** De thymus is groot en actief, met een hoge productie van nieuwe T-cellen en een intensieve opleiding om niet-auto-reactieve cellen te vormen.
* **Puberteit:** De thymische functie neemt geleidelijk af. Het lichaam heeft een groot reservoir aan T-cellen opgebouwd, waardoor de behoefte aan nieuwe productie minder wordt.
* **Volwassenen:** Functioneel thymusweefsel wordt steeds meer verdrongen door vet. De thymus blijft in mindere mate T-lymfocyten produceren en verwijdert nog steeds auto-reactieve T-cellen. Langlevende T-cellen kunnen jarenlang actief blijven.
#### 2.4.2 Factoren die thymusinvolutie versnellen
Verschillende factoren kunnen het proces van thymusinvolutie versnellen:
* **Corticosteroïden:** Deze onderdrukken de thymusactiviteit.
* **Bestraling:** Kan het thymische epitheel beschadigen.
* **Stress:** Verhoogde glucocorticoïden (zoals cortisol) tijdens stress kunnen de involutie versnellen.
### 2.5 Medische toepassingen en aandoeningen gerelateerd aan de thymus
Diverse medische aandoeningen zijn direct of indirect gerelateerd aan de functie en structuur van de thymus.
#### 2.5.1 Myasthenia Gravis
Ongeveer 20-30% van de patiënten met Myasthenia Gravis heeft een thymoom (een goedaardige tumor van het thymusepitheel). Myasthenia Gravis is een auto-immuunziekte waarbij het immuunsysteem antistoffen produceert tegen componenten van de neuromusculaire junctie, wat leidt tot spierzwakte. Hoewel de precieze oorzaak van de ziekte nog niet volledig begrepen is, heeft thymusresectie bij veel patiënten een gunstig effect, wat wijst op de rol van de thymus in de pathogenese.
#### 2.5.2 Thymoom
Een thymoom is een goedaardige tumor van het thymusepitheel. Vanwege de centrale rol van de thymus in de T-celopleiding, kan een thymoom deze functie verstoren. Thymoom wordt geassocieerd met Myasthenia Gravis bij 30-50% van de patiënten.
#### 2.5.3 Acute Lymfoblastenleukemie (ALL) en Acute Lymfoblasten Lymfoom
Deze maligniteiten ontstaan uit onrijpe lymfoblasten (voorlopers van B- of T-lymfocyten).
* **Acute Lymfoblastenleukemie (ALL):** Dit is een bloedkanker waarbij onrijpe lymfoblasten ongecontroleerd delen in het beenmerg. Dit leidt tot verdringing van normale bloedcellen, met gevolgen als bloedarmoede, infectiegevoeligheid en bloedingsneigingen.
* **Acute Lymfoblasten Lymfoom:** Dit is een vergelijkbare kanker, maar de tumorcellen vormen massa's (tumoren) in lymfeklieren of de thymus, in plaats van primair het beenmerg te domineren. T-lymfoblasten lymfomen worden vaak geassocieerd met grote thymustumoren bij jongeren. Het onderscheid tussen ALL en lymfoom ligt voornamelijk in de locatie van de tumorcellen.
* **Primair Mediastinaal B-cellymfoma:** Een variant van diffuus grootcellig B-cellymfoom, een agressieve vorm van kanker.
* **Hodgkin Lymfoom:** Ontstaat uit B-lymfocyten.
---
# Lymfeknopen: histologie, lymfocytaire zones en aandoeningen
Dit topic behandelt de histologische structuur van lymfeknopen, de specifieke lymfocytaire zones binnen deze organen, en belangrijke aandoeningen die ermee samenhangen.
### 3.1 Histologie van lymfeknopen
Lymfeknopen zijn bean-shaped organen die over het hele lichaam verspreid zijn, behalve in het centrale zenuwstelsel. Ze spelen een cruciale rol in het immuunsysteem door lymfe te filteren en het immuunsysteem te activeren.
#### 3.1.1 Algemene opbouw
Een lymfeknoop is omgeven door een **kapsel** van dicht bindweefsel. Vanuit dit kapsel lopen bindweefselstrengen, **trabekels**, die dieper in de lymfeknoop doordringen tot aan de **hilus** (de inkeping waar bloedvaten en een efferent lymfevat de klier binnenkomen of verlaten).
Het belangrijkste bestanddeel van de lymfeknoop is **lymfoïd weefsel**, dat een netwerk van **lymfesinussen** vormt. Dit lymfoïde weefsel wordt ondersteund door een stroma van **reticulumcellen** en **reticulinevezels**. Tussen dit stroma bevinden zich diverse immuuncellen, waaronder:
* Lymfocyten
* Macrofagen
* Dendritische cellen
Binnen de lymfeknoop worden drie hoofdzones onderscheiden: de cortex, de paracortex en de medulla.
#### 3.1.2 Lymfesinussen
De lymfesinussen zijn kanalen waar lymfe doorheen stroomt.
* De **subcapsulaire sinus** ligt direct onder het kapsel.
* Vanuit hier lopen **trabekelsinussen** die door de cortex en paracortex lopen.
* De **corticale sinussen** monden uit in de **medullaire sinussen**, die onderling anastommoseren (verbindingen vormen).
* Bij de hilus komen deze medullaire sinussen samen en monden uit in één **efferent lymfevat**.
Via deze sinussen kunnen specifieke lymfocyten en antistoffen, aangemaakt in het lymfoïde weefsel tegen aangevoerde antigenen, worden afgevoerd naar de bloedbaan.
#### 3.1.3 De cortex
De cortex is het buitenste deel van de lymfeknoop en bevat voornamelijk B-lymfocyten. Het is onderverdeeld in:
* **Marginale zone:** Bevat naïeve B-cellen en geheugen B-cellen.
* **Corona (mantelzone):** Ronde aggregaten van kleine B-lymfocyten, voornamelijk naïeve B-cellen die IgM en IgD tot expressie brengen. Ook kunnen er zeldzamere T-lymfocyten aanwezig zijn. Een belangrijk onderdeel zijn **folliculaire dendritische cellen (FDC's)**, die immuuncomplexen capteren en antigenen presenteren aan B-cellen.
* **Kiemcentrum (reactiecentrum):** Ontstaat uit primaire follikels na contact met een antigeen. Dit is een zone van proliferatie en apoptose waar T-cel-afhankelijke antilichaamsresponsen worden geïnitieerd. Het kiemcentrum bestaat uit:
* **Centroblasten:** Snel delende cellen met 3 nucleolen en sterk basofiel cytoplasma. Ze differentiëren tot centrocyten en er vindt hier ook antilichaam-isotype switch en somatische hypermutatie plaats. Centroblasten hebben geen BCR.
* **Centrocyten:** Kleiner en meer mature cellen met een gekliefde kern en helder cytoplasma. Ze hebben een BCR en zijn de voorlopers van B-geheugencellen en plasmacellen. Enkel centrocyten met een functionele BCR kunnen overleven.
* **Kernpuinmacrofagen:** Cellen die kernpuin opruimen.
#### 3.1.4 De paracortex
De paracortex is de zone tussen de cortex en de medulla en is voornamelijk de locatie voor T-lymfocyten.
* Hier kunnen T-cellen worden geactiveerd na contact met antigenen.
* De paracortex bevat minder B-lymfocyten dan de cortex, maar wel macrofagen en **interdigiterende dendritische cellen**.
* Er bevinden zich **post-capillaire venulen (hoogendotheliale venulen - HEV)**, die een kubisch epitheel hebben. Via deze HEV kunnen recirculerende T- en B-lymfocyten vanuit de bloedbaan het lymfoïde weefsel binnendringen. Lymfocyten hebben hiervoor specifieke **homing receptoren** die aan de endotheelcellen hechten.
* Er komen voornamelijk CD4-positieve T-helpercellen en in mindere mate CD8-positieve cytotoxische T-cellen voor.
#### 3.1.5 De medulla
De medulla is het binnenste deel van de lymfeknoop en bestaat uit strengen lymfoïd weefsel die tussen de medullaire sinussen lopen.
* Hier bevinden zich **reticulumcellen en reticulinevezels** die het stroma vormen.
* Ook zijn er **plasmacellen, plasmoblasten, en kleine T- en B-lymfocyten** aanwezig.
### 3.2 Aandoeningen van lymfeknopen
#### 3.2.1 Lymfadenopathie
Lymfadenopathie verwijst naar een vergrote lymfeklier. Dit kan verschillende oorzaken hebben:
* **Infectie:** Een normale immuunreactie waarbij de lymfeklier opzwelt door toename en proliferatie van immuuncellen. Dit is een **reactieve lymfadenopathie** en is goedaardig.
* **Auto-immuunziekten:** Ontstekingsreacties die leiden tot vergroting van lymfeklieren.
* **Medicatie:** Sommige medicijnen kunnen lymfadenopathie veroorzaken.
Bij een goedaardige lymfadenopathie hoeft de klier niet verwijderd te worden. Indien de vergroting echter maligne is, is verwijdering geïndiceerd.
#### 3.2.2 Lymfoom
Lymfoom is een maligniteit van lymfocyten die ontstaat in lymfeklieren of ander lymfoïd weefsel. Dit kan een **(non-)Hodgkin-lymfoom** zijn, waarbij B- of T-lymfocyten ongecontroleerd gaan prolifereren.
#### 3.2.3 Metastasen
Maligne cellen van een primaire tumor kunnen zich verspreiden naar lymfeknopen, wat leidt tot lymfekliermetastasen. Dit is een belangrijk onderdeel van de **TNM-staging** (Tumor, Node, Metastasis) voor de classificatie en behandeling van kanker:
* **T (Tumor):** Beschrijft de grootte en uitgebreidheid van de primaire tumor.
* **N (Node):** Beschrijft de aanwezigheid en hoeveelheid van metastasen in lymfeklieren (N0 = geen kliermetastasen, N1-N3 = kliermetastasen).
* **M (Metastasis):** Beschrijft metastasen op afstand.
De **sentinel-lymfeklier** is de eerste lymfeklier die lymfe uit een tumorgebied ontvangt. Door het inspuiten van een kleurstof of radio-isotoop rond de tumor, kan de sentinel-lymfeklier geïdentificeerd, verwijderd en onderzocht worden. Als deze negatief is, hoeven er geen verdere ingrepen aan lymfeklieren te volgen. Indien positief, kan aanvullende verwijdering van lymfeklieren overwogen worden. Dit is een minder invasieve methode dan de vroeger standaard uitgevoerde uitgebreide okselklierdissectie, die tot veel complicaties kon leiden.
---
# De milt: functie, histologie en circulatie
Dit topic verkent de functie van de milt als bloedfilter, de histologische opbouw van de witte en rode pulpa, de rol van lymfoïde weefsel en de bloedcirculatie binnen de milt.
### 4.1 Functie van de milt
De milt fungeert primair als een filter voor het bloed. Het is verantwoordelijk voor de fagocytose van verouderde rode bloedcellen (erytrocyten) en vreemde deeltjes die in het bloed circuleren. Daarnaast kunnen in het miltweefsel specifieke immunologische reacties worden geïnitieerd tegen antigenen die in het bloed aanwezig zijn. Bij de foetus heeft de milt ook een hematopoëtische functie, wat betekent dat het dan bloedcellen aanmaakt.
### 4.2 Histologie van de milt
De milt is omgeven door een dicht collageen bindweefselkapsel, waaruit bindweefseltrabekels naar binnen lopen, met name aan de concave zijde waar de hilus zich bevindt. De miltpulpa wordt, net als andere lymfoïde organen, ondersteund door reticulinevezels en reticulumcellen. De milt bestaat uit twee hoofdcomponenten: de witte pulpa en de rode pulpa.
#### 4.2.1 De witte pulpa
De witte pulpa, die ongeveer 20% van het miltweefsel uitmaakt, bestaat uit lymfoïde weefsel. De witte pulpa kent drie belangrijke componenten:
* **Peri-arteriolaire lymfoïde schede (PALS):** Dit is lymfoïd weefsel dat zich rond een centraal arteriool bevindt en overeenkomt met de paracortex van een lymfeklier. Hierin bevinden zich T-lymfocyten en antigeen-presenterende interdigiterende dendritische cellen.
* **Lymfefollikels:** Deze bevinden zich perifeer van de PALS en kunnen primair of secundair zijn. Secundaire follikels ontstaan uit primaire follikels na contact met een antigeen en kenmerken zich door een mantelzone en een kiemcentrum.
* **Marginale zone:** Deze zone ligt rondom de lymfefollikels. De homing en functie van de B-lymfocyten in de marginale zone zijn complex.
#### 4.2.2 De rode pulpa
De rode pulpa, die ongeveer 80% van het miltweefsel uitmaakt, is rijk aan rode bloedcellen. De rode pulpa bestaat uit twee componenten:
* **Pulpa strengen (balken van Billroth):** Dit zijn gebieden die bestaan uit stroma (reticulumcellen en reticulinevezels) en alle bloedcellen, inclusief macrofagen.
* **Miltsinussen:** Dit zijn geen continue epitheelbekleding, maar er zijn spleten tussen de cellen en het basale membraan is discontinu. Dit bevordert de passage van bloedcellen. De miltsinussen kleuren aan met een PAS-kleuring, wat wijst op de aanwezigheid van glycoproteïnen.
### 4.3 De bloedcirculatie
De bloedcirculatie binnen de milt is een essentieel onderdeel van zijn filterfunctie. De milt ontvangt alleen efferente lymfevaten, wat aangeeft dat het een filter is dat op de bloedbaan is aangesloten. De bloedcirculatie zorgt ervoor dat bloed langs de witte en rode pulpa stroomt, waardoor de milt zijn filtrerende en immunologische taken kan uitvoeren. Verouderde rode bloedcellen en andere cellulaire afvalstoffen worden verwijderd door de macrofagen in de rode pulpa, terwijl antigenen in de witte pulpa worden geïdentificeerd en immuunreacties worden geïnitieerd.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Beenmerg | Het primaire orgaan van hematopoëse, verantwoordelijk voor de productie van bloedcellen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen rood beenmerg (actief) en geel beenmerg (inactief vetweefsel). |
| Hematopoëtische stamcellen | Pluripotente stamcellen in het beenmerg die zich kunnen differentiëren tot alle typen bloedcellen, inclusief lymfoïde en myeloïde voorlopercellen. |
| Lymfoïde voorlopercellen | Cellen die zich ontwikkelen tot B- en T-lymfocyten. Deze cellen ontstaan uit hematopoëtische stamcellen. |
| Myeloïde voorlopercellen | Cellen die zich ontwikkelen tot granulocyten, monocyten, erytrocyten en megakaryocyten. Ze ontstaan eveneens uit hematopoëtische stamcellen. |
| Dendritische cellen | Cellen die een cruciale rol spelen bij de presentatie van antigenen aan T- en B-lymfocyten, wat essentieel is voor het initiëren van immuunresponsen. |
| Reticulum cellen | Gespecialiseerde fibroblasten in het stroma van lymfoïde organen die extracellulaire matrixcomponenten, zoals reticulinevezels (collageen type 3), produceren. |
| Sinusoïden | Gedilateerde capillairen met een discontinue basale membraan, waardoor bloedcellen efficiënt uit het beenmerg of de milt kunnen migreren. |
| Granulocyt | Een type witte bloedcel met korrels in het cytoplasma, waaronder neutrofielen, eosinofielen en basofielen, die belangrijk zijn voor de immuunrespons tegen bacteriën en parasieten. |
| Monocyt | Een groot type witte bloedcel dat zich in weefsels kan ontwikkelen tot macrofagen, essentieel voor fagocytose en antigeenpresentatie. |
| Lymfocyt | Een type witte bloedcel dat een sleutelrol speelt in het adaptieve immuunsysteem, met verschillende subtypen zoals B-cellen (antilichaamproductie) en T-cellen (celgemedieerde immuniteit). |
| Bloedplaatjes (Trombocyten) | Kleine, fragmentarische bloedcellen die cruciaal zijn voor de bloedstolling en het stoppen van bloedingen. |
| Thymus | Een primair lymfoïde orgaan waar T-lymfocyten rijpen en worden getraind om auto-reactieve reacties te voorkomen. |
| Centrale tolerantie | Het proces binnen primaire lymfoïde organen (beenmerg en thymus) waarbij het immuunsysteem leert om niet te reageren op eigen lichaamscomponenten (self-antigenen). |
| TdT (terminal deoxynucleotidyl transferase) | Een enzym dat voorkomt in onrijpe lymfocyten en essentieel is voor de V(D)J-recombinatie, wat bijdraagt aan de diversiteit van T-celreceptoren en B-celreceptoren. |
| V(D)J-recombinatie | Het proces van genetische herschikking dat leidt tot de vorming van unieke T-celreceptoren (TCR) en B-celreceptoren (BCR), waardoor een breed scala aan antigenen kan worden herkend. |
| Positieve selectie | Een proces in de cortex van de thymus waarbij T-cellen die MHC-moleculen kunnen herkennen, worden geselecteerd om te overleven. |
| Negatieve selectie | Een proces in de medulla van de thymus waarbij T-cellen die te sterk binden aan eigen antigenen (self-antigenen) worden geëlimineerd om auto-immuniteit te voorkomen. |
| Lymfeknoop | Een klein, boonvormig orgaan verspreid over het lichaam, dat fungeert als een filter voor lymfe en een locatie is voor de activering van lymfocyten en immuunresponsen. |
| Kiemcentrum | Een zone binnen secundaire lymfefollikels in lymfeknopen en milt waar B-cellen prolifereren, antilichamen diversifiëren en geheugencellen worden gevormd na antigene stimulatie. |
| Postcapillaire venulen (HEV) | Gespecialiseerde venulen met hoogendotheelcellen waar lymfocyten uit de bloedbaan de lymfoïde weefsels binnendringen, voornamelijk in de paracortex van lymfeknopen en de PALS van de milt. |
| Milt | Een orgaan dat fungeert als een filter voor het bloed, waarbij oude rode bloedcellen worden verwijderd en immuunresponsen tegen bloedgedragen antigenen worden geïnitieerd. |
| Witte pulpa | Het lymfoïde deel van de milt, vergelijkbaar met lymfoïde weefsel in lymfeknopen, waar immuunresponsen plaatsvinden rondom arteriolen (PALS) en lymfefollikels. |
| Rode pulpa | Het vasculaire deel van de milt, dat voornamelijk bestaat uit bloedcellen en macrofagen, en waar oude rode bloedcellen worden gefagocyteerd. |
| Lymfadenopathie | Een abnormale vergroting van lymfeknopen, die kan optreden als reactie op infecties, ontstekingen, auto-immuunziekten of maligniteiten. |
| Lymfoom | Kanker die ontstaat uit lymfocyten, welke zich kan manifesteren in lymfeknopen of andere lymfoïde weefsels. |
| Metastase | De verspreiding van kanker van de primaire tumor naar andere delen van het lichaam, inclusief lymfeknopen. |
| Sentinel lymfeklier | De eerste lymfeklier die lymfe afvoert uit het gebied van een primaire tumor. Onderzoek van deze klier helpt bij het bepalen van de aanwezigheid en verspreiding van metastasen. |